Pedagogisch beleidsplan Voorschool Montessorischool Oosterhout 1. Inleiding De basis van het plan en de vormgeving van de Montessori Voorschool is de visie: Door een positieve en respectvolle benadering nodigen wij uw kind uit zijn eigen talenten te ontdekken! Ieder kind is uniek en daarom willen we dat kinderen zich in hun eigen tempo kunnen ontwikkelen. Rust, duidelijkheid en regelmaat zijn dan ook voor ons belangrijke uitgangspunten.
1.1 Algemeen De voorschool van de Montessorischool Oosterhout is verbonden aan de Montessori(basis) school Oosterhout. De basisschool valt onder de Stichting Oosterhouts Montessorionderwijs, het is de enige school die onder deze stichting valt. In dit pedagogisch beleidsplan beschrijven wij op welke manier wij pedagogisch handelen en welke visie er aan dit handelen ten grondslag ligt. Ter verduidelijking zijn er op verschillende plekken in dit plan praktijkvoorbeelden toegevoegd. Onze inspiratiebronnen zijn behalve de dagelijkse praktijk en maatschappelijke ontwikkelingen het onderwijsconcept van Maria Montessori. Beleid is in onze visie niet statisch maar evenals de maatschappelijke ontwikkelingen voortdurend in beweging. Dat betekent dat ook dit beleidsstuk regelmatig met alle betrokkenen: pedagogisch medewerkers, leerkrachten onderbouw en directie bekeken en zo nodig bijgesteld wordt. Waar wij in dit plan spreken over pedagogisch medewerkster hebben wij het over de groepsleiding, zowel mannelijk als vrouwelijk. Onder de term ouders, verstaan wij alle ouders en/of verzorgers in zowel meervoud als enkelvoud.
1.2 Voor wie is het pedagogisch beleidsplan bedoeld? Dit plan is een leidraad voor het handelen van de pedagogisch medewerkster van de voorschool. Hierdoor draagt het bij aan een eenduidige werkwijze en verantwoorde activiteiten. Daarnaast geeft dit beleidsplan informatie aan alle betrokkenen. Door onze visie en werkwijze te beschrijven, hopen wij, een duidelijk beeld te geven van wat wij in de dagelijkse omgang met kinderen, ouders en collega's belangrijk vinden. Het beleidsplan is ook bedoeld voor de ouders. Zo kunnen zij lezen welke visie de Montessori voorschool heeft over de opvoeding en de ontwikkeling van de kinderen. Maar er staat ook praktische informatie over bijvoorbeeld de groepsomvang en de leeftijdsopbouw van de groep. Dit plan kan behulpzaam zijn voor ouders bij de keuze die zij gaan maken voor een Voorschool voor hun jonge kind.
Dit pedagogisch beleidsplan wordt ook gebruikt bij het inwerken van nieuwe pedagogisch medewerksters en stagiaires. Door in dit plan een duidelijke beschrijving van de visie en het pedagogisch handelen te geven, kan de kwaliteit van de opvang getoetst worden. Er zal echter altijd voldoende ruimte blijven voor een persoonlijke invulling door de verschillende mensen die er werken.
1.3 Hoe het pedagogisch beleidsplan tot stand komt De Montessori Voorschool is ontstaan uit de Montessori (basis)school. Omdat we de werkwijze en daarmee ook de kwaliteit van onze diensten op elkaar af willen stemmen, hebben we in dit pedagogisch beleidsplan veel van de uitgangspunten van het schoolplan van de basisschool opgenomen. Het plan is met inbreng van de pedagogisch medewerksters door de directeur geschreven. Nadien is het voorgelegd aan de medezeggenschapsraad (mr) die om advies en aanvulling is gevraagd. Uiteindelijk stelt het bestuur het vast.
1.4 Evaluatie Het pedagogisch beleidsplan is geen statisch geheel. De invulling van ons pedagogisch handelen zal zich blijven ontwikkelen door maatschappelijke- en/of organisatorische ontwikkelingen en nieuwe pedagogische en/of praktische inzichten. Om het beleidsplan aan te laten sluiten bij deze ontwikkelingen stellen we het plan regelmatig bij. Het bestuur heeft hierin een beleidsbepalende en de mr een adviserende rol. Tijdens bouwergaderingen besteden we met regelmaat (indien er aanleiding voor is) aandacht aan verschillende aspecten van het pedagogisch beleid en het daarbij behorende werkplan. Hierdoor is de implementatie van het beleidsplan met en de aansluiting bij de dagelijkse praktijk gewaarborgd. Ook is de inhoud bekend en breed gedragen in de organisatie. Jaarlijks staat de evaluatie van het beleidsplan op de agenda van de bouwvergadering (van september) van de onderbouw en voorschool .
2. Aansluiting bij ontwikkelfases van Montessori Het verschil tussen een reguliere peuterspeelzaal en onze Montessori voorschool is dat we op de Montessori voorschool werken vanuit de pedagogische visie van dr. Maria Montessori. Zij had in haar “Casa dei Bambini” (kindertehuizen in Italië) door observatie ontdekt dat kinderen zichzélf ontwikkelen, mits de omgeving speciaal op hen wordt afgestemd: de “voorbereide omgeving”. Uit haar observaties ontstond een pedagogisch beleidsplan, wat later is uitgewerkt tot de montessorimethode. Maria Montessori onderscheidt verschillende ontwikkelfasen de jonge kinderen. In de eerste leeftijdsfase (0-6 jaar) maakt zij een specifiek onderscheid in de leeftijd van 0 tot 3 jaar en de leeftijd van 3 tot 6 jaar. Maria Montessori stelt dat de grondslag van de persoonlijkheid van elk kind wordt gelegd in de eerste drie levensjaren, ieder kind wordt geboren met een “absorberende geest”, dat wil zeggen; het kind neemt in deze periode ontzettend veel kennis en indrukken in zich op. Het “onderwijst” zichzelf als het ware. Ná deze eerste drie levensjaren heeft het kind de behoefte
om al deze verzamelde kennis en indrukken te gaan ordenen. Hiertoe heeft het kind speciale hulp nodig. De opvoeding van de school: niet door een leerkracht die “onderwijst”, maar door een leerkracht die hulp biedt, “leer het mij zelf te doen”. Het kind heeft zijn bouwstenen verzameld (0 – 3 jaar) en heeft nu iemand nodig die kan helpen om de stenen samen te voegen tot een mooi, nieuw gebouw! Hier komt dus de Montessori voorschool in beeld! Op de Montessori voorschool in Oosterhout zijn de kinderen welkom vanaf 2½ jaar. Nu kunnen ze gaan beginnen om alle “losse bouwstenen” (indrukken) te gaan ordenen. Dit gebeurt aan de hand van het montessorimateriaal in een voorbereide omgeving. De kinderen leren “ordening aan te brengen in de chaos”. Ze leren structureren door middel van het maken van verschillende reeksen (van groot naar klein, van hoog naar laag, van dik naar dun, etc.) De materialen lenen zich tot eindeloze herhalingen, waarbij de kinderen zich leren concentreren. Hiertoe dienen bijvoorbeeld de roze toren, de bruine trap en de gekleurde cilinders. De leidster heeft bij dit alles een afwachtende, observerende houding. Zo kan zij op elk gewenst moment inspelen op de specifieke behoeften van elk individueel kind. Een kind ontwikkelt zich namelijk volgens zijn eigen persoonlijke plan en zijn behoefte tot ontwikkeling hangt weer nauw samen met de verschillende “gevoelige perioden”. Het voert te ver om hier op alle montessorimaterialen en -termen in te gaan; belangrijk is dat alle aanwezige montessorimaterialen in onze voorschool aansluiten bij de ontwikkelingsfasen en behoeften van de kinderen. Natuurlijk maken we ook gebruik van materialen die later zijn ontwikkeld maar aansluiten op de pedagogische visie van het montessorionderwijs. De bekendheid met de specifieke werkwijze met deze materialen is een noodzakelijke vereiste voor de leidster(s) van de Montessori voorschool. Hiertoe hebben zij een speciale montessoriopleiding gevolgd. Naast het werken met de montessorimaterialen biedt de voorschool volop gelegenheid tot spelen; in de poppenhoek, de verkleedhoek, de bouwhoek, buiten op het speelplein of in het tuintje dat bij ieder lokaal is, etc. Ook de creatieve ontwikkeling, de taal- en rekenontwikkeling, de sociaal-emotionele ontwikkeling en de motorische ontwikkeling wordt op allerlei manieren gestimuleerd (in het jaarwerkplan nader beschreven). De kinderen krijgen veel vrijheid om aan hun eigen persoonlijke ontwikkeling te werken (vrijheid van werkkeuze). De leidster houdt echter de totale ontwikkeling van de kinderen in de gaten middels observatie en registratie. Zij kan waar nodig motiveren, stimuleren, corrigeren en bijsturen.
3. Beleid ter stimulering van de ontwikkeling Elk kind heeft een groot potentieel aan capaciteiten in zich en ontwikkelt zich op zijn eigen manier. De situatie waarin een kind opgroeit en de mensen die het omringen, spelen een belangrijke rol in de manier waarop deze talenten worden gerealiseerd en in welk tempo dit gebeurt. De voorschool levert hieraan een bijdrage: er wordt, zowel in groepsverband als individueel, zoveel mogelijk aangesloten bij de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt. Fysieke ontwikkeling In de voorschool ontwikkelen en verfijnen de kinderen hun motorische vaardigheden door oefeningen voor het dagelijks leven. Volwassenen zijn voortdurend bezig zorg te dragen voor hun omgeving . Jonge kinderen nemen dit waar en kopiëren dit gedrag over het algemeen graag. Ze vinden het leuk om tafels schoon te maken, ramen te zemen en planten te verzorgen. Ze helpen ook graag in de keuken door groente te snijden en fruit te schillen, brood bakken en drinken in te
schenken voor groepsgenoten. Door deze handelingen verfijnen de kinderen hun motorische vaardigheden. Op deze manier ervaren de ook wat het effect is van hun handelen op de omgeving en ontwikkelen ze een gevoel van medeverantwoordelijkheid. |ze leren voor zich zelf en de omgeving zorg te dragen. Tijdens deze oefeningen wordt ook concentratie en aandachtsboog geoefend. Een wat specifiekere indeling wordt ook gegeven in het jaarplan. Een paar voorbeelden uit dit jaarplan: -grove motoriek – gymlessen in de gymzaal en de geleide spellessen buiten. -fijne motoriek – knippen, scheuren, tekenen en kleuren, pincetgreep door kraaltjes en sorteren, puzzelen, steekwerkjes, eten. Sociaal-emotionele ontwikkeling o Een kind leert in een vroeg stadium de betekenis kennen van delen, samen, troosten, helpen, rekening houden met anderen en omgaan met conflicten. Gevoelens worden serieus genomen herkend, nagespeeld en besproken. (poppenkast, beurt nemen, samen met andere kinderen fruit eten). Onze kanjermethode geeft handvatten om dit volgens een vaste opbouw en door de hele school te begeleiden. In de Kanjerlessen staan thema’s als: o elkaar te helpen o samen te spelen en delen o rekening houden met elkaar o leert hen manieren van conflict- en probleem oplossen o bespreekt regels voor omgang met elkaar (bijv. elkaar bij naam noemen…) o eerst zelf proberen, dan pas hulp vragen, zelf uitzoeken. Van proberen kun je leren en fouten maken mag.
Cognitieve ontwikkeling Kinderen ontwikkelen zich op het gebied van taal (begrijpen en spreken) en denken. Zo krijgen ze begrip en inzicht door informatie uit de omgeving te ordenen, te onthouden, toe te passen en te combineren met nieuwe situaties. Vanzelfsprekend zijn taal en denken nauw met elkaar verbonden. Op de voorschool is de voertaal uitsluitend Nederlands. Creatieve ontwikkeling Door materialen als water, zand, verf en klei te onderzoeken, leert een kind de mogelijkheden en eigenschappen kennen. (muzikale ontwikkeling en stimuleren van spelontwikkeling in de hoeken) Eigenheid Wat een kind kan en wil proberen, mag het in principe zelf doen. Uitgangspunten hierbij zijn: zelfredzaamheid, zelfstandigheid en zelfvertrouwen (leer mij het zelf te doen). De peuters en kleuters werken en spelen ook delen van de ochtend samen. Kleuters helpen peuters met werkjes waar ze al aan toe zijn maar soms vinden kleuters het ook heel fijn met de peuters een werkje te doen.
3.1 Registratie ontwikkeling De ontwikkeling van de peuters registreren wij door gebruik te maken van het observatie-instrument de KIJK. Dit is een instrument (uitgeverij Bazalt) waar de verschillende ontwikkelgebieden aan bod komen. Dagelijks worden de kinderen geobserveerd, regelmatig wordt dit geregistreerd en De KIJK wordt op twee vaste momenten in het jaar ingevuld en besproken met ouders. Dit gebeurt in oktober en in mei. De KIJK wordt ingevuld vanaf het moment dat een peuter minimaal drie maanden op de voorschool komt. Indien er aanleiding is, wordt de KIJK vaker met ouders besproken. Als een leidster zich zorgen maakt over de ontwikkeling van een kind zal zij dit bespreken met de zorg coördinator van de school. Voor het wel of niet inzetten van extra zorg voor een kind wordt de reguliere zorgroute gevolgd (zie bijlage). Verder is er 4 maal per jaar een Peuter ZAT (zorg advies team) overleg. Aan dit overleg nemen de leerkrachten en leidsters van de onderbouw en voorschool deel, alsmede een medewerker van het Centrum Jeugd en Gezin (CJG) en de zorg coördinator van de school. In dit overleg worden leerlingen besproken die achterblijven in de algemene ontwikkeling (fysiek-cognitief en sociaal emotioneel besproken). Als uit dit overleg volgt dat leerlingen (in of buiten de school) gebaat zijn bij begeleiding van externe specialisten (bijv. logopedist, fysiotherapeut, orthopedagoog) wordt het, voordat we er vervolg aan geven, altijd eerst met ouders besproken. De ontwikkeling van kinderen wordt door de leidsters geobserveerd tijdens spel met andere kinderen in het lokaal en op de speelplaats. Hierbij is zowel het spel met 1 als met meerdere kinderen van belang. De ontwikkeling van de kinderen wordt geregistreerd door gebruik te maken van de KIJK. Hierin wordt de cognitieve, motorische en sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen geregistreerd.
4. Welke afspraken liggen vast? 4.1 Voor wie is de voorschool? De voorschool van de Montessorischool ontvangt kinderen in de leeftijd en 2,5 tot 4 jaar. De groep is samengesteld uit leerlingen van alle leeftijden (2,5 tot 4 jaar) De groepen bestaan uit maximaal 8 kinderen per groep. Indien er twee leidsters zijn, of een leidster en een stagiaire SPH, is het maximaal aantal kinderen 12 per groep.
4.2 Dagritme Ouders kunnen zelf aangeven op welke ochtend ze willen dat hun kind komt. De Voorschool is alle ochtenden open van 8.30 u tot 11.45 u. Er wordt gewerkt met een dagritme voor de gehele groep. Groepsactiviteiten liggen elke dag vast volgens een vast schema. Daarnaast krijgen kinderen die aansluiting bij elkaar vinden, bijvoorbeeld doordat ze eenzelfde ontwikkelingsfase doormaken, ook activiteiten in kleine groepjes aangeboden. Deze activiteiten worden niet vast ingedeeld en zijn afhankelijk van de vraag en vrije werkkeuze. Deze manier van werken wisselt gedurende de hele ochtend.
Op dinsdag en donderdag volgen de kinderen van de voorschool ook lessen motorische ontwikkeling in de speelzaal van de school. Deze lessen worden gezamenlijk begeleid door de voorschoolleidster en de onderbouwleerkracht. In deze lessen is zowel aandacht voor motorische ontwikkeling als voor het vermogen deel te nemen aan een groepsspel. De kinderen gaan iedere ochtend een periode buitenspelen. De tijd dat dit gebeurt valt tussen 10 en 11 uur. Het exacte moment en de duur hangt af van én het weer en de mate waarin ze betrokken zijn bij een spel of werkje in de groep. Buiten is er altijd toezicht van de leidster of de onderbouw leerkracht.
4.3 Gebruik van speelruimtes Het lokaal is speciaal ingericht voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar en biedt daardoor andere mogelijkheden dan thuis. Het lokaal is prikkelend, afgebakend, veilig en schoon: de voorbereide omgeving. Verder is er voldoende geschikte buitenspeelruimte.
4.4 Wie werken op de Montessori Voorschool In de groep van de voorschool werkt een gekwalificeerd peuterleidster. Aan gezien de voorschool en de onderbouw nauw samenwerken is de leidster van de onderbouw ook nauw betrokken bij de kinderen van de Voorschool. Soms nemen peuters deel aan een lesje dat in de onderbouw door de leerkracht wordt verzorgd. In de Voorschool zijn regelmatig stagiaires werkzaam van de opleiding onderwijsassistent of SPW volgen. Er zijn ouders die (vrijwillig) vaste taken op zich hebben genomen om de goede gang van zaken te ondersteunen (tuinouder-groepsouder-wasouder). Er is geen vaste planning wanneer zij taken uitvoeren. Deze worden in overleg met de leidster gepland.
5 Beleid veiligheid De Voorschool valt onder het veiligheidsbeleid van de Montessorischool. In het veiligheidsplan van de school staat het beleid op dit gebied beschreven. Deze veiligheid betreft zowel de fysieke als de sociaal emotionele veiligheid. De Voorschool wordt altijd meegenomen in de RI&E die door de Arbo dienst wordt afgenomen alsmede met de evaluatie hiervan in maart van ieder kalenderjaar. Vóór de werkingtreding van de wet Kinderopvang viel de Voorschool onder het inspectie regime van de GGD en uit die inspectie bleek dat wij voldoen aan de eisen omtrent fysieke veiligheid en Hygiëne. In het kader van de (nieuwe) wet Kinderopvang is er een nieuwe risico-inventarisatie gemaakt en gedaan die de GGD in februari 2013 zal toetsen. De speeltoestellen buiten en de toestellen in de speelzaal worden jaarlijks geïnspecteerd op veiligheid.
6 Beleid emotionele veiligheid Voor het kind is de voorschool soms de eerste ervaring met andere kinderen en andere volwassenen buiten de gezinssituatie en familiekring. Hier maakt het kind deel uit van een andere groep dan het gezin. Ze eten en spelen in groepsverband en er worden gezamenlijk activiteiten ondernomen. De leidsters helpen het kind zijn of haar talenten te ontdekken en te ontwikkelen vanuit een basis van veiligheid, continuïteit en vertrouwen. Zo draagt de voorschool bij aan de ontwikkeling van een kind tot een assertief, zelfstandig en zelfredzaam individu. Daarbij gaan we respectvol met een kind om. Hierdoor leert het niet alleen de eigen en andermans grenzen te ervaren, maar ook anderen te respecteren. Het lokaal is speciaal ingericht voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar en biedt daardoor andere mogelijkheden dan thuis. Het lokaal is prikkelend, afgebakend, veilig en schoon : de voorbereide omgeving. Verder is er voldoende geschikte buitenspeelruimte. De lokalen komen uit op de gang van de school. De lokalen hebben ook een uitgang naar buiten maar die is afgesloten als de kinderen in het lokaal aan het werk zijn. De buitendeuren zijn gedurende de lestijden van de Voorschool afgesloten. De buitenruimten zijn omgeven door een hek dat dicht is als de kinderen buiten spelen. De kinderen spelen altijd onder toezicht van één of twee leidsters buiten. Wij hebben veel zorg voor de veiligheid van de kinderen in en om de school. We realiseren ons echter dat we niet alle risico’s, die horen bij spelen en leren, kunnen uitsluiten. In de school maken wij gebruik van de Kanjermethode. Dit is een methode met lessen voor sociaal emotionele ontwikkeling van de leerlingen. Het is een lessen cyclus voor groep 1 t/m groep 8. De lessen voor de onderbouw worden ook (zij het een beetje aangepast) aangeboden in de voorschool. In deze methode komen verschillende thema’s op het gebied van persoonlijke competenties en omgaan met elkaar (bij herhaling) aan de orde. Op deze manier maken leerlingen al vroeg kennis met de normen en waarden die op onze school geleden en waarvan wij verwachten dat de kinderen zich eraan houden. Met deze methode willen we de kinderen ook vaardigheden bieden zich in groep prettig en veilig te voelen.
Alle leidsters zijn geschoold in het gebruiken van de Kanjer methode. Jaarlijks is er een terugkomdag om nieuwe lessen te bespreken en ervaringen met collega’s uit te wisselen. Ouders zijn op de hoogte van de inhoud van de Kanjermethode.
7 Het beleid ten aanzien van ouders Kleine kinderen zijn afhankelijk van de zorg van volwassenen. Al vanaf de geboorte ontstaat een band met degene die voor hen zorgt. Opvoeden begint op het moment dat de baby geboren wordt. De opvoeder heeft grote invloed op het kind en brengt zijn normen en waarden over. Als de peuter op de voorschool komt is hij inmiddels sterk gehecht aan de ouders. Ze zijn de belangrijkste personen in zijn leven. De ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding en de ontwikkeling van hun kind. Een optimale samenwerking met de ouders is daarom noodzakelijk. De leidsters staan open voor de inbreng van de ouders. Ouders moeten zich thuis kunnen voelen op de voorschool en zij moeten vertrouwen hebben in het team en de gang van zaken. Deze vertrouwensrelatie is de basis voor een open communicatie.
Bovendien zullen de ouders hun gevoel van vertrouwen overbrengen op hun eigen kind en dat heeft een positieve invloed op het wennen en het functioneren van het kind. Ouders en leid(st)ers zijn partners in de opvoeding. Bij de voorschool is het van cruciaal belang om ouders te betrekken bij de thema’s en onderwerpen. Om die reden worden ouders aan het begin van het schooljaar uitgebreid voorgelicht over de gang van zaken op school en tijdens de activiteiten. Voor een kind start op de Voorschool is er altijd een intake gesprek. Als een leerling gestart is op de voorschool gedurende het schooljaar is er na 4 tot 6 weken weer een gesprek met ouders. Ouders vertellen over de belevingen van hun kind tijdens de eerste weken. De school kan nog vragen beantwoorden die opgekomen zijn tijdens deze begin periode. Verder worden ouders betrokken bij de activiteiten in de school (soms via de groepsouder) en worden zij altijd uitgenodigd voor (minimaal) 2 oudergesprekken per jaar.
8.1 Opvoedingsondersteuning en uitwisseling Op de voorschool ontmoeten ouders en leidsters elkaar. Tijdens het brengen en halen van de kinderen en tijdens ouderbijeenkomsten wordt informatie en tips over de opvoeding uitgewisseld. Leid(st)ers hechten veel waarde aan de communicatie met en tussen ouders over pedagogische uitgangspunten en aanpak. Van elkaar kan je veel leren. Hierbij is het belangrijk dat het ontmoeten en de opvoedingsuitwisseling in een plezierige sfeer gebeurt en dat ouders naar behoefte een eigen invulling daaraan kunnen geven. Bij de Voorschool worden ouders minimaal 1 keer (afhankelijk van de start datum van de leerling) uitgenodigd voor een gesprek over hun kind. Aan de hand van een gerichte observatie wordt gekeken naar het welbevinden van hun kind. Behalve voor ruimte om uit te wisselen over opvoeding is er binnen de school de mogelijkheid tot opvoedingsondersteuning d.m.v. schoolmaatschappelijk werk. Alle ouders worden uitgenodigd om over de ontwikkeling en de opvoeding van hun kind te praten. Bij opvoedingsproblemen wordt geadviseerd aan ouders en samen gezocht naar oplossingen. We streven ernaar om ondersteuning op maat te geven. Dit houdt in dat de voorlichting en adviezen hanteerbaar moeten zijn voor juist die bepaalde ouder in die bepaalde gezinssituatie. Indien een leidster zich zorgen maakt over de ontwikkeling van een kind zal zij dat met haar collega van de onderbouw bespreken om handelingsafspraken te maken voor in de groep. Ook kan de leidster terecht bij de internbegeleider van de school. Het kan dan zijn dat de ib’er in de groep komt voor een observatie en handelingsadviezen aan de leidster zal geven. Als de zorgen blijven zullen zij hierover samen in gesprek gaan met de ouders om te bespreken óf externe hulp geboden is en zojá wie dat het beste zou kunnen bieden.
8.2 Informatieoverdracht en invloed van ouders op beleid in de peuterspeelzaal en de voorschool Het is belangrijk dat er zowel vanuit de peuterspeelzaal en de voorschool als vanuit thuis een goede informatieoverdracht plaats vindt. Ouders moeten op de hoogte zijn van gebeurtenissen op de peuterspeelzaal en de voorschool en de leid(st)ers van de thuissituatie. Door elkaar op de hoogte te houden kan er over en weer beter worden ingespeeld op de behoeftes van het kind. Het is belangrijk dat ouders weten wat de visie is van de voorschool op ontwikkeling en opvoeden. Soms blijkt dat ouders een andere visie hebben. Kinderen leren daardoor dat niet in elke situatie dezelfde regels of gewoontes gelden. Zijn de opvattingen zo strijdig dat een kind er last van heeft, dan is het
noodzakelijk een betere afstemming te vinden. Om goed om te kunnen gaan met onderlinge verschillen is het een voorwaarde dat men respect toont voor elkaars opvattingen. Bij de voorschool zijn er verschillende gelegenheden om hierover van gedachten te wisselen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het halen en brengen, tijdens de ouderbijeenkomsten en persoonlijke gesprekken met leid(st)ers.