Pedagogisch beleidsplan Peuterspeelgroep
© Kinderopvang Babbels
versie 2015/1 (09-03-2015)
Voorwoord Welkom bij het lezen van het pedagogisch beleidsplan van Babbels. In dit beleidsplan hebben wij onze visie beschreven op de omgang met kinderen binnen Babbels. Wij vinden het belangrijk dat deze visie voor de verschillende doelgroepen duidelijk is en hopen dat u hier op deze manier een goed beeld van kunt krijgen. Wij willen met elkaar het beste voor ‘onze’ kinderen en zullen hier constant aan werken. Als u na het lezen nog vragen of opmerkingen over dit beleidsplan heeft, dan horen wij dat uiteraard graag. U leest nu het beleidsplan voor de Peuterspeelgroep. Hierin beperken wij ons tot de omgang met kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. De pedagogische werkwijze die wij met het team hebben ontwikkeld, leggen wij vast om de volgende redenen: Ten eerste willen we ouders duidelijk maken wat onze manier van werken is met de kinderen, zodat ouders hun kind in vertrouwen naar Babbels kunnen brengen. Zij moeten er vanuit kunnen gaan dat hun kind in een veilige omgeving met liefde en zorg door de pedagogisch medewerkers wordt opgevangen. Ouders hebben ook het recht van tevoren te weten hoe wij met hun kinderen zullen omgaan. Het is belangrijk dat zij goed geïnformeerd zijn over ons pedagogisch handelen. Iedereen wil immers het beste voor zijn kind. Ten tweede is het binnen Babbels belangrijk dat de werkwijze van de verschillende pedagogische medewerkers hetzelfde is. Binnen de peuterspeelgroep is het vooral belangrijk dat zij op de hoogte zijn van het educatieve doel. Voor kinderen is een consequente aanpak immers belangrijk. Ten derde is dit pedagogisch beleidsplan belangrijk voor het teamgevoel. Kinderen herkennen bepaalde gewoontes en regels en weten waar ze aan toe zijn, omdat het team één visie deelt. Met deze regelmaat scheppen wij een veilig klimaat voor de kinderen. Ze kunnen zich hierdoor optimaal ontwikkelen en krijgen de ruimte om zichzelf te zijn. Tenslotte dient het plan om met regelmaat na te denken over de wijze waarop we omgaan met de kinderen binnen Babbels. Het plan wordt dan ook geregeld besproken tijdens de werkvergaderingen en indien het nodig blijkt, direct aangepast. De werkvergaderingen vinden eens in de twee maanden plaats. Hierbij zijn alle pedagogisch medewerkers en de directie aanwezig. Aangezien Babbels uit een klein team bestaat, wordt de werkdag dagelijks besproken. We zijn gericht op verbetering en vernieuwing en streven altijd naar een open sfeer met korte communicatielijnen. Omwille van de leesbaarheid wordt in de tekst de term ‘ouder(s)’ gebruikt waar ook ‘verzorger(s)’ gelezen kan worden.
Inhoudsopgave VOORWOORD........................................................................................................................................................... 1 INHOUDSOPGAVE..................................................................................................................................................... 2 1.
PEDAGOGISCH BELEIDSLAN PEUTERSPEELGROEP......................................................................................... 4 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.10.1 1.11 1.12
2.
PEDAGOGISCH WERKPLAN......................................................................................................................... 18 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3.
INLEIDING................................................................................................................................................ 18 GROEPSSAMENSTELLING EN LEIDING............................................................................................................. 19 DE DAGINDELING...................................................................................................................................... 20 AFSPRAKEN MET BETREKKING TOT HET BEREIKEN VAN PEDAGOGISCHE DOELEN....................................................... 21 ORGANISATIE........................................................................................................................................... 26
OUDERBELEID............................................................................................................................................ 26 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
4.
PEDAGOGISCH DOEL..................................................................................................................................... 4 HOE DENKEN WIJ OVER OPVOEDEN................................................................................................................. 5 DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN VAN 2 T/M 4 JAAR........................................................................................ 6 BABBELS IN DE PRAKTIJK............................................................................................................................... 9 OUDERCONTACT....................................................................................................................................... 10 ACTIVITEITEN............................................................................................................................................ 11 VOEDING................................................................................................................................................. 12 HYGIËNE EN VEILIGHEID.............................................................................................................................. 13 VIEROGENPRINCIPE PROTOCOL..................................................................................................................... 14 ZIEKTE..................................................................................................................................................... 15 HET LANDELIJKVACCINATIEPROGRAMMA …………………………………………………………………………………………………. 15 FEESTJES EN UITSTAPJES............................................................................................................................. 16 DIEREN................................................................................................................................................... 17
INLEIDING................................................................................................................................................ 26 ALGEMENE VISIE....................................................................................................................................... 27 CONTACT MET OUDERS............................................................................................................................... 28 OUDERPARTICIPATIE.................................................................................................................................. 30 INFORMATIE AAN OUDERS........................................................................................................................... 31 OVERIGE DIENSTVERLENING AAN OUDERS....................................................................................................... 32
PROTOCOLLENBOEK BUITENSCHOOLSE OPVANG....................................................................................... 33 4.1 HYGIËNE EN SCHOONMAAKPROTOCOL........................................................................................................... 33 4.1.1 HYGIËNE.................................................................................................................................... 33 4.1.2 SCHOONMAKEN.......................................................................................................................... 35 4.1.3 SCHOONMAAKMETHODEN............................................................................................................ 36 4.1.4 DESINFECTEREN VAN MATERIALEN.................................................................................................. 36 4.2 PROTOCOL GEZOND BINNENMILIEU............................................................................................................... 37 4.2.1 VENTILATIE................................................................................................................................ 37 4.2.2 TEMPERATUUR EN VOCHTBALANS................................................................................................... 37 4.2.3 ROKEN...................................................................................................................................... 37 4.2.4 STOFFIGHEID EN ALLERGENEN........................................................................................................ 37 4.2.5 VERF, LIJM EN SPUITBUSSEN.......................................................................................................... 38 4.2.6 ASBEST, BODEM- EN LUCHTVERONTREINIGING................................................................................... 38 4.2.7 HOE KAN JE DE KWALITEIT VAN DE BINNENLUCHT BEOORDELEN............................................................. 38
4.2.8 LAWAAI..................................................................................................................................... 38 4.2.9 (HUIS-) DIEREN EN PLANTEN.......................................................................................................... 38 4.3 BUITEN- EN WARMTEPROTOCOL................................................................................................................... 39 4.3.1 ALS WE NAAR BUITEN GAAN.......................................................................................................... 39 4.3.2 WAT TE DOEN BIJ EEN TEKENBEET....................................................................................................39 4.3.3 WAT TE DOEN BIJ EEN WESPEN- OF BIJENSTEEK.................................................................................. 39 4.3.4 WARMTEPROTOCOL (WAT TE DOEN BIJ EXTREEM WARME DAGEN)........................................................ 40 4.3.5 KOUD WEER............................................................................................................................... 40 4.3.6 BODEM- EN LUCHTVERONTREINIGING EN BESTRIJDINGSMIDDELEN......................................................... 40 4.4 VOEDINGSPROTOCOL................................................................................................................................. 41 4.4.1 WAT EN WANNEER WORDT ER GEGETEN EN GEDRONKEN BINNEN BABBELS............................................. 41 4.4.2 HOE GAAN WE OM MET DE KINDEREN TIJDENS HET ETEN..................................................................... 41 4.4.3 VOEDSELALLERGIE EN -INTOLERANTIE.............................................................................................. 41 5.
ZIEKTE EN GENEESMIDDELENPROTOCOL.................................................................................................... 42 5.1 5.2 5.3
6.
VEILIGHEIDSPROTOCOL.............................................................................................................................. 46 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10
7.
ZIEKTE..................................................................................................................................................... 42 GENEESMIDDELEN..................................................................................................................................... 44 BLOED..................................................................................................................................................... 45
ALGEMEEN............................................................................................................................................... 46 ENTREE................................................................................................................................................... 48 LEEFRUIMTE............................................................................................................................................. 50 BUITENRUIMTE......................................................................................................................................... 52 GYMZAAL................................................................................................................................................ 53 SANITAIR................................................................................................................................................. 54 KEUKEN................................................................................................................................................... 55 BERG- EN WASRUIMTE............................................................................................................................... 56 KANTOOR................................................................................................................................................ 57 OMGEVING EN UITSTAPJES.......................................................................................................................... 58
VIEROGENPRINCIPEPROTOCOL.................................................................................................................. 59 7.1 BIJLAGE 1
INLEIDING................................................................................................................................................ 59
1. Pedagogisch beleidsplan peuterspeelgroep 1.1 Pedagogisch doel Het hoofddoel met betrekking tot de kinderen in de peuterspeelgroep is: Het is belangrijk dat kinderen zich veilig en thuis voelen binnen Babbels. Dit zijn belangrijke voorwaarden voor een kind om zich goed te kunnen ontwikkelen en daardoor een goede overstap te kunnen maken naar het basisonderwijs. Ons doel is dan ook om een rijke omgeving te creëren waarin een kind kan spelen en leren, waarin het vrolijk maar ook verdrietig kan zijn. We zorgen ervoor dat de kinderen een leuke tijd bij ons kunnen hebben en we ze op een speelse manier kunnen voorbereiden op het basisonderwijs. Een goede verzorging en hygiëne zijn voor ons hierbij vanzelfsprekend.
1.2
Hoe wij denken over opvoeden
“Vroeger vond de opvoeding van jonge kinderen bijna uitsluitend binnen het eigen gezin plaats. Iedere ouder had daarin een eigen rol. Moeder was thuis bij de kinderen en nam een groot deel van de opvoeding voor haar rekening, vader werkte buitenshuis en zorgde voor het inkomen. Een dergelijke situatie is tegenwoordig niet meer zo vanzelfsprekend.” (Tavecchio, ‘Pedagogische kijk op kinderopvang’) De kinderopvang neemt tegenwoordig voor een deel de opvoedende taak over. Binnen Babbels zijn wij ons er ook bewust van dat een groot deel van de opvang opvoeden is. Hoe denken wij over opvoeden: Zoals gezegd ligt de nadruk op het bevorderen van een omgeving waar de kinderen zich veilig en thuis kunnen voelen. De kernpunten die wij belangrijk vinden in de opvoeding binnen Babbels zijn: sensitiviteit, ieder kind is anders, regels en afspraken en stimuleren van de ontwikkeling. Het is van groot belang dat de pedagogisch medewerksters sensitief zijn. Zij dienen gevoelig te zijn voor de diverse signalen die het kind afgeeft. Deze signalen moeten zij juist interpreteren en vervolgens adequaat op reageren. Hierdoor kan het kind vertrouwen in de pedagogisch medewerkers opbouwen. Het is goed om regelmatig na te gaan hoe het met een kind gaat. Voelt het zich op zijn gemak? Vindt het dingen minder prettig? Hoe gedraagt het zich binnen de groep? Kunnen wij dingen veranderen om het meer op zijn gemak te stellen? Doordat ieder kind verschillend is kan de manier hoe wij over opvoeden denken niet zonder meer bij ieder kind worden toegepast. We streven ernaar deze individuele verschillen te accepteren. Zo is het voor ieder kind mogelijk zich op zijn eigen niveau en tempo te ontwikkelen en zich de waarden en normen eigen te maken. Het accepteren van alle kinderen heeft tevens een voorbeeldfunctie voor de kinderen. Ook voor hen is het van belang te leren dat ieder kind anders is. Onze waarden en normen leiden tot regels en afspraken die een kind structuur bieden. Zo werken we met een vaste dagritme. Bij ruzie en of onacceptabel gedrag wordt een kind op een duidelijke maar rustige manier aangesproken op z’n gedrag. Een belangrijk punt daarbij is dat de pedagogisch medewerker de kinderen ook stimuleert om er met elkaar uit te komen. De vaste dagindeling draagt ertoe bij dat kinderen weten waar ze aan toe zijn. Bij deze regels en afspraken gaan we altijd uit van een positieve benadering. We hechten veel waarde aan het stimuleren van de zelfstandigheid van de kinderen. We laten ze bijvoorbeeld zelf hun schoenen en jas aantrekken en ophangen, we laten ze helpen met tafel dekken en afruimen, het speelgoed weer opruimen na het spelen, zelfstandig toiletteren en bij de verzorging van de jongere kinderen in de groep. Ook het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen is een belangrijk aspect tijdens de opvoeding binnen Babbels. Het is van belang de kinderen op verschillende momenten te stimuleren zich op allerlei aspecten verder te ontwikkelen. Het doen van verschillende activiteiten die gericht zijn op de overstap naar het basisonderwijs, zijn daarbij van belang. Hierbij kun je denken aan de vaste kringmomenten waarin wordt voorgelezen en luisterspelletjes worden gedaan. De kinderen krijgen de gelegenheid om iets te vertellen, waardoor ze leren aandacht te hebben voor elkaar en naar elkaar te luisterd. We zingen gezamenlijk liedjes en doen ritmespelletjes. We doen spelletjes die gericht zijn op kleur, getallen, vormen en ordenen. Ook kunnen kinderen vrij spelen in de zogenaamde “huishoek” en “bouwhoek” en maken kinderen plakwerkjes en verven ze. Dit maakt dat kinderen actief bezig zijn en zich spelenderwijs ontwikkelen. De pedagogisch medewerkers zorgen tijdens deze activiteiten en ook op andere momenten, voor een gezellige sfeer.
1.3
De ontwikkeling van kinderen van 2 t/m 4 jaar
Kinderen ontwikkelen zich in een bepaalde volgorde en elk kind doet dit in zijn eigen tempo. Hoe de omgeving reageert op het kind en het stimuleert, heeft invloed op de ontwikkeling en de persoonlijkheid. Zoals eerder gezegd moeten de kinderen zich veilig en thuis voelen op de peuterspeelgroep om zich goed te kunnen ontwikkelen. Bij Babbels beseffen we ons dat ieder kind uniek is. Het ene kind loopt of praat eerder dan het andere kind. Het ene kind reageert verlegen op een nieuwe situatie en een ander gaat er heel impulsief mee om. De pedagogisch medewerkers zullen hun zorg en activiteiten aanpassen aan het ontwikkelingsniveau, de leeftijd, de mogelijkheden en de interesses van het kind. Zodat ieder kind met plezier naar ons toekomt. Er zijn zeven ontwikkelingsgebieden. Deze worden hieronder in het kort beschreven. Daarbij zal eveneens kort verteld worden wat de rol van de pedagogisch medewerkers hierin kan zijn. Zintuiglijke ontwikkeling De eerste twee jaren van hun leven zijn kinderen vooral bezig de zintuigen te ontwikkelen. Ook daarna gaat de zintuiglijke ontwikkeling verder, tot ongeveer het zevende levensjaar. Tijdens de peuterjaren leren kinderen verschillende standpunten te zien. Ook krijgen ze een steeds beter inzicht in woorden, afbeeldingen, symbolen en getallen. Peuters zijn erg wisselend in hun ontwikkelingstempo. Ze gaan ineens met sprongen vooruit en staan dan weer een poosje stil of vallen even terug. Binnen de peuterspeelgroep wordt er veel gepraat met de kinderen, dit ontwikkelt zich steeds meer tot echte gesprekjes waarin de kinderen zelf een steeds grotere bijdrage hebben. We stimuleren de zintuiglijke ontwikkeling ook door te spelen met zand, klei en (vinger)verf, en door het zingen van verschillende liedjes.
Motorische ontwikkeling In de eerste twee levensjaren is de ontwikkeling van de motoriek het spectaculairst. Een volledig afhankelijke baby verandert in twee jaar in een zelfstandig lopende peuter. De grove en fijne motoriek zijn hierbij beide van belang. Bij peuters (van twee tot vier jaar) is vooral de motoriek van de armen en benen in ontwikkeling. Bij de fijne motoriek zijn zaken als puzzelen, rijgen, knippen, scheuren, brood smeren, aankleden enz. van belang. De grove motoriek kenmerkt zich door klimmen, klauteren, hinkelen, fietsen etc. Het stimuleren van dit soort bewegingsactiviteiten is belangrijk. De pedagogisch medewerker zal de fijne motoriek bij peuters met name stimuleren door speelgoed en het maken van werkjes (verven, kleien, plakken, en kleuren). Zij stimuleren de kinderen ook door ze steeds een iets moeilijkere uitdaging te geven. Is het kind hier nog niet aan toe? Dan proberen ze het later nog een keer. De grove motoriek stimuleert de pedagogisch medewerker door bewegingsspelletjes en tijdens het buitenspelen op het plein. Verstandelijke ontwikkeling Onder de verstandelijke ontwikkeling verstaan we het opdoen van kennis en vaardigheden en het leren denken en uiten. In de loop van deze ontwikkeling leert het kind informatie op te slaan in beelden, symbolen, begrippen en het leggen van onderlinge verbanden. Taal is het belangrijkste onderdeel van deze ontwikkeling. In het activiteiten aanbod bij de peuters wordt er goed opgelet dat ze leerrijke ervaringen krijgen. Op die manier hebben de peuters meer begrip voor hun eigen belevingswereld en de wereld om hen heen. Peuters leren op deze leeftijd steeds beter om te gaan met veranderingen en onverwachte gebeurtenissen. Ze kunnen steeds beter activiteiten plannen en overzien. Ook krijgen zij steeds meer inzicht in hun eigen rol. Op deze leeftijd herkennen ze patronen en regels in de wereld. Dit moedigt hen aan om vragen te stellen en te reageren op onzin en humor (‘Pedagogisch kader’, E.Singer, 2009).
Tijdens de peuterjaren ontwikkelen kinderen een beter geheugen. Peuters kunnen langer met iets bezig zijn en ze zijn gerichter nieuwsgierig. De pedagogisch medewerker kan deze ontwikkeling bij peuters stimuleren door o.a. veel te praten tegen de kinderen, educatieve spelletjes te spelen en door het aanbieden van allerlei spelmateriaal. Peuters leren door ervaringen de betekenis van allerlei begrippen, gaan zaken associëren, leren kleuren en vormen te herkennen en benoemen, leren puzzelen, kunnen een verhaallijn volgen en op den duur ook navertellen. Hun fantasie is erg in ontwikkeling. Hier kunnen de pedagogisch medewerkers goed op inspelen, door bijvoorbeeld verhaaltjes voor te lezen of te tekenen met de kinderen. Dagelijkse activiteiten zoals zelf de jas aantrekken en eten kunnen de verstandelijke ontwikkeling ook stimuleren. Taalontwikkeling “Peuters hebben een groeiend taalvermogen. Zo rond het tweede en derde jaar worden er kleine zinnen geformuleerd en neemt de woordenschat toe.” (‘Lesboek Kinderopvang’, San Aben, 2000). Peuters krijgen meer inzicht in de betekenis van begrippen en ontwikkelen meer inzicht in oorzaak/gevolg relaties. Deze taalontwikkeling zorgt ervoor dat peuters korte verhalen kunnen vertellen. De pedagogisch medewerkers stimuleren de taalontwikkeling van kinderen door met hen op een duidelijke en rustige manier te praten, liedjes te zingen, en verhaaltjes te vertellen. Als een kind praten moeilijk vindt, is het belangrijk dat het in zijn waarde gelaten wordt als het eventjes niet zo goed gaat. Het kan een stimulans zijn als de pedagogisch medewerker de woorden dan herhaalt of laat herhalen. Belangrijk is ook dat zij de woorden ondersteunt met lichaamstaal. Sociaal - emotionele ontwikkeling Sociale ontwikkeling “Jonge peuters spelen vaak naast andere kinderen in plaats van samen met andere kinderen. Ze zijn nog erg op zichzelf gericht. Op driejarige leeftijd wordt de peuter wat socialer. Ze maken dan vriendjes en kunnen vriendschappen ook in stand houden. Ze gaan rollenspelen spelen waarin ze de volwassenen om hen heen nabootsen.” (‘Lesboek Kinderopvang’, San Aben, 2000) Zo borstelt een kind de haren van een pop, zoals mama het ook vaak doet. Peuters krijgen een groeiende mogelijkheid om het gezin, thuis en de opvang te zien in een perspectief (de groter wordende wereld). Doordat de peuters socialer worden, wordt er ook een begin gemaakt om met het uitgangspunt van een ander te zien. Pedagogisch medewerkers kunnen de sociale ontwikkeling stimuleren door leeftijdgenootjes samen te laten spelen. Zo leren ze verschillende sociale vaardigheden zoals behulpzaam zijn, meeleven en eerlijk zijn. Ook verschillende fantasiespelen, gezelschapsspelen en het vieren van verjaardagen dragen hieraan bij. Het stellen van grenzen is hierbij erg belangrijk omdat het geweten bij peuters nog niet volledig gevormd is. De pedagogisch medewerkers helpen de kinderen hierbij door rustig de regeltjes uit te leggen en hen zelf de fout te laten herstellen. Zo kunnen de kinderen de waarden en normen binnen groep eigen maken. Emotionele ontwikkeling Het waarnemen en het serieus nemen van gevoelens van kinderen is belangrijk. De pedagogisch medewerker kan de gevoelens van kinderen zoals blijdschap, woede, verdriet, angst en onverschilligheid verwoorden. Zo leert het kind om te gaan met zijn eigen gevoelens en die van andere kinderen. Kleine kinderen uiten veel van hun gevoelens door spel. Dit kan worden gestimuleerd door bijvoorbeeld fantasieen rollenspellen.
Identiteitsontwikkeling Kinderen ontwikkelen een eigen identiteit of persoonlijkheid. De sociale en emotionele ontwikkeling is daarbij zeer belangrijk. Sommige kinderen zijn van nature angstig, verlegen, druk of bang. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerkers een kind kennen en deze persoonlijke kenmerken kunnen onderkennen door ze bijvoorbeeld te helpen in situaties die misschien eng of moeilijk zijn of wanneer een kind overstuur
raakt. Ook het geven van zelfvertrouwen speelt daarbij een belangrijke rol. Kinderen met zelfvertrouwen zijn beter in staat een positief zelfbeeld op te bouwen. Belangrijk is dat de pedagogisch medewerkers zich bewust zijn van hun voorbeeldrol en steeds rustig reageren op situaties die voor een kind beangstigend kunnen zijn. Vervolgens leggen zij dan uit wat er gebeurt en waarom dat gebeurt. Creatieve ontwikkeling “Kinderen kunnen op alle leeftijden alle vormen van creativiteit beoefenen. Uiteraard wel op hun eigen niveau. Creatief zijn is voor kinderen een vorm van spel. Ze willen plezier maken, energie en emoties kwijtraken en vaardigheden oefenen.” (‘Lesboek Kinderopvang’, San Aben, 2000) Door middel van creatieve activiteiten kunnen de kinderen zich uiten en creatief ontwikkelen. Ze ontwikkelen hierdoor hun lichaam, motoriek en taal. Doordat de pedagogisch medewerkers verschillende creatieve activiteiten aanbieden kunnen zij erachter komen waar ieder kind goed in is en wat het leuk vindt, maar ook waar het nog wat minder goed in is. Met deze kennis kan de pedagogisch medewerker de individuele creatieve ontwikkeling per kind nog beter stimuleren. Spelmateriaal Om de verschillende ontwikkelingsgebieden te stimuleren streven we er bij Babbels naar dat het spelmateriaal aan de volgende voorwaarden voldoet: De ruimte moet uitdagend zijn waarin kinderen hun fantasie kwijt kunnen. Het materiaal nodigt dan uit tot individueel spelen of tot samenspelen. Het spelmateriaal moet herkenbaar zijn zodat kinderen hun omgeving kunnen imiteren. Bijvoorbeeld koken, doktertje spelen etc. Het is uiteraard zeer belangrijk dat het spelmateriaal veilig is. Er wordt niet teveel materiaal tegelijk aangeboden.
1.4
Babbels in de praktijk
De zorg voor de kinderen binnen Babbels Op het gebied van gezondheid, veiligheid en hygiëne worden de richtlijnen van de GGD en de gemeente gevolgd. De peuterspeelgroep De peuterspeelgroep bij Babbels is hetzelfde opgezet als de peuterspeelzaal zoals de meeste mensen die kennen. Het verschil is dat de peuterspeelgroep bij ons onder de wet kinderopvang thuishoort. Hierdoor zijn de groepen kleiner en alle pedagogisch medewerkers gediplomeerd. De reden dat wij geen ‘gewone’ peuterspeelzaal hebben, is dat wij geen subsidie vanuit de gemeente krijgen. Er was veel vraag vanuit de ouders uit de omgeving en ook vanuit school. Daarom zijn wij onder de wet Kinderopvang de peuterspeelgroepen gestart. Doordat het onder de wet valt is het voor ouders toch betaalbaar. Babbels heeft op de locaties familieschool, Tweemaster, Zevensprong en Pater Jan Smit een peuterspeelgroep. De peuterspeelgroep pater Jan Smit draait op de maandag en donderdagochtend van 8.30 tot 11.30 uur. De Zevensprong draait de peuterspeelgroep op dinsdag en vrijdagochtend van 08.30 tot 11.30 uur. De Tweemaster op dinsdag en vrijdagochtend van 08:45 tot 11:45 uur en de familieschool heeft twee verschillende peuterspeelgroepen, waarvan de één op maandag- en donderdagochtend en de ander op dinsdag- en vrijdagochtend van 08:30 tot 11.30 uur. De maximale groepsgrootte is 14 kinderen, met een beroepskracht- kindratio van 1 op 7 kinderen. De ochtend verloopt middels een vast dagprogramma, waarin altijd de volgende activiteiten aan bod komen: in de kring, eten en drinken, vrijspelen, creatieve activiteit, buitenspelen en of indien mogelijk gymmen. De peuterspeelgroep het doel om de peuters voor te bereiden op het basisonderwijs. De volgende aspecten zorgen ervoor dat de stap naar de basisschool wordt verkleint: De peuterspeelgroep van Babbels is in de school gevestigd, waardoor de peuters al vertrouwd raken met de school. Er wordt samen buiten gespeeld met de kleuters zodat de peuters al kennis kunnen maken met mogelijk toekomstige klasgenootjes. De peuterspeelgroep van de pater Jan Smit zit sinds Januari 2015 in dezelfde ruimte als de kleutergroep van de basisschool. De inloop en het eten en drinken in de kring worden gezamenlijk gedaan. De ochtend heeft een vast programma met verschillende onderdelen die ook op de basisschool zullen terugkomen. Er worden educatieve activiteiten en activiteiten t.b.v. de zelfredzaamheid aangeboden, in samenspraak met de kleuterleerkrachten. Denk hierbij aan bijvoorbeeld zelf stoeltje in de kring zetten, leren van de kleuren en getallen. Er worden liedjes gezongen die op de basisschool zullen terugkeren. De peutergroep en de basisschool werken met gezamenlijke thema's. Feesten (Sinterklaas, Kerst) worden zoveel mogelijk samen met de school gevierd. Als een peuter 4 jaar wordt, vindt (met toestemming van ouders) er altijd een overdracht plaats met de betreffende kleuterleerkracht van de basisschool. Dit wordt gedaan door middel van het Peuterestafetteformulier. Als een kind naar een andere basisschool gaat zal dit formulier worden opgestuurd naar de desbetreffende basisschool.
1.5
Oudercontact
Wij hechten veel waarde aan goed contact met ouders. We zijn kleinschalig dus de lijnen tussen ouders en Babbels zijn kort. De volgende onderdelen maken een vast onderdeel uit van het oudercontact: Intakegesprek Dit is een vrijblijvend gesprek waarin we alle informatie geven met betrekking tot Babbels. Ook nemen we een kijkje in het gebouw om een indruk te geven. Kennismaken Wanneer de kinderen geplaatst zijn bij de peutergroep, vindt een kennismakingsgesprek plaats met de pedagogisch medewerker. Hierin worden bijzonderheden over het kind besproken. Overdracht bij het brengen en halen Het brengen en halen van het kind is een belangrijk contactmoment tussen ouders en de pedagogisch medewerkers. Deze overdracht is het moment dat de pedagogisch medewerkers en de ouders elkaar informeren over hoe het thuis gaat en hoe de dag bij Babbels is verlopen. Op deze manier kunnen zowel ouders als pedagogisch medewerksters goed inspelen op de behoeften van het kind. Oudergesprek 1 keer per jaar vindt een oudergesprek plaats van ongeveer een ½ uur. De pedagogisch medewerkers observeren de kinderen gedurende het jaar en delen tijdens het oudergesprek hun bevindingen. Observatie en overdracht Bij Babbels werken we met de observatiemethode ‘Zo doe ik, zo beweeg ik en zo praat ik’. Dit is een observatiemethode die zich richt op de onderdelen sociale competentie, motoriek en spraaktaalontwikkeling. De observatiemethode is gericht op de leeftijd van 0-4 jaar. Bij Babbels hebben we altijd een warme overdracht met de toekomstige basisschool. Ook vullen wij met toestemming van ouders een overdrachtsformulier in (Peuterestafette). Dit is een standaard formulier dat door alle peuterspeelzalen en kinderopvang in Heerhugowaard wordt ingevuld. Babbelnieuws Een aantal keren per jaar komt het Babbelnieuws uit. Hierin staan onder andere nieuwe aankopen, nieuwe gezichten, leuke weetjes, opmerkingen van de kinderen en ander nieuws. (zie het ouderbeleid voor een uitgebreide toelichting over het oudercontact binnen Babbels)
1.6
Activiteiten
Zoals bij de beschrijving van de verschillende ontwikkelingsgebieden al aan de orde is gekomen, is het stimuleren van de ontwikkeling van de kinderen door middel van activiteiten een belangrijke taak van de pedagogisch medewerkers. Zij proberen hierbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften van het kind. Ze zingen en praten veel met de kinderen. Het aanbieden van spelmateriaal is heel belangrijk. Materialen van verschillende vormen, die verschillende geluiden maken, bouwmateriaal enz. stimuleren verschillende ontwikkelingsgebieden. Als het weer het toelaat spelen we lekker buiten. Er is wel een verschil in het aanbieden van de activiteiten op het kinderdagverblijf of op de peuterspeelgroep. Het kinderdagverblijf heeft een vrijblijvend karakter. Hier gaan we niet uit van een schoolse aanpak. In tegenstelling tot de peuterspeelgroep, waar we de peuters juist voorbereiden op de basisschool. Daar komen de schoolse dingen zoals het in de kring zitten, thema werkjes maken, educatieve spelletjes meer aan de orde.
1.7
Voeding
De kinderen krijgen limonade, fruit en een koekje tijdens de kring, dit hoeven ze niet zelf mee te nemen. Voorafgaand wordt er gezongen. Als kinderen een voedingsallergie of -intolerantie hebben, een dieet volgen of vanwege geloofsovertuiging bepaalde voedingsmiddelen niet mogen hebben, houden we hier uiteraard rekening mee. Kinderen krijgen tijdens feestjes vaak traktaties. Het streven is om deze traktaties vooral te laten bestaan uit gezonde etenswaren, zoals mandarijntjes, ligakoeken, stukjes kaas, enz. Zoetigheid wordt afgeraden en niet aan de kinderen uitgedeeld. In dat geval krijgen zij het mee naar huis, zodat ouders zelf kunnen bepalen of ze het hun kind willen geven. (zie het voedingsprotocol voor uitgebreide informatie over voeding binnen Babbels)
1.8
Hygiëne en veiligheid
Een goede hygiëne en veiligheid zijn belangrijke voorwaarden voor een goede ontwikkeling van een kind. In ruimten waar veel kinderen tegelijkertijd komen, verspreiden ziektekiemen zich moeiteloos. Om dit zoveel mogelijk tegen te gaan, worden handen veelvuldig gewassen, toiletten goed schoongehouden en groepsruimten regelmatig gelucht. De ruimtes in het gebouw worden dagelijks schoongemaakt. De meubels en het speelgoed worden ook regelmatig gereinigd volgens een schoonmaakrooster. Kinderen moeten zich in de groep vrij kunnen bewegen, zonder dat ze gevaar lopen. De maatregelen die zijn genomen om deze veiligheid te garanderen, zijn: ‘vingerveilige strips’ bij de deuren in het hele gebouw, voldoende pedagogisch medewerkers op de groep, kindveilige stopcontacten, goedgekeurde brandmelders. Binnen Babbels zijn ook voldoende BHV’ers (BedrijfsHulpVerlening) aanwezig en alle pedagogisch medewerkers hebben Kinder- EHBO. De GGD controleert, in opdracht van de gemeente, één keer per jaar de hygiëne en veiligheid bij de kinderopvang. (zie het veiligheidsprotocol en het hygiëne en schoonmaakprotocol voor uitgebreide informatie over de hygiëne en veiligheid binnen Babbels)
1.9
Vierogenprincipeprotocol
Vanaf 1 juli 2015 zal het “Vierogenprincipe” voor de peutergroep ook in werking treden. Dit principe houdt in dat altijd een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met een beroepskracht. Een beroepskracht mag nog steeds alleen op de groep staan, zolang er elk moment een andere volwassene de mogelijkheid heeft om mee te kijken of mee te luisteren. Babbels heeft gekeken naar de mogelijkheden per locatie en aan de hand daarvan een invulling gegeven aan dit principe. (zie in het Vierogenprincipe protocol hoe we invulling geven aan het Vierogenprincipe binnen Babbels)
1.10 Ziekte Als kinderen ziek zijn wordt met de ouders overlegd of het kind thuis gehouden moet worden. Wanneer het gaat om besmettelijke ziekten is dat niet alleen in het belang van de andere kinderen maar ook prettiger voor het kind zelf. De GGD heeft enkele richtlijnen opgesteld wanneer kinderen die ziek zijn, thuis moeten blijven. Namelijk als zij: - aan een besmettelijke ziekte leiden (in overleg met huisarts en/of GGD) - diarree hebben; dit wil zeggen drie maal per dag waterige ontlasting hebben - 38.5 graden of meer koorts hebben. De situatie kan zich voordoen dat een kind minder koorts heeft, maar een dermate zieke indruk maakt dat de leiding met de ouders in overleg zal treden over wat te doen in deze situatie. Mocht een kind hoge koorts hebben, maar geen zieke indruk maken, ook dan zal er contact met de ouders worden gezocht. Er wordt altijd in het belang van het kind gehandeld. Als ouders er niet zeker van zijn of ze hun kind thuis moeten houden, dan kunnen zij dit altijd even overleggen met de pedagogisch medewerkers. Als een te ziek kind (zie bovenstaande richtlijnen) toch wordt gebracht, is de leiding van de peuterspeelgroep bevoegd het zieke kind op het dagverblijf te weigeren. 1.10.1 Het landelijk vaccinatieprogramma Tijdens het intakegesprek kunnen ouders aangeven of hun kind het landelijk vaccinatieprogramma volgt. Ieder kind is welkom maar er kunnen besmettelijke ziektes voorkomen op de groep daarom is het van belang dat wij op de hoogte zijn welke kinderen extra risico lopen om ziek te worden. Dergelijke medische bijzonderheden worden bij ons vastgelegd in het kinddossier. (zie het ziekte- en geneesmiddelen protocol voor uitgebreide informatie over hoe wij binnen Babbels omgaan met ziekte en geneesmiddelen)
1.11 Feesten en uitstapjes Het vieren van een feestje is altijd leuk. Binnen ‘Babbels’ vieren we verjaardagen, afscheid van kinderen, carnaval, Moederdag en Vaderdag. Aan het begin van het schooljaar heeft de basisschool de thema’s waar ze mee willen werken vastgesteld. Deze worden tijdens het bouwoverleg, waar de PSG ook aan deelnemen, besproken. Aan de hand daarvan kiest de PSG de thema’s uit waar zij bij willen aansluiten. Hierbij kun je denken aan Sinterklaas en Kerstmis. We ondernemen verschillende activiteiten om deze feesten te vieren. Bij deze vieringen zullen er foto’s worden genomen, die de ouders voor een kleine bijdrage kunnen kopen. Zo krijgen ze een indruk van de feesten. Zoals al eerder is besproken gaan wij graag met de kinderen naar buiten. Uitstapjes die dan bijvoorbeeld ondernomen worden, zijn: naar de kinderboerderij en de bakker etc.
1.12 Dieren We vinden het belangrijk en leuk om kinderen kennis te laten maken en om te laten gaan met verschillende dieren. De pedagogisch medewerkers gaan na of er kinderen allergieën hebben en nemen contact op met de ouders om te vragen of zij hier bezwaar tegen hebben.
2. Pedagogisch werkplan 2.1
Inleiding
Een pedagogisch werkplan is een document waarin de werkwijzen en procedures van de kinderopvang worden beschreven. Het geeft een goed beeld van hoe het er in de praktijk bij Babbels aan toe gaat. De algemene functie van een pedagogisch werkplan is het verschaffen van informatie. Het pedagogisch werkplan wordt gezien als een handleiding voor de medewerkers van Babbels. Nieuwe medewerkers krijgen door het lezen van het werkplan een goed beeld van onze werkwijze. Het werkplan wordt regelmatig besproken in het team, zodat iedereen op de hoogte is en er eventuele aanpassingen kunnen worden gedaan. Tevens verschaft een pedagogisch werkplan veel informatie die voor de ouders van belang is. Zij willen graag weten waar hun kind naar toe gaat en wat er zo al gebeurt op de kinderopvang. Ouders zullen worden betrokken bij het pedagogisch handelen door middel van ouderavonden, nieuwsbrieven en de website. Tenslotte kan het werkplan informatie verschaffen aan externen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de gemeente.
2.2
Groepssamenstelling en leiding
Continue screening medewerkers Ten behoeve van een veilige kinderopvang moeten alle medewerkers die binnen Babbels werkzaam zijn, in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Een VOG toont aan dat een persoon geen strafbare feiten op zijn naam heeft staan die een belemmering kunnen vormen voor het werken in de kinderopvang. Een VOG is een momentopname. Mensen kunnen zich na afgifte schuldig maken aan een strafbaar feit, wat dan mogelijk niet bekend is binnen Babbels. De overheid heeft om deze reden besloten dat alle medewerkers binnen Babbels vanaf 1 maart 2013 continu gescreend worden op strafbare feiten (dit geldt niet voor stagiaires, uitzendkrachten of vrijwilligers). beroepskracht- kind ratio De beroepskracht-kindratio is voor de peuterspeelgroep per 1 Januari 2015 wettelijk gewijzigd van 1 beroepskracht op 8 kinderen. Kwaliteit is bij ons het sleutelwoord en daarom kiezen wij er voor om de groepssamenstelling na deze wettelijke wijziging niet aan te passen. De beroepskracht-kindratio blijft bij ons 1 beroepskracht op 7 kinderen. De peuters in de peuterspeelgroep worden twee ochtenden in de week opgevangen in een groep van maximaal 14 peuters, waar ze samen kunnen spelen en leren.
2.3
De dagindeling
Op de locaties familieschool, Pater Jan Smit en de Zevensprong is de inloop van 8.30 – 8.45 uur. Op locatie Tweemaster is de inloop van 8.45- 9.00 uur. De kinderen mogen hun stoeltje zoeken en aan tafel zitten. Op de tafel ligt er bijvoorbeeld klei, puzzels, kleurplaten, boekjes etc. In het belang van het kind is het goed dat u samen even speelt. Dit maakt het afscheid makkelijker. 9.00- 9.15 uur Op de locatie Pater Jan Smit wordt er om 9.00 uur gezamenlijk met de kleuterklas opgeruimd. Voordat het opruimtijd is, zingen we een opruimliedje en gaan we in de kring zitten. We zingen een Goedemorgenlied, kijken wie er allemaal zijn( Presentielijst) en kiezen een hulpje van de dag. We lezen een boekje of leren een liedje/versje dat aansluit op het thema. We proberen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de thema’s van de basisschool. De ene keer gaan we meteen na de kring buiten spelen of indien mogelijk gymmen, de andere keer gaan we na het eten en drinken buitenspelen of indien mogelijk gymmen. 9.15 – 10.00 uur We gaan spelen; een paar kinderen komen bij juf aan tafel werken om een opdracht/werkje te doen. De andere kinderen mogen vrij spelen. De andere dag is het andersom; de kinderen van vrij spel komen bij de juf zitten en de anderen mogen vrij spelen. 10 tot 10.15 uur In de kring gaan we eten en drinken; alle kindjes gaan eerst handen wassen en dan mag het hulpje van de dag de bekers uitdelen. We eten stukjes fruit en een koekje. 10.15-10.30 Plasronde; we gaan gezamenlijk naar de wc’s. Terug in het lokaal wassen we de handen. 10.30-10.40 We gaan opruimen; voor het opruimen zingen we het Opruimlied. We vinden het belangrijk dat kinderen na het spelen hun speelgoed zelf leren opruimen en besteden hier veel aandacht aan. 10.40-10.45 De kinderen trekken hun jas aan en gaan naar buiten. Als we ‘s morgens vroeg buiten zijn geweest of hebben gegymd, draaien we het om en gaan we rond deze tijd spelen of doen de kinderen bij juf een werkje. 11.15 We zitten in de kring en doen activiteiten/oefeningen m.b.t. tellen, kleuren, vormen etc. Ook zingen we een afscheidslied, tellen tot tien en gaan weer naar huis. 11.30-11:45 De kinderen worden weer opgehaald en gaan naar huis.
2.4
Afspraken met betrekking tot het bereiken van pedagogische doelen
Emotionele ontwikkeling De pedagogisch medewerkers bieden veiligheid in de omgang met een kind. In de relatie met het kind wordt dit gerealiseerd door zich een verdiepen in het kind zelf, de leefwereld en de ontwikkelingsfase. De pedagogisch medewerkers nemen ieder kind serieus, tonen begrip en ondersteunen het kind. De pedagogisch medewerkers nemen de tijd om te met het kind te praten, naar het te luisteren en het soms ook te knuffelen. Wanneer een kind huilt, wordt daarop gereageerd, ook al is de oorzaak niet onmiddellijk te achterhalen. Om het kind structuur en houvast te bieden, wordt er rustig en consequent gehandeld. Gevoelens van vreugde, verdriet, angst, agressie en pijn mogen worden geuit. Pedagogisch medewerkers begeleiden de kinderen bij het benoemen van en omgaan met deze gevoelens. Wanneer een kind erg onrustig is of veel huilt, besteden we daar aandacht aan, in samenwerking met de ouders. We troosten een kind altijd zo goed mogelijk, om toch het gevoel van veiligheid te creëren. De groepsruimte is zo ingericht dat er overzicht is en men kan horen of hulp nodig is. Om de vertrouwensband tussen kind en pedagogisch medewerker te bevorderen, werken we zoveel mogelijk met vaste pedagogisch medewerkers op de groepen. De pedagogisch medewerkers doen elke dag iets met de kinderen. Het is niet de bedoeling dat de kinderen de hele dag zelf spelen. De kinderen wordt de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan plakken, knippen, maar het hoeft niet. Bij het verschonen geven we aandacht aan de peuter door bijvoorbeeld te knuffelen, kletsen, zingen of kiekeboe te spelen. Het afscheid nemen bij het brengen en halen kan emotionele reacties bij een kind oproepen: huilen, boos of juist heel stil worden. Het is goed om de duur van het afscheid te beperken. Laat zien dat u weggaat, en ga dan ook daadwerkelijk. De pedagogisch medewerkers ondersteunt het kind hierbij door het te troosten, bij het kind te zijn, of juist even met rust te laten. Door het kind goed te observeren en naar het kind te luisteren, weten de pedagogisch medewerkers welke activiteit ze aan moet bieden. De pedagogisch medewerkers laten het dagritme van de groep zoveel mogelijk overeen komen met de schoolse situatie. Met bekende rituelen, liedjes, werkjes en activiteiten maken de peuters alvast kennis met de schoolse situatie. Hierdoor kunnen we voor de peuters de stap naar het basisonderwijs verkleinen. Persoonlijke ontwikkeling Een pedagogisch medewerkers creëren voorwaarden (uitdagend en veilig) waardoor het kind zich in zijn eigen tempo op alle ontwikkelingsgebieden kan ontwikkelen en ontplooien. Iedere pedagogisch medewerker heeft een aanbiedfunctie en een voorbeeldfunctie binnen de peuterspeelgroep, ook op dit gebied. Zij doet dit door aandacht te schenken aan dagelijkse en ook aan creatieve activiteiten en deze ook voor te doen. Pedagogisch medewerkers praten heel bewust tegen de kinderen, om de taalontwikkeling en het vermogen tot communiceren te bevorderen. Het kind moet zoveel mogelijk z’n gang kunnen gaan. Hierdoor leert het wat wel en niet kan. Door het kind teveel af te remmen wordt het onzeker, omdat het niet de kans krijgt om te ontdekken wat het al kan. Doordat er een verticale groep is, kunnen de kinderen kijken hoe anderen dingen doen. Zij kunnen dit nadoen en ervan leren.
De zelfstandigheid van de kinderen wordt zoveel mogelijk gestimuleerd. Zo helpen ze bijvoorbeeld speelgoed opruimen, jas aantrekken, de juf helpen, drinken uitdelen. Op die manier zijn ze zo min mogelijk afhankelijk van de pedagogisch medewerkers en ontdekken ze hun eigen kunnen. De peuter wordt gestimuleerd en gesteund om steeds een stapje verder te gaan in de ontwikkeling. Hij wordt uitgedaagd om te fietsen, te praten, samen te spelen en nieuwe dingen te leren. Door het kind open vragen te stellen, leert het keuzes te maken en na te denken over wat het wil. Activiteiten worden zoveel mogelijk in overleg met de kinderen bedacht. Dit bevordert het enthousiasme en het gevoel dat zij invloed hebben op wat er gebeurt. De fantasie van het kind stimuleren we door het vertellen van verhaaltjes, met de handpop te spelen en daarbij stemmetjes te maken. De wat oudere kinderen moedigen we aan om mee te doen. Door te werken met thema’s zoals Pasen, herfst, Sinterklaas, een recente gebeurtenis, een verhaaltje of een liedje, stimuleren we de creativiteit van de kinderen. Ouders en pedagogisch medewerkers overleggen het moment waarop met de zindelijkheidstraining wordt gestart. Spelmateriaal kopen we in relatie tot de algemene ontwikkeling. We letten ook op wat de kinderen ervan kunnen leren. Het kind krijgt de ruimte om te experimenteren met verschillende voorwerpen en materialen. Er is variatie in aanbod van speelgoed dat verschillende ontwikkelingsgebieden stimuleert.
Sociale ontwikkeling Pedagogisch medewerkers begeleiden en creëren situaties waarin ieder kind zijn eigen positie in de groep leert kennen en ontdekken. Hierdoor leren kinderen over het contact met anderen. Een kind dat zich onopvallend gedraagt in de groep, kan aan de aandacht ontsnappen. De pedagogisch medewerkers zoeken bewust regelmatig oogcontact en zoeken bewust momenten om wat extra individuele aandacht te geven aan het kind. Op deze manier houden zij zich op de hoogte van het welbevinden van het kind en krijgt het kind de gelegenheid contact met hen te maken. Kinderen mogen geen speelgoed van elkaar afpakken en worden aangemoedigd om elkaar er om te vragen en samen te delen. Het kind wordt begeleidt, wanneer het daar zelf (nog) niet toe in staat is, bij het oplossen van een ruzie. Door het goede voorbeeld te geven, leert het kind zien dat hulpvaardigheid belangrijk is. Hoewel we kinderen leren elkaar te helpen, zullen we teveel hulpvaardigheid bij de kinderen afremmen. De pedagogisch medewerker geeft zelf het voorbeeld door niet te snel in te grijpen en de kinderen de gelegenheid te geven op eigen kracht tot een resultaat of oplossing te komen. In de ruimtes worden hoekjes gecreëerd, waar kinderen samen kunnen spelen. Bij de aanschaf van speelgoed en spelmateriaal, letten we er op dat alle facetten van de ontwikkeling van het kind aan bod komen en dat het veilig is. Dagelijkse zaken worden nagespeeld door middel van winkeltje, poppenhoek, legotafel, etc. Tijdens het samenspelen komen aspecten als leren delen, wachten, ruzie maken en nee zeggen aan de orde. Conflictjes worden hier een leermoment. Straffen gebeurt niet, er wordt wel gecorrigeerd. Een teruggetrokken kind stimuleren we zoveel mogelijk door bewust spelsituaties te creëren waarbij het makkelijker is om contacten met andere kinderen aan te gaan. Door de eigen emoties te laten zien, te giechelen, te lachen, boos te zijn of eens gek te doen is de pedagogisch medewerker een voorbeeld voor de kinderen. Het kind ziet dan dat het niet raar is en dat het mag.
Waarden en normen De pedagogisch medewerkers hebben een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de waarden en normen van kinderen binnen de kinderopvang. Hun reacties geven niet alleen richting en correctie aan het gedrag van kinderen, maar worden door kinderen ook gekopieerd in hun eigen gedrag naar andere kinderen of volwassenen. Respect geeft ruimte aan anderen en biedt daardoor mogelijkheden voor het maken van afspraken met elkaar. De pedagogisch medewerkers geven het goede voorbeeld door te letten op het taalgebruik. De pedagogisch medewerkers zien er verzorgd uit. De pedagogisch medewerkers tonen respect door het kind bij de naam te noemen, te luisteren, het kind uit te laten praten en respectvol over het kind te praten. Ieder kind heeft een individuele aanpak nodig. Hoe jonger het kind, hoe korter zijn geheugen voor wat niet mag. Als het kind na een aantal keren waarschuwen nog niet luistert, zijn er verschillende manieren om te reageren. Voorbeelden hiervan zijn afkeuring laten blijken door lichaamstaal, boos kijken, de klank van de stem en afleiden. Er wordt niet geslagen en ook niet geschreeuwd. Daarbij geeft de pedagogisch medewerker ook het goede voorbeeld. Het conflict wordt uitgepraat, eventueel wordt het speelgoed weggehaald waar om ‘gevochten’ wordt. Wanneer dit niet voldoende is, wordt het kind even apart gezet. Na een paar minuten mag het kind weer meespelen, nadat de pedagogisch medewerker er nog even met het kind over heeft gepraat. Wij hebben respect voor materiaal en maken geen dingen kapot. De ruimte en omgeving wordt schoon en netjes gehouden. Er wordt niet negatief over elkaar gepraat. We spreken elkaar van dichtbij aan, dus schreeuwen niet. Kinderen leren we dingen aan elkaar te vragen en elkaar te bedanken. We tonen belangstelling en waardering voor persoonlijke geloofsuitingen en culturele verschillen. In de kring wordt er op elkaar gewacht met eten. Met rituelen geven we het begin en het einde van de maaltijd aan. De regel is dat de kinderen ná het plassen en vóór het eten de handen wassen. Opruimen is een gezamenlijke activiteit, dat gaat makkelijker. We gaan netjes om met het speelgoed. De pedagogisch medewerkers leggen uit waarom dat van het kind verwacht wordt. Wij schaffen geen oorlogsspeelgoed aan en kijken geen films waar veel in gevochten wordt of ander geweld in voorkomt.
2.5
Organisatie
Werkoverleg Eens in de twee maanden heeft het team een vergadering. Daarin worden de gang van zaken op de groep, het pedagogisch handelen, de ontwikkeling en het observeren van de kinderen, het contact met ouders en de onderlinge samenwerking besproken. De vergadering bestaat uit twee onderdelen, te weten: de kindvergadering. Hierin bespreken we de kinderen waar de pedagogisch medewerkers zich zorgen om maken of waar vragen over zijn. Op deze manier komt er één lijn in de omgang met het kind en kunnen we het kind zo nodig extra aandacht bieden. Daarna volgt de Algemene vergadering waar we inhoudelijke dieper ingaan op alle facetten van ons werk in de kinderopvang. Op deze momenten nemen we dan ook eventuele aanpassingen in beleidsplannen door. Aangezien er per locatie een klein team werkzaam is, nemen we dagelijks ook de dag en eventuele bijzonderheden door. Met iedere pedagogisch medewerker voeren we minimaal één keer per jaar een evaluatiegesprek. Hierin bespreken we onder meer het functioneren, de wensen en verwachtingen van beide partijen. Overdracht met ouders Het contact met de ouders is open en geeft ruimte aan het wederzijds uitwisselen van informatie. Er wordt in de loop van de tijd een relatie opgebouwd en onderhouden. Bij het halen en/of brengen is er contact tussen de pedagogisch medewerkers en de ouders, om gebeurtenissen van die dag of de afgelopen dagen uit te wisselen. Het contact tussen de ouders en de pedagogisch medewerkers is intensief. Observaties Het welbevinden en de ontwikkeling van het kind worden gevolgd door een dagelijks observeren. We letten op het welbevinden van het kind, de emotionele en sociale ontwikkeling, de lichamelijke ontwikkeling en de taalontwikkeling. Aan de hand van de observatiemethode ‘Zo doe ik, zo beweeg ik en zo praat ik’, observeren we de kinderen om de vijf maanden. Wanneer er bijzonderheden naar boven komen uit de observaties, bespreken we dit altijd met ouders. We kijken dan samen naar hoe de ontwikkeling gestimuleerd kan worden. Bijzonderheden m.b.t. de ontwikkeling Als er iets opvalt bij een van de kinderen, zoals een vermoeden van achterstand, bespreken we dat met de ouders, eventueel in een extra ouder gesprek. Samen zoeken we naar de oorzaak. Die zou bijvoorbeeld kunnen liggen in de aanleg of ontwikkeling van het kind, de omgeving van het kind, de gezinsomstandigheden, het opvoedingsklimaat. Gezamenlijk zoeken we dan naar een bepaalde aanpak, waarvan we denken dat die voor de ontwikkeling goed is. In een aantal gevallen worden de ouders doorverwezen naar een externe organisatie waar Babbels nauw mee samenwerkt (denk hierbij aan een logopedist en Centrum van Jeugd en Gezin). In overleg kunnen de pedagogisch medewerkers of leidinggevende van het kinderdagverblijf hierin een ondersteunende rol hebben. (zie het ouderbeleid voor een uitgebreide toelichting over het oudercontact binnen Babbels) Hygiëne en veiligheid Het gebouw wordt dagelijks schoongemaakt. De meubels en het speelgoed worden regelmatig door de pedagogisch medewerkers gereinigd volgens een schoonmaakrooster. Op de locaties Tweemaster en Familieschool komt het schoonmaakbedrijf vanuit school dagelijks schoonmaken. Op de locaties Pater Jan Smit en de Zevensprong wordt er 1 keer in de week door schoonmaakpersoneel schoongemaakt.
Voeding wordt hygiënisch en apart klaargemaakt in de keuken. Wat betreft de veiligheid moet het materiaal waarmee de kinderen spelen kleurecht, gifvrij, en niet te zwaar zijn. Het mag geen scherpe uitsteeksels hebben. Kinderen spelen altijd onder toezicht. In de ruimte zijn ‘vingerveilige strips’ aangebracht bij de deuren. De GGD controleert één keer per jaar de hygiëne en veiligheid op de peuterspeelgroep, in opdracht van de gemeente. (zie het veiligheidsprotocol en het hygiëne en schoonmaakprotocol voor uitgebreide informatie over de hygiëne en veiligheid binnen Babbels) Ongevallen In noodgevallen bellen we altijd de ouders of de eigen huisarts van het kind. Ook kan het landelijke alarmnummer gebeld worden. Aangezien ouders meteen gebeld worden, is het belangrijk dat zij telefonisch goed bereikbaar zijn of "noodnummers" doorgeven (bijvoorbeeld het nummer van het werkadres of opa en oma). Wijzigingen moeten dus altijd direct worden doorgegeven aan het kantoor. In geval van "Sirene-alarm" houden we alle kinderen in het gebouw. Kinderen die buiten zijn halen we naar binnen en we sluiten alle deuren en ramen. De aanwezige ventilatiesystemen schakelen we uit en dichten we af. De radio wordt aangezet. We wachten nadere berichten/instructies van de overheid af
3. Ouderbeleid 3.1
Inleiding
Binnen de peuterspeelgroep zijn ouders, net als de kinderen, een belangrijke doelgroep. Ook voor de ouders is het van belang dat zij zich op hun gemak voelen, zodat het contact tussen de ouders en Babbels zonder moeite kan verlopen. Goed contact tussen ouders en Babbels bevordert de sfeer, wat op haar beurt weer bijdraagt aan een uitstekend klimaat waarin de kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. In dit beleid geven we een overzicht van alle activiteiten die te maken hebben met de oudercontacten. Het doel hiervan is duidelijkheid te verschaffen voor onze medewerkers en voor de ouders, wanneer het gaat om afspraken en uitgangspunten van het ouderbeleid. Het ouderbeleid, met bijbehorende procedures en werkafspraken, wordt eenmaal in de twee jaar (of indien nodig eerder) door de directie geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. Hierbij zal ook de oudercommissie om advies worden gevraagd.
3.2
Algemene visie
Uiteraard is het de taak van Babbels om een kwalitatief goede en verantwoorde peuterspeelgroep te verzorgen. In het pedagogisch beleid staan de visie op en uitgangspunten voor de omgang met de kinderen beschreven. Naast de verantwoordelijkheid voor de kinderen is er ook sprake van een verantwoordelijkheid richting de ouders. Deze verantwoordelijkheid bestaat onder meer uit het zo goed mogelijk afstemmen van beide opvoedingsmilieus: de thuissituatie en de peuterspeelgroep situatie. Daarbij maken we de kanttekening dat groepsopvoeding altijd zal verschillen van thuisopvoeding. Wij houden rekening met de wensen van ouders, met de werkbaarheid op de groep en met eisen uit de organisatie en de wetgeving. Wij wegen hierbij voortdurend af wat wel en wat niet werkbaar is in de dagelijkse praktijk binnen Babbels. Het is onze intentie om door middel van gesprekken met elkaar altijd de beste oplossing te vinden. Om alle wensen goed op elkaar af te kunnen stemmen is openheid, eerlijkheid en een goede communicatie tussen ouders en Babbels van groot belang. Alle medewerkers zijn uit liefde voor het vak en hun professionaliteit, in staat om een goede band met de ouders op te bouwen. Respect voor elkaar is hierbij het uitgangspunt. Dit zal leiden tot wederzijds vertrouwen, wat de kwaliteit van de opvang ten goede komt. Wij streven er dan ook naar om alle ervaringen, zowel positieve als negatieve, bespreekbaar te maken. Door elkaar te wijzen op zaken die minder goed gaan, krijgt Babbels de gelegenheid om zich verder te ontwikkelen en de kwaliteit van de opvang te vergroten. Alle medewerkers en de leiding staan open voor suggesties en opmerkingen.
3.3
Contact met ouders
Eerste contact met de peutergroep Het eerste contact tussen ouders en de peuterspeelgroep bestaat uit het intakegesprek en een rondleiding. Dit gaat vooraf aan de definitieve plaatsing van het kind. Het intakegesprek geeft algemene informatie over Babbels. Aan de orde komen o.a. de regels binnen Babbels, het pedagogisch beleid, de sluitingsdagen en de omgang met ziekte. We vinden het belangrijk dat ouders de sfeer van Babbels even hebben gevoeld en op de hoogte zijn van onze werkwijze, voordat ze besluiten hun kind aan te melden. Wanneer het aanmeldingsformulier bij ons binnen is en er is plaats op de gewenste dagen, sturen we een plaatsingsovereenkomst in tweevoud op. Als er dan één getekend exemplaar bij ons binnen is, is de plaatsing definitief. Voor Babbels is het intakegesprek een eerste moment om iets van de sfeer, visie en deskundigheid aan ouders te laten zien. Stamgroep De kinderen die bij Babbels op de opvang komen, hebben altijd een vaste stamgroep. Op deze groep staan vaste pedagogisch medewerkers en ook de kinderen komen steeds dezelfde kinderen tegen. Wanneer er sprake is van een wachtlijst op een dag die wel gewenst is, kan er aangeboden worden om het kind tijdelijk op een andere groep dan de stamgroep te plaatsen. Ons voorkeur gaat hier niet naar uit. Het voordeel is wel, dat op de locatie de samenwerking tussen beide groepen en de pedagogisch medewerkers nauw verloopt. Afspraken over de duur van de tijdelijke (extra) opvang in een andere groep , zijn vastgelegd in het contract wat ouders met Babbels aangaan. Na ongeveer een half jaar zal er met elkaar gekeken worden of er zicht is op een plek in de stamgroep. Als ouders een keer gebruik willen maken van incidentele opvang en er is op dat moment geen plek op de basisgroep, dan geven ouders in overleg met Babbels toestemming per mail om het kind op een andere groep dan de stamgroep te plaatsen. Wennen Een goede wenprocedure is belangrijk voor een goede start op de peuterspeelgroep. Dit geldt voor zowel de ouders en kinderen als ook voor de pedagogisch medewerkers. Er is tijd om elkaar te leren kennen, om een vertrouwensband op te bouwen en er is tijd voor overleg en overdracht. Geleidelijk worden de zorg en de opvoeding met elkaar gedeeld. Voordat het kind start op de peuterspeelgroep, is er een kennismakingsgesprek met de ouder(s) en kind. De pedagogisch medewerker vult een Kindgegevensformulier in en geeft inhoudelijk uitleg over de peuterspeelgroep. Als het kind voor de eerste keer komt, mogen ouders er in het begin bij blijven, om het kind op zijn gemak te stellen. De ouders zien hoe het er aan toe gaat op de groep, hoe medewerkers handelen en hoe zij met de kinderen omgaan. Soms spreken we af dat het kind de eerste keer eerder wordt opgehaald. Elk kind is uniek en als het kind behoefte heeft om vaker te wennen dan is dat mogelijk. Dagelijkse overdracht bij brengen en halen Voor kinderen van de peuterspeelgroep gebeurt de dagelijkse overdracht mondeling. Doordat de groep op op een vast moment stopt, streven we naar zoveel mogelijk overdracht gestreefd. Het is echter niet altijd haalbaar. Ouders kunnen dan altijd even wachten of een gesprek aanvragen. Voor een goede samenwerking is het belangrijk dat ouders en pedagogisch medewerkers elkaar op de hoogte houden over het kind. We verwachten dat de ouders aan het begin van de dag bijzonderheden over het kind aan te geven, zodat daar gedurende de ochtend rekening mee kan worden gehouden. Pedagogisch medewerkers vertellen aan het eind van de ochtend hoe het met het kind is gegaan. Er wordt bijvoorbeeld besproken hoe het kind heeft gespeeld, of het kind zich prettig voelde en waaruit dat kon worden afgeleid, etc. Tijdens deze momenten kan ook worden besproken hoe het kind zich thuis
ontwikkelt. Het streven is om zoveel mogelijk met elkaar op één lijn in de opvoeding en de verzorging te blijven. Oudergesprekken Er worden gedurende de opvangperiode diverse gesprekken met de ouders gehouden: Jaarlijks oudergesprek Er vindt met alle ouders in ieder geval één keer per jaar een oudergesprek plaats. Hierin bespreken we de ontwikkeling van het kind op het dagverblijf en thuis. Ook komen de wensen en ervaringen van ouders, betreffende de omgang met het kind en de organisatie aan de orde. De pedagogisch medewerkers spreken hun wensen en ervaringen uit met betrekking tot de aanpak en de peuterspeelzaalregels. Eventueel maken we nieuwe afspraken rond verzorging en opvang. Eindgesprek Het eindgesprek vindt plaats op het moment dat een kind 4 jaar wordt en de overstap gaat maken naar het basisonderwijs. Bij Babbels hebben we altijd een warme overdracht met de toekomstige basisschool aan de hand van de observatiemethode ‘Zo doe ik, zo beweeg ik en zo praat ik’. De pedagogisch medewerkers vullen het zogenaamde Peuterestafetteformulier in en bespreken dit met de ouders. Dit is een overdrachtsformulier dat, met toestemming van de ouders, aan de basisschool wordt gegeven. Zo stellen we de basisschool op de hoogte van onze bevindingen rondom het kind en kunnen zij daar weer verder op inspelen. De bevindingen van de eindgesprekken worden ook door de directie geëvalueerd. Gesprek op verzoek Buiten de bovengenoemde gesprekken, is het te allen tijde mogelijk om een gesprek aan te vragen met de pedagogisch medewerkers of de directie.
3.4
Ouderparticipatie
Naast de individuele gesprekken met de ouders vinden er ook gezamenlijke activiteiten plaats: Ouderinformatieavonden Deze avonden kunnen variëren wat betreft vorm en inhoud. Het doel kan zijn dat ouders van de groep elkaar leren kennen en elkaars bevindingen over opvoeden en over de peutergroep delen. Een ouderavond kan ook gaan over een specifiek pedagogisch onderwerp. Tijdens de ouderinformatieavond kunnen ouders uiting geven aan hun visie en suggesties doen met betrekking tot het beleid van Babbels. Ook worden er regelmatig cursussen aangeboden, zoals bijv. EHBO en een vlechtcursus. Oudercommissie De oudercommissie heeft een signalerende en adviserende functie naar de directie, op het gebied van o.a. het opvoedkundig handelen van het personeel, de aanschaf van spelmateriaal en inventaris, de diverse beleidsplannen en protocollen en de dagelijkse gang van zaken. Verder heeft de oudercommissie het doel andere ouders te betrekken bij de kinderopvang. Dit kan bijvoorbeeld door het organiseren van feesten, uitstapjes en ouderavonden. Daarnaast dient de oudercommissie als klankbord voor de andere ouders. Overige informatie met betrekking tot de oudercommissie, is beschreven in het medezeggenschap reglement.
3.5
Informatie aan ouders
In de algemene visie staat beschreven, dat het van belang is om tot een goede afstemming van elkaars wensen en mogelijkheden te komen. Een goede communicatie is daarbij essentieel. Naast de persoonlijke contacten geven we ook schriftelijke informatie aan ouders. Informatie bij het intakegesprek. De ouders ontvangen tijdens het intakegesprek specifieke informatie over de peuterspeelgroep, onze werkwijze en regels. De volgende formulieren krijgen ouders mee na het intakegesprek: Speerpunten van Babbels, het Hoe & Wat, een Tarievenlijst, Betalingsregels, Algemene voorwaarden, de flyer van Babbels en het Aanmeldingsformulier. Verder besteden we aandacht aan de kinderopvangtoeslag en geven we een folder van de Belastingdienst mee. We verstrekken ook informatie over de verschillende instellingen waarmee Babbels samenwerkt Het pedagogisch beleid en ouderbeleid Het pedagogisch beleid en het ouderbeleid van de peuterspeelgroep staan in de gang, ter inzage voor ouders. Het Pedagogisch beleidsplan en het Ouderbeleid staan ook op de website. Naast deze beleidsplannen zijn er verschillende protocollen met betrekking tot o.a. ziekte, hygiëne, veiligheid en dergelijke. Deze zijn ook openbaar voor ouders. Nieuwsbrieven Voor overig nieuws en informatie wordt er meerdere malen per jaar een nieuwsbrief ‘Babbelsnieuws’ geschreven. Deze sturen we aan alle ouders via de mail. Website Uiteraard kunnen ouders voor informatie ook kijken op de website van Babbels: www.kinderopvangbabbels.nl
3.6
Overige dienstverlening aan ouders
Klachtenbehandeling Over het algemeen zijn de pedagogisch medewerkers van de groep het eerste aanspreekpunt met betrekking tot klachten over de opvang in de groep. Wij verzoeken u de klacht in eerste instantie op te nemen met de desbetreffende persoon. Leidt dit niet tot een bevredigende oplossing, dan kunt u altijd contact opnemen met de directie. De directie is ook het aanspreekpunt als de klachten betrekking hebben op de organisatie. Indien het intern niet mogelijk blijkt om tot een oplossing te komen, kunt u de klacht mondeling of schriftelijk indienen bij de onafhankelijke klachtencommissie. U kunt er ook voor kiezen om de klacht direct bij de onafhankelijke klachtencommissie in te dienen. Babbels is hiervoor aangesloten bij een landelijke stichting: het SKK (Stichting Klachtencommissie Kinderopvang). Deze klachtencommissie zal dan alle betrokken partijen horen en vervolgens schriftelijk uitspraak doen. De uitspraak van deze klachtencommissie is bindend. De klacht zal in alle gevallen worden genoteerd op het Klachtenformulier. Deze wordt gearchiveerd. U kunt er voor kiezen om uw klacht met behulp van dit formulier aan ons kenbaar te maken. Contactgegevens SKK: Postbus 21 3738 ZL Maartensdijk 0900 0400034
[email protected] www.klachtkinderopvang.nl Omgang met persoonlijke informatie Babbels gaat zorgvuldig om met persoonlijke gegevens van ouders en kinderen, conform de wetgeving. Dit geldt voor alle informatie die wij op de opvang krijgen en/of zelf verzamelen rond ouders en kind. Medewerkers zijn verplicht tot geheimhouding van de verstrekte informatie aan anderen dan betrokken medewerkers en directie. Babbels zal geen informatie uit de persoonsregistratie ter beschikking stellen aan derden, indien hiervoor niet expliciet vooraf goedkeuring is verkregen van de betrokken persoon.
4. Protocollenboek peuterspeelgroep 4.1.1 Hygiëne Handen wassen (pedagogisch medewerkers en kinderen) Voor: Het aanraken en bereiden van eten. Het eten of het helpen eten. Wondverzorging. Na: Na het verschonen van een kind. Na het toilet / billen afvegen. Het bereiden van eten. Na het neuzen snuiten, hoesten, niezen als de handen zichtbaar vuil zijn Na wondverzorging. Na contact met lichaamsvochten zoals, speeksel, snot, bloed, braaksel etc. Na buitenspelen (zandbak). Na schoonmaakwerkzaamheden. Na contact met vuil textiel of de afvalbak. Na bezoek of aanraking met dieren. Voor het eten gaan de kinderen onder begeleiding hun handen wassen. Als de handen en monden na het eten vies zijn, krijgen de kinderen een snoetenpoetser en leren we hen aan eerst de mond en daarna de handen schoon te maken. Let er op dat je open wondjes en blaasjes altijd goed afplakt. Hoe was je handen Gebruik stromend water. Maak handen nat en doe er vloeibare zeep op. Wrijf de handen gedurende 10 seconden over elkaar en zorg ervoor dat water en zeep over de gehele handen worden verdeeld. Let ook goed op de vingertoppen, tussen de vingers en vergeet de duimen niet. Spoel de handen al wrijvend af onder stromend water. De handen worden na het toilet gedroogd met papieren handdoekjes. Bij het aankleedmeubel worden de handen gedroogd met een handdoek die een aantal malen per dag wordt verschoond. Hoesten en niezen Leer de kinderen dat ze tijdens het niezen en hoesten hun hoofd moeten wegdraaien of het hoofd buigen. Zorg er ook voor dat de kinderen in de binnenkant van hun arm hoesten of niezen in plaats van hun hand voor hun mond te doen. Hierdoor voorkom je de verspreiding van bacteriën beter. Wijs de kinderen hier op en geef het goede voorbeeld. Zorg dat de handen van de kinderen worden schoongemaakt als de handen na het niezen of hoesten toch vuil zijn geworden. Als de neuzen van de kinderen vies zijn, worden die door de pedagogisch medewerkers altijd schoongemaakt. Er wordt geen gebruik gemaakt van stoffen zakdoeken maar van tissues. Als er een pedagogisch medewerker verkouden is, spreken we af dat zij niet de bereiding van het eten doet.
Toilet Let erop dat de kinderen geen speelgoed of andere voorwerpen meenemen naar het toilet. Kinderen moeten na het toilet altijd hun handen wassen met zeep. Zorg dat je de kinderen daarbij helpt en begeleidt. Voor de kinderen hebben we kleine toiletten met een kleine closetpot. Zo komen de kinderen minder snel in aanraking met bacteriën en vuiligheid van de toiletpot. De toiletten worden elke dag zorgvuldig schoongemaakt, ook de wasbakken en kranen worden meegenomen. Er wordt binnen Babbels geen gebruik gemaakt van potjes. We stimuleren de kinderen om direct naar de wc te gaan. We hebben ook kleine closetpotten waardoor dat mogelijk is.
Hygiëne en voeding Was je handen altijd voor en na het bereiden van eten. Zorg ervoor dat de kinderen hun handen wassen voor en na het eten. We eten altijd aan tafel! Controleer ELKE DAG de houdbaarheidsdatum van de voedingsmiddelen als je het eten aan het bereiden bent. Haal de voedingsmiddelen kort voor gebruik uit de koelkast. Als de beperkt houdbare producten langer dan 30 minuten uit de koelkast zijn geweest, gooi ze dan weg. Het eten wordt bewaard in een koelkast met een maximale temperatuur van 7 graden. Er worden geen restjes bewaard. Deze temperatuur wordt minimaal 1x per week gecontroleerd (zie temperatuurlijst op de koelkast). Hygiëne tijdens het verschonen Zorg dat je het verschonen strikt gescheiden houdt van voedselbereiding. Verschoon de kinderen op een daarvoor bestemde ondergrond. Vervang het aankleedkussen als het beschadigd is. Gooi na het verschonen de vuile luier direct in de afgesloten luieremmer. Het aankleedkussen wordt na iedere verschoonbeurt schoongemaakt met allesreiniger en een wegwerpdoekje. Neem het verschoonkussen na het schoonmaken met een vochtige doek af. Maak het kussen NOOIT schoon met billendoekjes! Als er bloed of bloederige diarree op het aankleedkussen terecht is gekomen moet het kussen gedesinfecteerd worden. Maak het dan eerst op de normale manier schoon en ontsmet het daarna met 70% alcohol. Hygiëne in de omgang Zorg ervoor dat de kinderen hun eigen speen meenemen (dit staat ook in de informatie die ouders van ons krijgen). Stimuleer de kinderen en ouders zoveel mogelijk om de speen alleen in bed te gebruiken. Gooi de washandjes voor de monden en handen na gebruik altijd in de was. Maak de koortsthermometer na gebruik direct schoon en desinfecteer met alcohol 70%. Als er zalf of crème moet worden aangebracht, doe dit dan met een vingercondoom.
Hygiëne tijdens het spelen en speelgoed Controleer het speelgoed dagelijks op vuiligheid en beschadiging. Gooi het beschadigde speelgoed direct weg. Houdt binnen- en buitenspeelgoed gescheiden. Voor het reinigen van al het speelgoed: zie Schoonmaakrooster. Berg het speelgoed zoveel mogelijk op in afsluitbare bakken i.v.m. stof.
Let tijdens het spelen met water goed op of het water schoon is. Als dit niet het geval is of bij twijfel, verschoon het direct. Zorg ervoor dat na het buitenspelen het net weer op de zandbak of de zandbak dicht gaat. Ook zit er een hek om het speelterrein heen, waardoor de zandbak minder toegankelijk is voor honden en katten. Let erop dat er ALTIJD aan tafel gegeten en gedronken wordt, dus ook niet buiten of in de zandbak. De handen van de kinderen worden na het buitenspelen gewassen door de pedagogisch medewerkers. Verschoon het zand van de zandbak direct als je uitwerpselen van honden of katten vindt.
(Huis-) dieren en ongedierte We vinden het belangrijk om de kinderen met dieren kennis te laten maken en ze te leren hoe ermee om te gaan. We vinden het dan ook leuk om bijvoorbeeld een kinderboerderij of een boerderij te bezoeken. Ook kan het zijn dat er door iemand een dier wordt meegenomen. In zo’n geval controleer dan het wenformulier of de ouders daarop toestemming hebben gegeven om met de kinderen naar buiten te gaan. Kijk dan ook vooraf op de wenformulieren of een kind allergisch is voor dieren. Na een bezoek of aanraking met dieren moeten de kinderen hun handen wassen. Let er goed op dat je alle kruimels goed opruimt en de voedingsmiddelen goed verpakt opbergt dit voorkomt ongedierte. Er wordt buiten geen zoetigheid gegeten en/of gedronken wordt . Dit voorkomt plakkerige handen en monden, wat wespen aantrekt. 4.1.2 Schoonmaken ( zie met name schoonmaakrooster) Op de locatie Pater Jan Smit en Zevensprong wordt schoongemaakt door de pedagogisch medewerkers. 1 avond per week komt hier een schoonmaakdienst Op de locaties Familieschool en Tweemaster wordt iedere dag schoongemaakt door de schoonmaakdienst vanuit school. Via een logboek communiceren we met de betreffende schoonmaakdiensten. Wanneer je niet tevreden bent of je wilt iets vragen, kun je dat via het logboek doen. We werken met een schoonmaakrooster voor de pedagogisch medewerkers. Hierop staat wat er dagelijks, wekelijks en maandelijks moet worden gedaan. Het is de bedoeling dat je deze taken ook aftekent, zodat we van elkaar weten wat er is gedaan. We maken gebruik van vuilnisemmers met deksel. De vuilnisemmers worden elke dag verschoond, ongeacht of de vuilniszakken vol zijn of niet. In het toilet staan open prullenmanden voor het papier waar de handen mee worden afgedroogd. Ook deze worden dagelijks verschoond. Gebruik elk dagdeel een nieuwe vaatdoek. Als je de vaatdoek meerdere malen gebruikt, spoel deze dan goed uit met warm water. De stoffen materialen worden wekelijks of maandelijks gewassen. (zie het Schoonmaakrooster).
4.1.3
Als je stof gaat afnemen doe dit met een stofbindende of vochtige doek. Zo voorkom je dat stof in de lucht gaat dwarrelen. Stofzuig niet waar de kinderen bij zijn. Ventileer altijd tijdens het stofzuigen. Beperk het gebruik van een bezem omdat het fijne stof op een later tijdstip weer neerdaalt in de ruimte. Maak gebruik van de swiffer indien aanwezig. Maak meubilair en voorwerpen schoon met een sopje en schoonmaakmiddel. Besteed bij het schoonmaken extra aandacht aan handcontactpunten zoals kranen, lichtknopjes, deurkrukken etc. Standaard moet alles op 60 graden gewassen worden.
4.1.4
Schoonmaakmethoden
Desinfecteren van materialen
Desinfecteer wanneer een oppervlak met bloed verontreinigd is. Desinfecteer wanneer een oppervlak is verontreinigd met bloederige diarree of braaksel. Desinfecteer in bijzondere situaties (zoals bij een epidemie) op advies van de GGD. Zorg wel dat je, vooraf aan het desinfecteren, het oppervlak eerst goed reinigt. Gebruik geen huishoudchloor (bleekwater) maar alcohol om te desinfecteren.
Als je meer informatie nodig hebt kijk dan in het boek van LCHV ‘Gezondheidsrisico’s in een kindercentrum’. Hierin staat alles over hygiëne en schoonmaak.
4.2
Protocol gezond binnenmilieu
4.2.1 Ventilatie Ventileren = het voortdurend verversen van lucht. Buitenlucht vervangt daarbij de binnenlucht die verontreinigd wordt. Luchten = het in korte tijd verversen van alle verontreinigde binnenlucht door het wijd openzetten van ramen of deuren. Luchten is geen vervanging van ventilatie! Hoe ventileren? Zorg ervoor dat de ventilatieramen/roosters altijd open staan. Als het bedompt ruikt in één van de ruimtes, zet dan een raam/ ventilatierooster of een deur open. Zorg dat je tijdens bewegingsspelletjes en het stofzuigen de ruimte extra lucht. De ventilatievoorzieningen moeten 3-maandelijks worden schoongemaakt of eerder als ze zichtbaar vuil zijn (zie schoonmaakrooster). 4.2.2 Temperatuur en vochtbalans Als mensen in een ruimte verblijven komt er veel vocht vrij. In een vochtige omgeving kan condens optreden. Dit maakt groei van huisstofmijten, schimmels en bacteriën gemakkelijker. Controleer bij binnenkomst of de temperatuur in de leefruimte 20 graden is. De temperatuur mag NOOIT lager dan 17 graden en hoger dan 27 graden zijn. Gebruik de zonwering als de temperatuur boven de 22 graden komt en zet alle ventilatieroosters open. Zorg ervoor dat op warme dagen extra drinkmomenten worden ingelast. Als de ruimtes te warm worden, zet dan lekker een deur of raam of ventilatierooster open. Voorkom dat je de temperatuur vaak verandert. Schommelingen van 5 graden zijn niet goed. De luchtvochtigheid moet tussen de 40% en 60% liggen. Dit kun je beïnvloeden door extra te ventileren en door het regelen van de temperatuur. Als je het vermoeden hebt dat de luchtvochtigheid geregeld niet tussen de 40% en 60% ligt, waarschuw dan de directie. Zij gaat dan kijken wat de oorzaak daarvan is, om deze vervolgens te bestrijden. Leg bij een te droge omgeving natte doeken op de vloerverwarming. 4.2.3 Roken Het is verboden te roken in en om het gebouw (zie het “Hoe en wat” van Babbels). Ook worden er geen kaarsen aangestoken tijdens feestjes. 4.1.4
Stoffigheid en allergenen
Zorg ervoor dat als je het meubilair in de ruimte verandert, er geen kleine hoekjes of openingen worden gecreëerd waar stofnesten in kunnen ontstaan. Dat maakt het lastig om goed schoon te maken. Gebruik tijdens het schoonmaken van de vloer dagelijks een vochtige dweil. Hierdoor voorkom je dat stof in de ruimte terecht komt. Stofzuigen wordt gedaan als er geen kinderen in de ruimte aanwezig zijn. Wanneer er nieuw krijt gekocht moet worden voor het krijtbord, let er dan op dat je stofvrij krijt koopt. Alle stoffen materialen worden volgens het schoonmaakrooster op 60 graden gewassen.
De verkleedkleren worden maandelijks gewassen op 30 graden (zie schoonmaakrooster). Als een kind allergisch is, let er dan goed wanneer deze gewassen zijn, voor het kind ermee gaat spelen. Controleer dit altijd op het schoonmaakrooster.
4.2.5
Verf, lijm en spuitbussen
Gebruik NOOIT spullen met vluchtige stoffen in het bijzijn van de kinderen. Lijm en verf wat we binnen Babbels gebruiken, zijn op waterbasis. Let erop dat je lijm, verf etc. altijd hoog opbergt.
4.2.6 Asbest, bodem- en luchtverontreiniging De bouwwijze van het gebouw is van steen en hout en daarin is tijdens de bouw geen asbest verwerkt. Als er aanwijzingen zijn voor bodemverontreiniging, wordt er door de directie een deskundige ingeschakeld. Als er aanwijzingen zijn voor luchtverontreiniging, wordt er door de directie ook een deskundige ingeschakeld.
4.2.7
Hoe ruikt de ruimte? Is het er muf of benauwd? Dit kun je het beste waarnemen op het moment dat je de groepsruimte binnenstapt. Zijn de ramen tijdens het stookseizoen na enige uren beslagen? Dit is een teken van een hoge luchtvochtigheid. Is er sprake van irritatie van de ogen, de huid, of de luchtwegen bij het binnenkomen of bij het verblijf in de ruimte? Dit kan duiden op de aanwezigheid van schadelijke gassen en dampen of een te droge lucht. Word je regelmatig suf en kan je je minder concentreren als je aan het werk bent? Zijn er plaatsen in het gebouw waar schimmels op de wanden zichtbaar zijn? Zijn er sporen van lekkages zichtbaar? Deze plaatsen kunnen een belangrijke bron van een slechte binnen luchtkwaliteit zijn. Let erop dat er goed wordt schoongemaakt. Controleer ’s morgens de ruimtes. Als je het vermoeden hebt dat één van deze punten niet goed is binnen Babbels, waarschuw dan altijd de directie! 4.2.8
Lawaai
Als je vindt dat de kinderen teveel worden gestoord door lawaai van buitenaf, sluit dan zoveel mogelijk ramen en deuren. Neem de kinderen mee naar een andere ruimte waar zij minder last zullen hebben van het lawaai. 4.2.9
Hoe je de kwaliteit van de binnenlucht kunt beoordelen
(Huis-) dieren en planten
In het Hygiëne- en schoonmaakprotocol kun je lezen hoe wij omgaan met dieren binnen Babbels. In de leefruimtes binnen Babbels hebben we geen planten.
4.3
Buiten- en warmteprotocol 4.3.1
Als we naar buiten gaan
Kijk of er kinderen allergisch zijn voor stuifmeel van gras, onkruid of bomen (dit staat op het wenformulier en op de presentielijst). Als een kind allergisch is, overleg dan met de ouders hoe je het kind toch kan laten buitenspelen. We hebben ook een verhard speelterrein. Maak afspraken met de ouders hierover. Controleer het plein op zwerfvuil. Zorg dat je op het moment dat je naar buiten gaat de zandbak (indien aanwezig) goed controleert op ongedierte of uitwerpselen van dieren. Zorg ervoor dat de buitenhekken rondom het speelplein dicht zijn en controleer dit tijdens het buitenspelen regelmatig.
Als we op uitje gaan Neem altijd de presentielijst en het rugzakje mee als je met de kinderen buiten het terrein van Babbels gaat. Zorg dat je weet waar je het rugzakje kan vinden op iedere locatie. De pedagogisch medewerkers en kinderen hebben de Babbelshesjes aan als zij op uitje gaan.
4.3.2 Wat te doen bij een tekenbeet De kans dat een kind wordt gebeten door een teek rondom Babbels, is aanwezig omdat er sprake is van struikgewas, gras en bebossing rondom het plein waar de kinderen spelen. Als de kinderen in bossen zijn geweest controleer dan de kinderen op teken en/of tekenbeten. Laat de teek dan zo snel mogelijk door de huisarts verwijderen. Noteer de datum van de beet en geef het ook door aan de ouders i.v.m. ziekte van Lyme. Zet met een pen of stift een cirkel om de beet. 4.3.3 Wat te doen bij een wespen- of bijensteek Er wordt buiten geen zoetigheid gegeten en/of gedronken. Dit voorkomt plakkerige handen en monden, wat wespen aantrekt. Een picknick is toegestaan dus zorg er voor dat er geen zoetigheden aanwezig zijn. Als we op uitje gaan worden er pakjes drinken aan de kinderen gegeven. Controleer voor het naar buiten gaan of de handen en monde plakkerig zijn. Als een kind gestoken wordt door een wesp of bij, verwijder (indien nodig) de angel direct met een pincet. Leg daarna ijs op het wondje ter verkoeling. Zorg ervoor dat je het ijs niet direct op de huid legt maar het altijd in een doek wikkelt of in een washandje doet. Bij een steek in de mond of hals direct ijs gebruiken en 112 bellen. Als er een allergische reactie optreedt na een wespen- of bijensteek, zoals bijv. Benauwdheid of bewusteloosheid, bel 112.
4.3.4 Warmteprotocol (wat te doen bij extreem warme dagen) Dit warmteprotocol treedt in werking indien de weersvoorspellingen uitgaan van dagtemperaturen van 28 graden of hoger. Attendeer de ouders er nogmaals op om badkleding mee te geven aan hun kind. Zet alle ramen en deuren open mits dit een verkoelend effect geeft. Doe bij binnenkomst (indien mogelijk) alle zonweringen naar beneden, ook als schijnt de zon dan niet volop. Ga met de kinderen naar buiten en laat ze daar spelen met water. Zorg ervoor dat je alle kinderen insmeert en ze niet te lang blootstelt aan de zon. Liever meerdere malen kort dan eenmaal lang buiten spelen. Maak met je collega’s afspraken over hoe lang je naar buiten gaat. Creëer schaduwplekken. Er wordt gedurende de dag op vaste tijden gegeten en gedronken. Let er tijdens warme dagen op hoeveel elk kind drinkt en las extra drinkmomenten in tijdens de dag. Overleg dit ook met collega’s wanneer deze extra momenten plaatsvinden. 4.3.5 Koud weer Zorg er te allen tijde voor dat een kind niet onderkoeld raakt. Kleed bij koud weer de kinderen goed aan. Zorg dat elk kind zijn/haar jas dicht heeft. Als het erg koud is blijf dan niet te lang buiten en houd de kinderen in beweging. 4.3.6 Bodem- en luchtverontreiniging en bestrijdingsmiddelen Er worden geen schadelijke bestrijdingsmiddelen gebruikt en deze zijn dan ook niet aanwezig binnen Babbels. Mocht het wel een keer nodig zijn dan wordt hier een professionele organisatie voor ingezet. Met deze organisatie worden afspraken gemaakt om dit buiten openingstijden uit te voeren. Als er aanwijzingen zijn voor bodemverontreiniging en luchtverontreiniging ,wordt er door de directie een deskundige ingeschakeld.
4.3 Voedingsprotocol Bij het samenstellen van dit voedingsprotocol zijn we uitgegaan van de adviezen van het Voedingscentrum en de adviezen van de GGD (gezondheidsrisico’s in een kindercentrum). 4.4.1 Wat en wanneer wordt er gegeten en gedronken bij Babbels Peuterspeelgroep Na het spelen rond 10.15 uur gaan de kinderen aan tafel. Ze krijgen limonade en fruit/groente. Daarna eten we nog een koekje. Tussendoor krijgen de kinderen als zij dorst hebben water. 4.4.2
Was altijd je handen voor en na het bereiden van eten. Controleer ELKE DAG de houdbaarheidsdatum van de voedingsmiddelen als je het eten aan het bereiden bent. Als voedingsmiddelen opengemaakt zijn, wordt de openingsdatum op het product geschreven. Kinderen zitten ALTIJD aan tafel tijdens eten en drinken. Ook tijdens een tussendoortje. Voor het eten worden de handen van de kinderen gewassen. Als het kind niet van een bepaald soort fruit/ groente houdt, geef het dan een ander soort fruit/groente met toch ook een paar stukjes van het fruit waar hij/zij niet van houdt. Zo krijgt het kind wel de kans om het te proeven/proberen. Stimuleer het kind altijd om te eten. Zorg voor een gezellig ontspannen sfeer. Zien eten doet eten. Eet zelf ook altijd mee! Voor het eten wordt er ALTIJD gezongen met de kinderen. Na het eten worden gezicht en handen gewassen. Leer de kinderen aan eerst hun gezicht te wassen en daarna hun handen. Bij de jongere kinderen maken de pedagogisch medewerkers de gezichten en handen schoon. Op de peuterspeelgroep gaat onze voorkeur uit naar gezonde traktaties. Ouders worden door ons hier ook op gewezen. Als ouders toch besluiten om een ongezonde traktatie mee te geven, dan wordt het uitgedeeld maar niet opgegeten. Wel zijn er de volgende uitzonderingen: tijdens uitstapjes een ijsje en tijdens feestdagen bijv. pepernoten bakken. 4.4.3
Hoe gaan we met de kinderen om tijdens het eten
Voedselallergie en –intolerantie
Ga tijdens het wengesprek met de ouders goed in op de allergie of intolerantie. Vraag ze hoe ermee om te gaan en wat wel en niet mag, welke maatregelen er genomen moeten worden. Uiteraard is het ZEER belangrijk dat je alles goed noteert en je collega’s meteen na gesprek hiervan op de hoogte stelt. Allergieën, intolerantie of andere bijzonderheden worden aan het kantoor doorgegeven. Het kantoor zorgt ervoor dat deze bijzonderheden op de presentielijst komen te staan met afkortingen als: ALL, MED, etc. Pedagogisch medewerkers zijn van deze afkortingen op de hoogte. Zorg er ALTIJD voor dat als het kind voor de eerste keer komt, je het Kindgegevensformulier en de Presentielijst doorneemt om te kijken of het kind een voedselallergie of –intolerantie heeft.
5. Ziekte en geneesmiddelenprotocol 5.1
Ziekte
Als een kind ziek wordt bij Babbels 1. Kijk eerst wat de ernst van de situatie is. 2. Controleer of het kind koorts heeft en of het nog wil eten en drinken. 3. Observeer het kind en zet bepaalde ziektesymptomen en gedragingen op papier. 4. Observeer de volgende punten: Speelt het kind zoals je van hem/haar gewend bent? Praat het kind zoals je gewend bent? Voelt het warm of klam aan? Huilt het vaker of langer dan anders? Gaat het naar de wc en wat is het resultaat? Wil het steeds liggen? Klaagt het kind over pijn? 5. Vervolgens beslis je samen met je collega’s of het kind op de groep kan blijven. Dan bel je de ouders en overleg met hen wat er moet gebeuren. Is er iemand die het kind kan ophalen en verzorgen? Maak dan afspraken over het tijdstip dat het kind wordt opgehaald etc. Bij twijfel of het kind opgehaald moet worden: altijd de ouders bellen en met hen overleggen. Zij zijn eindverantwoordelijk. Vergeet niet dat als iemand anders het kind komt halen, te vermelden dat zij een identificatie moeten meenemen! 6. Richtlijnen wanneer een ziek kind moet worden opgehaald: Als het kind te ziek is om aan het dagprogramma deel te nemen. Als de verzorging te intensief is voor de pedagogisch medewerkers. Als het de gezondheid van andere kinderen in gevaar brengt. 7. Houdt het kind bij je in de buurt totdat iemand het kind komt ophalen. Wanneer wordt de huisarts ingeschakeld In principe is bij ziekte of kleine ongevallen van een kind de ouder degene die de huisarts inschakelt. Wanneer ouders niet bereikbaar zijn, zal de pedagogisch medewerker de huisarts van het kind inschakelen voor advies. Denk bij kleine ongevallen aan: vinger tussen de deur, scheurtje in de lip of gat in de kin. Wanneer wordt 112 ingeschakeld In principe wordt 112 gebeld wanneer er sprake is van ernstig ziekte, ongeval of (acuut) gevaar. Voorbeelden van dergelijke gevallen zijn: (plotselinge) Benauwdheid Wanneer een kind bleek is en/of klam/slap/transpireert. Bewusteloosheid Een kind met plotselinge hoge koorts. Gebroken been En uiteraard bij twijfel bel je altijd 112.
Wat te doen bij besmettelijke ziekte 1. Ouders melden besmettelijke ziekten van hun kind bij de leiding. 2. De GGD richtlijnen worden aangehouden. 3. Het kantoor stuurt een email naar alle ouders met de richtlijnen vanuit de GGD en de symptomen van de besmettelijke ziekten. 4. De pedagogisch medewerker hangt informatie over de besmettelijke ziekte op de deur van de groep. 5. Overleg zo nodig met de GGD (vraag hierom wel eerst toestemming aan de ouders). De GGD wint eventueel informatie in bij de huisarts. 6. De GGD adviseert maatregelen afhankelijk van de ziekte: Het zieke kind niet toelaten vanwege het risico voor overige kinderen (=weren). Ziek kind behandelen om verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Ouders van andere kinderen informeren over de ziekte. Overige kinderen uit voorzorg medicijnen geven of vaccineren(door GGD of huisarts) Bij een infectieziekte 1. Raadpleeg de GGD wijzer Infectieziekten. 2. Bel ouders bij vermoeden van infectieziekte. 3. Controleer altijd of het kind gevaccineerd is. Dit staat op het Kindgegevensformulier vermeld. Als het kind niet gevaccineerd is, wordt het doorgegeven aan het kantoor. Het kantoor zet dit op de presentielijst. 4. Het kantoor stuurt een email naar alle ouders met de richtlijnen vanuit de GGD en de symptomen van de infectieziekte. 5. De pedagogisch medewerker hangt informatie over de infectieziekte op de deur van de groep. Wanneer mag een ouder het kind niet komen brengen Als het kind koorts heeft boven de 38,5 graden. Als een kind een herkenbare ziekte heeft. Als een kind zich duidelijk vervelend voelt (passief is, extreem veel huilt). Als ouders twijfelen of zij hun kind kunnen brengen, kunnen ze altijd bellen om dit met de pedagogisch medewerker te overleggen. Sta ze dan ook goed te woord en kijk in het boek “Gezondheidsrisico’s” of het kind kan komen op de groep. Zieke pedagogisch medewerkers In geval van besmettelijke ziektes mag de pedagogisch medewerker niet werken om besmettingsgevaar tegen te gaan. Als een pedagogisch medewerker op de groep ziek wordt met mogelijk een besmettelijke ziekte, raadplegen we de ARBO arts wat te doen. Als een pedagogisch medewerker ziek thuis komt van vakantie wordt in overleg met arts overwogen of zij kan werken.
5.2
Geneesmiddelen
Het verstrekken van geneesmiddelen Zorg dat je op de hoogte bent van het boek ‘Landelijk centrum hygiëne en veiligheid, gezondheidsrisico in een kindercentrum’. Zorg altijd dat er een ‘Overeenkomst gebruik geneesmiddelen’ wordt getekend. Als dit niet is gebeurd NOOIT medicijnen geven aan het kind. Ook bij twijfel NOOIT een medicijn toedienen. Als het medicijn wordt gegeven, kijk dan altijd naar de houdbaarheidsdatum en of de originele verpakking er omheen zit. Als dit niet het geval is, moeten ouders de houdbaarheidsdatum erop schrijven. Is dit niet in orde, wordt dit meteen aangegeven aan ouders en mogen medicijnen NIET gegeven worden. Vraag aan de ouders of de medicijnen thuis al een keer zijn gegeven. De medicijnen mogen NOOIT bij Babbels voor de eerste keer worden toegediend. Zorg dat je voor het toedienen altijd de houdbaarheidsdatum controleert en de bijsluiter leest, zodat je op de hoogte bent van eventuele bijwerkingen. Schrijf op de geopende flessen van bijvoorbeeld: hoestdrank, oogdruppels e.d. De naam van het kind en de datum van opening, dit omdat de flessen na openen beperkt houdbaar zijn. Als je een medicijn hebt toegediend vink dit dan altijd af! Zorg dat je het medicijn direct na het toedienen goed opruimt. Uit de buurt van kinderen en zo nodig in de koelkast. De temperatuur van de koelkast dient tussen de 2 en 7 graden te zijn, controleer dit ook. Als de ouders een nieuwe voorraad geneesmiddelen of nieuw geneesmiddel komen brengen neem dan altijd de tijd om met de ouders te evalueren. Bespreek de volgende vragen: Wat is de reactie op de medicijnen? Wat is de reactietijd? Op welke manier toedienen? Hoe kan je het handig aanpakken / wat is voor het kind het prettigst? Hoe verloopt het toedienen van de medicijnen bij Babbels? Vergeet niet deze evaluatiepunten in het kind dossier te verwerken. Als er zalf of crème moet worden aangebracht, doe dit dan met een vingercondoom. Belangrijk: er wordt NOOIT paracetamol toegediend zonder toestemming van de arts. Dit omdat door het gebruik van paracetamol het risico bestaat, dat symptomen onderdrukt worden. Dit kan tot een foutieve inschatting leiden. Kind krijgt medicatie verkeerd toegediend 1. Bij ERNSTIGE situatie( bijvoorbeeld bij benauwdheid) bel je meteen 112. 2. Als een kind verkeerd reageert op een medicijn of er is een verkeerd medicijn toegediend, bel dan direct de huisarts van het kind. 3. Uiteraard bel je daarna direct de ouders en overleg je wat met huisarts is afgesproken. 4. Zorg dat als je belt, je de volgende gegevens bij de hand hebt: naam, geboortedatum, adres, huisarts/specialist, het geneesmiddel dat is toegediend en welke reacties het kind vertoont (eventueel welke fout er is gemaakt). Medische handelingen Als een ouder aan Babbels vraagt om medische handelingen te verrichten, kunnen we dat binnen Babbels niet doen. Wel gaan we met de ouders opzoek naar een goede oplossing.
5.3
Bloed
Hoe om te gaan met bloed 1. Draag wegwerphandschoenen (deze hoeven niet steriel te zijn) bij elk contact met bloed, wondvocht of lichaamsvocht dat zichtbaar met bloed vermengd is. 2. Verwijder gemorst bloed met handschoenen en een papieren tissue. 3. Maak dan de ondergrond schoon met water en zeep. Droog het oppervlak en desinfecteer daarna met alcohol 70%. 4. Was met bloed bevuild linnengoed op 60 graden. 5. Gooi na gebruik de wegwerphandschoenen direct weg. 6. Was daarna je handen met water en zeep. Wat te doen als er toch bloedcontact is geweest 1. Laat het wondje goed doorbloeden. 2. Spoel de wond uit met water. 3. Dek het wondje af met een waterafstotende pleister. 4. Spoel bij verwonding van de slijmvliezen direct goed uit met water. 5. Was de handen met water en zeep. 6. Raadpleeg de huisarts of de plaatselijke GGD met de vraag of er aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Huid en wondverzorging 1. Was voor en na wond- of huidverzorging de handen zorgvuldig. 2. Spoel het wondje met water schoon. 3. Dek het wondje af, om te voorkomen dat wondvocht of bloed tot besmetting van de omgeving leidt. 4. Verwissel de pleister of het verband regelmatig en in ieder geval als het is doordrenkt met wondvocht of bloed.
Als je meer informatie nodig hebt, kijk dan in het boek van LCHV ‘gezondheidsrisico’s in een kindercentrum’. Hierin staat alles over de verschillende ziekten en geneesmiddelen.
6. Veiligheidsprotocol 6.1
Algemeen
Bij brand(alarm) Zie ontruimingsplan. Er hangt bij de deur een exemplaar van dit ontruimingsplan. Zorg ervoor dat je op de hoogte bent van het ontruimingsplan. Op elke groep is er een ‘brandtas’ aanwezig. Neem deze ‘brandtas’ en de Presentielijst, in geval van nood mee naar buiten. De aanwezige BHV’er heeft de leiding in het geval van ontruiming. Zie de GGD map (op locatie) en in de bijlage voor een overzicht te vinden van de aanwezige BHV’ers . Indien het gehele gebouw (inclusief de school) ontruimd wordt, heeft de BHV’er van de school de leiding. Bij lucht-alarm 1. Houd alle kinderen in het gebouw. 2. Haal de kinderen die buiten zijn naar binnen. 3. Sluit alle deuren, ramen en ventilatieroosters. 4. Schakel de aanwezige ventilatiesystemen uit en dek ze af. 5. Zet de radio aan. 6. Wacht op nadere berichten/instructies van de overheid. Bij ongevallen Bij acute noodgevallen: 1. Bel het alarmnummer (112). 2. Alarmeer de aanwezige bedrijfshulpverlener. 3. Kalmeer het kind. 4. Stel de ouders op de hoogte. Indien er geen sprake is van acute nood: 1. Controleer de gezondheid van het kind: Is het bij bewustzijn? Zijn er zichtbare verwondingen? Kijkt het helder uit zijn/haar ogen? Moet het kind braken? Reageert het kind anders dan gebruikelijk? 2. Alarmeer de aanwezige bedrijfshulpverlener. 3. Kalmeer het kind. 4. Bij twijfel over hoe te handelen: zoek de aard van het ongeval op in het boek “eerste hulp aan kinderen”. Deze is opgeborgen in de EHBO lade in het lokaal van de buitenschoolse opvang. 5. Bel de ouders van het kind. 6. Bepaal in overleg met hen en de bedrijfshulpverlener welke stappen verder worden ondernomen. De opties die worden overwogen zijn: 6.1 Moet de huisarts worden geraadpleegd? Neem bij voorkeur contact op met de eigen huisarts van het kind. 6.2 Is het nodig dat het kind wordt opgehaald door één van de ouders? Naderhand: Het ongeval moet worden geanalyseerd. Er dient een registratieformulier voor ongevallen te worden ingevuld. Daarna wordt een actieplan opgesteld hoe we een gelijksoortig ongeval in de toekomst kunnen voorkomen. Tevens wordt een tijdslimiet vastgesteld waarin de situatie moet worden aangepast. Het ongeval wordt met alle teamleden besproken.
Hulpverlening Er zijn voldoende bedrijfshulpverleners (BHV’ers) per locatie aangewezen (zie bijlage) Eén keer in het jaar vindt er een (opfris)cursus Kinder-EHBO plaats, waaraan alle medewerkers deelnemen. Jaarlijks zijn er (opfris)cursussen Kinder-EHBO, waaraan alle medewerkers deelnemen. Brandveiligheid Het gebouw is gecontroleerd door de brandweer, zij heeft haar goedkeuring verleend m.b.t. de brandveiligheid van het gebouw. Alle aanwezige blusmiddelen en noodverlichtingen worden jaarlijks gekeurd. Ontruimingsoefeningen zullen gezamenlijk met de basisschool worden uitgevoerd. Deze vindt minimaal één keer per jaar plaats. Daarnaast doen we bij Babbels nog één keer per jaar alleen met de kinderopvang een ontruimingsoefening. De aanwezige bedrijfshulpverlener legt de brandoefening vast in een verslag. Let op: Houd te allen tijde alle (nood)uitgangen binnen een straal van 2 meter vrij van obstakels. Hang versieringen en dergelijke niet op in de buurt van lampen of andere warm wordende apparatuur. Hang geen verlichting op in de buurt van vochtige plekken. Vul ballonnen alleen met niet-brandbare gassen. (helium is niet brandbaar) Er wordt geen open vuur gebruikt. Het is verboden te roken.
6.2
Entree
Trap
Er is geen trap aanwezig.
Vloer
Losse vloerbedekking wordt vastgelegd. Snoeren en kabels liggen niet los op de grond, deze zijn waar nodig afgeschermd. Het dweilen van de vloeren gebeurt na openingstijden door de schoonmaakploeg. Bij de entree ligt een droogloopmat. Kinderen mogen niet rennen in de hal. Laat geen losse voorwerpen op de grond slingeren. Als er nattigheid op de vloer ligt, dweil dat dan direct op en zorg dat je de vloer droog achterlaat.
Muur Indien decoratie wordt verwijderd, verwijder dan ook eventuele punaises en/of spijkers. Plaats geen uitstekende schroeven of spijkers in de muur onder een hoogte van 1.50 meter. Garderobe Er zijn kind veilige kapstokken geplaatst. Kinderen mogen niet rennen in de hal. Deuren Er zijn veiligheidstrips op de deuren geplaatst. De ramen in de deuren worden afgeplakt met folie (indien het geen veiligheidsglas betreft). Houd toezicht op kinderen die naar het toilet gaan. Ramen Ramen die open kunnen zijn smal en hoger dan 2 meter boven de grond. Lage ramen worden afgeplakt met folie (indien het geen veiligheidsglas betreft). Verwarming Kinderen mogen niet rennen in de hal. Er is een kapstok voor de radiator geplaatst. Verlichting Indien lampen stuk zijn worden ze direct vervangen. Laaghangende lampen hebben een plastic kap. Er wordt binnen niet met voorwerpen gegooid. Elektra Er zijn kindveilige contactdozen geplaatst. De deur van de meterkast is op slot, de sleutel hangt buiten bereik van kinderen. Giftige stoffen Schoonmaakmiddelen worden hoog, in een afgesloten kast of in een kast met kindbeveiliging opgeborgen. Te allen tijde buiten het bereik van kinderen. Er zijn geen giftige planten aanwezig. Tassen worden in het kantoor bewaard, of hoog in een afgesloten kast.
Overig Er is een dranger op de tussendeur geplaatst zodat de deur niet open blijft staan. Ouders worden verzocht geen kinderwagens achter te laten in de hal van Babbels. Indien dit toch nodig is, worden deze niet in het looppad of voor een in- of uitgang geplaatst. In de hal mogen, lager dan 2 meter boven de grond, geen knutsels of ander materiaal worden tentoongesteld indien daar kleine (gevaarlijke) voorwerpen van los kunnen komen.
6.3 Vloer
Leefruimte
Losse vloerbedekking wordt vastgelegd. Snoeren en kabels liggen niet los op de grond, deze zijn waar nodig afgeschermd. Het dweilen van de vloeren gebeurt als de kinderen niet op de groep aanwezig zijn. Scherpe hoeken van meubilair op ooghoogte worden rond afgewerkt. Kinderen mogen binnen niet rennen. Laat geen losse voorwerpen op de grond slingeren. Als er nattigheid op de vloer ligt, dweil dat dan direct op en zorg dat je de vloer droog achterlaat. We adviseren ouders om kinderen die in het peuterspeelgroep komen, sloffen met antislip zolen of binnen schoentjes mee te geven.
Muur Indien decoratie wordt verwijderd, verwijder dan ook eventuele punaises en/of spijkers. Plaats geen uitstekende schroeven of spijkers in de muur onder een hoogte van 1.50m. Deuren Er zijn veiligheidstrips op de deuren geplaatst. Er zijn deuren met veiligheidsglas aanwezig. Ramen De ramen op locatie Pater Jan Smit kunnen wel open maar zijn voorzien van een slot. Op de Zevensprong zitten de ramen hoog, buiten het bereik van de kinderen. De locatie Station heeft geen ramen die open kunnen. Plaats onder de ramen die open kunnen, geen voorwerpen die als opstap gebruikt kunnen worden (zoals kasten e.d.) Kinderen mogen binnen niet rennen. Voor de (lage) ramen is veiligheidsglas gebruikt. Verwarming De radiatoren en verwarmingsbuizen zijn afgeschermd tot een hoogte van minimaal 1.50 m. Verlichting Vervang een kapotte lamp zo spoedig mogelijk. Laaghangende lampen hebben een plastic kap. Er wordt binnen niet met voorwerpen gegooid. Elektra Er zijn kindveilige contactdozen geplaatst. Plaats elektrische apparatuur altijd buiten het bereik van kinderen. Alle snoeren binnen het bereik van kinderen worden afgeschermd. Giftige stoffen Alle schoonmaakmiddelen worden hoog, in een afgesloten kast of in een kast met kindbeveiliging opgeborgen. Laat je tas niet slingeren in het lokaal maar berg hem op in het kantoor of hoog in een afgesloten kast.
Meubilair Scherpe randen en punten van meubilair worden afgerond. Let op dat er altijd voldoende loopruimte is rond het meubilair. Controleer houten meubels regelmatig op splinters en bladderende verf. Kinderen moeten het vragen als ze iets uit de kast willen hebben. Let op dat ze niet in de kast klimmen. Leg de zware voorwerpen onder in de kast. Loop NOOIT weg bij een kind dat hoog geplaatst is op een plek zonder hekwerk, zoals de aankleedtafel. Richt je aandacht in dit geval volledig op dit kind. Verschoon kinderen tot de lengte van 70 cm horizontaal (met de benen naar je toe). Let op dat de kastdeuren gesloten zijn. Speelgoed Het materiaal waarmee de kinderen spelen moet kleurecht, gifvrij en het mag geen scherpe uitsteeksels hebben. Zorg dat al het speelgoed na gebruik weer wordt opgeborgen. Controleer tijdens het opruimen direct of het speelgoed niet stuk of vuil is. Als speelgoed stuk is, verwijder het dan direct en zorg dat het gerepareerd of vervangen wordt. Plaats kleine voorwerpen (zoals kralen, lego, knexx e.d.) altijd buiten bereik van kinderen, hoog in een (afgesloten) kast. Verbranding Nuttig warme dranken zoals thee en koffie alleen bij het hoge keukenblok en als beide handen vrij zijn. Plaats het altijd buiten het bereik van kinderen. Tijdens het eten en drinken moeten de kinderen zitten. Doe dit zelf ook. Laat kinderen NOOIT zelf de warmwaterkraan hanteren. Er is alleen warm water beschikbaar bij het hoge keukenblok. Er is geen speelmateriaal aanwezig dat heet kan worden. Er wordt geen open vuur gebruikt bij Babbels. Overig Kinderen mogen binnen niet rennen. Kinderen spelen altijd onder toezicht. Til kinderen NOOIT aan de handen omhoog.
6.4
Buitenruimte
Voor het buitenspelen met kinderen van de peuterspeelgroep maakt Babbels gebruik van het speelplein van de basisschool. Het terrein en de toestellen zijn goedgekeurd. Het onderhoud wordt verzorgd door de basisschool. Als je tijdens het buitenspelen defect materiaal of gevaarlijke situaties ontdekt, laat dit dan direct weten aan de directie van de school. Meldt het tevens bij je collega’s en je leidinggevende.
Speeltoestel Onder de speeltoestellen liggen rubberen tegels. Laat de kinderen niet op een defect toestel spelen. Let op tijdens buitenspelen dat er geen gevaarlijke koordjes loshangen aan de kleding. Controleer de zandbak voor gebruik op zwerfvuil. Speelgoed Let op tijdens buitenspelen dat er geen gevaarlijke koordjes loshangen aan de kleding. Controleer dagelijks of het speelgoed niet stuk is. Als speelgoed stuk is, verwijder het dan direct en zorg dat het gerepareerd of vervangen wordt. Laat kinderen niet met defect speelgoed spelen. Houd speelgoed voor binnen en buiten gescheiden. Het is niet mogelijk om de zandbak op het speelplein af te sluiten, controleer voor gebruik op zwerfvuil en uitwerpselen van dieren. Omheining Kinderen mogen niet van het speelplein af. Let op dat de poorten gesloten zijn. Doe de poort direct na gebruik dicht/ op slot, ook als je zelf nog op het plein aanwezig bent. Kinderen mogen niet op het hek klimmen. Ondergrond Bij ijzel mogen kinderen alleen buiten spelen als er gepekeld is. Er staan geen bomen op het speelplein. Controleer het speelplein dagelijks op zwerfafval, verwijder dit zo nodig. Controleer het gras dagelijks op paddenstoelen, verwijder deze zo nodig. Overig Zorg dat je ALTIJD zicht hebt op alle kinderen tijdens het buitenspelen. Bescherm de kinderen wanneer zij buiten spelen in de zon met zonnebrand en creëer schaduwplekken.
6.5
Gymzaal
Wanneer het geen weer is om buiten te spelen, mag de peuterspeelgroep indien aanwezig gebruik maken van het gymlokaal van de Basisschool. Het gymlokaal en de toestellen zijn goedgekeurd. Het onderhoud wordt verzorgd door de basisschool. Als je tijdens het gebruik defect materiaal of gevaarlijke situaties ontdekt, laat dit dan direct weten aan de directie van de school. Meldt het tevens bij je collega’s en je leidinggevende. Speeltoestel Er wordt geen gebruik gemaakt van grote klimtoestellen of hangtouwen. Speeltoestellen die gebruikt mogen worden, zijn niet hoger dan 1 meter boven de grond. Onder de speeltoestellen liggen altijd gymmatten. Laat de kinderen niet op defect materiaal spelen Let er tijdens het gymmen op dat er geen gevaarlijke koordjes loshangen aan de kleding. Vloer
Kinderen gymmen op gymschoenen, antislip sokken/ sloffen of blotte voeten.
Deuren Ingangen en doorgangen zijn vrij van opslag en obstakels. De deuren zijn tijdens gebruik niet op slot. Houdt toezicht op kinderen die naar de wc gaan. Ramen Aanwezige beglazing bestaat uit veiligheidsglas. Elektra Overig
Er zijn kindveilige contactdozen aanwezig( mits de school anders bepaalt) Plaats elektrische apparatuur altijd buiten het bereik van kinderen. Alle snoeren binnen het bereik van kinderen worden afgeschermd.
Kinderen spelen altijd onder toezicht. Kinderen spelen niet in het opslaghok.
6.6
Sanitair
Kindertoilet Hang geen toiletblokjes in de kindertoiletten. Bewaar geen toiletspray op de kindertoiletten. Overig
Er is alleen koud water beschikbaar in de toiletruimten. Iedere dag wordt het sanitair schoongemaakt. Als er water op de grond ligt, dweil dat dan direct op. Schoonmaakmiddelen worden niet bewaard in de toiletruimte, maar hoog in een afgesloten kast of in een kast met kindbeveiliging.
6.7
Keuken
Verbranding In de leefruimte van de peuterspeelgroep, is er geen keuken met fornuis aanwezig. Wel is er een gezamenlijke kinderkeuken aanwezig binnen de Pater Jan Smit school. Er mag gebakken en gekookt worden met de kinderen van de peuterspeelgroep mits: Kinderen niet in de keuken verblijven. Je kinderen niet laat spelen in de beurt van de warmtebron. Je kinderen niet zelf de warmtebron laat hanteren. Je warme dranken zoals thee en koffie alleen bij het hoge keukenblok en als beide handen vrij zijn, nuttigt. Plaats het altijd buiten het bereik van kinderen. Je kinderen niet zelf de warmwaterkraan laat hanteren. Er is alleen warm water beschikbaar in het hoge keukenblok. Er wordt geen open vuur gebruikt bij Babbels. Scherpe voorwerpen Berg de kaasschaaf, scherp bestek en scharen e.d. alleen op in keukenlades waar kindbeveiliging op zit. Andere scherpe voorwerpen worden hoog in een afgesloten kast opgeborgen. Overig
Tijdens het eten en drinken moeten de kinderen zitten. Doe dit zelf ook. De lades en kastjes in de keuken zijn voorzien van kindveilige haakjes. Alle schoonmaakmiddelen worden opgeborgen in een afgesloten kast of een kast met kindbeveiliging.
6.8
Berg- en wasruimte
In de bergruimte worden geen levensmiddelen bewaard.
6.9
Kantoor
Doe het kantoor op slot als er geen toezicht is. Laat je tas niet open staan, ook niet in het kantoor. Berg scherpe voorwerpen op in de la.
6.10 Omgeving en uitstapjes Ondergrond In geval van sneeuw: maak het pad naar de entree sneeuwvrij. In geval van ijzel: bestrooi het pad naar de entree met pekel. Uitstapjes Lopend vervoer Vervoer de kinderen voor zover het mogelijk is in de bolderkar. In de bolderkar kunnen maximaal 8 kinderen worden vervoerd. Zorg dat kinderen in de bolderkar blijven zitten (en niet gaan staan). Maak gebruik van de 3-puntsgordels voor de beweeglijke kinderen. Als kinderen zelf lopen (Hooguit 2 kinderen lopen zelf. Dan alleen kinderen van 3 jaar en ouder!): o Instrueer vóór vertrek de kinderen duidelijk over de regels. o Laat kinderen in de nabijheid van een weg of water ALTIJD hand in hand met de pedagogisch medewerker lopen. o Overweeg of het nodig is om een koord mee te nemen dat de kinderen kunnen vasthouden. o Houd alle kinderen in het zicht. o De kinderen mogen niet rennen tenzij ze zich op een afgesloten terrein bevinden. Bij het oversteken: o Steek, waar mogelijk, over bij het zebrapad. o Steek niet over tussen geparkeerde auto’s. o Laat alle kinderen voor het oversteken stil staan binnen gehoorsafstand en wees er zeker van dat je de aandacht van alle kinderen hebt. o Laat de kinderen meekijken (links, rechts, links) en zeggen of er verkeer aankomt. o De kinderen mogen pas –RUSTIG- oversteken als de pedagogisch medewerkster het zegt. Voer de eendjes met niet meer dan twee kinderen per pedagogisch medewerkster tegelijk. Met de auto Als kinderen van de peuterspeelgroep met de auto vervoerd worden, zorg er dan voor dat zij in een kinderzitje of maxicosi worden geplaatst. Let op dat alle passagiers gebruik maken van de aanwezige autogordels Tot slot Jaarlijks wordt er een risico-inventarisatie gezondheid en veiligheid uitgevoerd op de groep. Aan de hand van deze inventarisatie kijken we of het nodig is om de protocollen aan te passen. Alle protocollen komen jaarlijks aan bod tijdens de algemene vergaderingen van Babbels. Op deze manier wordt de naleving van de protocollen gewaarborgd. Als je een onveilige situatie opmerkt, onderneem dan direct actie. Meld de situatie vervolgens altijd bij je leidinggevende. Maak er een aantekening van indien het niet direct te verhelpen is en meld het geval eveneens bij je leidinggevende. Deze zal zo spoedig mogelijk een oplossing bieden.
7. Vierogenprincipeprotocol 7.1
Inleiding
Vanaf 1 juli 2013 is het “Vierogenprincipe” in werking getreden voor het kinderdagverblijf en de buitenschoolse opvang. Dit principe houdt in dat altijd een volwassene moet kunnen meekijken of meeluisteren met een beroepskracht. Een beroepskracht mag nog steeds alleen op de groep staan, zolang een andere volwassene elk moment de mogelijkheid heeft om mee te kijken of mee te luisteren. Vanaf 1 Juli 2015 geldt dit principe ook voor de peuterspeelgroepen. Vooralsnog geldt het Vierogenprincipeprotocol alleen voor de dagopvang maar binnen Babbels hebben we de buitenschoolse opvang ook meegenomen in dit principe. Babbels heeft daarnaast gekeken naar de mogelijkheden per locatie en aan de hand daarvan een invulling gegeven aan dit principe. Bij het uitwerken van het Vierogenprincipe is de oudercommissie gevraagd om mee te denken. De input van de oudercommissie is meegenomen in dit protocol. De medewerkers van Babbels zijn middels een vergadering geïnformeerd en hebben het protocol via de Weekmail ontvangen. Het protocol is ook besproken met onze samenwerkende partners, de basisscholen en Heliomare. Babbels heeft hen op het belang van het Vierogenprincipe geattendeerd en hun rol daarin toegelicht. De directie van Babbels heeft het met de directeuren van de scholen besproken. Er is een email verzonden naar de leerkrachten, met dit protocol en hun rol hierin als bijlage. Onderstaand is het Vierogenprincipe onderverdeeld per locatie. Locatie Pater Jan Smit De ruimte De peuterspeelgroep heeft vaste tijden en is open als de school ook geopend is. Per 1 Januari 2015 is er een vijfde kleuterklas gekomen die zich in dezelfde ruimte bevindt als de peuterspeelgroep. Hierdoor is er altijd een leerkracht aanwezig die mee kan kijken en luisteren. Ook lopen er geregeld ouders in en uit, wat een extra bijdrage levert aan het Vierogenprincipe. De volgende punten zijn van invloed op het Vierogenprincipe: De centrale hal is volledig van glas. Zowel vanuit de school als vanuit de gang kunnen ouders, leerkrachten en collega’s op de groep naar binnen kijken. Door een onderbreking van glas in de muur vanuit het KDV en andersom, kan bij elkaar naar binnengekeken worden. Locatie familieschool De ruimte De peuterspeelgroep heeft vaste tijden en is open als de school ook geopend is. Hierdoor lopen ouders en leerkrachten geregeld in en uit de school, wat een extra bijdrage levert aan het Vierogenprincipe De peuterspeelgroep maakt gebruik van het zogenaamde 7-ruimte van de BSO. De volgende punten zijn invloed op het Vierogenprincipe: De deur van de 7-ruimte staat altijd open (met veiligheidshekje). Zo kunnen ouders en leerkrachten vanuit de gang op de groep kijken. Het kindertoilet ligt in de school, is voorzien van halve deuren en is vanaf de groep zichtbaar.
Afspraken Bij gebruik van de gymzaal dan blijft de deur naar de aula open. De gymzaal ligt centraal in de school waar gedurende de dag veel mensen door heen lopen. Tevens is de gymzaal niet geluidsdicht en kan er te allen tijde meegeluisterd worden. Locatie Tweemaster De ruimte De peuterspeelgroep heeft vaste tijden en is open als de school ook geopend is. Hierdoor lopen ouders en leerkrachten geregeld in en uit de school, wat een extra bijdrage levert aan het Vierogenprincipe. De volgende punten zijn invloed op het Vierogenprincipe: De entree deuren zijn voorzien van glas waardoor collega’s, ouders en leerkrachten vanuit de gang altijd op de groep kunnen kijken. De kindertoilet ligt centraal in de school. De themaruimte heeft geen deur. De deuren naar de gymzaal zijn voorzien van glas. De gymzaal ligt centraal in de school. Hier lopen gedurende de dag veel mensen doorheen. De gymzaal is niet geluidsdicht en er kan te allen tijde meegeluisterd worden. Afspraken De peuterspeelgroep vindt plaats in de 7-ruimte van de BSO. Er wordt op het binnenspeelplein van school buiten gespeeld. Het binnenspeelplein grenst aan de lokalen van school waardoor er te allen tijde meegekeken kan worden. Locatie Zevensprong De ruimte De peuterspeelgroep vindt plaats in de 7-ruimte van de BSO. De peuterspeelgroep heeft vaste tijden en is open als de school ook geopend is. Hierdoor lopen ouders en leerkrachten geregeld in en uit de school, wat een extra bijdrage levert aan het Vierogenprincipe. Onderstaande punten dragen ook bij aan het Vierogenprincipe: Vanuit de centrale hal kunnen ouders, leerkrachten en collega’s op beide groepen naar binnen kijken. De deur van het voorportaal van het toilet is voorzien van glas en er kan dus meegekeken worden vanuit de gang. Afspraken Buitenspelen is altijd gezamenlijk met de school. Bij gebruik van de gymzaal dan blijft de deur naar de aula open. De gymzaal niet geluidsdicht en er kan er te allen tijde meegeluisterd worden. De gymzaal ligt in de centrale aula van school, waar gedurende de dag veel mensen doorheen lopen. De afspraken rondom het buitenspelen en uitstapjes geldt voor elke locatie. Buitenspelen en uitstapjes Buitenspelen is altijd gezamenlijk met de school. De pedagogisch medewerker gaat nooit alleen op uitje.
Overig De continue screening ( zie 2.2 leiding en groepssamenstelling) en ook de Meldcode waar Babbels mee werkt, draagt bij aan het Vierogenprincipe. (zie voor de Meldcode ‘Signalen mishandeling door beroepskracht’ )
Bijlage 1
Bedrijfshulpverleners Locatie Pater jan Smit Groep
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
KDV
Mariska Pon (flex)
Mariska Nathalie Pon (flex)
Marijke
Marijke ( ook PSG) Nathalie Pon( flex)
Mariska Marijke Pon (flex)
BSO
Kim Nikki ( Ook PSG)
Kim Nikki
Kim
Kim Nikki ( ook PSG)
-
Basisschool
BHV
Maandag
Dinsdag
Woensdag
donderdag
Vrijdag
Mandy Ingrid
Mandy Ingrid
Mandy Tineke
Mandy Tineke
Mandy Ingrid
Bedrijfshulpverleners Locatie Familieschool Groep
Maandag
Dinsdag
PSG
Susanne Marit
Susanne
BSO
Francien Wies
Francien Wies
Woensdag
Francien
Donderdag
Vrijdag
Susanne Marit
Susanne
Francien Wies
Francien
Basisschool
BHV
Maandag
Dinsdag
Woensdag
donderdag
Vrijdag
Bernadette Ria Mari-Anne Jaap
Bernadette Jaap Ria Mari-Anne Arjan
Bernadette Ria Mari-Anne Arjan Jaap
Bernadette Bernadette Arjan Arjan Jaap Jaap
Bedrijfshulpverleners Locatie Tweemaster Groep Maandag
Dinsdag
PSG
Nikki
BSO
Marit Wesley
Woensdag
Donderdag
Vrijdag Nikki
Marit Wesley
Wesley
Marit Wesley
Wesley
Basisschool
BHV
Maandag
Dinsdag
Woensdag
donderdag
Vrijdag
Jolanda Kirsten Ineke Hilde Yvonne
Jolanda Kirsten Ineke Hilde Yvonne
Jolanda Kirsten Ineke Hilde Yvonne
Jolanda Kirsten Hilde Yvonne
Jolanda Kirsten Yvonne
Bedrijfshulpverleners locatie de Zevensprong Groep
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
KDV
Elly Anja
Anja
Anja
Anja Elly
Elly
PSG BSO
Marit
Marit
Berber
Berber
Berber
(Achterwacht)
(Achterwacht)
(Achterwacht)
Basisschool
BHV
Maandag
Dinsdag
Woensdag
donderdag
Vrijdag
Marco Stephanie
Marco Stephanie
Marco Stephanie
Marco Stephanie Fred
Marco Stephanie Fred