wn f r pI
men fticsa
Ministerie van Sociaie Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoonwaardenwetgeving Postbus 90801 2509 LV 's-Gravenhage
Behandeld door
M.M.G. Thomassen Doorkiesnummer
Ons kenmerk
06-22041907
wijz.verpl/856/PB
Datum
14 augustus 2014
Betreft: Verzoek om wijziging verplichtsteiling Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven gevesfigd te Amsterdam Geachte heer, mevrouw, Namens de werkgeversvereniging en de werknemersverenigingen die betrokken zijn bij de totstandkoming van de pensioenregeling van de Sfichfing Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, zijnde de Centrale Bond van Meubelfabrikanten namens de werkgeversvereniging en de Nederiandse Bond voor Bouw- en Houtnijverheid (hierna: FNV Bouw) en CNV Vakmensen namens de werknemersverenigingen, dienen wij bij deze het verzoek tot wijziging van de verplichtstelling van de Sfichfing Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven in. Bijgaand treft u aan: digitale tekst (Microsoft Office Word 2003) van de aangepaste werkingssfeer; de representafiviteitgegevens conform voorgeschreven modelformulier. Toelichting: Naar aanleiding van defiscalewijzigingen per 1 januari 2015 hebben CAO-partijen besloten de pensioenrichfieeftijd te verhogen naar 67 jaar. Naar aanleiding van dit besluit dienen zowel de tekst van de verplichtstelling, de statuten als het pensioenreglement te worden aangepast, Het nieuwe pensioenreglement wordt nog definitief door betrokken partijen vastgesteld en goedgekeurd. Wij zullen de definifieve stukken zo spoedig mogelijk naar u toe sturen. Dit geldt ook voor de definifieve versie van de door de notaris op te maken wijziging van de statuten alsmede voor de actuariële en bedrijfstechnische nota. Een kopie van het authenfieke afschrift van de akte houdende wijziging van de statuten sturen wij u zo snel mogelijk toe. Mocht u naar aanleiding van het voorgaande vragen en/of opmerkingen hebben, dan kunt u met mij contact opnemen op telefoonnummer 0622041907. Met vriendelijke groet, Namens CAO-partijen, M.M.G. Thomassen Fondsmanager Syntrus Achmea Pensioenbeheer
STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE IVIEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN
Aanvraag tot wijziging van de verplichtsteiling van het fonds. Geachte Minister, De hierna genoemde representafieve organisafies: Van werkgeverszijde: Centrale Bond van Meubelfabrikanten, gevestigd te Haariem ; en Van werknemerszijde: FNV Bouw, gevesfigd te Woerden; CNV Vakmensen, gevesfigd te Utrecht. Geven het volgende te kennen: Bij beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 22 januari 2009, nr. 992. Ned.Stcrt is de verplichtstelling tot deelneming in het fonds gewijzigd als volgt: De deelneming in de Sfichfing Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, zoals in dat besluit is bepaald met inachtneming van het gestelde, is verplicht gesteld voor: De werknemers in loondienst van een werkgever in: - de meubelindustrie en meubileringsbedrijven; - de tentoonstellingsbouw, met uitzondering van de werkgever die valt onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbeschikking van de Sfichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek, en - de orgelbouw met ingang van de datum van indiensttreding tot de eerste dag van de maand waarin zij de 65-jarige leeftijd bereiken, met uitzondering van de werknemers in loondienst van een werkgever in de orgelbouw die ingevolge enige verplichtstellingsbeschikking, zoals deze luidt op 1 januari 1973, verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds. De genoemde organisafies wensen de huidige verplichtstelling van het fonds als volgt wijzigen: De werknemers in loondienst van een werkgever in: - de meubelindustrie en meubileringsbedrijven; - de tentoonstellingsbouw, met uitzondering van de werkgever die valt onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbeschikking van de Sfichting Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek, en - de orgelbouw met ingang van de datum van indiensttreding tot de eerste dag van de maand waarin zij de 67-jarige leeftijd bereiken, met uitzondering van de werknemers in loondienst van een werkgever in de orgelbouw die ingevolge enige verplichtstellingsbeschikking, zoals deze luidt op 1 januari 1973, verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds.
Deze wijziging is vereist omdat per 1 januari 2015 een nieuwe bedrijfstakpensioenregeling geldt waarbij de pensioenleeftijd van 65 jaar is verhoogd naar 67 jaar. Daarom verzoeken deze organisafies het besluit tot verplichtstelling van de deelneming in de Sfichfing Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven overeenkomsfig bovenstaande wens van de betrokken organisafies te wijzigen, zodanig dat de volledige tekst met inachtneming van voornoemde wijzigingen, geel gearceerd weergegeven, zal luiden zoals hieronder aangegeven. Met inachtneming van bedoelde wijzigingen luidt de tekst als volgt: I De werknemers in loondienst van een werkgever in: - de meubelindustrie en meubileringsbedrijven; - de tentoonstellingsbouw, met uitzondering van de werkgever die valt onder de werkingssfeer van de verplichtstellingsbeschikking van de Sfichfing Pensioenfonds voor de Metaal en Techniek, en - de orgelbouw met ingang van de datum van indiensttreding tot de eerste dag van de maand waarin zij de 67-jarige léeftijd bereiken, met uitzondering van de werknemers in loondienst van een werkgever in de orgelbouw die ingevolge enige verplichtstellingsbeschikking, zoals deze luidt op 1 januari 1973, verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfstakpensioenfonds. Onder een werkgever in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven wordt verstaan: 1) de onderneming die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a. tot met g. omschreven activiteiten uitvoert; 2) de afdelingen van een ondememing die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a. tot en met g. genoemde werkzaamheden uitvoeren, tenzij het merendeel van het personeel van de onderneming verplicht is deel te nemen aan een ander bedrijfspensioenfonds; 3) de onderneming, opgericht na 1 januari 2000 c.q. de onderneming waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap zijn aangevangen na 1 januari 2000, die ten behoeve van de onder 1 en 2 genoemde onderneming of afdelingen een ondersteunende functie heeft en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoort. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de hier bedoelde onderneming is van deze toepassing uitgezonderd. Onder de onder a. tot en met g. genoemde werkzaamheden worden verstaan: I. hetvervaardigen en/of bewerken, herstellen, assembleren, stofferen of met andere materialen bekleden van meubelen of onderdelen daarvan ofvan aanverwante artikelen, tenzij deze uitsluitend van metaal worden vervaardigd; Onder (onderdelen van) meubelen en/of aanverwante artikelen worden mede verstaan (onderdelen van) school-, kantoor-, keuken -, kerk- en tuinmeubelen, bedden, waterbedden, wiegen, matrassen en stoelkussens, echter met uitzondering van kinderstoelen en kinderboxen; Onder het bewerken van meubelen of onderdelen daarvan wordt mede verstaan het buigen, draaien, beeldhouwen en dergelijke werkzaamheden voorzover deze werkzaamheden niet worden verricht als deel van het woninginrichfingsbedrijf ofvan de confecfie-industrie;
b. het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs voor gebouwen of schepen, met inbegrip van interieurs voor keukens, kerken en van afzonderiijke interieurs voor caravans en dergelijke; Het plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs van keukens valt onder dit sub b, tenzij deze werkzaamheden gepaard gaan met bouwkundige activiteiten; Het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs voor caravans valt onder dit artikel, tenzij deze werkzaamheden worden verricht als geïntegreerd onderdeel van het totale bouwproces van caravans en dergelijke; Onder vervaardigen worden mede verstaan het stofferen of met andere materialen bekleden en het behangen van wanden, vloeren en dergelijke, voorzover dit niet geschiedt als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf, het parketvloerenbedrijf, de confectie-industrie of het schildersbedrijf; c. het vervaardigen en/of herstellen van scheidings- en vouwwanden of onderdelen daarvan, voorzover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend of gelijkgesteld met (produkten van) het sub a. en b. omschreven meubel- of interieurbouwbedrijf; d. het vervaardigen en/of herstellen van gymnastiektoestellen of biljarts of onderdelen daarvan; e. het vervaardigen en/of verwerken van lijsten voor schilderijen en dergelijke artikelen of onderdelen daarvan (waaronder niet begrepen de door de detaillist verrichte encadreenwerkzaamheden); f. het vervaardigen, bewerken en/of stofferen van graf- en crematiekisten of onderdelen daarvan; g. het vervaardigen, bewerken en/of herstellen van muziekinstrumenten, klokkasten, vaste omkastingen voor audiovisuele apparatuur, naaimachinekasten, veriichfingsprodukten en dergelijke van hout of onderdelen daarvan, voorzover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend of gelijkgesteld met (produkten van) het sub a. omschreven meubelbedrijf. Onder een werkgever in de tentoonstellingsbouw wordt verstaan: 1) de onderneming die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met het realiseren van stand/tentoonstellingsprojecten; Onder realiseren van stand/tentoonstellingsprojecten wordt verstaan: alle ondersteunende activiteiten die nodig zijn om stand- en/of tentoonstellingsprojecten mogelijk te kunnen maken. Onder meer de volgende werkzaamheden worden hiertoe gerekend: a) het bedenken van stand/tentoonstellingsconcepten; b) het vervaardigen van stand/tentoonstellingsontwerpen; c) stand/tentoonstellingsbouw als geheel, of delen daarvoor d) stand/tentoonstellingsinrichting, onder meer met behulp van vloerbedekking, stoffen, meubilair, audiovisuele middelen; e) het leveren en/of monteren van presentatiesystemen t.b.v. stand/tentoonstellingsprojecten; f) het begeleiden van stand/tentoonstellingsprojecten (projectmanagement).
2) de afdelingen van een ondememing die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighouden met het realiseren van stand/tentoonstellingsprojecten, tenzij het merendeel van het personeel van de onderneming verplicht is deel te nemen aan een ander bedrijfspensioenfonds; 3) de onderneming, opgericht na 1 januari 2000 c.q. de onderneming waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap zijn aangevangen na 1 januari 2000, die ten behoeve van de onder 1 en 2 genoemde onderneming of afdelingen een ondersteunende functie heeft en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoort. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de hier bedoelde onderneming is van deze toepassing uitgezonderd. Onder een werkgever in de orgelbouw wordt verstaan iedere onderneming die zich bezighoudt met het uitoefenen van een orgelbouwbedrijf. Hieronderwordt verstaan: a) het bouwen van pijporgels, met uitzondering van draaiorgels; b) het ten behoeve van derden verrichten van herstel-, restauratie- en onderhoudswerkzaamheden aan orgels onder a) genoemd. Een onderneming wordt geacht zich in hoofdzaak met de werkzaamheden in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven respectievelijk de tentoonstellingsbouw bezig te houden indien het aantal daarbij betrokken wericnemers groter is dan het aantal werknemers, betrokken bij eventuele andere activiteiten. De verplichting tot deelneming geldt niet voor stagiaires en vakantiewerkers in dienst van een werkgever in de bedrijfstakken tentoonstellingsbouw en orgelbouw. Eerstgenoemd besluit treedt in werking op de eerste dag na publicatie in de Staatscourant. Met vriendelijke groet. Namens CAO-partijen,
M.M.G. Thomassen Fondsmanager Syntrus Achmea Pensioenbeheer
Ministerie van Sociaie Zaken en Werkgelegenheid
FORMULIER R E P R E S E N T A T I V I T E I T S G E G E V E N S (bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artikel 3, onderdeel f, artikel 4, eerste lid, onderdeel d van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000)
Bij een aanvraag om verplichtstelling dienen de representativiteitsgegevens, de gebruikte bronnen en de gehanteerde onderzoeksmethodiek te worden opgegeven. Deze opgave kan worden ingediend aan de hand v a n dit formulier. Gebruikmaking van dit formulier is vereist bij e e n percentage representativiteit onder de 6 0 % en ingeval beargumenteerde z i e n s w i j z e n tegen de representativiteit daartoe aanleiding g e v e n .
INHOUD REPRESENTATIVITEITSOPGAVE Werkqeversqeqevens O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkgevers O Werkgevers gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer Geqevens werkzame personen O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkzame personen O Werkzame personen gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer
TOELICHTING Gehanteerde onderzoeksmethode Gebruikte bronnen Wijze van meting Relatie tot de werkingssfeer Actualiteit van de cijfers
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie tJitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.3. Kamp
Pagina 1 van 12
Bij de interne consistentie gaat het om gebruikte meeteenheden. De eenheid in de teller moet overeenstemmen met de gehanteerde eenheid in de noemer. In teller én noemer moeten standcijfers (gemeten op een bepaald moment) of stroomcijfers (gemeten over een periode) worden gebruikt. De definitie van werkzame personen moet in beide gelijk zijn. En ook de peildatum of de peilperiode moeten in telleren noemer vergelijkbaar zijn. Bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek wordt nagegaan of voldaan is aan de vereisten van zorgvuldigheid. Het gaat hierbij om zaken als de gebruikte methode om de gegevens te verzamelen, de omvang van de enquête, de hoogte van de non-respons, de gebruikte weging, gehanteerde analyses en uitgevoerde berekeningen. De gegevens waarop het representativiteitscijfer is gebaseerd, mogen in principe niet ouder zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag. Om te kunnen beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan, dient een toelichting te worden gegeven op de verstrekte werkgeversgegevens en gegevens over het aantal werkzame personen.
Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) De direct aan de CAO gebonden werkgevers zijn gebaseerd op een telling van het ledenbestand van de werkgeversorganisatie Koninklijke Centrale Bond van Meubelfabrikanten. Het aantal werkgevers gebonden door de werkingssfeer is gebaseerd op de bestanden van Syntrus-Achmea uitvoerder van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. Totaal aantal werkgevers bedraagt 1.632 Er zijn in deze branche geen gedispenseerde bedrijven. Totaal aantal werkgevers uit deze branche, direct vallend onder de werkingssfeer van het BPF is 477. Bij deze telling zijn de vrijwillig aangesloten werkgevers buiten beschouwinq gelaten.
•
Er is Geef • • •
gebruik gemaakt van meerdere bestanden. onderstaand een beschrijving van: de representativiteit van de bestanden (ad. 2) uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1)
I n.v.t.
•
De bronnen sluiten niet volledig aan bij de werkingssfeer. Geef een beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) IriTv.t.
Onderzoek •
Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1) n.v.t.
Pagina 5 van l
G E G E V E N S WERKZAME PERSONEN
Direct a a n het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (in voorkomend geval i n c l u s i e f personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)?
i 8.716 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden is? n.v.t.
Geefaan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn.
I 1 januari 2014
W e r k n e m e r s gebonden door de verplichtstelling Wat is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling (in voorkomend geval I n c l u s i e f personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken) zoals zzp-ers) ?
12.568 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en waarop de verplichtstellingsaanvraag betrekking heeft? n.v.t
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. I 1 ianuari 2014
De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u Een werknemer valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam is bij een werkgever die lid is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf.
Onderzoek D
Is er aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geef een beschrijving van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 ) n.v.t.
Extrapolatie G
Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geef een beschrijving van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) n.v.t.
Peildatum •
Zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, geef een beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) n.v.t.
Overiq
•
Overige opmerkingen
n.v.t.
Pacina 9 van 12
stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 20 (zie de website http://cao.szvv.nl, onder achtereenvolgens: Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008). ad 2
Gebruikte bronnen
Een representativiteitsopgave moet een beschrijving bevatten van de gebruikte bronnen. Niet alle bronnen zijn even betrouwbaar. Ook zijn niet alle bronnen even volledig gegeven de werkingssfeer van de verplichtstelling. Inherent hieraan is het gebruik van meerdere bronnen. Van belang is dat de gebruikte bronnen en de daarbij gehanteerde berekeningen goed worden beschreven. Aandachtspunten: • Het is aan te bevelen zo min mogelijk bronnen te gebruiken. • Worden gegevens uit verschillende bronnen gebruikt, dan vereist dit een toelichting op onderiinge vergelijkbaarheid waarbij aandacht nodig is voor dubbeltellingen, uitgesloten groepen werkzame personen en verschillen in meetmomenten. • Gebruik van branche- of sectoronderzoek vereist een toelichting op de representativiteit van de gegevens. Aandacht vereist de periode waarin het onderzoek is gehouden, de onderzoeksmethode en de relatie tot de werkingssfeer. • Ten aanzien van de gebruikte bronnen wordt aandacht gevraagd voor de vrijwillig aangesloten werkgevers, (gedeeltelijk) vrijgestelde werkgevers en de actualiteit van de gegevens. ad 3
Wijze van meting
Uitgangspunt bij het berekenen van het representativiteitscijfer is dat de teller en de noemer worden uitgedrukt in dezelfde eenheid. Idealiter worden de teller en de noemer uitgedrukt in aantallen personen. Andere meeteenheden worden in principe afgeraden. Andere maatstaven die worden gebruikt om tot een berekening te komen van het aantal personen zijn de loonsom, aantal fte's of omzetgegevens. U dient dan wel aannemelijk te maken dat de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal personen zodat geen sprake is van een systematische, eenzijdige vertekening van de representativiteitsgegevens. In geval van fte als meeteenheid moet aannemelijk worden gemaakt dat de parttimefactor van bij het bpf betrokken werkgevers ten opzichte van door de verplichtstelling gebonden werkgevers vergelijkbaar is. Dit betreft de eis van interne consistentie. Teller en noemer moeten in dezelfde eenheid worden uitgedrukt en de peildata moeten vergelijkbaar zijn. Aandachtspunten: • De wijze van meting moet dezelfde zijn voor teller en noemer. De eenheid moet gelijk zijn. Gegevens moeten ofwel standcijfers óf stroomcijfers zijn. • De gegevens moeten zijn uitgedrukt in dezelfde eenheid. In de teller aantallen personen dan ook in de noemer aantallen personen gebruiken. • Het gebruik van een andere meeteenheid dan aantallen personen vereist een gedegen toelichting op het gebruikte bestand en in hoeverre de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal werkzame personen. ad 4
Relatie tot de werkingsfeer
De representativiteitsopgave dient gerelateerd te zijn aan de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf. In de werkingssfeer uitgesloten categorieën werkzame personen moeten dan ook in de tellingen voor de representativiteitsopgave buiten beschouwing worden gelaten. Het is van belang dat daadwerkelijk gemeten wordt wat beoogd was. Het gaat hier om de validiteit van de gegevens. Aandachtspunten:
Pagina I i van 12
Ministerie van Sociaie Zaken en Werkgelegenheid
FORMULIER REPRESENTATIVITEITSGEGEVENS (bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artikel 3, onderdeel f, artikel 4 , eerste lid, onderdeel d van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000)
Bij een aanvraag om verplichtstelling dienen de representativiteitsgegevens, de gebruikte bronnen en de gehanteerde onderzoeksmethodiek te worden opgegeven. Deze opgave kan worden ingediend a a n de hand van dit formulier. Gebruikmaking v a n dit formulier is vereist bij een percentage representativiteit onder de 6 0 % en ingeval beargumenteerde z i e n s w i j z e n tegen de representativiteit daartoe aanleiding g e v e n .
INHOUD 1
REPRESENTATIVITEITSOPGAVE
•
Werkqeversqeqevens O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkgevers O Werkgevers gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer
•
Geqevens werkzame personen O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkzame personen O Werkzame personen gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer
2
TOELICHTING Gehanteerde onderzoeksmethode Gebruikte bronnen Wijze van meting Relatie tot de werkingssfeer Actualiteit van de cijfers
Ministerie v a n Sociale Z a k e n en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
De Minister van Sociale Z a k e n en Werkgelegenheid,
H.G.JI. Kamp
Paaina 1 van 12
Bij de interne consistentie gaat het om gebruikte meeteenheden. De eenheid in de teller moet overeenstemmen met de gehanteerde eenheid in de noemer. In teller én noemer moeten standcijfers (gemeten op een bepaald moment) of stroomcijfers (gemeten over een periode) worden gebruikt. De definitie van werkzame personen moet in beide gelijk zijn. En ook de peildatum ofde peilperiode moeten in teller en noemer vergelijkbaar zijn. Bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek wordt nagegaan of voldaan is aan de vereisten van zorgvuldigheid. Het gaat hierbij om zaken als de gebruikte methode om de gegevens te verzamelen, de omvang van de enquête, de hoogte van de non-respons, de gebruikte weging, gehanteerde analyses en uitgevoerde berekeningen. De gegevens waarop het representativiteitscijfer is gebaseerd, mogen in principe niet ouder zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag. Om te kunnen beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan, dient een toelichting te worden gegeven op de verstrekte werkgeversgegevens en gegevens over het aantal werkzame personen.
Pagina 3 van 12
Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) De direct aan de CAO gebonden werkgevers zijn gebaseerd op een telling van het ledenbestand van de werkgeversorganisatie CLC Vecta. Het aantal werkgevers gebonden door de werkingssfeer is gebaseerd op de bestanden van Syntrus-Achmea uitvoerder van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. Totaal aantal werkgevers bedraagt 174 Er zijn in deze branche elf gedispenseerde bedrijven die moeten worden opgeteld. Totaal aantal werkgevers uit deze branche komt daarmee uit op 185. Totaal aantal werkgevers uit deze branche, direct vallend onder de werkingssfeer van het BPF is 8 1 . Er zijn vanuit deze branche geen vrijwillig bij het BPF aangesloten werkgevers.
Q
Er is Geef • • •
gebruik gemaakt van meerdere bestanden. onderstaand een beschrijving van: de representativiteit van de bestanden (ad. 2) uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1)
n.v.t.
•
De bronnen sluiten niet volledig aan bij de werkingssfeer. Geef een beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) n.v.t.
Onderzoek D
Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1)
Pagina 5 van 12
G E G E V E N S WERKZAME PERSONEN
Direct aan het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (in voorkomend geval i n c l u s i e f personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)?
I 1.453 In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden is?
I n.v.t. Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. I 1 januari 2 0 1 4
W e r k n e m e r s gebonden door de verplichtstelling Wat is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verplichtstelling (in voorkomend geval i n c l u s i e f personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken) zoals zzp-ers) ? i 2.275
In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en waarop de verplichtstellingsaanvraag betrekking heeft? n.v.t
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. 1 januari 2014
De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor een is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u Een werknemer valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam is bij een werkgever die lid is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf. Pagina? van 12
Onderzoek •
Is er aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geef een beschrijving van: de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit'van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 ) n.v.t.
Extrapolatie G
Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geefeen beschrijving van: • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4) I n.v.t.
Peildatum Q
Zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, ' geef een beschrijving van: • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) I n.v.t.
Overiq
G
Overige opmerkingen
n.v.t.
TOELICHTING De door partijen bij een aanvraag tot (wijziging/intrekking van de) verplichtstelling van de deelname in een bpf aangeleverde Pagina 9 van 12
even volledig gegeven de werkingssfeer van de verplichtstelling. Inherent hieraan is het gebruik van meerdere bronnen. Van belang is dat de gebruikte bronnen en de daarbij gehanteerde berekeningen goed worden beschreven. Aandachtspunten; • Het is aan te bevelen zo min mogelijk bronnen te gebruiken. • Worden gegevens uit verschillende bronnen gebruikt, dan vereist dit een toelichting op onderiinge vergelijkbaarheid waarbij aandacht nodig is voor dubbeltellingen, uitgesloten groepen werkzame personen en verschillen in meetmomenten. • Gebruik van branche- of sectoronderzoek vereist een toelichting op de representativiteit van de gegevens. Aandacht vereist de periode waarin het onderzoek is gehouden, de onderzoeksmethode en de relatie tot de werkingssfeer. • Ten aanzien van de gebruikte bronnen wordt aandacht gevraagd voor de vrijwillig aangesloten werkgevers, (gedeeltelijk) vrijgestelde werkgevers en de actualiteit van de gegevens. ad 3
Wijze van
meting
Uitgangspunt bij het berekenen van het representativiteitscijfer is dat de teller en de noemer worden uitgedrukt in dezelfde eenheid. Idealiter worden de teller en de noemer uitgedrukt in aantallen personen. Andere meeteenheden worden in principe afgeraden. Andere maatstaven die worden gebruikt om tot een berekening te komen van het aantal personen zijn de loonsom, aantal fte's of omzetgegevens. U dient dan wel aannemelijk te maken dat de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal personen zodat geen sprake is van een systematische, eenzijdige vertekening van de representativiteitsgegevens. In geval van fte als meeteenheid moet aannemelijk worden gemaakt dat de parttimefactor van bij het bpf betrokken werkgevers ten opzichte van door de verplichtstelling gebonden werkgevers vergelijkbaar is. Dit betreft de eis van interne consistentie. Teller en noemer moeten in dezelfde eenheid worden uitgedrukt en de peildata moeten vergelijkbaar zijn. Aandachtspunten: • De wijze van meting moet dezelfde zijn voor teller en noemer. De eenheid moet gelijk zijn. Gegevens moeten ofwel standcijfers óf stroomcijfers zijn. • De gegevens moeten zijn uitgedrukt In dezelfde eenheid. In de teller aantallen personen dan ook in de noemer aantallen personen gebruiken. • Het gebruik van een andere meeteenheid dan aantallen personen vereist een gedegen toelichting op het gebruikte bestand en in hoeverre de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal werkzame personen. ad 4
Relatie tot de
werkingsfeer
De representativiteitsopgave dient gerelateerd te zijn aan de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf. In de werkingssfeer uitgesloten categorieën werkzame personen moeten dan ook in de tellingen voor de representativiteitsopgave buiten beschouwing worden gelaten. Het is van belang dat daadwerkelijk gemeten wordt wat beoogd was. Het gaat hier om de validiteit van de gegevens. Aandachtspunten: • Aandacht voor vrijwillig aangesloten werkgevers die in de representativiteitsopgave niet mogen worden meegenomen. • De bronnen mogen niet vervuild zijn met werkzame personen die niet onder de werkingssfeer vallen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld hoger personeel. • In de tellingen moeten van de verplichte deelname in het bpf vrijgestelde werkgevers en hun werknemers wel worden meegerekend.
Pagina 11 van 12
Ministerie van Sociaie Zaken en Werkgelegenheid
FORMULIER REPRESENTATIVITEITSGEGEVENS (bedoeld in artikel 2, onderdeel h, artikel 3, onderdeel f, artikel 4 , eerste lid, onderdeel d van de Regeling betreffende aanvragen op grond van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000)
Bij een aanvraag om verplichtstelling dienen de representativiteitsgegevens, de gebruikte bronnen en de gehanteerde onderzoeksmethodiek te worden opgegeven. Deze opgave kan worden ingediend aan de hand van dit formulier. Gebruikmaking v a n dit formulier is vereist bij een percentage representativiteit onder de 6 0 % e n Ingeval beargumenteerde zienswijzen tegen de representativiteit daartoe aanleiding g e v e n .
INHOUD REPRESENTATIVITEITSOPGAVE Werkqeversqeqevens O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkgevers O Werkgevers gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer Geqevens werkzame personen O Direct aan het bedrijfstakpensioenfonds gebonden werkzame personen O Werkzame personen gebonden door de verplichtgestelde werkingssfeer
TOELICHTING Gehanteerde onderzoeksmethode Gebruikte bronnen Wijze van meting Relatie tot de werkingssfeer Actualiteit van de cijfers
Ministerie van Sociale Z a k e n en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.3. Kamp
Pagina 1 van 12
Bij de interne consistentie gaat het om gebruikte meeteenheden. De eenheid in de teller moet overeenstemmen met de gehanteerde eenheid in de noemer. In teller én noemer moeten standcijfers (gemeten op een bepaald moment) of stroomcijfers (gemeten over een periode) worden gebruikt. De definitie van werkzame personen moet in beide gelijk zijn. En ook de peildatum of de peilperiode moeten in teller en noemer vergelijkbaar zijn. Bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek wordt nagegaan of voldaan is aan de vereisten van zorgvuldigheid. Het gaat hierbij om zaken als de gebruikte methode om de gegevens te verzamelen, de omvang van de enquête, de hoogte van de non-respons, de gebruikte weging, gehanteerde analyses en uitgevoerde berekeningen. De gegevens waarop het representativiteitscijfer is gebaseerd, mogen in principe niet ouder zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag. Om te kunnen beoordelen of aan deze criteria wordt voldaan, dient een toelichting te worden gegeven op de verstrekte werkgeversgegevens en gegevens over het aantal werkzame personen.
Pagina 3 van 12
Bestaande bronnen/bestanden Geef voor het uitgevoerde onderzoek naar de bij vraag 1 en 2 opgegeven aantallen een beschrijving van: • de gebruikte bronnen (ad. 2) • de bronnen in relatie tot de werkingssfeer (ad. 4) • de uitgevoerde correctie in de bronbestanden (ad. 4) De direct aan de CAO gebonden werkgevers zijn gebaseerd op een telling van het ledenbestand van de werkgeversorganisatie Vereniging van Orgelbouwers in Nederiand. Het aantal werkgevers gebonden door de werkingssfeer is gebaseerd op de bestanden van Syntrus-Achmea uitvoerder van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. Totaal aantal werkgevers bedraagt 23 Erzijn in deze branche geen gedispenseerde bedrijven. Totaal aantal werkgevers uit deze branche, direct vallend onder de werkingssfeer van het BPF is 19. Er zijn geen vrijwillig bij het Bpf aangesloten werkgevers vanuit deze branche.
G
Er is gebruik gemaakt van meerdere bestanden. Geef onderstaand een beschrijving van: • de representativiteit van de bestanden (ad. 2) • uitgevoerde correcties voor dubbeltellingen (ad. 2) • de wijze van 'matching' van de bestanden (ad. 1)
I n.v.t.
G
De bronnen sluiten niet volledig aan bij de werkingssfeer, Geefeen beschrijving van: • de correcties die zijn uitgevoerd (ad. 4) n.v.t.
Onderzoek Q
Er is (aanvullend) steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête. Geef een beschrijving met cijfermatige onderbouwing van; de gehanteerde methodiek (ad. 1) het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) de respons (ad. 1) de representativiteit van de steekproef (ad. 1) eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1) n.v.t.
Pagina 5 van 12
GEGEVENS WERKZAME PERSONEN
Direct aan het bpf gebonden werknemers^ Hoeveel werknemers worden direct aan het bpf gebonden (in voorkomend geval i n c l u s i e f personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken)zoals zzp-ers)?
I 119
~
'
"
' '
In voorkomend geval: het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en direct aan het bpf gebonden is? n.v.t.
Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. I 1 januari 2014
W e r k n e m e r s gebonden door de verplichtstelling Wat Is het totale aantal werknemers dat valt onder de werkingssfeer van de verplichtsteiling (in voorkomend geval i n c l u s i e f personen die in een andere hoedanigheid werkzaam zijn in de bedrijfstak(ken) zoals zzp-ers) ?
124 In voorkomend geval; het aantal personen dat in een andere hoedanigheid werkzaam is in de bedrijfstak(ken) en waarop de verplichtstellingsaanvraag betrekking heeft?
I n.v.t Geef aan op welke peildatum dan wel over welke periode de gegevens verzameld zijn. I 1 ianuari 2014
De wijze waarop de gegevens zijn verkregen over het aantal werkzame personen, dat direct en in totaal onder de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf valt, moet worden toegelicht. Daarvoor is onderstaand een aantal aandachtspunten opgenomen. Afhankelijk van de gehanteerde methode kunnen de aandachtspunten al dan niet relevant zijn. Indien een van de genoemde methoden van toepassing is, dienen de vragen waarvoor een ' • ' is opgenomen te worden aangekruist en te worden beantwoord. De toelichting kunt u Een werknemer valt direct onder de werkingssfeer van het bpf als hij werkzaam is bij een werkgever die lid is van een werkgeversorganisatie betrokken bij het bpf.
Onderzoek G
I s e r aanvullend steekproefonderzoek uitgevoerd, bijvoorbeeld op basis van een enquête, geef een beschrijving van; • de gehanteerde methodiek (ad. 1) • het steekproefkader in relatie tot de werkingssfeer (ad. 1) • de respons (ad. 1) • de representativiteit van de steekproef (ad. 1) • eventueel gebruik van aanvullende informatie (ad. 1) • toegepaste berekeningen en schattingen (ad. 1 ) n.v.t.
Extrapolatie G
Indien onderzoeksgegevens middels andere bronnen zijn geëxtrapoleerd, geefeen beschrijving van; • de hiervoor gebruikte bronnen (ad. 2) • de representativiteit van het verkregen bestand (ad. 2) • de verschillen tussen de bronnen (ad. 2) • eventueel uitgevoerde correcties (ad. 4)
I n.v.t.
Peildatum Q
Zijn gegevens gebruikt ouder dan een jaar, (terug)gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, geefeen beschrijving v a n : • de reden waarom het niet mogelijk is om gegevens van recenter datum te leveren (ad. 5) • de aannemelijkheid dat sindsdien binnen de bedrijfstak geen grote fluctuaties in de genoemde aantallen zijn opgetreden. Indien wel sprake is van grote fluctuaties is aanvullend onderzoek of extrapolatie nodig (ad. 5) n.v.t.
Overiq
G
Overige opmerkingen
n.v.t.
stand van Zaken 2008, eindrapport, p. 20 (zie de website http://cao.szvv.nl, onder achtereenvolgens; Actueel; Archief; 2008; Kwaliteit representativiteitsgegevens bij avv verzoeken 2008). ad 2
Gebruikte
bronnen
Een representativiteitsopgave moet een beschrijving bevatten van de gebruikte bronnen. Niet alle bronnen zijn even betrouwbaar. Ook zijn niet alle bronnen even volledig gegeven de werkingssfeer van de verplichtstelling. Inherent hieraan is het gebruik van meerdere bronnen. Van belang is dat de gebruikte bronnen en de daarbij gehanteerde berekeningen goed worden beschreven. Aandachtspunten: • Het is aan te bevelen zo min mogelijk bronnen te gebruiken. • Worden gegevens uit verschillende bronnen gebruikt, dan vereist dit een toelichting op onderiinge vergelijkbaarheid waarbij aandacht nodig is voor dubbeltellingen, uitgesloten groepen werkzame personen en verschillen in meetmomenten. • Gebruik van branche- of sectoronderzoek vereist een toelichting op de representativiteit van de gegevens. Aandacht vereist de periode waarin het onderzoek is gehouden, de onderzoeksmethode en de relatie tot de werkingssfeer. • Ten aanzien van de gebruikte bronnen wordt aandacht gevraagd voor de vrijwillig aangesloten werkgevers, (gedeeltelijk) vrijgestelde werkgevers en de actualiteit van de gegevens. ad 3
Wijze van
meting
Uitgangspunt bij het berekenen van het representativiteitscijfer is dat de teller en de noemer worden uitgedrukt in dezelfde eenheid. Idealiter worden de teller en de noemer uitgedrukt in aantallen personen. Andere meeteenheden worden in principe afgeraden. Andere maatstaven die worden gebruikt om tot een berekening te komen van het aantal personen zijn de loonsom, aantal fte's of omzetgegevens. U dient dan wel aannemelijk te maken dat de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal personen zodat geen sprake is van een systematische, eenzijdige vertekening van de representativiteitsgegevens. In geval van fte als meeteenheid moet aannemelijk worden gemaakt dat de parttimefactor van bij het bpf betrokken werkgevers ten opzichte van door de verplichtstelling gebonden werkgevers vergelijkbaar is. Dit betreft de eis van interne consistentie. Teller en noemer moeten in dezelfde eenheid worden uitgedrukt en de peildata moeten vergelijkbaar zijn. Aandachtspunten; • De wijze van meting moet dezelfde zijn voor teller en noemer. De eenheid moet gelijk zijn. Gegevens moeten ofwel standcijfers óf stroomcijfers zijn. • De gegevens moeten zijn uitgedrukt in dezelfde eenheid. In de teller aantallen personen dan ook in de noemer aantallen personen gebruiken. • Het gebruik van een andere meeteenheid dan aantallen personen vereist een gedegen toelichting op het gebruikte bestand en in hoeverre de gebruikte maatstaf een goede afspiegeling is van het aantal werkzame personen. ad 4
Relatie tot de
werkingsfeer
De representativiteitsopgave dient gerelateerd te zijn aan de werkingssfeer van het verplichtgestelde bpf. In de werkingssfeer uitgesloten categorieën werkzame personen moeten dan ook in de tellingen voor de representativiteitsopgave buiten beschouwing worden gelaten. Het is van belang dat daadwerkelijk gemeten wordt wat beoogd was. Het gaat hier om de validiteit van de gegevens. Aandachtspunten:
Pasina H van 12
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
Versie d.d. 30-6-2014 KK/CG/GJ akten\afschriften\af2014\74684922.bstwmm
AKTE VAN STATUTENWIJZIGING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN
Op dertig juni tweeduizendveertien verschijnt voor mij, Mr Johannes Daniël Maria Schoonbrood,notaris met plaats van vestiging te Amsterdam: Mr Comelis Jan Kraaiveld, kandidaat-notaris, werkzaam ten kantore van de naamloze vennootschap: De Brauw Blackstone Westbroek N.V., statutair gevestigd te Amsterdam, met — adres: 1082 MD Amsterdam, Claude Debussylaan 80, geboren te Haaften op zeventien oktobernegentienhonderdzestig. De comparant verklaarl: a. dat op vijfentwintig juni tweeduizendveertien door het bestuur van de stichting: StichtingBedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, statutairgevestlgd te Amsterdam en met adres: 3454 PV De Meern, Rijnzathe 10, is besloten de statuten van die stichting te wijzigen; dat op zesentwintig augustus negentienhonderdachtennegentig de administrateur van de • stichting, de te Amsterdam gevestigde naamloze vennootschap: Syntrus Achmea Pen sloenbeheer N.V. (voorheen genaamd PVF Nederland N.V.), met adres: 3454 PV De Meern, Rijnzathe 10, door het bestuurvan de stichting voor nu en in de toekomst - met hetrecht van substitutie - is gemachtigd de benodigde stappen te nemen om te komen tot h e t verlijden van de notariële akte van statutenwijziging; c. dat Syntrus Achmea N.V. op haar beurt de comparant heeft gemachtigd deze akte te doen verlijden.— Ter uitvoering van die besluiten vericlaart de comparant de statuten van de stichting zodanig te — wijzigen dat zij in haar geheel komen te luiden als volgt STATUTEN; Werkingssfeer.Artikell. A.
Tot de meubelindustrie en meubileringsbedrijven in de zin van deze statuten of van hetpensioenreglement behoort de werkgever in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven,— waaronder wordt verstaan: 1. de onderneming die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a. tot en — met g. omschreven activiteiten uitvoert; 2. de afdelingen van een ondememing die uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de onder a. tot en met g. genoemde werkzaamheden uitvoeren, tenzij het merendeel
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
van het personeel van de onderneming verplicht is deel te nemen aan een ander bedrijfstakpensioenfonds; 3. de onderneming, opgericht na een januari tweeduizend casu quo de ondememing waarvan de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap is aangevangen na een januari tweeduizend, die ten behoeve van de onder 1. en 2. genoemde onderneming of afdelingen een ondersteunende functie heeft en in juridische zin tot dezelfde groep van ondememingen behoort. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de hier bedoelde onderneming is van deze toepassing uitgezonderd. Onder de onder a. tot en met g. genoemde werkzaamheden worden verstaan: a. het ven/aardigen en/of bewerken, herstellen, assembleren, stofferen of met andere materialen bekleden van meubelen of onderdelen daarvan of van aanverwante artikelen, tenzij deze uitsluitend van metaal worden ven/aardigd. Onder (onderdelen van) meubelen en/of aanverwante artikelen worden mede verstaan (onderdelen van) school-, kantoor-, keuken-, kerk- en tuinmeubelen, bedden, waterbedden, wiegen, matrassen en stoelkussens, echter met uitzondering van kinderstoelen en kinderboxen. Onder het bewerken van meubelen of onderdelen daarvan wordt mede verstaan het buigen, draaien, beeldhouwen en dergelijke werkzaamheden, voorzover genoemde werkzaamheden niet worden verricht als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf of van de confectie-industrie; b. het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs voor gebouwen of schepen, met inbegrip van interieurs voor keukens, kerken en van afzonderiijke interieurs voor caravans en dergelijke. Het plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs van keukens valt onder dit sub b, tenzij deze werkzaamheden gepaard gaan met bouwkundige activiteiten. Het vervaardigen en/of herstellen, plaatsen, monteren en/of stellen van interieurs voor caravans valt onder dit artikel, tenzij deze werkzaamheden worden verricht als geïntegreerd onderdeel van het totale bouwproces van caravans en dergelijke.' Onder vervaardigen worden mede verstaan het stofferen of met andere materialen bekleden en het behangen van wanden, vloeren en dergelijke, voorzover dit niet -— geschiedt als onderdeel van het woninginrichtingsbedrijf, het parketvloerenbedrijf, de confectie-industrie of het schildersbedrijf; — het vervaardigen en/of herstellen van scheidings- en vouwwanden of onderdelen c. daarvan, voorzover deze door hun aard, uitvoering en/oi wijze van vervaardiging moeten worden gerekend of gelijkgesteld met (produkten van) het sub a. en sub b. omschreven meubel- of interieurbouwbedrijf; d. het ven/aardigen en/of herstellen van gymnastiektoestellen of biljarts of onderdelen daarvan; : het vervaardigen en/of venwerken van lijsten voor schilderijen en dergelijke artikelen e. of onderdelen daarvan (waaronder niet begrepen de door de detaillist verrichte encadreerwerkzaamheden); het ven/aardigen, bewerken en/of stofferen van graf- en crematiekisten of onderdelen daarvan;
—
—
—
—
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
het vervaardigen, bewerken en/of herstellen van muziekinstrumenten, klokkasten,vaste omkastingen voor audiovisuele apparatuur, naaimachinekasten, veriichtingsprodukten en dergelijke van hout of onderdelen daarvan, voorzover deze door hun aard, uitvoering en/of wijze van vervaardiging moeten worden gerekend of gelijkgesteld met (produkten van) het sub a. omschreven meubelbedrijf. B. Tot de tentoonstellingsbouw in de zin van deze statuten of van het pensioenreglement behoort de werkgever in de tentoonstellingsbouw, waaronder wordt verstaan: 1. de onderneming die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt met de realiseringvan stand/tentoonstellingsprojecten; Onder realiseren van stands/tentoonstellingsprojecten wordt verstaan: alle ondersteunende activiteiten die nodig zijn om stands en/of tentoonstellingsprojecten— mogelijk te kunnen maken. Onder meer de volgende werkzaamheden worden hiertoegerekend: a. het bedenken van stand/tentoonstellingsconcepten; b. het vervaardigen van stand/tentoonstellingsontwerpen; c. stand/tentoonstellingsbouw als geheel, of delen daarvoor; d. stand/tentoonstellingsinrichting, onder meer met behulp van vloerbedekking,stoffen, meubilair, audiovisuele middelen; het leveren en/of monteren van presentatiesystemen ten behoeve van stands/tentoonstellingsprojecten; f. het begeleiden van stands/tentoonstellingsprojecten (projectmanagement);de afdelingen van een ondememing die zich uitsluitend of in hoofdzaak bezighoudt— 2. met het realiseren van stand/tentoonstellingsprojecten, tenzij het merendeel van het personeel van de ondememing verplicht is deel te nemen aan een ander t^edrijfstakpensioenfonds; de ondememing, opgericht na een januari tweeduizend casu quo de onderneming waan/an de daadwerkelijke activiteiten binnen een reeds bestaande vennootschap is • aangevangen na een januari tweeduizend, die ten behoeven van de onder 1. en 2. — genoemde ondememing of afdelingen een ondersteunende functie heeft en in juridische zin tot dezelfde groep van ondernemingen behoort. Het toonzaal- en winkelpersoneel dat werkzaam is in de hier bedoelde onderneming is van dezetoepassing uitgezonderd. Tot de orgelbouw in de zin van deze statuten of van het pensioenreglement behoort de • werkgever in de orgelbouw waaronder wordt verstaan iedere ondememing die zich bezighoudt met het uitoefenen van een orgelbouwbedrijf. Hieronder wordt verstaan: a. het bouwen van pijporgels, met uitzondering van draaiorgels; b. het ten behoeve van derden verrichten van herstel-, restauratie- en onderhoudswerkzaamheden aan orgels onder a. genoemd. Een onderneming wordt geacht zich in hoofdzaak met de genoemde werkzaamheden in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven respectievelijk de tentoonstellingsbouw bezig te houdenindien het aantal daarbij betrokken weri
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
Definities.Artikel 2. In deze statuten en het pensioenreglement wordt verstaan onder:a. het fonds: de in artikel 3 genoemde stichting;de wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Stb. 2000, 628);de deelnemer: de deelnemer, bedoeld in artikel 6; d. vervallen; e. het bestuur: het orgaan van het fonds, bedoeld in artikel 9; de (aangesloten) werkgever: de werkgever in de meubelindustrie en meubileringsbedrijven, de tentoonstellingsbouw danwel de orgelbouw, die krachtens artikel 4 van de wet verplicht is tot naleving van het bij of krachtens de statuten, het uitvoeringsreglement en de pensioenreglementen I en II bepaalde; niet onder de verplichtstellingsbeschikking van het fonds valt, maar op een daartoe strekkend verzoek door het bestuur als zodanig is toegelaten en zich op vrijwillige basis bij het fonds heeft aangesloten door het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst met het fonds; De Nederiandsche Bank: De Nederiandsche Bank N.V.; Uitvoeringsreglement: de door een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds opgestelde regeling met betrekking tot de veriiouding tussen pensioenuitvoerder en werkgever; Uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenuitvoerder over de uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten. • Belanghebbenden: de bij hetfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, overigeaanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en werkgevers. k. Onafhankelijk bestuurslid: de onafhankelijk voorzitter en de uitvoerende bestuursleden van het fonds, zijnde de bestuursleden die niet directe vertegenwoordigers zijn van de belanghebbenden bij het fonds. — Locovoorzitter: — een niet uitvoerend bestuurslid die de voorzitter bij diens afwezigheid vervangt. Vakorganisaties: de organisaties van werknemers die vertegenwoordigd zijn in het bestuur, m. zijnde FNV Bouw en CNV Vakmensen. n. De pensioenregeling: het reglement van een pensioenfonds waarin de pensioenrechten van • de begunstigden worden geregeld. Naam en zetel. —
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
Artikel 3. — 3.1. De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de • Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. 3.2. De stichting is gevestigd te Amsterdam. Artikei 4. Missie. 4.1. De door sociale partners afgesproken pensioenregeling uitvoeren met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid. Doel. 4.2. De pensioenregeling heeft overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en de' (pensioen)reglementen van het fonds ten doel: — a. de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gepensioneerde en de overige — belanghebbenden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom en • overiijden; b. de deelnemer en de gewezen deelnemer te beschermen tegen geldelijke gevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. 4.3. Het fonds tracht dit doel te bereiken door: a. overeenkomstig de bij pensioenreglementen I en II te stellen regelen uitkeringentoe te kennen bij ouderdom, overiijden en langdurige arbeidsongeschiktheid; b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderiijk kunnen— zljn. 4.4. Het fonds werkt volgens een actuariéle en bedrijfstechnische nota. in deze nota is een • omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. 4.5. Het bestuurvan hetfonds legt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onvenwijld overaan De Nederiandsche Bank. 4.6. Indien De Nederiandsche Bank zulks noodzakelijk acht in het belang van de' deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat het fondsbinnen de daarvoor door De Nederiandsche Bank gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitenderisico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als — bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. Vrilwiiiiae aansluiting.— Artikei 5. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst een rechtspersoon die niet onder werkingssfeer van het fonds valt, zoals omschreven in artikel 1 maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten indien: a. de loonontwikkeling bij deze natuuriijke of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 1, onder d, en de natuuriijke of rechtspersoon deelneemt in de sociale fondsen die voor die werkgevers actief zijn of zullen zijn; of b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuuriijke of rechtspersoon die zich vrijwillig wll aansluiten en een werkgever als bedoeld in artikel 2 van de wet; of
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuuriijke of rechtspersoon wel onderde werkingssfeer van het fonds viel; of die op eenendertig december tweeduizendzes al op vrijwillige basis was aangesloten bij hetfonds. Deelnemers.Artikel 6. Deelnemer is: 6.1. a. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolgeeen met zijn werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwilligeaansluiting door het bestuur als deelnemer is toegelaten; b. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 lid 1 van de wet; c. degene, die deelnemer was als tiedoeld onder a of b en de deelneming individueel voortzet. 6.2. De toelating van een deelnemer als bedoeld in het vorige lid onder a Is alleen mogelijk,— indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt. 6.3. Voortzetting van de deelneming als bedoeld in het eerste lid onder c geschiedt op de • wijze en onder de voorwaarden als bepaald bij of krachtens het pensioenreglement.— 6.4. De hoedanigheid van deelnemer als bedoeld In het eerste lid van dit artikel wordt, — wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd, behouden respectievelijk herkregen,— indien en zolang de premie volgens de bepalingen van het pensioenreglement in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan. Middelen. Artikel 7. 7.1. De geldmiddelen van het fonds bestaan uit: a. het stichtingskapitaal; b. ontvangen premies en koopsommen; c. inkomsten uit beleggingen; d. overige baten. 7.2. De uitgaven van het fonds bestaan uit: a. uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelatenbetrekkingen; —— b. overige uitgaven. 7.3. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds tezamen met de te' verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen. 7.4. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen, in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bi] beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd 7.5. Zodra het fonds verplichtingen heeft ten aanzien waarvan het bepaalde in de twee
c.
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
voorgaande leden geen toepassing heeft gevonden doet het bestuur daan/an onvenwijldmededeling aan De Nederiandsche Bank Beleggingen.— — Artikel 8. 8.1. Het beleggingst)eleid van het fonds is in overeenstemming met de prudent-person-regel.8.2. Terzake van de bewaring van de bezittingen van het fonds zorgt het bestuur voor de nodige waarborgen ter voorkoming van vermogensschade. Bestuur.Artikel 9. 9.1. Het fonds hanteert een omgekeerd gemengd bestuursmodel. De belanghebbenden zijnop een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur. 9.2. Het bestuur van het fonds bestaat uit negen leden, van wie twee uitvoerende en zeven • niet uitvoerende bestuursleden. 9.3. De bestuursleden worden door het bestuur benoemd na het horen van het • verantwoordingsorgaan over de procedure. 9.4. De niet uitvoerende bestuursleden bestaan uit zes bestuursleden en een onafhankelijkevoorzitter en zijn geen directe vertegenwoordigers van de belanghebbenden bij het fonds. — — — — — De uitvoerende bestuursleden worden benoemd door de niet uitvoerende bestuursleden,9.5. na het horen van de uitvoerende bestuursleden. Een uitvoerend bestuurslid kan wordenontslagen door de niet uitvoerende bestuursleden, na het horen van het desbetreffende— lid en het overige uitvoerende bestuurslid De niet uitvoerende bestuursleden (niet zijnde de onafhankelijk voorzitter) die geen 9.6. directe vertegenwoordigers van de belanghebbenden zijn bij hetfonds, worden voorgedragen door de wericgeversorganisatie respectievelijk de wericnemersorganlsatiesrespectievelljk door de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan, op de wijze zoals omschreven in het zevende lid. Een niet uitvoerend bestuurslid kan worden ontslagen door de overige niet uitvoerende bestuursleden. Ontslag is pas mogelijk na het horen van het desbetreffende bestuursliden de voorzitter. . 9.7. De niet uitvoerende bestuursleden (niet zijnde de onafhankelijk voorzitter) worden, na • het horen van het verantwoordingsorgaan over de procedure, voorgedragen als volgt: a. drie bestuursleden door de werkgeversvereniging Centrale Bond van Meubelfabrikanten (CBM), gevestigd te Haariem; twee bestuursleden door de vakorganisaties, te weten: een bestuurslid door de Nederiandse Bond voor Bouw- en Houtnijveriieid(FNV Bouw), gevestigd te Woerden; een bestuurslid door CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht. een bestuurslid wordt benoemd door het bestuur op voordracht van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan.In het reglement van het verantwoordingsorgaan is de verkiezingsprocedure voorde vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden In het verantwoordingsorgaan vastgelegd.
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
9.8.
9.9.
9.10. 9.11.
9.12.
9.13.
9.14. 9.15.
De onafhankelijk voorzitter wordt benoemd en ontslagen door de niet uitvoerendebestuursleden. De onafhankelijk voorzitter is geen vertegenwoordiger van de belanghebbenden bij het fonds. Het bestuur kiest uit zijn midden een locovoorzitter. Het locovoorzitterschap wordt in de < even kalenderjaren vervuld door de werknemersleden en in de oneven kalenderjaren— door de werkgeversleden. Een bestuurslid van werkgevers- respectievelijk werknemerszijde vervangt alle bestuursleden van werkgevers- respectievelijk werknemerszijde. De leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren, doch zljn, op basis van een rooster van aftreden, na afloop van deze periode terstond opnieuw benoembaar. Een bestuurslid kan maximaal twee keer worden herbenoemd, tenzij — herbenoeming voor meer dan twee keer noodzakelijk is ter waarborging van de continuïteit in het bestuur. Het bestuurslidmaatschap eindigt: a. door bedanken; b. door overiijden; door een daartoe strekkend met redenen omkleed besluit van de organisatie(s),welke het lid heeft (hebben) voorgedragen; door een daartoe strekkend besluit van het bestuur, als bedoeld In de leden 20 en • 21 van dit artikel voor zover deze bepalingen betrekking hebben op ontslag van — een bestuurslid;^ e. door periodiek aftreden. In een tussentijdse vacature van een niet uitvoerend bestuurslid wordt binnen 3 maanden na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie(s), welke - gelet op het • bepaalde in het zevende lid - daarvoor in aanmerking komt (komen) dan wel op voordracht van de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. In een tussentijdse vacature van een uitvoerend bestuurslid wordt binnen 3 maanden na het ontstaan daarvan voorzien door de niet uitvoerendebestuursleden. Het nieuwe bestuurslid heeft zitting gedurende de tijd, die het vervangenbestuurslid nog had te vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond herbenoembaar. Gedurende het bestaan van vacatures behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheid. In een tussentijdse vacature van de onafhankelijk voorzitterwordt binnen 3 maanden na het ontstaan daarvan voorzien door de niet uitvoerendebestuursleden.— Het lidmaatschap van het bestuur is niet verenigbaar met dat van het verantwoordingsorgaan — _—_— De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Benoeming vindt plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel, ln het functieprofiel zijn de vereiste deskundigheid en competenties en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien de niet uitvoerende bestuursleden van oordeel zijn dat de kandidaat niet voldoet aan het functieprofiei. De niet uitvoerende bestuursleden leggen de ovenwegingen vast waarom een kandidaat wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij hertaenoeming van — een zittend bestuurslid. •
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
9.16.
Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door De Nederiandsche Bank — voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van een van de bestuursleden, stelt het fonds De Nederiandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. 9.17. Het bestuur van het fonds legt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf • ter toetsing voor aan De Nederiandsche Bank. 9.18. Een wijziging als bedoeld in het zeventiende lid wordt niet doorgevoerd indien De — Nederiandsche Bank binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien De Nederiandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt. 9.19. Met inachtneming van het bepaalde in lid 20 van dit artikel, kan een bestuurslid worden • geschorst of ontslagen indien het desbetreffende bestuurslid: a. naar het oordeel van het bestuur disfunctioneert; b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds; c. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad; d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap;Een t>esluit tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk door het bestuur met opgave— van redenen en is onmiddellijk van kracht. 9.20. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt t>eraadslaagd in de gevallen alsgenoemd in het vorige lid, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden. Het besluit tot schorsing dient te worden genomen met een meerderheidvan ten minste tweederde van de uitgebrachte stemmen met dien verstande dat indien— het een besluit is als bedoeld in lid 12, onder d van dit artikel betreft, de stem van het — bestuurslid over wiens schorsing wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten.Een schorsing die niet wordt gevolgd binnen drie maanden door een besluit tot verienging van de schorsing of ontslag eindigt door het verioop van die termijn. 9.21. Het bestuur kan - ingeval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur disfunctioneert de voordragende organisatie vragen een ander bestuurslid voor te dragen voor benoeming in het bestuur van het fonds. 9.22. Het bestuur legt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functionerenvan het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Bestuursbevoegdheden. ArtikellO. 10.1. De onafhankelijk voorzitter bepaalt, na overieg met een uitvoerend bestuurslid en de fungerend locovoorzitter, de agenda van de overieggen van het bestuur. 10.2. De onafhankelijk voorzitter ziet toe op een goede samenstelling en het functioneren van
DEBRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 10
het bestuur en is namens het bestuur eerste aanspreekpunt voor het verantwoordingsorgaan over het functioneren van het bestuur. 10.3. Bij ontstentenis of beletsel van de onafhankelijke voorzitter treedt de locovoorzitter als — zijn plaatsvervanger op. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij 10.4. het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en • zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. De onafhankelijk voorzitter en de uitvoerende bestuursleden vertegenwoordlgen10.5. gezamenlijk het fonds in en buiten rechte. Bij ontstentenis of beletsel van de onafhankelijke voorzitter treedt de locovoorzitter als zijn plaatsvervanger op. De leden van het bestuur zijn verplicht geheim te houden hetgeen als geheim te hunner10.6. kennis is genomen. Het bestuur als geheel is belast met het bepalen van het beleid van het fonds, alsmede10.7. met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en reglementen. Het dagelijks beleid van het fonds wordt uitgevoerd door de onafhankelijk voorzitter en de — uitvoerende bestuursleden. In dit kader zijn de onafhankelijk voorzitter en de uitvoerende bestuursleden bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Bij het aangaan van verplichtingen dient in alle — gevallen getekend te worden door de onafhankelijk voorzitter en een uitvoerend bestuurslid. Dat geldt op basis van het daartoe door het bestuur verstrekte mandaat ook voor het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen. 10.8. Onverminderd het bepaalde in artikel 16 kan het bestuur één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan een door het fonds benoemdeorganisatie. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gemandateerd, is voor de uitoefening van die bevoegdheden verantwoording schuldig aan het bestuur. 10.9. leder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter • vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste één vierde van de < bestuursleden het eens is met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor hëtbijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkenwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en hetfonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. 10.10. Het bestuur is bevoegd tot het instellen van commissies en werkgroepen.Bestuursvergaderingen. Artikel 11. 11.1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of twee andere bestuursleden zulkswenselijk achten, doch ten minste eenmaal per kwartaal. 11.2. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten of de reglementen daaromtrent andersbepalen, slechts worden genomen in yergaderingen, waarin tenminste twee leden — namens de werkgeversorganisatie, twee leden namens de vakorganisaties en pensioengerechtigden en twee onafhankelijke bestuursleden aanwezig zijn. Als
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 11
aanwezig geldt ook een werknemers- en/of werkgeverslid en/of onafhankelijk bestuurslid die een aanwezig werknemers- c.q. werkgevers- c.q. onafhankelijk bestuurslid schriftelijk heeft gemachtigd namens hem of haar een stem uit te brengen— 11.3. Bestuursbesluiten kunnen ook op grond van schriftelijke of elektronische rondvraag bij — leden van het bestuur worden genomen, mits alle leden door ondertekening van de schriftuur, waarin het besluit is vermeld, verklaard hebben met dat besluit in te stemmen. '• 11.4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveelstemmen uit als de aanwezige bestuursleden die de vakorganisaties en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen gezamenlijk uitbrengen. De bestuursleden die de vakorganisaties en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, brengen zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal aanwezige werkgeversbestuursleden. Het bestuurslid dat is benoemd door de vakorganisatie,FNV Bouw, heeft vier/derde (4/3)stemmen. Het bestuurslid dat is benoemd door de vakorganisatie CNV Vakmensen, heeft twee/derde (2/3) stemmen. Alle overige t)estuursleden hebben een (1) stem. Alle besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige bestuursleden, tenzij elders in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen zijn ongeldig. Taakverdeling binnen het bestuur.Artikel 12. 12.1. De niet uitvoerende bestuursleden houden toezicht op: a. de uitvoering van het beleid van het bestuur; b. de algemene gang van zaken in het fonds. De niet uitvoerende bestuursleden zien ten minste toe op: ^ 12.2. a. adequate risicobeheersing door het bestuur; b. evenwichtige belangenafweging door het bestuur. 12.3. De niet uitvoerende bestuursleden stellen de beloning van de uitvoerende bestuursledenvast. De uitvoerende bestuursleden nemen niet deel aan de besluitvorming over het vaststeilen van hun beloning, 12.4. De niet uitvoerende bestuursleden staan de uitvoerende bestuursleden met raad ter — zijde. 12.5. De niet uitvoerende bestuursleden leggen verantwoording af over de uitvoering van de < taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en de — wericgever en in het jaarverslag. De uitvoerende bestuursleden zien toe op de uitvoering van de werkzaamheden door of 12.6. namens het fonds. Vergoeding voor de bestuursleden. Artikei 13. Het bestuur stelt een vergoedingsregeling voor de leden van het bestuur, de auditcommissie en het verantwoordingsorgaan vast. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen— verantwoordelijkheid, de aan de functie gesteide eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het functieprofiel. Deze vergoedingsregeling is nader uitgewerkt in het vergoedingsreglement. Auditcommissie. •
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 12
Artikel 14. 14.1.
De niet uitvoerende bestuursleden stellen een auditcommissie bedrijfseconomischeaspecten en risicobeheer In. • 14.2. De auditcommissie is in ieder geval belast met toezicht op: a. de risicobeheersing; b. het beleggingsbeleid; c. de financiële informatieverschaffing door het fonds. 14.3. Het bestuur stelt een reglement vast waarin - onder andere - de samenstelling, werkwijze en vergoeding van de leden van de auditcommissie wordt vastgelegd. Verantwoordingsorgaan. Artikel 15. 15.1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit 12 leden.15.2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een • ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen evenredig op basis— van onderiinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding. 15.3. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt: a. vier leden vertegenwoordigen de deelnemers; b. vier leden vertegenwoordigen de pensioengerechtigden; c. vier leden vertegenwoordigen de werkgevers. 15.4. De in artikel 9, zevende lid sub b, genoemde vakorganisaties benoemen en ontslaan de leden die de deelnemers vertegenwoordigen. 15.5. De leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, worden gekozen door de pensioengerechtigden en worden benoemd door het bestuur. 15.6. De in artikel 9, zevende lid sub a, genoemde werkgeversorganisatie benoemt en • ontslaat de leden die de werkgevers vertegenwoordigen. 15.7. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met hetlidmaatschap van het bestuur. 15.8. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de — orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overieg wenselijk acht. • 15.9. Het bestuur verstrekt aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkenwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt 15.10. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van • vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding voor de gemaakte reis- en verblijfkosten. 15.11. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de wericwijze van het • verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingenover: — _ _ a.
de verkiezingsprocedure in geval van verkiezing van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen;
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
13
de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van hetverantwoordlngsorgaan worden bijeengeroepen; c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan In en buiten de vergaderingenbesluiten neemt; : d. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn — vastgelegd in het reglement. 15.12. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het • handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst 15.13. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in het reglement van het verantw(X)rdingsorgaan. Uitbesteding. — — Artike! 16. 16.1.
Werkzaamheden van het fonds worden onder verantwoordelijkheid van het bestuuruitbesteed aan een door het bestuur tot wederopzegging benoemde organisatie. 16.2. De opdracht tot het voeren van de werkzaamheden aan de organisatie wordt schriftelijkverstrekt. Deze opdracht gaat vergezeld van een instructie, welke door het bestuur wordt vastgesteld. 16.3. De organisatie is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen, tenzij het — bestuur in een bijzonder geval anders bepaalt. Boekiaar. — Artikel 17. Het boekjaar van het fonds loopt van een januari tot en met eenendertig december.— Rekening en verantwoording van het bestuur.— Artikel 18. 18.1. Het bestuur stelt jaariijks na afloop van het boekjaar een door de accountantgecontroleerde jaarrekening, een jaan/erslag en overige gegevens over het vérstrekenboekjaar vast. Hierin dient een volledig beeld van de financiële toestand van het fondste worden gegeven 18.2. Ten blijke van de vaststelling van de in het eerste lid genoemde stukken worden deze ondertekend door de voorzitter en de vice-voorzitter van het bestuur. 18.3. Het bestuur van het fonds legt aan De Nederiandsche Bank jaariijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiëletoestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van De Nederiandsche— Bank blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat — de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. 18.4. Het bestuur van een fonds legt aan De Nederiandsche Bank bovendien jaariijks binnenzee maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds—
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK
14
over, voorzien van de veridaring van een actuaris.Het bestuur draagt zorg, dat de inhoud van het verslag, eventueel In beknopte vorm, ter kennis wordt gebracht van de deelnemers en van de aangesloten werkgevers. Wiiziging van de statuten of het pensioenreglement. Artikel 19. 19.1. De statuten en pensioenreglementen kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het — bestuur 19.2. In afwijking van het bepaalde in artikel 11 tweede lid kan in een vergadering een besluitals bedoeld in het eerste lid slechts worden genomen met ten minste drie vierde van de geldig uitgebrachte stemmen. 19.3. Een wijziging van de statuten of van het pensioenreglement treedt in werking op een — door het bestuur bepaald tijdstip. ' 19.4. Een wijziging van de statuten wordt in een notariële akte neergelegd. 19.5. Indien een wijziging van de statuten of van het pensioenreglement leidt tot een • vermindering van de pensioenen en eventuele andere uitkeringen, zal deze — vermindering voor iedere deelnemer, gewezen deelnemer of hun nagelaten betrekkingen worden bepaald naar evenredigheid van de waarden van hun aanspraken ten tijde van de vermindering. Klachten- en geschillenprocedure. • Artikel 20. 20.1. Het fonds kent een klachten- en geschillenprcxiedure. Deze is neergelegd in een apart— klachten- en geschillenreglement. In die reglementen zijn de bepalingen opgenomen die beantwoorden aan de betreffende normen in de Code Pensioenfondsen, zoals geformuleerd door de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie op zes september tweeduizenddertien 20.2. De belanghebbende kan zich terzake een klacht in eerste aanleg zich wenden tot de • administrateur, voorts tot het bestuur. Indien het bestuur de beslissing van de administrateur bevestigt, dan kan de klacht aan de Ombudsman Pensioenen wordenvoorgelegd. Zodra de belanghebbende de klacht in handen heeft gesteld van een — rechtsbijstandveriener zal de Ombudsman Pensioenen zich onbevoegd vericlaren en niet(langer) de klacht in behandeling nemen. 20.3. De belanghebbende kan zich terzake een geschil wenden tot de geschillencommissie,— die adviseert. Na het uitbrengen van het advies kan de belanghebbende, indien hij zich niet kan verenigen met het advies en het bestuursbesluit, het geschil aan de rechter terinhoudelijke beoordeling voorieggen De geschillencommissie zal zich onbevoegd verklaren zodra de belanghebbende het • geschil aan de rechter ter becxsrdeling heeft voorgelegd. Ontbinding en liguidatie van het fonds. Artikel 21. 21.1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot — ontbinding van het fonds kan slechts genomen worden In een uitdmkkelijk daartoebijeengeroepen vergadering. 21.2. De liquidatie geschiedt door het bestuur, dat aanblijft tot de liquidatie is geëindigd. 18.5.
DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK 15
21.3.
Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemmingmet het doel van het fonds Bij een eventueel tekort worden alle rechten naar evenredigheid veriaagd, met • inachtneming van artikel 13.8 van pensioenreglement I. 21.4. De slotrekening van de liquidateuren wordt ter kennisgeving gestuurd naar de • werkgevers- en werknemersorganisaties, welke zijn belast met de benoeming van de leden van het bestuur.^ ———— Overeenkomsten ter beperking van pensioenverlies.Artikel 22. 22.1.
Het bestuur is bevoegd overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebbenpensioenveriies bij overgang van een deelnemer van het fonds naar een anderepensioenvoorziening of omgekeerd te beperken. 22.2. Het bestuur is bevoegd met andere fondsen van gelijke aard overeenkomsten aan te — gaan, ten doel hebbende de aanspraken, door deelnemers verkregen, na hun overgangvan het ene naar het andere fonds, op hun verzoek, met de na die overgang te — verkrijgen aanspraken te verenigen.— 22.3. Het bestuur kan daartoe ten aanzien van de betrokken deelnemers van de bepalingenvan de statuten of van het pensioenreglement afwijken, mits niet ten nadele van de — gezamenlijke deelnemers. ^—• inwerkingtreding. Artikel 23. Deze statuten zijn in werking getreden op negenentwintig december negentienhonderdvierenvijftigen zijn laatstelijk gewijzigd met ingang van een juli tweeduizendveertien.Het stuk waaruit blijkt van de in de aanhef van deze akte vemielde besluiten wordt aan deze akte gehecht. Van het bestaan van de volmacht is mij, notaris, genoegzaam gebleken. Van de schriftelijke volmacht blijkt uit een (1) onderhandse akte van volmacht, welke aan deze— akte wordt gehecht Waarvan deze akte in minuut wordt verieden te Amsterdam, op de datum in het hoofd van deze — akte vermeld Na mededeling van de zakelijke inhoud van de akte, het geven van een toelichting daarop en na de verklaring van de comparant van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en met — beperkte vooriezing in te stemmen, wordt deze akte onmiddellijk na vooriezing van die gedeeltenvan de akte, waarvan de wet vooriezing voorschrijft, door de comparant, die aan mij, notaris, bekend is, en mij, notaris, ondertekend. ———• (get.): C J . Kraaiveld, J.D.M. Schoonbrood. UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT •
• IJ
achmeG
Postbus 3183 I 3502 GD Utrecht
Actuarieel Advdes & A L M
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Postadres Postbus 3183 3502 GD Utrecht
Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoonwaardenwetgeving t.a.v. mevrouw C. Oppenheimer
Bezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV De Meern
Postbus 90801 2509 LV 's-Gravenhage
7+31(0)6 22 48 56 05 www.syntrusachmea.nl
Datum 30 september 2014
O m Kenmerk
856 Bpf Meubel
Behandeld door drs. J.Th. Huisman AAG
[email protected]
Onderwerp Premie 2015 Bpf Meubel voor zover nu bekend
Geacht xx, Inleiding Op uw verzoek doen wij u hierbij een opstelling toekomen van de ontwikkeling van de premie 2015 voor het bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en de Meubileringsbedrijven (hierna:
Bpf Meubel).
Vertrekpunt voor deze notitie is de regeling en premie zoals deze voor 2014 door Cao-partijen voor deze bedrijfstak zijn vastgesteld. Dit leidt tot het volgende vertrekpunt voor de Regeling en Premie 2014:
Vervolgens hebben Cao-partijen bij de discussies over de regeling 2014 in 2013 besloten om met ingang van 1 januari 2015 de pensioenrichtdatum te verhogen van 65 jaar naar 67 jaar. Over dit punt is dus verder geen discussie meer en dit besluit vormt ook de basis voor de aanvraag van de wijziging van de thans vooriiggende verplichtstelling. In de resterende maanden van 2014 zullen Cao-partijen nog een besluit moeten nemen over de verdere invulling van de Regeling en Premie 2015. Vandaar dat pas na definitieve vaststelling in december 2014 de hiervoor benodigde parameters definitief zullen zijn. Wel is het mogelijk om op basis van een aantal veronderstellingen inzicht te geven in de ontwikkeling van de premie end e premiedekkingsgraad van de Regeling en Premie 2014 naar een mogelijke Regeling en Premie 2015. In onderstaande tabel treft u daarom stapsgewijs de effecten van de verschillende hien/oor noodzakelijk Bladnummer 1 van 4 SyntrusAchmea is een handelsnaaiTi van Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. gevestigd te Amsterdam kvk 3325410/1 Syntais Achmea Vermogensbeineer B.V, gevestigd te Tilburg kvk 18059537 | Syntrus Achmea Vastgoed B V. gevestigd te Amsterdam l
te nemen stappen weer. Hierbij is voor elke regel in het grijze vlak / de grijze vlakken de wijziging weergegeven ten opzichte van de voorafgaande regel. Dit leidt tot het volgende overzicht, waarbij de premie zowel is weergegeven als percentage van de pensioengrondslagsom als in absoluut bedrag, gemeten in eenheden van
€ min: ;1 2013 2013 2013 2014 2014 2014 2014
j m
DNB 31-12-13 DNB 31-12-13 DNB 31-12-13 DNB 31-12-13 DNB 31-12-13 DNB 31-8-14 DNB 31-8-Ï4
If® 2014 2015 2015 2015 2015 2015 2015
65 1,840% 65 1,840% 65 1,840% 65 1,840% 67 1,875 67'^ ' 1,875% 67 1,875%
1-1-2014 1-1-2014 ' 1-1-2015 1-1-2015 1-1-2015 1-1-2015 1-1-2015
•' A 2012-2062 2012-2062 2012-2062 2012-2062 2012-2062 2012-2062 2014
22,7% 22,7% 22,7% 22,7% 22,7% 22,7% 22,7%
55,6 55,6 54,9 54,5 55,2 55,2 55,2
117,1% 116,8% 113,9% 114,2% 125,4% 110,0% 110,7%
Grafisch is dit voor de premiedekkingsgraad als volgt weer te geven:
Ontwikkeling premiedekkingsgraad Bpf Meubel
11,2 •
Op grond van bovenstaande tabel en grafiek blijkt dat: •
De premiedekkingsgraad daalt met 0,3% door het updaten van de starttafel van de Prognosetafel AG 2012-2062,
•
De premiedekkingsgraad daalt met 2,3% door het doorschuiven van de berekeningsdatum van 1 -1-2014 naar 1-1-2015,
•
De premiedekkingsgraad stijgt met 0,3% door de overgang naar het bestand van actieve deelnemers eind augustus 2014,
•
De premiedekkingsgraad stijgt met 11,2% door de overgang van de Regeling 2014 naar het nieuwe Witteveenkader. Hierbij is verondersteld dat de franchise en maximum pensioengrondslag ten opzichte van 2014 ongewijzigd blijven en dat net als in 2014 wordt uitgegaan van het maximaal fiscaal toegestane opbouwpercentage, voor 2014 1,84% bij pensioenrichtleeftijd en voor 2015 1,875% bij pensioenrichtleeftijd 67,
Bladnummer 2 van 4 Syntrus Achmea is een handelsnaam van Syntrus Achmea Pensioenbeheer N V. gevestigd te A.Tisterdam kvk 3325410,' | Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. gevestigd te Tilburg kvk 18059537 i Syntrus Achmea Vastgoed B V, gevestigd te Amsterdam kvk 33306313
SM ntrus I •
De premiedekkingsgraad daalt met 15,4% door overgang van de RTS 31-12-2013 naar de RTS 31-082014
•
De premiedekkingsgraad stijgt met 0,7% door overgang van de prognosetafel AG 2012-2062 naar de nieuwe prognosetafel AG2014 tafel,
waardoor de premiedekkingsgraad voor de Regeling en Premie 2015 uitkomt op 110,7%. In de grafiek is tevens de actuele dekkingsgraad van het Bpf Meubel gegeven ultimo augustus 2014 (114,7%). Daarmee komt de premiedekkingsgraad op basis van bovenstaande veronderstelling voor de Regeling en Premie 2015 lager uit dan de actuele dekkingsgraad eind augustus 2014. Grafisch is dit voor het premievolume (gemeten in € min) als volgt weer te geven:
Op grond van bovenstaande tabel en grafiek blijkt dat: •
Het premievolume ongewijzigd blijft door het updaten van de starttafel van de Prognosetafel AG 20122062,
•
Het premievolume daalt met € 0,7 min door het doorschuiven van de berekeningsdatum van 1-1-2014 naar 1-1-2015. Dit komt doordat de samenstelling van het bestand niet wijzigt en de premie van de per 1 januari 2014 64 jarigen wegvalt en daarnaast de op 1 januari 2014 63 jarigen alleen nog maar een pro rata premie verschuldigd zijn,
•
Het premievolume daalt met € 0,4 min door de overgang naar het bestand van actieve deelnemers eind augustus 2014 als gevolg van de wijzigingen in het bestand aan actieve deelnemers,
•
Het premievolume stijgt met € 0,7 min door de overgang van de Regeling 2014 naar het nieuwe Witteveenkader, doordat in de nieuwe regeling deelnemers ouder dan 65 jaar (weer) premie moeten betalen en doordat de op 1 januari 2014 63 jarigen weer een volledige jaarpremie gaan betalen,
•
Het premievolume ongewijzigd blijft door overgang van de RTS 31-12-2013 naar de RTS 31-08-2014
•
Het premievolume ongewijzigd blijft door overgang van de Prognosetafel AG 2012-2062 naar de nieuwe Prognosetafel AG2014 tafel,
waardoor het premievolume voor 2015 uitkomt op € 55,2 min. Bladnummer 3 van 4 SyntrusAchmea is een nandelsnaam van Syntrus Achmea Pensioenbeheer NV. gevestigd te Amsterdam kvk 33254107 | Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. gevestigd te Tilburg kvk 18059S37 I Syntrus Achmea Vastgoed B.V. gevestigd te Amsterdam kvk 33306313
ochmeo
Beide bovenstaande ontwikkelingen dienen in het kader van de evenwichtige belangenafweging vervolgens op elkaar afgestemd te worden. Dat betekent dat als de premiedekkingsgraad van de Regeling en Premie 2015 gelijk dient te zijn aan de actuele dekkingsgraad eind augustus 2014, twee mogelijkheden openstaan: •
Het verhogen van de premie van 22,7% naar 23,55%. In dat geval bedraagt de premiedekkingsgraad 114,7% en komt de Premie 2015 uit op een bedrag van € 57,3 min.
•
Het veriagen van het opbouwpercentage van 1,875% naar 1,805%. In dat geval bedraagt de premiedekkingsgraad 114,8% en blijft de Premie 2015 onveranderd op een niveau van € 55,2 min.
Wij vertrouwen erop u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben. Uiteraard zijn wij gaarne bereid tot een nadere toelichting. Met vriendelijke groet.
drs. J.Th. Huisman AAG Syntrus Achmea
Bladnummer 4 van 4 SyntrusAchmea is een handelsnaam van Syntais Achmea Pensioenbeheer r>J,V, gevestigd te .Amsterdam kvk 33254107 j Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V, gevestigd te Tilburg kvk 18059537 | Syntrus Achmea Vastgoed B.V gevestigd te Amsterdam kvk 33306313
voor de meubelirdustrie en meubileringsbedrijven
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Mei^ferlftf bedrijven
Actuariële ^ ^ e d i ^ ^ c h n i s c h e Nota
December 2 0 1 4
Inhoudsopgave 1
Bestuurlijke
organisatie
4
Algemeen beleidsuitgangspunt Bestuurlijke organisatiestructuur Omgekeerd gemengd bestuursmodel BPF Meubel inclusief commissies Cao-partijen Samenstelling bestuur Intern toezicht Verantwoordingsorgaan Uitbesteding '. Onafhankelijk accountant Waarmerkend Actuaris ."^p.....^^^. Compliance Officer a»^-^^fc;
4 5 6 6 7 9 10 10 11 11 1^
Advisering bestuur en uitvoering. Adviserend Actuaris Beleggingsadviseur Beleidsadvies Pensioenbeheer Vermogensbeheer 2
Algemene
overwegingen
^Ê.
3
De inhoud van de pensioenregeling.^^^^^.
.j^^.
13 15
Criteria voor de aansluiting van werkgSers en voor hel \ i-rki ijuch van het deelnemerschap... 15 Verplichte aansluiting IW. 15 Vrijwillige aansluiting ^ 15 Vrijwillige voortzetting \ 15 Dispensatie ^^ De pensioenregelingen.. De ouderdoms-en nabesi I IN kii/i n\io nn..; lim;
16 16
Financiering van i\v :i.inspi.ik(.n
19
f
Aanvullende regelingen 4
19iO
Het premie- en tocslagbt'leid.
2021
Vre^^^m.
20U
ToSgbeleid
2122
5
De hn ekening i tni de Technische
6
Beleggingsbeleid.
7
Risicometing
8
De balans en de resultatenrekening. Balanswaardering van de beleggingen Bepaling van het resultaat Het fondsvermogen Minimum vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
3839 38^ 3839
Uitbesteding pensioenbeheer Uitbesteding ISAE 3402
4748 474» 5(m
9
10
en -beheersing
Voorzieningen
2425 2657 3534 3738 375*
Premieheffing
51é3
Rapportages
5l§i
Bijlage A Gehuwdheidsfrequenties
5253
Bijlage B Verklaring inzake de beleggingsbeginselen
5455
I. II III
Doelstelling Organisatie Uitvoering
54êê 54êê 56ê^
Bijlage C Financieel crisisplan
Wat is een crisisplan? Negen vragen W1. Wanneer is er sprake van een crisis? 2. Bij welke dekidngsgraad kan Bpf Meubel er zonder korten niet m e e y ^ ^ ^ ^ ^ . 3. Welke maatregelen staan ter beschikidng? !x. -^^m4. Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen? 5. Wat is het financiële effect van de maatregelen? ^^^^Z!^^k. 6. Op welke wijze wordt rekening gehouden met evenwichti^^^ngena^^ing? 7. Hoe en wanneer wordt met de belanghebbende gecommunllj|^d in e^^pisissituatie? 8. Hoe werkt het besluitvormingsproces? - i ^ ^ 9. Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het crisi>pl.in voiin<>iui\en?„
Bijlage D
Invulling (integraal) risico management
s
59éê
59éQ 59éO 59éO 60él6064626362636364 64é» 6566 6566
59
1
Bestuurlijke organisatie
De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven (verder het fonds) draagt in principe zelf de risico's die voortvloeien uit haar reglementen. Slechts in situaties waarin het fonds niet zelfstandig in staat is risico's adequaat af te dekken, zoals het renterisico of het valutarisico, worden deze risico's, voor zover dit efficiënt mogelijk is, geheel of gedeeltelijk afgedekt. Naast financiële risico's zijn er de niet-financiële risico's die het bestuur monitort.^nminste drie keer per jaar volgt en actualiseert het bestuur het risicoprofiel aan de hand van een actuele integrale risicorapportage. In deze Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) wordt het bestuursbeleid aai w o ^ ^ e v o e r d om de pensioentoezegging te kunnen nakomen beschreven, waarbij voornamelijk het s t r a t e ^ ^ beleid wordt weergegeven. Deze nota beschrijft tevens de wijze waarop het fonds u i t ^ ^ n g geeft aam het bepaalde in artikel 145 van de Pensioenwet en het Besluit Actuariële en bedrijfste^ffische nota Het bestuursbeleid is mede vastgesteld op grond van m(^elijk^^feties in o^andigheden die niet tot nieuw beleid aanleiding geven, maar wel tot eecL"tactis5|e^Wfpassing ^n gedragslijnen binnen het gekozen beleid kunnen leiden. Vot^eelden hiervan zljnj^e aanpassing van de berekeningsgrondslagen aan nieuwe overi^figstafels en wi^^^^^^n de beleggingsmix op grond van economische omstandigheden zolang sieze binnen dein d^^K)ta omschreven grenzen blijven. Indien het bestuur meent dat het algemene feeid bijstellingï&hoelt, zal deze nota dienovereenkomstig worden aangepast. S Algemeen beleidsuitgangspul^^^^.. ^ Het algemene beleidsujitgang^ffleit v i n het te voeren beleid op langere termijn is om de pensioentoezegging onder een b r e ^ scala van omstandigheden na te komen en wel tegen een stabiele prijs. D a a ^ ^ i n d t binnen het bestuur voortdurend een evenwichtige belangenafweging plaats, zoveel als mogelijKis, binnen d e ^ t t e l i j ^ ^ d e r s . Het bestuur heeft d
en doelstellingen gedefinieerd:
De d Sociale pa ers°*^f^sproken pensioenregeling uitvoeren met inachtneming van eigen veran ordelijkheid arbij kunnen de volgende taken worden onderscheiden: 1 Be'^ten uitvoerbSheid van de pensioenovereenkomst 2 V a s ^ ^ t o i pen^inreglementen 3 Vastste^n en innen premie 4. Vaststellen aanspraken 5. Uitkeren van het pensioen 6. Beheer van het vermogen 7. Communicatie naar stakeholders (NB Uit de Cao kan nog een excedent regeling voortvloeien waarbij de uitvoering onder de hoed van het pensioenfonds plaatsvindt. Het uitvoeren van deze excedent afspraak wordt buiten de missie gehouden en als apart aandachtspunt beschouwd) ^ Sociale partners zoals genoemcl in de verplichtstellingsbeschikl
Het bestuur heeft op basis van de hiervoor aangegeven doelstellingen de volgende beleidsuitgangspunten gedefinieerd:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Bepalen uitvoerbaarheid van de pensioenovereenkomst Toekomstbestendig Financieel haalbaar/betrouwbaar Uitvoerbaar Uitlegbaar Evenwichtig Vaststellen pensioenreglementen Zie uitgangspunten onder 1 Juridische consistente vertaling pensioenovereenkomst Conform actuele wet- en regelgeving Vaststellen en innen premie Tijdig Correct/juist Kostendekkend Vaststellen aanspraken Tijdig Correct/juist Uitkeren van het pensioen Tijdig Correct/juist Beheer van het vermogen Een zo goed mogelijk rendement gekoppeld aan een acceptabel nsico Maatschappelijk verantwoord Transparant Communicatie naar stal' holdr i s Correct Tijdig Begrijpelijk
Het is aan Sociale .^partners om de (type) pensioenregeling te bepalen. Het bestuur toets deze toe op de uitvoering van deze regeling aan de hand van onderstaande lariteit als basis vSWPperisioenregeling (inclusief risicotoedeling) sctiviteit mits ^fenwichtig naar verschillende groepen istbestendiBeid ptrdelijke^^plagambitie Gezonde financiële positie van het fonds Transparante communicatie (vertaalt naar onderscheiden groepen op collectief- en individueel niveau) Deskundig, representatief en integer Bestuur Integere- en transparante bedrijfsvoering Verantwoording afleggen naar stakeholders en toezichthouders Bestuurlijke organisatiestructuur Het bestuur van het fonds streeft als eindverantwoordelijke uitvoerder van de door sociale partners overeengekomen pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur onderschrijft dan ook de normen uit de Code Pensioenfondsen
en leeft deze normen na dan wel, legt uit waarom van een bepaalde norm (gedeeltelijk of geheel) wordt afgeweken. Met betrekking tot de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het bestuur de hierna beschreven keuzes gemaakt ten aanzien van de governance-structuur van het fonds. Bij de vormgeving van het beleid richt het bestuur zich op de belangen van de alle stakeholders. Dit zijn de deelnemers, gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden en de werkgevers. Het bestuur zorgt ervoor dat de genoemde groepen zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd voelen. Daarnaast zorgt het bestuur ervoor dat de bestuursleden te allen tijde geschikt zijn om het fonds adequaat te kunnen besturen.
•
Bestuur
AC r
(
*~
T -9! i
Met ingang van 1 juli 2014 is sprake van het omgekeerd gemengd bestuursmodel PC 2 Uitvoerende bestuursleden 7 niet uitvooror.de bcsluursleden(NUB):, t ^ > Audit (UB) (onafhankelijk, deskundig 1 - 6 paritair (3 Wg, 2 Wn en BC + Comm. gemengd en bestuursmodel Meubel inclusief commissies op de Omgekeerd 7 kennisgebieden 1 met 1 BPF namens Rensioengerechtigden) ^ t speciaMsme nsicomanagement -1 onafhankelijke voorzitter ' ' R C * ' ' " r:i T l t v^i r!Ooe-;s')fihrïf r , . . ^ . . L é'-.trrr 3?^), , Uitvoering
Intern toezicht
4 Deelnemers 4 Pensioengerechtigden
commissies
Verantwoordingsorgaan
4 Werkgevers V e f t t w o o r d i n g en medezeggenschap Cao-partijen Socia^artners b e p a ^ de inhoud van de pensioenovereenkomst (voorheen: de pensioentoezegging. Zij dragen ook de met lyitvoerende bestuursleden (met uitzondering van de onafliankelijk voorzitter) voor. De verhouding tussen Cao-partijen en het bestuur is vastgelegd in het uitvoeringsreglement. De betrokken sociale partners (werkgevers en werknemers) zijn: de Koninklijke CBM (de meubelindustrie en interieurbouw); CLC Vecta (de tentoonstellingsbouw); VON (orgelbouwers in Nederiand); FNV Bouw; CNVVakmensen.
Samenstelling bestuur Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor de uitvoering van de pensioenregelingen zoals deze door de sociale partners zijn overeengekomen. Dit houdt in dat zij verantwoordelijk is voor alle activiteiten van het fonds, waaronder de administratie, communicatie en het beheer van de pensioengelden. Het bestuur bestaat per 1 juli 2014 uit 9 bestuursleden; 2 uitvoerende bestuursleden en 7 niet uitvoerende bestuursleden waaronder een onafliankelijk voorzitter. Het paritaire deel van het bestuur (6 niet uitvoerende bestuursleden) bestaat uit 3 leden namens de werkgevers, 2 leden namens de werknemers en 1 lid namens pensioengerechtigden. Niet uitvoerende bestuursleden (NUB's) De vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersleden wortlen voorgedragen door de werkgevers- en werknemersorganisaties. De vertegenwoordiger namms de penil(®ngerechtigden wordt door het bestuur benoemd op voordracht van de vertegenwoor^^s van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan. De onafliankelijk voorïltter wordt benoemd en ontslagen door de niet uitvoerende bestuursleden. De onafhankeli^ voorzitter ^ is geen vertegenwoordiger van de belanghebbenden bij het fonds.
w Uitvoerende bestuursleden (UB) De uitvoerende bestuursleden worden benoemd door de niet uitvoer^pe bestuursleden. Een uitvoerend bestuurslid kan worden ontslagen ^ ^ ^ t e niet%tvoerende berursleden, na het horen van het desbetreffende lid en het tweede uitvoerei^^^^fturslid Benoeming vindt plaats op basis van het voor^^het desbetreffende tjpstuurslid geldende functieprofiel en na goedkeuring door DNB.
Stemmen
Het bestuurslid dat is benoemd door de1 vakorganisatie, FNV Bouw, heeft 4/3 stemmen. Het bestuurslid dat is benoemd door de vakorqaff isatie CNV Vakmensen, heeft 2/3 stemmen. Alle overige bestuursleden hebb€ Bij de voordracht fii/of de benoeming 2^diversiteit in de samenstelling naar leeftijd en geslacht en complementariteit^taeschiktheid belangrijke uitgangspunten. Geschiktheid gaat daarbij voor diversiteit. B e s t u u r ^ ^ ^ ^ p r ^ ^ ^ o o r de d u i ^ a n vier jaar benoemd en treden af volgens een door het bestuur opgest^fröóWr vai^fceden De afgetreden bestuursleden zijn onmiddellijk te herbenoemen. Het bestMur stelt zich^^het uitoefenen van haar taak onafhankelijk op en zorgt dat het fonds uitsluitend handelt^p behoeve g i al haar belanghebbenden. Het bestuur inventariseert daartoe jaariijks de (neven)fi^^^van^^pestuurs- en commissieleden. Hierover wordt gerapporteerd in het jaarverslag van het f o n d ^ ^ ^ ^ ^ e website. De taken en bevoegdheden van het bestuur zijn bepaald in de statuten van het fonds. Het bestuur heeft in de statuten vastgelegd langs welke procedure bestuursleden kunnen worden benoemd, geschorst of ontslagen. Het bestuur maakt gebruik van permanente commissies dan wel stelt tijdelijke werkgroepen in voor de voorbereiding en advisering van nader bepaalde aandachtsgebieden. Het fonds kent daarvoor de volgende commissies: • agendacommissie • pensioencommissie • beleggingscommissie • risicocommissie • communicatiecommissie
•
onafhankelijke auditcommissie
Het bestuur kan besluiten dat externe deskundigen deel uitmaken van een commissie. Afhankelijk van het onderwerp kan het bestuur een werkgroep instellen die een besluit voor het bestuur voorbereidt. Deze werkgroep kan zich laten bijstaan door externe deskundigen. Het fonds kent in dit kader de volgende werkgroepen: • Werkgroep Pensioencontract & Govemance • Werkgroep Contract • Werkgroep ALM
Agendacommissie ^ De agendacommissie heeft een schakel- en regiefunctie. De agendacommissie is belast ^ ^ h e t bewaken en inbrengen van in het bijzonder paritair relevante ondewêOfpen en het agenderB|j;.q. de timing van deze onderwerpen. ^ De agendacommissie bestaat uit: • De onafhankelijk voorzitter (is voorzitter van de comrniAe). • Een niet uitvoerend bestuurslid; de loco-voorzJtBr (deelname iSli^ert jaariijks tussen het werkgeverslid en het werknemerslid). • Een uitvoerend bestuurslid (deelname rouleeüaariijks tussen beide uitvoerende bestuursleden). Pensioencommissie De pensioencommissie behandelt incteiuele dossiers van werkgevers, deelnemers pensioengerechtigden, uifleg over deiverkin^kfeer en verplichtstellingsaangelegenheden
en
Individuele voorieggers gaan^ altijd naar-de pêrStoenuo jpnissie. Ingeval sprake is van (dreigende) precedentwerking wordt de individuele '^«ioriegger behandeld door het gehele bestuur. De pensioencommissie adviseert het bestuur onder andere over pensioenbeleid en wetgeving De pensioencommisfe bes • Een uitvoerend bestuurslid rotie|vf rmogensbeheer (voorzitter van de commissie), • Twee niet ui^erende bestu leden (een vanuit de werkgeversgeleding en een van uit de werknenaersgeieftng) BeleaSascommissie De c ^ ^ i s s i e advise^het bestuur over: • de uitvoering van balans- en beleggingsbeleid van het fonds; • de voort^eiding het jaariijks beleggingsplan; • definanciëlensico's binnen vastgestelde kaders. Daarnaast rapporteert de beleggingscommissie over het balans- en beleggingsbeleid aan het bestuur en zorgt voor het monitoren hierop. De beleggingscommissie vergadert minimaal 4 keer per jaar. De beleggingscommissie bestaat uit: • Een uitvoerend bestuurslid met profiel vermogensbeheer (voorzitter van de commissie). • Drie niet uitvoerende bestuursleden (waarvan tenminste één vanuit de werkgeversgeleding en één vanuit de werknemersgeleding). • Een externe beleggingsadviseur.
Risicocommissie De risicocommissie richt zich zowel op de advisering van het bestuur ten aanzien van integraal risicomanagement. De risicocommissie monitort de risico's en geeft hierover een terugkoppeling aan het bestuur. Daarnaast adviseert de risicocommissie het bestuur over de wijze van monitoring van de risico's. De risicocommissie adviseert het bestuur over de herijking van het risicobeleid van het fonds. De risicocommissie ziet toe op een efficiënte uitvoering van het jaanwerkproc^^n brengt hierover verslag uit naar het bestuur. De risicocommissie ziet daarnaast toe op de u i t ^ ^ ^ g van de begroting van de uitbesteding van de pensioenadministrafie- en uitvoering van het fonds De risicocommissie evalueert periodiek de uitbesteding van het fonds en adviseert het bestuur f§--zake Derisicocommissievergadert minimaal 4 keer per jaar. Derisicocommissiebestaat uit: • Een uitvoerend bestuurslid met profiel integraal risicomans^em^^^^pRter van de commissie). • Twee niet uitvoerende bestuursleden (een vanuit de werkgev^fteleding en een van uit de werknemersgeleding). ^^^^ ^^^^ Communicatiecommissie De communicatiecommissie adviseert het t-stuui t yer het communicafie jaarplan en het communicafiebeleidsplan. Daarnaast adSeert de communrcatierummissie het bestuur over communicafie-uitingen met (gewezen) deelnemi^, %)verige aanspraakgerechfigden, pensioengerechfigden, werkgevers ^^engCbelanghebberp^n bij het fonds. De communicafiecommissie ^^taat uit: • Een uitvoerend bestuursTO profiel integralf^icomanagement (voorzitter van de commissie). • Twee niet uitvoerende beslu%sleden (een vanuit de werkgeversgeleding en de vertegenwoordiger namens de pensioengerecÉitig Onafhankelijke Ai^commis^^sAriifse&èBomische aspecten en risicobeheer) De niet uitvoere^e Ir estuursle^^ helDben daarnaast een auditcommissie bedrijfseconomische aspecten enrisicobeheeringesteldj Deze onafliankelijke a u d i ^ ^ ^ ^ i e is belast met de ondersteuning van het niet uitvoerend deel van het bestuur bij het toezicht op: a) de^^Dbeheersing, i b) het S ^ m g s b e ^ ; c) definanciëleinformatieverschaffing door het fonds. De onafhankelijke auditcommissie bestaat uit drie onafliankelijke externe deskundigen. Intern toezicht Het intern toezicht is in het omgekeerd gemengd model belegd bij het niet uitvoerend deel van het bestuur. De niet uitvoerende bestuursleden houden toezicht op: a. de uitvoering van het beleid van het bestuur; b. de algemene gang van zaken in het fonds; c. adequaterisicobeheersingdoor het bestuur; d. evenwichfige belangenafweging door het bestuur.
Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft met ingang van 1 juli 2014 een verantwoordingsorgaan ingesteld. In het verantwoordingsorgaan is de verantwoording en medezeggenschap belegd. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers vertegenwoordigd. De deelnemers en de pensioengerechtigden zijn evenredig op basis van onderiinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd in het verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit 12 leden, waarvan: • 4 namens de deelnemers; • 4 namens de pensioengerechtigden; en • 4 namens de werkgevers. De leden namens de deelnemers en werkgevers worden benoemd d o ^ ^ ^ werknemers- en werkgeversorganisafies. De leden namens de pensioengerechtigden ivorden door middel van verkiezingen gekozen. ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^
^^^^k
Het bestuur heeft de inrichting (onder meer samenstelling en stemvefti^ding), d e ^ ^ n en de bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan vastgelegd in de%tatuten v ^ het fonds."*l^ bestuur heeft een reglement voor het verantwoordingsorgaan opoesteld elftepublig^d op de website van het fonds. ^^^^ '^^^ Voor de verkiezingen van de pensioengerechtigden in h ^ verantwoordingsorgaan is een verkiezingsreglement opgesteld. Het verkiezingsregle^nt maakt inderdeeP^ van het reglement van het verantwoordingsorgaan. De belangrijkste taak van het verantwoordittorgaan is het geven van een oordeel over het handelen van het bestuur ten aanzien van het g e v o e g beleid, het t ^ ^ o m s ^ e beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het verantwoordingorgaali geeft jaariijks schriftelijl^zijn oordeel. Het verantwoordingsorgaan baseert zijn oordeel opgiet jaarverslag van het fonds, de jaarrekening en overige informafie. Het oordeel tezamen met ^ schriftelijke reacfie van het bestuur is onderdeel van de jaarverslagcyclus. Daarnaast heeft het verant^^gdirr^ggaan verschillende adviestaken. Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gele^nh^^tavies uit te brengen over elk voorgenomen besluit over: a. het beleid inzakeibeloningen; b. de ^ i m en inntSrffi^ van het inl^n toezicht; c. d ^ ^ ^ E l ^ K e t s voor de ledjp^lë'n het bestuur; d. h^'aststellen en w i j ^ ^ ^ ^ ^ ' e e n inteme klachten- en geschillenprocedure; e. h^teststellen en^fczigen van het communicatie- en vooriichtingsbeleid; f. hef&zigen van h^eglement van het verantwoordingsorgaan; g. het v ^ ^ f l l e n er^pzigen van het toeslagbeleid: h. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten; i. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichfingen van het fonds of de overname van verplichfingen door het fonds; j. liquidafie, fusie of splitsing van het fonds; en k. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsreglement. Uitbesteding Het fonds heeft ervoor gekozen om de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, de beleidsvoorbereiding hiervoor en de ondersteuning van het bestuur uit te besteden aan daarin gespecialiseerde uitvoerders.
10
Het pensioenbeheer en de bestuursondersteuning is uitbesteed aan Syntrus Achmea. Het fonds heeft het belegd vermogen ondergebracht bij de volgende beheerders: SEI (fiduciair manager) en Syntrus Achmea Real Estate & Vastgoed. ITS treedt op als administrator. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administrafieve organisafie en interne controle (AO en IC) vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onafhankelijk accountant De onafhankelijk accountant controleert jaariijkse de onder verantwoordelijkheid van het bestuur opgestelde jaarrekening. Hij doet dit overeenkomstig in Nederiand algem^^^^^^de richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen wordt de controle zoS^a uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekenir^^en onjuisthe^^van materieel belang bevat. Verder geeft de onafhankelijk accountant een \^^^ng af dat het fdW|%tijdig een normportefeuille heeft vastgesteld en controleert hij het ^Bjk rendeilent van ^"gekozen normportefeuille. Het fonds heeft de heer J.C. van Kleef RA van KPMG AScountar^ Nl/„^evesfigd te De Meern, als waarmerkend accountant benoemd. Waarmerkend Actuaris De waarmerkend actuaris controleert jaariij»3f de technische voorziefïingen, conform de grondslagen van het fonds, juist zijn vastgesteld. VooR beoordeelt ^fcwaë^erkend actuaris of de technische voorzieningen op voldoende veilige^tendslap|n zijn berekSd en of deze voldoende zijn ter dekking van de minimumvoorziening. Hiernaa^^oorcf&slt hij jaar^fe of de in het fonds aanwezige middelen voldoende zijn voor een continue dekking fi^deze'Jf^piOmvoorziening. Hierbij baseert hij zich op de toereikendheidstoets van de adviserend i W ^ n s . Ter uitvoering van de opdracht controleert de waarmerkend actuaris tevens cff#i^foldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Het fonds heeft d ^ g e r drs Amstelveen, als waarmerkend ai
AAG, veroonoen aan Mercer Certificering B.V., gevesfigd te md.
Compliance Officer Het besftur heeft een gedragscode vastgesteld. De door het bestuur benoemde Compliance Officer heeft tot taak toe te z ^ opo^Seving van deze code en heeft toegang tot alle geledingen binnen het fonds, Het fonds heeft w^MG Integrity & Invesfigafion Services B.V. benoemd tot Compliance Officer. Advisering b e s t u u r j i t v o e r i n g Het bestuur wordt bij de vaststelling en uitvoering van zijn beleid geadviseerd door de volgende funcfionarissen. Adviserend Actuaris De adviserend actuaris verzorgt alle adviezen op actuarieel gebied. Hij vervaardigt jaariijks een Actuarieel Rapport, waarin de financiële posifie en de ontwikkeling daarvan centraal staan. Daarnaast verzorgt hij de toereikendheidstoets waarop de waarmerkend actuaris zijn oordeel baseert. Andere elementen zijn de continuïteitsanalyse en de consistentietoets. Het fonds heeft de heer drs. J.Th. Huisman AAG, verbonden aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer, benoemd tot adviserend actuaris. 11
Beleggingsadviseur Het bestuur heeft een beleggingsadviseur aangesteld: mevrouw M. Verheul van Investment Communicafion Consultancy, gevesfigd te Nederhorst den Berg. De beleggingsadviseur is verantwoordelijk voor de tijdige, juiste en volledige samenstelling van het beleggingsplan incl. normportefeuille. Voorts verieent zij adviezen. Beleidsadvies Op pensioengebied wordt het bestuur in de eerste plaats geadviseerd^ d(Sr Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Tevens maakt het fonds gebruik van accountantstechnisch^^^anèle en juridische advisering door Syntrus Achmea Pensioenbeheer. In voorkomende gevalfelfvraagft-toet bestuur advies aan andere gespecialiseerde funcfionarissen. -^^^^^^^^ ^^^^ Het bestuur heeft het pensioen- en vermogensbeheer volledig uitbesteed. | ^^^^ Pensioenbeheer Het bestuur heeft het pensioenbeheer opgedragen aan Syntrus ^ h m e l pensioenbeheer. Voor een omschrijving van de taken en bevoegdheden word^^i/ezen^par H o o ^ ^ ^ 10. Het bestuur volgt ontwikkeling en dienstveriening van de uitvoeringsorgarpaB#kntisch.^r^ordt op direcfieniveau overiegd onder andere indien zaken voor verbetenng valfiar zijn. ^ ^ a e r organiseert het bestuur werkbezoeken om zich een zo goed mogelijSbeeld te vormen'bver de ip^oering. Vermogensbeheer Het bestuur heeft het vermogensbeheeF-jip ^ fi^^theken- én vastgoedportefeuilles na opgedragen aan SEI Inveslments (Europe)Ibmitea te London. De hypotheken- en vastgoedportefeuille is ondergebracht bij Syntrus Achmea Real Elfae.& Finance. SEI Investments Management Corpörafion treedt op als fiduciair manager Voor een omschrijving van oe taKcn en bevoegdheden van de fiduciair manager wordt verwezen naar Hoofdstuk 6. De monitonng van de^duciaire manager is neergelegd bij Internafional Trust Services (ITS) te Leusden. Deze treedt op als investment adiipistrator en rapporteert aan de beleggingscommissie.
12
2
Algemene overwegingen
Bij het vaststellen van de toe te passen actuariële technieken en beleggingsbeleid laat het bestuur zich leiden door de volgende algemene verwachfingen ten aanzien van de bedrijfstak, het verzekerdenbestand en algemene economische omstandigheden. Continuïteit van de bedrijfstak Er zijn geen redenen om aan de confinuïteit van de bedrijfstak te twijfelen. Het bestuur houdt echter rekening met de omstandigheid dat de bedrijfstak conjunctuurgevoelig is De afgelopen jaren kenmerkten zich door de wereldwijde krediet- en schuldencrisis en het langzaam op gang komende herstel hiervan. De gevolgen van deze crisis zullen ook in 2014 invloed^^^^éfenen o ^ è ontwikkelingen binnen de betrokken bedrijfstak. Omvang van het deelnemersaantal Zoals hiervoor vermeld, houdt het bestuur rekening conjunctuurgevoelig is en dat de krediet- en schuldencQ van het deelnemersaantal.
n A de }ok d u i d ^
heid dat de bedrijfstak an invloed is op de omvang
Verwachte (salaris)trend(s) Bij het formuleren van het beleid is uitgegaan van de'venwl ^ g dat d#3ntwikkeling van uitkeringen, zoals de AOW- en WAOAA/IA-uitkeringen, ^ achter zal blij Algemene ontwikkeling van de lonen. De actuele marktomstandigheden t o S aan dat de •.em^S''sneller stijgen dan de lonen. Beleidsuitgangspunten Het bestuur gaat in haar beleid uit van de volgen afgestemd op de pensioenambifie De vormgeving van het bele Diversificatie spreidt nsico Actief beleid I^^Enen IV Zorg voor vol^pnde liquidi iVerrn^tielbare beleggingsproducten) V. Lange termijr^feleggingsstratï (w^te doen met events!) VI izetten en moet uifiegbaar zijn VII K o ^ ^ ^ ^ ^ g e n ^ ^ u s de k 'op rendement Vlll Valuta risico alleen afdekken 'aar dit efficiënt kan Kengehi^cn B p f M e u l v l
Opbouwpercentage OP Aard NP dekking Franchise Max. pensioengevend salaris Doorsneepremie
2,25%
2,02%
1,97%
1,84%
70% opbouw
70% risico
70% risico
70% risico
15.673
15.886
16.118
16.356
57.704
58.194
58.863
59.451
21,6% PG
23,4% PG
23,6% PG
22,7% PG
Actieven
19.150
18.298
17.189
15.861
Slapers
66.137
65.579
63.635
59.411
Pensioengerechtigden
19.298
19.681
19.585
17.185^
^ De daling van het aantal pensioengerechtigden wordt veroorzaakt doordat bij de overgang van PBS naar MAIA gerechtigden die in het verleden een uitkering van Meubel en TTB ontvingen in MAIA zijn samengevoegd in een polis.
13
Vermogen
1.732.643
Technische voorzieningen
1.657.647
Dekkingsgraad
104,5%
1.922.794
2.194.294
2.206.409
1.967.146
2.130.854
2.042.450
97,7%
103.0%
108,0%
. > . .-• *•• > ; .- • -8500
=> ^
Vereist vermogen (W)
119,8%
112,6%
112,6%
113,5%
Minimaal vereist vermogen
104,5%
104,5%
104,4%
104,3%
Bestuur (vanaf 1-7-2014)
1 onafh vz + 2 onafh UB-ers + 3 WG leden + 2 WN leden + 1 vert. gepens.
Verantwoordingsorgaan (va 1-7-14) Toeslagambitie
4 WG leden + 4 WN leden + 4 vert. gepensioneerden
Volgen loonindex Meubelbranche, zodra dekkingsgraad h o ^ r dan W , mede afhankeliik van de financiële positie van h e ^ ^ ^ s
Toeslagachterstand
'GCcaSiiSiitjï'--'*
9,74%
10,67%
1194%
13,06%
i- /.
Uitgangspunten beleggingsbeleid Doelstelling van het beleggingsbeleid van het fonds is het behalen van een opfima^^minaal lange termijn rendement ten behoeve van de (gewezen) deelnemers in het ^ ^ i o e n f o n d ^ ^ f e t bestuur bepaalt welke risico's het fonds bereid is daarbij te nemen, me^Kihtnemi^wan de opb^w van het deelnemersbestand, de vereiste solvabiliteit en de wenselijkheid van^tabiele premies.
Op basis van grondige economische analyses en een .p|^raal finpncie^^ risicobeleid worden in het beleggingsproces strategische (meerjaren) en jaarii^^ beleg^^splann^l^ggesteld en uitgevoerd. Hiermee wordt een samenhang gerealiseerd tussen het beleggingsbelg^d^m de overige financiële sturingsinstrumenten, waaronder met name het premie- en indlxafiebele Bij de uitvoering van het beleggingsplan w S t voldoende spiciding in de beleggingen gerealiseerd en wordt steeds rekening gehouden me^et e f ^ t van een belegping^p de totale portefeuille in relafie tot de verplichfingenstructuur. Op v o ö ^ g d >iff>tdt geen enkele afeonderiijke beleggingscategorie, beleggingsinstrument of beleggingstechniek uitgesloten Het fonds weegt telkens expliciet af of het gebruik van bepaalde beleg.gingen op een verantwoorde ^ j z e kan bijdragen aan de realisafie van de beleggingsdoelstelling. Het fonds heeft hel vermogensbehée ^Iledig uitbesteed. De liquide beleggingen Inclusief de overiays (rente- en valuta-^pkking) zij^fciest aan SEI; de illiquide beleggingen (vastgoed en hypotheken) aan Syntrus Real Btate & Finance. Behalve voor de overlays maakt het fonds vrijwel uitsluitend gebruik van beleggingsfondsen om zo goed ^ppreide beleggingen te realiseren en de liquiditeit te opfimaliseren. Daarnaast worden een aantaS
14
3
De inhoud van de pensioenregeling
Criteria voor de aansluiting van werkgevers en voor het verkriigen van het deelnemerschap Verplichte aansluiting Werkgevers en werknemers die voldoen aan de voorwaarden inzake de verplichtstelling dienen zich te melden op het moment dat voor hen de aansluifings- c.q. deelnemingsplicht van toepassing is. De aangesloten werkgever is verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste geg^ens die nodig zijn om de pensioenregeling uit te kunnen voeren. Nieuwe werkgevers met personeel in dienst dienen zich te melden bij Be^^^dienst/UWV. De Belasfingdienst/UWV geeft aan in welke sector zij de onderneming opbrand van d^^yrijfsacfiviteiten heeft ingedeeld. Als een werkgever wordt ingedeeld in een categone, waarvo^^^gelijk een verplichfing tot deelname aan een (bedrijfstak)pensioenfond's geldt ^4ordt S y n ^ ^ Achmea Pensioenbeheer geïnformeerd en start het aansluitproces. Indien niet met feen redelijke mate van zekerheid kan worden bepaald of een (bedrijfstak)pensig^ege1^^^^
15
Dispensatie In een aantal door de wet (Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000) voorgeschreven gevallen is het bedrijfstakpensioenfonds verplicht op verzoek van een werkgever vrijstelling te verienen van deelneming aan de pensioenregeling. Als bij een verzoek tot vrijstelling niet voldaan is aan de voorwaarden van een verplichte vrijstelling kan het fonds ook onverplicht vrijstelling verienen. Het fonds maakt van deze mogelijkheid alleen in uifeonderiijke situaties gebruik. De pensioenregelingen Voor een precieze inhoud van de pensioenregelingen wordt verwezen naar de pensioenreglementen (www.meubelpensioen.nl). Hierna wordt een korte samenvatting gegeven waarin, verzekeringstechnisch gezien, de belangrijkste elementen worden genoemd De ouderdoms- en nabestaandenpensioenregeling Pensioensysteem Middelloonregeling met na-indexatie op basis van de Caoloonstijging. Premie
Voor het jaar 2015 bedraagt de regler«taire premie xx% (nog nader vast te stellenjvan de pensioengronSlpag.
Pensioengevend loon
sectoren Meubelindus^^n Orgeihnii. • Het vaste loon per 1 janua^^an Ti|t-. betreffende kalenderjaar, inclusief de vakanfFèfoeslag, plus de evéf^^le ploegentoeslag en/of ovenwerkvergoeding van het daaraanu.voorafgaande kalenderjaar. sector T0qfoonstellingsbei Het vasteloon per 1 jan^^i vi
Toeslag
Franchise
betreffende kalenderjaar.
Hel^^tuuF|fg.n besluit^öm op 1 januari van het kalenderjaar de o p g e ^ ^ ^ e aanspraken en ingegane pensioenen te verhogen met maxima^het i r ^ ^ ^ ^ r . Het bestuur beslist evenwel jaariijks in hoeverre dit gebeurt. Voor deze voonwaardelijke toeslag is geen bestemmings^ferve gevormd en wordt geen premie betaald. Het indexcijfer is gebaseerd op de ontwikkeling van de Cao-lonen in de bedrijf^k. H^t franchisebedrag is beleidsmatig gekoppeld aan de procentuele verhoging van het wettelijk minimum loon. Voor het jaar 2015 is de franchise vastgesteld op € XX (nog nader vats te stellen).
Maxinwn (pensioengevend) loon Het pensioengevend loon is gemaximeerd. Het maximum (pensioengevend) loon is beleidsmafig gekoppeld aan de procentuele verhoging de Cao-lonen. Voor het jaar 2015 is het maximum (pensioengevend) loon vastgesteld op € XX (nog nader vast te stellen). Pensioengrondslag
Pensioengevend loon minus franchise.
Ouderdomspensioen
Voor het jaar 2015 per deelnemingsjaar xx % (nog nader vast te stellen) van de pensioengrondslag.
Opbouwperiode
21 tot 67 jaar.
Pensioenrichtdatum
1* van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaarwordt.
16
Pensioeningangsdatum
Dit is de datum waarop het pensioen daadwerkelijk ingaat. Eerder dan 60 mag niet. Later dan 67 wel (tot 70 jaar).
Partnerpensioen
Voor de partner van acfieve deelnemers bedraagt het partnerpensioen 70% van het (bereikbare) ouderdomspensioen. Met ingang van 1 januari 2012 is het partnerpensioen volledig verzekerd op risicobasis. Voor werknemers jonger dan 21 jaar geldt een risicodekking.
Uitruilmogelijkheden
Op de gekozen pensioeningangsdatum kan hgt (tot en met 2011 opgebouwde en vanaf 2012 door uitruil van ouderdomspensioen verkregen) opgebouwde partnerpensioen ingeruild worden voor een hoger ouderdomspensioen. Op verzoek van de (gewezen) decemer kunnen dejipgebouwde aanspraken ouderdomspensioei op de pensioeninga^^fetum of bij beëindiging van de deelnem^^orden uitgeruild ten b ^ j e v e van extra aanspraken op partM|pensioen
Hoog/laag-construcfie
Op de pensioening. 5 of 10 jaar vol vervolgens levensla
atum ^staat de mogelijkheid om de eerste op de pensioeni^titdatum, een hoger en la¥er ouderdjDmsfjensioen te ontvangen.
Wezenpensioen
14% van (berêikbare; indien de (half)wees een 28%. Vo|^r werknemers o^riijdens^icodekking
Premievrije deelneming
IngevaT^taarbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA/WAO, wordt naar verh^^^g van de mate van arbeidsongeschiktheid premievrije deelneming verleend.
ensioen tot 18 jaar of 27 jaar volgt. Voor volle wezen geldt dan 21 jaar geldt een
Vervroeging pensioendatum Op 1 januari 20oé is de vroegpensioenre^ing met 60 jaar als pensioendatum, die op 1 januari 2002 werd ingevoerd, b^tadigd Alle opgjebouwde vroegpensioenrechten zijn omgezet in aanspraken op ouderdomspensiOen^fcil^een deelnemer vóór de pensioenrichtdatum van 67 jaar stoppen met werken dan k ^ p i j zijn ouderdomsptrniioen vervroegen. De pensioeningangsdatum is op zijn vroegst de eerste dag \ ^ de maand waarin de deelnemer 60 jaar wordt en uiteriijk op de eerste dag van de maand waarin ïi'ij 70 jaar wordt
17
Overgangsregeling Voor de deelnemers met geboortejaren 1950 t/m 1959 is er een voorwaardelijke overgangsregeling getroffen. Aan deze deelnemers wordt een extra pensioenaanspraak toegekend ter grootte van het verschil tussen datgene wat deze deelnemers hadden kunnen opbouwen indien de huidige pensioenregeling gedurende hun gehele deelneming in het fonds van toepassing was geweest en hun daadwerkelijke pensioenopbouw. Dit is een voorwaardelijke regeling. Het bestuur besluit jaariijks in hoeverre de regeling wordt toegekend en de aanspraken onvoonwaardelijk worden gemaakt. Bij beëindiging van de dienstbetrekking voor de pensioeningangsdatum vervallen altijd de voonwaardelijke rechten. Het ouderdomspensioen, inclusief extra ouderdomspensioen, kan niet ingaan voór de 60-jarige leeftijd. Het aanvullend Invaliditeitspensioen Extra-uitkering via de WAO-plus-uitkering. Een tijdelij"^^iitkering aan Uitkering deelnemers met een WAO-uitkering. Hoogte is afliankelijk v ^ « e mate van arbeidsongeschiktheid. Extra-uitkering via de IP-plus-uit^ uitkering bovenop de WIA-uitk
g. Gedurende de IVA-periode een 5%-
Premie
Reglementaire premie maakt §hderdeel \ ^ van de tot^e doosneepremie
Heffingsloon
= pensioengevend loon Het heffi jaariijks aangepast
on is genoaximeerd. Dit maximum wordt ^^^^
WlA Het fonds kent een invaliditeitspensii^^geiij^voor de dMnemers die een uitkering ontvangen op grond van de IVA-regeling (InkomensvöiiZLiening Volledi^ph duurzaam Arbeidsongeschikten). Deze deelnemer krijgt gedurende^rjn IVA-situale een 75%-uiïkering vanuit het UWV. Hierop komt een invaliditeitspensioen van het fonds ter grootte jan 5% van het dagloon. WAO ^ Behalve de WlA, is mr nog spiïaS^ vM'4e "oude" WAO. De arbeidsongeschikte deelnemers met een WAO-uitkering onivangen een i^^iditi^^ensioen van het fonds. Er is sprake van de WAO-minregeling, waarbij hetlnvaliditeitspeMoen het verschil dekt tussen de WAO-loondervingsuitkering en de WAO-vervolguitkeringjpaarnaast^per de WAO-plus-regeling, waarbij afhankelijk van de ao-klasse, gedureÉffe de eerste 4 jjar aan deelnemers met een WAO-uitkering een maandelijkse pensioenuitkering en y e r v ^ ^ ^ K e n jaariijkse vaste pensioenuitkering wordt uitbetaald. in het k a ^ van de Zorgverzekeringswet Het bestüur is, afhs^^pk van de middelen van het fonds en gehoord de adviserend actuaris, bevoegd te bepalen d l R Ö ^ t e periode vóór de pensioenrichtdatum een vergoeding wordt verieend in het kader van de Zorgverzekeringswet. De hoogte van de vergoeding, uitgedrukt in een voor alle pensioengerechfigden gelijk percentage van het vervroegd ingegane ouderdomspensioen, wordt jaariijks door het bestuur vastgesteld. WIA-excedent en ANW-hiaat Het fonds kent naast de verplichte basisregeling ook twee facultafieve regelingen waarbij de werknemers van aangesloten werkgevers op vrijwillige basis dekking kunnen verkrijgen voor WIAexcedent en/of ANW-hiaat. Tot en met het boekjaar 2011 waren deze dekkingen volledig herverzekerde bij Alhermij (100% dochter van Swiss Re). Vanaf 1 januari 2012 zijn deze dekkingen volledig herverzekerd bij Elips Life (eveneens een 100% dochter van Swiss Re).
18
Tot 2014 werd voor deze dekkingen uitgegaan van een eindleeftijd van de partner van 65 jaar. Vanaf 1 januari 2014 geldt voor deze beide dekkingen een eindleeftijd van de partner van 67 jaar. Financiering van de aanspraken Interne financiering De aanspraken op ouderdomspensioen worden jaariijks gefinancierd op basis van de tijdsevenredige aanspraken. Uitzondering hierop vormt de in het kader van de wet VPL getroffen voorwaardelijke toeslagregeling ten behoeve van de deelnemers in de geboortejaren 1950 t/m 1959. Deze aanspraken worden in een periode van 15 jaar gemeten vanaf 1 januari 2006 gefinancierd istoegekend op de pensioendatum van de deelnemer, maar uiteriijk per 31 december 2020. HiervO(Fzijn in 2013 twee overeenkomsten gesloten met Cao-partijen. Hierin is afgesproken dat financiering tot 2015 zal plaatsvinden vanuit de premie die aan de SAM wordt voldaan. Vanaf ^ ^ F i ^ ^ o l a n g dit voor de financiering noodzakelijk is, door Cao-partijen een additionele premie ^ r dit doel jan het fonds worden voldaan Externe financiering De bijdrage die het fonds ontvangt, bedraagt per d^dnemer een vast percentage van de pensioengrondslag; van deze bijdrage komt de helft ten laste van de deelnemer. Aanvullende regelingen Deelnemers kunnen vrijwillig bij het fonds verzekerS^ta; het betreft aan"^^nde regelingen op de verplichte verzekering. Het gaat om een i ^ ^ ^ ^ v ^ % J ^ n g voor^^sioengevende lonen c.q. heffingsionen boven het maximum Daarnaast ke^net fo^'s een vrijv^^e Anw-hiaatverzekering en WIA-excedentverzekering.
19
4
Het premie- en toeslagbeleid
Premiebeleid Achtereenvolgens worden in dit stuk de kostendekkende premie, de inteme financiering en de feitelijke premie behandeld. Kostendekkende premie De hoogte van de kostendekkende premie is vastgesteld conform respecfievelijke voorschriften in artikel 128 van de pensioenwet en de voorschriften van DNB. De kostendekkende premie bestaat uit de volgende onderdelen: 1.
2. 3. 4.
Actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvo^y@'"'^elijke oftcfedelen van de pensioenovereenkomst, berekend op basis van de rentet^iijnstryctuur e n ' ^ e ^ actuariële grondslagen van het fonds; Opslag voor uitvoeringskosten; Opslag voor het in stand houden van het veieist e ^ r i vermogen Actuarieel benodigde premie voor voonwaarde^#onderdelen van d^- pensioenovereenkomst, met inachtneming van de geformuleerde ambiti^en de a f s p r e k e n wijge van financieren.
Interne financiering Conform de Pensioenwet mag de inteme 'ncienng g e b ^ ^ t o l zjj|>:^p een gedempte premie. Het fonds maakt sinds 1 januari 2009 voor di iterne financi^n^^^^^ aanspraken gebruik van deze mogelijkheid om te werken met een^ede e kostendek^pdepremie. Daarbij wordt uitgegaan van een vaste rekenrente die maximaal gebasei ^ op het te^nwachten rendement. Bij de vaststelling van de hoogte van het rendement w o ^ ^ y t g e g a a n van tó#verwachte rendement op staatsleningen. Daarom wordt voor 2014 (e^gals voor d l . j o o r ^ a a n d e jaren) bij het vaststellen van de gedempte kostendekkende premie uitgegaan van een yasferentevoet van 4,5%. De premiekortingsgrens is gelijk aa^ het benodigde vermogen in de evenwichtssituafie van het fonds vermeerderd met deimiddelen (%jiodig ajn om de indexafieambifie volledig te venwezenlijken. Feitelijke premie De hoogte van de t^feLeffen pren^pvordt jaariijks vooraf vastgesteld en uitgedrukt in een percentage van d^ensioengrondslag H ^ ^ ^ o r d t rekening gehouden met de (verwachte) toekomsfige loon- en francifestijging, met dl^'T^roeringskosten, met de vereiste dekkingsgraad en met de financ^ngsvoorwaarden voor de voonwaardelijke toezeggingen (zie hiervoor punt 4). De financienng van de krachtens het pensioenreglement vastgestelde aanspraken geschiedt door betaling van een d o o ^ ^ ^ ^ ^ i e zoals omschreven in het uitvoeringsreglement. De totale bijdrage is bepaald in overieg tussen sociale partners. Hierbij geldt dat vanaf het boekjaar 2012 de premiedekkingsgraad de belangrijkste graadmeter is voor het vaststellen van de doorsneepremie. In jaren dat sprake is van een dekkingstekort, veriangt DNB dat de feitelijke premie dient bij te dragen aan herstel. Dat komt neer op premiedekkingsgraad die ten minst gelijk is aan de dekkingsgraad behorende bij het minimaal vereiste vermogen.
20
Ook voor de jaren waarin geen sprake is van een dekkingstekort zal het bestuur op grond van de noodzakelijke evenwichtige belangenafweging niet kunnen toestaan dat de premiedekkingsgraad (fors) lager is dan de actuele dekkingsgraad op het moment van vaststellen van de premie. Vandaar dat gestreefd wordt naar een premiedekkingsgraad in die situaties die minimaal gelijk is aan de actuele dekkingsgraad op het moment van vaststellen van de premie. Deze bijdrage is door het bestuur - gehoord de adviserend actuarisgetoetst op adequaatheid. De doorsneepremie is voor 2014 vastgesteld op 22,7% van de pensioengrondslag. De bij deze premie behorende premiedekkingsgraad bedraagt 117,1%. Van premiekorting of premieresfitutie kan pas sprake zijn zodra eventueel niet verieende indexafies in de afgelopen tien jaar en/of eventueel toegepaste kortingen van aanspraken in d^fgelopen fien jaar zijn gerepareerd. Toeslagbeleid
^
Uit de opstelling van de kostendekkende premie blijkt dat er geen opslag is voor de firï^^ring van de voorwaardelijke toeslagen. Dit is ook conform het huidige beleid waarbij de to^lagverie^^^lledig uit de beleggingsopbrengsten gefinancierd moet worden. f ^^^^
^^^^k^
^^^^^
Bij de toeslagveriening speelt de vereiste dekkingsgraad een belangrijke rol. Binnen het Financieel Toezichtskader (FTK) dient op grond van de te l o p e ^ ^ ^ o ' s een ver^^^igen vermogen te worden aangehouden waarmee met een wettelijke zekerhe6$naatstaf.*&h 97,5^^tordt voorkomen dat het fonds binnen een jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van ^^Rhnische voorzieningen. De vereiste dekkingsgraad is gelijk aan de dekkingsgraad dieiorrespor^^rt met een vermogen gelijk aan de som van de technische voorzieningMBn net vereist ei^etivecimslen. De ambifie van het pensioenfonds i | ^ t in^;cijfer te volg^^ He^mdexcijfer is gebaseerd op de Caoloonstijging in de bedrijfstak. Er g e l d t ^ ^ j j i j ^ " g i s dat doo^p financiering van de toeslagveriening de dekkingsgraad niet onder het niveau variW^vereiste de^^pgraad uitkomt. Anders wordt de mate van toeslagveriening zodanig aangepast dat-^de defS^Sgraad na toeslagveriening niet onder de dekkingsgraad van het vereistfi^^gêfftitkomti Bij het uiteindelijke^^ffltl(*J^enn^avan een toeslag wordt rekening gehouden met de effecten van een levensvenwac^Bgsaanpa^S|sn^«inisme. Als door een toena^k in de levensvejwachfing de vereiste voorziening toeneemt, zal deze toename als volgt gefinancierd wd 1. d(^rbeperking van de toeslagveriening indien het eigen vermogen groter is dan het vereist eigen vSiogen. Indier^dig wórdt ook (toekomsfige) toeslagveriening beperkt, zodanig dat de gestegen le^^venwachfin^geheel ten laste van (gewezen) deelnemers en pensioengerechfigden is gebra<J»t. Spreidii^pver meerdere jaren is hierbij mogelijk. 2. als geen sprake is van toeslagruimte, zal het pad naar volledige toeslagveriening verder worden vertraagdT^^^^eval dat de benodigde stijging niet (volledig) binnen de wettelijke termijnen kan worden opgeheven door het verminderen van toeslagveriening, zal het pensioenfonds de stijging geheel ofgedëeltëlijk opvangen door het veriagen van de pensioenaanspraken en -rechten. Tot slot geldt voor het verienen van een toeslag de voonwaarde dat de dekkingsgraad na toeslagveriening ten minste 110% zal bedragen. Daarnaast kan het bestuur besluiten bij een dekkingsgraad hoger dan het vereist vermogen, nadat volledige toeslagveriening heeft plaatsgevonden, in enig jaar de in het verleden ontstane achterstand in toeslagveriening alsnog voor een deel toe te kennen.
21
Uit de meest recente continuïteitsanalyse is gebleken dat de gemiddelde toeslagveriening in de komende jaren 66% zal bedragen van de toeslagambifie. De voonwaardelijke toeslagveriening wordt geheel gefinancierd uit de overrendementen. De premie bevat geen opslag voor toeslagveriening. Schemafisch is het toeslagbeleid (los van het levensverwachfingsaanpassingsmechanisme en de minimale dekkingsgraad na toeslagveriening van 110%) daarom als volgt weer te geven:
22
Lager dan het vereist vermogen Hoger dan het vereist vermogen
Hoger dan het vereist vermogen, nadat volledige toeslagveriening heeft plaatsgevonden
Geen toeslagveriening Toeslagveriening met de Cao-loonstijging, waarbij de toeslagveriening slechts gedeeltelijk plaats vindt als door de financiering van de toéslagveriening de dekkingsgraad onder het niveau van het vereist vermogen komt. Bij een voldoende dekkingsgraad in enig jaar kan de in het verieden onts^fe achterstand toeslagveriening alsnog afiWÊêf of voor een deel worden toegekend.
Ten aanzien van de uitvoering van het toeslagbeleid heeft het bestuur t o t ^ invoer^^^n de nieuwe pensioenregeling de discrefionaire bevoegdheid om het moment^-vffli"to^^Mverienin^%t.te stellen, indien dit uitstellen tot doel heeft het eerder bereiken van een d e ^ ^ ^ g r a a d Sarbij overg^^naar een nieuw contract als realistisch kan worden beschouwd. Het ^tuumka^n va^Mze bevoegdheid gebruik maken als de economische ontwikkelingen daartoe a a n l e ^ ^ g e v e ' f e | - ^ ^ l i j k tot de ingang van een nieuw pensioencontract.
23
5
De berekening van de Technische Vooraeningen
Berekeningsmethode De belangrijkste kenmerken van de gevolgde methode om de Technische Voorzieningen (TV) vast te stellen zijn: • de pensioenverplichtingen zijn berekend op het niveau van de verworven tijdsevenredige aanspraken resp. pensioenen op de balansdatum. De per 1 januari ja_ de balansdatum toegekende verhogingen worden hierin verwerkt. • de TV is gelijk aan de contante waarde van de aldus vastgestelde pensioenverplichtingen. • de contante waarde van de toekomstige ten laste van het fonds kon^Ke ^ ^ ^ e n t a i r e premies van de reeds arbeidsongeschikte deelnemers is in de VPV o p g ^ ^ i e n en is'^^gkend naar het niveau van de pensioengrondslagen per 1 januari na de balansdatum • Voor de aankomende arbeidsongeschikte deelnemers wordt tweel keer d e ^ i ^ l a g voor premievrijstelling gereserveerd. • voor het invaliditeitspensioen is in de TV opgeno^^ de eventueel geboekte premie in het balansjaar onder aftrek van de geldende kosten#slag en opgerent naar de balansdatum, vermeerderd met de contante waarde van de invaliditeitspermoenen van de deelnemers met een WAO-uitkering. Kansstelsels De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuanële gpndslagen: Sterfte: De overievingskansen wordenonfiecn I aan overievfnfstafels zoals deze door het Actuarieel Genootschap zijn gepubliceero Indr^ nieuwe qvÉievingstafels worden gepubliceerd, zal het bestuur onderzoeken ih hopvei re deze nieuwe overievingstafels ook van toepassing zijn op de specifieke situafie van het'fondsD» oyerle.ingstafels, thans de AG Prognosetafel 2012-2062 (een verzameling van generafieta edurendë*^Êe periode), worden voor de mannen resp. vrouwen toegepast met ^eftij ervaringsfactoren die het verschil weergeven tussen de overlevingskansen van de ëfSBn poflMie en de overievingskansen voor de gehele bevolking. D e ^ ^ ^ ^ i g ^ g s e n voor de yerzekeringen van ingegaan wezenpensioen zijn op één gesteld. V o ^ W P % i t g e ^ ^ e ^wezenpensioenen zijn geen afeonderiijke berekeningen uitgevoerd. De contante waarde van deze pensioenverplichfingen is gesteld op 5% van de contante waarde van de nabestaande^^nsioenen, behorende bij de ouderdomspensioenen van verzekerden waarvan het ouderdomspensioen nog niet is ingegaan. Partne^^^^^^s: Bij de berekening van de contante waarde van het uitgesteld partnerpensioen naast uitgesteld ouderdomspensioen wordt gebruik gemaakt van partnerfrequenties. Op bijlage A bij deze nota is een overzicht van de toegepaste partnerfrequenfies gegeven. Bij de berekening van de contante waarde van uitgesteld partnerpensioen naast ingegaan ouderdomspensioen wordt gebruik gemaakt van het bepaalde systeem, waarbij alleen voor aanwezige partners een contante waarde wordt berekend. Bij de berekening van de contante waarde van het uitgestelde partnerpensioen wordt verondersteld dat de man drie jaar ouder is dan de medeverzekerd geachte vrouw en dat de vrouw drie jaar jonger is dan de medeverzekerd geachte man. •
Invalidering- en revalideringskansen:
24
Voor de verzekering van het invaliditeits- en WAO-pluspensioen zijn invalideringskansen afgeleid uit gegevens van de uitvoering van de sociale zekerheid. De revalideringskansen zijn op nul gesteld. Indien de jaariijkse analyse van de resultaten hiertoe aanleiding geeft, zullen nieuwe kansen geschat worden. Rekenrente Het fonds berekent de technische voorzieningen op de marktrente. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de rentetermijnstructuur zoals De Nederiandsche Bank deze per maand publiceert op haar website. Kostenopslagen Ter dekking van de excassokosten pensioenverplichtingen met 2,5% verhoogd.
(toekomstige
administrafiekosten) ^
zijn
de
netto
Leeftijdsbepaling Binnen MAIA worden actuariële factoren vastgesteld op basis van een leeftijd in j a r e ^ ^ maanden nauwkeurig. Hierbij is aangenomen dat de deelnemers zijn 'geboren op%le e e r s t e ^ ^ van de geboortemaand. Voorziening uitlooprisico premievrije doorbetaling^l^D) en aaf^Uend invaliditeitspensioen (AlP) De voorziening uifiooprisico PVD en AlP wordt jaarlijks berekend als t \ l ^ n a a l de in de premie begrepen arbeidsongeschiktheidsopslag (PVD JIRTAIP) v a K ^ f lopend ^oekjaar. Uit deze voorziening valt jaariijks eenmaal de arbeidsongeschikth^dso'psrig (P'^D en AlPj^^n het voorafgaande boekjaar vrij ter dekking van de kosten van ingang ppmievrijstelling en ingang* invaliditeitspensioen als gevolg van ingang arbeidsongeschiktheid gedurendifthet boekjaar
^ ^ ^ ^
^^^^^bmiaafS^^F
25
6
Beleggingsbeleid
Volgens artikel 135 van de Pensioenwet moet het fonds een beleggingsbeleid voeren in overeenstemming met de prudent person regel. De waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden, de beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde en eventuele beleggingen in aangesloten ondernemingen worden tot een minimum beperkt. Het bestuur spant zich maximaal in om op zodanige wijze te beleggen dat de veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel afdoende zijn gewaarborgd. De waardering op marktwaarde is breed geaccepteerd en doorgevoerd. De doelstelling van het beleggingsbeleid is de beleggingsresultaten van het fonds ^jegeven de verplichtingenstructuur en derisicoperceptievan de deelnemers goJfet bestuur - te max^^peren. Zo worden op langere termijn de nominale pensioenaanspraken ^^ytkeiingenpgegarandeerd en wordt gestreefd naar het indexeren van de ingegane pensioenen en (prerflievrije) aanspraken. Onder andere op basis van de uitkomsten van de coritinuïteit^alyse wordt periodiek een ALMonderzoek gedaan naar het premie-, indexatie- en bel^ingsbeleiCSinds d^ptroductie van het FTK is de dekkingsgraad bepalend en daarmee de markfi-ente. Er zijn twee belar^ijke bronnen van daling (en stijging) van de dekkingsgraad. De eerste bron is de ontwikkeling van de marktrente. Dooreet F^K leiden lagere marktrentes tot een hogere technische voorziening en d ^ ^ e e totieen lagere fiskingsgraad. Dit komt doordat de looptijd van met name de obligatieportefei^^kort^*-^ dan d^? van de technische voorzieningen. Dit zogenaamde renterisico wordt teruggeb^^^oor het verschil in looptijden tussen beiden portefeuilles (de zogenaamde durafie gap) te verkleinen l)it he^^^Kestuur gedeeltelijk gedaan via vastrentende waarden, alsmede via swaps; het beleid is om strategisch het renterisico van 75% van de verplichfingen (met een bandbree^ van 6^o ^ ^ ^ % ) af të^Rken. Bij een (receiver) renteswap wordt een vaste lange r e n t e s t r o o m ^ ^ a n g ^ ^ ^ ^ i l l ^ r een te betalen variabele vaste korte rente. Bij de vaststelling van de mate van Jöekking van h#ren^^fco wordt gekeken naar de effecten van zowel de portefeuille vastrentende bele^ngen als de portefeuiWswaps. ^ ^ ^ ^ m De tweede bron is de reodemeptsontwikkeling van het fonds. Een daling van de dekkingsgraad kan worden fegengegaan d o o r ^ ^ ^ ^ n g s t of in concreto het rendement /risicoprofielvan de portefeuille te verbe^gn door deze portefeuille (verder) te diversifiëren en te spreiden over verschillende beleggi ngscategorieën De beleggingsportefiuille is onderverdeeld in de volgende hoofdgroepen, te weten: vastrentende waarden, aandelen, hypotheken, onroerend goed en grondstoffen. Jaariijks wordt rekening houdend met de macro-economische en financiële ontwikkelingen een beleggingsplan en op basis hiervan een normportefeuille voor het komend jaar opgesteld. De normwegingen van de diverse hoofd- en subbeleggingscategorieën zijn hierin afeonderiijk weergegeven. Alle beleggingen van het fonds worden gewaardeerd op marktwaarde. Derivaten (swaps, opfies, futures e.d.) worden gekoppeld aan de onderiiggende waarden waarvoor zij zijn afgedekt. De niet-officieel genoteerde derivaten worden opgenomen tegen marktgerelateerde waarderingen. Eind 2010 kwamen de resultaten van een update van de ALM studie beschikbaar en hebben mede gediend als onderbouwing van de normportefeuille voor het jaar 2012 en verder. Omdat al een paar jaar
26
de overgang naar een nieuw pensioencontract ondenwerp van gesprek is, is sinds 2010 geen nieuwe ALM studie uitgevoerd. Dit omdat het doorrekenen van een regeling waarvan op voorhand bekend is dat deze op korte termijn zal wijzigen niet tot voldoende betrouwbare resultaten leidt. Bij de totstandkoming van een nieuw pensioencontract zal een nieuwe ALM studie worden uitgevoerd. Door het bestuur zijn onder meer de volgende beleggingsrichfiijnen geformuleerd: • De beleggingsportefeuille is in principe vol belegd; • De bewaking van de asset allocatie berust bij het bestuur. De beleggingscommissie adviseert het bestuur hierin; • De beleggingsportefeuille wordt beheerd op basis van actief beheer, met uiteoi^ering van een deel van de euro staatsleningen portefeuille; • Voor de hoofdgroepen en de meeste subgroepen wordt een b ^ ^ ^ d t e voor tactische afwijkingen aangehouden; O In principe worden de voornaamste vreemde valuta in zowel de aajidplen- als ^B^tieportefeuille volledig afgedekt, behalve voor die valuta waar dit kostentechnisch met efficiën^^m gebeuren (Emerging Markets aandelen, emerging markets obligaties in lokale \.ali|ta en P a c ^ ^ a s i n exJapan aandelen); Er wordt gebruikt gemaakt van beleggingsfondsen; Het monitoren van de exteme beheerders berust biji^Tiduciair manfcr. Het beheer van aandelen, vastrentende waarden en grondstoflen is uitbesteed aan een vermogensbeheerder, die tevens als fiduciair^^Miger V D ^ d t aeel vartfde portefeuille optreedt. Het beheer van de hypotheken- en vastgoedpor^^fflBfuitbeslëed aan een andere vermogensbeheerder. Het monitoren van de activiteiten van de fi(K\a\re manager en de vemogensbeheerder is neergelegd bij ITS en ICC. ITS rapporteert als investme^^dministrator aan d^éleggingscommissie. ICC adviseert de beleggingscommissie over beleg^^technische zaken. In de mandaten worden de beheerafspraken vastgelegd, beleggingsrichfiijnen samenstelling portefeuille tacfische mai jes debiteurenbeleid performancemSig benchmarks ^ valutj de^tenbellid risicomefing en -beheersing
ze afspraken betreffen o.a.
Samen^yiing portefSlle en tactische marges Op basi^^B de laat^PALM-studie en de marktbewegingen in de afgelopen jaren, die leidden tot een sterk g e d a ^ ^ ^ ^ ^ ^ p g r a a d , is de volgende strategische portefeuille voor hetjaar 2014 vastgesteld: Tabel 1 Asset allocatie Vastrentend Aandelen Vastgoed Hypotheken Commodities Liquide middelen Totaal
zie tabel 2 zie tabel 3 zie tabel 4 zie tabel 2a zie tabel 5 -
SEI SEI SAV SAV Schroders -
|WSngl2Ö1'3lpfeinglffill|Banai^ 46% 41-51% 46% 29% 24-34% 29% 10% 7-11% 10% 10% 8-12% 10% 3-7% 5% 5% 0% 0-2% 0% 100% 100%
27
Tabel 2 Vastrentende waarden (excl. hypotheken) Euro Core Plus
55%
60%
50-70%
Euro Government (passief) Emerging Markets Debt"
10%
5%
0-10%
15%
15%
10-20%
HighYield
5%
5%
0-10%
Gesegregeerde (kortlopende) obligaties^ (passief) Global short duration
15%
10%
5-15%
0%
5%
0 10%
Totaal
100%
100%
Barclays Capital EuroAggregate Index Bardays Capital Euro Treasury AAA Index JP Morgan EMB Global Diversified Index (eurohedged^k B o f / \ ^ ^ S High yield Master II Constrained Index irorrill L ^ ^ ^ e r m a n MSovernme^^tt Index Barclays Capitai'<^bal Titiasury 1-3 Yr Index (eurohedged)
Tabel 2a Hypotheken tCategoiiio Zakelijke hypotheken Particuliere hypotheken Totaal
Po'MO^HpInti^ils 35%
^30-50%
65% 100%
«65% "ifcSfe
%
50-3)%
Barclays Capital Customized Swap Index 2-4 jrs Bardays Capital Customized Swap Index 4/6 jrs
1
Tabel 3 Aandelen ïiüchmark Europa Europa ex VK
l
23% 75%
Ver Koninkrijk
1
4%
"-« ' 4 %
0-10%
4%
4%
0-10%
19% 75%
19% 75%
10-20%
US Small cap
4%
4%
0-10%
Japan Pacific Basin Emerging markets Global developed
5% 8% 17%
5% 8% 17%
0-10% 3-13% 12-22%
18%
18%
13-23%
Global Managed
10%
10%
5-15%
Pan Eur Small cap [ Am^^a US L ^ e cap (50%^^e9
1
i
i^S^P' 75%
10-20%
'
MSCI Europe ex-UK Index NR (euro-hedged) FTSE All Share TR Index (eurohedged) MSCI Europe Small Cap NR (euro-hedged) 50% Russell 1000 Index Net (euro-hedged) / 50% MSCI NA Index (euro-hedged) Russell 2500 Index Net (eurohedged) Topix TR hedged (euro-hedged) MSCI Pacific ex-Japan Index NR MSCI Emerging Markets Free Index NR MSCI Worid Index NR (eurohedged) MSCI Worid Minimum Volatility
In dit fonds vinden onder anderen ook beleggingen plaats in high yield, emerging markets en hypotheken. Het benchmarkgewicht van hypotheekgerelateerde beleggingen bedraagt 8,5%. In dit fonds wordt voor 15% in lokale valuta belegd die niet worden afgedekt ' Deze portefeuille is bedoeld om aan de collateral behoefte van de swap overiay te kurmen voldoen 28
Volatility (GMV) Totaai
Index (euro-hedged) 100%
100%
Tabel 4 Vastgoed Norml2Ö
breedte
Achmea Dutch Residential Fund* Winkels* Achmea Dutch Office Fund
37,4% 31,7% 5,0%
41% 32% 3%
Achmea Dutch Industrial Fund Achmea Dutch Health Care
2,4% 4,0%
0% 4%
lÊMS^^stgoM
AERA Fund - Europe 8% 8,6% AERA Fund - North America 7,7% 9% AERA Fund - Asia 3,1% Totaai 100% *: inclusief Achmea Dutch Value Added Residential Partnership **: Achmea Dutch Retail Fund én Winkels discretion^deeln
36%-51% 23%-38% 0% - 5% 0%
m 5% 4 % - 15% . 5 % - IS
ROZ/IPD SI Woningen !«:OZ/IPD SI Winkels ROZ/IPD SI Kantoren ROZ/IPD SI jBedrijfsruimten 7«/& INREV NCREIF/ODCE n.n.t.b.
Tabel 5 Commodities Commodities
S&P QSCI TR (euro-hedged.
Het bestuur heeft tactische marges bepajtid waS&ionen deyamenstelling van de portefeuille zich kan bewegen: de normportefeuiUe. Deze tactische marges geven de bewegingsvrijheid van de vermogensbeheerders weer om de beleggingstitejs te over- of ondenwegen ten opzichte van het norm gewicht. Hiemaast z i ^ ^ ^ m a ^ ^ ^ t ) ^ ^ t ó d , ^ ^ ^ j waardeveranderingen niet direct gedwongen te worden tot aan- en/of verkoop J.initijR's stelt het bestuur een dergelijke normportefeuille vast. Ook binnen de verschillende h o o f ^ iieggi^scategorieën zijn onderverdelingen aangebracht naar regio (aandelen) en risictklasse (vastfi }tende waarden). Ook hier geldt dat er sprake is van een normveldeling die ieder jaar kan.^ 'brden aangepast en bandbreedte, waarbinnen de verschillende b e l e g ^ p e n zich mogen bewegen Benc^arks Vaststefl^^van benchmarks is noodzakelijk voor een eenduidige bepaling van de normportefeuille en voor d e ^ ^ t o m a n o Ê ^ t s . Het fonds hanteert zogenaamde vaste benchmarks binnen de asset categorieën aaHdetenen obligaties. Dat wil zeggen dat de in de benchmarks vastgelegde regio- en/of segmentgewichten voor een bepaald jaar vast zijn en in dat jaar niet worden aangepast aan de autonome marktontwikkelingen. De benchmarkgewichten zijn gelijk aan de normgewichten. Actief versus passief beheer Het fonds kiest voor actief beheer wanneer er gegronde redenen zijn om daar een meenwaarde van te venwachten. Waar dat niet het geval is, wordt een passieve oplossing gekozen. Het is goed om te realiseren dat het passief volgen van een index ook een risico inhoudt als deze index niet (meer) voldoet of onbedoelde effecten geeft in de portefeuille.
29
In 2014 zal 15% van de vastrentende waarden portefeuille passief worden beheerd en 7,5% van de aandelenportefeuille. De rest van de portefeuille van het fonds wordt gematigd actief beheerd. Voor het (gematigde) actieve beheer moet een additionele buffer worden aangehouden.
30
Rebalancing Rebalandng binnen het SEI-mandaat (wat liquide asset categorieën betreft) vindt plaats op maandelijkse basis. Valutabeleid Het valutarisico wordt binnen alle categorieën volledig afgedekt, behalve bij Aandelen Paciflc Basin, Aandelen Emerging Markets waar het valutarisico om praktische redenen niet wordt afgedekt. In het Emerging Markets Debt fonds wordt deels belegd in lokale valuta, deze worden niet afgedekt. De afdekking van het valutarisico in de internationale vastgoedfondsen wordt middels een overiay verzorgd door SEI. ESG richtlijnen Het fonds wil haar verantwoordelijkheid voor verduurzaming invulling gegeven door bedrijven waar het pensioenfond in belegt aan te spreken op relevante ondenwerpen op het gebied"'^ milieu, sociaal beleid en govemance (engagement). Het fonds wil tevens invloed uitoefenen op^^ö beleid van bedrijven op deze terreinen door een actieve houding aan de nemen nrtet haar ^^taedrag in aandeelhoudersvergaderingen. Indien via engagement geen re%ultaat lijkt te |unnen worden behaald kan worden besloten bedrijven of sectoren uit te sluiti|r#>Momenteel worden bedrijven die zich bezighouden met controversiële wapens uitgesloten. SEI heeft een groot deel van de uitvoering van het ESG bele^prtbesteed'^p F&C. Onder de naam Responsible Engagement Overiay (Reo) voert £&C vnor de helangen^pf Meubel en andere SEI klanten het ESG beleid uit. Het ESG beleid wordt toegepast op alle JMF aandelenbelegg^sfondsen waar Meubel in belegt. Daarnaast is het ESG beleid van toepassir Lop de investmpnt grade bedrijfsobligaties in de SGMF vastrentende waarden fondsen. Binnen het concept van R| een "TSOTfstrucfieve manier de dialoog aan met de ondernemingen waarin SEI kiS lun prestaties te versterken door verbeteringen door te voeren in de bed^ g e b i ë ^ ^ ^ d e corporate govemance, de maatschappij en het milieu. Het uiteind^kë"'doeris|iet' ;lanten creëren en veiligstellen van de aandeelhouderswaarde op de lange termij«De kracht ^ lit é ^ ^ e m e n t beleid wordt versterkt doordat F&C de belangen van meerdere instituti^le portefeuilll ibuncRt. In een gemiddeld jaar gaat F&C wereldwijd met circa 6.000 ondeioe^ingen actief in ges|^ ik. Teven"# brengt F&C wereldwijd op een transparante manier het stemrecht ten uitvoer tijdens aandeï^oudersvergaderingen. Het uitgangspunt hierbij is het behouden en verbeteren van de aandetttouderswaarde i Binnen de beleggingsfondsen waar het fonds in belegt, worden beleggingen in bedrijven die te maken hebben met controversiële wapens uitgesloten. Elk kwartaal levert F&C een uitgebreid kwartaalrapport specifiek gericht op de door SEI beheerde portefeuilles (SEI Confidenfial Reo Report). Hierin worden de belangrijkste engagement onderwerpen besproken en wordt per onderneming het engagement beleid, zwaarte van ondenwerp en voortgang (milestone) besproken. Dit SEI Confidenfial Reo Report wordt door het fonds gebruikt in de verantwoording richfing achterban. Derivatenbeleid Het fonds kan derivaten inzetten als middel om snel en goedkoop een marktposifie in te nemen of juist af te dekken, echter niet om te speculeren. Daar waar het gaat om aandelen en vastrentende waarden
31
zijn derivaten bedoeld om op efficiënte en doeltreffende wijze een als tijdelijk bedoelde markt-exposure aan te gaan, die geleidelijk zal worden vervangen door de onderiiggende waarden, dan wel zal worden afgebouwd. (Index)opfies op aandelen en vastrentende waarden worden, gegeven het lange termijn karakter van de beleggingen, bij voorkeur geschreven of verkocht. Rentebeleid Doordat de verplichtingen een veel langere looptijd hebben dan de beleggingen, ontstaat er een mismatch die veel risico met zich meebrengt. Daarom wordt een groot deel van het renterisico dat hieruit ontstaat, afgedekt. De renteafdekking gebeurt via een combinatie van de reguliere obligafieportefeuille en een derivatenoveriay. Van de obligafieportefeuille'gorden de Euro obligafieportefeuilles (staat en credit) en Hypothekenportefeuille meegenomen voor de renteafdekking. EMD en High Yield worden hier niet voor gebruikt. Voor de derivatenoveriav worden interest rate swaps ingezet. De strategische renteafdekking is 75%, met een bandbreedte van 65 - 85% prt\ markt^^ggingen te kunnen opvangen. Het bestuur voert geen tacfisch beleid en er wordt met inge|repen in heWveau van de renteafdekking zolang de renteafdekking zich binnen strategische bandbreedtes bevindt. De renteafdekking wordt bepaald aan de hand van de DVCMj^n de obligs^s en derivatenoveriay ten opzichte van de DVOl van de verplichtingen. De DVOt^eft aan piet wefk bedrag de beleggingen en verplichfingen wijzigen bij 1 basispunt renteverandenng. Ioor het fonds wordt
In onderstaande tabel wordt aangegeven op opgebouwd.
^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ Benchmark duration +/- 0,5
SGMF Euro Index Fl Fund
Benchmark durafion +/- 2,5
SGMF Euro Gore Plus Fl Fund
Benchmark durafion -1 / +5
SGMF G l o ^ ^ o r t Duration Funa
Segre^ted Account
Maximale looptijd: 3,5 jaar
|
Benchmark duration +/- 0,5
Hypotheken
TOTAAL Obligaties/ Hypotheken Rentederivaten Totaal
11,5%
7,5%
15%
63,5%
57,5%
70%
75%
65%
85%
32
Omdat de in bovenstaande tabel opgenomen benchmarks geen constante waarde in de tijd hebben, zijn deze in de Abtn niet getalsmatig gekwantificeerd. In de standaard beleggingsrapportage worden deze benchmarks wel opgenomen.
Bij het opzetten van de renteafdekking wordt zoals aangegeven een strategische renteafdekking op totaalniveau van 75% nagestreefd. De DNB zero swapcurve (en de verdeling van de verplichfingen over de verschillende looptijden hiervan) is beleidsbepalend voor de renteafdekking. Daarom hanteert het fonds per looptijd-bucket (Key Rate Duration; KRD) de volgende strategische, minimale en maximale renteafdekking:
•
OpijfbüUiwdi- rpntoafdPkking (o h i DVOI1 strategische doelstelling Mininum Maximum
1-10 122% 120=" 90% 150%
Kêy RatèrDüratiön 1
15 115% 110% 80% 140%
1
20 l> 129% 130'c 100% • 160-
25 100% 100% 75% 125,'o
1
'3 0 50'/' 50% "35% 6
1
35: il^:.S>40S'::|i.STótaal! 68'>/c 4U"/o /•5% u% k.25%7J 0% . 65%" - 55% 25%
p e l ^ ^ ^ ^ ^ l a n g r i j k e ovenwegingen: Bij de strategische doelstelling per KRD in bovenstaande ta de m a r ^ ^ p r lange lopende obligafies • De verplichfingen kennen zeer lange looptijden, die nauwelijks zijn te verkrijgen. Ook zijn interest rate swa^.^voor deze looptijden nauwelijks eer lari^^optijden (> 40 jaar) zijn voorhanden, ofalleen voorhanden tegen onacceptabele dus relafief minder goed afgedekt. gewaarc^rd tegen de marktrente. De • De renteafdekking is opgebouwd tegenover de verplichtT gen verdisconteerd tegen de dekkingsgraad wordt echter vastgestel^|D basis van Een renteafdekking die volledig DNB rentetermijnstructuur met UFR en &iaandsmidd arktrente heeft echter een relatief groot is gebaseerd op de verplichfinge^^wa^^erd tegen d basis van UFR. Dit vergroot de korte (curve-)risico tegenover de verplicffibgen^^waafdeen termijn beweeglijkheid van de dekkingsgraad Het bestuur vindt dit niet w e n s ^ ^ ^ n h e ^ ^ ^ a r o m oesloten de renteafdekking weliswaar te baseren op de verplichfingen gewaardeerd tegen de marktrente, maar bij de opbouw van de renteafdekking 1 g e v ^ ^ ^ ^ d tegen UFR in ogenschouw te nemen. qua curvensico i Ikking een relafief grote weging heeft rond het 20-jaars punt Dit komt er opj (omdat de U F I sen grote g ^ ^ l i g ' ^ ^ k e n t rond dit punt.). Het bestuur is zich bewust dat deze een risico^houdrten opzichte van de verplichtingen gewaardeerd tegen curveposifioner |ich elk kwarfil hierover rapporteren. marktra^ssen 1; Het bestuur krijgt op maandbasis gerapporteerd over de renteafdekking met daarbij de verplichfingen gewaardeerd tegen d^^NB zero swapcurve (beleidsbepalend) en de verplichfingen gewaardeerd tegen de rentecurve met UFR (informatief). Daarnaast wordt op kwartaalbasis inzicht verieend in het c u r v e r i s i ^ ^ ^ realisatie per looptijd-bucket (KRD) en effectiviteit (rendement) van de afdekking. De fiduciair bP'heerder m nitort de renteafdekking tussentijds bij grote rentebewegingen. Op iedere bestuursvergadering staat het ondenwerp op de agenda. Als benchmark voor de renteafdekking geldt de werkelijke renteafdekking. Inflatieafdekking Het bestuur heeft veel aandacht voor het gevaar dat inflatie is voor de aanspraken van deelnemers. In de portefeuille van het fonds zitten bewust beleggingscategorieën die een bepaalde mate van inflatiebescherming bieden. Dit zijn met name vastgoed en commodifies. Inflatiebescherming heeft de aandacht van het fonds, al heeft het zoveel mogelijk veiligstellen van de nominale aanspraken van deelnemers momenteel de grootste prioriteit.
33
In 2013 is gestart met de opbouw van een inflafieafdekking door een inflatieswap overiay. De belangrijkste redenen hiervoor waren (en zijn): • De inflatiebescherming in perioden van hoge inflafie is in de huidige beleggingsportefeuille beperkt. De infiafieverwachting is momenteel nog relatief laag. • In het nieuwe Pensioenakkoord leek er meer aandacht te komen voor reële dekkingsgraden en indexatie. Er is met 7 inflatieswaps met een looptijd van 5-10 jaar een inflafieafdekking van 2,5% van de reële verplichtingen opgebouwd. De inflafieswaps zijn afgesloten op de HICPx index (inflafie index voor het Eurogebied). Dit is de meest gangbare en liquide inflatie-index, Het bestuur heeft aar overwegingen voor deze index meegenomen dat deze index wel een goede, maar geen per| correlatie heeft met de Nederiandse inflafie (of de looninflatie in de meubelsector). Voor riandse inflatie en looninflatie in de meubelsector zijn echter geen beleggingsinstrumenten be^Rïkba Het bestuur zal zich in 2014 en daarna blijven oriënteren op e e ^ ^ g e l i j l ^ verdere inflatiebescherming. Tevens zal dit in de discussies over de overgang nacfr een nie belangrijk ondenwerp zijn.
uw van de TK een
Kredietrisico Binnen de vastrentende waardenportefeuille wordt ki^^K^isico g ^ g m e ^ ^ d e Euro Core Plus, Global Short Duration, Emerging Market Debt en High Yield'^fcisen fondse^^rden actief beheerd om in te kunnen spelen op de veranderende voorurtz^teri^p ©Verheden en bedrijven. Door een hoge mate van spreiding in de portefeuille en h e j ^ e b r ^ van"gespecialiseerde managers op hun terrein, wordt het risico gemitigeerd. Zonder kretfetnsico te lopen, zou hët verwachte rendement van vastrentende waarden erg mager zijn. Concentratierisico's Het fonds kiest bewust voor een goede sgreidrn^^ssen beleggingscategorieën, subcategorieën en regie s. Binnen de verschillende isubirateaofiepn >(^rdf*Sbk gelet op voldoende spreiding. Binnen de aandelen- en vastrentende waarden portefeuilles gebeurt dit deels door de multimanager structuur waarin verschillende^^^^^|iyoS^^^ wuiJcn-gcibmbineerd. Daarnaast zijn er in de verschillende beleggingsfondsen (inclusief vas^ped en hypotheken) afspraken over spreiding tussen de verschillende namtf^c.q. object^ln portefeuille. Liquiditeitsrisico': Het op enig momen oldoende liquiditeit om bijvoorbeeld onderpand te kunnen stellen voor ^p^enteswaps o pital calls te voldoen is een groot risico voor pensioenfondsen. DaarcS is in de kwa Irapporfage een analyse opgenomen over de liquiditeitsbehoefte van het fonds, Verde^^rdt qua belë jngscategorieën de illiquiditeit beperkt tot vastgoed en hypotheken, samen 20% van de portefeuille. Dezé categorieën bieden een goed verwacht rendement en werken diversifiërend ten opzichte van de andere onderdelen.
34
7
Risicometing en -beheersing
In de tweede helft van 2013 heeft het bestuur een nieuwe aanpak voor het integrale risicomanagement gedefinieerd. De risicomefing en -beheersing vindt vanaf eind 2013 plaats door middel van een (integrale) risico-aanpak op drie niveaus: A. Van doelstelling naar jaarbeleid; B. De going concem FIRM risico's (op basis van een stoplichtmethode); C. De risicobeheersing van de veranderdossiers (overgang naar het nieuweApensioencontract / pensioenregeling en de wijziging van de govemance). Een overzicht van deze integrale aanpak is weergegeven in Bijlage D. AdA. Bij dit niveau worden op basis van de missie en uitgangspunten van het fortis a c h t e r e ^ o l g e n s de volgende uitgewerkt: • Ontwerpen pensioenbeginselen, fondskarakterisfieken en i p v e s t ^ ^ b e J t e f s ; • Ontwerpen van risicoprofiel, -houding en -budget • Vormgeving van de (beleggings)strategie; • Toetsing strategie aan risicobereidheid deelnemers en qepcnsioneerden^^ • Implementafie tacfische portefeuille; • Implementafie jaarbeleid; • Evaluafie en herijking van dit proces Gedurende de tweede helft van 2013' en de eerste helft van 2014 heeft Cardano het bestuur begeleid om dit niveau te concrefiseren. Ad B. Bij dit niveau worden de FIRM nsico s door m i d d ^ ' a n een stoplichtmethode gemonitord. Daarbij wordt eerst het bruto risi'^o voor dt, dii/erse o n d ë r ^ ^ ^ v a n de risicocategorieën vastgesteld. Vervolgens wordt a a n g e g e v e i ^ ^ en zo ja w^lk^^heersmaatregelen het bestuur heeft genomen om het bruto risico te mifigere^Tot slot wordt h e f ^ y e a u van het netto risico (bruto risico gecorrigeerd voor beheersmaatregel^^inzichtelijk gemaakt Bij dit n i ' ^ ^ ^ g d t ^ ^ e r meer gekelien naar de volgende risico's: M ^ ^ ^ ^ ^ renfensico trisico, KMietrisico Ve^KeringstechnShe risico's; OmgéVi^snsico^p Uitbestéfflr^snsico s; Integriteitsrisico; • Juridisch risico; • Management & organisatie; • Etc. De Risicocommissie zorgt er voor dat het overzicht van de bruto risico's, beheersmaatregelen en per saldo resterende netto risico's periodiek wordt geactualiseerd en behandeld in de bestuursvergadering. AdC. Dit niveau bevat de veranderdossier, waarvoor overieg, afstemming en instemming van Cao-partijen noodzakelijk is. Voor 2014 heeft dit betrekking op de nieuwe govemance die per 1 juli 2014
35
operafioneel dient te zijn en op de overgang naar een nieuw pensioencontract / pensioenregeling. Voor de betrokken veranderdossier wordt eveneens gebruik gemaakt van de stoplichtmethode, bruto risico's, beheersmaatregelen en het per saldo resterende netto risico. De werkgroep Pensioencontract & Govemance zorgt er voor dat het overzicht van de bruto risico's, beheersmaatregelen en per saldo resterende netto risico's periodiek wordt geactualiseerd en behandeld in de bestuursvergadering. Beleggingsrisico's Naast de hiervoor aangegeven risicometing en -beheersing Is er ook sprake van extra aandacht voor het beleggingsproces. Met betrekking tot de beheersing van de beleggingsrisico'^^/atten de door het pensioenfonds opgestelde beleggingsrichtlijnen onder meer bepalingen voor { ^ f e zijn mandaat en vermogensbeheerder specifiek): • de minimum en maximum allocafie voor de verschillende beleggingscaFe^ieen, regio's en debiteuren (voor zover relevant); • de index c.q. indices die dienen als benchmark alsmede performancedoelsiellingen; ' i • de maximale tracking errors die de fondsen mogen hanteren • de maximale afwijking in durafion voor vastrentende waarden ten opzichte vin de benchmark. De beleggingsresultaten worden frequent door de vermogensb^&rders gerapporteerd en geanalyseerd. Dit betekent dat in ieder geval elk kwartaal^^ b i j ^ ^ ^ r e vergadering van de beleggingscommissie door de vermogensbeheerder een r a p p ^ ^ p wordt o e s t e l d . Verder ontvangt het bestuur maandelijks informafie van de vermogeBgadministrator ITS In de rapportage van de vermogensbeheeiïtêr wordt aangegeven of en op welke wijze is voldaan aan de vooraf vastgestelde risicolimieten, ^eronder miwium^^n maximum allocafie van de beleggingscategorieën en valuta's. #evens^^rdt de per^Siance van de fiduciair manager en de vermogensbeheerders vergf^i'^k*»" met nsfeuoo^^gstgest^^benchmarks. De fiduciair manager en de vermogensbeheerder leveren hierbij tevens een^nbutieanalyse. Door middel van deze analyse kan de bijdrage van diverse beleid'^btslissingeii mn de p^^manceverschillen met de benchmark worden toegewezen.
36
8
De balans en de resultatenrekening
Balanswaardering van de beleggingen Ter beurse genoteerde waarden worden op de beurswaarde per balansdatum gewaardeerd, niet op de beurs genoteerde waarden voor zover mogelijk op koerswaarde per balansdatum, overige vermogensfitels op een zo goed mogelijk geschatte waarde in het economisch verkeer. De waarde van het discretionaire deel van de vastgoedportefeuille wordt op basis van de ROZ-indrfgetaxeerd. Bepaling van het resultaat Het resultaat wordt bepaald door het saldo van de boekhoudkundige bate^eri i S ^ ^ en de actuarieel benodigde toevoegingen en onttrekkingen aan de Voorziening Pensioerwgrplichtingen. De acfiefzijde van de balans bestaat uit de beleggingen, de i/ooruit I ct'J'^de p r e m i ^ ^ ^ overige vorderingen en liquide middelen. De passiefzijde van de balans bestaat uit het eigen vermogen, de Tectnii^he voorzieningen (de VPV, de Voorziening uitlooprisico PVD en AlP en het Spaarfonds gemo^sbezwaarden) en de Langlopende en Kortlopende schulden.
37
9
Het fondsvemiogen
De risico's welke de onverminderde uitvoering van de regeling bedreigen De belangrijkste risico's welke de onverminderde uitvoering van de reglementaire bepalingen bedreigen zijn hogere toeslagen dan waarmee bij het vaststellen rekening is gehouden en een langzamer stijging van de franchise dan waarmee rekening is gehouden. Daarnaast kan bij een vermindering van het aantal arbeidsplaatsen in de bedrijfstak, in combinafie met een ontgroening van de deelnemerspopulatie het invaliditeitsrisico veranderen. Het fonds heeft thans met uifeondering van het ANW-hiaat geen verzekenngstechnische risico's herverzekerd. Minimum vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen wordt jaariijks vastgest^^pet inachtneming van hft* hierover bepaalde in artikel 11 van het "Besluit Financieel Toetsing^der^ensioenfondsen" van 18 december 2006 en bedraagt ulfimo boekjaar 2011 4,5% van de t e c h n ^ R voorzieningen. Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat behoort bij de evenwicf^^tuatie van het fonds. In die situafie is het eigen vermogen zodanig vastgesteld dat met de wett^^^stgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de al^onvoonwaardelij'^^^^^merkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dmhet fonds binrAn é ^ K a r beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voeizienin^a. Volgens de standaardmethode is sprak#«afli voldoende eigen vermogen ten opzichte van het vereist eigen vermogen indien het eigen veimggen ^ t e r is din S zoals hieronder bepaald. Renterisico (Si) Dit is het effect van de meest van de "Regeling Pensioenwet é Risico zak De waar vastgesteld:
wijziging van de rente / rentetermijnstructuur volgens artikel 24 chte beroepspensioenregeling" van 29 december 2006.
^ a ^ ^ 7 (Sz) mg van de zakelijke waarden die opgevangen moet kunnen worden is als volgt
Mature ^ ^ e . t s Emerging markets Private equity Vastgoed
25% 30% 30% 15%
Valutarisico (S3) Het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20% moet opgevangen kunnen worden. Grondstoffenrisico (S4) Het effect van een waardedaling met 30% moet opgevangen kunnen worden. Kredietrisico (S5) 38
Het effect van een toename van de actuele credit spread (marktrenteopslag voor kredietrisico) op de portefeuille vastrentende waarden met kredietrisico (credits) ter grootte van 40%. Verzekeringstechnisch risico (Se) De vereiste solvabiliteit voor verzekeringstechnische risico's bedraagt een percentage van de berekende technische voorziening, te weten 50%/VN voor de risicogroep OP exclusief NP, respecfievelijk 30%/VN voor de risicogroep OP inclusief NP. Hierbij staat N voor het aantal actieve, premievrije en gepensioneerde deelnemers in de desbetreffende populatie in het pensioenfonds. Hieraan toegevoegd is een prudente inschatting van de toekomstige venwachting verbetering van de overievingskansen over een periode van 50 jaar, op basis van de meest actuele ^^nosetafel van het Actuarieel Genootschap. Risico van actief beheer (Sio) Het fonds kiest voor actief beheer wanneer er gegronde redenen zijn^^^^ar een ^ ^ ^ a a r d e van te venwachten. Waar dat niet het geval is, wordt voor een passieve o ^ ^ ^ ^ ^ ^ c o z e n . N ^ ^ ^ r dat voor die delen van de portefeuille waarbij sprake is van actief beheer in aanvulling op het st^^^rdmodel van DNB een aanvullende buffer Sio wordt aangehouden. Basis voor de berekening van deze buffer is de notitie va^wlinister Kan^^an de Tweede Kamer heeft gestuurd in het kader van het pensioenakkoord. In dit documentAardt Blgigaan van een methodiek waarbij gebruik gemaakt wordt van de tracking enor ( ^ n f ^ i ^ e in h ^ ^ c u m e n t van toenmalig minister Kamp beschreven methodiek wordt alleen gerekead vóor een ^fclag voor actief beheer voor de categorie aandelen (beursgenoteerd) Vg^d^^egori^a^rentea^pwaarden en onroerend goed wordt het actief beheer risico afwezig geach
'-\^-')•.
Sio actief beheer wordt als volgt berekend 'adief beheer
-^(waarde ""«'Jjfe
V^ X^ "
bc
Waarbij: Waardebc: de waarde van de belë gscategorie: de inv^e normS^ten in dit geval gaan wij uit van 97,5% zekerheid en is deze factorBlijk aan -1 ,^^k TEbc: Ex-an^ffracking Erroi^n de beleggingscategorie (op basis van de gekozen strategie) Total E ^ ^ s e Rafio v ^ d e beleggingscategorie; de total expense rafio geeft aan de totaal TERbc: r III i c k e n i ^ ^ ^ ^ ^ ^ ^ p s t e n van het beleggingsfonds (exclusief transactiekosten). In het document v ^ ^ ^ ^ ^ s niet exact gedefinieerd van welke TER uitgegaan dient te worden. Omdat hët hier gaat om risico verbonden aan acfief beheer, gaan wij hier vooralsnog uit van de kostep die de vermogensbeheerder legt boven de kosten van passief beheer. Bij het vaststellen varfde Sio buffer voor de feitelijke mix wordt uitgegaan van de ex-ante tracking error (ulfimo kwartaal). Voor het vaststellen van de Sio buffer voor de strategische mix wordt uitgegaan van de target (ex-ante) tracking error. Tofaa/ risico Het totale risico is gelijk aan: S = V ( S i ^ + S2^ + 2xO,5xSixS2 + Ss^ + S4^ + Ss^ + S6^+ Sio^), met dien verstande dat S niet minder dan het minimum vereist eigen vermogen (4,5% van de TV) mag zijn.
39
Naast de hiervoor aangegeven risico's worden binnen het standaardmodel ook nog de volgende risico's onderkend: • Liquiditeitsrisico (S7) • Concentrafierisico (S8) • Operationeel risico (S9) Voor de toepassing van het standaardmodel worden deze risico's op nul gesteld. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen volgens het standaardmodel voor het fonds is dit eveneens het geval om de volgende redenen. L/qfu/d/fe/fsris/co Het fonds hanteert een liquiditeitsbeleid dat moet borgen dat: • de geldstromen efficiënt afgehandeld worden zodat liquiditeitsproblemen worden voorkomen en de uitvoering van het strategisch beleid niet wordt gehinderd. het fonds voldoende stuurmogelijkheden heeft bij een eventue^noodzakelijke bij-st^ng van het strategische beleid. De instroom van premies (boekjaar 2013: € 58,1 mlnj^per saldo ontvangen en overgedragen overdrachtswaarden (boekjaar 2013: € -0,4 min) en dfeHë belegging^brengsten (boekjaar 2013: € 35,5 min) overtreffen de uit te keren pensioenen ^(tgiëkjaar 2QJ3 € 51»4^ln) en jaariijkse kosten (boekjaar 2013: € 4,9 min) ruim, zodat er op dit punt g e # i § p r a k ^ van liquidigitsrisico. Hierna treft u een analyse aan van de m a ^ ^ ^ ^ M f t van l^beleggingsportefeuille per 31 december 2012 en het liquiditeitsrisico als gevolg van.Wllateral behoefte voor d# derivatenportefeuille, waarbij de weergegeven bedragen gebaseerd zijn op de standen per 31 decerwber 2012. Marktliquiditeit van de beleggingspdt^^ulll In onderstaande tabel is detotale b^^toigspottefeuille van het fonds (exclusief de derivaten) weergeven en zijn de deelpo^^OU^^derv^^eeld riaar liquiditeit van de onderiiggende beleggingen. Wij onderscheiden hierbij 5 liqufdTMtsl
Aandelen Large caps in devélpped countrieP* Emergicig:^jrkets/^cific ex-JapaïJ Smal^ps "^m,.,..^.
TofaS
Vast^d Vastr^^ffde waarden 1 Hypothe'^^i^ AAA Euro s t ^ ^ ^ ^ g e n - korte looptijd AAA Euro staatsleningen in SGMF fondsen AA t/m BBB staatsleningen in SMGF fondsen Investment Grade Credits EMD High Yield Liquide middelen Overig Tofaa/ Commodities Totale portefeuille
442,6 169,0 55,4 66„0 196,3
Zeerhoog Hoog Laag
206,0 138,0 183,7 163,9 171,4 148,9 54,0 34,5 114,7 1.215,1 104,3 2.182,8
Zeer laag Zeer hoog Hoog Hoog Mafig Laag Laag Zeer hoog Laag
Zeer laag
Hoog
40
De volgende tabel classificeert de portefeuille naar mate van liquiditeit.
41
Zeer hoog Hoog Matig Laag Zeer laag Tofaa/
615,1 620,9 171,4 373,1 402,3 2.782,8
28,2 28,4 7,9 17,1 18,4 700,0%
Ruim 60% van de portefeuille bestaat uit beleggingen met een hoge of zeer hoge liquiditeit. Van de beleggingen met een zeer hoge liquiditeit kan gesteld worden d a ^ ^ K e onder normale Marktomstandigheden binnen één dag verkocht kunnen worden. I n t e ^ ^ ^ ^ ^ s e van SEI heeft aangetoond dat zelfs onder moeilijke marktomstandigheden (zoals nov^ffier 2f08) 90% van deze beleggingen binnen één dag zijn te verkopen. De hypotheken- en vastgoedportefeuille hebben het laagste niyeau liquiditeit Voor deze prftefeuilles vergt liquidatie minimaal enkele maanden. Liquiditeitsrisico als gevolg van collateral b e h o e f t e ^ ^ de derivatenportefeuille Om het renterisico ten opzichte van de verplichtin^n te b^eireii heeft het fonds een aantal rentederivaten in portefeuille. Het fonds kan hierbij g^^ik/OT<én van (l^^lopende) obligafies en swaps. Om het kredietrisico ten opzichte van tegenpartijen te mi^natiseren wordt er op dagbasis collateral gevraagd of gestort, conform de CSJK contracten. Indien^^ renIF daalt, stijgt de derivatenposifie in waarde en wordt er collateral g e v r a ^ ^ ^ indfen de rente^jgt, dient er collateral gestort te worden. Het risico bestaat dat een fonds bij ee^^^selinge sterke Tpitestijging collateral moet afgeven, tenwijl dit niet (voldoende snel) liquijesgemaakt l^fcworden in de portefeuille. Dit risico wordt op de v^gnde wijze onden/angen In onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel de rentederivaten lo waarde zyjleff"afnemen bij verscheidene rentescenario's. Dit geeft een indicafie van de (maximaal ^p^enwachtê^Éfluil^tesbehoefte uit hoofde van collateral eisen. IShjging imariktr^nte ÖIX.aarjJedalingiDentji#rivaten|(ini€o[iln)}J 0,5% 110 1.0% ^ 220 1.5% 330 2,0% 440 2,5% 550 3 0% 660
Om te bezien of het fonds aan deze liquiditeitsbehoefte kan voorzien, nemen wij de meest liquide middelen in portefeuille in ogenschouw. Het gaat hierbij om het (eventueel) aanwezige ontvangen collateral (dat liquide beschikbaar is en niet herbelegd is), kortlopende euro staatsleningen met een AAA rating (zoals beheerd in een segregated account) en euro staatsleningen met een AAA rafing zoals die in de SGMF vastrentende waarden beleggingsfondsen waarin het fonds belegt, aanwezig zijn. Onderstaande tabel geeft de aanwezige liquide deelportefeuilles weer. |_^eschikbare liquide middelen Ontvangen collateral (beschikbaar in cash) AAA Euro staatsleningen - korte looptijd
iBedrag m € min < 19,1 133,8
42
Totaai
I
752,9
Uit deze tabel blijkt dat op zeer korte termijn er aan een liquiditeitsbehoefte kan worden voldaan die zou ontstaan bij een rentestijging van circa 0,70%. De liquide delen van de aandelenportefeuille zijn hierbij nog buiten beschouwing gelaten. Op grond van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het liquiditeitsrisico mag worden gekwalificeerd als beperkt en dus binnen het standaardmodel op nul kan worden gesteld. Concentratierisico Concentrafierisico houdt verband met het concentreren van bijvoorbeeld beleggingen in één beleggingscategorie. Het meest aansprekende voorbeeld hier is dat het totale vermogen in één aandeel wordt belegd. Een belangrijke aanname in het standaardmodel is dat de scfnar^^ytgaan van goed gediversifieerde portefeuilles van zowel beschikbare activa als voorzien^re verplichfir De beleggingsportefeuille kent een goede spreiding over beleggingscategorAn (aandelen,y3bligafies, vastgoed, hypotheken en grondstoffen). Binnen de beleggir^scategorieën i ^ r spreiding naar regio's en subcategorieën. Per subcategorie worden er portefeuill^^mengesteld Deze portefeuilles bestaan uit effecten van de betreffende beleggingscategorie en kennen en üi^fkende spreiding over titels, sectoren etc. Om het concentrafierisico te minimaliseren zijn w binnen depbeieggin^fcrdsen waarin belegd wordt richtlijnen opgesteld voor maximale afwijking^n'A^nM b e n c h i ^ ^ per.:^Étór/subcategorie en maximale omvang van beleggingen in één emittent. § z i e n het beleid om concentrafierisico te beperken achten wij dit risico zeer laag en wordt in het standaardmodel dit ^ ^ o op dit moment gelijk aan nul verondersteld. ^ ^ ^ s .
^ ^ ^ ^
Voor het fonds geldt dat v o ^ ^ beleggi^en exclusief vastgoed, hypotheken en commodifies SEI is aangesteld als fiduciair m a n ' ^ p ; ^ ^ ^ © , beleggingen, waarbij de feitelijke beleggingen gespreid zijn over meerdere speciaal hiervorS ^s-l^-cteerde vermogensbeheerders. Vandaar dat ook voor deze vorm van concentrafierisico kan'^orden gealludeerd dat dit risico als beperkt mag worden gekwalificeerd en blnRen het s'felaardmqyiel op nul kan worden gesteld. Operationeel risico ^ Operationeel risico Ifetreft het nsiccrfat ontstaat als gevolg van het falen of tekortschieten van interne processen, menselijke en tecnjpphë tekortkomingen en onvenwachte externe gebeurtenissen. ^^^^^^^ Voor het-fonds geldt^i:^! de complete uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed. De partijen waaraart^het fonds pfderdelen van de uitvoering van uw pensioenregeling heeft uitbesteed, p e n s i o e n a ^ ^ s t r a ^ ^ n Syntrus Achmea Pensioenbeheer, beleggingen aan SEI en Syntrus Achmea Real Estate^fe^Bce en beleggingsadministratie aan ITS, beschikken allen over een SAE 3402 verklaring met betrekking tot de beheersing van hun processen. Hiermee zijn voldoende waarborgen aanwezig om het operationeel risico als beperkt te mogen kwalificeren. Vandaar dat ook dit risico binnen het standaardmodel op nul kan worden gesteld. Toereikend vermogen Het toereikend vermogen, dat door het Bestuur wordt nagestreefd, is gelijk aan 100% van de som van de technische voorzieningen plus het hierboven aangegeven totale buffer S. De wijze waarop gereageerd kan worden op ontwikkelingen en de mate waarin dat effect zal hebben
43
Jaariijks laat het bestuur door de adviserend actuaris een analyse maken van de voornaamste bronnen van winsten en veriiezen van het fonds. Doordat jaariijks kostendekkende premie en de omvang van de toeslagen worden vastgesteld, kan het bestuur van jaar tot jaar zowel een directe bate als een directe kostenpost beïnvloeden. Verder zal het bestuur trachten bij het vaststellen van het beleggingsplan voor een komend jaar zoveel mogelijk in te spelen op de conjuncturele omstandigheden. Het premiebeleid is hiervoor omschreven. Daarnaast kan het bestuur zodra daar aanleiding toe is binnen de wettelijke mogelijkheden het beleggingsbeleid en in het bijzonder de beleggingsmix aanpassen. Het niet of niet volledig toekennen van de beleidsmatig gewenste toeslagen ^ 1 alleen ovenwogen worden indien de financiële positie van het fonds (te) dicht in de buurt van oe vereiste vermogen posifie komt in de zin van de Pensioenwet.. Jaarlijkse toetsing De toets in hoeverre het gevoerde beleid tot het gewenste resultaat leidt izal ten mmste jaariijks plaatsvinden aan de hand van de door het fonds en adviseurs Sgebrachtefapportages. Rapportages over de samenstelling van de beleggingsportefeuille en ovefcde befe^ng'^sultaten zullen bovendien per kwartaal plaatsvinden. Bij de beoordeling van de fiiigïfiele positi^an het fonds wordt uitgegaan van de regelgeving hiervoor binnen de Pensioenwet /J^RT De technische voorzieningen kennen een o n d ^ ^ ^ ^ d i e gelijk is aan de
goedgei^^ï^
Eind 2012 is het hers^^lan op basis van de actuele stand van zaken en venwachtingen geëvalueerd en hieruit isgebleken dat^ffet fonds, op basis van het beleid voor 2013 en de komende jaren, binnen de gestelde I aan het korte termijn herstelplan als aan het lange termijn herstelplan kan voldoen Toetsen In de beoordeling van de financiële situatie van een pensioenfonds speelt de vereiste solvabiliteit een belangrijke rol. Bij vereiste solvabiliteit staat de vraag centraal hoe groot het vereist eigen vermogen moet zijn om te voorkomen dat op enig moment de pensioenverplichtingen niet langer volledig gedekt zijn door de aanwezige beleggingen. De vereiste solvabiliteit van het fonds wordt door middel van de solvabiliteitstoets en de continuïteitsanalyse periodiek getoetst. De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
44
De gehanteerde technische voorzieningen zijn inclusief een voorziening voor toekomstige excassokosten. Jaariijks wordt getoetst of de omvang van het feitelijk aanwezige vermogen groter is dan het door het bestuur beoogd vereist vermogen.
45
De uitkomsten van prognoses en / of ALM-studie De gekozen uitgangspunten worden periodiek getoetst aan de hand van een wiskundig model van zowel de ontwikkeling van activa als de passiva van het fonds. In 2009 is een aanvang gemaakt met een nieuw ALM studie uitgevoerd, rekening houdend met de sterk gewijzigde economische omstandigheden. De resultaten hiervan zijn in 2010 beschikbaar gekomen en zijn onder meer gebruikt voor het opstellen van het beleggingsplannen sinds 2011. Ook is begin 2011 op basis van de economische inzichten van medio 2010 en de rentetermijnstructuur van ultimo boekjaar 2010 een continuïteitsanalyse uitgevoerd, waarbij is gestart met de geschatte dekkingsgraad ultimo boekjaar 2010. De situafie ulfimo boekjaar 2013 wordt nog steeds gekenmerkt door onzekerheden over de economische ontwikkelingen en de mogelijke impact op de regeling"^an het j a 2011 gesloten Pensioenakkoord. Medio 2012 is meer duidelijkheid ontstaan over de concrete invullinj||iogelijkheden van het Pensioenakkoord. Eind 2012 heeft staatssecretaris Klijnsma aangegeven d^^few meertijd nodig heeft om deze wijzigingen voor te bereiden. Inmiddels is de ojgfeerdatum van het wetsvoorstel voor het nieuwe FTK via 31 januari 2014 verschoven tot na 1 maa^014. Hierdc^ys het nog maar de vraag of nieuwe pensioencontracten en het nieuwe FTK riiet ingang 1 ^ ^ g i 2015 kunnen worden ingevoerd. Dit betekent dat de geplande nieuwe ALM f ^ f e w ^ ^ B m naar a^pren zal moeten worden geschoven. Wel zal het fonds in samenwerking met Cao-partij^de peri^^tot 2015 gebruiken om zich opfimaal voor te bereiden op een overstap r ^ ^ ^ e n nieuw perpioencor^^. De nieuwe ALM studie zal een van de middelen zijn die gebruikt zullenwirden bij de overgang naar een nieuw pensioencontract.
46
10 Ultbestedingpensloenbeheer De beheerorganisafie van het pensioenfonds is in handelen, procedures en kwaliteitswaarborgen transparant. Dit stelt het bestuur in staat te allen tijde inzicht te hebben in de wijze van uitvoering en de daarbij getroffen beheersmaatregelen. Het bestuur van een pensioenfonds is en blijft uiteindelijk verantwoordelijk voor zowel de beleidsformulering als de uitvoering. Voor de uitbesteding is, met inachtneming van de bepalingen van artikel 25 lid 1, sub c tot en met g van de Pensioenwet, in de loop van 2011 een uitbestedingsprotocol vastgesteld en ingevoerd voor nieuwe en verie^ng van bestaande uitbestedingstrajecten op het gebied van pensioenadministrafie en vermogensbeheer Het fonds voert de pensioenregelingen uit in eigen beheer. De operationeT^Mtvoering van de pensioenregelingen heeft het fonds uitbesteed aan Syntrus Achmea Pe^oenbehe^^toe Meern. De risico's met betrekking tot (de uitbesteding van) het pensioenbeheer zijn|geïdentificeerd en waar nodig afgedekt zodat het bestuur volledig 'in control' is. Om inzicht te krijgen in de risico's en de bijbehorende beheersmaatregelen heeft het fonds een risicobeheersingmodel opgesteld. Het risicobeheersingrrtodel geeft aanïop welke manier het fonds omgaat met risico's en risicobeheersing ten aëièien van - het (ui^^tede) beheer van de pensioenadministrafie. Uitbesteding De condities van de uitbesteding kijn vastgelegd W ' een overeenkomst. In de pensioenbeheerovereenkomst zijn o ^ ^ m e e B g volgende elementen verwerkt: • Vastgelegd zijn de specifieke werküfmheden die Syntrus Achmea Pensioenbeheer verricht voor het fonds in de Dienstenc^^ogus. • Voor de belangrijkste diinsten zijn tc\,ens kwantitafieve serviceafspraken gemaakt en in de overeenkomst vasl^^gd H^^stuui" lÉSrdt penodiek gerapporteerd over de wijze waarop Syntrus Achmea Pensioenbeheer deze serviceafspraken nakomt. Daarnaast zijn procedures overeengekomen ïndien d ^ m ö f i e zich voordoet dat bepaalde serviceafspraken niet kunnen worden nagekomen. • Voor de volgende .^cessen zijn kwalitatieve KPI's vastgesteld waarover wordt gerapporteerd:
O l^^^^^£'w^^^^^^^^en
• •
•
•
O Piemievrije de^em^^^^rbeidsongeschiktheid O T^kenning pe^penuitkeringen O C^^^ensinwin^p en facturafie Syntru^^^^^^^feioenbeheer verplicht zich deze werkzaamheden op een efficiënte, zorgvuldige en professi^^^^&nier uit te voeren. Syntrus Achmea Pensioenbeheer verplicht zich tot geheimhouding van de gegevens van het fonds en verklaart in te staan voor de deskundigheid en de betrouwbaarheid van het personeel dat met de uitvoering van de werkzaamheden wordt belast. Syntrus Achmea Pensioenbeheer verplicht zich de boekhoudkundige venwerking en verantwoording uit te voeren volgens in Nederiand algemeen aanvaarde grondslagen voor waardering en resultaatbepaling. Syntrus Achmea Pensioenbeheer wordt last en volmacht verieend om al datgene te doen wat in het belang van het fonds en voortvloeiende uit de haar opgedragen taken gewenst, nutfig of noodzakelijk wordt geacht.
47
Het bepaalde in deze overeenkomst dient als kader voor de werkzaamheden die Syntrus Achmea Pensioenbeheer voor het fonds uitvoert. Binnen deze kaders heeft het fonds nader invulling gegeven aan de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd en de beleidslijnen waarbinnen dit dient te gebeuren. Ook heeft het bestuur aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer specifieke bevoegdheden verieend bijvoorbeeld bij de uitvoering van het pensioenreglement. Deze besluiten zijn vastgelegd in de verslagen van de vergadering van het bestuur en nadien ook in de historische leidraad van het fonds. Deze leidraad kan worden geraadpleegd door de bij de uitvoering betrokken medewerkers van Syntrus Achmea Pensioenbeheer. Tevens heeft het fonds in het najaar van 2011 een uitbestedingsprotocol vastgesteld Deze is recentelijk geactualiseerd en luidt als volgt: Definities drijven, Het fonds: de Sfichfing Bedrijfstakpensioenfonds voor de M e u ^ ^ ^ s l n e en>Meubilerirï Uitbesteden/uitbesteding: het onderbrengen van een nieuw b^fesproces of activiteit die ehoort bij de uitvoering van de pensioenregeling van het fonds naarden e/tern bedrijf Belanghebbenden: de bij het fonds betrokken deelnemers, ^%°^ezen deelnemers andere aanspraakgerechfigden, pensioengerechtigden en^^fecgevers.^ Uitbestedingsrelatie: de onderneming aan wie het faids heeftéitbesteed Overwegingen om te komen tot eej ddiri^belcid: Bij het fonds is de uitvoering van een ital pensioenregi^^^^ffaergebracht. Een deel van de bedrijfsprocessen en -activiteiten dat no( [ is voor deze u i t v o ^ ^ ^ s uitbesteed aan anderen. Aan de uitbesteding van deze w^teaai Iden zijnrisico'^pverbonden. Het fonds moet en wil zicht hebben op deze risico's van uitbél^ing en wil zorgen voor een permanente beheersing van aan uitbesteding verbonden nsico s. • Het fonds acht het daarom van belang dat op vo^rand de criteria worden vastgesteld die bij de selectie van de u i t b e s t e d i n ^ ^ ^ ^ geiden en dat de normen zijn vastgelegd die bij de bewaking van de kwaliteit van de uitvoerTr^/an de uitbeïlede werkzaamheden gelden. Aldus overwegende heeft heti Stuur^^ volgende uitbestedingsbeleid vastgesteld. 3. Doel van het beleid In de statuten van het fonds is het i i\ van het fonds geformuleerd. Het bereiken van deze doelstelling en de belangen van de belanghebb Iden mogen door de uitbesteding niet in gevaar komen. 4. Reikwijdte va hetWTéid Het uiAstedingsbeleil van toepassing op structurele uitbestedingsrelaties die het fonds aangaat na ingang van dit uitbest^ gsprotocol. 5. Ultgan§^^ten bij uitbesteding • Het fonds gaat over tot uitbesteding van bedrijfsprocessen en/of -activiteiten indien hierdoor de bedrijfsvoering van het fonds effectiever en efficiënter wordt. • Structurele aandacht, goede afspraken met de uitbestedingsrelatie en tijdig optreden zijn voor het fonds voonwaarden voor de uitbesteding van werkzaamheden. • Uitbesteding veriegt de plaats van uitvoering van werkzaamheden, maar niet de eindverantwoordelijkheid daarvoor. Die blijft altijd bij het fonds. O Het fonds behoudt te allen tijde de volledige zeggenschap over de uitbestede werkzaamheden en heeft te allen tijde de mogelijkheid om wijzigingen aan te brengen in de wijze waarop de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden geschiedt.
48
Het fonds houdt zich bij de uitbesteding aan de daarvoor geldende wet- en regelgeving en ziet er op toe dat ook de uitbestedingsrelatie zich houdt aan de wet- en regelgeving die voor de uitvoering van de uitbestede werkzaamheden geldt. Het fonds selecteert een uitbestedingsrelafie op basis van objecfief vast te stellen criteria zoals kwaliteit, prijs en marktconformiteit. De uitbestedingsrelafie voldoet aan de in dit document gestelde criteria. Het fonds laat zich bij de selecfie zo nodig bijstaan door een onafhankelijke adviseur. Het uitbestedingsbeleid wordt periodiek getoetst. Niet uitbesteed worden bestuuriijke taken en werkzaamheden, zoals het vaststellen van (dagelijks) beleid en het afleggen van verantwoording daarover. Werkzaamheden worden niet uitbesteed als dit de verantwoordelijkheid van het fonds voor de organisatie en beheersing Adrijfsprocessen en het toezicht daarop kan ondermijnen of als dit een belemmering kan vormenleer een adequaat toezicht op de naleving van de pensioenwet- en regelgeving. 6. Risicoanalyse Het proces van uitbesteding wordt betrokken in derisicoanalysedi
n^^kuitvoert bij wordt in ^ landacht de risicoanalyse aan de afzonderiijk besteed. In derisicoanalyse is minstens uitbestede opgenomen:bedrijfsprocessen of -acti/iteiten ap; • een beschrijving van de uit te besteden of uitbestede be^ffsproCessen of -activiteiten; • eenrisico-inschatfingdat de juiste keuze in de uitbe^^igsrelatie \ M ^ t of is gemaakt; • een risicoanalyse van de financiële en niet-financiële risico's,j4ie verbojiden zijn aan de specifieke uitbesteding. 7. Criteria voor de selectie van een uitbestëamgsre, De uitbestedingsrelatie voldoet minstens aan fe volgende crite • •
•
•
de duurzaamheid in het voortl^toan'^kgewaarborc^door een algeheel financieel gezonde toestand en een goede administratieve i-n interne orga^pfie; voor zover het de uitbesteding van het veffnogens^ffieer en de pensioenadministrafie betreft, beschikt over een SAS O verklann i t | e I en II / ISAE 3402 verklaring of daaraan gelijkwaardige certificeringen; — beschikt over de kwaliteiten di- vof-i et-n g^^^uitvoering van de uitbestede bedrijfsprocessen of acfiviteiten n^^g zijn en voldoet aan eventuele door het fonds specifiek gestelde kwaliteitsaancBlingen; voert een per^eelsbeleid dat erop gericht is kwalitafief goed personeel te werven dan wel aan zich • g ^ ^ ^ B e uitvoering van de uitbestede bedrijfsprocessen en - activiteiten de l^liteïren co zijn gedurende de eriii^^^m uitbesteding gewaarborgd; jge certificeringen en/of vergunningen; beschikt over de h e e ^ ^ n gedragsi e en een integriteitregeling ingevoerd en - indien van toepassing op het type Üe uitbestedingsrelatie - heeft een beloningsbeleid vastgesteld dat in onder%"^ng v Ts met de daarvoor geldende wet- en regelgeving of de door de toezichthoudende overeens' instanfie gestelde eisen of normen; heeft voorzien in een proces van confinue bijwerken van "back-ups" van bestanden en mutaties daarin en in een adequaat noodsysteem bij onvoorziene omstandigheden; stelt het fonds periodiek en zo nodig onmiddellijk in kennis van alle relevante informafie; stelt zich te allen tijde bereikbaar op en is op het hoogste niveau aanspreekbaar; verstrekt voor zover relevant de toezichthouder alle relevante informatie; biedt de toezichthouder de mogelijkheid om onderzoek ter plaatse te doen ofte laten doen.
8. Waarborgen en normen voor de kwaliteit van uitbesteding De kaders waarbinnen de werkzaamheden zijn uitbesteed. zijn vastgelegd in uitbestedingsovereenkomsten. Het fonds ziet er gedurende de gehele periode van uitbesteding op toe 49
dat blijvend wordt voldaan aan de criteria die bij de selectie van de uitbestedingsrelafie golden. Een gedetailleerde beschrijving van de uitbestede werkzaamheden ten aanzien van de pensioenadministrafie en vermogensbeheer, is nader vastgelegd in een dienstverieningsovereenkomst, de Service Level Agreement (SLA). In de SLA zijn ook de uitbestede werkzaamheden gekoppeld aan specifieke kwaliteitsnormen, serviceniveau, gestelde termijnen en de overeengekomen sancfies wanneer niet aan de gestelde normen is voldaan. Ten aanzien van specifieke werkzaamheden (pensioenbeheer, vermogensbeheer, vastgoedbeheer, custodian) kunnen te leveren prestafies nog nader in de bijlagen van de SLA omschreven zijn. In de SLA zijn In ieder geval opgenomen: • bepalingen over de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften of andersoortige voorschriften op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens en andere^touwelijke'^^i/ens; • bepalingen over de beveiliging van de bestanden van het fonds, de toegarg tot de^^^tanden en de in verband daarmee afgegeven en af te geven autorisaties» • bepalingen over de omstandigheden waaronder de uitbe^^fcg beeinaigd kan worden en de waarborgen tijdens en na de beëindigingsfase ten a a n ^ ^ v a n i^^^^pHt en kwaliteit, de financiële gevolgen en alle overige aspecten die voor de uitering van "tf^ uitbestede werkzaamheden relevant zijn. Het fonds toetst periodiek of de wijze waaro^^^^beste^bedrijfsproceteen en -activiteiten worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met c ^ ^ ^ ^ ^ R e afstaken. De^fdetsing gebeurt door: • monitoring door periodieke audits bij of ^Krekken met de difbesteJRigsrelafie; • periodieke rapportage(s) door de uitbest^^igsrelatie; • voor zover de uitbestede werkzaafiïj^deriliet vakterrein véii de actuaris en/of accountant raken, het betrekken in de toetsing van het ^^ag'^knie actuaris^en de verklaring en het verslag van de accountant; W • periodiek overieg tussen de uitbestedingsrelafie en de namens het bestuur gemandateerde(en) van het fonds. ISAE 3402 Het bestuur veriar^fvan al h a ^ ^ ^ a n ^ ^ g t e , vaste leveranciers een certificering ISAE 3402 Type I en II verklaring. I S A ^ ^ 0 2 staat v o ^ ^ t e n ^ R n a l Standards for Assurance Engagements nr. 3402, een certificerin^^iet betrekking tot de procesbeheersing in diënstverienendë organisafies. De dienste/i^rtH^iis beschrijft de administrafieve organisafie. Het ISAE-rapport is een uitgebreide rappo^^e waarin gedetailleerd inzicht wordt gegeven in de wijze waarop de organisafie de kwaliteit van d&ienstveriening waarborgt. Per afgesproken dienst zijn beheersdoelstellingen en -maatregelen vastg^^d De externe accountant verklaart dat de beheersmaatregelen in opzet toereikend zijn om de beheersdoelst^^^^ te bereiken. Bovendien wordt geconstateerd dat de maatregelen op de peildatum ook daadwerkelijk bestaan (type I). Voorts verklaart de externe accountant dat de maatregelen niet alleen op zeker moment van kracht waren, maar ook feitelijk gedurende de controleperiode van minimaal een half jaar hebben gefunctioneerd (type II). Syntrus Achmea Pensioenbeheer, Syntrus Achmea Real Estate & Finance, SEI en ITS kennen allen een ISAE 3402 Type II verklaring.
50
Premieheffing Het bestuur stelt, tenzij van tevoren anders aangegeven, jaariijks aan het einde van het jaar de verschuldigde premie voor het daaropvolgende jaar vast. De totale premie (werkgeversdeel en werknemersdeel) wordt geïnd bij de werkgever. De premie is door de werkgever maandelijks achteraf verschuldigd en dient binnen 10 dagen na afioop van de maand te zijn voldaan. Indien de werkgever in gebreke blijft, wordt hij eerst aangeschreven alsnog te betalen en bij het uitblijven van de betaling gemaand te betalen. Het fonds zal, in het geval dat de werkgever in gebreke blijft de (maand)premie( jaarpremie ineens vorderen.
ig te voldoen, de
De werkgever dient alle bescheiden aan het fonds te overieggen op grond »/aa deelnemergegevens en inning van de premie kan worden gerealiseerd
registratie van de
Rapportages Aan de hand van rapportages omtrent de hoogte van de pre^^aststell^^en het veriööp van de premie-incasso, het aantal openstaande posten, aantal u%egafie en afgewikkelde dwangbevelen, overzichten van nieuwe nominatieve faillissementen wordt het incass(^"fe
P.A. de Bruijn - Nooteboom voorzitter
G.H. Nieuwehuis loco-voorzitter
Bijlage A Gehuwdteidsfrequentië BijlageB: Verklaring inzake Beleggingsbeginselen Bijlage C: Samenvatting Financieel Crisisplan Bijlage D: Invulling (integraal) risico management
51
Bijlage A Gehuwdheidsfrequenties
52
leeftijd 18 19 20
^mannen 0,01 0,08 0,15
vro,uwen 0,01 0,08 0,15
21 22 23 24 25
0,22 0,29 0,36 0,43 0,50
0,22 0,29 0,36 0,43 0,50
26 27 28 29 30
0,54 0,58 0,62 0,66 0,70
0,54 0,58 0,62 0,66 0,70
31 32 33 34 35
0,74 0,78 0,82 0,86 0,90
0,74 0,78 0,82 0,86 0,90
36 37 38 39 40
0,90 0,90 0,90 0,90 0,90
0,90 0,90 0 0 0
41 42 43 44 45
0,90 0,90 0,90 0,90 0,90
0 0 0 0 0
46 47 48 49 _ ' 50 51 52 53 54 55
0,90 ^ 0,90^ 0,90 0,9C 0,90^
r,-*
56 57 58 59 60
0,90 0,90 0,90 0,90 0,90
0,90 0,90 0,90 0,90 0,90
61 62 63 64 65
0,90 0,90 0,90 0,90 1,00
0,90 0,90 0,90 0,90 1,00
o;90 0,90 0,90 0,90 0 90
d " 0 0 0,__
0 90 ^0,9:... 0,90 0,90 0,90
53
Bijlage B Verklaring Inzake de beleggingsbeginseien Deze 'Verklaring inzake de beleggingsbeginselen' ('Verklaring') beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten van het beleggingsbeleid van het fonds. I.
Doelstelling
De doelstelling van het beleggingsbeleid is het behalen van een opti termijnrendement ten behoeve van de (gewezen) deelnemers in het pensioenfq
nominaal lange
Het bestuur bepaalt welke risico's het fonds bereid is daarbij te aanvaarden, met inachtneming van de opbouw van het deelnemersbestand, de vereiste solvabiliteit en de wer^^Jjheid van'^teele premies. Medio 2014 rondt het bestuur een integrale herijking van de doelstellingen fonds af. II
voor het
Organisatie
Be/egg/ngsproces Onder beleggingsproces wordt verstaan het geheel van regels dat ziet op ïe voorbereiding en de uitvoering van het beleggingsbeleid en het beheer van de beleggingen Rol bestuur en beleggingscommissie in H/egg/ngsprocf s Het bestuur is eindverantwoordelijk voor gehele bel^fcingsproces, en neemt beslissingen van beleidsmatige en strategische aard. Deze bèsTis^ingen wortM voorbereid door de beleggingsadviseur. Deze brengt beleggingsadviezen uit aan ^beTe^ngsco^^Ksie. De béieggingscommissie bestaat uit bestuursleden die blijk hebbe|bgegeven va^eskündiyheid op het gebied van beleggingen of financiële markten. _ _ Rapportage en vera De vermogensbel^^ers bH kwartaal verslag uit aan het bestuur verslag over de wijze waarop het beleggingsplan wordfüitge'ö en van de behaalde beleggingsresultaten en de gelopen nsicos. De b^^Tng^ommüsie en het bestuur leggen ieder jaar in de jaarrekening en het jaarverslag veranSording af ovei liet door hen gevoerde beheer van het pensioenvermogen en geven inzicht in de fin^iële toestan^^n het fonds. Om over ijgaflian^B^e cijfers te beschikken, heeft het fonds beleggingsarfministratie te voeren en de performances te berekenen.
ITS aangesteld
om de
Integraal financieel- en risicobeleid Het fonds geeft op integrale wijze, met inachtneming van alle sturingsinstrumenten waarover het fonds beschikt, inhoud aan het flnanciële en risicobeleid van het fonds. Hierbij bestaat een functioneel onderscheid tussen sturing (ex ante risicomanagement), risk control en (intern) toezicht. In het kader van de sturing wordt het beleggingsbeleid periodiek, met een jaariijkse update, in samenhang met de overige financiële sturingsinstrumenten geanalyseerd tegen de achtergrond van verschillende economische scenario's. Belangrijk analyse-instrument hierbij is het Asset Liability Management (ALM), waarbij ontwikkelingen in de beleggingen en verplichfingen in hun onderiinge samenhang worden beschouwd.
54
Be/egg/ngsp/anne/i Het fonds maakt onderscheid tussen het strategisch (meerjaren) beleggingsplan en het jaariijkse beleggingsplan (met normportefeuille). Het bestuur stelt de beleggingsplannen vast. Strategisch beleggingsplan Het strategisch beleggingsplan neemt als uitgangspunt de relafie tussen de bezittingen en de verplichtingen van het fonds. Het bevat de belangrijkste beleggingskeuzes die het fonds moet maken, te weten: • de gewenste vermogenssamenstelling ('strategische allocatie') naar beleggingscategorieën. Het risicoprofiel van deze vermogenssamenstelling wordt geanalyseerd in het licht van alle rechten én verplichfingen op fondsniveau, zowel op korte als op lange termijn; • de rendementsdoelstelling per beleggingscategorie, tot uitdrukking g e ^ ^ y in één of meer vergelijkingsmaatstaven ('benchmarks'); • in hoeverre het fonds bereid is de feitelijke beleggingsportefeuille (tijdelijk^ te laten afwijken van de strategisch gewenste portefeuille; • het valutabeleid. Bij de samenstelling van het strategisch beleggingsbeleid, is het fonds uitgegaan van de resultaten uit de meest actuele ALM studie. In maart 2014 is een nieuwe^^p/l-stüdte in het kader van het IRM-traject gestart. Hierna treft u de ALM-portefeuille aan (zoals deze tijdens de ALM-ü^date 2 0 ^ 1 ^ gebruikt): Categorie Vastrentende waarden Aandelen Euro Aandelen UK Aandelen US (hedged) Aandelen Japan (hedged) Aandelen Pacific excl. Japan Aandelen opkomende markten Onroerend goed Hypotheken Grondstoffen
Aandeel ^47,00% 13,65% ' 3,41% 7 44% 2^ % O 62% 3 ^% 11 m% 10 00% 1 00%
Totaal
100,00%
Jaarlijks beleggingsplan Het j ^ l i j k s e belegg^splari" met de normportefeuille zet uiteen op welke wijze het fonds in het desbeSeffende jaar uitvoering zal geven aan het strategisch beleggingsplan. Deskundig Het fonds draagt er zorg voor dat het in alle fasen van het beleggingsproces beschikt over de deskundigheid die vereist is voor: • een opfimaal beleggingsresultaat; • een professioneel beheer van de beleggingen; en • de beheersing van de aan beleggingen verbonden risico's. Scheiding van belangen Bij de uitvoering van het beleggingsplan wordt gewaakt voor belangenverstrengeling. Met het oog daarop is het bestuur gebonden aan een gedragscode. Jaariijks verklaart elk bestuurslid: • een gedragscode van het fonds te hebben ontvangen en van de inhoud daarvan te hebben kennisgenomen: • dat de gedragscode van het fonds op hem van toepassing is; 55
» dat hij het bepaalde in de gedragscode van het fonds zal naleven en de verplichtingen uit hoofde van die regeling zal nakomen; • ervan op de hoogte te zijn dat niet naleving van een of meer bepalingen van de gedragscode van het fonds kan leiden tot sancties, deze sancfies kunnen variëren van een waarschuwing tot ontheffing van het bestuurslidmaatschap, onveriet een eventuele eis tot schadevergoeding en het doen van aangifte bij de justitiële autoriteiten; • dat de gedragscode van het fonds op hem van toepassing blijft tot zes maanden na de datum met ingang waarvan betrokkene niet meer behoort tot de in hoofdstuk III genoemde doelgroep van de gedragscode van het fonds Markt-, krediet- en operationeel risico Voor de generieke sturing van het mismatchrisico zijn de 'exposures' naar de strategische assets in de beleggingsportefeuille van groot belang. Specifieke sturing op marktrisico's & i n d t ^ ^ ^ met behulp van onder andere standaarddeviatie, tracking error en 'value at risk' (VAR) ^|hodieken. Voor kredietrisico's wordt gewerkt met exposure limieten en credit rafings Voor de beheersing van oper^^ele risico's is een aantal maatregelen geïmplementeerd.
Ill
Uitvoering
"Prudent person" Bij de uitvoering van het beleggingsplan staat de "prudent person -regel centraal. De "prudent person"regel rust op de volgende pijlers: O deskundig vermogensbeheer; • de acfiva worden belegd in het belang van de (gewezen)^^^emers, • de acfiva worden zodanig belegd dat d^piligheid, de kwaliteit de ffquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel wordt gewaar^gd; dit betel^^ d a t ^ t risico- en rendementsprofiel van de totale portefeuille steeds afgestemd möet zijn op de ver|)lichtingenstructuur van het fonds, en dat de beleggingen voldoende moeten zijn gespreid (diversifil^ie). Beleggingsvrijheid "1.~ Het fonds beoordeelt elke belegging zuiver op grond van risico- en réndementsovenwegingen. Volgens de "prudent p e r s o ^ ^ ^ ^ ^ ^ d a l ^ ^ o p voo^md geen enkele afzonderiijke beleggingscategorie, bèieggingsinstrument b e l ^ ^ ^ s t ^ M e k uit te sluiten, omdat steeds wordt gekeken naar het effect van de belegging op de totale p^pfeuilleJnjelafie tot de verplichfingenstructuur. Het f o n ^ ^ ^ ^ ^ b ^ ^ e r noch ajerszins een zodanige verantwoordelijkheid aanvaarden voor een onderne'^^^fivitelt dat daaruit epn niet beoogde verplichting tot additionele vermogensverstrekking kan voortvloeien. Uitbest^ng De bele^^Men ter u^fcring van het beleggingsplan komen tot stand via uitbesteding aan derden die daartoe door het fonds zijn gecontracteerd. Op deze wijze wordt optimaal gebruik gemaakt van de beschikbare de^^digheid, schaalvoordelen en flexibiliteit. De selecfie van vermogensbeheerders en de beoordeling van hun prestafies vinden plaats op basis van objecfieve criteria. De gemaakte afwegingen en de daarbij gehanteerde argumenten blijken uit een systematisch opgebouwd selectie- en evaluatiedossier. Voorts beschikt het fonds over afdoende controlemechanismen om uitbestedingsrisico's te beheersen.
Kosfen Bij de uitvoering van het beleggingsplan maakt het fonds geen andere kosten dan die welke redelijk en proportioneel zijn in relatie tot de omvang en de samenstelling van het belegd vermogen en de doelstellingen van het pensioenfonds.
l/l/iaarder/ng 56
De beleggingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde, aangepast met de daaraan toewijsbare vorderingen, schulden, transitoria en liquide middelen. Indien mogelijk wordt de beurswaarde als actuele waarde gehanteerd. ITS zorgt voor een onafhankelijke waardering van die beleggingen waar dat mogelijk is.
57
Grenzen aan beleggingsvrijheid Het fonds werkt uiteraard niet mee aan een beleggingstransactie die bijvoorbeeld op grond van het internationale recht, verboden is. Voorts onthoudt het fonds zich van een belegging: • indien daardoor strafbare of moreel verwerpelijke gedragingen worden bevorderd; • indien de belegging - zo zij zou worden verricht - in onmiddellijk verband staat met een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden. Daarnaast sluit het fonds beleggingen in controversiële wapens en clustermunitie uit. Verder wordt via F&C reo een engagement beleid gevoerd om beleidsveranderingen bij bedrijven te bewerkstelligen. Verantwoording ^ " Het fonds is zich bewust van de maatschappelijke rol die het als belegger vervult. Die rol dwingt het fonds tot grote zorgvuldigheid in zijn handelen. Het fonds is te allen t i j d e ^ ^ i ^ ^ ^ n t w o o r d i n g af te leggen over zijn beleggingsgedrag.
58
Bijlage C Financieel crisisplan Wat is een crisisplan? ln een crisisplan legt het bestuur van Bpf Meubel vast hoe het handelt als het fonds in een crisissituatie komt. Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die een fonds op korte termijn zou kunnen inzetten, indien de dekkingsgraad zich bevindt of zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling® van Bpf Meubel in gevaar komt of lijkt te komen. Het bestuur van Bpf Meubel is met dit plan voorbereid op mindere tijden. Voor het financieel crisisplan is een separaat document opgesteld. Voor nadere informati^enwijst het bestuur u naar dit document
Verschil tussen crisisplan en herstelplan Een herstelplan is uitsluitend gericht op het weer op peil brengen van de dekkingsgraad. Een crisisplan is, anders dan een herstelplan, juist niet uitsluitend gericht op het weer op peii brengen van de dekkingsgraad. Een fonds beschikt bij voorkeur over een crisisplan ook in situaties waa^^^^een noodzaaT< is een herstelplan op te stellen. Een fonds definieert een calamiteit als een situatie die zich'^oürdoet bij ze^grote flu^^ties op financiële markten. Ongeacht het niveau van de dekkingsgraad vóór of na deze fflictuatie is sprake van ^^crisissituatie. In dat geval treedt een crash scenario procedure in werking > Dit crisisplan geeft aan in welke situaties of bij welke kritieke situaties m Het bestuur van Bpf Meubel maatregejen neemt . .5-
I
a Wat de aard van die maatregelen is 1 m Hoe de maatregelen concreet en materiele vorm krijgen (besluitvormingsproces en informatieproces) m Hoe de maatregelen wordextu^evoerd Bij het opstellen van heL pjgn heift iiet b e s t u t * ^ ^ ^ nadrukkelijk aandacht besteed aan een evenwichtige belangenafweging van alle betrokkenenlÈi|het nemen van maatregelen.
Negen vragen ln dit c^pptan geeft hetbestuur een antwoord op de volgende vragen: 1. \/\^meer is er sprake van een cnsis? 2. Bi^fclke dekkingsgraad kan Bpf Meubel er zonder korten niet meer uitkomen? 3. Welke maatregelen staan ter beschikking? 4. Hoe ^Histjsch is de jnzet van die maatregelen? 5. Wat is het financiële effect van de maatregelen? 6. Op welke wijze rekening wordt gehouden met evenwichtige belangenafweging? 7. Hoe en wanneer wordt met belanghebbenden gecommuniceerd in een crisissituafie? 8. Hoe werkt het besluitvormingsproces? 9. Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het crisisplan vormgegeven?
1. Wanneer is er sprake van een crisis?
6
Het fonds heeft als doelstelling de deelnemer, gepensioneerde en overige belanghebbende te beschermen tegen geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden 59
Om vast te kunnen stellen of sprake is van een crisissituatie, onderscheidt het bestuur de volgende kritieke situaties:
a. b. c. d. e.
De dekkingsgraad op maandbasis daalt of dreigt te dalen met meer dan 5% De dekkingsgraad daalt of dreigt te dalen onder het niveau van het vereist vermogen Lange termijn herstel is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen De dekkingsgraad raakt of dreigt onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermpgen te raken Korte termijn herstel is niet meer mogelijk zonder aanvullende maatregelen of korten
In bovengenoemde gevallen zullen de voorzitter en secretaris van het fonds in samenspraai? met de fondsmanager van Syntrus Achmea Pensioenbeheer vaststellen of er sprake is van een crisissituatie Als er op grond van een (continuïteits)analyse, voldoende potentieel aanwezig is om binnen de wettelijke tel^nen de^ekkingsgraad boven het vereist vermogen te doen uitstijgen, dan vindt het bestuur dat er geen sprake is |an een crisis
2. Bij welke dekkingsgraad kan Bpf Meubel er zonder körten niet ^^'^ uitkomen? De volgende tabel geeft de kritische dekkingsgraden eind 2013 weer die bij ^Verschillende standen van de marktrente en het venwachte beleggingsrendement noodzakeÉ^^ijn om binnen di^^ttelijke hersteltermijn van drie haar (dus eind 2016) een dekkingsgraad van 104,3% (MW^fcaliseren Wijziging rendement ( • ) / m a r k t r e n t e (• )
-2,0%
-1,5%
-1,0%
0,5%
0,5%
0,0%
-2,0%
9%
-1.5%
1,0% 9
1,5%
2,0%
•f%
101,3"
~ ^ 9 5 6%
« 7 11
,4%
99,8%
94.2%
Ohr'
,0%
98,5%
-0.5%
92.6%
94
97,1%
0,0%
91 5%
O 5%
90.3%
92 3'/ 91 '
,7% ,3% .0%
94,3%
1,0%
9
,7%
93,0%
1,5%
89.0% 87.r%
e f
.4%
91,7%
2,0%
86.5%
l
• ,1%
90,S%
-1,0%
'
95,7%
Bovenstaande tabel geeft aan dat de ^^ingsgraad eind 2013 gelijk zou zijn geweest aan 90,2% het fonds bij een nieuwe situatie van dekkingstekort o p ' ' ^ f e van het bestaande beleid zonder aanvullende maatregelen (lees kortingen) de dekkingsgraad binnen een perio^n/an 3 jaar weer zou kunnen herstellen naar het MW.
3. W^êtrSregelen staan ter beschikking?
. • •. '
De volgeode tabel geeft alle mogelijke crisismaatregelen weer. In beginsel zullen de maatregelen tijdelijk worden ingezet •3J5)gËQjC-M-i
i=»jpffl-».fl'.Yiit.*.. •. bidaUaiUiiBEP
1''=*-'-^ '"^
bevoegdheid bestuur
Beleggingsbeleid aanpassen
n Vt
nVt
Toeslagbeleid aanpassen
Deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en andere aanspraakgerechtigden
Laag bij een relatief slechte flnanciële situatie. Hoog bij een (relatief) goede flnanciële situatie
bestuur
Premie verhogen
Deelnemers en werkgevers
Laag in termen van herstel op korte termijn.
Het bestuur voor reguliere premie.
60
Nihil in termen van herstel op lange termijn. Hogere of lagere premie leidt tot hogere resp. of lagere toeslagen.
Cao-partijen voor feitelijke premie.
61
Versoberen regeling -veriagen opbouwpercentage
Deelnemers
- verhogen franchise
Deelnemers
- veriagen maximum pensioengevend salaris
Deelnemers
Laag in termen van herstel op Cao-partijen korte termijn. Nihil in termen van herstel op lange termijn. Hogere of lagere opbouw leidt tot lagere resp. hogere toeslagen Nihil omdat niet alleen d e ^ ^ Cao-partijen aanspraken worden verlaagd, maar dit ook g e p a a ^ ^ ^ t met een lagere prerme ^ao-partijen Nihil omdat n i ^ ^ ^ M de aansprake^^^^^^gaagd. maar dit ^ ^ ^ e p a a r d ^ ^ t met een i ^ ^ ^ p r ^ ^ ;
- nabestaandenpensioen op risicobasis
Deelnemers
- verhogen ouderdomspensioenleeft ijd
Deelnemers
Pensioenaansprakefi en pensioenuitkeringen korten
Deëtaemers gewezen deelq^mers, gepensiorieerden en andere aanspraakgerechtigden
^'^^^^
^^^^^
\ ^ ^ ^ ^ alleen e^^;t voor deelnemer^et ^ ^ a l a r i s ^gger dati^p nieu\^^k ^fc,mum ^ Nihil, omdat v a n ^ ^ 1 2 het n a b e ^ ^ ^ e r | ^ p o e n al volledig op nsicobasis is. Ger^kJelc^Wermen van hers^op korte termijn. Nihi^ptermen van herstel op ^^^Kermijn. ^^^^oging van de pensioendatum leidt tot hogere toeslagen Hoog
4. Hoe realistisch is de inzet van die maatregelen?
Cao-partijen Cao-partijen
bestuur
•
Het aanpassenvan hefbeleggingsbeleid is zeer goed mogelijk. Dit geldt ook voor het verlagen van de toeslagen voor deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden. Dit is immers staand beleid en volledig de bevoegdheid van het bestuur. Verhoging van de premie is afhankelijk van de omstandigheden in de branche en het draagvlak voor premieverhoging bij Cao-partijen. Dit geldt eveneens voor het versoberen van de regeling, waarbij het bestuur het verhogen van de franchise, de maximering van de pensioengrondslag en het verhogen van de pensioenleeftijd op tijdelijke basis niet realistisch acht gezien veranderingen in de solidariteit of de complexe gevolgen voor administratie en communicatie. Het bestuur heeft tot slot de bevoegdheid om de uitkeringen en aanspraken te korten, waarmee dit een realistische noodmaatregel is.
5. Wat is het financiële effect van de maatregelen?
62
Een indicatie van de effecten staan in de tabel met een overzicht van de beschikbare maatregelen. Voor een nadere indicatie ven/vijzen wij graag naar hiervoor opgenomen samenvatting. Het bestuur heeft besloten tot de volgende prioritering: a.
Als de dekkingsgraad op maandbasis met meer dan 5% daalt of dreigt te dalen, dan zal het bestuur: a het beleggingsbeleid aan passen als hier aanleiding toe is.
b.
Als de dekkingsgraad daalt of dreigt te dalen onder het niveau van het vereist vermogen, zal het bestuur: • het beleggingsbeleid aanpassen als hier aanleiding toe is. B deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en andere aanspraakgerechtigden geen toeslagen verienen B een langetermijnherstelplan opstellen.
c.
Als lange termijn herstel niet meer mogelijk is zonder aanvullende maatregelen zal het bestuur m deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en andere aanspraakg^echtigden g^^toeslagen verlenen a Cao-partijen de effecten van een (tijdelijke) verhoging v^^ppremie en een (tiidelijke) versobering van de regeling aangeven en Cao-partijen verzoeken een beslu^erover te nemen
d.
Als de dekkingsgraad raakt of dreigt onder het niveau van l^et miiSimaal vereist ei^n vermogen te raken, zal het bestuur: j^^^^fc'^^^ P' a deelnemers, gewezen deelnemers, gepension^Men en andere aanspraakgerechfigden geen toeslagen verienen a het beleggingsbeleid aanpassen als da^^anleiding toe i ^ B Cao-partijen indien noodzakelijk-dfe effect^van een itijdelijl^e) verhoging van de premie en een (tijdelijke) versobering van de regeling aangetaSn^n Cso-partijen verzoéken een besluit hierover te nemen, e een kortetermijnherstelig^ opstellen
e.
Als korte termijn herstel niet mêöiidnogelijk is zonder aanvullende maatregelen of korten, zal het bestuur: • deelnemers gewezen deelnetuirs. gepensidh^rden en andere aanspraakgerechtigden geen toeslagen verienen • Cao-partijen de effecten varr^een (tijdeijke) verhoging van de premie en een (tijdelijke) versobering van de regeling aangaven en Cao-partijen verzoeken een besluit hierover te nemen. T! besluiten tot^^ten van de aansjDraken en uitkeringen, als herstel dan nog niet gehaald kan worden. Het -j^stuuFkan b ^ ^ ^ ^ o e d ^ ^ i n t i e e r d te korten. Dit besluit is afhankelijk van de bijdrage aan het herstel die de verschillend^^^^^raers al hebben gedaan
6. Op welke wijze woi-dt rekening gehouden met evenwichtige belangenafweging? Deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en andere aanspraakgerechtigden krijgen als eerste te maken met het effect van een crisis. Zij krijgen geen toeslagen meer. Dit beïnvloedt hun koopkracht in de loop van de tijd negatief. Aanvullend wordt een bijdrage aan Cao-partijen (werkgevers en deelnemers) gevraagd door de premie te verhogen. Dit beïnvloedt de koopkracht voor deelnemers negatief en zorgt voor een stijging van de loonkosten voor de werkgevers en leidt daardoor mogelijk tot verlies van werkgelegenheid binnen de branche. Daarna zullen de deelnemers bijdragen in herstel in de vorm van versobering van de regeling in de vorm van een lagere pensioenopbouw. Dit beïnvloedt hun pensioenaanspraken in de toekomst.
63
Als het nodig is om te korten, dan zal het bestuur alle bovenstaande inspanningen meenemen om tot een zo evenwichtig mogelijke verdeling van korting van pensioenuitkeringen en pensioenaanspraken te komen tussen de verschillende stakeholders.
7. IHoe en wanneer wordt met de belanghebbende gecommuniceerd in een crisissituatie? Het is zaak om de crisis zo snel mogelijk onder controle te krijgen en de rust te bewaren. Daarbij is het van belang dat het crisisteam proactief communiceert over het probleem en de maatregelen die het for^s gaat nemen om dit op te lossen. Een ander aspect is het tegengaan van negatieve beeldvorming door te reageren opiiOiijiïiste beeldvorming in de media en online. Het is belangrijk dat deze beeldvorming voortdurend wordt gemonitord zodat het crisisteam daar snel op kan reageren en voortdurend de juiste feiten worden weergegeven. Het crisisteam bepaalt welke communicatiemiddelen er intern en extern ingezet^^grden. De eindverantwoordelijkheid voor de goedkeuring van de inhoud wordt gedragen doopide voorzitter en^ secretaris. Voorzitter en secretaris zien er tevens op toe dat met het bestuur op het gèeigende moment wordt overlegd en dat de Pensioenraad tijdig wordt geïnformeerd en waar nodig advies^n uitbrengen
Extem: • • a • m • • •
w
Persconferentie/persbericht ' Inten/iews (TV, radio, overige pers) Berichtgeving op de website E-mail berichten versturen Mailing (hard copy) versturen ^ Het Klant Contact Center en werkgeva^^ganf^^s en vakbosiÉn informeren (door middel van een script/draaiboek en een lijst van veelge^^^vragen en a^^^Rlen) Speciaal telefoonnummer openen of (gedei^^an d e ^ ^ ^ ^ K inrichten over dit onderwerp Bijeenkomst voor belanghebbenden
Intem: • • •
Berichtgeving via e mail en of intranet(ten) Berichtgeving v^)lder/flyer ^ ' Bijeenkomst voor medewerkers i
Afhankdijk van de o m v a n ^ ^ ^ d e cnsis maakt het crisisteam een keuze welke doelgroepen er geïnformeerd moeten worden. Hierbij woerden de volgende doelgroepen onderkend.
Doelgriivfmn extern: • • • • • • • • • •
Deelnem^^^^^^Pensioeng^^^^en Werkgevers Gewezen deelnemers Andere aanspraakgerechtigden Vakbonden/vakorganisaties Werkgeversorganisatie Toezichthouders (AFM/DNB) Pensioenfederatie Ingeval van vermoeden van strafrechtelijke feiten: politie
• Pers
64
Doelgroepen intern: 1. Bestuur 2. Bestuurlijke commissie(s) 3. Pensioenraad 4. Visitafiecommissie 5. Directie SA 6. Medewerkers SA
8. Hoe werkt het besluitvormingsproces? Wanneer de situatie als crisissituatie is bestempeld, is de voorzitter verantwoordelijk voor het direct bijeenroepen van het crisisteam. Het crisisteam bestaat uit: • de fondsmanager • bestu ursvoorzitter(s) • de adviseurs van het fonds a proceseigenaar van het betreffende proces "* B afhankelijk van de situatie en de dientengevolge benodigde kenn s en ërvar r • functionarissen die belast zijn met de uitvoering van een cnsi plan • functionarissen uit de lijn (van SA); • functionarissen uit de staf (van SA). Indien deze personen niet aanwezig (kunnen) zijn. wordt zo n^mogelijk h ^ vervanger ingeschakeld. De fondsmanager draagt zorg voor het organiseren^^verslaglegging. l^&n^^Si^ager zorgt er verder voor dat het voltallige bestuur (en Pensioenraad) op de h o S ^ blijft van h^^erl^^^ran de crisis en de gekozen aanpak. Hiertoe kunnen de gebruikelijke commur^gtiemi^^en worden in^ftet diè^gelden tussen het bestuur en SA zoals: e-mail, telefoon en dergelijke. De fondsm^^ier in^KKert in elk g^pl de directie van de uitvoeringsorganisatie. De fondsmanager draagt zorg voor het organiseren en verslaglegging. De fondsmanager zorgt er verder voor dat het voltallige bestuur (en Pensioenraad) op de hoogte blijft van het verioop van de crisis en de gekozen aanpak. Hiertoe kunnen de g e b ^ ^ ^ k e communicatiemiddelenft)rden ingezet die gelden tussen het bestuur en SA zoals: e-mail, telefoon en d e r ^ ^ ^ Het crisisteam adviseert het bestuur over de ^Bgelijk op korte termijn te nemen (nood)maatregelen. Het bestuur dient, n a d a ^ ^ e d o ^ t e t crisisteam is geadviseerd, op zo kort mogelijke termijn te besluiten of zij het advies van het crisisteam ^ p o l g t ^ ^ ^ r het bestuur wordt bepaald op welke wijze op advies van het crisisteam genomen besluiten borden d o o r g e ^ ^ ^ ^ r de deelnemersraad ter advisering conform wat hiervoor is vastgelegd in de statuten en het regleme^^an de pensioenraad. Besluiten over verhogin^Bn de premie worden in overleg met Cao-partijen genomen. Versobering van de regeling kan alleen worden besloten door Cao-partijen. Het bestuur zal Cao-partijen vragen om besluitvorming en hierover adviseren. Moc^^^ao-partijen niet tijdig een besluit kunnen nemen, dan is het bestuur gehouden om haar verantwoordelijkheid te nemen, desnoods via een voorlopige maatregel.
9. Hoe wordt de jaarlijkse toetsing van het crisisplan vormgegeven? Jaarlijks zal het bestuur het crisisplan evalueren en zo nodig aanpassen nadat een nieuwe evaluatie van het herstelplan beschikbaar is.
65
c
E
0) Ui (O
c
(0
E
O O
'iö
75 O)
c 3 > C
Q
O) O)
OQ
CO
O
m
Q:
•D
'Ö
"3
g
n
I
(Ü
z a:
a:
Ó < o H
O
z
O O O
z
c
O
__ —i>
O)
c
1 M 0) O
•O c
OS
>
Q
,
« Ï = C
o5 o .=
Conceptvoorstel tot wijziging Pensioenreglement De bepalingen van het pensioenreglement van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meublileringsbedrijven (hierna: het fonds) zullen in overeenstemming worden gebracht met de wijzigende flscale wet- en regelgeving. Het onderhavige conceptvoorstel tot wijziging van het pensioenreglement is een conceptvoorstel op hoofdlijnen. De deflnitieve wijzigingen van het pensioenreglement dienen nog door het bestuur van het fonds vastgesteld en goedgekeurd te worden.
Artikel 1.1
Verplichte deelneming
Artikel 1.1 lid 2 Toelichtinq Onder deelneming wordt ingevolge het nieuwe pensioenreglement verstaarMie d e e l n ^ ^ g die is aangevangen op of na 1 januari 2015. Hierbij is expliciet b e p a q l ^ ^ ^ i t g^Jvoor zoweW^ a. Deelnemers die reeds op 31 december 2014 uit hos^è.van h^^grvallen pensioenreglement deelnamen in het fonds als b. De nieuwe deelnemers van wie de deelnemit^|n het fon^later is aanhangen. Conceptvoorstel tot wijziging Artikel 1.1 lid 2 2. Tenzij uit de tekst anders blijkt.^rdt in dipensioenreglemen^nder deelneming, respectievelijk deelneming in het fonds verstaan dètdeelneming die is aangevangen op of na 1 januari 2015 voor de deelnemers die op 31 december 2014 uit hoofde van het tot die datum geldende pensioenreglement deelnamen in het fonds vangt de deelneming aan op 1 januari 2015. Huidiqe tekst Artikel 1.1 lid 2 2.
Tenzij u ^ e tekst anders blijl^É/ordt dit pensioenreglement onder deelneming, respectievelijk d e e \ ^ ^ ^ ^ ^ hét fonds verstaS de deelneming voor zover deze is gelegen op ofna 31 december 2 ^ 5 "f
Artikel 1.2
Definitie|
Artikel 1.2 onderdeel 14 f Toelichtinq De verplichtstelling van het fonds wordt aangepast aan de nieuwe pensioenleeftijd van 67 jaar. Artikel 1.2 onderdeel 14 van het pensioenreglement wordt hierop aangepast.
Conceotvoorstel tot wijziqinq Artikel 1.2 onderdeel 14 14.
pensioenrichtdatum: de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer 67 jaar wordt of, als hij niet eerder was overieden, zou zijn geworden.
Huidiqe tekst Artikel 1.2 onderdeel 14 14. pensioenrichtdatum: de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemers" ^ r wordt of, als hij niet eerder was overieden, zou zijn geworden. Artikel 1.2 onderdeel 17 sub b Toelichtinq De Stichting Aanvullingsfonds voor de Meubelindustrie e^^^ileringsbedrijven wordt per 31 december 2014 ontbonden. De bepalingen met betrekl^^tot diifonds ^ ^ ^ n daardoor niet langer in het pensioenreglement opgenomen te worden. ^ Conceptvoorstel tot wijziging Artikel 1.2 onderdeel 17 sub b van het pensÉenreglement komt te vervallen,
^
I
Huidiqe tekst Artikel 1.2 onderdeel 17 sub 17. b. aanvulling: ^ de aanvulling qp basis van ds aSiwullingsregeling van de Stichting Aanvullingsfonds voor de Meubelindusti^ en MeubileiinqsbS^/en ten behoeve van de deelnemers die op 31 december 2004 reeds 5 ^ a r of ouder zijn %Artikel l ^ f f i M e e l 18
Toelicfftiq Door de invoering van de|iieuwe pensioenleeftijd van 67 jaar en door de inwerkingtreding van het nieuwe pe^^gireglem^t 2015 komt het huidige pensioenreglement te vervallen. Conceptvoorst^^^^iging Artikel 1.2 onderdeel 18 Ven/alien pensioenreglementen van hetfonds: pensioenreglement A: de pensioenreglementen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, of diens voorgangers, die vóór 1 januari 2001 hebben gegolden en met ingang van 1 januari 2001 buiten werking zijn getreden.
pensioenreglement B: het pensioenreglement I van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, dat van 1 januari 2001 tot 1 januari 2002 heeft gegolden en met ingang van 1 januari 2002 buiten werking is getreden. pensioenreglement C: het pensioenreglement I van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven, dat van 1 januari 2002 tot 1 januari 2006 heeft gegolden en met ingang van 1 januari 2006 buiten werking is getreden. .pensioenreglement 2006: het pensioenreglement I van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven dat tot 1 januari 2015 heeft gegolden cn met ingang van 1 januari 2015 buiterijweiiking is;getreden. Artikel 2.1
Pensioengrondslag in de ouderdomspensioenregeling
Artikel 2.1 lid 2 Toelichting Het bedrag van het maximumloon per 1 januari 2 0 1 5 ^ n t nog v'^tgestel Het bedrag van het maximumloon wijzigt daarom Qog.
orden.
Conceptvoorstel tot wiiziging 2.
Het bedrag van het maximumloon als b^oeld in het eerste lid^draagt per 1 januari 2015 € welk bedrag jaariijks p ^ 1 ja^bri wordt verho|gd b e d a a g d al naar gelang het indexcijfer is gestegen of gedaald^tet alSs-verkregen b Jdrag wordt afgerond op een hele euro naar beneden. F
Huidige tekst Artikel 2.1 lid 2 2.
Het bedra € 59.#1,in^i^br jro naar
loo^^^edoeld in het eerste lid bedraagt per 1 januari 2014 ks I januari wordt verhoogd of veriaagd al naar gelang het aid. Het aldus verkregen bedrag wordt afgerond op een hele
Artikel l k lid 3 Toelichtirr CAO-partijen iffW^drijfstak van de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven dienen afhankelijk van de te maken afspraken inzake het fiscale kader 2015 nog een besluit te nemen over de hoogte van de franchise die in de nieuwe pensioenregeling gehanteerd zal worden. De franchise wijzigt daarom nog.
Conceptvoorstel tot wijziging Artikel 2.1 lid 3 3
De in lid 1 bedoelde franchise bedraagt per 1 januari 2 p i 5 . € , . . , . . H e t bedrag van de franchise wordtjaariijks per 1 januari, voorzover het bestuur niet anders beslist, aangepast aan de ontwikkelingen van het wettelijk minimumloon in de voorafgaande periode van 1 juli tot en met 2 juli daaraan voorafgaand. De franchise is ten minste gelijk aan het bedrag bedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder a, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Huidiqe tekst Artikel 2.1 lid 3 3
De in lid 1 bedoelde franchise bedraagt per 1 januari 2014 € 16.356.-- He| bedrag van de franchise wordt jaariijks per 1 januari, voor zover het bestuur niet a^ers 1 ^ ^ ^ , aangepast aan de ontwikkelingen van het wettelijk minimumloon in de voorafMandJ^eriod^fef], 1 juli tot en met 2 juli daaraan voorafgaand. De franchise is ten minste aan het bedrag tfedoeld in artikel 18a, achtste lid, onder a, van de Wet op de l o o n b ^ ^ h g 1964.
Artikel 3.1
Premiepercentage en -inhouding
Toelichtinq CAO-partijen in de bedrijfstak van de Meube^ustrieen Mèl^ringsbec^ven dienen nog een besluit te nemen over de hoogte van de pre^e die de aangeslótén ^ e d ^ v e r dienen af te dragen aan het fonds. De premie wijzigt daarom nog Conceptvoorstel tot wilzioino
I
Artikel 3.1 lid 1 De periode waarover de aangesloten werkgever voor een deelnemer premie verschuldigd is vangt aan op de eerste dag v a ^ ^ a t n d waS^ de 21-jarip1eeftijd ligt resp. de latere datum van indiensttreding en ^™igt uiCTlijk op d^ensioenrichtdatum of de eerdere pensioeningangsdatum. De verschuldigde prerpe bedraagt . . .% van_de pensioengrondslag van de deelnemer. Huidige t e k s ^ Artikel Sri lid 1 1.
De'^iode waaroveilde aangesloten werkgever voor een deelnemer premie verschuldigd is vangt a a n ^ ^ ^ eerste daavan de maand waarin de 21-jarige leeftijd ligt resp. de latere datum van indieni^^ing en ^ P ' g t uiteriijk op de pensioenrichtdatum of de eerdere pensioemngangsdatum. De verschuldigde premie bedraagt22,7% van de pensioengrondslag van de deelnemer.
Artikel 4.1
Ouderdomspensioen
Artikel 4.1 lid 1 Toelichting CAO-partijen dienen in het licht van de nieuwe flscale wet- en regelgeving nog een besluit te nemen over de hoogte van het opbouwpercentage met de pensioenleeftijd van 67 jaar. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen wijzigt daarom nog in het pensioenreglement.
Conceptvoorstel tot wijziging Artikel 4.1 lid 1 1.
Het jaariijkse ouderdomspensioen van de deelnemers bedraagt met ingang van 1 januari 2014, behoudens het bepaalde in artikel 5.1, derde lid % van de som van de pensioengrondslagen.
Huidige tekst Artikel 4.1 lid 1 1.
Het jaariijkse ouderdomspensioen van de deelnemers bedraagt met i n ^ ^ ^ a n 1 januari 2014, behoudens het bepaalde in artikel 5.1, derde lid 1,84% van de som vamde pensioengrondslagen.
Artikel 4.1 lid 3 Conceptvoorstel tot wijziging Artikel 4.1 lid 3 3.
pensioen verkregen van Per premiebetalingsperiode wordt een aanspraa^jgp jaariijk^uderd A X ........M X B. Hierin is: A = de duur van de premiebetalingsperiodf IQ dagen nauwkeiTring^ed^d door het maximum aantal dagen waarover in het k a l e n d e r j a ^ ^ ^ ^ ^ n i e ^ ^ ^ b e t a a l d ; J B = de pensioengrondslag van de b e t r ^ n d e premiebeta(ri%S£eri|
Huidige tekst Artikel 4.1 lid 3 3.
Per premiebetalingspertode wordt een aanspraak op jaariijks ouderdomspensioen verkregen van A X 1,84% X B. Hierin is A = de duur \ ^ de premiebetalingsperiode irr dagen nauwkeuring gedeeld door het maximum aantal dagen ^^rover in het kal^ferjaar SV-premie wordt betaald; B = de pensic^grondslag v^^fle b ^ ^ ^ n d e premiebetalingsperiode. ikeringen
Toelichting . Met betrekkin^^^^^dsbezwaarden geldt dat ook voor hen als gevolg van de nieuwe fiscale wet- en regelgeving de pensioenleeftijd wordt verhoogd naar 67 jaar. De verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar wordt hierdoor ook doorgevoerd in de regeling van gemoedsbezwaarden.
Conceptvoorstel tot wijziqinq Artikel 14.4 De gespaarde bijdragen voor de vervangende uitkering voor het ouderdomspensioen-, partner-, of het wezenpensioen worden na het bereiken van de 67-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan de werknemer gedurende 15 jaar uitgekeerd. Op verzoek van de werknemer kunnen de gespaarde bedragen eerder of later, doch niet voor het bereiken van de 60-jarige leeftijd of later dan voor het bereiken van de 70-jarige leeftijd, uitgekeerd worden. Ook in dat geval worden de gespaarde bedragen vanaf dat moment in gelijke termijnen gedurende 15 jaar uitgekeerd: Indien het jaarbedrag uitkomtbenedemhetbedragjgenoemdjn ,artikel 66 eerste lid, van de Pensioenwet, wordt het spaarbedrag in?é'én:!keer3uitgel<eerd:' Huidige tekst Artikel 14.4 De gespaarde bijdragen voor de vervangende uitkering voor he wezenpensioen worden na het bereiken van de 65-jarige le^ijd werknemer gedurende 15 jaar uitgekeerd. Indien hetjaarbj^ in artikel 66 van de Pensioenwet wordt het spaarbedracyn één keer uitg
partner-, (S| ijnen aan dj eden het bedrag bedoeld rd.
Artikel 14.5 Overlijden van de uitkeringsge|^.&nij^e Conceptvoorstel tot wijziging
^
Artikel 14.5 1
Bij het overiijden van de uitkeringsgCTèchtigde werknenier voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen in gelijkertermijnenfgedurendesIS jaar uitgekeerd aan de partner ais bedoeld in artikel 18. eerste lid, onderdeel a, onder 2° van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien het jaarbedrag uitkomt beneden het bedragfgendemd in artikel 66; eerste lid, van de Pensioenwet, wordt het spaarbedrag in één keer uitgekeerd: Ingeval geen sprake is van een partner maar ^ 1 van één'"^^^er \A%zen^als bedoeld in artikel 18, eerste lid, onder deel a, onder S^.van de We0p de loonbelaSng 19^^wordt het gespaarde kapitaal in gelijke termijnen uitgekeerd aarMè wezen. Voor^Ae uitkeringsperiode wordt aangesloten bij artikel 4 6 van onderhavig pensioenreglement.Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het gespaarde kapitaal in één bedrag uitgekeerd aan de eri'genamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt befest overeenkoms|ig hS^paalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
2.
Bij overiijden van de werknemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde^Kringen voor de nog resterende periode van 15 jaar als bedoeld in het eerste lid voortgezet ten behoeve van de partner als bedoeld in;artikel 18, eerste lid, onderdeel a, onder 2" van de Wet op de loonbelasting 1964Jngévalsgeen*sprake!is van een partner maar wel van één of meer wezen als bedoeld in artikel 18j eerste lid, onder deel a, onder 3° van de Wet op de loonbelasting 1964 worden de vastgesteld^ujtkeringen uitgekeerd aan de wezen..Voor de uitkeringsperiode wordt aangesloten bij artikèj|4j6svaiï.o Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag in één bedrag uitgekeerd aan de erfgenamen. Het eenmalige uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Huidige tekst Artikel 14.5 1.
Bij het overiijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen aangewend voor een uitkering aan de in de pensioenregeling genoemde partner, als bedoeld in artikel 18b van de Wet op de loonbelasting 1964. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt 15 jaar. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer wezen als bedoeld in artikel 18c van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan de wezen. Voor de uitkeringsperiode dient te worden aangesloten bij de pensioenregeling. Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenl^nstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Bij overiijden van de werknemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan v etaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet^ beh'^^e van de in de pensioenregeling opgenomen partner als bedoeld in artikel l i e'*Wet o^^^onbelasting 1964. Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering an de in i pensioenregeling vermelde wezen als bedoeld in artikel 1! p de loonl^^tlng 1964. Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het^^M nie! ng gekomer spaarbedrag aangewend voor een eenmalige u i t k e ^ ^ ^ h d e < men. Het eenmalige uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het be^fide inartikel II >tneqende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 15B.3 Voorwaarden herrekening Toelichting De Stichting Aanvullingsfonds voor de l ^ ^ e l i i ie en M^jileringsbedrijven wordt per 31 december 2014 ontbonden. ^Jjepalingen^gt bé dit fonds hoeven daardoor niet langer in het pensioenreglement op^^Rnen te worden Conceptvoorstel tol wiiziaino
*
Artikel 15B.3 lid 2 van het pensioenreglem'i^t komt te vervallen, Huidige tekst
Artikel fe.3 lid 2 2
^^^Kf Aanvullii^sregeling van de Stichting Aanvullingsfonds voor de Meubelindustrie en M^^fe^ngsbedrij'^n voor deelnemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, is geb^S^jQP f^rfkening van aanspraken, is deze Aanvullingsregeling niet van toepassing als er geen herreke'^g als bedoeld in artikel 15B.2 heeft plaatsgevonden.
Conceptvoorstel tot wiiziging Artikel 15B.8 de nota bene in het pensioenreglement komt te vervallen.
Huidiqe tekst Artikel 15B.8 Deze overgangsregeling treedt in werking met ingang van 31 december 2005. Nota Bene: De aanvulling op de overgangsregeling TOP en prepensioen voor deelnemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn is opgenomen in de Aanvullingsregeling van de Stichting Aanvullingsfónds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven. Artikel 16.3
Inwerkingtreding
Conceptvoorstel tot wijziqinq Artikel 16.3 Dit pensioenreglement is laatstelijk gewijzigd op 26 november 2013 en treédt in werking op 1 januari 2015. Huidiqe tekst Artikel 16.3 Dit pensioenreglement is laatstelijk gewijzigd op 26 november 2 0 1 ^ n treedt in Werking op 1 januari 2014.