Patiëntinformatie 'Een beroerte, en dan...' Polikliniek Neurologie Telefoon 020 510 8883 Route 12
Zelfverwijzing via 112
Verwijzing via de huisarts Patiënten met een beroerte kunnen na overleg met dienstdoende neuroloog of assistent voor presentatie aangemeld worden op de Spoedeisende Hulp.
Voor patiënten met een TIA wordt binnen 24 uur een afspraak gemaakt op de TIA service of Spoedeisende Hulp. Aansluitend volgt aanvullend onderzoek: CT hersenen en op indicatie CTA halsvaten ECHO-Duplex halsvaten ECG lab-onderzoek Hierna kan direct worden gestart met medicatie die de kans op herhaling van de klachten moet verminderen.
V.20130416
TIA service
Ziektebeeld: Beroerte of stroke Een beroerte wordt in vaktaal een CVA genoemd, een Cerebro Vasculair Accident, oftewel ‘een ongeluk in de hersenbloedvaten’. ‘Stroke’ is het Engelse woord voor beroerte. Een beroerte kan veroorzaakt zijn door zowel een herseninfarct als een hersenbloeding. In 80 procent van de gevallen is een beroerte het gevolg van een infarct en in 20 procent wordt een beroerte veroorzaakt door een bloeding. Zowel een infarct als een bloeding kan in alle delen van de hersenen optreden.
Herseninfarct Een herseninfarct treedt op als de bloedvoorziening in de hersenen plotseling stagneert, waardoor een gedeelte van de hersenen geen zuurstof en suiker meer krijgt. Dit wordt veroorzaakt doordat er een bloedvat verstopt is. De verstopping kan het gevolg zijn van een bloedprop (embolus), afkomstig uit het hart of de halsslagader, of een lokaal gevormd stolsel (trombus), veroorzaakt door aderverkalking. Duurt de verstopping langer dan een paar minuten, dan kan het hersenweefsel dat zuurstof en suiker kreeg van het verstopte bloedvat, beschadigd raken en afsterven.
Hersenbloeding Een hersenbloeding is het gevolg van een gescheurd bloedvat. Doordat het bloed zich plaatselijk ophoopt (hematoom) en de bloedvoorziening in het hersenweefsel onvoldoende is, kan hersenschade ontstaan.
Aard en ernst van de gevolgen De aard en de ernst van de gevolgen zijn afhankelijk van het deel van de hersenen dat beschadigd is. Vaak treedt er een verlamming van één lichaamszijde op. Een beroerte in de rechterhersenhelft zorgt voor een verlamming van de linkerlichaamszijde, terwijl een beroerte in de linkerhersenhelft juist een verlamming in de rechterlichaamszijde tot gevolg heeft. Het spraakcentrum zit bij de meeste mensen in de linkerhersenhelft. Afhankelijk van de hoeveelheid weefsel die beschadigd is, heeft een beroerte in de linkerhersenhelft daarom veelal stoornissen tot gevolg met betrekking tot het gebruik van taal (zowel spraak als begrip). Naarmate er meer hersenweefsel beschadigd is, zijn de gevolgen ernstiger.
Kans op herstel Er treedt onherstelbare hersenbeschadiging op indien de bloedvoorziening minder dan 20 procent is van de normale bloedvoorziening. Rond de onherstelbare beschadiging liggen cellen die wel uitgevallen, maar mogelijk niet onherstelbaar beschadigd zijn. Deze cellen kunnen zich na verloop van tijd weer herstellen. Daarom kunnen bepaalde functies enige dagen tot weken na de beroerte spontaan weer terugkeren. Het verloop van het herstel is echter onduidelijk en van mens tot mens verschillend.
Reden van opname Tot op heden is het niet mogelijk een beroerte te genezen. Wel kan de kans op ernstige gevolgen zoveel mogelijk beperkt worden door snelle en adequate diagnostiek, behandeling en zorg. Opname in een ziekenhuis is dan ook noodzakelijk.
Vragen
De arts en de verpleegkundigen en eventuele therapeuten zullen u en uw familie regelmatig voorlichten over het verloop van de behandeling. Wij kunnen ons goed voorstellen dat u toch nog vragen heeft. Deze kunt u uiteraard stellen aan onze verpleegkundigen, die ze desgewenst doorspelen naar uw arts of een van de betrokken therapeuten. Om u zo goed mogelijk op een gesprek voor te bereiden, kunnen u en uw familie eventuele vragen het beste voorafgaand aan een gesprek opschrijven.
Ziektebeeld: TIA Transient Ischaemic Attack TIA is de afkorting van ‘transient ischaemic attack’, wat in het Nederlands betekent: een voorbijgaande belemmering in de bloedtoevoer naar de hersenen. Ook een TIA valt onder de term beroerte. De verschijnselen van een TIA zijn vrijwel hetzelfde als die van een licht herseninfarct. Net als bij een herseninfarct is er sprake van een blokkade van de bloedtoevoer. De verstoring van de bloedstroom is in dit geval maar tijdelijk. Ook heeft een TIA meestal geen blijvende gevolgen. Bij de meeste mensen zijn de verschijnselen van een TIA binnen een uur verdwenen, maar in de definitie is opgenomen dat de verschijnselen binnen 24 uur verdwenen moeten zijn. Duurt de uitval langer of blijven er uitvalsverschijnselen bestaan, dan spreken we van een licht herseninfarct. Het komt voor dat iemand een arm of been niet meer kan bewegen of niet meer goed kan praten of zien, maar daar na korte tijd volledig van is hersteld. De verschijnselen van een TIA verschillen per persoon, afhankelijk van de plaats in de hersenen waar de bloedtoevoer is verminderd. Een TIA wordt daarom ook wel een voorbijgaande beroerte genoemd. Bron en meer informatie: Nederlandse hartstichting. Brochure; TIA: een voorbijgaande beroerte , van de Nederlandse Hartstichting Patiëntenvoorlichting TIA polikliniek.
Ziektebeeld: Hersenbloeding Een hersenbloeding ontstaat als er een bloedvat in de hersenen openbarst. In de volksmond spreekt men ook wel van een beroerte. Als dit gebeurt kan dit weefselsterfte tot gevolg hebben.
Intracerebraal hematoom Intracerebraal hematoom is de medische aanduiding van een bloeding, waarbij het bloed zich in het hersenweefsel bevindt. Dit is de meest voorkomende hersenbloeding en deze treedt 'spontaan' op. De gevolgen (link naar herseninfarct) voor de patiënt zijn ongeveer hetzelfde als bij een herseninfarct. De belangrijkste oorzaak is hoge bloeddruk (hypertensie). Voor meer informatie: Nederlandse vereniging van Neurochirurgen.
Epidurale bloeding Hierbij komt er bloed vrij buiten het harde hersenvlies (tussen het harde hersenvlies en de schedel), vaak met een
trauma als oorzaak. Dit is vaak een slagaderlijke bloeding. Voor meer informatie: Nederlandse vereniging van Neurochirurgen.
Subduraal hematoom Hierbij komt er bloed vrij tussen het spinnewebvlies en het harde hersenvlies. Er bestaat hiervan een acute vorm en een chronische vorm. Voor meer informatie: Nederlandse vereniging van Neurochirurgen.
Subarachnoïdale bloeding Een subarachnoïdale bloeding ontstaat meestal als er een aneurysma (uitstulping van een bloedvat) of vaatmisvorming (Arterio-veneuze malformatie) openbarst. Het bloed bevindt zich dan tussen het zachte hersenvlies en het spinnewebvlies. Voor meer informatie: Nederlandse vereniging van Neurochirurgen.
Ziektebeeld: Herseninfarct Een herseninfarct is meestal een afsluiting van een bloedvat in de hersenen. Bepaalde hersencellen krijgen hierdoor te weinig bloed en kunnen minder goed of niet werken. Hierdoor ontstaan uitvalsverschijnselen, zoals bijvoorbeeld verlamming van arm en/of been.
Hoe ontstaat het? Aan de binnenkant van de vaatwand zijn beschadigingen, vernauwingen en of bloedstolsels ontstaan. Een stolseltje kan in een kleine vertakking van een bloedvat vast gaan zitten en dit afsluiten.
Wat kunnen de gevolgen zijn? De gevolgen van een beroerte kunnen zichtbaar zijn, bijvoorbeeld in de manier waarop iemand zich beweegt. Maar de gevolgen kunnen ook min of meer onzichtbaar zijn, omdat het gaat om veranderingen in het denken, de communicatie, de gevoelens en het gedrag.
Behandelingsmogelijkheid Trombolyse Trombolyse is een behandeling waarbij een stolsel in een bloedvat, ontstaan door trombose of embolie, met krachtige middelen wordt opgelost. Hiervoor wordt het medicijn rt-PA gebruikt. Het doel hiervan is het stolsel op te lossen en de normale bloeddoorstroming te herstellen, zodat het optredende infarct en hersenbeschadiging verkleind worden. Het is voor een succesvolle behandeling van kritisch belang dat de verstopping zo kort mogelijk bestaat: binnen 4,5 uur met de behandeling worden begonnen. De beste resultaten worden geboekt bij de kortste tijden. Dit vereist een zeer vlotte samenwerking tussen huisarts, ambulancedienst en ziekenhuis. Het allerbelangrijkste is dat de patiënt en zijn omgeving een beroerte herkent en hulp zoekt. Denk hierbij aan de FAST-test. De behandeling dient het liefst binnen 15 minuten na binnenkomst van de patiënt uitgevoerd te worden. Deze zeer korte ‘door-to-needle-time’ kan voor de patiënt het verschil maken tussen zelfstandig functioneren of een verpleeghuis na het herseninfarct.
Wanneer komt men ervoor in aanmerking/ indicatie Een neveneffect van de trombolysebehandeling is dat de patiënt een aantal uren geen functionerende bloedstolling heeft. De behandeling mag daarom alleen worden toegepast bij mensen die op dat moment niet actief bloeden (bijv. een hersenbloeding) of geen verhoogd bloedingsrisico hebben. Daarnaast zijn er nog een aantal andere contra-indicaties zoals recent een grote operatie, maagbloedingen, hersenbloedingen in de voorgeschiedenis, een verhoogde bloeddruk bij opname, of wanneer er sprake is van een snelle verbetering van de symptomen en er sprake is van een TIA.
Wijze van behandelen/ hoe gaat de trombolyse in zijn werk? Bij binnenkomst in het ziekenhuis wordt de patiënt kort door de arts lichamelijk onderzocht. Tevens wordt er bloed afgenomen en zo spoedig mogelijk een CT-scan van de hersenen gemaakt om een hersenbloeding uit te sluiten. Wanneer de patiënt in aanmerking komt voor trombolyse wordt het medicijn via een infuus toegediend. Omdat de patiënt de komende 24 uur nauwkeurig bewaakt moet worden, wordt hij opgenomen op de stroke-unit. Hier zal de verpleging regelmatig de pols, de bloeddruk en de temperatuur meten. Wetenschappelijk onderzoek toont aan, dat patiënten die in aanmerking komen voor trombolyse na 3 maanden minder restschade hebben dan patiënten zonder trombolyse.
Wat als je niet in aanmerking komt voor trombolyse? Patienten die niet in aanmerking komen voor trombolyse worden ook opgenomen in het ziekenhuis. Op de verpleegafdeling Neurochirurgie is voor de acute opvang van patiënten met een beroerte, de zogenaamde 'Stroke Unit' ingericht. Op deze afdeling worden patiënten nauwlettend geobserveerd en behandeld door een team van hierin gespecialiseerde zorgverleners.
Medicijnen bij een herseninfarct of TIA De neuroloog heeft u medicijnen voorgeschreven om het risico op het krijgen van een (nieuwe) beroerte te verkleinen. Deze medicijnen zult u in principe uw leven lang moeten blijven gebruiken. Hieronder vindt u een overzicht van de medicijnen die kunnen worden voorgeschreven: Carbasalaatcalcium 100 mg of Ascal 100 mg of acetylsalicylzuur 80 mg 1x daags. Dit zijn medicijnen die de vorming van bloedstolsels in de bloedvaten tegengaan. Dipyridamol retard 200 mg 2x daags of Persantin retard 200 mg 2x daags. Dit zijn medicijnen die de vorming van bloedstolsels in de bloedvaten tegengaan. Volgens een vast opbouwschema gebruikt u eerst veertien dagen dipyridamol 1x daags en daarna naar 2 x daags. Bijwerkingen die soms voorkomen bij het gebruik van dipyridamol zijn hoofdpijn, duizeligheid, maag- en darmklachten (buikpijn, misselijkheid, diarree). Als u wat meer gewend bent aan dipyridamol worden de klachten in het algemeen minder. Na een paar dagen hebt u er meestal geen last meer van. Mocht u toch last van eventuele bijwerkingen houden, dan kunt u het beste contact opnemen met de polikliniek Neurologie. Acenocoumarol. Dit is een medicijn dat de vorming van bloedstolsels in de bloedvaten tegengaat. De dosering gebeurt in overleg met de trombosedienst. Simvastatine 40 mg. Door dit medicijn daalt het cholesterolgehalte in uw bloed.
Mocht u paracetamol willen gebruiken (bijvoorbeeld omdat u zich grieperig voelt) dan kan u dat gewoon doen. Paracetamol gaat goed samen met de medicijnen die kunnen worden voorgeschreven na een herseninfarct of een TIA. Als u naar de tandarts gaat of een (kleine) operatie moet ondergaan, laat u uw (tand)arts dan weten dat u bloedverdunners gebruikt. Meld dit ruim van te voren. Het kan namelijk zijn dat u enkele dagen voor de operatie moet stoppen met het gebruik van bloedverdunners.
Medicijnen bij een hersenbloeding Als u een hersenbloeding hebt gehad, krijgt u daarvoor géén medicijnen. Mocht u een te hoge bloeddruk hebben, dan kan uw arts bloeddrukverlagende medicijnen voorschrijven. Als u bloedverdunners gebruikte voordat u een hersenbloeding kreeg, dan moet u daarmee (tijdelijk) stoppen. U mag pas weer bloedverdunners gaan gebruiken als de neuroloog u daarvoor toestemming heeft gegeven.
Vernauwing in de halsslagader Ligt de oorzaak van de doorbloedingsstoornis in de hersenen aan een vaatvernauwing / afsluiting in de halsslagaders dan is een halsslagaderoperatie voor u misschien de juiste behandeling. Bij een vernauwing in de halsslagader wordt vaak een endarteriëctomie toegepast. Deze operatie vindt meestal plaats onder volledige narcose. Vaak zit de vernauwing op de plek waar de halsslagader zich splitst. De chirurg maakt een snede in de huid om de halsslagader vrij te maken. De snede loopt van achter de kaakhoek tot vlak boven het sleutelbeen. Soms verlengt hij de snede in de richting van het oor. Bij deze operatie wordt de halsslagader afgeklemd. Dit mag niet te lang duren. Soms plaatst de chirurg een tijdelijke shunt. Dit is een buisje waarlangs het bloed kan stromen. Hierdoor loopt de bloedvoorziening van de hersenen geen gevaar. Aan het eind van de operatie sluit de chirurg de halsslagader vaak met een ‘patch’. Dit is een stukje kunststof of een stukje vaatwand van een ader uit het been. Zodoende is de slagader ter plaatse wijder dan hij voor de ingreep was.
De snede in de huidplooi geneest meestal mooi, het litteken is nauwelijks zichtbaar. Zo nodig kan op korte termijn een halsslagaderoperatie worden uitgevoerd, in nauwe samenwerking met de afdelingen vaatchirurgie in het SLAZ (link) en klinische neurofysiologie. Bron en meer informatie Nederlandse Hartstichting.
Brochure: Vernauwing in de halsslagader
Stroke unit Patiënten met een beroerte worden in de acute fase opgenomen op de stroke unit voor intensieve controles en behandeling gedurende 24 tot 72 uur. De Stroke unit van ons ziekenhuis bestaat uit 5 bedden voor patiënten in de acute fase na een beroerte. Op deze Stroke unit wordt 24 uur per dag zorg gedragen voor deze patiënten. De behandeling wordt gedaan door een multidisciplinair team bestaande uit een neuroloog of arts-assistent neurologie, revalidatiearts, verpleegkundige, fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist en voedingsdeskundige. Er kan zo nodig beroep worden gedaan op een klinisch neuropsycholoog. Op de stroke unit voeren (gespecialiseerde) verpleegkundigen onder andere met behulp van een monitor de controles uit. Naast intensieve neurologische observatie en controles ligt op de Stroke unit het accent op het bieden van acute zorg. Zo snel mogelijk wordt er gestart met de revalidatie behandeling.
Team Na de acute fase gaat de patiënt naar de gewone verpleegafdeling. Daar wordt de behandeling voortgezet. Het behandelteam bespreekt tijdens het wekelijkse multidisciplinaire overleg, waarbij o.a. ook de revalidatiearts en specialist ouderengeneeskunde aanwezig zijn, de patiënten om het optimale beleid en vervolgtraject te kunnen bieden. Het streven is om dit traject binnen 7 dagen te realiseren. Na een beroerte is er vaak spontaan herstel, maar de mate van herstel verschilt per persoon. Om verder te herstellen heeft u meestel revalidatie nodig. De revalidatie is bovendien bedoeld om u verantwoord te leren omgaan met uw lichamelijke beperkingen. Welke revalidatiebehandeling(en) u krijgt, is afhankelijk van uw klachten. Zo kunt u bijvoorbeeld fysiotherapie, logopedie en/of ergotherapie krijgen. In de meeste gevallen bestaat een revalidatieprogramma uit een combinatie van behandelingen.
Specialistische Verpleegkundig Neurochirurgie/Neurologie Een specialistische verpleegkundig is een ervaren verpleegkundige die vervolg opleiding Neurologie/Neurochirurgie heeft gevolgd. De specialistische verpleegkundige van de afdeling neurologie is bevoegd en bekwaam om patiënten die een beroerte hebben doorgemaakt te begeleiden. Een patiënt die getroffen wordt door een beroerte en opgenomen wordt op de Stroke unit komt in contact met een specialistische verpleegkundige. Deze zorgverlener gaat in gesprek met de patiënt en gaat na of het voor de patiënt duidelijk is dat er sprake is geweest van een (tijdelijke) doorbloedingsstoornis bloeding van een gedeelte van de hersenen. Het ziekte inzicht van de patiënt wordt bekeken om hierop de uitleg over het ziektebeeld en de verdere mate van begeleiding af te stemmen.
Gevolgen De specialistische verpleegkundige bespreekt de mogelijke gevolgen die de beroerte met zich mee heeft gebracht. Naast de aandacht voor de zichtbare gevolgen die een beroerte kan hebben zoals een verlamming, een doof gevoel, verminderde coördinatie en taal- of spraakproblemen besteedt de specialistische verpleegkundige aandacht aan de onzichtbare gevolgen na een beroerte zoals vermoeidheid, concentratieverlies en verminderd geheugen.
Voorkomen Om een nieuw herseninfarct zoveel mogelijk te voorkomen wordt aan de patiënt voorgesteld om te starten met verschillende medicijnen om het risico op een nieuw herseninfarct of een andere hart- of vaataandoening te
verkleinen. Deze zogenaamde secundaire preventie bestaat uit een of twee bloedverdunners, indien nodig een cholesterolverlager en mogelijk een of twee bloeddrukverlagers. Tijdens de verdere nazorg op de polikliniek neurologie verzorgt de specialistische verpleegkundige de begeleiding van de patiënt. Gebruikmakend van de gespreksmethode 'motiverende gespreksvoering' betrekt de specialistische verpleegkundige de patiënt al vroeg bij het medicatiegebruik om de therapie trouwheid te bevorderen en het eventueel aanpassen van zijn of haar leefstijl.
Aanspreekpunt De specialistische verpleegkundige probeert ook een aanspreekpunt te zijn voor vragen van patiënten, mantelzorgers en verpleegkundige collega’s omtrent een herseninfarct. Deze zorgverlener is ook betrokken bij het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en blijft op de hoogte van de laatste ontwikkelingen op zijn vakgebied. Verder is de specialistische verpleegkundige betrokken bij de voorlichting aan patiënten, eventuele partners of naaste familie.
Vervolgtraject Als u voldoende hersteld bent en uw thuissituatie maakt het ook mogelijk, dan kunt u na uw verblijf in het ziekenhuis weer naar huis. Voor uw ontslag komt de zorgbemiddeling bij u langs om te overleggen of u thuis behoefte heeft aan hulp of aan bepaalde hulpmiddelen. Met het regelen van de benodigde zorg wordt zo vroeg mogelijk begonnen, zodat alles in orde is op het moment dat u het ziekenhuis verlaat. Ook als u naar huis kunt, is het vaak toch nodig dat u verder werkt aan uw revalidatie. Er zijn verschillende mogelijkheden: poliklinische revalidatie in het ziekenhuis of verpleeghuis of revalidatie onder begeleiding van zelfstandig werkende therapeuten in uw omgeving. Patienten met een beroerte kunnen verschillende natrajecten volgen, dit hangt af van de beperkingen en conditie van de patient. 1. naar huis, met poliklinische afspraken voor het stroke-nazorgspreekuur. 2. naar huis, met begeleiding van zelfstandig werkende therapeuten in uw omgeving en met poliklinische afspraken voor het stroke-nazorgspreekuur 3. naar huis, met revalidatie dagbehandeling in Reade, Jan van Breemen instituut , de Drie Hoven, St. Jacob of het Slotervaart verpleeghuis en met poliklinische afspraken voor stroke-nazorgspreekuur. 4. naar huis, met revalidatie dagbehandeling in een verpleeghuis en met poliklinische afspraken voor stroke nazorg spreekuuur. 5. revalideren in een revalidatie kliniek, zoals Reade in Amsterdam 6. revalideren in het verpleeghuis, de Drie Hoven, St. Jacob of het Slotervaart
Stroke nazorgspreekuur Patiënten die een TIA of herseninfarct hebben doorgemaakt kunnen terecht op het stroke nazorgspreekuur van ons ziekenhuis. Op dit spreekuur wordt de patiënt na een beroerte minimaal 2 keer teruggezien. Dit gebeurt één keer door de (zaal)arts, 2 4 weken na de diagnose of het ontslag van de afdeling neurologie en één keer door een verpleegkundig specialist 6 weken na ontslag. Op indicatie wordt de begeleiding verlengd en krijgt de patiënt tot 12 maanden na de diagnose nazorg aangeboden. Een partner of naaste familie is hierbij ook van harte welkom.
Waarom een stroke nazorgspreekuur? Patiënten die een beroerte hebben doorgemaakt kunnen geconfronteerd worden met lichamelijke en emotionele beperkingen. Tijdens de gesprekken op de poli is er niet alleen aandacht voor de klachten en symptomen die het gevolg zijn van het herseninfarct, maar ook voor het bestaan van eventuele geheugenstoornissen,
concentratiestoornissen, vermoeidheid en eventuele somberheid. Ook gedrags- en karakterveranderingen kunnen voorkomen en bij de patiënt of naaste familie vragen oproepen. Tenslotte wordt stilgestaan hoe het met de patiënt gaat wat betreft de dagelijkse bezigheden en de communicatie met anderen.
Eerste bezoek De (zaal)arts geeft uitleg over de oorzaak van het herseninfarct en lange termijn-vooruitzichten. Ook wordt met de patiënt nogmaals het medicijngebruik doorgenomen: zo wordt bekeken of de medicijnen die voorgeschreven zijn om de kans op een nieuwe TIA of herseninfarct te verkleinen, voldoen. Ook de rijvaardigheid en de gevolgen die de beroerte daarop eventueel kan hebben, komt aan de orde.
Tweede bezoek Het is de bedoeling dat u ongeveer een week voor dit bezoek bloed laten prikken in het St. Lucas Andreas Ziekenhuis voor controle van het cholesterolgehalte en de nierfunctie. De verpleegkundig specialist vertelt de patiënt, partner of naaste familie waar meer informatie te vinden is over een bepaald onderwerp, verwijst naar hulpverlenende instanties en zoekt naar een oplossing als er problemen zijn. Ook krijgt u de uitslag van het bloed, wordt de bloeddruk gemeten, medicatie gebruik geïnventariseerd en mogelijke problemen in de thuissituatie en/of werksituatie besproken. Verder is er ook aandacht voor de manier van leven, zeker nu het de laatste jaren steeds duidelijker wordt dat een ongezonde leefstijl de kans op een nieuwe TIA of herseninfarct kan doen toenemen. U wordt verzocht 15 min voor de afspraak aanwezig te zijn, ivm het invullen van een vragenlijst betreffende uw geestelijk functioneren, zoals handelen, waarnemen, concentratie, aandacht etc. Ook als de patiënt, de eventuele partner of naaste familie niet direct een probleem ervaren of vragen hebben, kan een bezoek aan de stroke nazorgpoli toch de moeite waard zijn vanwege de voorlichting en praktische tips die gegeven worden.
Verpleegkundig specialist De verpleegkundig specialist is een verpleegkundige die zich heeft gespecialiseerd in de behandeling en begeleiding van patiënten die getroffen zijn door een beroerte of een voorbijgaande beroerte. De verpleegkundig specialist kan deze begeleiding bieden zowel tijdens de opname in het ziekenhuis als na ontslag uit het ziekenhuis. Wat kan de verpleegkundig specialist voor u en uw familieleden doen? u uitleg geven over gestelde diagnose u uitleggen wat de symptomen zijn bij een beroerte of een voorbijgaande beroerte u informeren over de mogelijke risicofactoren u advies, instructie en voorlichting geven over de mogelijke gevolgen van uw ziekte in het dagelijks leven een inventarisatie maken van de eventuele behoefte aan zorg na uw ontslag u voorlichting geven over eventueel vervolgtraject na uw ontslag u advies geven over leefwijze, eetgewoonte en beweging u advies geven over medicatie gebruik en deze waar nodig aanpassen en voorschrijven u verwijzen naar hulpverlenende instanties zoals thuiszorgorganisaties, patiëntenverenigingen u eventueel verwijzen naar andere hulpverleners zoals, fysiotherapie, ergotherapie, logopedie en revalidatiearts
Autorijden na een TIA of herseninfarct
Het rijbewijs is voor de meeste mensen een groot goed. Het betekent namelijk mobiliteit en vooral zelfstandigheid. Omdat u een TIA of herseninfarct heeft doorgemaakt, vraagt u zich mogelijk af of u nog mag rijden. Hieronder volgt informatie over de regelingen die hieromtrent gelden. Voor meer informatie over uw persoonlijke situatie kunt u overleggen met een stroke verpleegkundige, verpleegkundig specialist, een arts of het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Bestuurders van personenauto’s en motoren mogen na een TIA of herseninfarct na 2 weken weer rijden als er volgens de behandelend neuroloog geen lichamelijke of geestelijke functiestoornissen aanwezig zijn die mogelijk interfereren met de rijgeschiktheid. Er is dan geen termijnbeperking aan de geldigheid van het rijbewijs. De (zaal)arts zal bij het eerste bezoek aan het stroke nazorgspreekuur dit met u bespreken en dit vermelden in de brief naar de huisarts. Zijn er na die 2 weken nog wel functiestoornissen, dan mag u 3 maanden niet rijden. Na deze 3 maanden vult u het formulier 'Eigen verklaring' in om de CBR-procedure te starten, waarop de medische gegevens door de neuroloog, revalidatiearts of huisarts ingevuld worden. Het CBR bepaalt dan aan de hand van de gegevens en/ of een rijtest of u rijvaardig bent. De nieuwe rijgeschiktheid geldt dan voor maximaal 5 jaar. Autorijden na een hersenbloeding Bestuurders van personenauto’s en motoren mogen na een hersenbloeding minimaal 6 maanden niet rijden, daarna volgen de regels zoals bij een TIA of herseninfarct.
Beroepsmatig rijden na een TIA of herseninfarct Voor beroepschauffeurs gelden strengere regels. Indien u beroepschauffeur bent (bijvoorbeeld taxichauffeur, vrachtwagenchauffeur, buschauffeur of rijles-instructeur) dan mag u 4 weken niet rijden. Na deze periode kunt u weer geschikt worden verklaard als uit het neurologisch rapport blijkt dat u vrij bent van geestelijke of lichamelijke functiestoornissen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. U vult hiervoor het formulier 'Eigen verklaring' in om de CBR-procedure te starten. De nieuwe rijgeschiktheid geldt dan voor maximaal 3 jaar. Zijn er na die 4 weken nog wel functiestoornissen aanwezig dan kan de arts u ongeschikt verklaren voor het beroepsmatig besturen van een voertuig. De neuroloog informeert u, geeft adviezen en vertelt welke regels er gelden voor het autorijden.
Melden Het is uw eigen verantwoordelijkheid het CBR te melden dat u een beroerte hebt gehad. Voor een TIA geldt dit alleen als u beroepsmatig chauffeur bent.
Waar haal ik een 'Eigen verklaring'? Het formulier 'Eigen verklaring' is te koop bij de gemeente in uw woonplaats of bij het CBR.
Kosten Zowel aan de 'Eigen verklaring' als aan de rijbewijskeuring door de neuroloog of revalidatie-arts zijn kosten verbonden. Deze komen voor uw eigen rekening.
Wat betekent dit voor u? In het kort samengevat geldt voor u het volgende: Koop een 'Eigen verklaring' bij de gemeente en vul deze in. Daarin geeft u aan dat u een TIA of herseninfarct hebt gehad. Uw behandelend arts moet op dit formulier een aantekening maken van de datum van de aard
en de ernst ervan. Stuur de 'Eigen Verklaring' met een kopie van uw legitimatiebewijs op naar het CBR U ontvangt bericht van het CBR over uw rijgeschiktheid. Het kan zijn dat een aanvullende rijtest nodig is. Ook kan het zijn dat het CBR nog een aanvullende keuring van een neuroloog nodig heeft. De neuroloog keurt u dan nog apart en stuurt een keuringsformulier op naar het CBR. Elke persoon is anders. De beoordeling van uw rijvaardigheid hangt van uw persoonlijke situatie af.
Vragen Heeft u nog vragen, dan kunt u voor meer informatie terecht bij het CBR: CBR Regio West-Noord (Noord-Holland en Utrecht) Naritaweg 150 Postbus 58001 1040 HA Amsterdam Telefoon (020) 584 0240 www.cbr.nl CBR Hoofdkantoor Postbus 3014 2280 GA Rijswijk tel. (070) 37 20 500 www.cbr.nl
Veel voorkomende klachten en symptomen Afasie Inleiding Afasie is een taalstoornis, ontstaan door hersenletsel. Meestal is de oorzaak hiervan een bloedvataandoening in de hersenen (herseninfarct, hersenbloeding), een hersenverwonding door een ongeluk, of een hersengezwel / hersentumor. Afasie is een taalstoornis, waardoor mensen plotseling niet meer kunnen spreken, schrijven, gebaren, lezen en begrijpen wat door anderen wordt gezegd. Dit betekent dat de communicatie ernstig gestoord is. Doordat men niet of moeilijk meer kan zeggen wat men wil, of niet volledig begrijpt wat anderen zeggen, verliest men het contact met de medemens. Dit is een ingrijpende verandering in het leven van u en uw familie.
Wat is afasie? Ieder mens gebruikt taal. Praten, het vinden van de juiste woorden, begrijpen, lezen, schrijven en gebaren zijn onderdelen van ons taalgebruik. Wanneer als gevolg van hersenletsel een of meer onderdelen van het taalgebruik niet meer goed functioneren, noemt men dat afasie. A= niet, fasie= spreken betekent dus dat iemand niet meer kan zeggen wat hij wil. Hij kan de taal niet meer gebruiken. Afasie is dus een taalstoornis.
Vormen van afasie Afasie kan zich op verschillende manieren uiten. Hieronder noemen we de meest voorkomende vormen. In de praktijk gaat het vaak om een combinatie van verschillende vormen:
Iemand praat niet in zinnen maar in losse woorden. Hij of zij heeft moeite om het juiste woord te vinden en gebruikt daarom woorden die in de buurt liggen, zoals stoel in plaats van tafel. Hij of zij kan ook moeite hebben met het begrijpen wat anderen zeggen of met lezen (motorische afasie). Iemand praat juist heel veel, maar is slecht te begrijpen. Hij of zij gebruikt verkeerde woorden, vervormt woorden of gebruikt woorden die hetzelfde klinken maar iets heel anders betekenen. Iemand met deze vorm van afasie (sensorische afasie) is zich er zelf vaak niet van bewust dat hij of zij moeilijk te begrijpen is. Hij of zij begrijpt ook niet goed wat anderen zeggen of schrijven. De meest ernstige vorm van afasie is globale afasie. Iemand die hier last van heeft, begrijpt gesproken en geschreven taal nauwelijks en heeft ook moeite met schrijven. Hij of zij spreekt weinig en zegt steeds hetzelfde woord. Iemand met een afasie beschikt over zijn volledige intellectuele capaciteiten. Populair gezegd, de persoon is niet gek of dement geworden.
Hoe begrijpt iemand met een afasie? Iemand met een ernstige afasie begrijpt vaak alleen maar de belangrijkste woorden uit een zin. Hij of zij begrijpt alleen de “trefwoorden”. Deze trefwoorden combineert hij met zijn algemene kennis van zaken en met wat hij verwacht dat de spreker zal zeggen. Bijvoorbeeld in de zin:”Wilt u suiker in de koffie?”verwacht hij dat hem suiker in de koffie wordt aangeboden. Als u echter iets onzinnig zou zeggen waar ook de woorden suiker en koffie in voorkomen zoals: “dus hij suiker van de koffie?”dan zou de afasie patiënt ook verwachten dat u hem suiker in de koffie aanbiedt. Dit is een voorbeeld van hoe een afasie patiënt begrijpt. De logopediste legt u aan de hand van voorbeelden uit hoe een en ander in zijn werk gaat.
Is aangepaste communicatie met mensen met afasie moeilijk? Het antwoord is;”Ja”, u moet er erg aan wennen. Je moet er aan denken om altijd pen en papier bij de hand te hebben. Belangrijk is om goed te letten op de totale reactie van iemand met een afasie. Soms is het gesproken woord niet wat wordt bedoeld. Heel veel geduld is nodig om de juiste weg te vinden. Naast het wennen aan de nieuwe situatie, moet u en uw partner ook de tijd nemen om het verdriet te verwerken van de handicap die is ontstaan. Als u daarbij hulp nodig heeft, kunt u dit aan de verpleegkundige vertellen. Zij/hij zoekt dan samen met u begeleiding die bij u en uw partner/familielid past.
Hoe communiceert u beter met iemand met afasie? Zoals al eerder gezegd zijn de meeste mensen met een afasie wel in staat tot communicatie. Er zijn een aantal richtlijnen die u helpen deze communicatie beter te laten verlopen Neem de tijd voor het gesprek met iemand met een afasie. Ga rustig bij hem zitten en maak eerst oogcontact. Spreek langzaam in korte zinnen Vraag één ding tegelijk. “Wilt u suiker en melk in de koffie?”, kunt u dus beter niet vragen. Wel kunt u vragen: “Wilt u suiker in de koffie?, u wacht dan eerst het antwoord af en dan vraagt u of ook melk in de koffie gewenst is. Wijs aan waarover u spreekt. Bijv.: u wijst naar de televisie en zegt;”Wil je TV kijken?” Maak een gebaar terwijl u spreekt, bijv. ; u maakt een gebaar voor “Slapen”en zegt; “Wil je al slapen?” Maak een eenvoudig tekeningetje om te verduidelijken waarover u spreekt. Bijv. u tekent snel een fiets en u zegt; “Mijn fiets is gestolen”.
Stimuleer de afasiepatiënt om gebaren te gebruiken, om iets te tekenen of om iets aan te wijzen. Soms lukt dit en helpt goed bij de communicatie. Schrijf tijdens het gesprek trefwoorden onder elkaar op; - Bij afspraken - Bij wat ingewikkelde mededelingen. Bijv. bij; “Wij moeten om twee uur naar de dokter”, schrijft u op; - JAN en WILLIE - 2 uur - DOKTER - AZALEASTRAAT 25 U schrijft dus niet “wij”maar de namen van de personen om wie het gaat. Het adres schrijft u op om aan te geven dat de dokter niet bij u thuis komt maar dat u naar de dokter gaat. Nog een ander voorbeeld. Als de verpleegkundige bijv. wil vragen; “Is uw vrouw op bezoek geweest?”, kan ze opschrijven: ‘MAANDAG’, de dag is duidelijker dan bijvoorbeeld gisteren of vandaag en “WILLIE”. Ook hier geldt de naam is duidelijker dan bijv. “Uw vrouw”. Als trefwoorden uit een gesprek worden opgeschreven, wordt iemand met een afasie veel actiever bij een gesprek betrokken.
Suggesties voor communicatie met afasiepatiënten Het is belangrijk om te weten dat behalve het spreken vaak ook andere dingen niet goed meer functioneren. Dit tengevolge van de ziekte en niet omdat de patiënt in de war is, zoals vaak wordt gedacht. De onwillekeurige taal is vaak beter dan de willekeurige. De patiënt kan daardoor erg geëmotioneerd reageren of vaak gaan vloeken. Vloeken is onwillekeurige taal en rolt er als het ware vanzelf uit. De patiënt heeft vaak moeite met het uitvoeren van meerdere handelingen tegelijk. Behalve de hierboven genoemde tips zijn er daarom een aantal algemene suggesties die wij u graag willen meegeven om de communicatie tussen u en de patiënt zo optimaal mogelijk te laten verlopen. Spreek langzaam, het kost een afasiepatiënt meer tijd om te begrijpen wat er wordt gezegd. Zorg dat de patiënt u ziet terwijl u met hem praat Switch niet teveel van onderwerp Dwing de afasiepatiënt niet te spreken als deze niet wil of kan Probeer taal te ontlokken door automatismen. Een voorbeeld hiervan zijn kinderliedjes die iedereen kent, kan een afasiepatiënt vaak meezingen. Wees zo eerlijk mogelijk tegen de patiënt. Probeer hem niet voor de gek te houden door bijvoorbeeld te zeggen: “Alles komt weer goed”. Spreek niet voor de patiënt tenzij dit strikt noodzakelijk is. Help niet te snel met het hele woord voorzeggen. Als je weet wat de patiënt wil zeggen, help dan door de mondstand van het woord voor te doen. Laat de patiënt van je mond aflezen. Val de afasiepatiënt niet in de rede als hij probeert iets te zeggen. Gun hem de tijd om op het volgende woord te komen. Maak geen zinnen voor hem af zonder hem eerst de tijd te geven het zelf te proberen. Praat niet tegen de afasiepatiënt alsof hij doof is. Hij kan wel horen maar niet altijd begrijpen wat je zegt. Voorkom dat meerdere personen tegelijk tegen de afasiepatiënt praten. Het is eenvoudiger om naar een persoon tegelijk te luisteren. Zeg hardop hoe gebaren of gezichtsuitdrukkingen van de afasiepatiënt op u overkomen. U kunt dan vaststellen of u ze juist geïnterpreteerd heeft. U krijgt altijd begeleiding van de logopediste. Zij helpt u met zoeken naar de juiste manier van omgaan met de afasie. Immers niet één afasie is gelijk en daarom geldt voor iedereen een andere benadering.
Behandeling en begeleiding van een afasiepatiënt
Het ziekenhuis Veel patiënten met een afasie worden enige tijd opgenomen in het ziekenhuis. De oorzaak van de afasie ligt in de hersenen en daarom is de opname meestal op de afdeling neurologie. Naast andere behandelingen wordt ook een start gemaakt met het oefenen met spreken. Hiervoor wordt de logopediste ingeschakeld. Zij komt regelmatig bij de patiënt langs. Zij begeleidt de patiënt en de familie tijdens de ziekenhuisopname.
Logopedie De logopediste werkt op het terrein van de intermenselijke communicatie en alles wat daarmee samenhangt. De logopediste is deskundig op het gebied van de voorwaarden en de middelen tot communicatie als het gaat om taal, spraak, stem en gehoor. Tevens houdt de logopediste zich bezig met de mondfuncties die van belang zijn voor het eten en drinken. Op grond van deze deskundigheid voert de logopediste taken uit die gericht zijn op het wegnemen of het verminderen van factoren die de communicatie kunnen belemmeren. De logopediste is goed op de hoogte van allerlei informatiemateriaal. Zij biedt u naast deze folder ook andere informatiemateriaal aan. De logopediste is ook goed op de hoogte van de hulpmiddelen die er zijn om de communicatie te verbeteren. Er zijn heel veel hulpmiddelen maar niet ieder hulpmiddel is geschikt voor u. soms moet een hulpmiddel geprobeerd worden, maar soms is het bij voorbaat al niet geschikt.
Geschreven communicatie Omdat in het begin, na het ontstaan van de afasie nog veel in de communicatie niet lukt, is het handig een aantal dingen op te schrijven. Enerzijds kunt u gebruik maken van het geschreven woord, door trefwoorden te noteren, anderzijds is het ook handig om dit alvast te noteren in het communicatieschrift. Dit kan veel moeilijke gesprekken voor de patiënt en de familie voorkomen. Belangrijke informatie kan ook genoteerd worden. We denken dan aan zaken: als hoe ziet de familie eruit en wat zijn de namen van de partner, kinderen en eventueel kleinkinderen ook kunt u noteren wat de patiënt graag lust of juist niet wat zijn de hobby’s en allerlei zaken die in u opkomen, waarvan u denkt dat ze belangrijk zijn De verpleegkundigen schrijven ook dingen op, zoals hoe het wassen ging en of er nog iets is gedaan. Dit alles om het communiceren makkelijker te maken. Het is niet de bedoeling dat dit de mondelinge communicatie met de verpleegkundigen vervangt. U kunt altijd met vragen nog even naar de verpleegkundige toe gaan.
Een paar voorbeelden van hulpmiddelen De Stichting Afasie Nederland heeft een taalzakboek ontworpen. Dit is een boek met veel plaatjes die in categorieën bij elkaar staan. Door de afasiepatiënt een en ander aan te laten wijzen kan een gesprek duidelijker verlopen. De afasiepatiënt wijst iets aan terwijl de gesprekspartner dit opschrijft. In dit boekje kunt u als familie ook zelf foto’s of tekeningen plakken, per categorie, die voor de afasiepatiënt van belang zijn. Bijvoorbeeld foto’s van de kinderen, kleinkinderen, huisdieren of iets wat met een hobby te maken heeft. Zo maakt u als het ware een persoonlijk taalzakboekje wat helemaal op de afasiepatiënt gericht is. Een ander voorbeeld is het zogenaamde “aanwijsboek”. Deze wordt uitgegeven door de stichting Zorg lichamelijk gehandicapten. Op de afdeling neurologie zijn twee exemplaren van deze aanwijsboekjes aanwezig. U kunt deze lenen tegen betaling van een borgsom. De titel van het boekje zegt eigenlijk al waar het omgaat: “Je kunt iets aanwijzen”. Het is een boekje in een handig formaat en het is ook in categorieën ingedeeld.
Verder kan er natuurlijk gebruik worden gemaakt van de moderne communicatiemiddelen zoals de computer.
Ontslag uit het ziekenhuis Na enige tijd wordt u uit het ziekenhuis ontslagen. Afhankelijk van uw conditie en van uw mogelijkheden om te oefenen gaat u naar huis, naar een verpleeghuis of naar een revalidatiecentrum. Het team op de afdeling neurologie beoordeelt dit. Het team bestaat uit een neuroloog, de revalidatiearts, de ergotherapeut, de fysiotherapeut, de verpleegkundige en in uw geval ook de logopediste. Als u naar een andere instelling gaat, wordt er een overdracht geschreven. Deze gaat met u mee of wordt opgestuurd. Hij/zij kan met vragen altijd nog bellen. De logopedie wordt altijd overgenomen. Als u naar huis gaat, krijgt u een afspraak voor een logopedist bij u in de buurt. U kunt daar zelf naar toegaan. De logopediste van het ziekenhuis draagt haar bevindingen en hoever ze met u bent, over aan haar collega. De huisarts wordt op de hoogte gesteld van het feit dat u naar huis gaat. De neuroloog schrijft een ontslagbrief met daarin zijn bevindingen, een uitgebreide brief wordt later opgestuurd. De neuroloog bepaalt wat u thuis nog moet ondernemen om verder te revalideren. Hij zal daarvoor de nodige aanvragen invullen en deze krijgt u mee naar huis, zoals een machtiging voor de logopedie. Afasie Vereniging Nederland 026-3512512 www.afasie.nl
Dysartrie Wat is dysartrie Dys- betekent verminderd/bemoeilijkt, artrie betekent articuleren/spreken. Dysartrie is een spraakstoornis die het gevolg is van een aandoening in het zenuwstelsel. Deze aandoening verstoort de werking van een of meerder spieren die bij het spreken betrokken zijn. Vaak is de oorzaak een herseninfarct of een hersenbloeding, maar ook neurologische spierziekten als Parkinson, MS en ALS kunnen tot een spraakstoornis leiden. De besturing van de spreekspieren kan verstoord zijn waardoor er problemen optreden met bijvoorbeeld de ademhaling, de stemgeving en de articulatie. Vaak treden er beperkingen op in de stembanden, tong, lippen en gehemelte. Hierdoor worden de klanken en woorden vervormd en minder goed verstaanbaar, tot zelfs onverstaanbaar wanneer er ernstige problemen zijn. De spraak kan vlak en monotoon klinken, maar soms ook juist zeer gespannen en stotend. Ook komen er problemen voor met bijvoorbeeld het spreektempo en de ademverdeling gedurende het spreken. Overmatige speekselproductie en een halfzijdige verlamming in het gezicht, een zogenaamde facialis parese, kunnen tevens het spreken bemoeilijken. Er kunnen verschillende vormen van dysartrie gediagnosticeerd worden waarbij vooral het onderscheid gemaakt wordt tussen een slappe en een gespannen dysartrie en de ernst van de stoornis. Iemand met dysartrie heeft dus geen problemen met de taal wat wel het geval is bij iemand met een afasie. Het begrijpen en formuleren is goed. Zo heeft een dysartriepatiënt ook geen problemen met het lezen en schrijven (mits het zien en de handmotoriek voldoende zijn).
Mogelijke bijkomende problemen Naast de spraakstoornis kunnen er andere problemen zijn als gevolg van het hersenletsel. Deze kunnen bij elke
patiënt verschillend zijn, maar hierbij enkele voorbeelden: en halfzijdige verlamming, ook in het gezicht poblemen met waarnemen, bijv. met zien, horen, voelen en proeven poblemen met het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, de patiënt weet niet meer hoe hij een handeling moet uitvoeren. Dat kan ook het geval zijn bij de mondbewegingen vranderingen in gedrag en emoties cgnitieve problemen, zoals geheugenproblemen, verminderde aandacht en concentratie sikproblemen, hierover meer in de folder slikstoornis/dysfagie De verpleegkundige kan u veel informatie verstrekken en zal een belangrijke rol spelen in de doorverwijzing en de nazorg.
Therapie In eerste instantie worden de mondfuncties als kauwen en slikken onderzocht, evenals de mogelijkheden en beperkingen van het spreken. De articulatie wordt getest, evenals de stemgeving en de ademverdeling tijdens het spreken. Het is belangrijk dat de patiënt bewust wordt van zijn verstaanbaarheid en hoe hij deze positief kan beïnvloeden door bijvoorbeeld duidelijker te articuleren en langzamer te spreken. Hiervoor worden verschillende oefeningen geboden en wordt men ook geattendeerd dit toe te passen in het gewone spreken. Wanneer er sprake is van een ernstige spraakstoornis en de patiënt niet in staat is tot verstaanbare uitingen, kan er gestart worden met alternatieve communicatie middel, bijvoorbeeld schrijven of typen.
Communicatieadviezen bij patiënten met een spraakstoornis de spraak is in het algemeen moeilijk te verstaan. Voer daarom gesprekken in een rustige omgeving (voor zover mogelijk) kijk elkaar aan tijdens een gesprek. Veel informatie is afleesbaar van de mimiek, maar ook van de mond/articulatiebewegingen herhaal wat je verstaan hebt. Dit ter controle voor beide partijen moedig de patiënt aan om (indien mogelijk) langzamer te spreken en ook midden in een zin even te stoppen, vaak wordt het dan duidelijker stimuleer de patiënt om zonodig ondersteunende gebaren te maken, of indien mogelijk te schrijven realiseer dat het spreken voor een patiënt met dysartrie vermoeiend kan zijn De vermoeidheid kan per situatie en per tijdstip verschillen.
Ontslag uit het ziekenhuis Afhankelijk van de ernst en het type spraakstoornis en de bijkomende problemen, zal de behandeling korter of langer kunnen duren en is voortzetting na de ziekenhuisperiode wenselijk. Er wordt gestreefd om een goede nazorg te realiseren, passend bij de mogelijkheden van de patiënt en zijn leefomgeving. Wanneer iemand met ontslag naar huis gaat, kan therapie plaats vinden in bijvoorbeeld: een reguliere logopediepraktijk een dagbehandeling in het ziekenhuis, verpleeghuis of revalidatiecentrum Is er nog een langere klinische revalidatieopname nodig, dan kan deze plaats vinden in een revalidatiecentrum of een verpleeghuis. Wanneer u graag een persoonlijk gesprek met de logopediste wilt, kunt u een afspraak maken met de (stroke)verpleegkundige.
Dysfagie: slikstoornissen Slikken lijkt eenvoudig, maar is in werkelijkheid een uiterst gecompliceerd samenspel van diverse spieren en zenuwen. Hierbij spelen timing, coördinatie, gevoel en spierkracht een grote rol Wanneer er een verstoring in dit samenspel optreedt, kunnen er slikproblemen ontstaan.
Verslikken Verslikken en hoesten zijn de bekendste uitingsvormen van een dys (niet goed) fagie (slikken). Verslikken betekent dat er vocht of voedsel in de luchtpijp terechtkomt in plaats van in de slokdarm. Gewoonlijk zal er een flinke hoestbui optreden om het voedsel uit de luchtpijp te verwijderen. Gebeurt dit niet dan kan er een infectie zoals een longontsteking optreden.
Gevolgen Slikproblemen kunnen betekenen dat iemand zich verslikt tijdens het drinken of dat vast voedsel niet goed gekauwd en verplaatst kan worden naar de keel. Het komt vaak voor dat mensen met een slikstoornis voedsel vermijden en eenzijdig of onvoldoende eten. Ondervoeding en uitdroging zijn daarom veel voorkomende gevolgen van dysfagie.
Diagnose Op de afdeling Logopedie wordt onderzocht of er sprake is van een slikstoornis en wat de oorzaak is. Soms is alleen logopedisch onderzoek niet voldoende en is aanvullende diagnostiek nodig. De aanvullende diagnostiek kan bestaan uit een slikfoto of slikvideo van de hele slikbeweging, dit vindt plaats op de afdeling Radiologie. Hierbij wordt onder röntgendoorlichting het slikproces in beeld gebracht en worden stoornissen gesignaleerd. Een andere vorm van aanvullende diagnostiek is een FEES (Flexibele Endoscopische Evaluatie Slikbeweging) op de afdeling KNO. Hierbij kijkt de KNO-arts via een slangetje door de neus, naar de keel en beoordeelt samen met de logopedist hoe het slikken verloopt. Vaak worden genoemde onderzoeken gecombineerd om zo een totaal beeld te verkrijgen.
Herstel Afhankelijk van de oorzaak treedt er wel of geen herstel op. Het kan zijn dat de logopedist adviseert om het drinken dikker te maken met een verdikkingsmiddel of vaste voedingsproducten te vermijden. Met gerichte therapie, gegeven door een logopedist, wordt er gestreefd naar veilig, dat wil zeggen zonder verslikken, of zo veilig mogelijk zelfstandig eten.
Agnosie Het woord a-gnosie betekent niet-kennen. Het wijst op een vrij zeldzame aandoening waarbij iemands zintuigen op zich intact zijn, terwijl hij toch dingen in een zijn omgeving niet kan herkennen. Als iemand een visuele agnosie heeft, dan is hij niet blind (de ogen zijn in orde, en de visuele hersenschors ook) maar toch herkent hij de voorwerpen niet als hij ze ziet. Het kan zijn dat de bepaalde aspecten van het onderwerp niet herkend worden; vorm, kleur, grootte. In andere gevallen worden die bepaalde kenmerken wel herkend. Iemand is dan prima in staat om het voorwerp te bekijken maar dan zonder te weten wat het is. Wel zal hij het onderwerp herkennen als hij het mag betasten of een kenmerkend geluid hoort. Ook auditieve agnosie komt voor: iemand kan aangeven dat hij wel een geluid hoort, maar hij herkent het niet als, bijvoorbeeld het blaffen van een hond. Een tactiele agnosie wordt het voorwerp wel gevoeld maar op de tast niet herkend.
De puzzel en de stukjes Bij een agnosie hebben we het over een stoornis van een van de zintuigen. Maar voor een goed begrip van de wereld om ons heen moeten we in staat zijn om alle informatie die binnen komt te koppelen. Datgene wat we zien moeten we koppelen aan de informatie die we horen en de informatie die we voelen. En aan de informatie die in onze hersenen is opgeslagen; de informatie uit ons geheugen. Pas wanneer al die informatie aan elkaar gekoppeld wordt, wanneer al die stukjes van de puzzel samen één plaatje vormen, is begrip mogelijk. Bij een beroerte in de rechter hersenhelft kan dat vermogen gestoord zijn. De wereld blijft dan gefragmenteerd. Alle stukjes worden gezien en herkend, maar de stukjes bij elkaar krijgen geen betekenis.
Apraxie Moeite met alledaagse activiteiten Apraxie wil zeggen dat iemand na een beroerte moeite heeft met gewone, alledaagse handelingen. Lichamelijk is iemand er wel toe in staat, maar hij of zij weet niet meer hóe het moet. Vaak kan iemand met apraxie een handeling niet bewust maar nog wel automatisch uitvoeren. Zo iemand kan bijvoorbeeld niet blazen als dat gevraagd wordt, maar zal wel een lucifer uitblazen voor hij of zij de vingers brandt. Opvallend genoeg kunnen mensen met apraxie vaak wel vertellen hoe een handeling moet worden uitgevoerd.
Uitingsvormen van apraxie Apraxie kan zich op verschillende manieren uiten. Hieronder noemen we de meest voorkomende uitingen. moeilijk op gang komen bij een handeling bepaalde handelingen uitstellen of vermijden onhandigheid vergeten een deel van de handeling uit te voeren de handeling in verkeerde volgorde uitvoeren een verkeerd voorwerp gebruiken maar één onderdeel van de handeling uitvoeren een beweging onnodig herhalen Als voorbeeld nemen we een alledaagse handeling als aankleden. Apraxie kan er dan als volgt uit zien: iemand staat voor een berg kleding en weet niet wat hij of zij eerst moet aantrekken iemand vraagt de partner om hulp bij het aankleden iemand heeft veel tijd nodig om zich aan te kleden. Het lijkt wel alsof hij of zij het voor het eerst doet iemand doet wel een bloes aan maar knoopt deze niet dicht iemand trekt de onderbroek over zijn of haar broek aan iemand gebruikt een onderbroek als muts iemand trekt wel een trui over zijn hoofd, maar stopt de armen vervolgens niet in de mouwen iemand trekt meerdere broeken over elkaar aan
Diagnose Apraxie en herkenningsproblemen (agnosie) worden vaak met elkaar verward. Ook iemand die een voorwerp niet herkent, kan het voorwerp verkeerd gebruiken. Daarom is het belangrijk dat er een goede diagnose wordt gesteld.
Wat kunt u zelf doen?
Maak met uw partner duidelijke afspraken over de manier waarop hij of zij u ondersteunt. Denk bewust na over de volgorde van de deelhandelingen voordat u een activiteit gaat uitvoeren. Benoem telkens de deelhandeling die u gaat uitvoeren. Deel ingewikkelde handelingen op in meerdere, kleine handelingen die u wel kunt overzien. Voer handelingen zo veel mogelijk uit in een vertrouwde omgeving. Was u bijvoorbeeld in de badkamer en niet op de rand van het bed. Hierdoor valt u sneller terug op het ‘automatische’ gedrag van voor de beroerte. Daardoor lukken handelingen ineens wél. Sta niet te veel stil bij wat u vroeger allemaal kon. Richt u op de toekomst.
Wat kunt u als naaste doen? Laat u goed voorlichten door de hulpverlener. Hoe kunt u uw partner het beste helpen? Laat uw partner zo veel mogelijk zelf doen. Reageer positief als uw partner iets uitprobeert. Hiermee stimuleert u uw partner. Geef iemand de tijd die hij of zij nodig heeft om de handeling uit te voeren. Laat iemand de handeling uitvoeren zoals hij of zij dat gewend is. Probeer dus niet uw eigen volgorde of uw eigen manier van doen aan de ander op te dringen. Leg voorwerpen op een logische plek in het huis. Eventueel kunt u voorwerpen, zoals kleding, al in de goede volgorde klaarleggen.
Hoe gaat de ergotherapeut te werk? De ergotherapeut probeert problemen in het zelfstandig handelen te overwinnen door het opnieuw aanleren van de handelingen. De ergotherapeut brengt dit leerproces op gang en begeleidt het op maat. Er wordt dan bijvoorbeeld begonnen met een eenvoudige activiteiten, daarna met complexere activiteiten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van activiteiten die de patiënt zelf aangeeft weer te willen uitvoeren.
Wat leert de patiënt in de ergotherapeutische behandeling? Bij de patiënt wordt aanspraak gemaakt op de nog wel aanwezige leer- en handelingsmogelijkheden. Dit om de dagelijkse activiteiten, zij het eventueel op een andere manier, weer te kunnen uitvoeren. Soms komt hij niet tot het niveau van geheel zelfstandig handelen en zal hierbij hulp nodig hebben van zijn omgeving. De ergotherapeut adviseert de direct betrokkene(n) over de manier waarop ze de patiënt kunnen ondersteunen. Brochure Praktisch omgaan met Apraxie. Informatie voor mensen uit directe omgeving van de CVA-patiënt met apraxie. Hersenstichting Nederland, www.hersenstichting.nl www.ergotherapie.nl
Hemianopsie Wat is hemianopsie? Het komt voor dat van beide ogen een deel van het gezichtsveld uitvalt. De linker- of rechterkant van het gezichtsveld is dan wazig. Dit verschijnsel heet hemianopsie. Als mensen met hemianopsie hun hoofd draaien, kunnen ze toch zien wat er in het wazige gebied gebeurt. Niet bij iedereen met hemianopsie is hetzelfde deel van het gezichtsveld uitgevallen. Dit heeft te maken met de plaats van de hersenbeschadiging.
Algemene tips Het hebben van een hemianopsie kan problemen geven in het dagelijkse leven. Omdat mensen met een hemianopsie zich bewust zijn van het feit dat ze niet alles waarnemen, kunnen zij zichzelf corrigeren en zichzelf aanleren de ogen en hoofd te draaien, zodat ze wel een totaalbeeld van de omgeving krijgen: Leer een vast zoekgedrag aan. U zoekt een ruimte of een voorwerp altijd af van links naar rechts en van boven naar beneden. In huis heeft u een vaste indeling van kasten en ruimtes. Controleer uzelf nadat u een activiteit gedaan heeft.
Tekst lezen Door tekst op zijn kop te lezen of wanneer deze een kwartslag gedraaid is, kunt u het begin van het woord en de zin beter vinden. Het vergt wel enige oefening om zo te lezen. Verder kunt u een felgekleurde liniaal verticaal naast de tekst aan de linkerzijde leggen, zodat het begin van de regel beter zichtbaar wordt. Door de tijd te nemen kunt u uw volledige aandacht richten op het lezen. Ook kunt u een blaadje gebruiken om de tekst af te schermen, zodat alleen de regel die u wilt lezen zichtbaar is. Wanneer u juist problemen heeft met het vinden van het einde van het woord of zin, moet u, voordat u het hele woord leest, eerst het einde van het woord zoeken. Ook een felgekleurde liniaal aan de rechterzijde van de tekst kan een oplossing zijn. U kunt een tekst het beste lezen als de letters niet te groot zijn en er niet te veel woorden op één regel staan. Houd rekening met de keuze van de Tv-programma’s. Nederlandstalige programma’s zijn makkelijker te volgen, omdat zij geen ondertiteling hebben. Als u gaat schrijven, kunt u het beste het papier op een felgekleurde placemat leggen, zodat u goed kunt zien hoe groot de bladzijde is. Eventueel kunt u de kantlijn extra markeren met een stift of met behulp van een felgekleurd liniaaltje. Brochure te bestellen bij de “Hersenstichting Nederland, www.hersenstichting.nl Telefoonnummer 070-3604816 Neglect en hemi-anopsie. Mijn wereld is niet meer compleet.
Neglect Wat is neglect? Neglect betekent dat de aandacht voor het lichaam en de ruimte aan de aangedane zijde veranderd of verminderd is. Met andere woorden: u bent zich niet of minder bewust van wat zich aan één kant van het lichaam of de ruimte afspeelt.
De aangedane zijde verwaarlozen De verschijnselen van een beroerte treden vaak op aan één kant van het lichaam. Deze kant heet ook wel de ‘aangedane zijde’. Als de beroerte in de linkerhersenhelft heeft plaatsgevonden, is de rechterkant van uw lichaam
de ‘aangedane zijde’. Als uw rechterhersenhelft is getroffen, gaat het om de linker lichaamshelft. Sommige mensen hebben de neiging om de aangedane zijde te verwaarlozen. Ze doen dat niet met opzet: ze zijn zich niet of minder bewust van die kant van het lichaam. Zo kan het voorkomen dat iemand zich maar aan één kant wast, één helft van zijn gezicht scheert en één sok aantrekt. Als zo iemand in de spiegel kijkt, trekken de ogen automatisch naar de ‘goede’ kant. Dit verschijnsel komt vaker voor bij een beroerte in de rechterhersenhelft dan bij een in de linkerhersenhelft.
De helft waarnemen Mensen met neglect zijn niet doof of blind. Ook hun tastzin is niet aangetast. Maar hun hersenen kunnen niet verwerken wat er aan de ene kant van hun lichaam gebeurt. Meestal gaat het om alle signalen die van die kant komen, maar het komt ook voor dat iemand wel kan horen, zien of voelen aan die kant. Zo kan het dat iemand met neglect een persoon die naast hem of haar zit, helemaal niet opmerkt of wel hoort maar niet ziet. Mensen met neglect vergeten steeds dat ze niet alles waarnemen: ze zijn zich dus niet voortdurend bewust van hun klacht. Er zijn ook lichte vormen van neglect. Mensen hebben er dan pas last van als ze moe zijn of als er veel tegelijk om ze heen gebeurt.
Misverstanden en risico’s Neglect is een bron van misverstanden. Een eenvoudig voorbeeld: als u op een feestje naast iemand met neglect zit, zult u al snel denken dat hij of zij u bewust negeert. Zelfs als u iets zegt, krijgt u geen enkele reactie. Ook brengt neglect risico’s met zich mee. Denk maar aan het verkeer of aan een pan die op het vuur staat en over het hoofd wordt gezien. Mensen met neglect kunnen daarom het beste alles zoveel mogelijk volgens vaste patronen doen. De kans dat er iets wordt overgeslagen, wordt dan kleiner.
Enkele tips zorg dat spullen op een vaste plaats staan, zodat u weet waar u moet zoeken (wekker, handdoeken, borden, bestek etc.) leer een vast zoekgedrag aan. U zoekt een ruimte of een voorwerp altijd af van links naar rechts en van boven naar beneden en terug volg met uw ogen de gehele deurstijl, zodat u in kunt schatten hoe breed deze is voordat u door de deur heen loopt houd een vast volgorde van wassen aan, u begint altijd met de aangedane zijde en eindigt met de gezonde zijde het is verstandig na het wassen en aankleden te controleren of u niets vergeten bent. U kunt het beste beginnen met de aangedane zijde en eindigen met de gezonde zijde iemand uit uw sociale omgeving wijst u op voorwerpen en personen die u niet opmerkt. Hierdoor kunt u er gericht naar zoeken vraag begeleiding bij deelname aan het verkeer of andere onveilige situaties ga in een ruimte zo zitten dat u het grootste deel van de ruimte aan uw ‘goede’ kant hebt hou er rekening mee dat neglect vaak erger wordt in drukke situaties
Wat kunt u als naaste doen? Breng structuur aan. Geef bijvoorbeeld alle voorwerpen in huis een vaste plek. Wijs uw partner op dingen in de omgeving die hij of zij niet ziet of hoort. Zo stimuleert u de verwaarloosde kant. Wilt u de aandacht van uw partner trekken? Ga dan voor uw partner staan of aan de ‘goede’ kant.
Van wie krijgt u hulp? De ergotherapeut leert u hoe u zo zelfstandig mogelijk dagelijkse handelingen kunt uitvoeren, ondanks neglect. Ook een gespecialiseerde verpleegkundige kan u helpen. Behandeling door een (neuro)psycholoog is onderdeel van de
revalidatie. Brochure te bestellen bij de “Hersenstichting Nederland, www.hersenstichting.nl Telefoonnummer 070-3604816. Neglect en hemi-anopsie. “Mijn wereld is niet meer compleet
Gevolgen voor emoties en gedrag Inleiding Een beroerte kan gevolgen hebben voor het functioneren van uw lichaam en uw denken. Daarnaast zijn er nog de gevolgen voor emoties en gedrag. Deze gevolgen zijn vaak niet goed meetbaar. Artsen hebben geen instrument om te kunnen constateren of iemand somberder is dan vroeger of vaker huilt dan voorheen. Bovendien weten artsen vaak niet hoe iemand zich voor de beroerte gedroeg. Wel zijn er instrumenten die meten hoe u zich nu voelt en of er sprake is van een depressieve of sombere stemming.
Moeilijk voor naasten Het zijn juist deze gevolgen die een zware belasting voor partner en naasten vormen. ‘Mijn partner is zo veranderd,’ is een opmerking die artsen regelmatig te horen krijgen. Ook zeggen partners vaak dat ze het met deze gevolgen het moeilijkst hebben. Dat iemand niet meer kan lopen of zich slecht kan concentreren, dat went vaak wel. Maar dat iemand niet meer op zichzelf lijkt, dat is moeilijker te accepteren.
Verschillende oorzaken Dat u zich na een beroerte anders gedraagt of hevige emoties hebt, kan een reactie zijn op de beroerte. Een beroerte is een ingrijpende ervaring. U hebt tijd nodig om dat te verwerken. Misschien bent u woedend, verdrietig, gefrustreerd, wanhopig, futloos of onzeker. Misschien bent u dat wel allemaal tegelijk. In dit geval hebben de emoties een psychische oorzaak.
Lichamelijke oorzaak Het is ook mogelijk dat de gevolgen een lichamelijke oorzaak hebben. Bepaalde gedragingen of emoties zijn dan een direct gevolg van de hersenbeschadiging. Want ook ons karakter en onze persoonlijkheid worden vanuit de hersenen geregeld. Met name vanuit de rechterhersenhelft: daar zitten de centra voor emoties en sociaal gedrag. Hieronder bespreken we de gevolgen voor emoties en gedrag die een lichamelijke oorzaak hebben.
Mogelijke gevolgen Plek in de hersenen Op het gebied van emoties en gedrag zijn de meest voorkomende gevolgen na een beroerte: gebrek aaninitiatief en interesse, ‘losse tranen’, prikkelbaarheid, afhankelijk gedrag en persoonlijkheidsveranderingen. Het lijkt erop dat ook hier de gevolgen samenhangen met de plek in de hersenen die is beschadigd. Helemaal zeker is dat niet: wetenschappers zijn het hier nog niet over eens. De hersenfuncties hebben bovendien niet bij iedereen dezelfde plek. Hieronder beschrijven we de meest voorkomende verdeling. Die gaat op voor de meeste mensen die rechtshandig zijn en voor ongeveer de helft van alle mensen die linkshandig zijn.
Rechter hersenhelft Ons gedrag en onze emoties worden vooral aangestuurd door de rechter hersenhelft. Als de hersenhelft beschadigd raakt, leidt dat vaak tot een gebrek aan inzicht. Iemand overschat dan zijn mogelijkheden, en zal bijvoorbeeld onnodige risico’s nemen in het verkeer. Zo iemand zal eerst doen en dan denken (impulsief gedrag). Ook voelt iemand vaak niet goed aan wat wel en niet gepast is in een sociale situatie, eet bijvoorbeeld gulzig of
gebruikt voortdurend schuttingtaal. Bij een beschadiging van de rechterhersenhelft zijn mensen zich vaak niet bewust van hun afwijkende gedrag. In plaats van dit ongecontroleerde gedrag en deze heftige emoties is het ook mogelijk dat iemand juist heel vlak overkomt. Zo iemand kan ongevoelig lijken en bijvoorbeeld het gevoel voor humor verloren hebben.
Linker hersenhelft Mensen die zijn getroffen door een beroerte in de linker hersenhelft, zijn zich meestal bewust van hun klachten. Dat leidt vaak tot angst en onzekerheid. Iemand kan zich afhankelijk opstellen. Ook komt depressie veel voor bij een beroerte in de linker hersenhelft.
Wirwar van emoties Bepaalde emoties kunnen ook tegelijkertijd optreden en elkaar versterken. Zo maakt vrijwel iedereen na een beroerte een periode van ontkenning door: mensen willen dan niet zien wat er met ze aan de hand is. Een beperking of een handicap is nu eenmaal moeilijk te accepteren. Als iemand dan ook niet goed begrijpt wat er aan de hand is, kan de ontkenningsfase langer aanhouden.
Wisselend gedrag Veranderingen in emoties en gedrag zijn niet altijd aanwezig. Bij sommige mensen treden ze alleen op onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij stress. Bij anderen wisselt het gedrag van dag tot dag, zonder aanwijsbare reden. Zorg er in ieder geval voor dat u voldoende rust krijgt: vermoeidheid en spanning verergeren uw klachten. Voor uw naasten kan dit wisselende gedrag moeilijk zijn. Uw naasten weten niet wat ze kunnen verwachten. Sommigen zullen geneigd zijn te denken dat u zich expres anders gedraagt. Dit kan tot onbegrip en ruzie leiden. Probeer uw naasten zo veel mogelijk duidelijk te maken dat u minder greep hebt op uw emoties en vraag om geduld.
Tips Hieronder staat een korte beschrijving van veel voorkomende verschijnselen. Daarbij staat een aantal tips: over hoe u zelf met deze verschijnselen kunt omgaan en wat uw naaste omgeving voor u kan doen. Deze tips zijn algemeen. Realiseer u dat de situatie na een beroerte voor iedereen anders is. Bespreek uw persoonlijke situatie daarom ook met uw (revalidatie-)arts, nazorgverpleegkundige of andere hulpverlener. Ook kan het prettig zijn om ervaringen uit te wisselen met lotgenoten. Lotgenoten zitten in dezelfde situatie, daarom hoeft u niet eerst uit te leggen wat er met u aan de hand is. U kunt lotgenoten ontmoeten via een patiëntenvereniging.
1. Gebrek aan inzicht De rechter hersenhelft Na een beroerte kan iemand last hebben van een gebrek aan inzicht: in het eigen ziektebeeld, het eigen gedrag, de emoties van anderen of de sociale situatie. Zo’n gebrek aan inzicht hoeft niet direct in het oog te springen. Iemand kan enthousiast aan het revalideren zijn en gewoon deelnemen aan het sociale leven. Maar op kleine punten gaat het mis. Er worden ongeschreven regels overtreden: door een mop op een begrafenis te vertellen of onverschillig te reageren op het verdriet van een ander. Vaak voelt iemand niet goed meer aan wat passend is. Gebrek aan inzicht ontstaat vaak na een beschadiging van de rechter hersenhelft, en hangt vaak samen met een gebrek aan inzicht in ruimte en tijd. Geen inzicht in eigen ziektebeeld Iemand beseft niet goed wat er aan de hand is en zegt dat het allemaal wel meevalt. Hij of zij overschat de eigen mogelijkheden, en begint aan een onderneming die gedoemd is te mislukken. Een paar voorbeelden: iemand die probeert op te staan bij verlammingsverschijnselen in de benen, iemand die de oude baan weer wil oppakken terwijl
het denken veel trager gaat. Vaak negeren deze mensen goede raad en geven ze anderen de schuld als iets niet goed gaat. Wat kunt u zelf doen? U bent zich er waarschijnlijk niet van bewust dat u onvoldoende inzicht in uw eigen ziekte hebt. Probeer de opmerkingen van uw naasten te vergelijken met uw eigen gedachten en ideeën over uw ziekte. Vertrouw erop dat uw naasten het beste met u voor hebben. Vraag zelf aan uw naasten wat zij van uw situatie denken. Wat kunt u als naaste doen? Zeg eerlijk hoe u erover denkt. Geef iemand de ruimte om dingen uit te proberen. Laat uw partner zelf ervaren hoe iets gaat. Stel daarbij wel duidelijke grenzen. Voorkom dat iemand echt gevaar loopt. Breng zo veel mogelijk structuur aan. Zoek contact met lotgenoten. Juist bij deze klachten kunt u op veel herkenning en begrip rekenen. Vraag hulpverleners om uitleg. Van wie krijgt u hulp? De neuropsycholoog kan uw klachten in kaart brengen. De cognitief therapeut of maatschappelijk werker helpt u en uw partner met uw klacht om te gaan. De ergotherapeut leert u hiermee om te gaan in de voor u belangrijke dagelijkse activiteiten. Alle andere betrokken hulpverleners passen hun behandeling aan de klacht aan. Soms is het nodig dat de hulpverlener u confronteert met uw klachten. Hij of zij laat u dan bewust ‘fouten’ maken. Hierbij krijgt u begeleiding.
2. Geen inzicht in emoties van anderen Er kan nog maar weinig aandacht zijn voor de gevoelens van anderen. Degene die een beroerte heeft gehad, is vooral met zichzelf bezig en lijkt het vanzelfsprekend te vinden dat anderen voor hem of haar klaar staan. Dit komt doordat hij of zij zich niet meer kan ‘verplaatsen’ in een ander. Vaak heeft zo iemand ook moeite met ruimte en tijd: hij of zij kan bijvoorbeeld niet goed vooruitkijken. Zo iemand gaat dan alleen maar uit van zichzelf in het hier en nu. Dit heet ook wel egocentrisch gedrag. Wat kunt u zelf doen? Waarschijnlijk bent u zich er niet van bewust dat u met deze klacht te maken hebt. Probeer te vertrouwen op het advies van uw partner. Wat kunt u als naaste doen? Probeer duidelijk te maken dat niet het hele leven om één persoon draait. Help uw partner rekening te houden met anderen. Leg uit dat niet alles meteen kan gebeuren zoals uw partner het wil. Begin hier zo vlug mogelijk na de beroerte mee. Probeer het gedrag van uw partner niet persoonlijk op te vatten. Het is een gevolg van de beroerte en is niet bewust tegen u gericht. Zorg dat u een eigen ‘uitlaatklep’ hebt. Zoek bijvoorbeeld via een patiëntenvereniging contact met lotgenoten. Van wie krijgt u hulp? De neuropsycholoog kan uw klacht in kaart brengen. De cognitief therapeut of gedragstherapeut kan u en uw partner helpen met uw klacht om te gaan. Alle betrokken hulpverleners stemmen hun behandeling hierop af.
3. Geen inzicht in eigen gedrag Iemand die geen inzicht in het eigen gedrag heeft, kan zich vaak onvoldoende beheersen. Sommigen zijn voortdurend aan het woord, anderen drinken te veel of zijn opdringerig. Anderen raken de controle over hun
emoties kwijt en kunnen extreem boos zijn of aan een stuk door huilen. Ook impulsief gedrag hoort erbij. Iemand is niet in staat orde in de chaos te brengen. Wat kunt u zelf doen? Geef uzelf de tijd om ergens over na te denken. Neem belangrijke beslissingen bijvoorbeeld pas nadat u er een nachtje over geslapen hebt. Zo voorkomt u dat u later ergens spijt van krijgt. Stel grenzen aan uw eigen gedrag. Spreek bijvoorbeeld met uzelf een maximumbedrag af dat u per dag mag uitgeven. Neem gepast geld mee en gebruik geen PIN of creditcard. Probeer ongewenst gedrag te vervangen voor een alternatief. Bijvoorbeeld: drink een glas water in plaats van een pak koekjes leeg te eten. Breng zoveel mogelijk structuur aan in uw leven. Dit geeft rust. Spreek met uw naasten af dat zij u waarschuwen als u te ver gaat. Wat kunt u als naaste doen? Leg uw partner rustig uit wat hij of zij aan het doen is en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn. Als uw partner de uitleg begrijpt, kunt u proberen afspraken te maken. Spreek bijvoorbeeld af hoeveel geld uw partner mag uitgeven of hoeveel alcohol hij of zij mag drinken. Zet afspraken eventueel op papier. Spreek af dat u een signaal geeft als uw partner toch te ver gaat. Zo’n signaal kan bijvoorbeeld een kneepje in de arm zijn. Probeer zelf rustig te blijven, ook als uw partner zich niet aan de afspraken houdt. Reageer consequent op ongepast gedrag. Agressief gedrag komt ook veel voor. Ga niet in op dit gedrag – u kunt bijvoorbeeld de kamer verlaten – en probeer het u niet persoonlijk aan te trekken. Als agressief gedrag gepaard gaat met schoppen en slaan, bespreek dit dan met de arts. De arts kan medicijnen voorschrijven die het agressieve gedrag verminderen. Zoek zo nodig zelf hulp. Zoek contact met lotgenoten. Het kan een enorme opluchting zijn om te praten met mensen die in dezelfde situatie zitten. Van wie krijgt u hulp? De neuropsycholoog brengt uw klacht in kaart. De cognitief therapeut of gedragstherapeut kan u en uw partner helpen met uw klacht om te gaan. Alle betrokken hulpverleners houden bij hun behandeling rekening met deze klacht.
4. Geen inzicht in sociale situaties Iemand weet niet hoe hij of zij ‘gepast’ kan reageren op een sociale situatie. Hij of zij eet bijvoorbeeld gulzig of gedraagt zich agressief. Wat kunt u zelf doen? U bent zich er zelf waarschijnlijk niet van bewust dat u zich sociaal ongepast gedraagt. Probeer te vertrouwen op het advies van uw naasten. Wat kunt u als naaste doen? Realiseer u dat uw partner zich er niet van bewust is dat hij of zij ‘de fout ingaat’. Zeg dus nooit iets als ‘doe normaal’, uw partner kan juist niet inschatten wat wel en niet normaal is. Leg rustig uit welk gedrag gepaster is. Reageer positief als uw partner zich gepast gedraagt. Geef zelf het goede voorbeeld. Misschien vermijdt u bepaalde situaties liever. Probeer te voorkómen dat u hierdoor zelf in een isolement raakt. Doe een aantal uren in de week iets voor uzelf, buiten de deur. Vraag een kennis of familielid om uw partner in de tussentijd te bezoeken. Van wie krijgt u hulp? De neuropsycholoog brengt uw klacht in kaart. De cognitief therapeut of gedragstherapeut kan u en uw partner
helpen met deze klacht om te gaan. Alle betrokken hulpverleners stemmen hun behandeling hier op af.
5. Bang en onzeker De linker hersenhelft Een beschadiging in de rechter hersenhelft kan leiden tot extravert of overmoedig gedrag. Bij een beschadiging in het linkerdeel van de hersenen kan de weegschaal naar de andere kant doorslaan. Mensen met een beschadiging in de linkerhersenhelft zijn vaak bang en onzeker. Ze durven geen dingen te ondernemen, juist omdat ze zo goed beseffen wat er met ze aan de hand is. Passief gedrag en depressieve gevoelens komen vaker voor. Een veelgehoorde klacht van de partner is dat iemand jaloers en argwanend wordt. Bij deze klachten gelden de volgende vuistregels: richt u op wat u nog wél kunt. Kijk naar de toekomst, houd een doel voor ogen en probeer dat te bereiken stel doelen die haalbaar zijn. Leg de lat voor uzelf niet te hoog deel de weg naar dat doel op in kleine stapjes. Iedere keer als u een stap hebt gezet, hebt u het gevoel dat u vooruitgaat probeer te ontspannen. Doe dingen die u leuk vindt. Als u vaker een prettig gevoel hebt, zult u zich ook minder vaak bang voelen Tips Probeer niet in te halen wat gisteren niet is gelukt. Pas uw schema aan. Ook door meer te bewegen kunt u zich prettiger voelen. Houd een dagboek bij, en schrijf daar in op wat u hebt bereikt. Als u het na een tijdje terugleest, zult u zien dat u meer hebt bereikt dan u dacht.
6. Gebrek aan initiatief en interesse Veel mensen worden passief na een beroerte. Ze zijn in zichzelf gekeerd en tonen nauwelijks interesse voor andere mensen of de rest van de wereld. De oorzaak hiervan kan lichamelijk zijn. Het lijkt wel of iemand geen eigen wil meer heeft: hij of zij komt niet meer op het idee om zelf iets te ondernemen. Sommige mensen maken een onverschillige indruk: zij kunnen hun emoties niet goed meer tot uitdrukking brengen. Passief gedrag is een bron van irritatie en misverstanden. Naasten kunnen vaak maar moeilijk begrijpen dat iemand niet op het idee kán komen om iets te gaan doen. Wat kunt u zelf doen? Leg uw naasten uit wat er met u aan de hand is. Zo voorkomt u irritatie en onbegrip. Misschien kunt u dit niet alleen: vraag dan steun aan uw hulpverlener. Volg het weekschema dat u samen met uw partner of hulpverlener hebt gemaakt. Eén activiteit per dag is genoeg. Probeer niet het schema van voor uw beroerte te evenaren. Probeer niet ineens heel actief te gaan doen, maar kies voor rustige activiteiten. Voorbeelden van dingen die u kunt doen zijn: naar de radio luisteren, postzegels verzamelen. Help waar mogelijk in het huishouden, liefst dagelijks. Hebt u zelf het idee dat niets u meer interesseert of raakt? Ervaart u een gevoel van vervreemding? Dat kan een bijwerking van de medicijnen zijn. Bespreek uw klachten met uw arts en kijk of u op een ander middel kunt overstappen. Wat kunt u als naaste doen? Stimuleer uw partner door samen dingen te ondernemen. Maak samen met uw partner een schema met activiteiten voor de hele week. Stimuleer uw partner om zich aan het schema te houden of geef instructies. Bespreek het als iemand doelen niet haalt. Vraag u samen af waarom dat zo is en hoe dat komt. Maak afspraken over dagelijkse huishoudelijke taken die uw partner kan uitvoeren. Onderneem zelf wel activiteiten, ook al haakt uw
partner af. Van wie krijgt u hulp? De activiteitenbegeleider kan u helpen om een dagindeling te maken. Ook kan de activiteitenbegeleider u helpen bij het oppakken van een vroegere hobby. De (huis)arts of neuroloog kan nagaan of uw klacht een bijwerking is van uw medicijnen. Daarnaast kan uw arts natuurlijk ook bekijken of er medicijnen zijn die u juist kunnen helpen. Als er nog maar weinig is dat u interesseert, kunt u de hulp inroepen van een psycholoog. Samen met de ergotherapeut kunt u bekijken wat uw interesses voor en na de beroerte waren. Daarna zet u op een rijtje wat nog steeds belangrijk voor u is. De ergotherapeut helpt u om veranderingen in uw leven door te voeren.
7. Depressie Depressie komt veel voor na een beroerte. Depressie is vaak een reactie op de beroerte én een gevolg van hersenbeschadiging. Verschijnselen De verschijnselen van een depressie zijn: een sombere stemming en een gebrek aan initiatief en interesse. Depressieve mensen voelen zich vaak uitgeput, minderwaardig en schuldig en denken veel aan de dood. Ook eten en slapen depressieve mensen te weinig of juist te veel. De verschijnselen houden minstens twee weken aan. Wat kunt u zelf doen? Door lichamelijke activiteiten kunt u zich beter gaan voelen. Probeer dus in beweging te blijven. Regelmaat heeft ook een positieve invloed op uw geest: ga daarom op vaste tijden naar bed en eet op vaste tijden. Zorg er ook voor dat u regelmatig andere mensen spreekt. Meld u bijvoorbeeld aan bij een club of vereniging. Bij een patiëntenvereniging kunt u mensen ontmoeten die in dezelfde situatie zitten. Het kan een enorme opluchting zijn om met mensen te praten die uw klachten herkennen. De Nederlandse CVA-vereniging ‘Samen Verder’ organiseert regelmatig ontmoetingsdagen. Als u denkt dat u last hebt van een depressie, neem dan altijd contact op met uw (huis)arts. Er zijn medicijnen tegen depressie. Wat kunt u als naaste doen? Breng regelmaat in huis: vaste tijden voor het eten, vaste bedtijden en terugkerende sociale contacten.Stimuleer uw partner om meer te bewegen en aan activiteiten deel te nemen. Ga bijvoorbeeld iedere dag samen een eindje wandelen. Van wie krijgt u hulp? Met de (huis)arts kunt u praten over uw depressieve gevoelens. Eventueel kan de (huis)arts u medicijnen voorschrijven of u verwijzen naar een psycholoog of (medisch) maatschappelijk werker. Een combinatie van gesprekken en medicijnen werkt vaak het beste. Het Zorgboek Depressie Als u verder wilt lezen over omgaan met depressie, kunt u het Zorgboek Depressie lezen, dat in dezelfde serie verschenen is als dit boek. Het Zorgboek Depressie is te koop bij uw apotheek. Voor meer informatie kunt u kijken op www.boekenoverziekten.nl.
8. Ontremde emoties
Wisselende emoties Sommige mensen hebben na een beroerte last van ‘ontremde’ emoties. Dat wil zeggen dat ze heel emotioneel reageren. In ieder geval emotioneler dan voor de beroerte. Ook komt het voor dat mensen last hebben van wisselende stemmingen. Ze zijn dan van het ene op het andere moment heel blij of heel verdrietig. Deze klacht lijkt niet samen te hangen met een beroerte in een bepaalde hersenhelft. Het komt voor bij mensen die een beschadiging aan de rechterhersenhelft hebben, maar ook bij mensen die een beschadiging aan de linkerhersenhelft hebben. Prikkelbaar Veel mensen zijn prikkelbaarder. Dat wil zeggen dat ze sneller boos of geïrriteerd zijn dan voor de beroerte. Naasten krijgen al snel een snauw. Stress Dit soort gedrag is meestal een reactie op stress. Iemand die het te druk heeft, wordt prikkelbaar. Voor mensen die een beroerte hebben gehad, kan het dagelijks leven een bron van stress zijn. Omdat iemand informatie niet meer zo snel kan verwerken, heeft hij of zij voortdurend ‘te veel aan het hoofd’. Dat is ook een reden dat de stemming snel kan omslaan. Daarom is het belangrijk de hoeveelheid informatie te beperken: zo hoeft er ook minder informatie te worden verwerkt. Bouw daarom voldoende rust in uw dagprogramma in. Hou zo veel mogelijk vaste tijden aan. Wat kunt u zelf doen? De klachten worden vaak erger als u vermoeid of gespannen bent. Neem daarom voldoende rust. Hou vaste tijden aan voor eten, slapen, koffiedrinken, bewegen enzovoort. Zorg dat er niet te veel informatie op u afkomt. Praat met niet meer dan een persoon tegelijk, doe een ding tegelijk enzovoort. Verlaat eventueel de kamer als u merkt dat u geïrriteerd raakt. Wat kunt u als naaste doen? Breng rust in huis. Hou vaste tijden aan voor eten, koffiedrinken, slapen enzovoort. Nodig niet te veel bezoek gelijk uit, zet de tv uit als u met uw partner praat. Ga na wanneer prikkelbaarheid het meest voorkomt. Is het op bepaalde momenten van de dag of hangt het samen met een bepaalde activiteit. U kunt er rekening mee houden dat iemand dan extra gevoelig is. Van wie krijgt u hulp? De neuropsycholoog kan u helpen u met deze klacht om te gaan. De ergotherapeut kan u helpen uw dag in te delen.
9. Lachen en huilen Soms is er sprake van dwanglachen of dwanghuilen. Dat wil zeggen dat iemand zomaar begint te lachen en/of te huilen en daar niet meer mee kan stoppen. Iemand heeft de uiting van zijn of haar emoties dan niet goed onder controle. Toch heeft iemand wél inzicht in de klacht: hij of zij begrijpt heel goed dat het niet om een echte emotie gaat. Als u hier veel last van heeft, kan de arts u medicijnen voorschrijven om het dwanglachen of dwanghuilen te verminderen. Wat kunt u zelf doen? Probeer uzelf af te leiden als u last hebt van dwanglachen of dwanghuilen. Denk aan iets anders of ga iets doen.
Leg aan uw naasten uit wat er aan de hand is. Vraag of ze u willen afleiden als u last hebt van dwanglachen of dwanghuilen. Wat kunt u als naaste doen? Ga niet in op dwanglachen of dwanghuilen. Daarmee maakt u het voor uw partner alleen maar moeilijker. Door er geen aandacht aan te besteden, gaat het sneller over. Help uw partner door hem of haar af te leiden. Van wie krijgt u hulp? De neuropsycholoog kan u helpen u met deze klacht om te gaan. www.cva-samenverder.nl/index.php?pagina=neuropsychologie Nuttige websites Nederlandse Vereniging van Neurologie Deze website geeft informatie over neurologische ziektebeelden en bevat links naar patiëntenverenigingen. MEE Amstel en Zaan De gevolgen van niet-aangeboren hersenletsel. Brochures van de Nederlandse Hartstichting: Beroerte, en dan Hartritmestoornissen Te hoog cholesterol Vernauwing in de halsslagader Hoge bloeddruk Uitdrukkelijk voor rokers Over gewicht TIA; Een voorbijgaande beroerte Vrouwen en hart- en vaatziekten Hersenstichting Brochures:
Beroerte
Andere publicaties:
Zorgwijzer Geheugen Zorgwijzer Karakterveranderingen Zorgwijzer Hersenaandoeningen en seksualiteit
De Nederlandse CVA-vereniging samen verder Brochures Activiteiten voor CVA-ers en partners Patiënten vereniging Cerebraal