Uitgesproken versie van de toespraak van Mr R.S. Croll nabestaande van Drs D. Croll tevens oud-President van de Oorlogsgravenstichting bij gelegenheid van de onthulling van het monument op 26 oktober 2013 op het Ereveld van de CWGC te Kanchanaburi (Thailand). 7 december 1941. Na het onverhoedse bombardement van Japan op de Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbor was het Nederland die Japen de oorlog verklaarde. Pas in januari 1942 begon de daadwerkelijke agressie van Japan op Nederlands-Indië met de aanval op Tarakan en NoordCelebes. Kort nadien klonk het “all ships follow me” van Schout-bij-nacht Karel Doorman die het geallieerd eskader commandeerde. Dat heeft niet mogen baten, want eind februari 1942 werd de Slag in de Java Zee verloren. Daarmee was de maritieme bescherming van Nederland-Indie verdwenen. Nadien was het KNIL kansloos tegen de overmacht van de Jap. Op 8 maart 1942 volgde de capitulatie, hetgeen het einde van de strijd betekende. Nederlandsch-Indie was in handen gevallen van het Japanse Keizerrijk. Japanse interneringskampen werden gecreëerd door hele wijken te omheinen. De Europese bevolking werd integraal achter het gedek weggezet. Velen van hen zouden de Japanse overheersing niet overleven. De vele malen dat ik op een Ereveld was en meer in het bijzonder in Azie langs OGS kruizen en stenen liep, waren het altijd twee dingen die altijd in mij opkwamen.
1. Ik vond het er altijd mooi, vredig, indrukwekkend ... Wonderlijk genoeg dacht ik vaak: “Als mijn tijd gekomen is, zou ik daar ook wel willen liggen”. ...
Vreemd natuurlijk, want als je jezelf ook maar een moment bedenkt wat deze mensen hebben meegemaakt, dan zou ik beter moeten weten. De Hell Fire Pass die wij morgen bezoeken is daar slechts een milde indicatie van. 2. Voorts komt vaak bij mij op dat de Tweede Wereldoorlog in- en rond Indie zo verschilt van die in Europa. Niet alleen militairen of verzetsstrijders die in de kracht van hun leven opstonden tegen schending van recht en humanitaire beginselen, werden aangepakt ... maar een gehele bevolkingsgroep, vanwege huidskleur, ras, achternaam, nationaliteit, … ongeacht dus hun houding jegens de vijand, weerbaarheid, leeftijd en geslacht. Ik denk, ... misschien wel zo iets wat Joden in Europa ook moeten hebben gevoeld ... Ons Ereveld in Kalibanteng, ook wel het Vrouwen- of Kinderveld genoemd, is daar het tasbaar bewijs van. Vrouwen van ruim over de zestig, zeventig en soms zelfs tachtig, … Kinderen van 0 tot …. vult u het zelf maar in. Tranentrekkend. Tegelijk met het interneren van burgers werden Nederlandse militairen afgevoerd als krijgsgevangen, in de Conventies van Geneve aangeduid als Prisoners of War, of wel POW’s. Zoals U weet, hielpen die conventies geen bal, want die wetsregels werden in het geheel niet nageleefd. Militaire krijgsgevangenen mogen immers niet te werk worden gesteld. Uit getuigenissen van hen die aan de Birma-spoorweg hebben gewerkt en wel terugkeerden, van wie enkelen vandaag in ons midden verkeren, weten wij dat de situatie niet toestond om lang bij een overlijden stil te staan. De dagelijkse werkzaamheden die onder erbarme-
lijke omstandigheden en extreme weersgesteldheid moesten worden uitgevoerd, eisten van de gevangenen al hun krachten. Maar de overleden lotgenoten werden toch met eerbied begraven. Na de capitulatie van Japan begonnen oud-krijgsgevangenen in Thailand en Birma met de inventarisatie van de tijdelijke graven van hun maten van weleer. Vrijwel direct na 15 augustus 1945 werden de diverse locaties langs de spoorbaan systematisch bezocht. De stoffelijke resten van de omgekomen krijgsgevangen werden voor zover mogelijk opgegraven en overgebracht naar erevelden. Toch konden vele tijdelijke begraafplaatsen al niet meer gelokaliseerd worden. Deze waren als het ware door het oerwoud ‘opgeslokt’. Honderden lichamen van geallieerde krijgsgevangenen werden in het geheel niet meer teruggevonden of konden niet geïdentificeerd worden, waaronder die van 73 Nederlanders. Zoals de Britten zo mooi weten te zeggen: “Known unto God”. . En dat terwijl het graf een belangrijk symbool is bij het verwerken van verlies. Door het ontbreken van een graf bleven vele familieleden -vaak tegen beter weten in- hopen op de terugkeer van hun geliefde. Dat dit in veel families tot schrijnende situaties heeft geleid, zal u niet onbekend voorkomen. Namen zijn voor nabestaanden dan altijd en steeds weer het enige dat nog overblijft als zichtbare, voelbare en herdenkbare herinnering aan hen, die vielen. Meermalen heb ik dit zelf gelezen in de ogen van mijn grootmoeder, terwijl mijn vader en tante hun kaken stijf op elkaar hielden. Het was als een soort van Olifant in de zitkamer; staat daar een olifant? Ja, die staat daar, wij merken dat wel, .... dagin-dag-uit, maar gesproken werd er niet over.
Dat namen op een graf belangrijk zijn, zien wij hier om ons heen, ... op dit ereveld ... om werkelijk te kunnen herdenken. Bij de onthulling van het Tarakan monument sprak ik de wens uit om op termijn ook voor andere nabestaanden een muur te bouwen met de 130.000 namen van de oorlogsslachtoffers zonder aanwijsbaar graf. Daarmee zou de OGS ook die nabestaanden een plaats van troost en bezinning kunnen geven. Vandaag gaat die wens in elk geval voor nabestaanden van 73 Nederlandse krijgsgevangenen voor wie geen graf kon worden ingericht, in vervulling. “ Kanchanaburi War Cemetery is a Field of Honour, which is established and maintained by the Commonwealth War graves Commission; our sisterorganisation from the Commonwealth. That is why we know for sure that this monument will stay here for ever. We are the CWGC gratefull that we may honour our POW’s, who were so unfortuned to die and who are having a grave known only to God, ... with this beautifull monument. “ Dames en Heren, bijna ben ik aan het einde van mijn verhaal. Nog twee punten. De Oorlogsgravenstichting gaat over graven. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geeft de OGS alleen daarvoor een zogeheten doelfinanciering. Monumenten vallen daar niet onder. Wij zijn hiervoor dus afhankelijk van particulieren. Zonder de aanzienlijke financiële bijdrage van de Koninklijke Vereniging van Leden der Nederlandse Ridderorden en die van de nederlandse Ambassadeur in Thailand was het daarom niet mogelijk geweest dit monument te realiseren. Voorts geldt dat natuurlijk evenzeer voor de schenkingen van nabestaanden en andere belangstellenden. Wij zijn de gulle gevers hiervoor zeer erkentelijk.
Dan mijn laatste punt, een beetje een prive puntje, als U mij dat toestaat. Iets dat als een punt begon, uitgroeide in een lijn, wordt vandaag voor mij uiteindelijk een cirkel. Laat mij U dit uitleggen. Het Hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis levert sinds jaar en dag een lid van de Raad van Bestuur van de OGS. Ik werd daar voor aangewezen. Ik geloof, omdat ik reserveofficier was. Gelet op de statuur van de OGS een geheel verkeerd selctiecriterium, doch dit terzijde. Maar bovendien had ik een oom, die aan de Birma-Siamspoorweg was omgekomen. Die oom was sergeant van het Corps Reserve-Officieren van de Artillerie van het KNIL en heette David Croll. Samen met zijn “brother in arms” Sergeant Theodorus Wilhelmus Petrus Tempel is hij op 10 kilometer van de plaats Kinsayok begraven. Er bestaat een tekening van hun graflocatie. Ondanks die aanwijzing zijn de stoffelijke resten nooit geborgen. Ook zij staan, tenminste dat hoop ik, op een van die bronzen platen. Kort geleden ben ik als president van de OGS opgevolgd door de Vice President van de Raad van State Mr Piet Hein Donner. Bijna zestien jaar heb ik de OGS in diverse hoedanigheden gediend. Met geheel mijn hart en geheel mijn ziel heb ik mijn tanden daarin gezet. Het was de mooiste bestuursfunctie fie ik ooit heb gedaan. Ik ben dankbaar dat ik dit heb mogen doen. En nu dan dus als nabestaande van een van de 73 mannen die geen aanwijs-baar graf kregen, lezen wij vandaag hun namen en leggen wij bloemen bij het monument. Want het is waar zoals De Genestet al wist… ”zij zijn niet waarlijk dood die in onze harten leven”.
Of zoals ik kort geleden in de NRC bij een rouwannonce las: Zij die wij liefhebben en van ons zijn heengegaan, zijn niet meer waar zij waren, maar altijd waar wij zijn. De herinnering leeft voort.
Mr Robert S. Croll Oud-President Oorlogsgravenstichting