verf&inkt magazine van de vereniging van verf- en drukinktfabrikanten VVVF - 10 - 2010
Partners in keten gaan beter samenwerken
Hout en verf slaan handen ineen Van Westerhoven pleit voor ‘wezenlijk anders denken’ over verf
Marlies van Wijhe onderscheiden: ‘Zakenvrouw van het jaar’ De mens achter… Paul de Vos jr. ‘Bij ons thuis is nooit geroepen dat we de verf in moesten’ Geknoei applicateurs besmette reputatie ‘topproduct’, maar brandwerende coating raakt ‘kwade reuk’ kwijt Cees Verweij (grafisch verbond): ‘Overcapaciteit niet weg na omvallen enkele bedrijven’ Ons beroep op verf en drukinkt: De drukker Gekleurd Verleden: Valspar viert honderdjarig bestaan van ‘beresterk merk’ Diostyl: Starter met lef
Al 20 jaar de verwerker van de afvalstoffen die vrijkomen bij de leden van de VVVF
Afvalstoffen Terminal Moerdijk BV Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270 Contactpersoon: John van den Berg (06-51422067) ATM is een
bedrijf.
ons beroep op verf & inkt In deze rubriek komen mensen aan het woord die beroepsmatig met verf & drukinkt van doen hebben en daar enthousiast over vertellen. Deze keer: de drukker.
Drukker Saskia Reissenweber
‘Heerlijk knallen met kleuren’
Saskia Reissenweber (1972) is één van de weinige vrouwelijke drukkers die ons land telt. Bij Koninklijke De Swart in Den Haag leerde zij het vak al werkende in de praktijk, in combinatie met een driejarige opleiding bij het Grafisch Lyceum in Rotterdam. Het van oorsprong Haagse familiebedrijf, maakt deel uit van een keten van grafische ondernemingen: de Thieme GrafiMedia Groep. De Swart drukt voornamelijk handelsdrukwerk en boeken. Naast haar taak als drukker - ze doet dat inmiddels zo’n twintig jaar - is Saskia ook praktijkopleider van jongeren die voor het drukkersvak kiezen.
“
Toen ik voor het eerst een drukpers zag dacht ik: wauw, dat is gaaf. Al had ik op dat moment nog geen idee wat je allemaal kan met zo’n machine. Er zit ongelooflijk veel techniek in. Momenteel sta ik achter een vijfkleuren Speedmaster van Heidelberg met een laktoren en droging. Gaaf! En elke drukorder is weer anders. Het leukst vind ik boeken. Mooie omslagen maken. Prachtig om te zien, die stapels. Dan loop je er langs met de gedachte: dat ziet er weer top uit! Ik vind drukken het leukste vak van de wereld.
verf&inkt 10 - 2010
Nou ja, zo’n beetje dan… Met het eindproduct ben jij de punt op de i.” “Dat er maar heel weinig vrouwen voor dit vak kiezen is omdat drukken kennelijk een verkeerd imago heeft. En nog te veel in de mannensfeer zit. Van oudsher is het ook mannenwerk. Fysiek zwaar, waar je ook nog eens vuile handen aan overhield. Dat was vroeger misschien zo, maar tegenwoordig toch echt niet meer. Technisch ben je van alle gemakken voorzien. Maar misschien houdt niet ieder-
een van ploegendiensten draaien. Drukken is nu bij wijze van spreken alleen nog maar een kwestie van: tik tik tik op je beeldscherm en dan gaat het van zoef zoef zoef met de vellen. Wel eerst de juiste gegevens invoeren, een aantal proefafdrukken maken, de kleuren goed op elkaar zetten, een keer of wat goed doormeten en je kunt full swing gaan draaien. Maar dan nóg moet je je ogen goed de kost blijven geven en ingrijpen als dat nodig is!” “Kwalitatief goede inkt speelt natuurlijk een belangrijke rol. Maar heel goeie inkt op slecht papier werkt ook niet. Dus moet vooral de combinatie kloppen. Persoonlijk zie ik het liefst een gestreken papiersoort, een heerlijke kleurenserie erop, ter bescherming een kleurloos lakje er overheen en rollen maar. Door mijn vak ben ik wel anders naar drukwerk gaan kijken. Dat kan behoorlijk irritant zijn. Druktechnisch tref je soms dingen aan waarvan ik denk: hoe durf je nou zoiets af te leveren. Dan krijg ik kippenvel van ellende. Bij sommige kranten bijvoorbeeld. Die doen het bijvoorbeeld met een papiertje van drie keer niks, maar er moeten in een uur tijd wel duizenden kranten worden opgehoest. Als ik dergelijk drukwerk vergelijk met het onze, dan heb ik het over hemelsbrede verschillen.” “Het liefst druk ik omslagen van boeken. Die vormen het gezicht van een eindproduct. Maar kalenders zijn net zo gaaf om te drukken. Een paar jaar terug nog een kalender voor de Westlandse bloemenveiling gemaakt: onwijs mooi. Kleurige tulpen tegen een zwarte achtergrond, het knalde eruit. Juist bij zulke producten moet een drukker wel iets met kleur hebben. Persoonlijk heb ik graag dat kleur spettert. Al werk ik natuurlijk klantgericht en net zo gemakkelijk met een klassieke sepiatint of in zwart-wit. Maar toch: met kleuren knallen vind ik op een of andere manier heerlijk! Het liefst ook met grote foto’s. En uiteraard met heel veel inkt! Als drukwerk tóch gezien moet worden, mag het van mij ook best opvallen!
”
Te k s t : A n t o n S t i g Foto: Pet van de Luijtgaarden
3
colofon
Verf&Inkt is een uitgave van de Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten VVVF. De VVVF behartigt de belangen van de Nederlandse verf- en drukinktindustrie. Het blad wordt verspreid onder leden van de branche-organisatie en externe relaties. Verf&Inkt verschijnt zes keer per jaar. Verf&Inkt wil een opinieblad zijn. Dat betekent dat van VVVF-standpunten afwijkende meningen niet uit het blad geweerd worden.
inhoud
10 - 2010
Hout en verf slaan handen ineen Houthandel, timmerfabriek, schilder en verffabrikant slaan de handen ineen. Ketensamenwerking moet leiden tot een kwalitatief beter product, waarvan het onderhoud beheersbaar is. Dat spraken de belangenorganisaties in de vier bedrijfstakken af. Een logische ontwikkeling, vindt Guus Duray van verffabrikant PPG. “Als je met andere partijen samen een product maakt, dan overleg je met elkaar.” Pagina 10
Redactie Peter Boorsma, Jesse Budding, Jos de Gruiter (hoofdredactie), Annet Huyser, Dorine van Kesteren, Hans Klip en Anton Stig Redactieadres Loire 150 2491 AK Den Haag Postbus 241 2260 AE Leidschendam 070 3378734
[email protected] Redactieraad Nienke Groen, Ingeborg van Honschooten, Anja Jessurun, Michel Kranz, Bianca Maton, Leo Reichert, Eli Roodbeen, Frank Somers en Martin Terpstra Vo r m g e v i n g GrafischeZaken, Den Haag
Drukker wordt ‘media-ondernemer’ De grafimediabranche is het afgelopen jaar maar liefst twintig procent van de omzet kwijtgeraakt. Inmiddels is er sprake van een “delicaat evenwicht in de mediamix”. Om te overleven moeten drukkers zich volgens grafimedia-voorzitter Cees Verweij omvormen tot mediaondernemers die ook de digitale uitingen voor hun rekening nemen. Maar komt daar nog wel inkt aan te pas? Pagina 20
Druk Drukkerij Groen, Leiden Advertentie-acquistitie Mooijman Marketing & Sales, Julius Röntgenstraat 17 2551 KS Den Haag Telefoon 070 3234070
[email protected] © VVVF Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de VVVF. De bij toepassing van art. 16B en 17 Auteurswet 1912 wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 882, 1180 AW te Amstelveen. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden.
4
Topproduct uit kwade reuk Brandwerende coating mag zich in een toenemende populariteit verheugen. Toch staat het verfproduct een beetje in een kwade reuk, vooral omdat de coating niet altijd goed wordt aangebracht. Volgens betrokkenen uit de verfindustrie en brandveiligheidsdeskundigen ziet de toekomst er zonnig uit. Mits het vertrouwen zich voldoende herstelt. Want: “Brandwerende coating is een topproduct.” Pagina 30
voorwoord
Sexy en innovatieve branche
Verder in dit nummer: 3 Ons beroep op verf & inkt: de drukker 5 Voorwoord 7 Branchenieuws 9 Blik op… 14 Van Westerhoven: andere kijk op verf 18 De mens achter… Paul de Vos jr. 22 ‘Arrogant’ onderhoudsbedrijf Smits 25 Gespot 26 Starter Diostyl heeft lef 32 Gekleurd Verleden: Valspar/De Beer 34 VVVF-nieuws
“Deze winter werden bouwbedrijven dubbel getroffen. Al geruime tijd hebben zij door de recessie te maken met vraaguitval. Hier bovenop kwam deze winter nog het slechte weer. Tachtig procent van de bedrijven ondervond hierdoor op enige manier stagnatie van werkzaamheden; het hoogste aantal in ruim tien jaar.” Aldus het ING Economisch Bureau in het onlangs gepubliceerde kwartaalbericht bouw (zie elders in dit blad). De vorst is inmiddels uit de grond, maar voor de bouw en dus ook een belangrijk deel van de verfindustrie is het nog altijd ‘zwaar weer’. De elders in dit blad aangekondigde ketensamenwerking tussen hout en verf kon dus niet op een beter moment komen. Hopelijk leiden de afspraken tot betere producten en beter, duurzaam onderhoud. Over duurzaamheid heeft Arnold van Westerhoven ook het een en ander te vertellen. Ik kan me goed in zijn verhaal vinden: chemie is in elk geval niet vies! Juist de uitdaging om, zonder verlies van gemak en comfort, een duurzame samenleving na te streven, doet een enorm beroep op ons innovatief vermogen. Daarmee zit het gelukkig wel goed. Onlangs zorgde CEPE-bestuurder Hans Joachim Güttler voor commotie door tijdens een bijeenkomst van de Europese vereniging van schildersbedrijven UNIEP te verklaren dat er het een en ander is aan te merken op de kwaliteit en de prijs van 2010-verven. Ik herken me niet in dat geluid en ik neem aan dat geen enkele Nederlandse verffabrikant zich in Güttlers bijzonder defensieve verhaal herkent. Het VVVF-bestuur heeft CEPE gevraagd om een verklaring voor de uitlatingen van de heer Güttler. De Nederlandse verfindustrie ziet in de door de wetgever opgelegde ‘beperkingen’ een uitdaging om ons innovatief vermogen aan te spreken. Kennelijk zit het in onze genen om ons niet uit het veld te laten slaan door wetgeving, al plaatst ze ons voor grote uitdagingen. Tot slot: toen ik VVVF-voorzitter werd heb ik beloofd dat ik zou proberen onze industrie beter op de kaart te zetten. De onderscheiding ‘Zakenvrouw van het jaar 2010’ die ik onlangs mocht ontvangen, kan daarbij behulpzaam zijn. Ik zal die titel graag inzetten voor de verf- en drukinktbranche en proberen de thema’s duurzaamheid, innovatie en maakindustrie goed uit te dragen. Ik ben enorm verwend met felicitaties vanuit de hele bedrijfskolom. Heel veel mensen zagen er een erkenning in van het vak dat wij allen met zo veel passie beoefenen. Hebben we dan toch een sexy branche? Marlies van Wijhe, voorzitter VVVF
verf&inkt 10 - 2010
5
branchenieuws
AkzoNobel kleurt de favelas van Rio Nieuwe generatie Ahrweilit lakplamuur Jansen en Vista (Voorburg) hebben gezamenlijk een nieuwe generatie Ahrweilit lakplamuur ontwikkeld. De samenwerking heeft geleid tot een watergedragen Ahrweilit lakplamuur met uitstekende eigenschappen: in vergelijking met de ‘oude’ kwaliteit is ze beter op grote vlakken te verwerken, is ze elastischer en kan ze dikker (tot 800 mu) worden aangebracht. De bestaande eigenschap dat na het plamuren slechts ‘nagetrokken’ hoeft te worden om een glad oppervlak te krijgen (‘plamuren zonder schuren’), is gehandhaafd. De nieuwe generatie lakplamuur is geschikt voor gebruik binnen en buiten. Ze vervangt zowel de oude kwaliteit Ahrweilit lakplamuur als de Jansen Ahrweicryl lakplamuur. Jansen en Vista introduceren voorts de Jansen 2K Polyester plamuur. De plamuur is niet alleen zeer elastisch, maar blijft wit, ook na toevoeging van de harder. Ze is daardoor goed overschilderbaar. Volgens Vista vormen de nieuwe generatie Ahrweilit lakplamuur, aangevuld met de Jansen Ahrweicryl reparatieplamuur en de 2K polyester plamuur, een compleet assortiment. Vista: “Met een kleiner assortiment is dus meer te doen. De nieuwe generatie zorgt dus ook voor een beter rendement en dat is mooi meegenomen in deze tijd.” Jansen Ahrweilit lakplamuur is al 85 jaar een begrip in schildersland en bij de veeleisende particulier. De nieuwe generatie is sinds medio april 2010 leverbaar.
verf&inkt 10 - 2010
Verffabrikant AkzoNobel stelt goedkoop verf beschikbaar voor een grootschalige opknapbeurt van de favelas, de sloppenwijken van Rio de Janeiro. De opknapbeurt van de betongrijze of baksteenrode slums, die zijn gebouwd op de steile heuvels van de stad, moet voor het wereldkampioenschap voetbal van 2014 en de Olympische Spelen van 2016 afgerond zijn. De verflevering is vastgelegd in een officiële overeenkomst tussen AkzoNobel, de staat Rio de Janeiro en het gemeentebestuur van de stad. “We willen een voorbeeld zijn voor andere ondernemingen”, zegt directeur Jaap Kuitert van AkzoNobel Brazilië in de krant O Globo. “Als andere publiekprivate partijen andere favelas onderhanden willen nemen, kunnen wij verf beschikbaar stellen tegen de laagste prijzen.” De opknapbeurt loopt parallel met de succesvolle inzet van eenheden van de zogeheten ‘vredespolitie’ in de favelas. Die zijn in het leven geroepen om het - meestal drugsgerelateerde - geweld in de sloppenwijken terug te dringen. Anders dan de vaak corrupte ‘gewone’ politie, proberen deze politie-eenheden het vertrou-
wen van de bewoners te winnen. De schilderbeurten zijn, niet toevallig, gepland in dezelfde favelas waar de vredespolitie zich heeft genesteld.
Hermans (MKB): Plannen sommige verkiezingsprogramma’s schadelijk De verkiezingsprogramma’s van sommige politieke partijen brengen het economisch herstel in gevaar. Voorzitter Loek Hermans van MKB Nederland zei dat bij gelegenheid van de opening van de Week van de ondernemer. Hij noemde vooral het voornemen om inkomen en winst extra te belasten, de btw te verhogen en vast te houden aan de huidige ontslagbescherming schadelijk. Van de 700.000 bedrijven in Nederland valt 95 procent onder het midden- en kleinbedrijf. “Voor hen is het essentieel dat het consumentenvertrouwen niet inzakt”, aldus Hermans. Hogere belastingtarieven en beperking van de hypotheekrenteaftrek zullen de consumentenbestedingen stevig laten afnemen. “Daardoor zal de economie slechts langzaam uit het dal klimmen.” Het herstel was volgens Hermans al sneller ingezet als het Nederlandse ontslagrecht niet zo rigide zou zijn. “Werkgevers zijn terughoudend om mensen te ontslaan door de hoge kosten.” Daarom wachten veel bedrijven daar te lang mee, waardoor ze nog dieper in de problemen komen. “De pijn kan beter kort en he-
vig zijn, zowel bij werknemer als bij werkgever, dan dat het lang blijft doorzeuren.” Hermans pleitte voorts voor aanpassing van de faillissementswet. “De Belastingdienst zou niet langer automatisch de preferente schuldeiser moeten zijn: andere bedrijven worden daar de dupe van en leiden grote verliezen, wat de schatkist uiteindelijk vaak meer schade berokkent.” De ondernemersvoorzitter zei te hopen op een mentaliteitsverandering als het om faillissementen gaat. “We hebben behoefte aan ondernemers die vernieuwend bezig zijn. Dan moet je accepteren dat het ook een keer mis kan gaan. Net als in de Verenigde Staten zou je zonder stigma opnieuw moeten kunnen beginnen.” Wat hem betreft behoeft de regeldruk toenemende aandacht. “Veel initiatieven beginnen goed, maar door de vele amendementen in de Tweede Kamer ontstaan snel monsterlijke wetten. De meeste regelingen zijn te ingewikkeld en voldoen niet aan de behoeftes van het mkb”, aldus Hermans.
7
branchenieuws
Kou en krimp dreunen door in de bouw Naast de aanhoudende vraaguitval kregen bouwbedrijven deze winter met het slechte weer als extra belemmerende factor te maken. Hierdoor ontstaan extra liquiditeitstekorten die bij minder financieel sterke bedrijven tot faillissementen kunnen leiden. In 2010 krimpt de bouwproductie naar verwachting met 7,1 procent. Ook in 2011 moet de sector nog rekening houden met een nulgroei. Dit stelt het ING Economisch Bureau in het deze maand gepubliceerde kwartaalbericht bouw. Over heel 2009 lieten bedrijven met minder dan tien werknemers nog een bescheiden omzetgroei zien van 0,2 procent (jaar op jaar). Kleine bouwbedrijven werken over het algemeen vaker in de door de recessie minder geraakte renovatiemarkt. Grote bedrijven zijn juist
relatief meer werkzaam in de zwaar getroffen nieuwbouwsector en lieten daardoor in 2009 een omzetkrimp zien van 11,8 procent. Daarbij zijn kleinere bedrijven frequenter werkzaam als onderaannemer in de afbouw. Hierdoor worden zij pas later in het bouwproces ingeschakeld en hebben ze ook pas later te maken gekregen met vraaguitval. Deze winter werden bouwbedrijven dubbel getroffen. Al geruime tijd hebben zij door de recessie te maken met vraaguitval. Hier bovenop kwam deze winter nog het slechte weer. 80 procent van de bedrijven ondervond hierdoor op enige manier stagnatie van werkzaamheden; het hoogste aantal in ruim tien jaar. Op sommige bouwplaatsen kon door het slechte weer ruim twee maanden niet gewerkt worden, waardoor bedrijven geen omzet draaiden terwijl de vaste kosten zoals de loonbetalingen gewoon doorliepen. De liquiditeit komt hierdoor extra onder druk te staan. Bij ondernemingen met weinig vlees op de botten en die toch al getroffen werden door de
Hoe veilig werkt u? Het werken met verf kan bij verkeerd gebruik leiden tot gezondheidsklachten en onveilige situaties. Voor u als professionele schilder is het dan ook belangrijk om te weten hoe u veilig kan werken met een verfproduct. Welke voorzorgsmaatregelen moet u treffen om onveilige situaties en gezondheidsklachten te voorkomen en hoe moet u handelen bij een bepaalde calamiteit? U vindt dit terug in het veiligheidsinformatieblad van het verfproduct en in de verkorte informatie per productgroep.
Kijk snel op:
www.veiligmetverf.nl Een initiatief van verffabrikanten (VVVF) en verfgroothandelaren (VVVF).
8
vraaguitval van de recessie (in vooral de nieuwbouw B&U) ligt een toenemend aantal faillissementen op de loer.
Reed verkoopt Schildersvakkrant aan Eisma Reed Business Information (RBI), onderdeel van Reed Elsevier, gaat bij de vestiging in Doetinchem reorganiseren en verkoopt zestien titels aan Eisma Media Groep, zo meldt Dow Jones Nieuwsdienst. Onder de verkochte titels onder meer de bladen Bouwwereld, Aannemer, en de Schildersvakkrant. Door de transactie gaan per 1 juli 52 mensen over naar Eisma. RBI zegt zich verder te willen concentreren op 21 marktleidende B2B-titels.
blik op
Oranje (vuurtoren)huis, Reitdiephaven, Groningen - Pet van de Luijtgaarden 4-4-2010 17.02 uur - f /7.1 1/40 sec. iso 100 50 mm full frame - Detail: schrikdraad in het tuintje...
verf&inkt 10 - 2010
9
verf & innovatie
Partners in keten gaan beter samenwerken
Hout slaan handen Houthandel, timmerfabriek, schilder en verffabrikant slaan de handen ineen. Ketensamenwerking moet leiden tot een kwalitatief beter product, waarvan het onderhoud beheersbaar is. Dat spraken de belangenorganisaties in de vier bedrijfstakken af. Een logische ontwikkeling, vindt Guus Duray van verffabrikant PPG. “Als je met andere partijen samen een product maakt, dan overleg je met elkaar.” Te k s t e n f o t o’s : J o s d e G r u i t e r Commercieel directeur Guus Duray van PPG Architectural Coatings in Uithoorn hanteert een tot de verbeelding sprekend voorbeeld: “Het automerk Jaguar had in de jaren zeventig een slechte naam omdat bepaalde elektrotechnische onderdelen het begaven, waardoor nogal wat Jaguarbezitters langs de kant van de weg stonden. Dat werd het merk aangerekend. Logisch, want de consument is niet geïnteresseerd in de vraag welke toeleveranciers onderdelen voor de auto hebben geleverd. En dus was er voor Jaguar noodzaak om op zoek te gaan naar betere onderdelen.” In de bouw speelde jarenlang hetzelfde probleem, legt hij uit. “Houten kozijnen en deuren kregen een slechte naam omdat ze veel onderhoud vroegen of voortijdig de geest gaven. Het verschil tussen de auto-industrie en de bouw is dat er in de auto-industrie een herkenbaar merk is – Jaguar in dit voorbeeld – en in de bouw niet. Daarom komt de ketensamenwerking misschien zo laat op gang: er was geen regisseur in het traject wiens merknaam reputatieschade kon oplopen. De aannemer kan goed of slecht bekend staan, maar is geen ‘merk’. De timmerfabriek die het kozijn geleverd heeft, is bij de eindgebruiker ook onbekend. En dus zit de consument of de professionele opdrachtgever met een tegenvallend product waarvoor hij niemand aansprakelijk kan stellen. Omgekeerd zijn de
10
verschillende partijen in de keten teleurgesteld omdat ze ieder voor zich hun stinkende best deden om een prima product te maken, maar door het ontbreken van afspraken kwam die kwaliteit niet tot uiting.” Een simpele uitleg, die verklaart waarom houten kozijnen en deuren de naam kregen inferieur te zijn in vergelijking met aluminium- en aan kunststofalternatieven. De huizenbezitter die zijn houten onderdelen liet vervangen door kunststof, kon zijn jaloerse buren melden dat hij voor twintig jaar van schilderwerk en ander onderhoud verlost was en kreeg geen weerwoord. Om die beeldvorming te nuanceren hebben houthandel, timmerindustrie, verffabrikanten en schilders de handen ineengeslagen en intensivering van de ketensamenwerking afgesproken. Logisch “Het lijkt zo simpel. Mijn moeder zou het logisch vinden”, is Duray’s overtuiging. “Als je met andere partijen samen een product maakt, dan overleg je met elkaar. Uiteindelijk is de afnemer alleen gebaat bij een kwalitatief goed eindproduct en is hij niet geïnteresseerd in de verschillende stappen die het product heeft doorlopen. Maar op de een of andere manier kwam die logische samenwerking onvoldoende van de grond. Ik denk wel eens dat iedereen zich een bijna hulpeloze, onderge-
nieuwe markten
en verf ineen De Nederlandse Bond van Timmerfabrikanten (NBvT) startte vorig jaar de zoektocht naar het oudste nog in gebruik zijnde kozijn van Nederland. Het kozijn is gevonden in Maastricht en stamt uit 1473 (zie foto). Volgens de NBvT het bewijs dat goed onderhouden houten kozijnen en deuren vele eeuwen mee kunnen gaan.
Duray (verfindustrie): “Het lijkt zo simpel, mijn moeder zou het logisch vinden”
waardeerde schakel in de keten voelt. Dat leidt al snel tot het veiligstellen van onze eigen positie in ons eigen segment. Je richt je op de directe concurrent, maar niet op de partners in de keten. Met elkaar blijven we dus hetzelfde doen en dat is zonde. In de auto-industrie
verf&inkt 10 - 2010
heeft hyperconcurrentie geleid tot ketensamenwerking. Juist in crisistijd zoeken bedrijven elkaar daar op, want ze realiseren zich dat faalkosten tot het absolute minimum beperkt moeten worden. Dat denken moet ook in onze sector doordringen.” “We missen nu veel schakels”, is voor manager marketing en communicatie Bert Kattenbroek van de Nederlandse Bond van Timmerfabrikanten (NBvT) het doorslaggevende argument om de ketensamenwerking te verstevigen. “Want hoe gaat het nu vaak in de praktijk: de architect ontwerpt een pand met houten kozijnen, de houthandel levert materiaal, de timmerfabrikant maakt er een product van, zet het in de grond- of voorlak, op een vrachtwagen naar de bouwplaats. Daar staat het een poosje buiten tot het geplaatst wordt. Dan komt de glaszetter, de metselaar slaat nog even een spijker in het hout omdat hij een loodlijntje nodig heeft en een niet al te dure schilder smeert er in weer en wind een laag verf op die niet te veel mag kosten. Ik chargeer natuurlijk, maar het geeft aan op hoeveel plaatsen het fout kan gaan, met als eindresultaat een teleurgestelde koper, hoge faalkosten en onvrede bij alle partijen in de keten. Ketenoverleg moet de afstemming tussen partijen verbeteren, zodat de faalkosten omlaag gaan en het toekomstig onderhoud beter beheersbaar wordt.”
En dus kwamen houthandel, verenigd in de Vereniging van Nederlandse Houthandelaren (VVNH), timmerfabrikanten, georganiseerd in de NBvT, verffabrikanten (VVVF), verfgroothandel (VVVH) en schilder- en onderhoudsbedrijven (FOSAG) tijdens hun bestaande reguliere contacten tot de ‘logische’ conclusie dat de onderlinge samenwerking tussen de sectoren geïntensiveerd zou moeten worden. “Verf is een halffabrikaat”, verklaart Duray het belang van de verfindustrie om te participeren in de ketensamenwerking. “We kunnen het zo goed maken als mogelijk is, maar de kwaliteit komt pas tot zijn recht als het door een vakman goed wordt aangebracht op de juiste ondergrond en gebruikt wordt in de juiste omgeving voor het doel dat de eindgebruiker voor ogen heeft.” Hij bedoelt maar: de verfindustrie heeft er per definitie belang bij over de hele keten mee te kijken. Speciaal in de houtketen komt daar nog een belang bij: het past in het streven van de verfindustrie naar duurzame oplossingen. Duray: “Als we hout niet beschermen, gaat het rotten en zou er zo veel hout nodig zijn dat er langzamerhand geen boom meer op de wereld stond. Als stalen schepen onbehandeld de zee zouden bevaren, lag de bodem van de oceaan vol met wrakken. Verf biedt kwetsbare ondergronden bescherming en levert daardoor een positieve bijdrage aan het milieu. Door die functie te koppelen aan hout, bieden we een nog duurzamer oplossing. De pro-
4
11
Blik verpakkingen
IBC’s
kunststof
Flessen
Vaten kunststof/staal
Custom Mould verpakkingen
kunststof
kunststof
Potten
Emmers kunststof
Barrière
verpakkingen trigger
Sprayers
Sluitingen Jerrycans
Your packaging problem is our challenge
Paramariboweg 51 7333 PA Apeldoorn Tel: 055 -542 38 69 Fax: 055-542 39 11 Internet: www.bark-verpakkingen.com E-mail:
[email protected]
verf & innovatie
ductie van aluminium vraagt veel energie en er worden niet herwinbare delfstoffen gebruikt. Dus de milieubelasting is hoog. Kunststof is gebaseerd op schaarser wordende fossiele grondstoffen en levert aan het eind van zijn levenscyclus lastig te verwerken restmateriaal op.” Geen dam tegen kunststof “Mooi natuurlijk dat vertegenwoordigers van organisaties zo’n intentieverklaring overeenkomen, maar de samenwerking moet natuurlijk in de praktijk gestalte krijgen”, benadrukt Erik Kruiderink. De FOSAG-directeur ziet in het initiatief vooral een mogelijkheid om het beeld van hout als duurzaam product neer te zetten, dat bij goede behandeling een levensduur heeft welke die van aluminium of kunststof evenaart of overtreft. “Bovendien heeft hout veel voordelen boven kunststof en aluminium”, somt hij op. “Een houten kozijn van deugdelijk materiaal — met FSC-keur bijvoorbeeld — dat goed behandeld is, heeft niet alleen een langere levensduur dan andere materialen: kunststof wordt er met het verstrijken van de jaren niet mooier op en je kunt het niet herstellen. Hout wel: je schuurt het, verft het en je hebt een nieuw kozijn. Daardoor is het op jaarbasis goedkoper, maar je kunt het ook nog eens een ander kleurtje geven als je wilt veranderen.” Kruiderink vindt het van belang eenduidige cijfers beschikbaar te krijgen die zijn stelling over jaarkosten staven. “De multifunctionele vastgoedonderhoudsbedrijven onderhandelen met woningcorporaties en verenigingen van eigenaren. Daar wordt de slag geleverd en daar moeten ze cijfers en argumenten op tafel kunnen leggen die onweerlegbaar zijn. Daar ga je naar resultaatgericht vastgoedonderhoud toe.” De FOSAG-directeur geeft het ruiterlijk toe: “Het is een initiatief waarin alle partijen met welbegrepen eigenbelang participeren, maar wel met eerlijke argumenten: hout is mooi, duurzaam en verantwoord.”
Voor hem is dat de hoofdlijn van het project: “Verantwoord hout plus goed beschermingsmateriaal en excellente applicatie levert een duurzaam goed product op. Die boodschap moet gecommuniceerd worden.” Voor die communicatie is Bex Communicatie in Eindhoven benaderd. Bex heeft opdracht gekregen een campagne voor het project op touw te zetten, maar een belangrijk onderdeel van het ‘overtuigingstraject’ is de totstandkoming van een aantal pilot projecten, die moeten aantonen dat de beoogde ketensamenwerking vruchten afwerpt. Kattenbroek (timmerindustrie) benadrukt dat het initiatief niet bedoeld is als ‘dam’ tegen de toenemende populariteit van kunststofalternatieven. “Het gaat ons erom dat we de kwaliteit van het uiteindelijke product verbeteren. Kunststof heeft een behoorlijk marktaandeel gekregen, voor een deel op basis van de claim dat het onderhoudsvrij is. Dat is niet correct, maar los daarvan: hout heeft andere voordelen en als we het onderdeel onderhoud beter onder controle krijgen, dan scoort hout beter. De ketensamenwerking had eigenlijk eerder geïntensiveerd moeten worden, maar de noodzaak dient zich nu extra nadrukkelijk aan: de bouw raakt, versneld door de huidige crisistijd, mensen en vakkennis kwijt. Als de markt straks aantrekt, zijn die mensen niet terug te halen, dus je kunt niet doorgaan zoals je tot nu toe werkte. Woningcorporaties werken ook anders: vroeger communiceerden nieuwbouwafdeling en onderhoudsafdeling weinig met elkaar, nu wordt meer gekeken naar de totale levensduur: welke kosten horen daarbij, hoe gaan we dat budgetteren en hoe kunnen we de risico’s afdekken. Als je een kozijn plaatst en je levert er 25 jaar onderhoud bij, dan lever je het totaalproduct als het ware over 25 jaar op. Dat is wat de bouw nu vraagt: de bouw versnellen, faalkosten verminderen en onderhoud volledig beheersbaar maken. Dit kan door meer prefabdelen aan te leveren op de bouwplaats. Daar moeten we op inspelen. Dat vind ik belangrijker dan dat we ons wapenen tegen kunststof. Dat is er maar een onderdeel van.” Over de rol van de verfindustrie in de ketensamenwerking is Kattenbroek uitgesproken: “De fabrikanten leveren verf voor de timmerfabriek, voor op de bouwplaats en tijdens het onderhoud. Ze moeten er dus voor zorgen dat alle levensfasen van een kozijn op elkaar zijn afgestemd. Op het moment dat je op alle plekken een prestatieovereenkomst kunt sluiten, weet het onderhoudsbedrijf wat de kwaliteit is, welke verf is toegepast en kan het gaan budgetteren voor onderhoud over een periode van pakweg 25 jaar.” Mooie dienst
Kruiderink (schilder- en onderhoudsbedrijven): “Initiatief waarin alle partijen met welbegrepen eigenbelang participeren, maar wel met eerlijke argumenten”
verf&inkt 10 - 2010
Voor Kruiderink (FOSAG) is de samenwerkingsafspraak geslaagd als een toenemend aantal aspirant-klanten en -opdrachtgevers hout gaan zien als een concurrerend alternatief voor aluminium en kunststof. “Als de cijfers en de geslaagde voorbeelden van samenwerking mensen de ogen openen. Dan bewijzen we de hele keten een mooie dienst.” Voor Kattenbroek (timmerfabrikanten) is het project geslaagd als blijkt dat veel van zijn 250 leden contact hebben
Kattenbroek (timmerfabrikanten): “Ketenoverleg moet de afstemming tussen partijen verbeteren, zodat de faalkosten omlaag gaan en het toekomstig onderhoud volledig beheersbaar wordt”
gelegd met verffabrikanten, houtleveranciers en onderhoudsbedrijven en daarmee ketensamenwerking gestalte geven. En hij heeft er hoge verwachtingen van: “Als ik kijk naar de hoeveelheid vragen die ik op dit vlak onder ogen krijg, zal de belangstelling groot zijn. Talloze timmerfabrieken zeggen: ik kan een kozijn maken, maar welk bedrijf kan ze goed plaatsen en hoe vind ik een bedrijf dat mijn kozijn goed onderhoudt? Hoe komen we bij elkaar? Onze eerste taak is dus om bedrijven bij elkaar te brengen.” Duray zet vooral in op een forse daling van de faalkosten. “Als die dalen, gaan automatisch de kwaliteit omhoog en de kosten omlaag. Eindgebruikers zullen dan blij zijn met hun houten kozijn en het onderhoud ervan niet meer als ‘vervelend gedoe’ ervaren.” Hij hoopt daarbij dat alle partners in de keten bereid zullen zijn hun technische know how in te brengen. “Als je over ketensamenwerking praat, is dat van groot belang. Om nog maar eens met de auto-industrie te vergelijken: de dynamo kan goed zijn, maar als de versnellingsbak kapot gaat, sta je toch aan de kant. Je kunt dit niet alléén winnen. Brancheorganisaties kunnen leden stimuleren en we moeten met geslaagde pilots laten zien hoe het kan werken, maar het zijn de bedrijven die dit moeten waarmaken. Het eigenaardige is dat iedereen dit vanzelfsprekend vindt zolang de keten zich binnen een en hetzelfde bedrijf bevindt. Dan begrijpt iedereen dat er moet worden samengewerkt om de klant een goed eindproduct te bieden. Waarom zou het ons dan opeens niet meer interesseren als een halffabrikaat het bedrijf verlaat?” •
13
duurzaam ondernemen
‘Coatings Care is goed, maar stopt op enig moment’
Arnold van Westerhoven pleit voor ‘wezenlijk
andere manier van over verf en inkt
Arnold van Westerhoven van Ursa Paint in IJmuiden is een bijzonder ondernemer. Milieu en duurzaamheid lopen als een rode draad door zijn carrière in de verf. Als directeur van Ursa zette hij in de jaren ’80 de natuurverflijn Aquamarijn in de markt. Als VVVF-bestuurder maakte hij zich hard voor milieu en gezondheid. Onlangs trad hij terug als voorzitter van de issuegroep Duurzaam Ondernemen van de VVVF. Maar het onderwerp laat hem niet los. Te k s t : J o s d e G r u i t e r Foto: Pet van de Luijtgaarden
14
“Coatings Care is hartstikke goed. Het heeft de verf- en drukinktindustrie gestimuleerd om verf en het werken met verf en inkt veiliger en gezonder te maken, onder meer door het aandeel oplosmiddelen en andere schadelijke stoffen terug te dringen. Maar op een gegeven moment stopt het. Het is net als met papier. Je kunt het een paar keer recyclen, maar het is uitstel van executie. Uiteindelijk verdwijnt het als wc-papier in het milieu.” Arnold van Westerhoven lacht aanstekelijk om zijn spontaan bedachte vergelijking. “Maar ze klopt wel”, voegt hij er haastig aan toe. “Coatings Care richt zich op het terugdringen van ongelukken en van stoffen die de gezondheid en het milieu kunnen schaden. Daar is niets mis mee, maar het is geen wezenlijke verandering van ons denken over produceren en gebruik van grondstoffen.” En die wezenlijke verandering zoekt hij. Daarom streed de Noord-Hollandse ondernemer lang voor verbreding van de ambities van het Coatings Care-initiatief. Vorig jaar had zijn pleidooi succes: de International Paint & Printing Ink Council (IPPIC) stemde in met het voorstel van de VVVF om Coatings Care nadrukkelijker te richten op duurzaamheid. “Het gaat om een op de visie van Gro Harlem Brundtlandt geënte zinsnede”, wijst Van Westerhoven op de concepttekst van Coatings Care 2. De Noorse
duurzaam ondernemen
denken’ Van Westerhoven: “Het is net als met papier. Je kunt het een paar keer recyclen, maar dat is uitstel van executie. Uiteindelijk verdwijnt het als wc-papier in het milieu”
ex-premier was voorzitter en naamgever van het rapport Our common future uit 1987, waarin voor het eerst werd opgeroepen tot een duurzame ontwikkeling. Uit het rapport stamt de passage ‘Uitgangspunt is het streven om in de behoeften van de maatschappij te voorzien, zonder de mogelijkheden aan te tasten van toekomstige generaties om in hun behoefte te voorzien’. Het bestuur van de VVVF heeft de tekst inmiddels opgenomen in een nieuwe beleidsverklaring voor Coatings Care. “Dat is de kern”, vindt hij. “De industrie is begonnen met zaken als vermindering van oplosmiddelen en watergedragen verven, maar dit is een stap verder. Dit is accepteren dat de natuur onze manier van leven niet meer kan verwerken, dat we de draagkracht van de aarde overschrijden, dus dat we dingen rigoureus anders moeten doen.” Goed beschouwd staat er dat we geen verf en inkt meer kunnen maken volgens de huidige concepten, trekt hij de lijn door. “We verbruiken te veel aardolie en andere eindige grondstoffen en produceren te veel afval, terwijl dat eigenlijk niet nodig is. Kijk eens naar de geschiedenis van verf en inkt: we zijn begonnen met natuurlijke bindmiddelen, pigmenten en hulpstoffen en dat is heel lang zo gebleven. Het is eigenlijk heel raar dat we niet van
verf&inkt 10 - 2010
daaruit verder hebben ontwikkeld, in plaats vanuit bijna uitsluitend aardolie” Een groot deel van die omschakeling naar op aardolie en chemie gebaseerde verven en inkten is volgens de ondernemer in de Tweede Wereldoorlog in Duitsland begonnen. Het land werd afgesneden van de aanvoer van natuurlijke grondstoffen en moest zich richten op ‘Ersatz’-producten. En toen de chemische vervangers waren ontdekt, verdrongen ze in korte tijd hun natuurlijke voorgangers. Als jong student Verftechnologie in Krefeld kreeg Van Westerhoven welgeteld één college over natuurlijke grondstoffen voorgeschoteld, herinnert hij zich. De rest van zijn studietijd ging het over verf op basis van aardolie en chemie. “Zo zijn de huidige verf- en inktmakers dus opgevoed, zo dénken we. Maar we weten ook één ding zeker: van aardolie kunnen we op termijn geen verf en inkt meer maken, want hoe je het ook wendt of keert: op een dag is de olie op.” Breekpunt Zoals meer hedendaagse ondernemers is Van Westerhoven al een jaar of wat enthousiast over de ideeën van cradle to cradle-goeroe Michael Braungart. In december was de Duitse chemicus gastspreker op de VVVF-jaar-
vergadering. Van Westerhoven genoot van zijn optreden. “Hij onderscheidt twee kringlopen: een biologisch afbreekbare en een technisch recyclebare”, vertelt Van Westerhoven. “De kunst is verf of inkt te maken die volledig in één van beide kringlopen past.” De consequentie van die vaststelling is helder: “De keuze voor een biologische kringloop houdt in dat de verf of inkt gecomposteerd moet kunnen worden. Dan praat je over de toepassing van louter natuurvriendelijke grondstoffen. Recycling vraagt om herwinbare grondstoffen en een systeem om dat tot stand te brengen. En welke keuze je ook maakt: in beide gevallen moet de verf of de inkt wat kwaliteit, functionaliteit en levensduur betreft niet onderdoen voor de bestaande producten. Mensen kopen geen verf omdat ze het milieu niet willen belasten: ze willen in de eerste plaats een kwalitatief goed product.” Van Westerhoven denkt dat zijn pleidooi past in de tijdgeest. “Steeds meer mensen zijn overtuigd van de noodzaak van duurzaamheid. Ik heb de indruk dat het van een andere orde is dan de discussie over het milieu, zoals we die twintig jaar geleden voerden. Een man als Braungart roept ons ook op ons schuldgevoel te laten varen. Ik vond het een eye opener om hem te horen zeggen dat chemie niet vies is. Ik ben een product van jaren zestig en
4
15
s
Uw partner voor kunststof verpakkingen voor: · · · ·
Pigmentpasta Watergedragen autoreparatielak Verf Drukinkt
Zowel standaard standaard potten als speciaalverpakkingen. nagenoeg restloos Zowel potten als leegbare speciaalverpakkingen. Kom voor informatie en voorbeelden van 7 t/m 9 oktober naar naar onze 8408 opkijk deop Eurofinish Voor meer informatie en stand voorbeelden 09 in Gent of kijk op www.bema.nl . www.bema.nl Deltastraat 14, 4301 RC Zierikzee
Tel. +31 111 418807
[email protected]
gen l o v s ier a a w n Kleure Ral systeem het type 1 ` 7,25 pr. st.
vanaf 1000 st. ` 4,00
type 3 ` 18,00 pr. st.
vanaf 1000 st. ` 10,00
NIEUW Colors ard d n a t S British 6 kleuren 47 vanaf ` 29,75 P.O. Box 35 3840 AA Harderwijk The Netherlands
[email protected] www.hellemakleurkaarten.nl
kleurenwaaiers
kleurkaarten
Denk grOOT BesTeL kLein
tel. +31(0)341 - 42 70 72 +31(0)341 - 41 33 00 fax +31(0)341 - 42 49 00
showkaarten
pastilles
Lage
kOsTen kLeine
TODaY’s TrenD, YOur FuTure dPrint® is een uniek en innovatieve service die volledig bedrukte blikken in kleine
OpLages
oplages en in zeer korte termijn kan leveren. Hierdoor krijgt u de grootste flexibiliteit. dPrint® geeft alle creatieve marketeers de mogelijkheid om oplossinggericht te denken voor gepersonaliseerde prints, nichemarkt producten, promotie artikelen, test markten, nieuwe productlanceringen en seizoensproducten.
Herfordstraat 9, Deventer mus_adv_9148(2).indd 1
Tel: +31 570 629 229
www.musverpakkingen.nl 06-03-2009 17:08:48
duurzaam ondernemen
zeventig en ik leerde dat chemie eigenlijk niet deugde, maar Braungart schrijft de chemie een belangrijke rol toe bij de oplossing van problemen. Hij predikt daarbij geen benepenheid: niet minder van dit en minder van dat. Het gaat er niet om, zoals hij het uitdrukt, dat we de verkeerde dingen die we doen, perfectioneren, want dan doen we het perfect verkeerd. Dus niet streven naar een nog verdere vermindering van het aandeel schadelijke stoffen in verf, maar zoeken naar grondstoffen die aan het eind van hun cyclus teruggegeven kunnen worden aan de natuur: cradle to cradle. Ik heb het gevoel dat die boodschap wordt opgepakt, dat we op een breekpunt in de tijd zitten. Je ziet nu mensen in de top van grote bedrijven en organisaties nadenken over het leven, onze planeet en de menselijkheid. Dan kom je uit bij onderwerpen als de draagkracht van de aarde en rechtvaardige inkomensverdeling.” Met lichte ironie: “Als je nu in directiekamers spreekt over iets als de ‘heiligheid van het leven’, dan word je niet direct meer voor wereldvreemd versleten.” Braungart hield in december zijn gehoor ook voor dat de industrie bereid moet zijn te denken in totaal andere concepten. De belangrijkste functies van verf, bescherming en verfraaiing van objecten, zouden kunnen worden overgenomen door andere oplossingen. Oplossingen die voor de duurzaamheid misschien zelfs te prefereren zouden zijn. “Daar moeten we de ogen niet voor sluiten”, vindt Van Westerhoven. Het heeft geen zin kunstmatig je meerwaarde op peil te houden. Je moet meegaan in de stroom en rigiditeit is dodelijk. In de jaren tachtig ging de verfindustrie bij iedere scheet op milieugebied in de verdediging. Daarna zijn we proactief gaan opereren, we zijn gaan ‘stromen’ en er is een heleboel gebeurd. KWS 2000 (vijftig procent minder vluchtige organische stoffen uitstoten dan in 1980 – red.) heeft vorm gekregen doordat we het lef hadden om ja te zeggen. Je moet je realiseren dat het geen zin heeft ontwikkelingen tegen te houden. Het zijn natuurlijk geen leuke vooruitzichten voor een industrie die verf maakt als er aan oplossingen wordt gedacht die minder verf vragen, maar dat wil niet zeggen dat we daarom in de remmen moeten knijpen. Op korte termijn moeten we denken aan onze continuïteit, maar uiteindelijk moet je als industrie toch eens kijken wat onze bijdrage kan zijn in andere concepten. Hoe kunnen we onze grondstoffen aanpassen, zodat ze hernieuwbaar of herwinbaar zijn? Kunnen we andere functionaliteiten aan onze producten geven? Wat dat laatste betreft heeft nano-technologie natuurlijk een enorme potentie. Of, met andere woorden, hoe kunnen we onze kennis en ervaring in nieuwe combinaties te gelde maken?” Ve r f r e s t a n t e n i n z a m e l e n De biologische kringloop van verf vraagt om de verdere ontwikkeling van natuurlijke grondstoffen. Dat is een opdracht voor grondstofleveranciers, daagt Van Westerhoven de chemische industrie uit. “De technologie is in
verf&inkt 10 - 2010
In Canada staat gerecyclede verf in de schappen onder de merknaam Boomerang
huis. Er bestaan al veel agrogrondstoffen en er wordt gewerkt met bioplastics. Een grondstofleverancier als DSM heeft bio alkyden in ontwikkeling. Ga daarmee alsjeblieft verder, zou ik willen zeggen: ik hoor er al jaren over, maar ik heb nog nooit meer gezien dan een monstertje. Laten we ook blijven zoeken naar verantwoorde alternatieven voor de hulpstoffen die we nu gebruiken. De drogers bijvoorbeeld, de weekmakers, de fungiciden.” Verder vraagt recycling van verf en de dure grondstoffen die daarin zijn verwerkt, om een structuur waarin nietgebruikte verf wordt ingezameld en in nieuwe producten wordt omgezet. Nederland zou daarin niet uniek zijn. In onder meer Canada zijn goede ervaringen opgedaan met de inzameling en verwerking van verfrestanten. Van Westerhoven: “In Nederland wordt jaarlijks veertigtot vijftigduizend ton DHZ-verven omgezet. Rond de acht procent daarvan wordt nooit gebruikt. In het gunstigste geval komt het als afval in verbrandingsovens terecht, maar meestal staat het achteraf in schuurtjes, kelders en garages. En als het al wordt verbrand is de energieopbrengst niet hoger dan dertig procent. We gooien dus heel veel kostbare grondstof weg. En dan hebben we het alleen nog maar over de DHZ-verven.” In Canada — meer in het bijzonder in de provincie Quebec en omliggende regio’s — zijn de resultaten met de inzameling van verfrestanten hoopgevend. In 2000 startte er een kleinschalig project dat het afgelopen decennium grote vormen aannam. Bij aanvang werd als doelstelling geformuleerd: in vijf jaar tijd driekwart van de ongebruikte verf terug te halen van particulier en professionele schilder. Dat streefgetal is gehaald, dankzij de medewerking van gebruikers, doe-het-zelfwinkels en de georganiseerde verfindustrie. Tussen 2000 en 2006 werd 3,6 miljoen kilo ongebruikte verf ingezameld en verwerkt. Canadese fabrikanten hebben een samenwer-
kingsverband gevormd dat de inzameling en sortering naar type en kleur regelt. De gerecyclede verf staat in de schappen onder de merknaam Boomerang. “In Nederland kunnen we die structuur niet een-op-een kopiëren”, weet Van Westerhoven. “Afvalinzameling in Nederland is aan andere regels gebonden en wij hebben geen inzamel- vergunning. Daarnaast is de diversiteit aan verven bij ons groter, dus is het recylingproces gecompliceerder.” Van Westerhoven kondigt wel een pilot project aan. “Over de precieze invulling kan ik nog weinig zeggen, maar op het ogenblik worden gesprekken gevoerd met onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en een afvalverwerker. In eerste instantie richten we ons op doe-het-zelfverven, maar ik sluit bepaald niet uit dat de bouwverven korte tijd later zullen volgen. Ook als we er in slagen om op termijn volledig herwinbare en hernieuwbare producten te ontwikkelen, zal een eenmaal opgezette inzamelstructuur altijd interessant blijven. Want restanten zullen er altijd zijn. ” Dierbaar Onlangs legde de veel in het buitenland verblijvende Van Westerhoven zijn VVVF-bestuurslidmaatschap en het voorzitterschap van de VVVF-issuegroep Duurzaam ondernemen neer. In Kees Mylanus van Keim Nederland heeft hij een betrokken opvolger gevonden. Wel bleef hij lid van de groep, want het onderwerp is hem te dierbaar om er helemaal afscheid van te nemen. Daarom nog een slotbetoog. “De verfindustrie denkt van oudsher in ketens, maar we hebben wel allemaal onze eigen verantwoordelijkheid. Dat houdt in dat wij als verffabrikant al jaren proberen onze grondstofleveranciers ervan te overtuigen dat ze in onze richting moeten veranderen, want zij bepalen voor een belangrijk deel onze grenzen. Aan de andere kant moet je vaststellen dat we niet meer kunnen volstaan met denken in lineaire concepten. Je kunt uitstekende, beschermende verf maken, maar als ‘de metaalboer’ een product kan leveren dat op een andere manier tegen corrosie is beschermd en dat dus kan volstaan met een simpele laag verf, dan lever je samen een goed product. Maar mogelijk kunnen wij er dan wel nog een extra functionaliteit aan geven, zoals het opvangen van zonne-energie, of wat dan ook. We zullen dus steeds meer cyclische communicatiestromen en samenwerkingsverbanden in de keten moeten aangaan en de oplossingen zijn niet meer per definitie dezelfde als in het verleden. Dat kan bedreigend zijn voor de verfindustrie, want misschien lijkt er dan wel minder behoefte aan verf te zijn. Maar niets doen is pas echt bedreigend. Wanneer we werkelijk in beweging komen, dan zullen we ongetwijfeld nieuwe kansen, nieuwe uitdagingen en nieuwe mogelijkheden ontdekken.” •
17
de mens achter...
Paul de Vos jr.: verffabrikant en mooi-weer-voetballer
‘Heel Den Haag De Vos-gekleurd met gebroken wit’
“Weer naar Den Haag verhuizen? Mooi! Maar dan gaat er toch zeker wel weer een De Vos-verf op hè?!” Paul de Vos, vierde generatie uit een geslacht van verffabrikanten met eerst Scheveningen en later Den Haag als thuisbasis, grinnikt als hij merkt dat hij te maken heeft met een doe-het-zelver die – zij het bij toeval – ervaring heeft met liters van dat Haagse nat. Met de ‘roomwit 201-00’ bijvoorbeeld. “Ah, die! Heel goed!”, roept hij. “Wist je dat zo’n beetje heel Den Haag De Vos-gekleurd is met dat gebroken wit?” Te k s t : A n t o n S t i g Foto: Pet van de Luijtgaarden Praten met Paul de Vos ‘junior’ (1970), sinds 2001 opvolger van zijn vader en naamgenoot Paul de Vos van ‘H. de Vos & Zn.’ in Den Haag, is ook kennismaken met de wereld van de geleidelijkheid. Zo is Paul zijn vader zeker niet van de ene op de andere dag opgevolgd. Nee, dat is geleidelijk gegaan. Zoals het bedrijf ook zichzelf door de jaren heen heeft ontwikkeld: langs de weg van de geleidelijkheid, zonder extreme pieken of dalen, maar wel met groei als rode draad. Hofleverancier Hartje industrieterrein De Binckhorst ligt de fabriek een tikkeltje verstopt tussen glimmende, moderne kantoorcomplexen. De onmiskenbaar in de jaren vijftig gebouwde fabriek met bijbehorend kantoor en aanpalende verfgroothandel aan de Saturnusstraat 15-17 behoort nog tot de oorspronkelijke bewoners van dit industrieterrein. Al is de Haagse Binckhorst allang de Binckhorst niet meer. Talloze karakteristieke panden en hun bewoners hebben in de loop der jaren het veld moeten ruimen. Meestal voor zoiets als nieuwe degelijkheid. Rond de fabriek tref je nu veel glas en glimmend rood baksteen waarin het kantoor is verpakt. Waar de ‘hofleverancier bij koninklijke beschikking‘ bijvoorbeeld eerst buren had als Philips en Siemens, doet de fabriek het tegenwoordig met medebewoners van geheel ander kaliber en signatuur. Zoals het hoofdkantoor van ‘de KPN’ bijvoorbeeld. En pal naast de verffabriek zit – Den Haag als stad voor recht en vrede eigen – een
18
kantoor dat deel uitmaakt van het Internationaal Strafhof. “Dus is het hartstikke vredig en veilig hier en hoeven we ons geen zorgen te maken”, stelt Paul met tevredenheid vast. “Alles wordt hier vierentwintig uur per dag in de gaten gehouden.” Het stadse predicaat van vrede en veiligheid levert zijn fabriek trouwens wel meer voordelige spin-off op, is zijn overtuiging. Zo telt Den Haag een groot aantal expats; mensen uit andere landen die veelal tijdelijk in de Residentie werkzaam zijn. Iets wat volgens Paul automatisch tot gevolg heeft dat er meer dan gemiddeld wordt verhuisd in het Haagse. “En daar komt dan uiteraard weer nieuwe verf bij om de hoek kijken. Hoe groter de doorstroming, hoe meer verf!” De historie van de Verffabriek De Vos begint in het jaar 1905, waarin door Pauls overgrootvader Hendrik de Vos ‘De Scheveningse Verfhandel’ annex winkel in ‘drogerijen’ wordt gestart in de Maaswijkstraat. Het staat allemaal in geuren en kleuren in het boek ‘De Vos Verf (1905-2005), ’n wereld van verschil’ dat verscheen ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan. De winkel van waaruit het verfimperium verder werd uitgebouwd, is ook vandaag de dag nog in bedrijf. Deze en andere soortgelijke verkoopvestigingen in den lande maken dat De Vos, zoals Paul dat uitdrukt “dagelijks met de schilder in gesprek is en blijft” en daar ook qua productontwikkeling de vruchten van plukt. Fabriek als hobby Buiten zijn fotograferende verkering Charlotte uit Delft en het voetbal bij Kampong in Utrecht – Paul schetst zichzelf als
harde doch rechtvaardige rechtsback, die het vooral van inzet en karakter moet hebben – heeft de bijna veertiger meerdere hobby’s. Boeken bijvoorbeeld. Of op zijn racefiets in zijn uppie een colletje pakken. Al is fietsen naar de zaak – hij werkt nota bene op een steenworp afstand van zijn woonplaats Voorburg – er gek genoeg niet bij. Nee, verf roept en dwingt hem helaas vaker de auto te pakken dan hem lief is, zo excuseert hij zich. Een betrekkelijk nieuwe hobby – hij haalt deze er gekscherend bij – is het met hand en tand verdedigen van het industrieterrein waarop De Vos gevestigd is: De Binckhorst. Waar – als het aan de gemeente Den Haag ligt – in de toekomst de voorkeur wordt gegeven aan woningbouw. Een optie waarbij de maakindustrie vrijwel zeker het nakijken zal hebben en op zijn Haagse Harry’s gezegd kan ‘opsoutâh.’ Nu de belanghebbende ondernemers zelf alternatieve plannen hebben ontwikkeld, gelooft Paul echter nog altijd heilig in een goede afloop, al is het laatste woord er nog lang niet over gezegd. Geen dag spijt Eén hobby domineert en geeft Paul zijn leven ook letterlijk extra kleur: de verffabriek en het werk dat de erfenis van zijn voorvaderen met zich meebrengt. “Tenminste”, zo nuanceert hij, “als je je werk goed inricht valt daar best van te genieten. Ik heb er in ieder geval geen dag spijt van dat ik deze stap heb gezet: verf is een enerverende wereld. Je hebt het ene gehad en het andere onderwerp dient zich alweer aan.
de mens achter... Voor het zover is, vertrekt Paul eerst naar Utrecht om daar Fysische geografie te studeren. “Eigenlijk gewoon aardrijkskunde, maar dan wat dieper” , zo omschrijft de daarmee ook doctorandus geworden ondernemer plastisch. “Een studie waarin je leert hoe het zit met liquide stromingen, olie, gas, grondwater, maar eigenlijk vooral die zaken die zich afspelen in de bovenste lagen van onze aardkorst.” Bewust voor die studie gekozen? Paul blijft het antwoord langer schuldig dan hij in de gaten heeft. Ja, vanzelfsprekend, omdat het zo’n mooie mix is van bijvoorbeeld natuurkundige, chemische of milieutechnische disciplines en stromingsleer. Maar dan komt gelukkig toch nog een aanvullende aap uit de mouw: “Je mocht vaak naar het buitenland om daar veldwerk te doen. Ergens in de bergen bijvoorbeeld. Zo kwam je nog eens ergens!” Dankzij de studie weet hij nu zeker waar Abraham de mosterd haalt. “We gooien bijvoorbeeld ook nog steeds een heleboel krijt en talk en pigmenten in verf. Dat komt allemaal uit die bovenste laag van het aardoppervlakte. En in verf heb je ook met stroming te maken. Bijvoorbeeld als het gaat om de viscositeit. Kortom, ik kan er een beetje over meepraten. Dus heb ik niet helemaal voor niks geleerd!” Eenmaal als grondwaterspecialist aan de slag op een ingenieursbureau, houdt Paul het echter relatief snel voor gezien. Blijkbaar kruipt dan toch ineens de verf waar het niet gaan kan. Met verf zeulen
Mooi-weer-voetballer Paul de Vos van Kampong 2: ‘’…met het stijgen van de temperatuur gaan we straks toch echt weer punten pakken…”
Ruwweg tachtig procent van de huidige omzet van De Vos wordt nog altijd gegenereerd uit de producten die door de professionele schilder worden afgenomen. De relatie met deze doelgroep is en blijft het hoogste goed voor Paul en consorten. Toch heeft hij zich bij zijn eerste stappen in ‘eigen’ bedrijf over de gang van zaken op dat front verbaasd. “Als bij ons een paar liter verf wordt besteld door de schilder, wordt dat meestal ook keurig afgeleverd op de plek waar hij aan het werk is. Dat luistert heel nauw en hoort bij de service, werd al meteen gezegd. Maar ik kwam van een ingenieursbureau waar in grote getallen werd gedacht en gehandeld en ik dacht: hoe is het toch mogelijk dat je met een paar liter verf door de stad gaat lopen zeulen! Inmiddels weet ik natuurlijk wel beter. De servicegraad, daar gaat het in onze branche ook om. Hoe hoger, hoe beter!” Mooi-weer-voetballer
Waarbij het de kunst is en blijft om als bedrijf steeds overal aan te kunnen blijven voldoen. En tegelijkertijd kwaliteit te blijven maken die men van oudsher van ons gewend is. Iets wat onze grootste ambitie blijft. Maar wat hebben we de afgelopen jaren allemaal niet aan nieuwe richtlijnen en regelgeving over ons heen gekregen? Ongelooflijk toch? Maar zie: De Vos is overeind gebleven!” We r k b e z o e k m i n i s t e r In VVVF-verband tevens lid van de issuegroep Duurzaam Ondernemen, was Paul juist daarom ook zo vereerd met het recente werkbezoek van minister Maria van der Hoeven van Economische Zaken. Waarbij hij meteen de gelegenheid te baat nam uit te leggen hoe kleine, en misschien wel juist familiebedrijven in de verfbranche in staat zijn te overleven. “Een kwestie van passie die je in ons bedrijf hoe dan ook in alle geledingen terugvindt.” Paul leidt het bedrijf inmiddels
verf&inkt 10 - 2010
bijna tien jaar samen met zijn oudere zus en medeaandeelhouder Annemarie (1968). Hun taken zijn ‘redelijk strak’ verdeeld. Waar Paul verantwoordelijk is voor algemeen beleid, verkoop en ontwikkeling, speelt Annemarie de eerste viool op inkoopgebied en is zij verantwoordelijk voor het personeelsbeleid. Met de winkels in den lande meegerekend, werken er dertig man. Paul en Annemarie hadden nooit gedacht in eigen familiebedrijf aan de slag te zullen gaan. “Bij ons thuis is nooit geroepen dat we de verf in zouden moeten. Integendeel”, weet Paul nog. “We kwamen hier sowieso relatief weinig. Hooguit bij een eindejaarsafsluiting omdat we wisten dat er oliebollen geserveerd werden. Of om vakantiewerk te doen. Maar voor de rest hadden we er weinig mee: verf was ver van ons bed en we wisten er weinig van. Maar onze ouders moeten hebben gedacht: als we er nu maar niet te enthousiast over doen, komen ze er misschien toch een keer zelf achter. En zo is het eigenlijk ook gegaan.“
Voetballen doet Paul overigens al vanaf zijn zesde. Tot aan zijn studietijd in Utrecht bij het Voorburgse Devjo en sinds een jaar of wat bij Kampong in Utrecht, waar hij niet graag een wedstrijd overslaat als rechtsback. Het betreft een ‘vriendenteam’ van oud-studiegenoten. Al gaat die vriendschap kennelijk pas na de wedstrijd op, als we Paul moeten geloven. “Tijdens de wedstrijd zijn we tamelijk fanatiek naar elkaar. De een speelt natuurlijk nog beter dan de ander. De realiteit is dat onze tegenstanders vaak het tegendeel bewijzen. “Kampong 2 klinkt dan misschien ook beter dan het in werkelijkheid is”, concludeert Paul zonder schroom. “We staan op dit moment helemaal rechts onderaan in het rijtje. Met een punt of zes uit veertien wedstrijden. Punten die we vorig jaar nog als mooi-weer-voetballers hebben weten te winnen. Helaas te weinig om ons dit seizoen te handhaven. Maar let op: met het stijgen van de temperatuur gaan we straks toch echt weer punten pakken. Hoop ik.“
19
inkt & media
Cees Verweij (KVGO): Grafische industrie moet dienstverlening verbreden om crisis te boven te komen
Overcapaciteit niet weg na omvallen enkele bedrijven Nee, het zit er gewoon niet in. Cees Verweij, sinds november 2008 voorzitter van het Koninklijke KVGO — de ondernemersorganisatie in de grafimediabranche — moet reëel zijn. Het is nog veel te vroeg om aan te kondigen dat er licht aan het eind van de tunnel gloort voor de grafische industrie. Hij kan hooguit melden dat er een “delicaat evenwicht” is bereikt en dat hij er vanuit gaat dat de markt niet verder inzakt, onder meer omdat voorraden toch weer moeten worden aangevuld. Voor de grafische industrie is 2009 een desastreus jaar geweest. Het KVGO schat dat de branche in het afgelopen anderhalf jaar twintig procent van de omzet is kwijtgeraakt. Sommige drukkers hebben hun activiteiten gestaakt. Andere drukkerijen zijn failliet gegaan. Het aantal banen is met meer dan twaalf procent teruggelopen. En die daling komt nog eens boven op een teruggang van zes procent in 2008. “Als voorzitter zou ik graag melden dat het goed gaat met de branche. Er is ook wel optimisme en dat stralen we uit. Maar de ondernemingen moeten hard werken en alle creativiteit aanwenden om hun business te herstellen.” Gepokt en gemazeld Cees Verweij (56) volgde in november Klaas Koekkoek op als voorzitter van het Koninklijke KVGO. Verweij is “gepokt en gemazeld in de offset-wereld”. Na zijn studie bedrijfseconomie aan de VU werkte hij onder meer bij het toenmalige Bührmann-Tetterode. Van 1981 tot 2008 werkte hij bij het familiebedrijf Verweij Printing in Mijdrecht. Zijn voorganger Koekkoek wees begin vorig jaar in Verf & Inkt al op de structurele overcapaciteit als grootste probleem in
20
de branche. Ook volgens Verweij is dat de grootste boosdoener. “Voor het uitbreken van de crisis was er al te veel capaciteit. Maar als er een vijfde deel van markt wegvalt, is er ineens sprake van een forse overcapaciteit. Daar komt nog bij dat de machinebouwers nieuwe technologieën toepassen waardoor de productiesnelheden vrijwel verdubbelen. Dan kun je uittekenen wat er gebeurt. Door het wegvallen van de
Voorzichtig optimistisch De crisis heeft in de grafimedia zo hard toegeslagen dat zelfs de uitkomsten van de Enquête Economische Ontwikkeling moesten worden genuanceerd. Uit de enquête, die ieder jaar wordt gehouden onder de leden van het Koninklijke KVGO, bleek dat de deelnemende bedrijven te maken hadden met een omzetverlies van circa tien procent. In werkelijkheid is het omzetverlies twee keer zo hoog, blijkt uit andere bronnen. Het verschil zit hem hier in dat de bedrijven die zijn weggevallen natuurlijk niet worden meegenomen in de enquête. Precies zo moest de terugval van het aantal banen in de branche worden gecorrigeerd van 6,4 naar twaalf procent. In 2009 heeft 56 procent van de bedrijven het jaar met verlies afgesloten, zo blijkt verder uit de enquête, twee keer zoveel als in 2008. De respondenten zijn gematigd optimistisch over 2010.
De grafimediabranche is het afgelopen jaar maar liefst twintig procent van de omzet kwijtgeraakt. Inmiddels is er sprake van een “delicaat evenwicht in de media-mix”. Om te overleven moeten drukkers zich volgens grafimediavoorzitter Cees Verweij omvormen tot media-ondernemers die ook de digitale uitingen voor hun rekening nemen. Maar komt daar nog wel inkt aan te pas? Te k s t : Pe t e r B o o r s m a Foto: Pet van de Luijtgaarden
vraag en het groeien van de capaciteit ontstaat een enorme prijsdruk die de omzet en de winst in gevaar brengt”, aldus Verweij. De overcapaciteit is volgens hem zo groot, dat die met het omvallen van enkele bedrijven niet verdwijnt. Niches De klappen vallen momenteel bij de drukkers van dagbladen en reclamedrukwerk. Kranten zijn in slechte tijden minder dik, vooral door het wegvallen van de personeelsadvertenties. Reclamedrukwerk is sowieso erg conjunctuurgevoelig. Het tijdschriftensegment lijkt wat stabieler. Er komen nog steeds titels bij, maar er zijn maar weinig grote klappers met grote oplages zoals Voetbal International, of Linda. In nichemarkten gaat het volgens Verweij gelukkig beter. “Zo vergaat het de paar boekdrukkers die Nederland telt, relatief goed. In andere segmenten komt het er op aan de markt heel goed te blijven volgen. Zo sprak ik onlangs met een kleine zeefdrukker die meldde dat hij een heel goed jaar achter de rug had.” De crisis in de branche heeft naast een conjuncturele, ook een structurele component, legt Verweij uit. Waar de klant vroeger afhankelijk was van drukwerk om te communiceren, is er nu dankzij de opkomst van de nieuwe media zoals internet steeds meer keus. “Als klanten uitingen willen doen, dan zullen media-adviseurs zeggen welke vorm voor de hand ligt. Daar is print er één van. Verder zie je dat voor de jongere generatie de gedrukte krant geen vanzelfsprekendheid meer is. Jongeren halen bijna al hun informatie van het internet”, aldus Verweij, die vreest dat ook het segment van de tijd-
inkt & media
Verweij: “De bedrijven moeten hard werken en alle creativiteit aanwenden om hun business te herstellen”
‘Voor inkt is er nog steeds geen duurzaamheidskeurmerk, zoals fsc voor papier’
die voor hem. En naast de fysieke versie van het tijdschrift kan het bedrijf voor de klant ook de ‘e-versie’ verzorgen.” Al met al geen goed nieuws voor de inktindustrie. Want het inktverbruik zal op een structureel lager peil blijven liggen. Ook als het de grafische bedrijven lukt zich uit de crisis te worstelen door hun activiteiten te verbreden naar distributie of digitale media.
de pallets ophalen om ze te hergebruiken, maar je moest altijd zelf maar zien hoe je van de inktresten afkwam. Die lege inktvaten kun je niet zomaar aan de stoep zetten, je moet ze laten afvoeren met de bijbehorende certificaten. Ik vraag me af of de inktindustrie in staat is drukkers daarbij te helpen.” •
Mvo schriften gaat krimpen als gevolg van de komst van nieuwe, kwalitatief goede e-readers zoals de I-Pad. “Maar ook het drukken van enveloppen loopt terug omdat er steeds meer digitaal gefactureerd wordt. Daar komt geen papier of drukwerk meer aan te pas.” Distributiefunctie “Drukkerijen die willen overleven zullen hun dienstverlening moeten verbreden”, aldus Verweij. “Naar voren en naar achter.” Met uitbreiding van de dienstverlening naar ‘achter’ doelt Verweij op de mogelijkheden om voor klanten ook het natraject te verzorgen en het overnemen van de distributiefunctie. “Misschien heeft de klant wel heel veel producten die hij naar zijn klanten wil opsturen. De drukker kan dan zorgen voor opslag en verzending.” Naar ‘voren’ duidt op uitbreiding van de dienstverlening aan de creatieve kant. Verweij: “Een drukker kan ook zorgen dat hij voor de klant het aanspreekpunt wordt voor alle uitingen in de media, of het nu gaat om print of digitale media. Als de klant naast een brochure ook een website wil, maak je ook
verf&inkt 10 - 2010
Evenals zijn voorganger Koekkoek vorig jaar zou Verweij graag zien dat inktfabrikanten nauwer gaan samenwerken met de grafische industrie. “Inktfabrikanten moeten zich vooral richten op duurzaamheid. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is inmiddels een groot punt. Zo laten grotere klanten drukkers steeds vaker een verklaring ondertekenen dat ze geen zware metalen gebruiken. Ook de overheid stelt meer eisen. Maar hoewel er wel leveranciers zijn met plantaardige inkt, is er nog steeds geen duurzaamheidskeurmerk, zoals fsc voor papier.” Grafimedia en inktfabrikanten moeten volgens Verweij samen optrekken om het publiek duidelijk te maken dat ze hard werken aan duurzaamheid. Maar ook om uit te leggen dat als de inkt naar verloop van tijd verkleurt, dat komt omdat er geen bestanddelen zijn gebruikt die schadelijk zijn voor het milieu. Duurzaamheid van inkt gaat volgens Verweij verder dan de samenstelling van het product. “Toen ik in onze drukkerij werkte had ik altijd moeite met het afvoeren van de vaten met de inktresten. Papierleveranciers kwamen wel
Het Koninklijke KVGO Het Koninklijke KVGO is de organisatie van de grafische industrie. Dan gaat het vooral over drukkerijen, maar ook over bedrijven die zich richten op de voorbereidende werkzaamheden en bedrijven die zijn gespecialiseerd in de afwerkingswerkzaamheden. In 2009 werd er naar schatting 5,7 miljard euro omgezet door circa 2.500 bedrijven. Het beleid van het KVGO richt zich op de sectoren binnen de communicatiemedia. Kerntaken zijn: arbeidsvoorwaarden, sociaal, arbo en milieu, vitale netwerken, kennis en informatie. Het KVGO werkt ook hard aan het verbeteren van het imago van de branche, mede met het oog op de arbeidsmarkt. Het gaat er dan vooral om te laten zien hoe divers en high tech de sector inmiddels is. Verder voert het KVGO ook een aantal regietaken: Arbeidsmarkt, Marktinnovatie en Internationaal.
21
duurzaam onderhoud
‘Arrogant’ onderhoudsbedrijf Smits Vastgoedzorg:
‘Verf laatste schakel in Schilderen om het schilderen is iets dat ver van Smits Vastgoedzorg afstaat. De Rotterdamse onderneming richt zich op het totale onderhoud van een pand of object. Met als doel: verlenging van de levensduur. Dat gaat verder dan: u vraagt, wij draaien. Directeur Frits Smits aan het woord over verplaatsing in de klant, maatschappelijk ondernemen en 2010-verven. Te k s t : J e s s e B u d d i n g Foto: Pet van de Luijtgaarden
We schrijven het jaar 1925. In Schiedam richten de gebroeders Bas, Piet en Meeuwis het bouw- en aannemingsbedrijf Gebr. Smits op. De zoon van Piet Smits, Reijer, begint daarnaast in 1945 het traditionele schildersbedrijf R. Smits, later verkort tot Smits Schilders. Via enige omwegen belandt dit bedrijf in 1980 in handen van zijn zoon Frits. “Maar ik kon me niet vinden in de cultuur van de bedrijfstak”, herinnert hij zich dertig jaar later in zijn moderne bedrijfspand in Rotterdam. “En dus begon de zoektocht naar mensen die me konden adviseren hoe ik een ander bedrijf kon neerzetten”. Na een rondgang langs diverse consultants belandt hij bij Dick Keus van het toenmalig Verfinstituut TNO. “Je moet het bedrijf procesmatig ontwerpen”, raadt deze hem aan. “En zo ontstond vanaf 1986 eigenlijk een compleet nieuw bedrijf”, vertelt Smits (56). Want waar vroeger een klant verzocht om duizend woningen te schilderen en de schilder voldeed aan de vraag, stelde hij nu een wedervraag: “Waarom vraagt u ons eigenlijk dit te doen?” Vervolgens ontspon zich een dialoog als onderstaand: Verbouwereerde opdrachtgever: “Omdat we ons bestand goed willen onderhouden.” Smits: “Maar met alleen maar schilderen, zoals u wilt, gaat uw bezit niet langer mee. Pas als je álles goed onderhoudt, gaat het echt langer mee. Want als het dak lek is en de spouwmuren vochtig, kun je wel blijven schilderen.” Die totaalvisie zou kenmerkend blijven voor zijn onderneming. Smits: “Toen ben ik ook de ‘arrogantie’ gaan krijgen om tegen klanten te zeggen: wat wilt u bereiken met uw be-
22
zit? Vanaf het moment dat we die doelstelling eenmaal goed in de klauwen hadden, zijn we hem verder uit gaan werken. Maar het ging mij niet snel genoeg, dus haalde ik een dag per week de assistent van Keus in het bedrijf.” Saillant detail: de vraag ‘Wat wilt u bereiken?’ was eigenlijk ontstaan bij de firma Meneba, een van de oudste klanten. Drie keer per jaar kwam daar de Inspectie van de Warenwet langs. “Kunt u een prijs opgeven zodat wij die toets met glans doorstaan?”, vroeg de klant aan Smits. “Op zo’n moment word je partner in de keten”, blikt hij terug. “En het bleek dat Meneba niet duurder, maar twintig procent voordeliger uit was.” Smits leek de smaak te pakken te hebben. In 1995 nam hij het bouw- en aannemingsbedrijf Gebr. Smits over. Het moet rond die tijd geweest zijn dat een groot bedrijf uit het Botlekgebied bij hem langskwam. Ze vroegen bij hem eenheidsprijzen op voor coating, grit, manuren et cetera. “Waarom wilt u dat weten?”, informeerde Smits. Antwoord: “Dan kan iemand jullie aanwijzen wat er moet gebeuren.” “Nou dan ga ik weer”, repliceerde Smits. “Dan ga ik thuis bekijken hoe jullie zeeschepen moeten lossen. Hoe zouden jullie dat vinden?” “Het kwartje was gevallen, de klant gaf aan wat hij uiteindelijk wilde bereiken. Stenen laten staan De combinatie van bouwen, aannemen en schilderen opereert sinds 2000 onder de naam Smits Vastgoedzorg. Een naam die zegt wat de onderneming pretendeert: zorg voor vastgoed, in de breedste zin van het woord. Momenteel realiseert Smits Vastgoedzorg volgens de site
duurzaam onderhoud
n vastgoedonderhoud’ Frits Smits: “...verder dan: u vraagt, wij draaien...”
een jaaromzet van ruim dertig miljoen euro met circa 130 werknemers, onder wie tachtig schilders. De klantenkring strekt zich uit van Amstelveen via Utrecht tot Oosterhout. Jaarlijks gaat er een slordige 110.000 liter verf doorheen. Standaardvraag: hoe staat het met de duurzaamheid? Smits voert die hoog in het vaandel, zegt hij. “Alleen als je de winst voor iedereen ziet, gaat het werken. Het is noodzaak maar vooral eigenbelang. Maar wij pakken het wellicht anders aan dan andere bedrijven. Overigens: ik bewonder alle initiatieven ten zeerste. De cradle to cradle-gedachte is er vaak op gericht dat je het met je kitkokers en kartonnen dozen allemaal heel zuiver regelt, om dáár de besparingen te doen. Natuurlijk hebben wij ook tien vuilnisemmers staan, maar het accent ligt bij ons niet tussen inkoop en vuilnisbak. We proberen zo weinig mogelijk afval te genereren, dat moet je óók doen. Gewoon secuur zijn. Maar daar haal je voor de wereld de winst niet uit. De grote winst zit hem erin dat je niet enorm veel nieuwe bouwelementen nodig hebt om mensen in te laten wonen. Met de bestaande bakstenen kun je veel meer dan alleen meer afbreken. Tot voor kort bijvoorbeeld waren de naoorlogse woningen voorbestemd om na circa veertig jaar gesloopt te worden terwijl ze fluitend de honderd jaar zouden moeten kunnen halen. Bijna noodgedwongen wordt nu gezegd: kunnen we er nog iets mee? Dan vraagt de klant Smits Vastgoedzorg een quick scan uit te voeren. “Wij maken dan een scenario zodat de voorraad weer veertig jaar vooruit kan. Ons eigen gebouw bijvoorbeeld is 24 jaar terug gebouwd, maar je ziet nergens enige de-
4
verf&inkt 10 - 2010
23
CALCIUM CAR B O N AT E [in nature, in life]
Paints, Coatings, Adhesives
Customer Focus
Printing Inks
Sustainability
Omya is a global producer of calcium carbonate. With over 120 years experience in mineral sourcing and production Omya’s knowledge of calcium carbonate and its use is unparalleled. Omya’s Applied Technology Services will help you to improve your performance. We understand your needs. Worldwide. www.omya.com
Het schildersseizoen begint bij Eskens;
nu extra kortingen op alle kleurenmengsystemen, shakers & mixers!
afvullen dispergeren doseren engineren homogeniseren malen mengen mixen persen pompen regenereren reinigen verpakken verwarmen zeven
Eskens Benelux B.V. Eskens Benelux N.V. T: +31 172 430181 T: +32 15 451500
[email protected] www.eskens.com Al meer dan 110 jaar uw vertrouwde servicepartner! ESKENS_ADV_0410.indd 1
4/14/10 9:48:22 AM
duurzaam onderhoud
gradatie. Bij het Hoogheemraadschap van Delfland, gebouwd rond 1600, heb ik nog nooit een kozijntje hoeven vervangen. Bij ons ligt het accent op het duurzaam doorexploiteren van de bestaande woningvoorraad. Want daar maak je de grote klappers.” Welke rol speelt het schilderwerk in dat geheel? “Alles van waarde is weerloos”, citeert Smits Lucebert, een van Nederlands bekendste dichters/schilders. “Uiteindelijk heeft alles bescherming nodig. Maar ik vind het de laatste schakel in de onderhoudsketen, een onderdeel. Neem houten kozijnen. Het is ook belangrijk dat de kozijnen voldoen aan het fsc-keurmerk en belucht zijn. Ze moeten duurzaam ontworpen zijn. Een bouwdeel moet eigenlijk oneindig lang meegaan. Maar als je het goed ontwerpt, goed detailleert en goed beschermt, heb je een topproduct. Vroeger schilderden we op verkeerd gedetailleerde kozijnen en belandden ze uiteindelijk in de vuilcontainer.” Terug naar de verf zelf en meer specifiek naar de 2010-verven. Smits zwijgt even. Dan: “Het is geen populair antwoord”, realiseert hij zich, “maar wij kijken wat dat betreft de kat uit de boom. Dat is het voordeel als je wat ouder bent: je hebt alles al gezien. De ontwikkelingen in de verfindustrie zijn natuurlijk al dertig, veertig jaar aan de gang. Als je vroeger schilderde, kreeg je wellicht OPS en een gat in de ozonlaag. Maar sindsdien is de verfindustrie best innovatief geweest. Steeds worden er weer nieuwe stappen gemaakt. Ik denk dat ze de laatste stap naar de 2010-verven net te snel hebben moeten nemen. Ze zullen er iets meer tijd voor nodig hebben. De problemen in de verwerking zullen wel weer een motivatie zijn voor nieuwe research. Maar je kunt niet in een keer van wit naar zwart. Over een paar jaar zal de ontwikkeling wel een nieuwe impuls gekregen hebben.” Wie de jeugd heeft… Terug naar het totaalproces. “De reden waarom wij meer voor in de trein zijn gaan zitten: wij zijn meer dienstverleners en adviseurs in het voortraject bij het bepalen van het strategisch voorraadbeheer. Doordat we nu zelf advies geven, kunnen we veel verder gaan. Met woningen in bewoonde toestand is vaak nog van alles mogelijk. Als de woningen leeg moeten vanwege renovatie, loopt het kostenelement fout en moeten de woningen alsnog gesloopt worden. Als geluk bij een ongeluk stagneerde de laatste tijd de nieuwbouw. Daardoor komt er meer interesse in ons idee: gooi het oude nog niet weg. Levensloopbestendig, politiekeurmerk, energielabel – aan zulke criteria moet de woningvoorraad tegenwoordig voldoen. Als we dat kunnen realiseren met de bestaande woningvoorraad op nieuwbouwniveau heb je wel het meeste materiaal behouden. Vorig jaar hebben we een omzetgroei van tien miljoen doorgemaakt, vooral in dit segment. Nu voldoen die woningen aan alle huidige eisen en hebben we de meeste bestaande bouwelementen niet weggegooid. We zoeken de besparingen dus vooral bij onze klanten.” We zijn ook meer dienstverleners. Als we zo’n woning overhoop halen, komen twee bewonersconsulentes, mei-
verf&inkt 10 - 2010
den afkomstig uit de reiswereld, langs. Zij coördineren alles met de bewoners en zorgen dat wij heel snel die operatie kunnen uitvoeren. Op 130 man personeel hebben wij bijvoorbeeld ook een voltijds P&O-medewerkster. Dat lijkt misschien een beetje overkill, maar wij hechten er belang aan om de continuïteit van het bedrijf te kunnen waarborgen. Je moet zorgen dat je instroom goed blijft. Je moet jonge jongens en hun ouders interesseren: ‘Laat hem opleiden tot onderhoudsspecialist.’” Prijzenregen Op de internetsite afficheert Smits Vastgoedzorg zichzelf ook als een maatschappelijk verantwoorde onderneming. “Laat ik beginnen met te zeggen dat het eigen belang is”, erkent Smits ruiterlijk. “Milieuvriendelijkheid verkoopt lekker, maar dan wordt het een reclameslogan. Dat is een foute drive. Als wij willen dat de gemiddelde leeftijd van ons eigen personeel laag blijft, moeten we ook kansarme jongeren en allochtonen een kans geven. Alleen willen werken met ideale schoonzoons met een academisch geschoolde vader is onzin. De P&O-medewerkster probeert die jongens bijvoorbeeld van hun dure telefoonabonnementen af te krijgen. Wil je je personeelsbestand vergroten en verjongen, dan moet je daar energie in steken. Je moet dankbaar zijn dat ze er zijn, anders kun je je bedrijf sluiten.” Maar dat achterstandsjongeren energie kosten, weet Smits inmiddels uit ervaring. “We hebben daar ook enorme teleurstellingen in gehad. Zo gingen we drie jaar terug de SS Rotterdam renoveren in het Duitse Wilhemshaven. Met een eigen leermeester, mentoren en een begeleider van Stichting Rebound (een maatschappelijke organisatie -red.) begonnen daar tien achterstandsjongeren aan de klus, naast vijftien allround medewerkers van onszelf. Binnen zeven weken waren acht achterstandsjongeren verdwenen. De laatste tijd lukt het gelukkig weer beter, mede dankzij Rebound. Dat kun je bijna niet op eigen benen doen, want er zit geen motivatie in. Ik denk dan ook eerder aan een dwangmiddel zodat ze de tijd krijgen om de lol van werk te ontdekken.” Bij het gros van de jongeren lukt dat uiteraard wel. Geen wonder dat Smits met zijn bijzondere visie op vastgoedonderhoud sinds de overname van het aannemersen onderhoudsbedrijf regelmatig in de prijzen viel. In 1996 behaalde hij de Rotterdamse Ondernemersprijs, in 1998 kreeg Smits erkenning voor de Beste Ondernemers Visie en in 2002 werd Smits uitgeroepen tot Beste Schildersbedrijf voor de schildersactiviteiten. Twee jaar geleden won Smits Vastgoedzorg de publieksprijs van de Schildersvakprijs vanwege de SS Rotterdam. In 2005 haalde Smits twee man in de directie. Zij werden tevens mede-eigenaars van Smits Vastgoedzorg. Geen opvolging dus in het familiebedrijf. Jammer? “Nee, het gaat niet om mij, maar om het bedrijf”, zegt Smits nuchter. Hij is vader van twee dochters, ‘werkzaam in communicatie en journalistiek’. “Ik heb er wel met ze over gesproken en had het goed gevonden als ze de stap gemaakt hadden. Maar het maakt mij niet uit. Ik heb twee doelen: dat het goed gaat met hen en met het bedrijf.” •
Gespot
Niet gedreigd “Ik heb pertinent niet gedreigd met opstappen. Ik heb alleen gezegd dat ik de consequenties zou aanvaarden als het kabinet akkoord zou gaan met een optie waarin ik mij niet zou kunnen vinden” (Demissionair minister van Buitenlandse Zaken Maxime Verhagen op de dag na de val van het vierde kabinetBalkenende) Gevolgen “Als het kabinet een goedgeoliede machine was geweest, waren de gevolgen van de val groter geweest” (Jan Hovers, oud-topman van Stork en Océ, thans commissaris bij een aantal bedrijven, in Het Financieele Dagblad van 23 februari) Telefoonboek “Obama en Clinton hebben nog niet op het Nederlandse besluit gereageerd, laat staan met ontzetting. Zoeken nog steeds naar de naam Balkenende in het telefoonboek van Kopenhagen” (Columnist Bert Wagendorp in De Volkskrant van 24 februari naar aanleiding van de val van het kabinet waardoor de inzet van Nederlandse troepen in Afghanistan wordt gestopt) Rondje “Ik word er mijn hele leven aan herinnerd. Ik kan geen café binnenkomen of ik krijg te horen: Hilbert, nóg een rondje!” (Oud-schaatser Hilbert van der Duijm, bekend geworden door zijn vergissing om tijdens een groot kampioenschap een ronde te vroeg te finishen, in televisieprogramma De Wereld Draait Door van 24 februari) Wat belangrijkers “Dit kabinet is gevallen over het gebrek aan politiek kaliber van de leiders; een gebrek aan mensen die wel wat belangrijkers aan hun hoofd hebben dan zichzelf en elkaar” (Frans Leijnse, lid van de Eerste Kamer voor de PvdA en oud-informateur in De Volkskrant van 27 februari) Kameleon “Wouter Bos is een uitstekende marketeer. Een goede marketeer is een kameleon die alles uit de kast weet te halen om iets te verkopen, als het moet ook knollen voor citroenen” (Oud-PvdA-bewindsman Marcel van Dam in De Volkskrant van 4 maart) Interessant onderdeel “Het is een vak met allerlei facetten: debatteren, onderhandelen, compromissen sluiten, contact onderhouden met je achterban, lijn aanbrengen in inhoud van denken. Je leert dat niet in een paar jaar tijd. Wat je ziet is dat men het Kamerlidmaatschap niet meer als een ambacht beschouwt, maar als een interessant onderdeel op het cv” (Oud-Kamervoorzitter Frans Weisglas in het blad Binnenlands Bestuur van 22 maart 2010)
25
opzetten
Diostyl: Sta r In het hart van de economische crisis starten met een bedrijf: daar is lef voor nodig. Rogier van Duin deed het. Samen met partner Tinus Boer begon hij in 2008 Diostyl Coatings, dat coatings levert voor de professionele coatingverwerkende industrie. Nu de eerste hobbels genomen zijn, spreidt het bedrijf zijn vleugels steeds verder uit.
Te k s t : D o r i n e v a n K e s t e r e n Foto: Pet van de Luijtgaarden
De timing was wat ongelukkig, om het zo maar eens te zeggen. Terwijl wereldwijd de crisis losbarstte, stapten Rogier van Duin en zijn compagnon Tinus Boer met hun ondernemingsplan naar de bank. Als gevolg van de algeheel stagnerende kredietverlening aan bedrijven, viel het niet mee om voldoende financiering te krijgen. Ondanks dat de bank ‘zelden zo’n goed businessplan had gezien’. Diostyl Coatings kwam er, maar Van Duin en Boer moesten roeien met de riemen die zij hadden. Daardoor kon een aantal grote opdrachten niet doorgaan. Van Duin: “Soms kon ik niet anders zeggen dan: het spijt me, maar de grondstoffen voor deze levering kunnen we niet financieren.” In de verfbranche is het gebruikelijk dat bedrijven de producten die ze ontwikkelen en verkopen, zelf voorfinancieren. Bij Diostyl dekt de bank circa 60 procent van de kosten van uitstaande orders, de rest moet uit eigen zak komen. Iets wat aardig in de papieren kan lopen als het gaat om bedragen van tienduizenden euro’s. Dit, gecombineerd met soms riante betalingstermijnen van opdrachtgevers, zorgt voor een permanente financieringsbehoefte. Wat betekent dat? “In 2009 is het gelukt een omzet van een miljoen euro te halen. Maar we kunnen niet te hard groeien,
26
Rogier van Duin (links) en zijn compagnon Tinus Boer.
omdat alles voorgefinancierd moet worden. Vorig jaar hebben we een groot gedeelte van de winst direct weer teruggepompt in het bedrijf en omgezet in grondstoffen. Ondertussen moet je natuurlijk ook je eigen rekeningen blijven betalen… Gelukkig wordt dit allemaal gemakkelijker naarmate je langer bezig bent: als je meer klanten krijgt, blijft de geldstroom op gang.” Geen grote orders dus? “Hele grote opdrachten kunnen wij niet aan. Dan ga je direct concurreren met bedrijven als Akzo of Valspar, die een hele lage kostenstructuur hebben en reactoren hebben staan van twintig, dertig ton.”
rter met lef
opzetten
‘Wij kwamen al uit de verfindustrie, kenden de klanten en de marktvragen’ In loondienst heb je minder zorgen. “Ondernemer zijn is heerlijk, maar soms verlang ik inderdaad weleens terug naar een vaste baan. In onzekere tijden is het afwachten of er aan het einde van de maand wel voldoende geld is om de salarissen te betalen. In het begin waren we zo bezorgd over de continuïteit van het bedrijf dat onze persoonlijke omstandigheden wat onder druk kwamen te staan. Het is fijn dat daar nu meer balans in komt.” Conservenblikken Diostyl ontwikkelt en verkoopt coatings- poeder- en vloeibare verven – aan metaalbedrijven. Die brengen de coatings aan op metalen platen en maken daar vervol-
verf&inkt 10 - 2010
gens conserven, tubes en industriële verpakkingen van. Daarin eindigen uiteindelijk allerlei producten: van zalf tot bruine bonen en van verf tot olijfolie. Diostyl is een kop-staart-bedrijf: inkoop, R&D en het maken van specificaties gebeurt in huis, net zoals verkoop, marketing en sales. Alles wat daar tussen zit – de volledige productie dus eigenlijk – is uitbesteed. “Er zijn vier bedrijven die de coatings voor ons produceren. Natte lak laten we in België en Spanje maken, poederverf in Nederland en Duitsland. We hebben bedrijven gekozen die al vertrouwd waren met industriële productie. Zij werken op basis van onze specificaties.” Het idee voor Diostyl ontstond toen Van Duin vanuit zijn andere business – DUVARO Consultancy, een adviesbu-
reau voor chemische bedrijven – aan een klus werkte. Een metaalproducent had hem gevraagd een coating te ontwikkelen met een drastisch lager gehalte aan oplosmiddelen. Van Duin – van huis uit fysisch chemicus – slaagde erin de opdracht tot een goed einde te brengen: “We hebben vijf nieuwe producten voor dat bedrijf ontwikkeld, die tussen de 70 en 80 procent van de omzet uitmaakten en wij dachten: die coatings, dat is wel wat.” Hoe wisten hij en zakenpartner Boer dat zo zeker? “Wij kwamen al uit de verfindustrie, kenden de klanten en de marktvragen. Bovendien konden we profiteren van de enorme verschuivingen die er de laatste twintig jaar in de markt zijn geweest. Alle kleine bedrijven zijn verdwenen; kijk bijvoorbeeld naar ICI, dat helemaal is opgeslokt door
4
27
Hoe veilig werkt u? Het werken met verf kan bij verkeerd gebruik leiden tot gezondheidsklachten en onveilige situaties. Voor u als professionele schilder is het dan ook belangrijk om te weten hoe u veilig kan werken met een verfproduct.
Welke voorzorgsmaatregelen moet u treffen om onveilige situaties en gezondheidsklachten te voorkomen en hoe moet u handelen bij een bepaalde calamiteit? U vindt dit terug in het veiligheidsinformatieblad van het verfproduct en in de verkorte informatie per productgroep.
Kijk snel op:
www.veiligmetverf.nl
Een initiatief van verffabrikanten (VVVF) en verfgroothandelaren (VVVF).
opzetten
AkzoNobel. De bedrijven die overblijven, zijn eigenlijk alleen nog maar geïnteresseerd in hele grote volumes. Kleinere producten worden stopgezet – maar daar is nog wel behoefte aan. En daar zijn wij in gestapt.”
‘Stel dat de doperwtjes met vier maanden van het veld komen, dan wil het groenteconservenbedrijf zijn blikjes twee weken van tevoren op voorraad hebben’
Te s t e n Diostyl legt zich toe op coatings voor verpakkingen van cosmetica, farmaceutische middelen en voedsel. Producten die bedoeld zijn voor menselijke consumptie, kortom. Dit stelt speciale eisen aan de coatings. “Alle grondstoffen moeten geregistreerd zijn door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA). Die heeft een lijst opgesteld van stoffen die je wel en niet mag gebruiken, omdat ze al dan niet schadelijk voor de gezondheid zijn. De tweede horde die je moet nemen, is dat er beslist geen stoffen uit de coatings mogen ontsnappen. Voordat ons product het certificaat ‘veilig’ krijgt, moet het dus eerst uitvoerig getest worden. Dat gebeurt bij TNO of het Duitse Nehring Institut.” Zo’n kwalificatietraject kan zomaar een jaar duren. Voor een startende onderneming is dat niet altijd even prettig. “Dan zit je simpelweg te wachten totdat je een product commercieel kunt maken. Het testen zou soms best wat sneller kunnen. Er zijn bijvoorbeeld bepaalde versnellingsproeven, waardoor je van tevoren dingen kunt uitsluiten.” Tegelijk realiseert Van Duin zich dat zijn klanten producten eisen die volkomen safe zijn. “Onze coatings worden gebruikt voor – ik noem maar wat – blikken babyvoeding. Denk dan eens aan de met melamine vergiftigde babymelk in China en alle ellende die dat veroorzaakt heeft.” Internationaal Van Duin en Boer begonnen met zijn tweeën, maar inmiddels staan er al drie nieuwe mensen op de loonlijst. Een vaste medewerker in een Belgisch laboratorium, een Engelsman die vanuit België de marketing en sales doet en een medewerker in Nederland die de inkoop- en verkooporders afhandelt. Het moge duidelijk zijn: Diostyl stopt niet bij de landsgrenzen. Dat is ook de reden dat het bedrijf (nog) geen vast kantoor in Nederland heeft. “We zijn aan het zoeken naar een pand, maar eigenlijk verblijven we 80 tot 90 procent van de tijd in het buitenland. Ikzelf zit om de tweeënhalve week een paar dagen in Barcelona. Vorig jaar hebben we namelijk een samen-
verf&inkt 10 - 2010
werkingsovereenkomst gesloten met een Spaans verfbedrijf, dat min of meer in dezelfde situatie zit als wij. Bij dat bedrijf ben ik hoofd R&D en stuur het laboratorium aan.” Lachend: “De collega’s in Spanje doen de Spaanse en de Portugese markt, wij de rest van de wereld.” Diostyl is aan een aardige internationale opmars bezig; het bedrijf is actief in India, Maleisië, China en ZuidAfrika. De contacten hiervoor legt Van Duin via agenten. Zo heeft hij een zakenpartner in Zwitserland, wiens producten een goede combinatie vormen met de coatings van Diostyl. “Dit bedrijf heeft een nieuwe energiezuinige industriële inductieoven op de markt gebracht, waarvoor onze ovenvaste coatingsystemen uitermate geschikt zijn. Een soort software/hardware-combinatie: zij leveren de machine en wij de verf.” Veel gaat via-via. “De Zwitserse ondernemer kenden we al uit de industrie en kwamen we toevallig weer tegen. Ook het contact met het Spaanse bedrijf kwam tot stand via een oud-collega. De verfbranche is een kleine wereld – zeker als je er al een paar jaar rondloopt.” Onderscheiden Diostyl wil zich onderscheiden met innovatie. Alle coatings zijn volgens de laatste technieken gemaakt, zegt Van Duin. Het bedrijf gaat ook prat op de service. “Een
CV Rogier van Duin 1964 Geboren in Amsterdam 1983 Studie fysische chemie 1989 Productontwikkelaar bij Philips 1991 Projectleider bij DSM 1994 Productmanager bij ICI Packaging Coatings 2001 Technisch directeur bij Valspar 2004 Vice President Research & Technology bij Stahl 2007 Oprichting DUVARO Consultancy 2008 Oprichting Diostyl Coatings
klant die met een groot bedrijf contact opneemt, krijgt voortdurend iemand anders aan de telefoon. Wij kennen de mensen persoonlijk en kunnen snel reageren. Dat is bijvoorbeeld handig als het gaat om seizoensproducten. Stel dat de doperwtjes met vier maanden van het veld komen, dan wil het groenteconservenbedrijf zijn blikjes twee weken van tevoren op voorraad hebben. Als je dan een levertijd van twee tot drie maanden hanteert, mis je de boot. Maar wij kunnen onze producten binnen een paar dagen bij de klant hebben.” Chemie en innovatie zijn de passies van Van Duin. Omdat hij met zijn passie ‘innovatie’ niet overal aan zijn trekken kwam, wisselde hij nog wel eens van baan. “De verfindustrie is een traditionele wereld, waar met een zekere scepsis tegen innovatie wordt aangekeken, zeker als er hoge kosten mee gemoeid zijn. Dat maakte het werk voor mij minder aantrekkelijk. Daarom hebben vanaf het begin van Diostyl gezegd: we moeten vooral lol hebben.” En, lukt dat? “Absoluut! Ik ben onafhankelijk en vrij om te doen wat ik wil. Ondernemen kost ontzettend veel tijd, maar levert ook veel energie op.” Wat is uw ambitie? “Het bedrijf steeds verder professionaliseren. Op den duur zullen we wel toegroeien naar een organisatie met zo’n 25 man. Er zijn vooral mensen nodig voor de administratieve ondersteuning. Het afhandelen van de orders, de planning, leveranciers nabellen; dat is nu allemaal nog redelijk te overzien, maar als je drie, vier opdrachten per dag krijgt… En voor onszelf? Op termijn willen wij ons graag meer op de bedrijfsvoering gaan richten.” Kunt u zich een leven zonder verf voorstellen? “Jazeker. Vanuit DUVARO kom ik ook bij bedrijven als Philips en Shell over de vloer. Dan houd ik me bezig met algemene bedrijfsvraagstukken als productontwikkeling, strategie en langetermijnplanning. Het leuke is dat ik de theorie nu onmiddellijk in praktijk kan brengen bij Diostyl. Maar dat kan net zo goed in een andere sector.” •
29
verf & techniek
Geknoei applicateurs besmette reputatie ‘topproduct’
Brandwerende coating raakt ‘kwade reuk’ kwijt Bij een brand in een gebouw moeten mensen natuurlijk voldoende tijd hebben om te vluchten. Brandwerende coating — ook wel brandwerende verf of opschuimende coating genoemd — biedt deze bescherming. De opschuimende werking van de verf vertraagt het instorten van het gebouw aanzienlijk. Dit verfproduct wordt vrijwel uitsluitend toegepast bij staalconstructies. Markante gebouwen met brandwerende coating zijn de Haagsche Zwaan, het Centrum voor Levenswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen, het hoofdkantoor van Unilever in Rotterdam en ING House in Amsterdam. Relatief nieuw Brandwerende coating is een relatief nieuw product, zegt Geert Geelkerken, algemeen manager bij AkzoNobel Protective Coatings in Rhoon en bestuurslid van de VVVF. “De eerste brandwerende coatings zijn in de jaren zestig van de vorige eeuw geïntroduceerd. Brandwerend maken van staal bestaat natuurlijk al veel langer. Denk aan beschermend plaatmateriaal en cement in dikke lagen. Het voordeel van verf is dat je de staalstructuur blijft zien.” Dat aspect benadrukt ook Michel Brand, key accountmanager bij Sika Nederland in Utrecht. “Je kunt met coating de constructie direct behandelen. Dat is veel fraaier dan beplating”, vindt hij. Geelkerken typeert de huidige markt voor brandwerende coatings als “best goed”. Toch heeft verf niet het imago dat het verdient, oordeelt hij. “Zo’n tien jaar geleden waren veel gemeenten sceptisch. Hoe kan ik een coating zien en hoe kan ik zien dat dit werkt? Gelukkig kijken gemeenten er nu positiever tegenaan. Al is er nog een slag te slaan. Wij moeten er met elkaar aan werken dat het imago van brandwerende coatings verbetert.” Kees Both noemt brandwerende coating “een topproduct”. Hij is directeur van Efectis Nederland, Centrum voor Brand-
30
veiligheid in Rijswijk. Efectis is voortgekomen uít en nog gedeeltelijk bezit ván TNO. Both: “Wij voeren in grote ovens brandtesten uit. Eigenlijk zoals je een cake bakt. We kijken naar vier aspecten: het staalprofiel, de kritieke temperatuur van het staal, de brandwerendheidstijd en de droge laagdikte van de verf. We testen een coating op minimaal tien verschillende staalprofielen.” De brandwerende coatings houden zich over het algemeen goed bij de testen, vertelt hij. “Toch wordt een beetje met argusogen naar de levensduur gekeken. Bij producten die al langer bestaan, speelt dit niet. De kritiek is spijkers op laag water zoeken.” Geknoei Brand (what’s in a name) vindt dat het bedrijfsleven de argwaan bij gemeenten voornamelijk aan zichzelf te wijten heeft. “Met de verfleveranciers zit het wel goed. Maar in het veld wordt nog veel geknoeid. De brandwerende coatings liepen in de begintijd heel aardig, maar de applicateurs hebben het tussen 1980 en 1990 verpest. Vanwege de concurrentiestrijd brachten zij vaak veel te dunne lagen aan. Dat heeft brandweercommandanten afkerig gemaakt. Op het ogenblik gaat het weer wat beter. Er zijn echter nog steeds applicateurs die knoeien. Ook gemeenten blijven trouwens in gebreke. Zij controleren vaak niet goed.” De problemen worden deels veroorzaakt omdat de regels in de huidige norm NEN 6072 en de Coatingrichtlijn voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Geelkerken: “De regels in NEN 6072 kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Vandaar dat in opdracht van onder meer de VVVF de Coatingrichtlijn is opgesteld. Dat was een grote stap in de goede richting, maar ook deze richtlijn is een beetje achterhaald door de ontwikkelingen op de markt.” In de loop van 2010 wordt NEN 6072 vervangen door NEN 7878. Hierin zijn de laatste ontwikkelingen verwerkt. Alle grote spelers in de
Brandwerende coating mag zich in een toenemende populariteit verheugen. Toch staat het verfproduct een beetje in een kwade reuk, vooral omdat de coating niet altijd goed wordt aangebracht. Volgens betrokkenen uit de verfindustrie en brandveiligheidsdeskundigen ziet de toekomst er zonnig uit. Mits het vertrouwen zich voldoende herstelt. Want: “Brandwerende coating is een topproduct.” Te k s t : H a n s K l i p Foto: Pet van de Luijtgaarden
industrie staan achter de nieuwe norm. Tot tevredenheid van Geelkerken: “De huidige onzekerheden nodigen natuurlijk niet uit tot een positief oordeel over brandwerende coatings. We moeten met zijn allen ervoor zorgen dat de kwaliteit, dus de veiligheid, altijd voorop staat.” Streng en transparant De volgende regelverandering staat alweer voor de deur: er komt een Europese norm voor brandwerende coatings. Die wordt naar verwachting eind dit jaar of anders in 2011 ingevoerd. De Europese norm wordt omschreven als behoorlijk zwaar. Op een aantal punten gaat de norm verder dan de Nederlandse regelgeving. Brand wil de invoering van de Europese norm koppelen aan een certificeringsysteem voor applicateurs. “Wij zijn al bezig met applicateurs die willen meedoen. Zij kunnen zich zo onderscheiden van concurrenten. De certificering wordt heel streng en transparant. Dat biedt een waarborg voor de kwaliteit van de applicatie. Wij beschermen met deze certificering ook onze eigen investeringen. Alleen het testen van een nieuwe coating kost soms al meer dan miljoen euro. Deze investeringen willen wij niet laten afbreken door applicateurs die het niet nauw nemen met de regels.” Belang van preventie Leo Oosterveen, ambtelijk secretaris van Brandveilig Bouwen Nederland (BBN) in Nieuwegein, hamert op het belang van een goede bouwkundige brandpreventie. Bij deze vereniging zijn producenten en leveranciers van bouwmaterialen aangesloten. Zij zetten zich in voor een hoge mate van brandveiligheid van gebouwen. Oosterveen: “Nieuwe verfproducten worden doorgaans goed getest. Maar in de praktijk draait het om de vraag: is alles goed aangebracht, ook op moeilijke plaatsen? Je moet verder niet alleen de brandwerende coating op de staalconstructie controleren, maar ook andere
verf & techniek
zaken zoals deuren. Alles kan er bijvoorbeeld eerst goed uitzien, maar door een aanpassing kan het toch misgaan. De eigenaar en de organisaties die zich met preventie bezighouden, doen er daarom verstandig aan om al tijdens de bouw te gaan kijken. De draagconstructie is dan nog goed zichtbaar.” In de bouw wordt vaak gezegd dat brandveiligheid heel complex is, zegt Oosterveen. “Dat wordt als excuus gebruikt om zich er niet in te hoeven verdiepen. Terwijl de voorbeelden juist vaak vrij simpel zijn. Dat is een paradox. De eigenaar moet meer vragen. Stel al bij de opdrachtformulering de eis dat de brandveiligheid op hoog niveau is. Kijk samen met architect en aannemer naar mogelijke keuzes. En houd tijdens het bouwproces de brandveiligheid voortdurend in de gaten.” Duurzaam Tot slot nog een ander onderwerp: wat zijn de trends in de markt? Geelkerken noemt de opmars van epoxy. “De traditionele brandwerende coatings zijn relatief gevoelig voor vochtigheid. Buiten is een laklaag nodig. Epoxys zijn duurder, maar gaan aanzienlijk langer mee. Zij vereisen nauwelijks onderhoud. Terwijl je normaal regelmatig de laag moet overschilderen. Epoxys zijn veel duurzamer en daarom voor buitentoepassingen de toekomst.” Volgens Brand wordt steeds meer overgeschakeld naar een- en tweelaagssystemen. “Vroeger werden nog wel eens spuitend vijf of rollend tien lagen aangebracht. Dat is volkomen uit de tijd. Ook de dikte van de lagen wordt minder.” Both verwacht dat brandwerende coatings steeds meer gebruikt gaan worden voor andere ondergronden dan staal. “Denk bijvoorbeeld aan aluminium, beton en hout. Dat is de grootste uitdaging voor de komende tijd. Ook zullen speciale coatings in tunnels worden aangebracht. Daar moet de constructie een heel hoge hitte aankunnen. De toekomst voor brandwerende coatings ziet er zonnig uit, mits het vertrouwen zich voldoende herstelt.” •
verf&inkt 10 - 2010
Hoe werkt brandwerende coating en wat zijn de eisen?
Tips voor brandwerende coatingsystemen
Door het aanbrengen van een brandwerende coating kan een staalconstructie een tot twee uur worden beschermd. Bij een brand reageren de functionele vulstoffen onder invloed van warmte met elkaar. De coating gaat opschuimen. Door de isolerende werking van het schuim blijft het staal geruime tijd beneden de kritieke temperatuur waarbij het zou bezwijken. Deze kritieke temperatuur varieert van 400 tot 750 graden Celsius. De coating begint al te werken als het staal 250 graden Celsius heet is. De brandwerendheid hangt af van het staalprofiel en de laagdikte van de verf. Hiermee kan worden voldaan aan de eisen aan de brandwerendheid van een hoofddraagconstructie, zoals opgenomen in het Bouwbesluit 2003. De volgende eisen gelden voor gebouwen zonder woonfunctie waarbij een verdieping 3,3 à 4,2 meter hoog is:
Deze tips van BBN zijn bedoeld voor alle betrokkenen bij een bouwproject zoals de aannemer, de architect, de eigenaar en de brandweer.
• • • • •
niet-slaapgebouw (bedrijfsgebouw, kantoor, school, winkel) van een of twee lagen (hoogte maximaal vijf meter): geen eis; niet-slaapgebouw van drie of meer lagen (hoogte meer dan vijf meter): 90 minuten; slaapgebouw (gevangenis, hotel, ziekenhuis) met een of twee lagen (hoogte maximaal vijf meter): 60 minuten; slaapgebouw van drie of vier lagen (hoogte tussen vijf en dertien meter): 90 minuten; slaapgebouw met vier of meer lagen (hoogte meer dan dertien meter): 120 minuten.
Brandwerende coating is bij een eis van 60 minuten ongeveer even duur als beplating en daaronder goedkoper. Bij 90 en 120 minuten is beplating vaak financieel gunstiger. Maar verf kan dan de voorkeur verdienen vanwege het esthetische ontwerp van een gebouw. De huidige norm voor brandwerende coatings is NEN 6072. Deze norm bevat de rekenkundige bepaling van de brandwerendheid van staalconstructies. Door onvolkomenheden in NEN 6072 zijn er echter allerlei interpretatieverschillen mogelijk. Om die weg te nemen hebben Efectis Nederland en het Britse adviesbureau International Fire Consultants (IFC) in 2008 de coatingrichtlijn opgesteld. Dit gebeurde in opdracht van de industrie, verenigd in de VVVF en BBN. De coatingrichtlijn is uitgebracht als Efectis-IFC rapport (2008-Efectis-R0754). NEN 6072 wordt in de loop van dit jaar vervangen door NEN 7878. In deze nieuwe norm is de coatingrichtlijn verwerkt. Eind 2010 of anders in 2011 wordt naar verwachting een Europese norm voor opschuimende coatings ingevoerd: prEN 13381-8. Deze norm gaat op punten verder dan de Nederlandse regelgeving. Meer weten? Heel handig is de speciale site van Bouwen met Staal: www.brandveiligmetstaal.nl. Een toelichting op de coatingrichtlijn staat op www.coatingrichtlijn.nl. Ook op de site www.bbn.nu van BBN en www.efectis. com/nl van Efectis kunt u veel informatie vinden.
A Controle van testrapport 1. Het materiaal moet zijn getest en beoordeeld volgens NEN 6072 inclusief Efectis-IFC rapport (2008- Efectis-R0754), EN13381-4 of EN13381-8 (NEN 6072 wordt in de loop van 2010 vervangen door NEN 7878). 2. Bent u in het bezit van een volledig testrapport of een officieel samenvatting van onderzoek (SVO)? 3. Rapporten (of SVO’s) die voldoen aan de regelge ving zijn in te zien op de website www.coatingrichtlijn.nl. 4. Zie de officiële controlechecklist om te bepalen of het product voldoet (websites www.bbn.nu of www.efectis.nl). B 5. 6. 7. 8.
Voorbereiding van project Controleer of ondergrond (primer) verenigbaar is met de brandwerende laag. Vraag om een berekening van de profielen. Zie hoofdstuk 2 van de Kwaliteitsrichtlijn Applicatie Brandwerende Coating (zie website www.bouwe-metstaal.nl). Controleer of de gebruikte profielfactoren, laagdikten, kritieke staaltemperaturen en brandwerendheid binnen de grenswaarden van het rapport liggen. Is het materiaal geschikt voor het toepassingsgebied (binnen of buiten)?
C Applicatie van project 9. Controleer de condities op de bouw. Neem maatre gelen waar nodig. 10. Na applicatie moet een meting van de laagdikte worden verricht. 11. Vergelijk de berekende laagdikte met de gemeten laagdikte. De (gemiddeld) gemeten laagdikte per profiel moet minimaal gelijk zijn aan de berekende laagdikte. 12. De afwerklaag in kleur moet door de leverancier van het brandwerend product worden geleverd of expliciet zijn goedgekeurd. D Onderhoud en inspectie 13. Brandwerende coatingsystemen dienen primair om de constructie brandwerend te maken. 14. Zorg dat het systeem regelmatig wordt geïnspec teerd of nagelopen. 15. Zorg dat eventuele schade direct wordt bijgewerkt. Bron: Checklist Bouwkundige Brandveiligheid, Brandveilig Bouwen Nederland (editie 2010). Een uitgebreide versie is opgenomen in de brochure De essentiële bouwkundige controlepunten (editie 2009-2010).
31
gekleurd verleden
XXxxxxx xxxxxxxx Valspar viert honderdjarig
bestaan van beresterk merk
Nederland telde ooit Nederland telde ooit honderden honderden verffabrieken verffabrieken en en ambachtelijk ambachtelijk verf- en inktmakers: van kleinschalige faverf- en inktmakers: van kleinschalige familiebedrijven tot potentie. ‘Gekleurd Verleden’ gaat terug in de miliebedrijven tot robuuste ondernemingen met industriële robuuste ondernemingen ‘Gekleurd tijd en verhaalt op basis met van industriële fragmentenpotentie. uit vervlogen jaren. In deze zesde aflevering: Valspar, De Beer. Verleden’ gaat terug in de tijd en verhaalt op basis van fragmenten uit vervlogen jaren. In deze tweede aflevering: verffabriek Premier in Den Haag-Loosduinen.
Ter herdenking van het jaar van oprichting wordt deze maand bij Valspar het bronzen borstbeeld van Henricus de Beer onthuld. In 1910 was hij oprichter van z’n eigen fabriek in autolakken: H. de Beer & Zonen in Leiderdorp. En daarmee naamgever van een weliswaar oud, maar nog altijd springlevend merk: De Beer. Dit jaar bestaat het een eeuw. Een merknaam die zijn reputatie en kwaliteit ook bij zijn nieuwe eigenaar Valspar letterlijk nog alle eer aandoet. En minstens zo belangrijk: nog altijd gretig aftrek vindt bij menig autoschadeherstelbedrijf in binnen- en buitenland. Aan de geschiedenis van het van oorsprong in Leiderdorp begonnen, tussentijds naar Voorschoten vertrokken en uiteindelijk in Lelystad neergestreken bedrijf H. de Beer Autolakken kwam in feite een eind toen het op 94-jarige leeftijd werd overgenomen door het Amerikaanse Valsparconcern, een verf- en coatinggigant uit de mondiale top, die met deze aanwinst in zijn eigen automotive-tak nóg steviger voet aan de grond kreeg in Europa. De Amerikanen namen bedrijf, personeel en kennen en kunnen van ’De Beer Autolakken’ over, maar ook de gerenommeerde merknaam. Compleet met het vertrouwde en herkenbare logo: een rechtop staande beer, nonchalant met een stok over zijn schouder met daaraan een goed gevulde verfkan. Voor het goede doel op pad en de wijde wereld in voor eenieder die zijn verven en lakken kopen wil. Een logo, waarop hij — alle moderne varianten ten spijt — door de jaren heen letterlijk fier overeind is gebleven. Van deze ‘beer’ kan met recht worden gezegd en geschreven dat hij als het ware met het van oorsprong puur Hollandse familiebedrijf is meegegroeid. En hij spreekt en verstaat intussen allang niet meer uitsluitend Nederlands. Hij is meertalig geworden, getuige de toevoeging van woorden als ‘(Car) Refinish’ onder zijn oorspronkelijke naam. Niet zo merkwaardig gezien het feit dat De Beer autolakken inmiddels naar meer dan 120 landen worden geëxporteerd. Historie Oprichter Henricus de Beer en zijn zoon (en latere opvolger) Herman de Beer zijn overleden. Anderzijds verhalen bewaard gebleven foto’s, gebruiksvoorwerpen, authen-
32
worden genomen. In 2004 werd de fabriek van autolakken in Lelystad door het Amerikaanse Valspar overgenomen. Als de kat van huis was…
Het bedrijfslogo van De Beer door de jaren heen.
tieke verpakkingen en tal van gedateerde (reclame) folders nog over het bedrijfsverleden van het bedrijf. Soms zijn het kunstwerkjes op zich, die in de hal van het bedrijfscomplex aan de Zuiveringweg in Lelystad in een glazen vitrine te kijk liggen. Het bedrijf werd op 15 april 1910 opgericht door H. de Beer als handelsfirma in verven en vernissen. Waarna al vrij snel de productie van dergelijke producten door De Beer zelf ter hand werd genomen. Vervolgens (1950) groeide het bedrijf uit zijn jasje en ging van Leiderdorp naar een bedrijfspand in Voorschoten, waar in de loop der jaren ook plek werd ingeruimd voor een eigen laboratorium. In deze vestiging aan de Dobbestraat werd in de jaren vijftig (1955) op meer industriële schaal gestart met de productie van autoreparatielakken, die in Nederland aanvankelijk vooral toepassing vonden in de agrarische sector. Begin jaren zeventig volgde de introductie van het eerste mengsysteem, waardoor de markt — het autoherstelbedrijf — een compleet kleurenpalet kon worden geleverd. Waarmee ook de export goed op gang kwam. Omdat het bedrijf opnieuw uit zijn jasje groeide, werd in 1981 verhuisd naar Lelystad, alwaar een nieuwbouwcomplex aan de Zuiveringweg in gebruik kon
Verhalen in de ‘van-horen-zeggen-sfeer’ zijn er ook nog. Zoals van huidig directielid en marketingdirecteur Guus Winkelman. Winkelman is weliswaar ‘nog maar’ een kleine dertig jaar in dienst, toch kan hij zich als beginnend, maar veelbelovend ‘buitendienstmedewerker’ nog goed herinneren hoe chauvinistisch oudgedienden waren. “De oude fabriek in Voorschoten was een typisch familiebedrijf waar verf werd geproduceerd in te kleine ruimten. Dat was dan misschien geen productie volgens de huidige maatstaven, maar de eindproducten waren ‘toevallig wel’ van een uitstekende, hoge kwaliteit. Kortom, ook toen al werden bijzondere prestaties geleverd! Met een personeelsbestand van naar ik meen een man of dertig, waarvan het leeuwendeel natuurlijk al eeuwen in dienst was. Een groep in elk geval die met hart en ziel voor de zaak werkte. Uit die tijd herinner ik me met name een oudere werknemer die bijvoorbeeld honderduit en heel trots kon vertellen over de kwaliteit van de celluloselakken. Het was ook een tijd dat personeel tussen de bedrijven door nog lekker in de Dobbe ging zitten vissen. De Beer had als vogelliefhebber ook een volière. Maar als de kat van huis was dansten de muizen bijna letterlijk op tafel!” Celluloselak Het bedrijf had al in een vroeg stadium verwantschap met de (auto)reparatiesector. Zo werden in de beginjaren door De Beer blanke lakken en vernissen gemaakt die gebruikt werden voor het onderhoud aan houten delen van rijtuigen. En weer later, voor van hout vervaardigde auto-onderdelen. Winkelman: “Toen metaal eenmaal in zwang kwam, waren de meeste auto’s nog zwart. Mede daarom werd het gebruik van celluloselak populair: een sneldrogende lak, gemaakt op basis van cellulose uit cellulosefabriek De Zijlstroom, zoals de fabriek toen heette. Al heb ik begrepen dat er wel eerst flink gepoetst moest worden om de glans er op te krijgen!” De Beer heeft volgens Winkelman in Nederland vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw aanvankelijk vooral naam opgebouwd als lakleverancier voor voertuigen
gekleurd verleden
Viering van het vijftigjarig bestaan in 1960.
Nostalgie: research en ontwikkeling bij De Beer.
en landbouwmachines. ”Maar als je bij wijze van spreken een lakje maakte voor de boerentrekker, kon je natuurlijk absoluut geen lakken maken voor luxe auto’s”, verklaart de marketingdirecteur het relatief kleine aandeel dat De Beer had als lakleverancier aan de autoreparatiesector in eigen land. “Op de een of andere manier kwamen we in eigen land niet van dat imago van die boerentrekker af. Mede daarom heeft De Beer zich al in een heel vroeg stadium gefocust op de buitenlandse markt.”
staat voor de Valspar-marketeers als een paal boven water. “Een jaar of tien geleden hebben we daar nog wel eens een onderzoek naar laten doen, omdat we het logo gedateerd vonden worden. We hadden het idee dat de beer meer gestileerd moest worden. Maar toen was bij wijze van spreken de beer los! Het onderzoek maakte snel duidelijk dat de meeste klanten pertinent tegen waren. Dus zijn we hem in zijn oorspronkelijke staat trouw gebleven. En niet voor niets: de beer is nog altijd ons beste herkenningspunt.”
Bijna ‘Koninklijke’ De Beer
Gelegenheidslogo
Guus Winkelman en zijn naaste collega Diana de Saegher vinden het overigens “ergens wel jammer” door een Amerikaans, en bijvoorbeeld niet door een Nederlands bedrijf te zijn overgenomen. “Anders had het er misschien wel ingezeten dat we het predicaat ‘koninklijk’ in de wacht hadden gesleept. Wij zijn in elk geval wel zo eigenwijs om aan te nemen dat ons bedrijf dat wel gelukt zou zijn op basis van de kwaliteit die we leveren. Maar aangezien we onderdeel zijn van het Amerikaanse Valspar, hebben we die kans helaas gemist. Temeer jammer, omdat ook in het buitenland zo’n predicaat marketingtechnisch zeer veel respect oplevert.” Dat de beer hoe dan ook op het logo moet blijven staan,
In het kader van het honderdjarig bestaan van het merk is in de aanloop naar de jubileumviering nog een gelegen-
heidslogo ontwikkeld: de vertrouwde beer achter een half omgeslagen pagina, letterlijk en figuurlijk klaar voor de volgende stappen in de bedrijfsgeschiedenis. In verband met het honderdjarig bestaan van het merk trakteert het bedrijf op luxe agenda’s met daarin de bedrijfshistorie aan de hand van nostalgische foto’s. Vanzelfsprekend zullen ook klanten in de feestvreugde delen. Al hult de marketingafdeling zich nog in stilzwijgen over het hoe en wat om het verrassingseffect niet teloor te laten gaan. En terecht: je moet een huid niet verkopen….
Te k s t : A n t o n S t i g Foto’s: Bedrijfsarchief Valspar.
Bij Valspar in Lelystad worden jaarlijks circa zeven miljoen liter autolakken geproduceerd in vrijwel alle kleuren van de regenboog. Het leeuwendeel (95%) wordt geëxporteerd naar 120 landen. Het restant is bedoeld voor de binnenlandse markt (Benelux). Met het personeel in de verkoopunits van Valspar in West-Europa meegerekend, werken er — inclusief de 165 medewerkers in Lelystad meegerekend — ruim tweehonderd man. In Lelystad bevinden zich, naast het hoofdkantoor, ook de productie en de afdelingen die zich bezighouden met research en ontwikkeling en kwaliteitszorg. Wat intern nog wordt aangeduid als ‘De Beer Nederland’ wordt gemanaged door een team van zeven hoofden van dienst zoals van productie, human resources en marketing onder leiding van general-manager Theo Wemmers. Wemmers, tevens bestuurslid van de VVVF, zwaait er sinds 2006 de scepter. Volgens de directie is Valspar in Nederland in elk geval “volledig autonoom en bepaalt grotendeels zelf wat er gebeurt”. Waar nodig en relevant wordt over en weer overlegd of samen opgetrokken. Winkelman: “Wij leren van hun kennis, maar ook zij van onze specifieke knowhow. Met name als het gaat om research en ontwikkeling. Uiteindelijk levert dat voor beide partijen voordeel op.” Behalve de ‘onbetwiste kwaliteit van het eindproduct’ wordt vooral de allround-vakkennis van het Valspar-personeel gezien als grootste kracht van het bedrijf. Marketingdirecteur Guus Winkelman zegt het aldus: “Als bij ons iets geroepen of gevraagd wordt over autoreparatie, je kan het echt zo gek niet verzinnen, dan weet hier altijd iemand gegarandeerd een antwoord. We hebben echt overal specialisten voor.” Wemmers en Winkelman vinden autolakken “een fantastisch product om wereldwijd te verkopen”. Weliswaar gaat het niet om vliegtuiglak of om lakken die door de ruimtevaartorganisatie NASA worden gebruikt, maar, aldus de directie “het gaat wel degelijk om het summum van techniek, waarin nog altijd ruimte is voor verdere innovatie.” Valspar heeft overigens een ‘lastig’ jaar achter de rug. “We hebben zes procent minder verkocht dan het jaar ervoor, maar door allerlei maatregelen zijn we onder de streep toch op een goed resultaat uitgekomen.” Hoewel het volume in sommige sectoren met zelfs dertig procent omlaag is gegaan, heeft ook het moederconcern volgens eigen zeggen een ‘goed jaar’ gedraaid. “Sterker nog, voor zover wij weten is Valspar misschien wel het enige bedrijf in zijn soort dat alle medewerkers over 2009 nog een prestatiebonus heeft gegeven, omdat het een moeilijk jaar was, waarin desondanks een goed resultaat is bereikt.”
Een ‘gewaagde’ advertentie in de vorige eeuw.
verf&inkt 10 - 2010
33
vvvf verenigingsnieuws
VVVF in nieuw overleg Warenwet Sinds afgelopen december participeert de VVVF in het Regulier Overleg Warenwet (ROW) voor het onderwerp Contactmaterialen Levensmiddelen. Vóór die tijd was er regelmatig informeel overleg met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over onderwerpen die spelen rondom verpakkingsmaterialen die in contact komen met voedsel, zoals de laklaag aan de binnenkant van blikjes frisdrank. Met het ministerie is geprobeerd afspraken te maken over actualisering van de Nederlandse wetgeving en in het bijzonder over de vrijgave van stoffen die gebruikt mogen worden voor het maken van verpakkingsmaterialen. Omdat het informele overleg niet tot de gewenste resultaten leidde, heeft het betrokken bedrijfsleven, verenigd in de belangenorganisaties Vereniging Kunststofverpakkingen en PlasticsEurope, de Vereniging Van Blikverwerkende Industrieën, de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Papier- en Kartonfabrieken, de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie, de VVVF en de Koninklijke Vereniging van Ne-
derlandse Fabrikanten van Kartonnages en Flexibele Verpakkingen, voorgesteld het overleg te formaliseren in de vorm van een ROW. Dat voorstel is gehonoreerd. Via een ROW, waarin ook ministeries, Consumentenbond en werkgeversorganisatie VNONCW participeren, is een officiële vorm van overleg tussen bedrijfsleven en het ministerie mogelijk. In het regulier overleg kunnen afspraken worden gemaakt over genoemde onderwerpen. Uiteindelijk monden deze afspraken uit in een advies aan het ministerie. Op basis van het uitgebrachte advies moet het ministerie een besluit nemen over de voorgestelde wijzigingen van de regelgeving. Om te komen tot regelgeving voor coatings in contact met voedsel, heeft CEPE de Code of Practice ontwikkeld. De code kan de opmaat vormen om er in Nederland passende wetgeving over tot stand te brengen. De Code of Practice is een van de onderwerpen die door de ROW worden behandeld. Het overleg wordt geleid door een onafhankelijk voorzitter.
Onderscheiding VVVF-voorzitter Van Wijhe Marlies van Wijhe, algemeen directeur van verfproducent Van Wijhe Verf en voorzitter van de VVVF, is eind maart uitgeroepen tot Zakenvrouw van het jaar. De door champagnemerk Veuve Clicquot gesponsorde prijs werd haar in Wassenaar uitgereikt door parlementsvoorzitter Gerdi Verbeet. Van Wijhe is de 29e vrouw die de prestigieuze onderscheiding mocht ontvangen. De titel zakenvrouw van het jaar bestaat sinds 1981 en werd eerder toegekend aan onder anderen Sylvia Toth en Marlies Dekkers. De jury stond onder voorzitterschap van burgemeester Annemarie Jorritsma van Almere en was unaniem in haar keuze voor de Zwolse ondernemer. In haar reactie op de uitverkiezing vroeg Van Wijhe aandacht voor het familiebedrijf. “Dat is voor de werkgelegenheid en economische waarde veel belangrijker dan vaak wordt gedacht. Het verdient daarom meer waardering en ondersteuning”, bepleitte ze. Ze wees ook op het belang van de ‘maakindustrie’, “want”, aldus de onderscheiden zakenvrouw, “daar komt een belangrijk deel van de technologische vernieuwing vandaan.” Van Wijhe Verf is een familiebedrijf pur sang. De onderneming werd in 1916 als groothandel voor verfwaren en chemicaliën gegrondvest door Marlies’ overgrootvader
34
Dirk Hendrikus. Tien jaar geleden nam ze de leiding van het Zwolse familiebedrijf over van haar vader. Tegenwoordig boekt het bedrijf een omzet van 45 miljoen euro in de ontwikkeling, productie en levering van decoratieve en beschermende verfproducten voor professionele schilder- en timmerbedrijven en de consument.
CAO-overleg van start Op 1 april is de looptijd van de huidige CAO voor de verf- en drukinktindustrie geëindigd. Deze CAO is van toepassing op de producerende leden van de VVVF die geen eigen CAO hebben, zoals onder meer AkzoNobel en PPG. De onderhandelingen voor een nieuwe CAO starten op 19 mei. De gesprekken worden vervolgd op 10 juni.
Uitleg rede CEPEbestuurder gevraagd De besturen van VVVF en het Belgische IVP hebben in een brief vraagtekens geplaatst bij recente uitlatingen van CEPE-bestuurslid Hans Joachim Güttler. In de pers verschenen berichten dat Güttler tijdens een openbare
ledenvergadering van de Europese organisatie van schildersbedrijven UNIEP heeft gezegd dat 2010-verven slechter scoren op gebieden die voor de schilder van belang zijn. Zo zou hij kanttekeningen geplaatst hebben bij de verwerkbaarheid, droogtijd en glansgraad van de oplossingsmiddelarme verven. Volgens berichten uit de vakpers zou Güttler tevens gezegd hebben dat 2010-verven duurder zijn dan ‘oude’ verven. “In elk geval voor de fabrikanten. Het aandeel bindmiddel en pigment per liter verf neemt toe. En dat zijn relatief dure ingrediënten. Een gemiddelde verf is daardoor zo’n twintig procent duurder geworden om te maken.” Als die uitspraken, zoals ze werden geciteerd in de vakpers, daadwerkelijk door Güttler zijn gedaan, dan is dat voor de VVVF onaanvaardbaar. In haar brief aan CEPE schrijft de VVVF: “De VVVF zet zich in om onze stakeholders het beeld voor te houden van een industrie die technisch hoogwaardige producten ontwikkelt en op de markt zet en die aan de hoogste eisen die opdrachtgevers en schilders stellen voldoen. Dit ondanks de aangescherpte wettelijke regels waaraan die producten moeten voldoen. De uitspraken van de heer Güttler zijn daarmee in tegenspraak. Zij kraken het imago van de sector af en doen de communicatie van de VVVF en haar leden teniet. Daarmee brengen zij ook de integriteit van de VVVF in diskrediet.” De VVVF vraagt CEPE om opheldering over de uitspraken van de heer Güttler, die voorzitter is van de Sectorgroep DECO van CEPE.
Registratie REACh De registratie van stoffen onder REACh verloopt zeer traag. Stofproducenten en – importeurs staan onder hoge tijdsdruk om stoffen, die onder de eerste fase van registratie vallen, voor 1 december 2010 te registreren. De huidige situatie is zeer zorgelijk. Uit REACh volgt immers dat wanneer een stof niet is geregistreerd deze niet meer op de markt mag worden gebracht. De VVVF adviseert leden om een risicoanalyse uit te voeren naar de kritische (grond) stoffen voor hun producten en bij hun leveranciers druk uit te oefen om bekend te maken welke stoffen voor 1 december 2010 geregistreerd zullen worden.
Robinson nieuwe directeur CEPE Paul Keymolen, directeur Productregelgeving van CEPE, is per 1 maart 2010 met pensioen gegaan. Zijn opvolgster is Janice Robinson. De Britse heeft meer dan zestien jaar ervaring opgedaan in de coatingindustrie bij AkzoNobel in Engeland, aanvankelijk in R&D, later bij Veiligheid, Gezondheid en Milieu. In deze functie was ze ook nauw betrokken bij de werkgroep Labeling en SafetyDataSheets en REACh.
Groen licht innovatieproject Deze maand is het Branche Innovatie Project Hernieuwbare Grondstoffen goedgekeurd. Met dit project kan de verf- en drukinktindustrie een verdere stap zetten in de richting van duurzaamheid. Het project kan dienen als basis voor vervolgactiviteiten. In eerste instantie bestaat het uit twee delen: Deel 1 is het inventariseren van de ‘state of the art’ op het gebied van hernieuwbare grondstoffen; Deel 2 is kennisoverdracht naar de achterban en aansluiting zoeken bij andere betrokkenen, in het bijzonder grondstofleveranciers. VVVF en TNO hebben gezamenlijk het projectplan opgesteld. TNO heeft het intern ingediend bij de beoordelingscommissie die projecten toetst aan de voorwaarden van het ministerie van Economische Zaken. Het project zal worden begeleid door de issuegroepen Technologische Innovatie, Duurzaam Ondernemen en Communicatie.
De Wildt preses VVVH Op 18 maart is Ron de Wildt, financieel directeur bij Van Noordenne Verfgroep in Hardinxveld-Giessendam, door de ledenvergadering gekozen tot voorzitter van de Vereniging van Verfgroothandelaren in Nederland (VVVH). De Wildt volgt in die functie Hans van den Berg op. De VVVH is de brancheorganisatie van leveranciers van verf en lakken.
It’s time to take control of colour
Caldic levert direct uit voorraad:
Caldic, distributeur in de verf- en drukinktindustrie levert alle ingrediënten die u nodig heeft. Wij vinden samen met de producent de juiste oplossingen op maat.
010 - 7117 268 / 010 - 7117 286
[email protected] www.caldic.com
Uw proces verdient...
...een fit hart Van harte aanbevolen Excentrische wormpompen Slangenpompen Tandwielpompen Rondselpompen Schottenpompen Schroefkanaal waaierpompen
AdvWB197x131.indd 1
Doseerpompen Oscillerende zuigerpompen Membraanpompen Lobbenpompen Impellerpompen Eén-kanaal waaierpompen Zijkanaalpompen
Versnijders Centrifugaalpompen: - Open-waaier - Water- en chemienorm - Magneetgedreven - Zelfaanzuigend Service en skidbouw
Kijk voor ons complete fitness programma op www.wijkboerma.nl of bel 050 549 59 00
06-04-2010 09:56:09
Can Decors Uw product verdient de beste verpakking
Hildering Packaging heeft met Can Decors een verpakkingslijn ontwikkeld speciaal voor het topsegment decoratieve verven en lakken. De verpakking is met uw eigen ontwerp attractief (ook digitaal) te bedrukken, waardoor u uw product optimaal kunt vermarkten en uw boodschap kleurrijk kunt communiceren. Uniek binnen deze lijn is het Tulpblik: door de vorm en het zeer gebruikersvriendelijke deksel, de ideale verpakking voor muurverven.
Zandvoortstraat 69 | 1976 BN IJmuiden | The Netherlands T +31 (0)255 510 409 | F +31 (0)255 512 801 |
[email protected]
www.hildering.com