®
Parallels Plesk Panel
Mededeling met betrekking tot het auteursrecht ISBN: Niet beschikbaar Parallels th
660 SW 39 Street Suite 205 Renton, Washington 98057 USA Telefoon: +1 (425) 282 6400 Fax: +1 (425) 282 6444
Copyright 1999-2009, Parallels, Inc. Alle rechten voorbehouden.
Verspreiding van dit werk of afgeleide(n) daarvan in welke vorm dan ook is verboden, tenzij vooraf schriftelijke toestemming is verkregen van de houder van het auteursrecht. Gepatenteerde technologie wordt beschermd door V.S. Patenten 7,328,225; 7,325,017; 7,293,033; 7,099,948; 7,076,633. Patenten aangevraagd in de V.S. De namen van producten en diensten die worden vermeld zijn handelsmerken van de betreffende eigenaren.
Inhoud Voorwoord
7
Typografische Conventies ............................................................................................................. 7 Reacties ......................................................................................................................................... 8
Aan de Slag
9
Aanmelden bij Parallels Plesk Panel ............................................................................................. 9 Kennis maken met Parallels Plesk Panel .................................................................................... 10 Uw contactinformatie en wachtwoord wijzigen ............................................................................ 14
Een Algemeen Account instellen
15
Een Algemeen Account aanmaken ............................................................................................. 15 Lokale accounts aan uw Algemeen Account koppelen ............................................................... 16 Schakelen tussen accounts ......................................................................................................... 17 Het wachtwoord van uw Algemeen Account wijzigen ................................................................. 17 Lokale accounts loskoppelen van uw Algemeen Account .......................................................... 18
Plesk Panel aanpassen
19
Uw startpagina aanpassen .......................................................................................................... 20 Schermtaal en thema voor Plesk Panel instellen ........................................................................ 21 Eigen Knoppen met aangepaste hyperlinks toevoegen en verwijderen ..................................... 22
Uw hostingpakket beoordelen
24
De toegewezen resources voor uw account bekijken ................................................................. 27 De rechten bekijken van bewerkingen die u in Parallels Plesk Panel mag verrichten ................ 29
Uw website opzetten en onderhouden
31
Sites maken en publiceren .......................................................................................................... 32 Websites maken en publiceren met Sitebuilder ................................................................ 32 Sites publiceren via FTP ................................................................................................... 33 Sites publiceren via bestandsbeheer in Parallels Plesk Panel ......................................... 36 Sites publiceren via een SSH-verbinding .......................................................................... 37 Sites publiceren met Microsoft FrontPage (Windows-hosting) ......................................... 38 Extra Microsoft FrontPage-accounts gebruiken (Windows-hosting) ................................. 41 De instellingen van Microsoft FrontPage wijzigen (Windows-hosting) ............................. 43 Sites publiceren vanuit Adobe Dreamweaver ................................................................... 44 Een voorbeeld van hoe u site eruit komt te zien ......................................................................... 45 ASP.NET Installeren (Windows-hosting)..................................................................................... 45 ASP.NET instellen voor uw domein .................................................................................. 46 ASP.NET voor virtuele mappen instellen .......................................................................... 49 De standaard ASP.NET-configuratie herstellen................................................................ 51 De versie van het .NET-framework wijzigen voor uw domein .......................................... 52 De versie van het .NET-framework wijzigen voor virtuele mappen .................................. 52 De PHP-versie voor een domein instellen (Windows-hosting) ................................................... 53 Databases instellen ..................................................................................................................... 53
Voorwoord Een database aanmaken of importeren ............................................................................ 54 Aanmaken van een gebruikeraccount .............................................................................. 55 Het wachtwoord van een databasegebruiker wijzigen ...................................................... 55 Een gebruikersaccount verwijderen .................................................................................. 56 Een database verwijderen ................................................................................................. 56 Toegang tot gegevens uit externe databases (Windows-hosting) .............................................. 56 ODBC-koppelingen met externe databases aanmaken ................................................... 57 De instellingen van bestaande ODBC-koppelingen wijzigen ............................................ 57 Verwijderen van verbindingen naar externe databases .................................................... 58 Gegevensbronnamen (DSN) voor Adobe ColdFusion instellen (Windows-hosting) ................... 58 Aanmaken van een nieuwe gegevensbronnaam .............................................................. 59 Instellingen van een gegevensbronnaam wijzigen ........................................................... 59 Een gegevensbronnaam (DSN) verwijderen .................................................................... 60 Toepassingen installeren ............................................................................................................ 61 Java-Webtoepassingen Installeren ................................................................................... 64 Ruby-webtoepassingen installeren (Linux-hosting) .......................................................... 66 IIS Groep van Toepassingen gebruiken (Windows-hosting) ....................................................... 67 Instellen van IIS Groep van Toepassingen ....................................................................... 68 Uitschakelen van de IIS Groep van Toepassingen ........................................................... 68 Online transacties op uw site beveiligen met SSL-versleuteling ................................................. 69 Verkrijgen en installeren van SSL-certificaten van Comodo, GeoTrust, Inc. of GoDaddy 70 SSL-certificaten verkrijgen en installeren via andere certificatieautoriteiten .................... 72 Aanmaken en installeren van een gratis zelfgetekend SSL-certificaat ............................. 74 Een certificaat van uw site de-installeren .......................................................................... 75 SSL-certificaten gebruiken die door een ander domein worden gedeeld (Alleen Windows-hosting) .............................................................................................................. 76 Bandbreedtegebruik van sites aan banden leggen ..................................................................... 77 Het aantal gelijktijdige verbindingen naar sites aan banden leggen ........................................... 78 Sites beschermen tegen bandbreedtediefstal (Windows-hosting) .............................................. 79 De toegang tot de middelen van een webserver met een wachtwoord beperken ...................... 79 Beschermen van bronnen ................................................................................................. 80 Geautoriseerde gebruikers toevoegen en verwijderen ..................................................... 81 Een map niet langer afschermen ...................................................................................... 82 Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (Linux-hosting) .................................... 82 Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (Windows-hosting) .............................. 83 Toegangsrechten voor groepen en gebruikers instellen en wijzigen ................................ 84 Groepen en gebruikers hun toegangsrechten afnemen ................................................... 85 Overdracht van toegangsrechten instellen voor bestanden en mappen .......................... 85 Instellen, wijzigen en verwijderen van speciale toegangsrechten .................................... 86 Toegangsrechten instellen voor virtuele mappen ............................................................. 87 De structuur van uw site met subdomeinen organiseren ............................................................ 87 Subdomeinen instellen (Linux-hosting) ............................................................................. 88 Subdomeinen instellen (Windows-hosting) ....................................................................... 90 Subdomeinen verwijderen ................................................................................................. 92 Extra domeinnamen instellen voor een site (domeinaliassen) .................................................... 92 Een domeinalias instellen ................................................................................................. 93 Eigenschappen van een domeinalias aanpassen............................................................. 94 Een domeinalias verwijderen ............................................................................................ 94 Virtuele mappen gebruiken (Windows-hosting) .......................................................................... 95 Virtuele mappen aanmaken .............................................................................................. 96 Instellingen van virtuele mappen wijzigen ......................................................................... 98 MIME-typen toevoegen en verwijderen .......................................................................... 101 De PHP-versie voor virtuele mappen instellen ............................................................... 103 Virtuele mappen verwijderen........................................................................................... 103 Persoonlijke webpagina‘s op uw webserver hosten .................................................................. 104 FTP-wachtwoord wijzigen voor webpaginahouder ......................................................... 105 Meer schijfruimte toewijzen aan de houder van een webpagina .................................... 105 Het account van de houder van een webpagina verwijderen ......................................... 106 Anonieme FTP-toegang tot de server instellen ......................................................................... 107
4
Voorwoord
5
Foutmeldingen van de webserver aanpassen (Linux-hosting) ................................................. 109 Foutmeldingen van de webserver aanpassen (Windows-hosting) ........................................... 112 De configuratie van de DNS-zone van uw domein aanpassen ................................................. 114 DNS-records toevoegen .................................................................................................. 115 DNS-records aanpassen ................................................................................................. 116 DNS-records verwijderen ................................................................................................ 117 De originele zone-instellingen terugzetten ...................................................................... 118 Uw site hosten met externe domeinnamenervers ..................................................................... 119 Het type webhosting wijzigen van fysiek naar doorschakelen .................................................. 121
E-maildiensten gebruiken
122
Postvakken aanmaken .............................................................................................................. 123 Toegang tot uw e-mail ............................................................................................................... 125 Microsoft Office Outlook 2007 instellen .......................................................................... 126 Microsoft Outlook Express 6 instellen ............................................................................. 129 Mozilla Thunderbird instellen .......................................................................................... 133 Apple Mail instellen ......................................................................................................... 138 Postvak beschermen tegen ongewenste e-mail ....................................................................... 143 Tijdelijke e-mailadressen instellen voor uw postvak (e-mail aliassen)............................ 144 Het spamfilter instellen .................................................................................................... 145 Postvakken beschermen tegen virussen .................................................................................. 149 Antivirusbescherming inschakelen .................................................................................. 149 Antivirusbescherming uitschakelen ................................................................................. 150 Postvakken opschorten en weer in gebruik nemen .................................................................. 151 Postvakken verwijderen ............................................................................................................ 152 Het doorsturen van e-mail naar één e-mailadres instellen........................................................ 152 Doorsturen van mail opschorten en weer in gebruik nemen .......................................... 153 Het doorsturen van e-mail naar verschillende e-mailadressen instellen ................................... 153 Toevoegen en verwijderen van adressen van ontvangers ............................................. 154 Mail niet langer naar meerdere e-mailadressen doorsturen ........................................... 155 Het doorsturen van mail uitschakelen ....................................................................................... 155 Instellen van Automatische Beantwoordingen .......................................................................... 156 Automatische beantwoorden uitschakelen ................................................................................ 158 Instellen hoe de site moet omgaan met mail naar niet-bestaande gebruikers.......................... 159 In één keer wijzigingen doorvoeren voor een aantal mailaccounts .......................................... 160 Verzendlijsten beheren .............................................................................................................. 160 Een verzendlijst opzetten ................................................................................................ 161 Gebruikers aan de verzendlijst toevoegen en van de verzendlijst verwijderen .............. 162 Berichten versturen naar uw verzendlijst ........................................................................ 162 Verzendlijsten verwijderen .............................................................................................. 162
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken
163
Voorkeuren voor de presentatie van webstatistieken door Webalizer aanpassen ................... 165 Interne verwijzingen van uw site en van andere sites verbergen en weer zichtbaar maken166 Verwijzingen vanaf andere sites groeperen en isoleren ................................................. 167 Directe verzoeken verbergen en weer tonen .................................................................. 168 Verslagen automatisch aanmaken en bezorgen via e-mail ...................................................... 169 Verbindingen met Plesk Panel en met FTP-diensten bekijken ................................................. 170
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
171
Plesk Panel instellen voor gebruik van FTP-opslag .................................................................. 172 Een reservekopie van uw domein maken ................................................................................. 173 Reservekopieën van databases maken (Windows-hosting) ..................................................... 173 Het maken van reservekopieën inroosteren ............................................................................. 175 Gegevens uit reservekopieën terugplaatsen ............................................................................. 176
Voorwoord
6
Databases herstellen ................................................................................................................. 177 Ontkoppelde databasegebruikers herstellen .................................................................. 178 De opslag van reservekopieën beheren ................................................................................... 178 Reservekopieën naar de server uploaden ...................................................................... 179 Reservekopieën van de server downloaden ................................................................... 179 Reservekopieën van de server verwijderen .................................................................... 179 De opslag van database-reservekopieën beheren (Windows-hosting) .................................... 180 Reservekopieën van databases uploaden naar de server ............................................. 180 Reservekopieën van databases vanaf de server downloaden ....................................... 181 Reservekopieën van databases van de server verwijderen ........................................... 181
Taken inroosteren
182
Een taak inroosteren (Linux-hosting) ........................................................................................ 183 Een taak inroosteren (Windows-hosting) .................................................................................. 184 Uitvoering van taken opschorten of hervatten ........................................................................... 185 Een taak annuleren ................................................................................................................... 185
Verbindingen naar Plesk Panel en met FTP-diensten bekijken
186
Verbindingen met FTP-dienst bekijken ..................................................................................... 187 Verbindingen met Plesk Panel controleren ............................................................................... 188
Toegang tot de server via Extern Bureaublad (Windows-hosting)
189
De Helpdesk gebruiken om de hulp van uw provider in te roepen
191
Een probleemverslag bij uw provider indienen ......................................................................... 191 Uw probleemmelding van commentaar voorzien en afsluiten .................................................. 192
Voorwoord
Voorwoord In deze sectie: Typografische Conventies ................................................................................. 7 Reacties ............................................................................................................ 8
Typografische Conventies De volgende soorten opmaak in de tekst geven aan dat het om speciale informatie gaat. Opmaakconventie
Soort informatie
Speciaal Vet
Ga naar het tabblad QoS. Elementen die u moet selecteren, zoals opties in een menu, knoppen of onderdelen in een lijst. Titels van hoofdstukken, secties en subsecties.
Voorbeeld
Lees het hoofdstuk Beginselen van systeembeheer.
Cursief
Wordt gebruikt om het belang Het systeem ondersteunt het van een bepaald punt te zoeken met zogenaamde benadrukken, om een nieuwe jokers. term te introduceren of om aan te geven dat het om een voorbeeldtekst gaat die moet worden vervangen door een echte naam of waarde.
Monospace
De namen van style sheets selectors, bestanden, mappen en CSS-fragmenten.
Het licentiebestand wordt license.key genoemd.
7
8
Voorwoord
Preformatted Vet
Om wat u invoert te onderscheiden van de computeruitvoer op het scherm.
Unix/Linux: # cd /root/rpms/php
Windows: >cd %myfolder%
Preformatted
Schermuitvoer van de Unix/Linux: computer in een opdrachtregelsessie; broncode # ls –al /files totaal 14470 in XML, C++ of een andere programmeertaal.
Windows:
>ping localhost Antwoord van 127.0.0.1: bytes=32 time<1ms TTL=128
Reacties Als u in deze handleiding een fout aantreft, of wanneer u suggesties of ideeën hebt over hoe deze beter zou kunnen, laat het ons weten via het online formulier op http://www.parallels.com/en/support/usersdoc/. Neem in uw verslag alstublieft de titel van deze handleiding op, de titel van het hoofdstuk en van de betreffende sectie, als ook van het tekstfragment waarin u de fout hebt aangetroffen.
HOOFDSTUK 1
Aan de Slag In dit hoofdstuk: Aanmelden bij Parallels Plesk Panel ................................................................. 9 Kennis maken met Parallels Plesk Panel .......................................................... 10 Uw contactinformatie en wachtwoord wijzigen................................................... 14
Aanmelden bij Parallels Plesk Panel Om u bij uw Parallels Plesk Panel aan te melden: 1. Open uw webbrowser en voer In de adresbalk de URL in waar uw Parallels Plesk Panel zich bevindt (zoals https://uw-domein.be:8443) 2. Druk op ENTER. Het aanmeldscherm van Parallels Plesk Panel zal worden geopend.
3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord die uw van uw provider hebt gekregen op in de velden Gebruikersnaam en Wachtwoord. Uw gebruikersnaam is gelijk aan uw domeinnaam.
4. Wanneer u zich voor de eerste keer aanmeldt, selecteer de taal voor Plesk Panel in het uitrolmenu Schermtaal. Als u al eerder de juiste schermtaal hebt opgeslagen bij uw schermvoorkeuren, laat de waarde Standaard voor gebruiker geselecteerd.
5. Klik Aanmelden.
10
Aan de Slag
Kennis maken met Parallels Plesk Panel Als u zich aanmeldt bij Parallels Plesk Panel dan komt u eerst terecht op uw startpagina. Hier vindt u snelkoppelingen naar de bewerkingen die u vaak uitvoert.
Vanuit het bovenste blok hebt u toegang tot de volgende functies:
Mijn account. Dit is waar u een taal en thema (skin) voor uw Plesk Panel kunt selecteren en waar u uw contactgegevens kunt bijwerken.
Andere gebruiker. Dit is waar u tussen gebruikeraccounts kunt schakelen. Deze snelkoppeling wordt alleen getoond als technologie voor eenmalige aanmelding op de server is ingeschakeld. Afmelden. Dit is waar u uw sessie kunt afsluiten als u klaar bent met Plesk Panel.
Het navigatiepaneel aan de linkerkant geeft u toegang tot de volgende sets van functies:
Startpagina. Het is op deze pagina dat u met Plesk Panel begint te werken. De meeste bewerkingen die u normaal gesproken nodig hebt vindt u in deze ruimte.
Mail. Dit is waar u bewerkingen kunt uitvoeren met betrekking tot e-mailaccounts. U kunt vanuit deze ruimte in Plesk Panel de volgende taken uitvoeren:
Postvakken instellen en beheren.
Verzendlijsten, Automatische beantwoordingen en doorstuuradressen instellen.
Toepassingen. Hier kunt zien welke toepassingen er zijn en deze op uw website installeren.
Aan de Slag
11
Instellingen.Hier geeft u de instellingen op voor de webhostingdienst en voor webstatistieken.
Algemeen account. Deze snelkoppeling verschijnt in uw Parallels Plesk Panel als de mogelijkheid van eenmalige aanmelding is ingeschakeld op de hostingserver. Technologie voor eenmalige aanmelding stelt u in staat om u bij verschillende Parallels-producten tegelijk aan te melden met een enkele gebruikersnaam en wachtwoord. Deze snelkoppeling is bedoeld voor het wijzigen van de Algemeen account-instellingen.
Helpdesk. Dit is het helpdesksysteem dat in Plesk Panel is geïntegreerd. Als u deze snelkoppeling in het navigatiepaneel tegenkomt, dan is het waarschijnlijk dat uw provider hier gebruik van maakt. In dat geval kunt u langs deze weg problemen doorgeven aan de technische ondersteuning van uw provider. Als deze link niet wordt getoond in uw Plesk Panel, dan betekent dit dat uw provider geen gebruik maakt van de ingebouwde Helpdesk. In dat geval moet u op een andere manier contact met uw provider opnemen wanneer u hulp nodig hebt. Help.Verzorgt contextgevoelige ondersteuning.
Als u meer wilt weten over een hulpprogramma of over een onderdeel van de pagina, dan hoeft u alleen de cursus van de muis boven dat onderdeel te houden, zonder erop te klikken; er zal nu een klein veld verschijnen met aanvullende informatie over het onderdeel waar u de muis boven houdt.
12
Aan de Slag
Als uw hostingpakket Parallels Plesk Sitebuilder bevat voor het aanmaken en beheren van websites, dan worden ook de volgende snelkoppelingen weergegeven in het navigatiepaneel van Plesk Panel, in de groep Beheer SiteBuilder:
Startpagina. Hier vindt u snelkoppelingen naar de taakgeoriënteerde wizards. Daarmee kunt u alle bewerkingen voor uw account en website uitvoeren via het Sitebuilder-systeem. Zie voor meer informatie http://download1.parallels.com/SiteBuilder/4.5.0/doc/site_owner/en_US/html/using_ desktop_interface.htm.
Sites. Hier kunt u sites toevoegen en beheren. Zie voor meer informatie http://download1.parallels.com/SiteBuilder/4.5.0/doc/site_owner/en_US/html/manag ing_sites.htm.
De belangrijkste werkruimte aan de rechterkant geeft u toegang tot de hulpprogramma‘s die beschikbaar zijn voor de huidige sectie van Plesk Panel, zoals geselecteerd in het navigatiepaneel. Aanvullende bewerkingen zijn beschikbaar vanuit de uitrolmenu‘s die worden geopend als u op een groepstitel klikt.
Om door Parallels Plesk Panel te navigeren kunt u gebruik maken van het zoekpad bovenin: een keten van links aan de rechterkant van uw scherm, onder de ruimte voor de banner.
Aan de Slag
13
Rechts van de locatiebalk vindt u de menu‘s Favorieten en Bezochte Pagina’s. In het menu Bezochte Pagina’s ziet u snelkoppelingen naar de pagina‘s in Plesk Panel die u onlangs hebt bezocht. Deze snelkoppelingen worden automatisch toegevoegd. Het menu Favorieten bevat snelkoppelingen naar de pagina‘s die u handmatig aan uw favorieten hebt toegevoegd. Als u meer wilt weten over hoe u de snelkoppelingen in het menu Favorieten kunt gebruiken, zie dan de sectie Uw startpagina aanpassen (op pagina 20). Om terug te gaan naar een vorige pagina, kunt u gebruik maken van de snelkoppelingen in de locatiebalk, of van het icoon Omhoog in de rechter bovenhoek van het scherm. Na het wijzigen van de instellingen voor een e-mailaccount kunt u snel een ander e-mailaccount selecteren waarvan u de instellingen ook wilt wijzingen. Om dit te doen klikt u op het kleine pijltje dat u rechts van het e-mailadres ziet.
Hiermee zal een lijst worden geopend met de e-mailadressen die u kunt selecteren.
Om een lijst aan de hand van een bepaalde parameter te sorteren in oplopende of aflopende volgorde, klikt u op de naam van parameter in de koptekst van de kolom. De sorteervolgorde zal worden aangegeven door een kleine driehoek naast de naam van de parameter.
14
Aan de Slag
Uw contactinformatie en wachtwoord wijzigen Wanneer u uw contactinformatie moet bijwerken of uw wachtwoord wilt wijzigen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Persoonlijke Gegevens. 2. Werk uw informatie bij of voer een nieuw wachtwoord in en klik OK.
Wanneer u uw wachtwoord bent vergeten: 1. In de adresbalk van uw webbrowser voert u de URL van uw Parallels Plesk Panel in. Bijvoorbeeld, https://uw.domein.nl:8443. 2. Druk op ENTER. Het aanmeldscherm van Parallels Plesk Panel zal worden geopend.
3. Klik op de link Wachtwoord Vergeten? link. 4. Geef uw gebruikersnaam op in het veld Login en uw e-mailadres zoals dat in het systeem is geregistreerd in het veld E-mail. 5. Klik OK. U wachtwoord zal naar uw e-mailadres worden verstuurd.
HOOFDSTUK 2
Een Algemeen Account instellen De technologie van Algemeen Accounts is bedoeld voor enkelvoudige aanmelding (Single Sign-On, of SSO). Daarmee wordt u in staat gesteld om u bij verschillende Parallels-producten tegelijk aan te melden met een enkele algemene gebruikersnaam en wachtwoord. Als u over meerdere accounts in Parallels Plesk Panel beschikt, dan kunt u deze aan een Algemeen Account koppelen en tussen deze accounts schakelen zonder steeds weer een wachtwoord te hoeven invullen. U kunt ook al uw accounts van andere Parallels-producten aan uw Algemeen Account koppelen, zodat u ook hiertussen kunt schakelen zonder gebruikersnaam en wachtwoord op te geven.
In dit hoofdstuk: Een Algemeen Account aanmaken ................................................................... 15 Lokale accounts aan uw Algemeen Account koppelen ...................................... 16 Schakelen tussen accounts ............................................................................... 17 Het wachtwoord van uw Algemeen Account wijzigen ........................................ 17 Lokale accounts loskoppelen van uw Algemeen Account .................................. 18
Een Algemeen Account aanmaken Nadat u een Algemeen Account hebt aangemaakt en hier lokale accounts aan hebt gekoppeld, kunt u kiezen uit elk account dat aan uw Algemeen Account is gekoppeld, zolang u zich met uw Algemeen Account hebt aangemeld.
Om een Algemeen Account aan te maken: 1. Meld u aan bij Parallels Plesk Panel, ga naar Algemeen Account en klik op Koppel aan Algemeen Account. 2. Selecteer Nieuw Algemeen Account aanmaken en geef de juiste gebruikersnaam en het juiste wachtwoord voor uw Algemeen Account op. 3. Klik OK. Uw Algemeen Account is nu actief, zodat u hier andere accounts aan kunt gaan koppelen. Zie de sectie Lokale accounts aan uw Algemeen Account koppelen (op pagina 16) voor meer informatie.
16
Een Algemeen Account instellen
Lokale accounts aan uw Algemeen Account koppelen Om een lokaal Parallels Plesk Panel-account aan uw Algemeen Account te koppelen: 1. Meld u aan bij Parallels Plesk Panel met het lokale account dat u wilt koppelen. 2. Ga naar Algemeen Account en klik Koppel aan Algemeen Account. 3. Zorg ervoor dat de optie Gebruik bestaand Algemeen Account is geselecteerd en geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op voor het Algemeen Account waarmee u de koppeling tot stand wilt brengen. 4. Klik OK. Herhaal indien nodig de stappen 1-4 voor andere lokale accounts.
Om een account in een ander product met SSO-ondersteuning aan uw Algemeen Account te koppelen: 1. Meld u aan met het account dat u wilt koppelen bij het softwareproduct met SSO-ondersteuning . 2. Volg de aanwijzingen voor het leggen van een koppeling met een Algemeen Account in de documentatie van het betreffende softwareproduct. Zorg ervoor dat u de aanmeldgegevens voor het bestaande Algemeen Account opgeeft wanneer u daarnaar wordt gevraagd. Herhaal indien nodig de stappen 1-2 voor andere accounts of producten. Opmerking. Verschillende softwareproducten kunnen verschillende namen gebruiken voor Algemeen Accounts, bijvoorbeeld Federated Identity of Global Login. Zie de documentatie van het betreffende softwareproduct voor meer informatie. Nadat u de nodige accounts aan uw Algemeen Account hebt gekoppeld, kunt u zich voortaan met uw Algemeen Account aanmelden bij elk product waarvan een lokaal account aan uw Algemeen Account is gekoppeld. Elke keer dat u zich aanmeldt met uw Algemeen Account, krijgt u de lijst met de daaraan gekoppelde lokale accounts te zien; u kunt dan kiezen welk account u op dat moment wilt gebruiken. U kunt te allen tijden overschakelen naar een ander account. Zie de sectie Schakelen tussen accounts voor meer informatie.
Een Algemeen Account instellen
17
Schakelen tussen accounts Om naar een ander account over te schakelen: 1. Klik op Wissel Gebruiker in de rechter bovenhoek. 2. Selecteer het account waar u naar wilt overschakelen:
Kies het juiste lokale account uit de lijst met accounts die aan uw Algemeen Account zijn gekoppeld of
Selecteer Specificeer aanmeldgegevens voor een andere account en geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op voor een lokaal account dat niet is gekoppeld aan uw of aan een ander Algemeen Account. U kunt ook de taal van uw Plesk Panel opgeven via het menu Schermtaal. Als u al eerder een schermtaal voor het account hebt opgegeven en u hebt deze opgeslagen onder de schermvoorkeuren, laat dan de optie Standaard geselecteerd.
3. Klik OK.
Het wachtwoord van uw Algemeen Account wijzigen Om het wachtwoord van uw Algemeen Account te wijzigen: 1. Meld u aan bij Parallels Plesk Panel met uw Algemeen Account of met een daaraan gekoppeld lokaal account. 2. Ga naar Algemeen Account en klik op Wijzig Wachtwoord. 3. Voer uw oude en nieuwe wachtwoord in en klik op OK.
18
Een Algemeen Account instellen
Lokale accounts loskoppelen van uw Algemeen Account Om een lokaal account los te koppelen van uw Algemeen Account: 1. Meld u aan bij Parallels Plesk Panel met het lokale account waarvan u de koppeling wilt verbreken. 2. Ga naar Algemeen Account en klik op verbreken.
Koppeling met Algemeen Account
3. Bevestig het beëindigen van de koppeling en klik OK. Herhaal indien nodig de stappen 1-3 voor andere lokale accounts.
HOOFDSTUK 3
Plesk Panel aanpassen In dit hoofdstuk: Uw startpagina aanpassen ................................................................................ 20 Schermtaal en thema voor Plesk Panel instellen ............................................... 21 Eigen Knoppen met aangepaste hyperlinks toevoegen en verwijderen ............. 22
20
Plesk Panel aanpassen
Uw startpagina aanpassen Om onderdelen toe te voegen aan of te verwijderen van uw startpagina: 1. Ga naar Startpagina > Domeinen > titelmenu Domein > Startpagina Aanpassen. 2. Geef aan welke gegevens van het domein en welke statistieken op de startpagina getoond moeten worden door de betreffende selectievakjes te selecteren. 3. Geef aan welke handelingen op de startpagina getoond moeten worden. De lijst Geselecteerde handelingen geeft aan voor welke taken er al snelkoppelingen op de startpagina zijn geplaatst. De lijst Beschikbare handelingen bevat de taken waarvoor er nog geen snelkoppelingen op uw startpagina zijn geplaatst.
Om een snelkoppeling aan de startpagina toe te voegen, selecteert u de juiste taken in de lijst Beschikbare handelingen en klikt u op Toevoegen >>.
Om een snelkoppeling van de startpagina te verwijderen, selecteert u de taak die u niet meer nodig hebt in de lijst Geselecteerde handelingen en klikt u op << Verwijderen.
4. Geef aan welke handelingen in de uitrolmenu‘s van de startpagina getoond moeten worden door de betreffende selectievakjes te selecteren. 5. Klik OK.
Om snelkoppelingen naar pagina’s van Parallels Plesk Panel toe te voegen aan het menu Favorieten op de startpagina: 1. Navigeer naar het juiste deel van Plesk Panel. 2. Selecteer in het menu Favorieten de optie Toevoegen aan Favorieten.
Voor het wijzigen van de omschrijving van een snelkoppeling in het menu Favorieten op de startpagina: 1. Open het menu Favorieten op uw startpagina. 2. Houd de cursor van de muis boven de juiste snelkoppeling en klik Bewerk naam van Favoriet. 3. Geef de snelkoppeling de gewenste titel en omschrijving en klik Opslaan.
Om snelkoppelingen uit het menu Favorieten te verwijderen: 1. Open het menu Favorieten op de startpagina.
Plesk Panel aanpassen
21
2. Houd de cursor van de muis boven de snelkoppeling die u wilt verwijderen en klik Uit favorieten verwijderen.
Schermtaal en thema voor Plesk Panel instellen Om een schermtaal en thema (skin) in te stellen voor Plesk Panel: 1. Klik vanaf uw startpagina op Schervoorkeuren. 2. Selecteer de gewenste schermtaal en het thema uit de betreffende uitrolmenu‘s. Parallels Plesk Panel is vertaald in een aantal verschillende talen, dus als u uw taal er niet bij ziet staan, vraag dan aan uw provider om het betreffende taalpakket voor u te installeren.
3. Klik OK.
22
Plesk Panel aanpassen
Eigen Knoppen met aangepaste hyperlinks toevoegen en verwijderen Om een Eigen Knop aan uw Parallels Plesk Panel toe te voegen: 1. Ga naar Startpagina > Eigen Knoppen en klik op Eigen Knop Aanmaken. 2. Geef de eigenschappen van de knop op:
Geef de tekst op die getoond moet worden in het veld Knoptekst.
Kies de locatie voor uw knop. Om deze in het rechterframe van uw startpagina te plaatsen, selecteert u de optie Pagina Domeinbeheer als de locatie. Om deze in het linkerframe (navigatiepaneel) van uw Plesk Panel te plaatsen, selecteert u de optie Navigatiepaneel.
Geef de prioriteit van de knop op. Parallels Plesk Panel zal uw knoppen in Plesk Panel plaatsen op volgorde van de door u aangegeven prioriteit: hoe lager het nummer, hoe hoger de prioriteit. Knoppen worden van links naar rechts op volgorde geplaatst.
Om een afbeelding te gebruiken als achtergrond voor een knop, geeft u het zoekpad naar de afbeelding op, of klikt u op Bladeren om het gewenste bestand op te zoeken. Voor een knop die in het navigatiepaneel wordt geplaatst wordt aangeraden een GIF- of JPEG-afbeelding te gebruiken van 16x16 pixels; voor afbeeldingen voor knoppen in het hoofdframe wordt een GIF- of JPEG-afbeelding van 32x32 pixels aanbevolen.
Voer de link die u wilt met de knop wilt verbinden in het veld URL in.
Maak gebruik van de selectievakjes om aan te geven of bepaalde gegevens, zoals de domein-ID en de domeinnaam, binnen de URL overgedragen moeten worden. Deze gegevens kunnen worden gebruikt door externe webtoepassingen.
Geef in het veld voor de inhoud van de contextafhankelijke hulp de tip op die moet worden getoond wanneer de gebruiker met de cursor over de knop beweegt.
Selecteer het selectievakje Open URL in Plesk Panel als u wilt dat de doel-URL wordt geopend aan de rechterkant in Plesk Panel; zorg anders dat dit selectievakje niet is geselecteerd om de URL in een apart venster van de webbrowser te openen.
Als u deze knop zichtbaar wilt maken voor de postvakgebruikers aan wie u toegang tot Plesk Panel hebt toegekend, selecteer dan het selectievakje Zichtbaar voor alle subaanmeldingen.
3. Klik OK om het aanmaken te voltooien.
Om een Eigen Knop uit uw Parallels Plesk Panel te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Eigen Knoppen.
Plesk Panel aanpassen
2. Selecteer het selectievakje voor de knop die u wilt verwijderen en klik Verwijderen.
23
HOOFDSTUK 4
Uw hostingpakket beoordelen Om de hostingmogelijkheden van uw account te bekijken of te selecteren (indien uw provider het recht om de hostingmogelijkheden voor uw account te beheren heeft gedelegeerd): 1. Klik vanaf uw startpagina op Instellingen Webhosting. 2. Bekijk of wijzig uw hostingopties:
IP-adres. Uw domein kan ofwel op een exclusief IP-adres, ofwel op een gedeeld IP-adres worden gehost. Kies een adres uit de IP-voorziening van uw provider.
Certificaat. Toon de informatie over het door uw site gebruikte SSL-certificaat.
SSL-ondersteuning. Secure Sockets Layer-versleuteling wordt meestal gebruikt om de overdracht van gevoelige gegevens te beschermen tijdens online transacties op e-commerce websites die beschikken over een exclusief IP-adres. SSL-certificaten die een rol spelen in het versleutelingsproces worden normaal gesproken toegepast op een enkele domeinnaam op een enkel IP-adres; daarom dient elke site die SSL-bescherming nodig heeft gehost te zijn op een exclusief IP-adres. Een uitzondering vormen subdomeinen; deze kunnen beschermd worden met een jokercertificaat. Het is technisch mogelijk om een SSL-certificaat te installeren op een webserver die meerdere websites met verschillende domeinnamen op één enkel IP-adres host (gedeelde of naamgebaseerde hosting); dit is echter niet aan te raden: de versleuteling zal worden verzorgd, maar gebruikers zullen waarschuwingen te zien krijgen als zij proberen verbinding te maken met de beveiligde site. Om SSL-versleuteling voor websites toe te staan, selecteert u het selectievakje SSL-ondersteuning.
Gebruik dezelfde map voor het opslaan van SSL en niet-SSL-gegevens (alleen beschikbaar voor Linux-hosting). Als gebruikers hun sites via hun FTP-account publiceren, dan moeten zij normaal gesproken de webbestanden die via een beveiligde verbinding toegankelijk moeten zijn opslaan in de map httpsdocs en de bestanden die via regulier HTTP beschikbaar moeten zijn in de map httpdocs. Als u het handig vindt om alle bestanden op te slaan op een enkele locatie – de map httpdocs, dan selecteert u het selectievakje Gebruik van één enkele map voor het opslaan van SSL- en niet-SSL-bestanden.
FTP-gebruikersnaam en FTP-wachtwoord. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die zullen worden gebruik voor het publiceren van de site op de server door middel van FTP. Geef het wachtwoord nogmaals op in het veld Bevestig Wachtwoord.
Uw hostingpakket beoordelen
25
Harde beperking van schijfruimte. Geef, in megabytes, de hoeveelheid schijfruimte op die voor deze site aan webruimte moet worden toegewezen. Dit is de zogenaamde harde beperking van schijfruimte; als deze beperking is bereikt, is het niet mogelijk om nog langer bestanden naar de webruimte weg te schrijven. Als geprobeerd wordt bestanden weg te schrijven, krijgen gebruikers de foutmelding ―Out of disk space‖ (geen schijfruimte meer). Harde beperkingen van schijfruimte moeten zijn ingeschakeld in het besturingssysteem van de server, dus wanneer u de mededeling ―Harde beperking van schijfruimte wordt niet ondersteund‖ ziet, rechts van het veld Harde beperking van schijfruimte, maar u wilt toch een harde beperking van schijfruimte instellen, neem dan contact op met uw provider of met de serverbeheerder en vraag om de harde beperkingen van schijfruimte in te schakelen.
Shell-toegang tot de server met de gebruikersnaam en wachtwoord die ook voor FTP worden gebruikt(alleen beschikbaar voor Linux-hosting) of Toegang tot Systeem (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Dit stelt u in staat om webbestanden beveiligd naar de server te uploaden via een beveiligde Secure Socket Shell-verbinding; echter, het toestaan van shell-toegang houdt een potentiële bedreiging in voor de beveiliging van de server. Wij raden daarom aan geen shell-toegang toe te staan. Laat de optie Verboden geselecteerd.
Ondersteuning voor Microsoft FrontPage. Microsoft FrontPage is een populair programma voor het maken van websites. Om gebruikers in staat te stellen hun sites via Microsoft FrontPage te bewerken en te publiceren, selecteert u de selectievakjes Ondersteuning voor Microsoft FrontPage en Ondersteuning voor Microsoft FrontPage via SSL, stelt u de optie Ontwikkelen met Microsoft FrontPage in op toegestaan en geeft u de gebruikersnaam en het wachtwoord van de FrontPage-beheerder op.
Diensten, of ondersteuning voor programmeer- en scripttalen die door uw hostingomgeving worden ondersteund. Geef aan welke programmeer- en scripttalen moeten worden geïnterpreteerd, uitgevoerd of anderszins moeten worden verwerkt door de webserver: Active Server Pages (ASP), Server Side Includes (SSI), PHP hypertext preprocessor (PHP), Common Gateway Interface (CGI), Fast Common Gateway Interface (FastCGI), Perl, Python, ColdFusion en de Miva-scripttaal die vereist is voor het uitvoeren van Miva-oplossingen voor e-commerce.
Webstatistieken. Om u in staat te stellen informatie te bekijken of het aantal mensen dat uw site heeft bezocht en welke pagina‘s zij precies hebben bekeken, selecteert u het juiste programma uit het uitrolmenu Webstatistieken (AWStats wordt aanbevolen) en selecteert u het selectievakje toegankelijk via met wachtwoord afgeschermde map /plesk-stat/webstat. Dit zal de statistische softwaremodule van uw keuze installeren, die verslagen genereert en deze opslaat in de wachtwoordbeveiligde map. U hebt vervolgens toegang tot webstatistieken via de volgende URL: https://uw-domein.nl/plesk-stat/webstat, waarbij u zich aanmeldt met de gebruikersnaam en het wachtwoord die u ook voor FTP gebruikt..
26
Uw hostingpakket beoordelen
Opmerking: Als u overschakelt van het ene statistische programma naar het ander, dan zullen alle verslagen die door het eerder gebruikte statistische programma zijn aangemaakt worden verwijderd en nieuwe verslagen worden aangemaakt met behulp van de logbestanden die op de server zijn bewaard. Dit betekent dat als u het systeem hebt ingesteld (via Logbeheer > Logopschoning) om alleen de logbestanden van de laatste maand te bewaren, de webstatistieken ook alleen voor de laatste maand beschikbaar zullen zijn.
Aangepaste foutmeldingsdocumenten. Wanneer bezoekers van uw site pagina‘s opvragen die de webserver niet kan vinden, dan genereert en toont deze een standaard HTML-pagina met een foutmelding. Wanneer u uw eigen foutmeldingspagina‘s wilt aanmaken en op uw webserver wilt gebruiken, selecteer dan het selectievakje Aangepaste foutmeldingsdocumenten.
Extra rechten voor schrijven/bewerken (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Deze optie is vereist als de webtoepassingen binnen een domein gebruik maken van een bestandgebaseerde database (zoals Jet) in de hoofdmappen httpdocs of httpsdocs. Merk op dat het selecteren van deze mogelijkheid een serieuze inbreuk kan betekenen op de beveiliging van de website.
Gebruik exclusieve IIS Groep van Toepassingen (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Deze optie maakt het gebruik van een exclusieve IIS Groep van Toepassingen voor webtoepassingen mogelijk binnen een domein. Het gebruik van een exclusieve IIS Groep van Toepassingen betekent een dramatische verbetering in de stabiliteit van webtoepassingen op het domein, dankzij de isolatiemodus waarin het proces draait. Deze modus geeft elke website die op de server wordt gehost de mogelijkheid om een aparte procesomgeving in te richten voor de uitvoering van webtoepassingen. Op deze manier worden alle andere toepassingen niet gestopt wanneer één toepassing problemen heeft. Dit is vooral nuttig wanneer u gebruik maakt van een gedeeld hostingpakket.
3. Klik OK.
In dit hoofdstuk: De toegewezen resources voor uw account bekijken ........................................ 27 De rechten bekijken van bewerkingen die u in Parallels Plesk Panel mag verrichten .......................................................................................................................... 29
Uw hostingpakket beoordelen
27
De toegewezen resources voor uw account bekijken De hoeveelheid middelen bekijken die uw website en e-mailaccounts kunnen verbruiken: 1. Ga naar Startpagina > Verbruik van middelen. 2. De toegewezen resources worden als volgt weergegeven:
Schijfruimte. De totale hoeveelheid schijfruimte die aan uw hostingaccount is toegewezen. Deze hoeveelheid wordt gemeten in megabytes. Dit omvat de schijfruimte die wordt ingenomen door alle bestanden die bij dit domein (deze website) horen: de bestanden van de website, databases, toepassingen, postvakken, logbestanden en reservekopieën.
Maximale hoeveelheid dataverkeer. Geeft in megabytes de hoeveelheid data op die per maand vanaf uw website kan worden verstuurd.
Maximaal aantal subdomeinen. Het aantal subdomeinen dat onder uw domein kan worden gehost.
Maximaal aantal domeinaliassen. Het aantal alternatieve domeinnamen dat u voor uw site kunt gebruiken.
Maximaal aantal webgebruikers. Geeft het totaal aantal persoonlijke webpagina‘s aan dat u kunt hosten voor andere gebruikers onder uw domein. Deze dienst wordt vooral gebruikt door onderwijsinstellingen die niet-commerciële persoonlijke pagina‘s hosten voor hun studenten en de staf. Deze pagina‘s hebben doorgaans webadressen zoals http://uw-domein.nl/~gebruikersnaam. Wanneer het selectievakje Webgebruikers mogen scripts uitvoeren is geselecteerd, dan is het uitvoeren van scripts die zijn geïntegreerd in persoonlijke webpagina‘s toegestaan. Zie de sectie Persoonlijke webpagina‘s op uw webserver hosten voor details.
Maximaal aantal extra Microsoft FrontPage-accounts (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Toont het maximaal aantal extra Microsoft FrontPage-accounts dat u binnen uw domein kunt aanmaken.
Maximaal aantal FTP-accounts (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Toont het maximaal aantal FTP-accounts dat u binnen uw domein kunt aanmaken.
Maximaal aantal postvakken. Geeft het aantal postvakken weer dat binnen uw domein kan worden gehost.
Maximaal aantal mailomleidingen. Geeft het aantal adressen weer voor het doorsturen van mail, dat binnen uw domein kan worden gebruikt.
Maximaal aantal mailgroepen. Toont het maximaal aantal mailgroepen dat binnen uw domein kan worden gebruikt.
Maximaal aantal Automatische beantwoordingen. Geeft het aantal Automatische beantwoordingen weer dat binnen uw domein kan worden ingesteld.
28
Uw hostingpakket beoordelen
Maximaal aantal verzendlijsten. Geeft het aantal verzendlijsten weer dat u binnen uw domein kunt aanhouden. De verzendlijsten worden verzorgd door de software GNU Mailman, die al dan niet op de server geïnstalleerd kan zijn. Als deze niet is geïnstalleerd maar u wilt hier wel gebruik van maken, vraag dan aan uw provider om deze te installeren.
Postvakbeperking. Geeft in kilobytes de schijfruimte op die is gereserveerd voor het opslaan van e-mailberichten en bijlagebestanden voor Automatische beantwoordingen voor elk postvak binnen uw domein.
Maximaal aantal databases (alleen beschikbaar voor Linux-hosting). Geeft het aantal databases weer dat binnen uw domein kan worden gehost.
Maximaal aantal MySQL-databases en Maximaal aantal Microsoft SQL-serverdatabases (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Geeft het maximaal aantal MySQLen Microsoft SQL Server-databases aan dat binnen uw domein kan worden gehost.
Beperking MySQL-databases en Beperking Microsoft SQL-databases (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Geeft in megabytes de maximale hoeveelheid schijfruimte aan die door MySQL- dan wel door Microsoft SQL-databases kan worden ingenomen binnen uw domein.
Maximaal aantal ODBC-koppelingen (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Geeft het totaal aantal ODBC-koppelingen aan dat binnen uw domein kan worden gebruikt.
Maximaal aantal ColdFusion DSN-koppelingen (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Geeft het totaal aantal ColdFusion DSN-koppelingen aan dat binnen uw domein kan worden gebruikt.
Maximaal aantal Java-toepassingen. Toont het maximaal aantal Java-toepassingen of -applets dat u binnen een domein kunt installeren.
Maximaal aantal gedeelde SSL links (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Geeft het totaal aantal gedeelde SSL-links aan dat binnen uw domein kan worden gebruikt.
Geldigheidsduur. Toont de geldigheidsduur van een hostingaccount. Aan het eind van de geldigheidsduur zal uw domein (website) worden opgeschort, waardoor de web-, FTP- en maildiensten niet meer toegankelijk zullen zijn voor internetgebruikers en u zich niet langer bij Plesk Panel kunt aanmelden.
3. Klik op OK.
Uw hostingpakket beoordelen
29
De rechten bekijken van bewerkingen die u in Parallels Plesk Panel mag verrichten De rechten bekijken voor bewerkingen die u via Plesk Panel mag verrichten: 1. Ga naar Startpagina > Toegang domeinbeheerder. 2. De rechten worden opgesomd in de groep Rechten:
Beheer van fysieke hosting. Geeft aan of u het hostingaccount voor uw website volledig kunt beheren. Als hier Nee is ingevuld, dan kunt u alleen het FTP-wachtwoord wijzigen voor toegang tot uw webruimte.
Beheer van hostingprestaties. Geeft aan of u het aantal verbindingen en de door uw website gebruikte bandbreedte kunt beperken.
Beheer van FTP-wachtwoord. Geeft aan of u de aanmeldgegevens voor toegang tot uw webruimte via FTP mag wijzigen.
Beheer van toegang tot de server via SSH (alleen beschikbaar voor Linux-hosting) of Beheer van toegang tot de server via Extern bureaublad (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Geeft aan of u toegang tot de server hebt via het protocol Secure Shell (voor Linux-hosting) of Extern bureaublad (voor Windows-hosting).
Toewijzen harde beperking van schijfruimte. Geeft aan of u de harde beperking van schijfruimte kunt instellen die aan uw site is toegewezen.
Beheer van subdomeinen. Geeft aan of u subdomeinen binnen uw domein mag instellen, aanpassen en verwijderen.
Beheer van domeinaliassen. Geeft aan of u alternatieve domeinnamen voor uw website kunt instellen.
Beheer van logopschoning. Geeft aan of u het opschonen en hergebruiken van verwerkte logbestanden voor uw site kunt aanpassen.
Beheer van anonieme FTP. Geeft aan of u kunt beschikken over een FTP-map waar alle gebruikers bestanden uit kunnen downloaden of juist naartoe kunnen uploaden, zonder dat zij daarvoor een gebruikersnaam en wachtwoord hoeven op te geven. Een website moet beschikken over een exclusief IP-adres om de dienst Anonieme FTP te kunnen gebruiken.
Beheer van FTP-accounts (alleen beschikbaar voor Windows-gebaseerde hosting). Geeft aan of u FTP-accounts kunt aanmaken en beheren.
Beheer van takenrooster. Geeft aan of u taken in het systeem kunt inroosteren. Ingeroosterde taken kunnen worden gebruikt om op gezette tijden scripts of hulpprogramma‘s uit te voeren.
Beheer van DNS-zone. Geeft aan of u de DNS-zone van uw domein kunt beheren.
Beheer van Java-toepassingen. Geeft aan of u via Plesk Panel Java-toepassingen en -applets op uw website kunt installeren.
30
Uw hostingpakket beoordelen
Beheer van webstatistieken. Geeft aan of u webstatistieken voor deze site kunt beheren.
Beheer van verzendlijsten Geeft aan of u gebruik kunt maken van de verzendlijsten van GNU Mailman software.
Beheer van spamfilter. Geeft aan of u het spamfilter van de SpamAssassin software kunt gebruiken.
Beheer van antivirus. Geeft aan of u antivirus op de server mag gebruiken voor het controleren van inkomende en uitgaande mail.
Mogelijkheden voor het maken en terugplaatsen van reservekopieën. Geeft aan of u de faciliteiten van Plesk Panel kunt gebruiken voor het maken en herstellen van reservekopieën van uw site. Zowel ingeroosterde als ad hoc reservekopieën worden ondersteund.
Bevoegdheid om Sitebuilder te gebruiken. Geeft aan of u Sitebuilder kunt gebruiken voor het aanmaken en bewerken van uw site.
Beheer van IIS Groep van toepassingen (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Geeft aan of u uw IIS groep van toepassingen kunt beheren.
Beheer van extra rechten voor schrijven/bewerken (alleen beschikbaar voor Windows-hosting). Geeft aan of u extra schrijf/bewerkrechten voor uw site kunt beheren. Deze rechten zijn vereist wanneer uw webtoepassingen gebruik maken van een bestandgebaseerde database (zoals Jet) in de hoofdmappen httpdocs of httpsdocs.
Beheer van startpagina. Geeft aan of u uw startpagina kunt aanpassen en beheren.
Mogelijkheid om een database-server te selecteren. Geeft aan of u zelf een database-server van elk type kunt kiezen voor het aanmaken van uw databases en dus niet alleen de standaard database-server hoeft te gebruiken.
3. Klik op OK.
HOOFDSTUK 5
Uw website opzetten en onderhouden Wanneer u uw domeinnaam hebt geregistreerd, een website hebt gebouwd en een hostingpakket hebt aangeschaft bij uw provider, dan kunt u:
Publiceer uw site in uw webruimte op de server van de provider,
Databases en toepassingen instellen zodat uw webserver daar gebruik van kan maken,
De overdracht van gegevens beveiligen met Secure Sockets Layer-versleuteling (SSL) en onderdelen van de webserver afschermen met een wachtwoord.
In dit hoofdstuk: Sites maken en publiceren ................................................................................ 32 Een voorbeeld van hoe u site eruit komt te zien ................................................ 45 ASP.NET Installeren (Windows-hosting) ........................................................... 45 De PHP-versie voor een domein instellen (Windows-hosting) ........................... 53 Databases instellen ........................................................................................... 53 Toegang tot gegevens uit externe databases (Windows-hosting) ...................... 56 Gegevensbronnamen (DSN) voor Adobe ColdFusion instellen (Windows-hosting) 58 Toepassingen installeren................................................................................... 61 IIS Groep van Toepassingen gebruiken (Windows-hosting) .............................. 67 Online transacties op uw site beveiligen met SSL-versleuteling ........................ 69 Bandbreedtegebruik van sites aan banden leggen ............................................ 77 Het aantal gelijktijdige verbindingen naar sites aan banden leggen ................... 78 Sites beschermen tegen bandbreedtediefstal (Windows-hosting)...................... 79 De toegang tot de middelen van een webserver met een wachtwoord beperken 79 Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (Linux-hosting) ............ 82 Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (Windows-hosting) ...... 83 De structuur van uw site met subdomeinen organiseren ................................... 87 Extra domeinnamen instellen voor een site (domeinaliassen) ........................... 92 Virtuele mappen gebruiken (Windows-hosting) ................................................. 95 Persoonlijke webpagina‘s op uw webserver hosten ........................................... 104 Anonieme FTP-toegang tot de server instellen .................................................. 107 Foutmeldingen van de webserver aanpassen (Linux-hosting) ........................... 109 Foutmeldingen van de webserver aanpassen (Windows-hosting) ..................... 112 De configuratie van de DNS-zone van uw domein aanpassen .......................... 114 Uw site hosten met externe domeinnamenervers .............................................. 119 Het type webhosting wijzigen van fysiek naar doorschakelen ............................ 121
32
Uw website opzetten en onderhouden
Sites maken en publiceren Als uw hostingpakket de mogelijkheid bevat om websites aan te maken en te beheren met behulp van Sitebuilder, dan kunt u Sitebuilder gebruiken om websites aan te maken en te publiceren. Ook kunt u de inhoud van uw site (de webpagina‘s, scripts en grafische bestanden die samen uw site vormen) aanmaken op uw computer thuis of op kantoor en deze vervolgens op de server publiceren op een van de volgende manieren:
Via een FTP-verbinding (de meest gebruikelijke en gemakkelijkste manier)
Via het bestandbeheer van Plesk Panel
Via een secure shell-verbinding (alleen voor gebruikers van de besturingssystemen Linux en FreeBSD)
Via de softwarepakketten Adobe Dreamweaver of Microsoft FrontPage (waarbij de laatste alleen beschikbaar is voor gebruikers van het besturingssysteem Microsoft Windows)
In deze sectie: Websites maken en publiceren met Sitebuilder ................................................. 32 Sites publiceren via FTP ................................................................................... 33 Sites publiceren via bestandsbeheer in Parallels Plesk Panel ........................... 36 Sites publiceren via een SSH-verbinding........................................................... 37 Sites publiceren met Microsoft FrontPage (Windows-hosting) ........................... 38 Extra Microsoft FrontPage-accounts gebruiken (Windows-hosting) ................... 41 De instellingen van Microsoft FrontPage wijzigen (Windows-hosting) ............... 43 Sites publiceren vanuit Adobe Dreamweaver .................................................... 44
Websites maken en publiceren met Sitebuilder Om te beginnen met het maken van een website via Sitebuilder: 1. Klik vanaf uw startpagina op Bewerken in Sitebuilder. De Sitebuilder-wizard zal worden geopend. 2. Selecteer de optie Maak uw site en klik op Volgende onderaan de pagina. Voor verdere instructies over het maken en bewerken van uw site, zie de online gebruikershandleiding van de Sitebuilder-wizard op http://download1.parallels.com/SiteBuilder/4.5.0/doc/user/en_US/html/index.htm.
Uw website opzetten en onderhouden
33
Sites publiceren via FTP Om uw site te uploaden met FTP: 1. Maak verbinding met de server via een FTP-programma, waarbij u de aanmeldingsgegevens voor FTP gebruikt die u van uw provider hebt gekregen. Het FTP-adres ziet eruit als ftp://uw-domeinnaam.nl, waarbij uw-domeinnaam.nl staat voor het internetadres van uw site. Schakel de passieve modus in als u zich achter een firewall bevindt.
2. Upload bestanden en mappen die via het HTTP-protocol toegankelijk moeten zijn naar de map httpdocs en bestanden / mappen die beveiligd over het SSL-protocol moeten worden verzonden naar de map httpsdocs. 3. Plaats uw CGI-scripts in de map cgi-bin. 4. Sluit uit FTP-sessie af.
In deze sectie: De aanmeldingsgegevens voor uw FTP-account wijzigen ................................. 33 Extra FTP-accounts gebruiken (Windows-hosting) ............................................ 34
De aanmeldingsgegevens voor uw FTP-account wijzigen Om de gebruikersnaam en het wachtwoord voor toegang tot uw FTP-account te veranderen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Instellingen Webhosting. 2. Geef de nieuwe FTP-gebruikersnaam en het nieuwe wachtwoord op 3. Klik OK.
34
Uw website opzetten en onderhouden
Extra FTP-accounts gebruiken (Windows-hosting) Als u samen met iemand anders aan uw website werkt of u host subdomeinen voor andere gebruikers, dan wilt u wellicht extra FTP-accounts aanmaken.
In deze sectie: Extra FTP-accounts aanmaken (Windows-hosting) ........................................... 34 Instellingen van extra FTP-accounts wijzigen .................................................... 35 Extra FTP-accounts verwijderen........................................................................ 35
Extra FTP-accounts aanmaken (Windows-hosting) Een nieuw extra FTP-account aanmaken: 1. Ga naar Startpagina > FTP-accounts. 2. Klik op vanaf het tabblad FTP-accounts op FTP-account aanmaken. 3. Geef de Naam FTP-account op in het daarvoor bestemde veld. 4. Geef aan wat de Hoofdmap moet zijn door te klikken op en de juiste map te kiezen. Als alternatief kunt u ook het zoekpad opgeven in het invoerveld. 5. Geef het nieuwe wachtwoord op in de velden Nieuw wachtwoord en Wachtwoord bevestigen. 6. Geef aan wat de FTP-gebruiker kan doen met bestanden en mappen en hoeveel schijfruimte op de server hij of zij mag innemen:
Om de hoeveelheid schijfruimte te beperken, zorgt u dat het selectievakje Onbeperkt naast het veld Harde beperking van schijfruimte niet is geselecteerd en voert u in megabyte de gewenste hoeveelheid schijfruimte in.
Om de FTP-gebruiker toe te staan de inhoud van de hoofdmap te bekijken en hier bestanden uit te downloaden, selecteert u het selectievakje Leesrechten.
Om de FTP-gebruiker toe te staan om mappen binnen de hoofdmap aan te maken, te bekijken, van naam te wijzigen en te verwijderen, selecteert u het selectievakje Schrijfrechten. Als u geen rechten toewijst, dan zal er wel een koppeling met het FTP-account worden aangemaakt, maar de inhoud van de hoofdmap zal niet aan de gebruiker worden getoond.
7. Klik op OK. Een nieuw FTP account zal worden toegevoegd.
Uw website opzetten en onderhouden
Instellingen van extra FTP-accounts wijzigen De eigenschappen van een extra FTP-account wijzigen: 1. Ga naar Startpagina > FTP-accounts. 2. Klik op vanaf het tabblad FTP-accounts op de naam van het juiste FTP-account in de lijst. 3. Geef de vereiste wijzigingen op en klik OK.
Extra FTP-accounts verwijderen Een extra FTP-account verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > FTP-accounts. 2. Selecteer op het tabblad FTP-accounts het selectievakje dat hoort bij de naam van het FTP-account dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen. 3. Bevestig de verwijdering en klik OK. Het FTP-account zal worden verwijderd.
35
36
Uw website opzetten en onderhouden
Sites publiceren via bestandsbeheer in Parallels Plesk Panel Om bestanden te publiceren via bestandsbeheer van Plesk Panel: 1. Klik vanaf uw startpagina op Bestandsbeheer. 2. Bestanden en mappen aanmaken en uploaden. Plaats de bestanden en mappen die via het HTTP-protocol toegankelijk moeten zijn in de map httpdocs en bestanden en mappen die beveiligd moeten worden verstuurd via het SSL-protocol in de map httpsdocs. Plaats uw CGI-scripts in de map cgi-bin.
Om een nieuwe map aan te maken binnen uw huidige locatie, klikt u op Nieuwe Map Toevoegen.
Om nieuwe bestanden aan te maken in de juiste map, klikt u op Nieuw Bestand Toevoegen en geeft u de bestandsnaam op in de sectie Aanmaken van bestanden. Selecteer het selectievakje Gebruik HTML-sjabloon als u wilt dat bestandsbeheer een aantal basale HTML-tags aan het nieuwe bestand toevoegt, en klik op OK. Er wordt een pagina geopend waarin u de inhoud of de HTML-broncode van een nieuw bestand kunt toevoegen. Wanneer u klaar bent klikt u op OK.
Om een bestand vanaf een lokale machine te uploaden, klikt u op Nieuw Bestand Toevoegen en geeft u het zoekpad naar de locatie op in het veld Bron van bestand (of gebruik de knop Bladeren om het bestand op te zoeken). Klik ten slotte op OK.
Om een webpagina te bewerken met de ingebouwde visuele editor (alleen beschikbaar voor gebruikers van Microsoft Internet Explorer), klikt u op . Wanneer u een HTML-bestand bewerkt, opent Plesk standaard het interne WYSIWYG-programma. Als u liever de broncode van het HTML-bestand bewerkt, klikt u op HTML. Om terug te keren naar de het WYSIWYG-programma, klikt u op WYSIWYG.
Om de broncode van een bestand te wijzigen, klikt u op
Om het bestand te bekijken, klikt u op
Om de naam van een bestand of map te wijzigen, klikt u op nieuwe naam op en klik OK.
Om een bestand of map te kopiëren of te verplaatsen naar een andere locatie, selecteert u het juiste selectievakje voor het bestand of de map en klikt u op Kopieer/Verplaats. Geef de bestemming op voor het bestand of de map die moet worden gekopieerd of waarvan de naam moet worden gewijzigd, en klik vervolgens Kopiëren om te kopiëren, of Verplaatsen om te verplaatsen.
Om de aanmaakdatum van het bestand of de map te wijzigen, klik Tijdstempel Wijzigen. Het tijdstempel zal worden bijgewerkt aan de hand van de huidige lokale tijd.
Om een bestand of map te verwijderen, selecteert u het betreffende selectievakje en klikt u op Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
.
. . Geef een
Uw website opzetten en onderhouden
37
Als u webbestanden via Bestandsbeheer of FTP hebt overgebracht, dan zal Plesk Panel automatisch de juiste toegangsrechten voor de bestanden en mappen instellen. Als u de rechten voor bestanden en mappen wilt wijzigen, zie dan de volgende secties: Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (Linux-hosting) (zie pagina 82). Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (Windows-hosting) (zie pagina 83).
Sites publiceren via een SSH-verbinding Als u gebruik maakt van een Linux- of FreeBSD-besturingssysteem op uw lokale computer en u hebt toegang tot de server shell, gebruik dan de opdracht ‗scp‘ om bestanden en mappen naar de server te kopiëren: scp uw_bestandsnaam
[email protected]:zoekpad om bestanden te kopiëren en scp –r uw_mapnaam
[email protected]:zoekpad voor het kopiëren van hele mappen. Na publicatie kunt u werken met de bestanden mappen binnnen uw account, door gebruik te maken van de webtoepassing SSH-terminal die in uw Parallels Plesk Panel is geïntegreerd (Startpagina > SSH-terminal).
38
Uw website opzetten en onderhouden
Sites publiceren met Microsoft FrontPage (Windows-hosting) Microsoft FrontPage kent twee soorten websites: schijfgebaseerd en servergebaseerd. Kort gezegd is een schijfgebaseerde site een FrontPage-website die u aanmaakt op uw lokale harde schijf om deze later te publiceren naar een webserver. Een servergebaseerde site wordt direct op de server aangemaakt en bewerkt, zonder de extra stap van het publiceren. Deze sectie geeft u alleen instructies voor het publiceren van schijfgebaseerde websites. U kunt schijfgebaseerde websites publiceren via FTP of HTTP. Als uw server FrontPage-serveruitbreidingen ondersteunt, dan publiceert u uw site normaal gesproken naar een HTTP-locatie. Bijvoorbeeld: http://uw-domein.nl/MijnWebsite. Als uw server FTP ondersteunt, dan publiceert u normaal gesproken naar een FTP-locatie. Bijvoorbeeld: ftp://ftp.uw-domein.nl/MijnMap. Om er achter te komen welke publicatiemethoden door uw server worden ondersteund, neemt u contact op met uw hostingleverancier of met uw IT-afdeling. Na publicatie kunt u uw site beheren door middel van FrontPage-serveruitbreidingen.
Om toegang te krijgen tot het beheerscherm van FrontPage-serveruitbreidingen: 1. Meld u aan bij Parallels Plesk Panel. 2. Om een site te beheren die niet wordt beschermd met SSL, opent u het titelmenu Website en klikt u op Frontpage WebAdmin. Om een site te beheren die gebruik maakt van SSL, opent u het titelmenu Website en klikt u op Frontpage SSL Webadmin. 3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord van de FrontPage-beheerder op en klik op OK. Als u wilt weten hoe u FrontPage-serveruitbreidingen kunt gebruiken, zie dan de online ondersteuning (FrontPage Webbeheer > Help) of bezoek de site van Microsoft.
In deze sectie: Site publiceren via FTP met Microsoft FrontPage .............................................. 39 Site publiceren via HTTP met Microsoft FrontPage ........................................... 40
Uw website opzetten en onderhouden
Site publiceren via FTP met Microsoft FrontPage Als u publiceert vanaf uw werkplek, vraag dan aan uw IT-afdeling, helpdesk of netwerkbeheerder of het u is toegestaan om vanachter de firewall te publiceren via FTP. Vraag ook of u speciale software nodig hebt om vanachter de firewall te kunnen publiceren.
Om uw bestanden via FTP te publiceren: 1. Open Microsoft FrontPage. 2. Open een Microsoft FrontPage-website: open het menu Bestand en selecteer het onderdeel Open Site. 3. Ga naar de weergave Externe website: klik op het tabblad Website en vervolgens op de knop Externe Website onderaan het scherm.. 4. Stel de eigenschappen van uw externe website in:
Klik op de knop Eigenschappen van externe website in de rechter bovenhoek van het venster.
Selecteer FTP als de externe webserver.
In het veld Locatie van externe website voert u de naam van host in (bijvoorbeeld: ftp://ftp.uw-domein.be)
Bij FTP map voert u de FTP-map in als uw hostingleverancier u deze heeft aangegeven. Laat leeg als zij u deze niet hebben aangeven.
Kies het passieve FTP-protocol als uw computer of netwerk word beschermd door een firewall.
5. Klik OK om met de externe site te verbinden. De weergave Externe Website toont de bestanden die zich in uw lokale en in uw externe site bevinden.
6. Klik op de knop Website publiceren in de rechter benedenhoek van het venster.
39
40
Uw website opzetten en onderhouden
Site publiceren via HTTP met Microsoft FrontPage Om bestanden via HTTP te publiceren op een server die FrontPage server-extensies ondersteunt: 1. Open FrontPage. 2. Open een FrontPage-website: open het menu Bestand en selecteer het onderdeel Open Site. 3. Ga naar de weergave Externe website: klik op het tabblad Website en vervolgens op de knop Externe Website onderaan het scherm.. 4. Klik op de knop Eigenschappen van externe website in de rechter bovenhoek van het venster. 5. Op het tabblad Externe website, onder Type externe webserver, klik FrontPage of SharePoint Diensten. 6. In het veld Locatie van externe website, voer het protocol en het internetadres in van de externe website waarnaar u mappen en bestanden wilt publiceren — bijvoorbeeld, http://www.uw-domein.nl — of klik Bladeren... om de site te lokaliseren. 7. Voer één van de volgende acties uit:
Om Secure Sockets Layer (SSL) te gebruiken om een beveiligd communicatiekanaal in te stellen en te voorkomen dat cruciale informatie wordt onderschept, klik Gecodeerde verbinding vereist (SSL). Om SSL-verbindingen voor op website te gebruiken, moet de server zijn ingesteld met een beveiligingscertificaat van een erkende certificaatautoriteit. Als uw server geen SSL ondersteunt, laat u dit selectievakje leeg. Anders zal het niet lukken om mappen en bestanden te publiceren op de externe website.
Om specifieke soorten code van webpagina‘s te verwijderen terwijl ze worden gepubliceerd, kunt u op het tabblad HTML Optimaliseren de opties kiezen die u wilt.
Om de standaardopties voor het publiceren te wijzigen, kunt u op het tabblad Publiceren de opties kiezen die u wilt.
8. Klik OK om met de externe site te verbinden. De weergave Externe website zal bestanden tonen die u zich in uw lokale en externe sites bevinden.
9. Klik op de knop Website publiceren in de rechter benedenhoek van het venster.
Uw website opzetten en onderhouden
41
Extra Microsoft FrontPage-accounts gebruiken (Windows-hosting) Als u samen met iemand anders aan uw website werkt of u host subdomeinen voor andere gebruikers, dan wilt u wellicht extra Microsoft FrontPage-accounts aanmaken.
In deze sectie: Extra Microsoft FrontPage-accounts aanmaken ................................................ 41 Instellingen van additionele Microsoft FrontPage-accounts wijzigen.................. 42 Verwijderen van extra Microsoft FrontPage-accounts........................................ 42
Extra Microsoft FrontPage-accounts aanmaken Om een extra Microsoft FrontPage-account aan te maken: 1. Open vanaf uw startpagina het titelmenu Website en klik op FrontPage-beheer. 2. Klik Nieuw FrontPage-account Toevoegen. 3. Geef de nieuwe gebruikersnaam en wachtwoord op voor dit account. 4. Als u de hoeveelheid schijfruimte wilt beperken die door dit account kan worden ingenomen, zorg dan dat het selectievakje Onbeperkt niet is geselecteerd en geef de gewenste waarde op in megabytes in het veld Harde beperking van schijfruimte. Wanneer de opgegeven beperking is overschreden zal de eigenaar van het account niet meer instaat zijn bestanden aan zijn of haar webruimte toe te voegen.
5. Klik OK om het aanmaken van een extra Microsoft FrontPage-account af te ronden.
42
Uw website opzetten en onderhouden
Instellingen van additionele Microsoft FrontPage-accounts wijzigen Om de instellingen van een extra Microsoft FrontPage-account te wijzigen: 1. Open vanaf uw startpagina het titelmenu Website en klik op FrontPage-beheer. 2. Selecteer het juiste account uit te lijst. 3. Een nieuwe gebruikersnaam en wachtwoord voor dit account opgeven. 4. U kunt de beperking van de hoeveelheid schijfruimte die door dit account kan worden gebruikt aanpassen, door een nieuwe beperking op te geven in het veld Harde beperking van schijfruimte. Wanneer de opgegeven beperking is overschreden zal de eigenaar van het account niet meer instaat zijn bestanden aan zijn of haar webruimte toe te voegen.
5. Klik OK om de wijzigingen op te slaan.
Verwijderen van extra Microsoft FrontPage-accounts Om een extra Microsoft FrontPage-account te verwijderen: 1. Open vanaf uw startpagina het titelmenu Website en klik op FrontPage-beheer. 2. Selecteer het selectievakje voor het account dat u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. 4. Bevestig de verwijdering en klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
43
De instellingen van Microsoft FrontPage wijzigen (Windows-hosting) Als u wilt dat Microsoft FrontPage zijn ingebouwde IIS-indexserver gebruikt om de volledige tekst van uw website te indexeren.
Om Microsoft FrontPage zijn eigen IIS-indexserver te laten gebruiken: 1. Open vanaf uw startpagina het titelmenu Website en klik op FrontPage-beheer. 2. Klik Voorkeuren. 3. Zorg dat het selectievakje Gebruik de IIS-indexserver is geselecteerd en klik OK.
Als u op uw website gebruik maakt van FrontPage-formulieren die informatie per e-mail versturen, geef dan ook de volgende voorkeuren op:
SMTP-mailserver die wordt gebruik voor het versturen van mail. De SMTP-server die in de DNS-zone van uw domein is opgenomen wordt standaard gebruikt voor het versturen van mail. Wanneer er geen SMTP-server in de zone is opgenomen gebruikt FrontPage de maildienst van de server waar het domein (de site) wordt gehost.
E-mailadres van de afzender. Standaard wordt het e-mailadres van de eigenaar van het domein gebruikt. Als er geen e-mailadres is gespecificeerd in het profiel van de domeinhouder, dan gebruikt FrontPage het e-mailadres van de cliënt bij wie het domein hoort. Als het e-mailadres van de cliënt niet is opgegeven in diens profiel, dan wordt het e-mailadres van de serverbeheerder gebruikt.
Om de voorkeuren te wijzigen: 1. Open vanaf uw startpagina het titelmenu Website en klik op FrontPage-beheer. 2. Klik Voorkeuren. 3. Geef onder Mailinstellingen op welke SMTP-server en welk e-mailadres u wilt gebruiken en klik vervolgens op OK.
44
Uw website opzetten en onderhouden
Sites publiceren vanuit Adobe Dreamweaver Voordat u een site vanuit Dreamweaver kunt publiceren, dient u de eigenschappen van de website in te stellen. Dat wil zeggen dat u Dreamweaver vertelt waar de bestanden van uw site zich bevinden en op welke server u deze wilt publiceren.
Om een website in Dreamweaver te definiëren: 1. In het menu Site, kies New Site. De pagina Site Definition wordt geopend. 2. Klik op het tabblad Advanced. 3. In de categorie Local Info specificeert u het volgende:
Site name. Dit is wat wordt weergeven in de titelbalk van de webbrowser.
Local root folder. Dit is de map op uw computer waar alle bestanden van de site worden opgeslagen. Bijvoorbeeld c:\MijnWebsite
Default images folder. Geef de naam van de map op waar de grafische bestanden van uw website worden opgeslagen. Bijvoorbeeld: c:\MijnWebsite\plaatjes
HTTP address. Hier geeft u uw domeinnaam op. Bijvoorbeeld: http://uw-domein.nl
4. Uit het menu Category kiest u het onderdeel Remote Info. 5. Uit het menu Access kiest u de optie FTP. Het is hoogstwaarschijnlijk dat uw server publiceren ondersteunt via FTP (File Transfer Protocol, veel gebruikt voor het overbrengen van bestanden over het internet). 6. Stel de volgende instellingen in:
FTP host. Geef de hostnaam van uw FTP op zonder het voorvoegsel ftp:// . Bijvoorbeeld: uw-domein.nl.
Host directory. Geef de map van de server op waar uw site staat. In de meeste gevallen is dit httpdocs.
Login and password. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op dat u van uw provider hebt gekregen.
Use passive FTP. Selecteer deze optie alleen wanneer uw computer zich achter een firewall bevindt.
7. Om er zeker van te zijn dat u de juiste gebruikersnaam en het juiste wachtwoord hebt opgegeven en dat Dreamweaver verbinding kan maken met de server, klikt u op de knop Test. 8. Klik OK om de instellingen op te slaan.
Om uw website te publiceren: 1. Open uw website in Dreamweaver.
Uw website opzetten en onderhouden
45
2. In het menu Site kiest u de optie Put (of druk tegelijkertijd Ctrl+Shift+U in).
Een voorbeeld van hoe u site eruit komt te zien Als u uw site eenmaal naar uw webruimte hebt verplaatst, dan wilt u wellicht controleren of deze juist functioneert in de uiteindelijke hostingomgeving. U kunt een voorbeeld van uw site in uw favoriete webbrowser bekijken, zelfs wanneer de gegevens van uw domeinnaam nog niet volledig zijn gepropageerd in het Domeinnaamsysteem. Merk op dat Adobe Flash en CGI-scripts niet zullen werken in de voorbeeldweergave. Ook zal de voorbeeldweergave niet werken voor websites en webpagina‘s met absolute zoekpaden naar andere bestanden (zoals
). Om een voorbeeld van uw site te bekijken, klikt u vanaf uw startpagina op Voorbeeld van Site.
ASP.NET Installeren (Windows-hosting) ASP.NET is een flexibel set van hulpprogramma‘s en webontwikkeltechnologieën, dat u in staat stellen om een aantal toepassingen te gebruiken die zijn gebaseerd op het ASP.NET-framework. Parallels Plesk Panel ondersteunt zowel versie 1.1.x als 2.0.x van het .NET-framework en laat u de meeste instellingen zelf configureren.
In deze sectie: ASP.NET instellen voor uw domein ................................................................... 46 ASP.NET voor virtuele mappen instellen ........................................................... 49 De standaard ASP.NET-configuratie herstellen ................................................. 51 De versie van het .NET-framework wijzigen voor uw domein ............................ 52 De versie van het .NET-framework wijzigen voor virtuele mappen .................... 52
46
Uw website opzetten en onderhouden
ASP.NET instellen voor uw domein De meeste ASP.NET-instellingen waarvan soms aanpassing is vereist om ASP.NET-toepassingen te laten werken zoals gewenst, kunnen worden ingesteld via Parallels Plesk Panel.
Om ASP.NET in te stellen voor een domein: 1. Ga naar Startpagina > ASP.NET-instellingen. 2. Stel de regels in die de gegevens uit de database bepalen voor ASP.NET-toepassingen die databases gebruiken. Deze optie is alleen beschikbaar voor ASP.NET 2.0.x. Wanneer u voor de eerste keer de ASP.NET-configuratiepagina opent, worden voorbeeld verbindingswaarden getoond met algemene instructies. U kunt deze wissen om vervolgens uw eigen regels op te geven.
Om een regel toe te voegen, geef de juiste gegevens op in de velden Naam en Verbindingswaarden en klik op ernaast.
Om een regel te verwijderen, klik op
ernaast.
3. Stel aangepaste foutmeldingen in die door ASP.NET-toepassingen worden teruggegeven, in het veld Aangepaste Foutmeldingen:
Om de modus voor de aangepaste foutmeldingen in te stellen, kiest u de juiste optie uit het menu Aangepaste Foutmeldingsmodus:
Aan - aangepaste foutmeldingen zijn ingeschakeld.
Uit - aangepaste foutmeldingen zijn uitgeschakeld en gedetailleerde foutmeldingen zullen worden weergegeven.
AlleenExtern - aangepaste foutmeldingen worden alleen weergegeven voor externe cliënten terwijl aan de lokale host ASP.NET-foutmeldingen worden getoond.
Om een nieuwe aangepaste foutmelding in te stellen (die zal worden toegepast tenzij de Uit-modus is geselecteerd), geef u de waarden op in de velden Statuscode en URL Doorschakelen en klikt u op .
Statuscode geeft aan welke HTTP-statuscode leidt tot doorschakeling naar de foutmeldingspagina.
URL Doorschakelen wordt gebruikt om het webadres in te stellen van de foutmeldingspagina die de informatie over de fout aan de cliënt presenteert.
Vanwege mogelijke conflicten kunt u geen nieuwe aangepaste foutmeldingspagina toevoegen met een foutcode die al bestaat; u kunt wel de URL voor de bestaande code opnieuw instellen.
Om een aangepaste foutmeldingspagina uit de lijst te verwijderen, klik ernaast.
4. Geef de compilatie-instellingen op in het veld Compilatie en Foutopsporing:
Uw website opzetten en onderhouden
47
Om de programmeertaal te bepalen die gebruikt wordt als de standaardtaal voor dynamische compilatiebestanden, kies een ingang uit de lijst Standaardtaal voor pagina.
Om de compilatie van retailbinaries mogelijk te maken, zorgt u dat het selectievakje Foutopsporing inschakelen niet is geselecteerd.
Om de compilatie van foutopsporingsbinaries mogelijk te maken, selecteert u het selectievakje Foutopsporing inschakelen . In dit geval zullen de fragmenten van de broncode die de fout bevatten worden getoond in een diagnostische mededeling op de pagina.
Opmerking. Wanneer u toepassingen draait in foutopsporingsmodus, zorgt dit voor een extra belasting van het geheugengebruik en/of de prestaties. Het wordt aanbevolen om foutopsporing te gebruiken tijdens het testen, maar om deze uit te schakelen alvorens een toepassing in gebruik te nemen in een productiescenario.
5. Karakterset instellen voor ASP.NET-toepassingen in de sectie Globaliseringsinstellingen:
Om een bepaald karakterset aan te nemen voor alle inkomende aanvragen, geeft u de waarde van de karakterset op in het veld Karakterset van Aanvraag (standaard is UTF-8).
Om een karakterset aan te nemen voor alle antwoorden, geef de waarde van de karakterset op in het veld Karakterset van antwoord (standaard utf-8).
Om een karakterset in te stellen die standaard gebruikt moet worden bij het parsen van .aspx-, .asmx- en .asax-bestanden, geef de waarde van de karakterset op in het veld Karakterset van bestand (standaard is Windows-1252).
Om een regio in te stellen die standaard aangenomen moet worden bij het verwerken van inkomende aanvragen via het web, selecteert u het juiste onderdeel uit de lijst Regio.
Om een regio in te stellen die als standaard aangenomen moet worden bij het verwerken van een regioafhankelijke resource, selecteert u het juiste onderdeel uit de lijst Schermregio.
6. Stel een vertrouwensniveau om de toegang tot de code voor ASP.NET-toepassingen te beveiligen. U kunt dit doen in het veld Codebeveiliging (CAS). CAS-vertrouwensniveau is een beveiligingszone die wordt toegewezen aan de uitvoering van toepassingen, waarbij wordt aangegeven tot welke middelen van de server deze toepassingen toegang hebben. Belangrijk. Als aan een assembly een te laag vertrouwensniveau wordt toegewezen, zal deze niet goed worden uitgevoerd. Voor meer informatie over de rechtenniveaus, zie http://msdn.microsoft.com/library/en-us/dnnetsec/html/THCMCh09.asp?frame=true #c09618429_010.
7. Maak het gebruik van hulpscripts mogelijk in het veld Instellingen Scriptbibliotheek. Het opgeven van de instellingen van de scriptbibliotheek is noodzakelijk als er bedieningselementen voor validatie op uw website worden gebruikt. Deze optie is alleen beschikbaar voor ASP.NET 1.1.x.
48
Uw website opzetten en onderhouden
Als u hulpscripts moet gebruiken (meer in het bijzonder scripts die objecten implementeren voor het valideren van ingevoerde gegevens), geeft u de instellingen op voor de scriptbibliotheek van het .NET-framework. Om dit te doen, geeft u het zoekpad op (dat begint met de hoofdmap van het domein voorafgegaan door een schuine streep voorwaarts) in het veld Zoekpad naar Microsoft scriptbibliotheek of u klikt op het mapicoon naast het veld Zoekpad naar Microsoft scriptbibliotheek en bladert naar de juiste locatie.
Om in de opgegeven locatie de automatische installatie mogelijk te maken van bestanden die scripts bevatten, selecteert u het selectievakje Installeren. Als de bestanden daar al bestaan, zullen deze opnieuw worden weggeschreven.
8. Stel sessieparameters in voor de cliënt in het veld Sessie-instellingen:
Om de standaard authenticatiemodus in te stellen voor toepassingen, selecteert u het juiste onderdeel uit de lijst Authenticatiemodus. Windows authenticatiemodus moet worden geselecteerd wanneer enige vorm van IIS-authenticatie wordt gebruikt.
Om de tijd in te stellen die een sessie inactief mag zijn voordat deze wordt afgesloten, geef de juiste periode op in minuten in het veld Sessie Timeout.
9. Klik OK om alle wijzigingen toe te passen. Opmerking: Parallels Plesk Panel ondersteunt aparte configuraties voor verschillende versies van het .NET-framework (1.1.x en 2.0.x).
Uw website opzetten en onderhouden
49
ASP.NET voor virtuele mappen instellen Om de prestaties te verbeteren van ASP.NET-gebaseerde webapplicaties, maakt Parallels Plesk Panel individuele instellingen voor het .NET-framework mogelijk per virtuele map.
Om ASP.NET voor een virtuele map in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Blader naar de juiste map en ga deze binnen. 3. Klik Instellingen ASP.NET. 4. Stel de regels in die de gegevens uit de database bepalen voor ASP.NET-toepassingen die databases gebruiken. Deze optie is alleen beschikbaar voor ASP.NET 2.0.x. Wanneer u voor de eerste keer de ASP.NET-configuratiepagina opent, worden voorbeeld verbindingswaarden getoond met algemene instructies. U kunt deze wissen om vervolgens uw eigen regels op te geven.
Om een regel toe te voegen, geef de juiste gegevens op in de velden Naam en Verbindingswaarden en klik op ernaast.
Om een regel te verwijderen, klik op
ernaast.
5. Stel aangepaste foutmeldingen in die door ASP.NET-toepassingen worden teruggegeven, in het veld Aangepaste Foutmeldingen:
Om de modus voor de aangepaste foutmeldingen in te stellen, kiest u de juiste optie uit het menu Aangepaste Foutmeldingsmodus:
Aan - aangepaste foutmeldingen zijn ingeschakeld.
Uit - aangepaste foutmeldingen zijn uitgeschakeld en gedetailleerde foutmeldingen zullen worden weergegeven.
AlleenExtern - aangepaste foutmeldingen worden alleen weergegeven voor externe cliënten terwijl aan de lokale host ASP.NET-foutmeldingen worden getoond.
Om een nieuwe aangepaste foutmelding in te stellen (die zal worden toegepast tenzij de Uit-modus is geselecteerd), geef u de waarden op in de velden Statuscode en URL Doorschakelen en klikt u op .
Statuscode geeft aan welke HTTP-statuscode leidt tot doorschakeling naar de foutmeldingspagina.
URL Doorschakelen wordt gebruikt om het webadres in te stellen van de foutmeldingspagina die de informatie over de fout aan de cliënt presenteert.
Vanwege mogelijke conflicten kunt u geen nieuwe aangepaste foutmeldingspagina toevoegen met een foutcode die al bestaat; u kunt wel de URL voor de bestaande code opnieuw instellen.
Om een aangepaste foutmeldingspagina uit de lijst te verwijderen, klik ernaast.
50
Uw website opzetten en onderhouden
6. Geef de compilatie-instellingen op in het veld Compilatie en Foutopsporing:
Om de programmeertaal te bepalen die gebruikt wordt als de standaardtaal voor dynamische compilatiebestanden, kies een ingang uit de lijst Standaardtaal voor pagina.
Om de compilatie van retailbinaries mogelijk te maken, zorgt u dat het selectievakje Foutopsporing inschakelen niet is geselecteerd.
Om de compilatie van foutopsporingsbinaries mogelijk te maken, selecteert u het selectievakje Foutopsporing inschakelen . In dit geval zullen de fragmenten van de broncode die de fout bevatten worden getoond in een diagnostische mededeling op de pagina.
Opmerking. Wanneer u toepassingen draait in foutopsporingsmodus, zorgt dit voor een extra belasting van het geheugengebruik en/of de prestaties. Het wordt aanbevolen om foutopsporing te gebruiken tijdens het testen, maar om deze uit te schakelen alvorens een toepassing in gebruik te nemen in een productiescenario.
7. Karakterset instellen voor ASP.NET-toepassingen in de sectie Globaliseringsinstellingen:
Om een bepaald karakterset aan te nemen voor alle inkomende aanvragen, geeft u de waarde van de karakterset op in het veld Karakterset van Aanvraag (standaard is UTF-8).
Om een karakterset aan te nemen voor alle antwoorden, geef de waarde van de karakterset op in het veld Karakterset van antwoord (standaard utf-8).
Om een karakterset in te stellen die standaard gebruikt moet worden bij het parsen van .aspx-, .asmx- en .asax-bestanden, geef de waarde van de karakterset op in het veld Karakterset van bestand (standaard is Windows-1252).
Om een regio in te stellen die standaard aangenomen moet worden bij het verwerken van inkomende aanvragen via het web, selecteert u het juiste onderdeel uit de lijst Regio.
Om een regio in te stellen die als standaard aangenomen moet worden bij het verwerken van een regioafhankelijke resource, selecteert u het juiste onderdeel uit de lijst Schermregio.
8. Stel een vertrouwensniveau om de toegang tot de code voor ASP.NET-toepassingen te beveiligen. U kunt dit doen in het veld Codebeveiliging (CAS). CAS-vertrouwensniveau is een beveiligingszone die wordt toegewezen aan de uitvoering van toepassingen, waarbij wordt aangegeven tot welke middelen van de server deze toepassingen toegang hebben. Belangrijk. Als aan een assembly een te laag vertrouwensniveau wordt toegewezen, zal deze niet goed worden uitgevoerd. Voor meer informatie over de rechtenniveaus, zie http://msdn.microsoft.com/library/en-us/dnnetsec/html/THCMCh09.asp?frame=true #c09618429_010.
9. Maak het gebruik van hulpscripts mogelijk in het veld Instellingen Scriptbibliotheek. Het opgeven van de instellingen van de scriptbibliotheek is noodzakelijk als er bedieningselementen voor validatie op uw website worden gebruikt. Deze optie is alleen beschikbaar voor ASP.NET 1.1.x.
Uw website opzetten en onderhouden
Als u hulpscripts moet gebruiken (meer in het bijzonder scripts die objecten implementeren voor het valideren van ingevoerde gegevens), geeft u de instellingen op voor de scriptbibliotheek van het .NET-framework. Om dit te doen, geeft u het zoekpad op (dat begint met de hoofdmap van het domein voorafgegaan door een schuine streep voorwaarts) in het veld Zoekpad naar Microsoft scriptbibliotheek of u klikt op het mapicoon naast het veld Zoekpad naar Microsoft scriptbibliotheek en bladert naar de juiste locatie.
Om in de opgegeven locatie de automatische installatie mogelijk te maken van bestanden die scripts bevatten, selecteert u het selectievakje Installeren. Als de bestanden daar al bestaan, zullen deze opnieuw worden weggeschreven.
51
10. Stel sessieparameters in voor de cliënt in het veld Sessie-instellingen:
Om de standaard authenticatiemodus in te stellen voor toepassingen, selecteert u het juiste onderdeel uit de lijst Authenticatiemodus. Windows authenticatiemodus moet worden geselecteerd wanneer enige vorm van IIS-authenticatie wordt gebruikt.
Om de tijd in te stellen die een sessie inactief mag zijn voordat deze wordt afgesloten, geef de juiste periode op in minuten in het veld Sessie Timeout.
11. Klik OK om alle wijzigingen toe te passen. Opmerking: Parallels Plesk Panel ondersteunt aparte configuraties voor verschillende versies van het .NET-framework (1.1.x en 2.0.x).
De standaard ASP.NET-configuratie herstellen Om de standaard ASP.NET-instellingen terug te zetten: 1. Ga naar Startpagina > ASP.NET-instellingen. 2. Klik Naar Standaard Herstellen. 3. Bevestig het herstel en klik OK.
52
Uw website opzetten en onderhouden
De versie van het .NET-framework wijzigen voor uw domein Om de versie van het .NET-framework dat op uw domein wordt gebruikt te veranderen: 1. Ga naar Startpagina > ASP.NET-instellingen. 2. Klik Wijzig Versie in de groep Hulpprogramma’s. Als deze knop niet aanwezig is, betekent dit dat er maar één versie van het .NET-framework beschikbaar is. U kunt het versienummer zien in het veld Framework-versie. 3. Selecteer de juiste versie en klik OK. 4. Klik OK om de wijzigingen op te slaan.
De versie van het .NET-framework wijzigen voor virtuele mappen Om binnen een domein het gebruik van verschillende ASP.NET-toepassingen mogelijk te maken, die verschillende versies van het .NET-framework gebruiken, staat Parallels Plesk Panel toe dat de versie van het framework wordt ingesteld per virtuele (web)map waarin de toepassingen draaien.
Om de versie van het .NET-framework te kiezen voor een virtuele (web)map: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Ga naar de juiste webmap en klik ASP.NET-instellingen in de groep Hulpprogramma’s. 3. Selecteer de vereiste versie van het .NET-framework en pas indien nodig ook andere instellingen aan. 4. Klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
53
De PHP-versie voor een domein instellen (Windows-hosting) Om de PHP-versie voor een domein in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > PHP-instellingen. 2. Selecteer de juiste versie van PHP en klik OK.
Databases instellen Als uw webserver toepassingen gebruikt om gegevens te verwerken, of wanneer deze dynamisch webpagina‘s genereert, dat gebruikt u waarschijnlijk een database voor het opslaan en ophalen van gegevens. U kunt ofwel een nieuwe database voor uw site aanmaken, of de gegevens uit een eerdere reservekopie van een MySQL-, PostgreSQL- of Microsoft SQL-database importeren.
In deze sectie: Een database aanmaken of importeren ............................................................. 54 Aanmaken van een gebruikeraccount ............................................................... 55 Het wachtwoord van een databasegebruiker wijzigen ....................................... 55 Een gebruikersaccount verwijderen ................................................................... 56 Een database verwijderen ................................................................................. 56
54
Uw website opzetten en onderhouden
Een database aanmaken of importeren Om een nieuwe database aan te maken op uw hostingaccount: 1. Klik vanaf uw startpagina op Databases. 2. Klik Nieuwe Database Toevoegen. 3. Geef de database een naam. We raden aan om een naam te kiezen die begint met een karakter uit het Latijnse alfabet en dat alleen uit alfanumerieke karakters en het underscore-teken bestaat (maximaal 64 tekens).
4. Selecteer het soort database dat u gaat gebruiken: MySQL, PostgreSQL of Microsoft SQL-server. 5. Selecteer in de lijst de database-server van het geselecteerde type. Klik OK. 6. Om de aanmeldgegevens voor de databasebeheerder in te stellen klikt u op Nieuwe Databasegebruiker Toevoegen. 7. Geef een gebruikersnaam en een wachtwoord op, waarmee toegang tot de inhoud van de database kan worden verkregen. 8. Klik OK.
Om een bestaande database te importeren: 1. Klik vanaf uw startpagina op Databases. 2. Klik Nieuwe Database Toevoegen. 3. Geef de database een naam. We raden aan om een naam te kiezen die begint met een karakter uit het Latijnse alfabet en dat alleen uit alfanumerieke karakters en het underscore-teken bestaat (maximaal 64 tekens).
4. Selecteer het soort database dat u gaat gebruiken: MySQL, PostgreSQL of Microsoft SQL-server. Klik OK. 5. Om de aanmeldgegevens voor de databasebeheerder in te stellen klikt u op Nieuwe Databasegebruiker Toevoegen. 6. Geef een gebruikersnaam en een wachtwoord op, waarmee toegang tot de inhoud van de database kan worden verkregen. Klik OK. 7. Klik op het icoon DB-WebAdmin in de groep Hulpprogramma‘s. Het hoofdscherm van het databasebeheerprogramma phpMyAdmin, phpPgAdmin of ASPEnterpriseManager zal worden geopend in een apart venster van de browser.
Uw website opzetten en onderhouden
55
Als u een MySQL-database gebruikt:
a. Klik Query window in het linkerframe en vervolgens op het tabblad Import files, b. Selecteer het tekstbestand dat de gegevens bevat en klik Go. c. Klik op de link Insert data from a text file. Als u een MS SQL-database gebruikt:
a. Klik op de naam van uw database in het linkerframe b. Klik Query (de knop met het vergrootglas) c. Kopieer de tekst van uw script in het tekstveld en klik Run Query.
Om uw databases en de inhoud daarvan te beheren, kunt u uw favoriete MySQL-, PostgreSQL- of Microsoft SQL Server-cliënt gebruiken of het webgebaseerde hulpprogramma voor databasebeheer toegankelijk via Parallels Plesk Panel (Startpagina > Databases > databasenaam > DB-webadmin).
Aanmaken van een gebruikeraccount Als u samenwerkt met andere mensen bij het beheren van een website en u wilt hen toegang geven tot de database, dan dient u aparte gebruikeraccounts voor hen aan te maken.
Om een databasegebruikeraccount aan te maken: 1. Ga naar Startpagina > Databases > databasenaam en klik op Nieuwe Databasegebruiker Toevoegen. 2. Geef een gebruikersnaam en een wachtwoord op, waarmee toegang tot de inhoud van de database kan worden verkregen. Klik OK.
Het wachtwoord van een databasegebruiker wijzigen Om wachtwoord van een databasegebruiker te wijzigen: 1. Ga naar Startpagina > Databases > databasenaam > naam van databasegebruiker. 2. Geef een nieuw wachtwoord op en klik OK.
56
Uw website opzetten en onderhouden
Een gebruikersaccount verwijderen Om een databasegebruikeraccount te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Databases > databasenaam. 2. Selecteer het selectievakje voor het gebruikeraccount dat u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering vervolgens en klik OK.
Een database verwijderen Om een database met alle inhoud te verwijderen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Databases. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor de database die u wilt verwijderen. Als het vereiste selectievakje vervaagd is (niet-selecteerbaar), dan betekent dit dat deze database door een webtoepassing wordt gebruikt en alleen verwijderd kan worden door de betreffende toepassing te verwijderen.
3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
Toegang tot gegevens uit externe databases (Windows-hosting) Als u toegang wilt tot de gegevens uit een externe databasebeheersysteem, dan moet u daarvoor via Parallels Plesk Panel ODBC-verbindingen aanmaken.
In deze sectie: ODBC-koppelingen met externe databases aanmaken ..................................... 57 De instellingen van bestaande ODBC-koppelingen wijzigen.............................. 57 Verwijderen van verbindingen naar externe databases ..................................... 58
Uw website opzetten en onderhouden
57
ODBC-koppelingen met externe databases aanmaken Als u wilt dat uw webtoepassing gebruik maakt van externe databases voor het opslaan van gegevens, is het nodig dat u een koppeling met de externe databases aanmaakt.
Om een ODBC-koppeling met een externe database aan te maken: 1. Klik vanaf uw startpagina op ODBC-gegevensbronnen. 2. Klik Nieuwe ODBC DSN Toevoegen. 3. Geef in de bijbehorende velden de naam van de ODBC-koppeling en de omschrijving op. 4. Selecteer het juiste stuurprogramma in het veld Stuurprogramma. 5. Klik OK. 6. Kies de juiste opties in het scherm met de instellingen van het stuurprogramma. Normaal gesproken moet u het zoekpad naar de database opgegeven, gebruikersnaam en wachtwoord en andere verbindingsopties, afhankelijk van het geselecteerde stuurprogramma. 7. Klik Test om te controleren of de verbinding correct functioneert met de opgegeven instellingen. Klik Voltooien om het aanmaken af te ronden.
De instellingen van bestaande ODBC-koppelingen wijzigen Om de instellingen van een bestaande ODBC-koppeling te wijzigen: 1. Klik vanaf uw startpagina op ODBC-gegevensbronnen. 2. Selecteer de juiste verbindingsnaam uit de lijst. 3. Pas de instellingen aan als nodig. 4. Klik Test om te controleren of de verbinding correct zal functioneren met de nieuwe instellingen. Klik Voltooien om wijzigingen op te slaan.
58
Uw website opzetten en onderhouden
Verwijderen van verbindingen naar externe databases Om een overbodig geworden ODBC-koppeling te verwijderen: 1. Klik vanaf uw startpagina op ODBC-gegevensbronnen. 2. Selecteer het selectievakje voor de koppeling die u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen, bevestig de verwijdering en klik op OK.
Gegevensbronnamen (DSN) voor Adobe ColdFusion instellen (Windows-hosting) Als u gebruik maakt van Adobe ColdFusion, dan kunt u gegevensbronnamen (Domain Source Names, of DSN‘s) voor ColdFusion instellen, rechtstreeks vanuit Parallels Plesk Panel. Gegevensbronnamen stellen uw ColdFusion-webtoepassingen in staat om gebruik te maken van lokale en externe databases voor het verwerken en opslaan van gegevens.
In deze sectie: Aanmaken van een nieuwe gegevensbronnaam ............................................... 59 Instellingen van een gegevensbronnaam wijzigen ............................................. 59 Een gegevensbronnaam (DSN) verwijderen...................................................... 60
Uw website opzetten en onderhouden
59
Aanmaken van een nieuwe gegevensbronnaam Om op uw domein een nieuwe gegevensbronnaam voor Adobe ColdFusion aan te maken: 1. Ga vanaf uw startpagina naar ColdFusion DSN en klik op Nieuwe ColdFusion DSN toevoegen. 2. Geef de gegevensbronnaam op en selecteer het juiste stuurprogramma voor deze gegevensbron in het menu Stuurprogramma. Klik Volgende>>. 3. Kies de juiste opties op de pagina met de instellingen van het stuurprogramma. Normaal gesproken moet u het zoekpad naar de database opgegeven, gebruikersnaam en wachtwoord en andere verbindingsopties, afhankelijk van het geselecteerde stuurprogramma. Zie de Adobe ColdFusion-documentatie voor meer informatie over de opties en instellingen van het stuurprogramma. 4. Klik OK om te voltooien.
Instellingen van een gegevensbronnaam wijzigen Om de instellingen voor de gegevensbronnaam (DSN) voor Adobe ColdFusion te wijzigen voor uw domein: 1. Ga vanaf uw startpagina naar ColdFusion DSN en klik op de juiste gegevensbronnaam in de lijst. 2. Geef de juiste gegevensbronnaam op en selecteer het vereiste stuurprogramma voor de gegevensbron in het menu Stuurprogramma. Klik Volgende>>. 3. Kies de juiste opties op de pagina met de instellingen van het stuurprogramma. Normaal gesproken moet u het zoekpad naar de database opgegeven, gebruikersnaam en wachtwoord en andere verbindingsopties, afhankelijk van het geselecteerde stuurprogramma. Zie de Adobe ColdFusion-documentatie voor meer informatie over de opties en instellingen van het stuurprogramma. 4. Klik OK.
60
Uw website opzetten en onderhouden
Een gegevensbronnaam (DSN) verwijderen Om een overbodig geworden DSN-koppeling van ColdFusion te verwijderen: 1. Klik vanaf uw startpagina op ColdFusion DSN. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor de DSN-koppeling die u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen, bevestig de verwijdering en klik op OK.
Uw website opzetten en onderhouden
61
Toepassingen installeren Om uw website te voorzien van waardevolle mogelijkheden, zoals gastenboeken, forums, bezoekertellers, fotoboeken en oplossingen voor e-commerce, kunt u de betreffende toepassingen installeren vanuit de scriptbibliotheek van Plesk Panel (Startpagina > Webtoepassingen). Het aantal beschikbare toepassingen en de verscheidenheid daarvan is afhankelijk van de voorwaarden van uw provider en van uw hostingpakket.
Om een toepassing op uw site te installeren: 1. Klik vanaf uw startpagina op Webtoepassingen. Een lijst met op uw website geïnstalleerde toepassingen zal worden weergegeven.
2. Klik Nieuwe Toepassing Toevoegen. 3. In het linkermenu selecteert u de categorie waartoe de toepassing die u nodig hebt behoort. 4. Selecteer de juiste toepassing in de lijst en klik vervolgens op Installeren. 5. Sommige toepassingen zullen een licentieovereenkomst laten zien. Lees de licentieovereenkomst zorgvuldig door en selecteer, als u ermee akkoord gaat, het selectievakje Ik ga akkoord en klik op Volgende >>. 6. Geef aan of u een hyperlink naar de toepassing wilt aanmaken om in van Plesk Panel te plaatsen. 7. Geef de voorkeuren voor installatie op en andere informatie die wellicht wordt gevraagd door de toepassing (de vereisten kunnen verschillen tussen toepassingen). Klik Installeren. 8. Als u ervoor hebt gekozen een knop met een hyperlink aan te maken in uw Parallels Plesk Panel, geef dan de eigenschappen daarvan op:
Geef de tekst die op de knop getoond moet worden op in het veld Knoptekst.
Kies de locatie voor uw knop. Om deze in het rechterframe van uw startpagina te plaatsen, selecteert u de optie Pagina Domeinbeheer als de locatie. Om deze in het linkerframe (navigatiepaneel) van Plesk Panel te plaatsen, selecteert u de optie Navigatiepaneel.
Geef de prioriteit van de knop op. Parallels Plesk Panel zal uw knoppen in Plesk Panel plaatsen op volgorde van de door u aangegeven prioriteit: hoe lager het nummer, hoe hoger de prioriteit. Knoppen worden van links naar rechts op volgorde geplaatst.
62
Uw website opzetten en onderhouden
Om een afbeelding te gebruiken als achtergrond voor een knop, geeft u het zoekpad naar de afbeelding op, of klikt u op Bladeren om het gewenste bestand op te zoeken. Voor een knop die in het navigatiepaneel wordt geplaatst wordt aangeraden een GIF- of JPEG-afbeelding te gebruiken van 16x16 pixels; voor afbeeldingen voor knoppen in het hoofdframe wordt een GIF- of JPEG-afbeelding van 32x32 pixels aanbevolen.
Geef in het URL-veld de hyperlink op, die aan de knop moet worden gekoppeld.
Maak gebruik van de selectievakjes om aan te geven of bepaalde gegevens, zoals de domein-ID en de domeinnaam, binnen de URL overgedragen moeten worden. Deze gegevens kunnen worden gebruikt door externe webtoepassingen.
Geef in het veld voor de inhoud van de contextafhankelijke hulp de tip op die moet worden getoond wanneer de gebruiker met de cursor over de knop beweegt.
Selecteer het selectievakje Open URL in Plesk Panel als u wilt dat de doel-URL wordt geopend aan de rechterkant in Plesk Panel; zorg anders dat dit selectievakje niet is geselecteerd om de URL in een apart venster van de webbrowser te openen.
Als u deze knop zichtbaar wilt maken voor de e-mailgebruikers aan wie u toegang tot Plesk Panel hebt toegekend, selecteer dan het selectievakje Zichtbaar voor alle subaanmeldingen.
Klik OK om het aanmaken te voltooien.
De toepassing is nu geïnstalleerd en u kunt een link naar deze toepassing opnemen in uw site, bijvoorbeeld op uw startpagina. Anders hebben u en uw gebruikers toegang tot deze toepassing door de URL daarvan in te voeren, maar die kan te lang zijn om te onthouden.
Om toegang te krijgen tot de webpagina van een toepassing voert u een van de volgende opties uit:
Geef de URL op in uw webbrowser. Bijvoorbeeld: http://uw-domein.nl/forum/.
Ga naar Startpagina > Webtoepassingen en klik op het icoon toepassing.
Als u ervoor kiest een knop met een hyperlink aan uw Parallels Plesk Panel toe te voegen tijdens de installatie van een toepassing, klik dan vanaf uw startpagina op de betreffende knop in de groep Eigen Knoppen of in het navigatiepaneel.
voor de
Om een toepassing opnieuw in te stellen, het beheerderwachtwoord van de toepassing te wijzigen of om een licentiesleutel voor een commerciële toepassing te installeren, gaat u naar Startpagina > Webtoepassingen en klikt u op het icoon voor de juiste toepassing.
Om een toepassing op te waarderen naar een latere versie (indien deze op de server beschikbaar is), gaat u naar Startpagina > Webtoepassingen en klikt u op de juiste snelkoppeling in de kolom U.
Om een toepassing te verwijderen gaat u naar Startpagina > Webtoepassingen en selecteer u het selectievakje voor de toepassing die u niet meer nodig hebt. Klik vervolgens op Verwijderen. De toepassing en de bijbehorende databases zullen van de server worden verwijderd.
Uw website opzetten en onderhouden
In deze sectie: Java-Webtoepassingen Installeren.................................................................... 64 Ruby-webtoepassingen installeren (Linux-hosting) ........................................... 66
63
64
Uw website opzetten en onderhouden
Java-Webtoepassingen Installeren U kunt Java-webtoepassingen in het webarchiefformaat (WAR) installeren. Deze Java-toepassingen worden niet geleverd met Parallels Plesk Panel; u moet deze apart verkrijgen.
Om een Java-webtoepassing te Installeren: 1. Ga vanaf uw startpagina naar Startpagina > Webtoepassingen > Java-toepassingen en klik op Inschakelen. Dit zal de Tomcat-dienst opstarten, die de omgeving verzorgt waarin Java-code uitgevoerd kan worden in samenwerking met een webserver.
2. Klik Nieuwe Toepassingen. 3. Geef het zoekpad op naar het toepassingspakket dat u wilt installeren (dit kan een toepassingspakket zijn in WAR-formaat, opgeslagen op de harde schijf van uw computer), of klik Bladeren om hier naartoe te navigeren, en klik OK. De toepassing is nu geïnstalleerd en de betreffende ingang is toegevoegd aan de lijst met geïnstalleerde Java-toepassingen (Startpagina > Webtoepassingen > Java-toepassingen).
Om toegang te krijgen tot de webpagina van een Java-webtoepassing voert u één van de volgende series stappen uit:
Ga naar Startpagina > Webtoepassingen > Java-toepassingen en klik op de betreffende hyperlink in de kolom Zoekpad. Geef de URL op in uw webbrowser. Bijvoorbeeld: http://uw-domein.nl:9080/winkel/.
Om de Java-webtoepassing te beëindigen, te starten of te herstarten: 1. Ga naar Startpagina > Webtoepassingen > tabblad Java-toepassingen. Een lijst met geïnstalleerde toepassingen zal worden geopend. 2. Kies een toepassing uit de lijst en gebruik de iconen aan de rechterkant van de lijst om de vereiste handelingen uit te voeren:
Om een toepassing op te starten, klik op het icoon
Om een toepassing te beëindigen, klik op het icoon
Om een toepassing opnieuw op te starten, klik op het icoon
. . .
Om een Java-webtoepassing te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Webtoepassingen > Java-toepassingen. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor de toepassing die u niet langer nodig hebt. Klik Verwijderen, bevestig de verwijdering en klik op OK.
Uw website opzetten en onderhouden
De toepassing en de bijbehorende database zullen van de server worden verwijderd.
65
66
Uw website opzetten en onderhouden
Ruby-webtoepassingen installeren (Linux-hosting) U kunt uw eigen webtoepassingen installeren die zijn ontwikkeld in de programmeertaal Ruby.
Om een in Ruby geschreven toepassing op uw site te installeren: 1. Ga naar Domeinen > domeinnaam > Instellingen Webhosting. 2. Selecteer de selectievakjes CGI en FastCGI en klik op OK. 3. Maak verbinding met uw FTP-account, ga naar de map /httpdocs en maak een submap aan waarin u de bestanden van de toepassing wilt opslaan. Laat we deze map ter illustratie noemen. 4. Upload de bestanden van de toepassing naar de map httpdocs/. 5. Zoek het bestand readme op in de map van de toepassing. Volg de instructies in dit bestand om de toepassing te installeren. Merk op dat de installatie van extra Ruby-modules of van componenten van het besturingssysteem wellicht noodzakelijk is. Neem in dat geval contact contact op met uw hostingprovider of serverbeheerder voor ondersteuning. 6. Meld u via SSH aan bij de shell van de server en geef de volgende opdracht cd ///httpdo cs; mv .real; ln -s .real/public waarbij staat voor de map met de configuratiebestanden voor virtuele hosts, voor de naam van uw domein en voor de map waar uw Ruby-toepassing zich bevindt. Als u geen toegang hebt tot de shell van de server, vraag dan aan uw serverbeheerder of hosting provider om deze stap voor uw uit te voeren.
7. Maak een bestand met de naam .htaccess aan in de map /httpdocs//public, open dit bestand met de teksteditor van uw keuze en voeg de volgende regels toe: AddHandler fcgid-script .fcgi Options +FollowSymLinks +ExecCGI RewriteEngine On RewriteBase / RewriteRule ^$ index.html [QSA] RewriteRule ^([^.]+)$ $1.html [QSA] RewriteCond %{REQUEST_FILENAME} !-f
Uw website opzetten en onderhouden
67
RewriteRule ^(.*)$ dispatch.fcgi [QSA,L] ErrorDocument 500 ―Fout in de toepassing
De Rails-toepassing is niet op de juiste manier gestart‖
8. Sla het bestand op. 9. Zorg ervoor dat het zoekpad naar de Ruby-interpreter is opgegeven in het bestand public/dispatch.fcgi: Geef de volgende opdrachten op: head -n1 dispatch.fcgi en which ruby. Beide opdrachten moeten identieke waarden teruggeven. De webtoepassing zal nu toegankelijk zijn vanaf de volgende URL: http://uw-domein.nl/uw_toepassing.
IIS Groep van Toepassingen gebruiken (Windows-hosting) De IIS-toepassingenvoorziening bevat al uw webtoepassingen. Als uw provider u een exclusieve IIS-toepassingenvoorziening heeft gegeven, dan hebt u daardoor een zekere isolatie tussen uw webtoepassingen aan de ene kant, en aan de andere kant de webtoepassingen die worden gebruikt door andere domeinhouders die hun websites op dezelfde server hosten. Omdat elke toepassingenvoorziening onafhankelijk draait, zullen fouten in één toepassingenvoorziening geen invloed hebben op de toepassingen die in een andere toepassingenvoorziening draaien. De scriptbibliotheek is standaard ingeschakeld. Om alle toepassingen in uw toepassingenvoorziening te stoppen, klikt u vanaf uw startpagina op IIS-toepassingenvoorziening en vervolgens op Stop. Om alle toepassingen in uw toepassingenvoorziening op te starten, klikt u vanaf uw startpagina op IIS-toepassingenvoorziening en vervolgens op Start. Om alle toepassingen in uw toepassingenvoorziening opnieuw op te starten, klikt u vanaf uw startpagina op IIS-toepassingenvoorziening en vervolgens op Hergebruiken. Dit kan handig zijn als bekend is dat sommige toepassingen geheugenlekken bevatten of onstabiel worden als zij lange tijd draaien.
In deze sectie: Instellen van IIS Groep van Toepassingen ........................................................ 68 Uitschakelen van de IIS Groep van Toepassingen ............................................ 68
68
Uw website opzetten en onderhouden
Instellen van IIS Groep van Toepassingen Om een IIS Groep van Toepassingen voor een domein in te schakelen: 1. Klik IIS-toepassingenvoorziening vanaf uw startpagina. 2. Klik Inschakelen. 3. Om de aanspraak die uw Groep van Toepassingen op de processor kan maken te beperken, selecteert u het selectievakje Processorgebruik bewaken en geeft u een getal op (in procenten) in het veld Maximaal gebruik van processor (%). 4. Klik OK. Als u de toepassingenvoorziening eenmaal hebt ingeschakeld, dan zullen al uw webtoepassingen daar gebruik van maken.
Uitschakelen van de IIS Groep van Toepassingen Om de IIS Groep van Toepassingen voor een domein uit te schakelen: 1. Klik IIS-toepassingenvoorziening vanaf uw startpagina. 2. Klik Uitschakelen. 3. Klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
69
Online transacties op uw site beveiligen met SSL-versleuteling Wanneer u een e-commercebedrijf hebt, dan moet u transacties tussen uw klanten en uw site beveiligen. Om te voorkomen dat kostbare gegevens worden gestolen, bijvoorbeeld creditcardnummers en andere naar de persoon herleidbare informatie, dient u het Secure Sockets Layer-protocol te gebruiken waarmee alle gegevens worden versleuteld en veilig over de SSL-verbinding worden verzonden. Zelfs wanneer iemand met kwade bedoelingen de gegevens onderschept, zal hij of zij deze niet kunnen ontcijferen of gebruiken. Om het Secure Sockets Layer-protocol op uw webserver te gebruiken, moet u een SSL-certificaat aanschaffen bij een betrouwbare leverancier en dit certificaat installeren. Leveranciers worden certificeringsautoriteiten of Certificate Autories (CA) genoemd. Om SSL-bescherming in te schakelen dient uw site gehost zijn op een exclusief IP-adres, dat niet met andere websites wordt gedeeld. Er zijn talrijke certificeringsautoriteiten waar uit u kunt kiezen. Als u er een overweegt, let dan op de reputatie en betrouwbaarheid van de CA. Als u weet hoe lang het bedrijf bestaat en hoeveel klanten het heeft, wordt het makkelijker de juiste keuze te maken. Uw Parallels Plesk Panel biedt u de mogelijkheid voor het aanschaffen van SSL-certificaten bij Comodo, GeoTrust, Inc. en GoDaddy.
In deze sectie: Verkrijgen en installeren van SSL-certificaten van Comodo, GeoTrust, Inc. of GoDaddy ........................................................................................................... 70 SSL-certificaten verkrijgen en installeren via andere certificatieautoriteiten ....... 72 Aanmaken en installeren van een gratis zelfgetekend SSL-certificaat ............... 74 Een certificaat van uw site de-installeren........................................................... 75 SSL-certificaten gebruiken die door een ander domein worden gedeeld (Alleen Windows-hosting) .............................................................................................. 76
70
Uw website opzetten en onderhouden
Verkrijgen en installeren van SSL-certificaten van Comodo, GeoTrust, Inc. of GoDaddy Om een SSL-certificaat aan te schaffen via de online winkel MyPleskCom en uw site te beveiligen: 1. Ga naar Startpagina > SSL-certificaten en klik op SSL-certificaat Toevoegen. 2. Geef de eigenschappen van het certificaat op:
Certificaatnaam. Hiermee is het eenvoudiger om het certificaat in de voorziening te herkennen.
Niveau van versleuteling. Kies het niveau van versleuteling van uw SSL-certificaat. Het wordt aanbevolen een waarde te kiezen die hoger ligt dan 1024 bit.
Geef uw locatie en de naam van uw organisatie op. De waarden die u opgeeft mogen niet langer zijn dan 64 tekens.
Geef de domeinnaam op waarvoor u een SSL-certificaat wilt aanschaffen. Dit dient een volledig gekwalificeerde domeinnaam te zijn. Bijvoorbeeld: www.uw-domein.nl
Geef het e-mailadres van de domeinbeheerder op.
3. Zorg ervoor dat alle opgegeven informatie correct is, aangezien deze zal worden gebruikt om uw private sleutel te genereren. Klik op SSL-certificaat Aanschaffen. Uw private sleutel en het ondertekeningsverzoek voor het certificaat zullen worden aangemaakt — verwijder deze niet. De MyPlesk.com-aanmeldpagina zal in een nieuw venster van de webbrowser geopend worden.
4. Registreer u, of meld u aan met een bestaand MyPlesk.com-account en u zult stap voor stap door de aanschafprocedure van het certificaat worden geleid. 5. Kies het soort certificaat dat u wilt aanschaffen. 6. Klik Doorgaan met Aanschaf en bestel het certificaat. 7. In het uitrolmenu E-mailbevestiger selecteert u de juiste e-mailbevestiger. De e-mailbevestiger is een e-mailadres dat kan bevestigen dat het certificaat voor een specifieke domeinnaam is aangevraagd door een geautoriseerd persoon. Als uw certificaataanvraag eenmaal is verwerkt, ontvangt u een bevestiging per e-mail. Nadat u deze hebt bevestigd, zal het SSL-certificaat naar uw e-mail worden verstuurd.
8. Wanneer u uw SSL-certificaat ontvangt, dan kunt u deze opslaan op uw lokale machine of op uw netwerk.
Uw website opzetten en onderhouden
71
9. Keer terug naar de opslag van SSL-certificaten (Startpagina > SSL-certificaten). 10. Klik Bladeren en navigeer naar de locatie van het opgeslagen certificaat. 11. Selecteer het opgeslagen certificaat en klik vervolgens op Verstuur Bestand. Dit zal het certificaat uploaden en installeren tegen de bijbehorende publieke sleutel.
12. Keer terug naar uw startpagina en klik op Instellingen Webhosting. 13. Selecteer het SSL-certificaat dat u wilt installeren uit het uitrolmenu Certificaat. Als er geen uitrolmenu Certificaat op de pagina te zien is, dan maakt u gebruik van een gedeeld hostingaccount; u moet dan eerst uw hostingpakket opwaarderen en een exclusief IP-adres aanschaffen bij uw provider.
14. Selecteer het selectievakje SSL-ondersteuning en klik OK.
72
Uw website opzetten en onderhouden
SSL-certificaten verkrijgen en installeren via andere certificatieautoriteiten Om uw site te beveiligen met een SSL-certificaat van andere certificatieautoriteiten: 1. Ga naar Startpagina > SSL-certificaten en klik op SSL-certificaat Toevoegen. 2. Geef de eigenschappen van het certificaat op:
Certificaatnaam. Hiermee is het eenvoudiger om het certificaat in de voorziening te herkennen.
Niveau van versleuteling. Kies het niveau van versleuteling van uw SSL-certificaat. Het wordt aanbevolen een waarde te kiezen die hoger ligt dan 1024 bit.
Geef uw locatie en de naam van uw organisatie op. De waarden die u opgeeft mogen niet langer zijn dan 64 tekens.
Geef de domeinnaam op waarvoor u een SSL-certificaat wilt aanschaffen. Dit dient een volledig gekwalificeerde domeinnaam te zijn. Bijvoorbeeld: www.uw-domein.nl
Geef het e-mailadres van de domeinbeheerder op.
3. Zorg ervoor dat alle opgegeven informatie correct is, aangezien deze zal worden gebruikt om uw private sleutel te genereren. Klik Verzoek. Uw private sleutel en de tekenaanvraag voor het certificaat zullen worden gegenereerd en opgeslagen in de opslag.
4. In de lijst met certificaten klikt u op de naam van het juiste certificaat. Een pagina zal worden geopend met daarop de eigenschappen van het certificaat. 5. Zoek de CSR-sectie op en kopieer de tekst die begint met de regel -----BEGIN CERTIFICATE REQUEST----- en die eindigt met de regel -----END CERTIFICATE REQUEST----- naar het klembord. 6. Bezoek de website van de certificeringsautoriteit waarbij u een SSL-certificaat wilt aanschaffen en volg de links op de site om de bestelprocedure voor het certificaat te beginnen. Als u wordt gevraagd naar de CSR-tekst, plak dan de gegevens van het klembord in het online formulier en klik op Doorgaan. De certificeringsautoriteit zal een SSL-certificaat aanmaken in overeenstemming met de gegeven die u hebt opgegeven. 7. Wanneer u uw SSL-certificaat ontvangt, dan kunt u deze opslaan op uw lokale machine of op uw netwerk. 8. Keer terug naar de opslag van SSL-certificaten (Startpagina > SSL-certificaten).
Uw website opzetten en onderhouden
9. Klik Bladeren in het midden van de pagina en navigeer naar het opgeslagen certificaat. 10. Selecteer deze en klik Verstuur Bestand. Dit zal het certificaat uploaden en installeren tegen de bijbehorende publieke sleutel.
11. Keer terug naar uw startpagina en klik op Instellingen Webhosting. 12. Selecteer het SSL-certificaat dat u wilt installeren uit het uitrolmenu Certificaat. Als er geen uitrolmenu Certificaat op de pagina te zien is, dan maakt u gebruik van een gedeeld hostingaccount; u moet dan eerst uw hostingpakket opwaarderen en een exclusief IP-adres aanschaffen bij uw provider.
13. Selecteer het selectievakje SSL-ondersteuning en klik OK.
73
74
Uw website opzetten en onderhouden
Aanmaken en installeren van een gratis zelfgetekend SSL-certificaat Als u geen SSL-certificaten wilt aanschaffen, maar u moet wel uw site beveiligen, dan kunt u een zelfgetekend certificaat aanmaken en deze op uw webserver installeren. Dit zal zorgen voor de versleuteling van gegevens. Echter, de browser van uw klanten zal een waarschuwing te zien geven om er op te wijzen dat uw certificaat niet is uitgegeven door een erkende autoriteit. Het gebruik van zelfgetekende certificaten is daarom niet aan te raden; het maakt geen goede indruk op uw klanten en daardoor zullen uw online verkopen waarschijnlijk negatief worden beïnvloed.
Om uw site met een zelfgetekend SSL-certificaat te beveiligen: 1. Ga naar Startpagina > SSL-certificaten en klik op Nieuw Certificaat Toevoegen. 2. Geef de eigenschappen van het certificaat op:
Certificaatnaam. Hiermee is het eenvoudiger om het certificaat in de voorziening te herkennen.
Niveau van versleuteling. Kies het niveau van versleuteling van uw SSL-certificaat. Het wordt aanbevolen een waarde te kiezen die hoger ligt dan 1024 bit.
Geef uw locatie en de naam van uw organisatie op. De waarden die u opgeeft mogen niet langer zijn dan 64 tekens.
Geef de domeinnaam op waarvoor u een SSL-certificaat wilt aanmaken. Dit dient een volledig gekwalificeerde domeinnaam te zijn. Bijvoorbeeld: www.uw-domein.be.
Geef het e-mailadres van de domeinbeheerder op.
3. Klik op Zelfgetekend. Uw certificaat zal worden aangemaakt en in de opslag geplaatst.
4. Keer terug naar uw startpagina en klik op Instellingen Webhosting. 5. Selecteer het zelfgetekende SSL-certificaat in het uitrolmenu Certificaat. Als er geen uitrolmenu Certificaat op de pagina te zien is, dan maakt u gebruik van een gedeeld hostingaccount; u moet dan eerst uw hostingpakket opwaarderen en een exclusief IP-adres aanschaffen bij uw provider.
6. Selecteer het selectievakje SSL-ondersteuning en klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
Een certificaat van uw site de-installeren Om een certificaat van uw site te verwijderen en SSL-bescherming uit te schakelen: 1. Zorg ervoor, dat het certificaat dat u wilt verwijderen momenteel niet in gebruik is. a. Klik vanaf uw startpagina op Instellingen Webhosting. b. Het uitrolmenu Certificaat geeft aan welk SSL-certificaat momenteel wordt gebruikt. c. Als het certificaat dat u wilt verwijderen momenteel in gebruik is, moet u deze eerst loskoppelen door een ander certificaat te selecteren in het uitrolmenu Certificaat en op OK te klikken. 2. Verwijder het certificaat uit de opslag. a. Om het certificaat permanent uit de opslag te verwijderen, klikt u vanaf uw startpagina op SSL-certificaten. b. Selecteer het selectievakje voor het certificaat dat u niet meer nodig hebt en klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK. 3. Schakel SSL-ondersteuning uit als u deze niet meer nodig hebt. a. Klik vanaf uw startpagina op Instellingen Webhosting. b. Zorg dat het selectievakje SSL-ondersteuning niet is geselecteerd en klik OK.
75
76
Uw website opzetten en onderhouden
SSL-certificaten gebruiken die door een ander domein worden gedeeld (Alleen Windows-hosting) Gedeeld SSL is een manier om de toegang tot uw site te beveiligen met SSL (Secure Sockets Layer) zonder uw eigen SSL-certificaat te hoeven aanschaffen. Websites die gedeelde SSL gebruiken, gebruiken in feite een certificaat dat wordt gedeeld door een ander domein. Het domein dat zijn SSL-certificaat deelt met anderen wordt het master SSL-domein genoemd. Opmerking. Om gedeeld SSL te kunnen gebruiken moet het primaire SSL-domein (master) zijn ingesteld door de beheerder van uw server.
Om het SSL-certificaat van een primaire SSL-domein (master) te gebruiken en zo het gebruik van gedeeld SSL in te schakelen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Gedeeld SSL. 2. Selecteer het selectievakje Gedeeld SSL inschakelen. 3. Geef de naam van de virtuele map op in het juiste invoerveld. De virtuele map zal met de opgegeven naam worden aangemaakt op het primaire SSL-domein (master). Deze map zal worden gebruikt voor toegang tot uw site via SSL. Veronderstel bijvoorbeeld dat u een domein hebt dat mijndomein.nl heet, het primaire SSL-domein is ingesteld als master_ssl_domein.be en de naam van de virtuele map die u hebt opgegeven mijn_virtuele_map is. Om in dit geval toegang tot uw site te krijgen via SSL moet u het volgende adres gebruiken: https://master_ssl_domein.com/mijn_virtuele_map. Opmerking. U kunt geen gebruik maken van uw domeinnaam (zoals mijndomein.nl) om toegang tot uw site te krijgen via SSL wanneer u gebruik maakt van gedeeld SSL.
4. Selecteer de map waarin de beschermde bestanden van uw domein zich bevinden. De documenten in de opgegeven map zullen alleen toegankelijk zijn via SSL. U kunt ofwel httpdocs, ofwel httpsdocs als doelmap kiezen. 5. Om uw domein alleen via SSL toegankelijk te maken, selecteert u het selectievakje Vereis SSL. 6. Klik OK.
Als u niet langer gebruik wilt maken van het SSL-certificaat van het primaire SSL-domein (master), schakel gedeeld SSL dan uit: 1. Klik vanaf uw startpagina op Gedeeld SSL.
Uw website opzetten en onderhouden
2. Zorg dat het selectievakje Gedeeld SSL inschakelen niet is geselecteerd. 3. Klik OK.
Bandbreedtegebruik van sites aan banden leggen Om excessief gebruik van bandbreedte te voorkomen, opdat er geen overschrijding van de middelen ontstaat, kunt u de gebruikte bandbreedte door een site beperken.
Om de door een site gebruikte bandbreedte te beperken: 1. Ga naar Startpagina > Beperking van de bandbreedte. 2. Selecteer het selectievakje Beperking van de bandbreedte inschakelen. 3. Geef in het veld Maximaal gebruik van bandbreedte (KB/S) de maximale snelheid op, gemeten in KB per seconde, die een domein over alle verbindingen kan verdelen. 4. Klik OK.
77
78
Uw website opzetten en onderhouden
Het aantal gelijktijdige verbindingen naar sites aan banden leggen Om DoS (Denial of Service)-aanvallen te voorkomen en excessief verbruik van bandbreedte te voorkomen, kunt u een beperking instellen aan het aantal gelijktijdige webverbindingen dat uw domein mag leggen.
Om het aantal gelijktijdige verbindingen dat met een website mogelijk is te beperken: 1. Ga naar Startpagina> Beperking van de bandbreedte. 2. Selecteer het selectievakje Beperking van verbindingen inschakelen. 3. Geef het maximaal aantal gelijktijdige verbindingen op in het veld Verbindingen beperkt tot. 4. Klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
79
Sites beschermen tegen bandbreedtediefstal (Windows-hosting) Hotlinking (ook wel file leeching, extern linken, direct linken, bandbreedtediefstal of bandbreedtebanditisme genoemd) is een term die wordt gebruikt om een situatie te omschrijven waarbij een webpagina van de ene domeinhouder direkt doorlinkt naar afbeeldingen (of andere multimediabestanden) op de webpagina‘s van een andere domeinhouder, meestal via de tag . Als uw domeinen worden gehotlinkt, dan loopt u wellicht tegen het probleem aan van excessief verbruik van bandbreedte.
Om een domein te beschermen tegen hotlinking: 1. Ga naar Startpagina > Hotlink-bescherming. 2. Klik Inschakelen om de bescherming tegen hotlinking in te schakelen. 3. Geef de extensies op van bestanden die u tegen hotlinking wilt beschermen (bijvoorbeeld: jpg, bmp, enzovoorts). Dit kunt u doen in het veld Beschermde bestandsextensies. Als u meerdere bestandsextensies opgeeft, dan scheidt u deze met spaties. 4. Klik OK.
De toegang tot de middelen van een webserver met een wachtwoord beperken Als uw site beschikt over mappen die alleen door geautoriseerde gebruikers gezien mogen worden, dan kunt u de toegang tot deze URL‘s beperken door deze met een wachtwoord af te schermen.
In deze sectie: Beschermen van bronnen ................................................................................. 80 Geautoriseerde gebruikers toevoegen en verwijderen....................................... 81 Een map niet langer afschermen ....................................................................... 82
80
Uw website opzetten en onderhouden
Beschermen van bronnen Om een map van uw site met een wachtwoord te beschermen en geautoriseerde gebruikers toe te wijzen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Met wachtwoord afgeschermde mappen. 2. Klik op Nieuwe Map Toevoegen. 3. Geef in het veld Mapnaam het zoekpad op naar de map die u met een wachtwoord wilt afschermen. Dit kan elke map van uw site zijn, bijvoorbeeld: /prive. Als de map die u wilt afschermen nog niet bestaat, geef dan het zoekpad en de mapnaam op – Parallels Plesk Panel zal de map voor u aanmaken.
4. Geef aan in welke locatie (ook wel de ‗document root‘) uw met een wachtwoord afgeschermde map zich bevindt of zal bevinden (alleen beschikbaar voor Linux-hosting). Bijvoorbeeld:
Om de map httpdocs/prive af te schermen, geeft u ‗/prive‘ op in het veld Mapnaam en selecteert u het selectievakje Niet-SSL.
Om de map httpsdocs/prive af te schermen, geeft u ‗/prive‘ op in het veld Mapnaam en selecteert u het selectievakje SSL.
Om de CGI-scripts af te schermen die zijn opgeslagen in de map cgi-bin, laat u de waarde ‗/‘ in het veld Mapnaam staan en selecteert u het selectievakje cgi-bin. Zorg ervoor, dat er na de slash (―/‖) geen spaties staan; anders zal er een afgeschermde map worden aangemaakt waarvan de naam bestaat uit spaties.
5. In het veld Koptekst geeft u een omschrijving van de map of een welkomstbericht dat uw gebruikers zullen zien wanneer zij uw afgeschermde map bekijken. 6. Klik OK. De map die u hebt opgegeven zal worden afgeschermd.
7. Om geautoriseerde gebruikers toe te voegen klikt u op Nieuwe Gebruiker Toevoegen. 8. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die zullen worden gebruikt voor toegang tot de beschermde ruimte. Het wachtwoord dient tussen de 5 en 14 karakters te bevatten.
9. Klik OK. 10. Om meer geautoriseerde gebruikers van deze beschermde map toe te voegen, herhaal de stappen 7 en 8.
Uw website opzetten en onderhouden
Geautoriseerde gebruikers toevoegen en verwijderen Om een geautoriseerde gebruiker van een beveiligde map toe te voegen: 1. Ga naar Startpagina > Met Wachtwoord Afgeschermde Mappen > mapnaam. 2. Klik op Nieuwe Gebruiker Toevoegen. 3. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die zullen worden gebruikt voor toegang tot de beschermde ruimte. Het wachtwoord dient tussen de 5 en 14 karakters te bevatten.
4. Klik OK.
Om het wachtwoord te wijzigen voor een geautoriseerde gebruiker van een beschermde map: 1. Ga naar Startpagina > Met Wachtwoord Afgeschermde Mappen > mapnaam. Een lijst met geïnstalleerde gebruikers zal worden geopend.
2. Klik op de naam van de gebruiker. 3. Geef het nieuwe wachtwoord op en voer het ter bevestiging nogmaals in. 4. Klik OK.
Om de toegang van een gebruiker tot een beschermde map in te trekken: 1. Ga naar Startpagina > Met Wachtwoord Afgeschermde Mappen > mapnaam. Een lijst met geïnstalleerde gebruikers zal worden geopend.
2. Selecteer het selectievakje dat hoort bij de naam van gebruiker. 3. Klik Verwijderen. 4. Bevestig de handeling en klik OK.
81
82
Uw website opzetten en onderhouden
Een map niet langer afschermen Om afscherming met een wachtwoord op te heffen en de map beschikbaar te maken voor het publiek: 1. Ga naar Startpagina > Met Wachtwoord Afgeschermde Mappen. Er zal een lijst worden geopend van met een wachtwoord afgeschermde mappen.
2. Selecteer het juiste selectievakje voor de naam van de map waarvan u de afscherming wilt opheffen. 3. Klik Verwijderen. De afscherming zal worden verwijderd en de inhoud van de map zal zonder beperkingen voor het publiek toegankelijk zijn.
Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (Linux-hosting) Om de rechten van bestanden en mappen na te lopen of te wijzigen: Ga naar Startpagina > Bestandsbeheer. De rechten worden weergegeven als drie sets van karakters, zoals bijvoorbeeld ‗rwx rwx r—‗. Het eerste karakter geeft aan wat de eigenaar van het bestand of de map daarmee kan doen; het tweede geeft aan wat de gebruikersgroep, waar het bestand of de map toe behoort, daarmee kan doen; het derde geeft wat andere gebruikers (de rest van de wereld, dat wil zeggen: internetgebruikers die een site bezoeken) met het bestand of de map kunnen doen. R (van ―read‖) geeft het recht aan om een bestand of map te kunnen lezen, W (van ―write‖) betekent het recht om naar het bestand of de map te kunnen schrijven en X (van ―execute‖) betekent het recht om een bestand te kunnen uitvoeren of om in een map te kunnen kijken. Om de rechten van een bestand of map te wijzigen, klikt u in de kolom Rechten op de betreffende hyperlink die de juiste set van rechten aangeeft. Pas de rechten op de juiste manier aan en klik op OK.
Uw website opzetten en onderhouden
83
Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (Windows-hosting) In Parallels Plesk Panel kunt u toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen, inclusief speciale rechten en de overdracht van rechten, op dezelfde manier zoals dat in Windows werkt. Opmerking. Om veiligheidsredenen kunnen de rechten van beheerders, de gebruiker SYSTEM en de domeinbeheerder van Parallels Plesk Panel niet worden gewijzigd of verwijderd.
In deze sectie: Toegangsrechten voor groepen en gebruikers instellen en wijzigen .................. 84 Groepen en gebruikers hun toegangsrechten afnemen ..................................... 85 Overdracht van toegangsrechten instellen voor bestanden en mappen............. 85 Instellen, wijzigen en verwijderen van speciale toegangsrechten ...................... 86 Toegangsrechten instellen voor virtuele mappen .............................................. 87
84
Uw website opzetten en onderhouden
Toegangsrechten voor groepen en gebruikers instellen en wijzigen Om toegangsrechten voor een groep of gebruiker in te stellen of te wijzigen: 1. Ga naar Startpagina > Bestandsbeheer. 2. Klik op
bij het juiste bestand of de juiste folder.
Om de rechten van een groep of gebruiker af te nemen of om deze te wijzigen, klik op de juiste naam in de lijst Groeps- of gebruikersnamen.
Om rechten in te stellen voor een groep of gebruiker die niet is opgenomen in de lijst Groeps- of gebruikersnamen, selecteert u de juiste groeps- of gebruikersnaam uit het uitrolmenu boven de lijst en klikt u op : de gebruiker/groep verschijnt nu in de lijst. Selecteer deze.
3. Om rechten toe te kennen of af te nemen van een geselecteerde groep of gebruiker, selecteert u de selectievakjes Toestaan of Weigeren voor de rechten die staan vermeld onder Rechten voor [groeps- of gebruikersnaam]. Opmerking. Als de selectievakjes in de kolommen Toestaan en/of Weigeren donker zijn, betekent dit dat de bijbehorende rechten worden overgenomen van een bovenliggende map.
Om een recht af te nemen, dat is overgenomen van een bovenliggend object, selecteert u de juiste selectievakjes onder Weigeren. Dit zal de doorgegeven rechten voor dit bestand of deze folder te niet doen.
Om rechten toe te kennen, die vanaf een hogergelegen object worden doorgegeven als geweigerd, zorgt u dat het selectievakje Toestaan dat overdraagbare rechten vanaf het hogergelegen object doorwerken op dit object en op alle lagergelegen objecten. Voeg deze samen met de ingangen die hier expliciet zijn opgegeven: hiermee wordt de overgenomen instelling van het recht verwijderd. Selecteer vervolgens de juiste selectievakjes Toestaan en Weigeren.
4. Klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
85
Groepen en gebruikers hun toegangsrechten afnemen Om een groep of gebruiker toegangsrechten af te nemen: 1. Ga naar Startpagina > Bestandsbeheer. 2. Klik op
bij het juiste bestand of de juiste folder.
3. Selecteer de juiste naam in de lijst Groeps- of gebruikersnamen en klik op ernaast. Opmerking: De iconen worden getoond als niet-beschikbaar voor ingangen die hun rechten overnemen van een bovenliggend object.
4. Selecteer de juiste ingang. 5. Zorg dat het selectievakje Toestaan dat overdraagbare rechten vanaf het hogergelegen object doorwerken op dit object en op alle lagergelegen objecten. Voeg deze samen met de ingangen die hier expliciet zijn opgegeven. 6. Selecteer de ingang opnieuw en klik
.
7. Klik OK.
Overdracht van toegangsrechten instellen voor bestanden en mappen Om de overdracht van toegangsrechten voor bestanden en mappen in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > Bestandsbeheer. 2. Klik op het icoon
voor het juiste bestand of de juiste map.
3. Om een bestand of map toegangsrechten over te laten nemen van een bovenliggende map (als dat nog niet het geval is), selecteert u het selectievakje Sta de bovenliggende map toe om overdraagbare rechten door te geven aan dit object en alle onderliggende objecten. Voeg deze samen met de ingangen die hier expliciet zijn opgegeven. 4. Om ervoor te zorgen dat de bestanden en mappen die zich in deze map bevinden de maprechten overnemen die hier zijn opgegeven, selecteert u het selectievakje Vervang rechteningangen van alle onderliggende objecten met hier getoonde ingangen die van toepassing zijn op onderliggende objecten. 5. Klik OK.
86
Uw website opzetten en onderhouden
Instellen, wijzigen en verwijderen van speciale toegangsrechten U kunt speciale rechten instellen, wijzigen en wijzigen, inclusief geavanceerd beheer van het overdragen van folderrechten. In de rechtenbeheermodus Geavanceerd kunnen verschillende rechtenpakketten worden gekoppeld aan een enkele groep of gebruiker, elk met een aparte set rechten. Ook is de lijst met rechten in de modus Geavanceerd gedetailleerder en geeft deze meer mogelijkheden voor fijnafstemming van rechten voor bestanden en mappen. Het bevat rechten die niet worden aangetroffen in Microsoft Windows, maar die combinaties vormen van de oorspronkelijke Microsoft Windows-rechten. Dit zijn Leescontrole, Schrijfcontrole en Uitvoeringscontrole.
Om speciale rechten voor bestanden en mappen in te stellen, te wijzigen of te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Bestandsbeheer. 2. Klik op het icoon
voor het juiste bestand of de juiste map.
3. Klik Geavanceerd.
Om een rechtenpakket aan te maken voor een groep of een gebruiker, selecteert u de juiste naam uit de lijst Groeps- of gebruikersnamen en klikt
.
Om de bestand- of maprechten voor een groep of gebruiker in te stellen of te wijzigen, selecteert u de juiste naam uit de lijst Groeps- of gebruikersnamen en selecteert u de juiste selectievakjes Toestaan en Weigeren voor de rechten die genoemd zijn onder Rechten voor [groep/gebruikersnaam].
Om een rechtenpakket te verwijderen voor een groep of gebruiker, selecteert u de juiste naam uit de lijst Groeps- of gebruikersnamen en klikt u op .
Om ervoor te zorgen dat de onderliggende objecten van een folder de rechten daarvan overnemen, zoals opgegeven onder Rechten voor [groep/gebruikersnaam], selecteert u het selectievakje Vervang rechteningangen van alle onderliggende objecten met hier getoonde ingangen die van toepassing zijn op onderliggende objecten en selecteer selectievakjes in de lijst Toepassen op: die overeenkomen met de objecten waarvan u wilt dat ze de rechten overnemen.
4. Klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
87
Toegangsrechten instellen voor virtuele mappen Toegangsrechten kunnen ook worden toegepast op virtuele (web)mappen.
Om toegangsrechten voor een virtuele map in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Navigeer door de structuur van de website en klik op de juiste map. 3. Klik Rechten in de groep Hulpprogramma’s en stel toegangsrechten in voor deze virtuele map, zoals omschreven in de sectie hierboven.
De structuur van uw site met subdomeinen organiseren Subdomeinen zijn extra domeinnamen die u de volgende mogelijkheden geven:
Het logisch organiseren van de structuur van uw website
Extra websites hosten, of onderdelen van uw website op dezelfde server, zonder dat u hoeft te betalen voor extra domeinnamen
Een voorbeeld van het gebruik van subdomeinen: U hebt een website, uw-product.com, die gericht is op de promotie van uw softwareproduct. Voor de publicatie van handleidingen, studiematerialen en een lijst met Veel Gestelde Vragen, kunt u het subdomein ‗naslag‘ instellen zodat uw gebruikers de mogelijkheid hebben om direct toegang te krijgen tot de online documentatie via de domeinnaam naslag.uw-product.nl.
In deze sectie: Subdomeinen instellen (Linux-hosting) .............................................................. 88 Subdomeinen instellen (Windows-hosting) ........................................................ 90 Subdomeinen verwijderen ................................................................................. 92
88
Uw website opzetten en onderhouden
Subdomeinen instellen (Linux-hosting) Om een subdomein in te stellen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Subdomeinen. 2. Klik Nieuw Subdomein Toevoegen. 3. Geef de gewenste subdomeinnaam op. Dit kan bijvoorbeeld het onderwerp van uw site zijn, een afdeling van uw organisatie of welke andere combinatie van letters, cijfers en het verbindingsstreepje dan ook (tot maximaal 63 karakters). De naam van het subdomein moet beginnen met een karakter uit het alfabet. Het gebruik van hoofdof kleine letters maakt geen verschil voor de naam van een subdomein.
4. Als via dit subdomein transacties zullen worden uitgevoerd die beveiligd moeten worden, selecteer dan het selectievakje SSL-ondersteuning. In dat geval zal het SSL-certificaat dat onder het hoofddomein is geïnstalleerd worden gebruikt voor het versleutelen van transacties. Wanneer u de site publiceert dan moet u standaard de webbestanden die via een beveiligde verbinding toegankelijk moeten zijn uploaden naar de map httpsdocs en de bestanden die via normaal HTTP toegankelijk moeten zijn naar de map httpdocs. Als u dat handig vindt, kunt u er voor kiezen om alle bestanden vanuit een enkele locatie te publiceren – de map httpdocs. Om dit te doen, selecteert u de optie Gebruik van één enkele map voor het opslaan van SSL- en niet-SSL-bestanden.
5. Als dit subdomein een deel van uw website zal omvatten dat u zelf beheert, laat dan het selectievakje Gebruik het FTP-gebruikeraccount van het hoofddomein geselecteerd. Als dit subdomein een aparte website omvat die hoort bij, of die wordt beheerd door een ander persoon, selecteer dan de optie Maak een apart gebruikeraccount aan voor dit subdomein en geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die zullen worden gebruikt voor toegang tot de webruimte door middel van FTP en voor het publiceren van de inhoud van de website. 6. Als u de hoeveelheid schijfruimte wilt beperken die door webbestanden onder dit subdomein kan worden ingenomen, dan geeft u de gewenste waarde in megabytes op in het veld Harde beperking van schijfruimte. Als de opgegeven beperking wordt overschreden, dan kunt u geen bestanden meer toevoegen aan de webruimte en kan het bewerken van bestaande bestanden deze beschadigen.
7. Geef aan met welke programmeertalen uw website is ontwikkeld. Anders zal uw site wellicht niet goed functioneren. Bijvoorbeeld: als uw website met name in ASP is ontwikkeld, maar deze maakt gebruikt van een aantal toepassingen die in PHP zijn geschreven, zoals de toepassingen uit de scriptbibliotheek, selecteer dan de selectievakjes ASP-ondersteuning en PHP-ondersteuning.
8. Om het instellen te voltooien, klikt u op OK.
Uw website opzetten en onderhouden
89
Het kan tot 48 uur duren voordat de informatie over het nieuwe subdomein is doorgedrongen tot het gehele domeinnamenysteem en beschikbaar is voor alle internetgebruikers. Om webinhoud te publiceren in de webruimte van het subdomein, volgt u de instructies in de sectie .Uw site aanmaken en publiceren (zie pagina 32)
90
Uw website opzetten en onderhouden
Subdomeinen instellen (Windows-hosting) Een subdomein instellen: 1. Klik op vanaf uw startpagina op Subdomeinen. 2. Klik op Nieuw subdomein toevoegen. 3. Selecteer het juiste Type hosting en klik OK:
Selecteer Fysieke hosting om een virtuele host voor het domein aan te maken.
Selecteer Subdomein in map om een virtueel subdomein aan te maken. Subdomein in map maakt gebruik van de fysieke structuur van het domein. Het aanmaken van een apart FTP-gebruikeraccount is niet mogelijk: er zal gebruik worden gemaakt van het FTP-gebruikeraccount van het domein.
4. Geef de juiste naam van het subdomein op. Dit kan bijvoorbeeld het onderwerp zijn waar de site over gaat, een afdeling van de organisatie of welke andere combinatie van letters, cijfers en het verbindingsstreepje dan ook (tot maximaal 63 karakters). Om het voorvoegsel WWW toe te voegen selecteert u het betreffende selectievakje. De naam van het subdomein moet beginnen met een karakter uit het alfabet. Het gebruik van hoofd- of kleine letters maakt geen verschil voor de naam van een subdomein.
5. Als u een subdomein in een submap maakt, geef dan de fysieke locatie van de bestanden van het subdomein op in het veld Hoofdmap van de site:
Zorg dat het selectievakje Fysieke map voor subdomein aanmaken niet is geselecteerd en geef de bestaande map op rechts van het veld httpdocs. U kunt klikken op om te bladeren naar de juiste map, deze te selecteren en af te sluiten met OK.
Laat het selectievakje Fysieke map voor subdomein aanmaken geselecteerd om een bijbehorende fysieke map aan te maken met dezelfde naam als het subdomein.
6. Als u een subdomein aanmaakt met fysieke hosting, geef dan het juiste FTP-gebruikeraccount op:
Als dit subdomein deel uitmaakt van uw eigen website die u zelf beheert, zorg dan dat het selectievakje Gebruik het FTP-gebruikeraccount van het hoofddomein geselecteerd is.
Als dit subdomein een aparte website omvat die hoort bij, of die wordt beheerd door een ander persoon, selecteer dan de optie Maak een apart gebruikeraccount aan voor dit subdomein en geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die zullen worden gebruikt voor toegang tot de webruimte door middel van FTP en voor het publiceren van de inhoud van de website. Geef in het betreffende veld de harde beperking van schijfruimte op in megabytes, of laat het selectievakje Onbeperkt geselecteerd. Als de opgegeven beperking wordt overschreden, dan kunt u geen bestanden meer toevoegen aan de webruimte en kan het bewerken van bestaande bestanden deze beschadigen.
Uw website opzetten en onderhouden
91
7. Als u de hoeveelheid schijfruimte wilt beperken die door webbestanden onder dit subdomein kan worden ingenomen, dan geeft u de gewenste waarde in megabytes op in het veld Harde beperking van schijfruimte. Als de opgegeven beperking wordt overschreden, dan kunt u geen bestanden meer toevoegen aan de webruimte en kan het bewerken van bestaande bestanden deze beschadigen.
8. Laat het selectievakje Site publiceren met Sitebuilder geselecteerd als u toegang tot Sitebuilder mogelijk wilt maken en websites rechtstreeks via uw Parallels Plesk Panel wilt bouwen. Met de optie Site Publiceren met SiteBuilder geselecteerd zal er een site worden aangemaakt in SiteBuilder. Alle publictieparameters zullen worden ingesteld in de vooraf ingestelde zoekpaden: voor een subdomein met Fysieke hosting /subdomains/NAAMVANSUBDOMEIN/httpdocs/sitebuilder; voor een Subdomein op submap - /httpdocs/NAAMVANSUBDOMEIN/. 9. Als u Ondersteuning voor Microsoft FrontPage wilt inschakelen, selecteer dan het juiste selectievakje. Schakel Microsoft FrontPage op afstand in of uit, door de juiste optie te selecteren. 10. Geef de ondersteunde programmeertalen op in de groep Diensten door de juiste talen te selecteren. Gebruik alles selecteren of alles deselecteren om alle beschikbare talen te selecteren of te deselecteren. Wanneer ondersteuning voor ASP.NET is uitgeschakeld op het domein waarvoor u het subdomein aanmaakt, dan is deze ook niet beschikbaar voor een Subdomein in map. Als ondersteuning voor ASP.NET is ingeschakeld voor het domein, dan is ASP.NET beschikbaar voor subdomeinen in een map.
11. Om u in staat te stellen informatie te bekijken over het aantal mensen dat de site heeft bezocht en welke pagina‘s zij precies hebben bekeken, selecteert u het gewenste statistische programma uit het uitrolmenu Webstatistieken en, desgewenst, het selectievakje toegankelijk via met wachtwoord afgeschermde map /plesk-stat/webstat. Dit zal de geselecteerde statistische softwaremodule installeren die verslagen genereert en deze opslaat in de met een wachtwoord afgeschermde map. De beheerder van het subdomein zal dan is staat zijn om webstatistieken te bekijken via de URL https://subdomein.domein.nl/plesk-stat/webstat, waarbij hij of zij zich moet aanmelden met de gebruikersnaam en het wachtwoord van het FTP-account. Opmerking. Als u de aanmeldgegevens voor FTP wijzigt, dan zullen de aanmeldgegevens voor het bezoeken van de webstatistieken niet mee veranderen. De oorspronkelijke gebruikersnaam en het wachtwoord dat is opgegeven bij het aanmaken van het subdomein moeten altijd worden gebruikt voor toegang tot de met een wachtwoord afgeschermde map met webstatistieken.
12. Selecteer de optie Aanvullende schrijf- en bewerkingsrechten wanneer de webtoepassingen van dit subdomein gebruik maken van een bestandgebaseerde database (zoals Jet) in de hoofdmappen httpdocs of httpsdocs. Merk op dat het selecteren van deze mogelijkheid een serieuze inbreuk kan betekenen op de beveiliging van de website.
92
Uw website opzetten en onderhouden
13. Om het instellen te voltooien, klikt u op OK. Het kan tot 48 uur duren voordat de informatie over het nieuwe subdomein is doorgedrongen tot het gehele domeinnaamsysteem en beschikbaar is voor alle internetgebruikers.
Om webinhoud te publiceren in de webruimte van het subdomein, volgt u de instructies in de sectie Uw site aanmaken en publiceren (zie pagina 32) Om een voorbeeld te bekijken van de webinhoud die is gepubliceerd onder een subdomein, klikt u vanaf uw startpagina op Subdomeinen en vervolgens op het pictogram voor de naam van het subdomein.
Subdomeinen verwijderen Om een subdomein met de op het web weergegeven inhoud te wissen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Subdomeinen. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor de subdomeinnaam die u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK. De subdomeininstellingen en de op het web weergegeven inhoud daarvan worden van de server verwijderd.
Extra domeinnamen instellen voor een site (domeinaliassen) Als u meerdere domeinnamen hebt geregistreerd waarvan u wilt dat deze verwijzen naar dezelfde website die u op deze server host, dan kunt u daarvoor domeinaliassen instellen. Hoe dat werkt, wordt in dit hoofdstuk beschreven.
In deze sectie: Een domeinalias instellen .................................................................................. 93 Eigenschappen van een domeinalias aanpassen .............................................. 94 Een domeinalias verwijderen............................................................................. 94
Uw website opzetten en onderhouden
93
Een domeinalias instellen Om een domeinalias in te stellen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Domeinaliassen. 2. Klik op Domeinalias Toevoegen. 3. Voer de gewenste naam voor het domeinalias in, bijvoorbeeld alias.nl. Domeinaliassen kunnen bestaan uit letters, cijfers en verbindingsstreepjes. Elk afzonderlijk deel van het domeinalias tussen de punten mag niet langer zijn dan 63 tekens.
4. Selecteer het selectievakje Synchroniseer DNS-zone met het primaire domein als u wilt dat het domeinalias dezelfde DNS-zonerecords gebruikt als het primaire domein. Met deze instelling wordt elke volgende wijziging in de DNS-records van de zone van het primaire domein toegepast op de DNS-zone van dit domeinalias. 5. Selecteer het selectievakje Mail als u wilt dat e-mail die gericht is aan de e-mailadressen binnen het domeinalias worden omgeleid naar de e-mailadressen van uw originele domeinnaam. Bijvoorbeeld: U hebt een e-mailadres [email protected]. U hebt voor dit domein een alias ingesteld, bijvoorbeeld: alias.nl. Als u mail wilt ontvangen in uw postvak [email protected] wanneer deze is verstuurd naar [email protected], selecteer het selectievakje Mail.
6. Selecteer het selectievakje Web. Anders zal de webserver geen informatie presenteren aan gebruikers die naar uw site toekomen door het domeinalias in hun webbrowser in te voeren. 7. Als u hostingdiensten op het Linux-platform gebruikt en u hebt Java-toepassingen op uw site geïnstalleerd die u via het domainalias toegankelijk wilt laten zijn, selecteer dan het selectievakje Java-webtoepassingen. 8. Klik OK.
94
Uw website opzetten en onderhouden
Eigenschappen van een domeinalias aanpassen Om de eigenschappen van een alias te wijzigen: 1. Ga naar Startpagina > Domeinaliassen > naam van het alias. 2. Wijzig de eigenschappen en klik op OK.
Om DNS-records aan te passen in de DNS-zone van een domeinalias: 1. Ga naar Startpagina > Domeinaliassen > naam van het alias > DNS-instellingen. 2. Voeg DNS-records toe of wijzig of verwijder deze zoals gewenst:
Om DNS-records toe te voegen aan de zone, klik Nieuw Record Toevoegen. Geef de juiste waarden op en klik OK om ze in de zone vast te leggen.
Om een DNS-record aan te passen, klik in de kolom Host op de hyperlink die verwijst naar het juiste record.
Om een record te verwijderen selecteert u het selectievakje voor het record dat u wilt verwijderen en vervolgens op Verwijderen.
Om meer te weten te komen over het wijzigen van DNS-records en andere DNS-gerelateerde mogelijkheden, zie de secties Aanpassen van de instellingen van de DNS Zone voor domeinen en Uw site hosten met externe domeinnamenervers.
Een domeinalias verwijderen Om een domeinalias te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Domeinaliassen. 2. Selecteer het selectievakje voor het domeinalias dat u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
95
Virtuele mappen gebruiken (Windows-hosting) Een virtuele map in Parallels Plesk Panel is een verwijzing naar een bestaande fysieke map die zich op de harde schijf van de server bevindt. Virtuele mappen kunnen een aantal specifieke instellingen hebben zoals een aangepaste ASP.NET-configuratie, toegangsrechten, URL-bescherming met een wachtwoord, enzovoorts. Aangezien elke virtuele map eigen instellingen kan hebben, inclusief een aangepaste ASP.NET-configuratie, kunnen virtuele mappen erg handig zijn bij het opzetten van uw webtoepassingen en zeker voor toepassingen die in ASP.NET zijn geschreven. U kunt bijvoorbeeld drie webtoepassingen hebben die gebruik maken van ASP.NET versie 1.1, terwijl u één webtoepassing moet installeren die ASP.NET versie 2.0 gebruikt. U kunt dan een virtuele map aanmaken voor de ASP.NET 2.0-toepassing, de ASP.NET-instellingen zo aanpassen zodat versie 2.0 alleen gebruikt wordt voor deze map en de toepassing met succes installeren. Virtuele mappen kunnen ook als aliassen worden gebruikt. U hebt bijvoorbeeld een webtoepassing geïnstalleerd voor uw domein ‗voorbeeld.nl‘ in de fysieke map ‗/my_data/web_apps/forum‘. Om toegang tot deze webtoepassing te krijgen, moeten gebruikers ‗example.com/my_data/web_apps/forum‘ invoeren, wat nog niet zo makkelijk te onthouden is en te lang om in te typen. U kunt een virtuele map ‗forum‘ aanmaken in de hoofdmap van uw virtuele host; deze virtuele map kunt u dan verbinden met ‗/my_data/web_apps/forum‘. Bezoekers die de webtoepassing willen gebruiken hoeven dan alleen ‗voorbeeld.nl/forum‘ in te voeren, wat natuurlijk veel korter is en makkelijker te onthouden.
Om een virtuele map in uw webbrowser te openen: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Klik op het icoon
voor de map die u wilt openen.
In deze sectie: Virtuele mappen aanmaken............................................................................... 96 Instellingen van virtuele mappen wijzigen.......................................................... 98 MIME-typen toevoegen en verwijderen ............................................................. 101 De PHP-versie voor virtuele mappen instellen................................................... 103 Virtuele mappen verwijderen ............................................................................. 103
96
Uw website opzetten en onderhouden
Virtuele mappen aanmaken Om een nieuwe virtuele map binnen een domein aan te maken: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. U bent nu in de hoofdmap van uw website. 2. Navigeer naar de map waarin u een nieuwe virtuele map wilt aanmaken. 3. Klik op Virtuele Map Aanmaken. Opmerking: Om een fysieke in plaats van een virtuele map aan te maken, klikt u op Map Aanmaken, geeft u de naam van de map op en klikt u op OK.
4. Geef de juiste parameters op:
Naam - geef de naam van de virtuele map op.
Zoekpad - geef het zoekpad van de virtuele map op:
Selecteer het selectievakje Maak fysieke map aan met dezelfde naam als virtuele map om automatisch een fysieke map aan te maken met dezelfde naam als de aangemaakt virtuele map.
Zorg dat het selectievakje Maak fysieke map aan met dezelfde naam als virtuele map niet is geselecteerd en geef het zoekpad naar de reeds bestaande fysieke map op.
Toegang tot broncode - selecteer dit selectievakje om gebruikers in staat te stellen de broncode van scripts te bekijken als lees- of schrijfrechten zijn toegekend. De broncode omvat onder meer scripts in ASP-toepassingen.
Leesrechten - selecteer dit selectievakje om gebruikers in staat te stellen bestanden of mappen en de eigenschappen daarvan uit te lezen.
Schrijfrechten - selecteer dit selectievakje om gebruikers in staat te stellen bestanden te uploaden naar de virtuele map, de eigenschappen daarvan in te stellen of om de inhoud van een wijzigbaar bestand aan te passen. Schrijftoegang is alleen toegestaan als de webbrowser de PUT-functie van het HTTP 1.1 protocol ondersteunt.
Bladeren door mappen - selecteer dit selectievakje om gebruikers toe te staan een lijst met links naar de bestanden en mappen in de virtuele map te bekijken.
Log bezoeken - selecteer dit selectievakje als u de gegevens over bezoeken van de virtuele map wilt opslaan.
Maak toepassing - selecteer dit selectievakje om van de webmap een IIS-toepassing te maken. De map zal logisch onafhankelijk zijn van de rest van de website.
Uitvoerrechten - selecteer het juiste uitvoeringsniveau van programma‘s dat voor de virtuele map is toegestaan.
Geen - sta alleen toegang toe tot statische bestanden zoals HTML- of grafische bestanden.
Uw website opzetten en onderhouden
Alleen scripts - sta alleen het activeren van scripts toe, niet van uitvoerbare bestanden.
Scripts en uitvoerbare bestanden - verwijder alle beperkingen zodat elk bestandstype kan worden uitgevoerd.
97
ASP-instellingen - opgeven van specifieke instellingen voor ASP-gebaseerde webtoepassingen.
Als u gebruik maakt van ASP-gebaseerde toepassingen die niet goed werken onder de beperkingen voor gegevensoverdracht die zijn ingesteld door IIS, zorg dan dat het selectievakje Bepaald door bovenliggende map niet is geselecteerd voor het veld dat u wilt wijzigen en voer het juiste getal in.
Als u foutopsporing voor ASP-toepassingen aan de kant van de server wilt instellen, zorg dan dat het selectievakje Bepaald door bovenliggende map niet is geselecteerd en selecteer het selectievakje Stel foutopsporing voor ASP-scripts aan de kant van de server in.
Als u foutopsporing voor ASP-toepassingen aan de kant van de cliënt wilt instellen, zorg dan dat het selectievakje Bepaald door bovenliggende map niet is geselecteerd en selecteer het selectievakje Stel foutopsporing voor ASP-scripts aan de kant van de cliënt in.
Merk op, dat als u probeert de ASP-instellingen te wijzigen voor de hoofdmap van het web, dat de namen van de standaard selectievakjes Bepaald door IIS zullen zijn in plaats van Bepaald door bovenliggende map.
5. Klik OK om het aanmaken te voltooien.
Om toegangsrechten voor een virtuele map in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > Webmappen. 2. Klik op het icoon dat hoort bij de map die u wilt openen en stel de toegangsrechten in voor deze map en alle bestanden daarin. Zie de sectie Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (zie pagina 83) (Windows-hosting) voor meer informatie over het instellen van toegangsrechten.
Om ASP.NET voor een virtuele map in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > Webmappen. 2. Blader naar de juiste map en ga deze binnen. 3. Klik op Instellingen ASP.NET en stelt de opties in als gewenst. Zie de sectie ASP.NET voor virtuele mappen instellen (zie pagina 49) voor meer informatie over het instellen van ASP.NET
98
Uw website opzetten en onderhouden
Instellingen van virtuele mappen wijzigen Om de voorkeuren van een bestaande virtuele map binnen een domein te wijzigen: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Zoek de map op waarvan u de voorkeuren wilt wijzigen en klik op klik op Toegangsrechten tot Map in de juiste map.
, of
3. Wijzig de voorkeuren voor de virtuele map:
Naam - geef de naam op van de virtuele map.
Zoekpad - geef het zoekpad op naar de fysieke map waaraan de virtuele map gekoppeld.
Toegang tot broncode - selecteer dit selectievakje om gebruikers in staat te stellen de broncode van scripts te bekijken als lees- of schrijfrechten zijn toegekend. De broncode omvat onder meer scripts in ASP-toepassingen.
Leesrechten - selecteer dit selectievakje om gebruikers in staat te stellen bestanden of mappen en de eigenschappen daarvan uit te lezen.
Schrijfrechten - selecteer dit selectievakje om gebruikers in staat te stellen bestanden te uploaden naar de virtuele map, de eigenschappen daarvan in te stellen of om de inhoud van een wijzigbaar bestand aan te passen. Schrijftoegang is alleen toegestaan als de webbrowser de PUT-functie van het HTTP 1.1 protocol ondersteunt.
Bladeren door mappen - selecteer dit selectievakje om gebruikers toe te staan een lijst met links naar de bestanden en mappen in de virtuele map te bekijken.
Log bezoeken - selecteer dit selectievakje als u de gegevens over bezoeken van de virtuele map wilt opslaan.
Maak toepassing - selecteer dit selectievakje om van de webmap een IIS-toepassing te maken. De map wordt logisch onafhankelijk van de rest van de website.
Uitvoerrechten - selecteer het juiste uitvoeringsniveau van programma‘s dat voor de virtuele map is toegestaan. Geen - sta alleen toegang toe tot statische bestanden zoals HTML- of grafische bestanden. Alleen scripts - sta alleen het activeren van scripts toe, niet van uitvoerbare bestanden. Scripts en uitvoerbare bestanden - verwijder alle beperkingen zodat elk bestandstype kan worden uitgevoerd.
Uw website opzetten en onderhouden
99
Toestaan gebruik hoger gelegen mappen - selecteer dit selectievakje om het gebruik van twee punten in het zoekpad toe te staan om naar een map boven de huidige webmap te verwijzen. Dit stelt gebruikers in staat om hoger te gaan in de mapstructuur zonder de mapnaam te kennen of diens plaats in de hiërarchie. Als deze optie is geselecteerd, zou in de voorkeuren van hoger gelegen mappen het selectievakje Uitvoerrechten niet geselecteerd moeten zijn, omdat toepassingen anders de mogelijkheid hebben om zonder toestemming programma‘s in de bovenliggende mappen uit te voeren.
Sta uitvoering van toepassingen toe in MTA-modus (multi-threaded apartment) selecteer dit selectievakje om de toepassing in staat te stellen in multi-threaded apartment-modus (MTA) te draaien. Anders zal de toepassing draaien in een single-threaded apartment-modus (STA). Met STA wordt elke toepassingsgroep gezien als een exclusief proces. Met MTA worden een aantal groepen toepassingen gelijktijdig uitgevoerd in één proces, wat in sommige gevallen tot betere prestaties leidt.
Standaarddocumenten gebruiken - selecteer dit selectievakje om het gebruik van standaarddocumenten voor de huidige webmap toe te staan. Het standaarddocument wordt gebruikt als gebruikers op het web naar de map gaan zonder een specifieke bestandsnaam op te geven (als zij bijvoorbeeld ‗http://www.parallels.com‘ gebruiken in plaats van ‗http://www.parallels.com/index.html‘). Als dit selectievakje niet is geselecteerd maar het selectievakje Bladeren door mappen wel, dan geeft de webserver een lijst met mappen. Als dit selectievakje niet is geselecteerd en het selectievakje Bladeren door mappen evenmin, dan geeft de webserver de foutmelding ―Access Forbidden‖ (Verboden Toegang).
Zoekvolgorde standaarddocumenten - geeft de volgorde aan waarin IIS zoekt naar standaarddocumenten, waarbij het eerst gevonden bestand naar de bezoeker wordt gestuurd. Als er geen bestand wordt gevonden, doet IIS hetzelfde als in het geval dat de standaardpagina is uitgeschakeld.
Anonieme toegang toestaan - selecteer dit selectievakje als u de map openbaar wilt maken, zodat bezoekers er toegang toe hebben zonder dat zij zich hoeven aan te melden.
SSL vereist - selecteer dit selectievakje om toegang tot de map alleen mogelijk te maken met SSL.
ASP-instellingen - opgeven van specifieke instellingen voor ASP-gebaseerde webtoepassingen.
Als u gebruik maakt van ASP-gebaseerde toepassingen die niet goed werken onder de beperkingen voor gegevensoverdracht die zijn ingesteld door IIS, zorg dan dat het selectievakje Bepaald door bovenliggende map niet is geselecteerd voor het veld dat u wilt wijzigen en voer het juiste getal in.
Als u foutopsporing voor ASP-toepassingen aan de kant van de server wilt instellen, zorg dan dat het selectievakje Bepaald door bovenliggende map niet is geselecteerd en selecteer het selectievakje Stel foutopsporing voor ASP-scripts aan de kant van de server in.
Als u foutopsporing voor ASP-toepassingen aan de kant van de cliënt wilt instellen, zorg dan dat het selectievakje Bepaald door bovenliggende map niet is geselecteerd en selecteer het selectievakje Stel foutopsporing voor ASP-scripts aan de kant van de cliënt in.
100
Uw website opzetten en onderhouden
Merk op, dat als u probeert de ASP-instellingen te wijzigen voor de hoofdmap van het web, dat de namen van de standaard selectievakjes Bepaald door IIS zullen zijn in plaats van Bepaald door bovenliggende map.
4. Klik OK om de wijzigingen op te slaan.
Om de toegangsrechten voor een virtuele map te wijzigen: 1. Ga naar Domeinen > domeinnaam > Virtuele Mappen. 2. Klik op het icoon dat hoort bij de map die u wilt openen en wijzig de toegangsrechten voor deze map en alle bestanden die deze bevat. Zie de sectie Toegangsrechten voor bestanden en mappen instellen (zie pagina 83) (Windows-hosting) voor meer informatie over het instellen van toegangsrechten.
Om ASP.NET voor een virtuele map opnieuw in te stellen: 1. Ga naar Domeinen > domeinnaam > Virtuele Mappen. 2. Blader naar de juiste map en ga deze binnen. 3. Klik op Instellingen ASP.NET en pas de opties aan zoals gewenst. Zie de sectie ASP.NET voor virtuele mappen instellen (zie pagina 49) voor meer informatie over het instellen van ASP.NET
Uw website opzetten en onderhouden
101
MIME-typen toevoegen en verwijderen Multipurpose Internet Mail Exchange (MIME)-typen geven instructies aan een webbrowser of mailprogramma over hoe om te gaan met bestanden die vanaf een server worden ontvangen. Bijvoorbeeld, als een webbrowser iets van de server opvraagt, vraag het ook altijd om het MIME-type van het object. Sommige MIME-typen, zoals foto‘s en tekeningen, kunnen worden weergegeven in de webbrowser. Andere, zoals tekstverwerkingsdocumenten, vereisen een externe toepassing om te kunnen worden weergegeven. Wanneer een webserver een webpagina aflevert bij een webbrowser, stuurt deze ook het juiste MIME-type van de gegevens mee. Als er een bestand in een specifiek formaat als bijlage is aangehecht of is ingevoegd, dan meldt IIS aan de cliënttoepassing wat het MIME-type daarvan is. De cliënttoepassing weet dan hoe deze de van IIS ontvangen gegevens moet verwerken of weergeven. IIS kan alleen bestanden verwerken als het MIME-type is geregistreerd. Deze typen kunnen worden opgegeven voor zowel de hele IIS-server als op het niveau van het domein of de virtuele map. MIME-typen die voor de hele server zijn opgegeven worden overgedragen aan alle domeinen en virtuele mappen, terwijl degene die worden opgegeven voor het domein of de virtuele map alleen worden gebruikt voor het niveau waarop ze zijn opgegeven. Anders, als de webserver een verzoek ontvangt voor een bestand met een MIME-type dat niet is geregistreerd, geeft deze de foutmelding 404.3 (Not Found) terug.
In deze sectie: MIME-typen toevoegen ..................................................................................... 102 MIME-typen wijzigen ......................................................................................... 102 MIME-typen verwijderen .................................................................................... 103
102
Uw website opzetten en onderhouden
MIME-typen toevoegen Om een nieuw MIME-type toe te voegen voor een virtuele map binnen uw domein: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Navigeer naar de juiste map en open deze. 3. Selecteer het tabblad MIME-typen. 4. Klik op MIME-type Toevoegen.
Geef de extensie voor de bestandsnaam op in het veld Extensie. Bestandsnaamextensies moeten beginnen met een punt (.) of met een joker (*) om alle bestanden te selecteren ongeacht de extensie.
Geef het gegevenstype van het bestand op in het veld Gegevenstype.
U kunt ofwel de juiste waarde in de lijst selecteren of een nieuw gegevenstype instellen. Om dit te doen, selecteert u Aangepast... en geeft u het gegevenstype op in het veld dat verschijnt.
5. Klik OK om het aanmaken te voltooien.
MIME-typen wijzigen Om een bestaand MIME-type te bewerken voor een virtuele map binnen uw domein: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Navigeer naar de juiste map en open deze. 3. Selecteer het tabblad MIME-typen. 4. Selecteer het juiste MIME-type uit de lijst.
Geef de extensie voor de bestandsnaam op in het veld Extensie. Bestandsnaamextensies moeten beginnen met een punt (.) of met een joker (*) om alle bestanden te selecteren ongeacht de extensie.
Geef het gegevenstype van het bestand op in het veld Gegevenstype.
U kunt ofwel de juiste waarde in de lijst selecteren of een nieuw gegevenstype instellen. Om dit te doen, selecteert u Aangepast... en geeft u het gegevenstype op in het veld dat verschijnt.
5. Klik OK om de wijzigingen op te slaan.
Uw website opzetten en onderhouden
MIME-typen verwijderen Om een MIME-type te verwijderen voor een virtuele map binnen uw domein: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Navigeer naar de juiste map en open deze. 3. Selecteer het tabblad MIME-typen. 4. Selecteer het selectievakje voor het MIME-type dat u wilt verwijderen. 5. Klik Verwijderen. 6. Bevestig de verwijdering en klik OK.
De PHP-versie voor virtuele mappen instellen Om de PHP-versie in te stellen voor een virtuele map: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Klik PHP-instellingen. 3. Selecteer de juiste versie van PHP en klik OK.
Virtuele mappen verwijderen Om een bestaande virtuele map te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor de map die u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. 4. Bevestig de verwijdering en klik OK.
103
104
Uw website opzetten en onderhouden
Persoonlijke webpagina’s op uw webserver hosten U kunt op uw webserver persoonlijke pagina‘s hosten voor mensen die geen eigen domeinnaam nodig hebben. Deze dienst is populair bij onderwijsinstellingen die niet-commerciële persoonlijke pagina‘s van hun studenten en staf hosten. Deze pagina‘s hebben doorgaans webadressen zoals http://uw-domein.nl/~gebruikersnaam.
Om ruimte te scheppen voor een persoonlijke webpagina op uw server, reserveert u aparte webruimte en stelt u een FTP-account in voor het publiceren: 1. Klik vanaf uw startpagina op Webgebruikers. 2. Klik Voorkeuren. 3. Als u het uitvoeren van scripts die in persoonlijke webpagina‘s zijn opgenomen wilt toestaan, selecteer dan het selectievakje Webgebruikers mogen scripts uitvoeren. 4. Klik OK. De instellingen die u hebt gekozen tijdens de derde stap gelden voor alle persoonlijke webpagina‘s die u op uw webserver zult hosten. U hoeft stap 2 tot en met 4 dan ook niet meer uit te voeren als u de volgende keer een webruimte voor een persoonlijke webpagina voorbereidt.
5. Klik op Nieuwe Webgebruiker Toevoegen. 6. Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord op die gebruikt zullen worden voor toegang tot de webruimte via FTP en voor het publiceren van webpagina‘s. U kunt in de gebruikersnaam alleen gebruik maken van cijfers, kleine letters, het verbindingsstreepje en de underscore. De gebruikersnaam dient te beginnen met een letter uit het alfabet. Het mag geen spaties bevatten. In het wachtwoord mogen geen aanhalingstekens of spaties voorkomen en ook mag de gebruikersnaam er niet in zijn verwerkt; het wachtwoord moet tussen de 5 en 14 karakters lang zijn.
7. Als u de hoeveelheid schijfruimte wilt beperken die door de bestanden van deze website kan worden ingenomen, zorg dan dat het selectievakje Onbeperkt niet is geselecteerd en geef de gewenste waarde op in megabytes in het veld Harde beperking van schijfruimte. Als de opgegeven beperking wordt overschreden, dan zal de houder van de webpagina niet meer in staat zijn om bestanden aan zijn of haar webruimte toe te voegen.
8. Geef de programmeertalen op die moeten worden ondersteund.
Uw website opzetten en onderhouden
105
Als de webpagina bijvoorbeeld is geschreven in PHP, dan selecteert u het selectievakje PHP-ondersteuning.
9.
Klik OK.
Nu kunt u uw gebruiker de aanmeldingsgegevens van zijn of haar FTP-account doorgeven, zodat de webpagina gepubliceerd kan worden.
In deze sectie: FTP-wachtwoord wijzigen voor webpaginahouder ............................................. 105 Meer schijfruimte toewijzen aan de houder van een webpagina ........................ 105 Het account van de houder van een webpagina verwijderen ............................. 106
FTP-wachtwoord wijzigen voor webpaginahouder Om het FTP-wachtwoord te wijzigen voor de houder van een webpagina: 1. Ga naar Startpagina > Webgebruikers > gebruikersnaam. 2. Geef het nieuwe wachtwoord op in de velden Nieuw Wachtwoord en Bevestig wachtwoord. 3. Klik OK.
Meer schijfruimte toewijzen aan de houder van een webpagina Om meer schijfruimte toe te wijzen aan de houder van een webpagina: 1. Ga naar Startpagina > Webgebruikers > gebruikersnaam. 2. Geef de hoeveelheid schijfruimte op in megabytes in het veld Schijfruimtebeperking. 3. Klik OK.
106
Uw website opzetten en onderhouden
Het account van de houder van een webpagina verwijderen Om het account van de eigenaar van een webpagina samen met zijn of haar pagina te verwijderen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Webgebruikers. 2. Selecteer het selectievakje rechts van de gebruikersnaam die u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
107
Anonieme FTP-toegang tot de server instellen Als u uw site host op een exclusief IP-adres, kunt u een map aanmaken binnen de site waar andere gebruikers anoniem bestanden uit kunnen downloaden of naar kunnen uploaden door middel van FTP. Wanneer anonieme FTP eenmaal is ingesteld, kunnen de gebruikers zich aanmelden op adres ftp://ftp.uw-domein.nl met de gebruikersnaam ―anonymous‖ en elk willekeurig wachtwoord.
Om anonieme FTP-toegang toe te staan: 1. Klik vanaf uw startpagina op Anonieme FTP. 2. Op de anonieme FTP-dienst te activeren, klik Inschakelen. 3. Om een welkomstbericht in te stellen dat wordt weergegeven wanneer gebruikers zich aanmelden bij de FTP-site, selecteer het selectievakje Toon aanmeldbericht en voer in het invoerveld de gewenste tekst in. Merk op dat niet alle FTP-programma‘s welkomstberichten weergeven.
4. Om bezoekers in staat te stellen bestanden te uploaden naar de map /incoming, selecteert u het selectievakje Uploaden naar map /incoming toestaan. 5. Om gebruikers in staat te stellen subdirectories aan te maken in de map /incoming, selecteert u het selectievakje Aanmaken van mappen in de map /incoming toestaan. 6. Om het downloaden van bestanden uit de map /incoming toe te staan, selecteert u het selectievakje Downloaden vanuit de map \incoming toestaan. 7. Om de hoeveelheid schijfruimte te beperken die kan worden ingenomen door inkomende bestanden, zorgt u dat het selectievakje Onbeperkt bij de optie Beperk schijfruimte van de map /incoming niet is geselecteerd en geeft u de maximale schijfruimte op in kilobytes. Dit is een harde beperking: de gebruikers kunnen geen bestanden meer aan de map toevoegen als de beperking wordt bereikt.
8. Om een grens te stellen aan het aantal gelijktijdige verbindingen met de anonieme FTP-server,zorgt u dat het selectievakje Onbeperkt bij de optie Beperk aantal gelijktijdige verbindingen leeg is en geeft u het maximaal aantal toegestane verbindingen op. 9. Om een grens te stellen aan de bandbreedte voor anonieme FTP-verbindingen, zorgt u dat het selectievakje Onbeperkt bij de optie Beperk bandbreedte voor downloads vanuit dit virtuele FTP-domein niet is geselecteerd is en geeft u de maximale bandbreedte op in kilobytes per seconde.
108
Uw website opzetten en onderhouden
10. Klik OK.
Om anonieme FTP-server uit te schakelen of de instellingen te wijzigen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Anonieme FTP. 2. Pas de instellingen aan en klik op OK, of klik op het icoon Uitschakelen in de groep Hulpprogramma’s om de dienst anonieme FTP uit te schakelen.
Uw website opzetten en onderhouden
109
Foutmeldingen van de webserver aanpassen (Linux-hosting) Wanneer bezoekers van uw site pagina‘s opvragen die de webserver niet kan vinden, dan genereert en toont deze een standaard HTML-pagina met een foutmelding. De standaard foutmelding kan informatie geven over problemen, maar daarbij wordt meestal niet verteld hoe deze kunnen worden opgelost of hoe de verdwaalde bezoeker weer op weg kan worden geholpen. Bovendien zien ze er saai uit. U kunt uw eigen foutmeldingspagina‘s maken en deze op uw webserver gebruiken. Met Parallels Plesk Panel kunt u de volgende foutmelding aanpassen:
400 Bad File Request. Dit betekent meestal dat de gebruikte syntaxis van de URL onjuist is (bijvoorbeeld een hoofdletter waar een kleine letter hoort te staan; onjuiste leestekens).
401 Unauthorized. De server wacht op een encryptiesleutel van de cliënt, maar deze wordt niet ontvangen. Het kan ook zijn dat het verkeerde wachtwoord is opgegeven.
403 Forbidden/Access denied. Vergelijkbaar met 401; er is speciale toestemming nodig om toegang tot de site te krijgen - een wachtwoord en/of gebruikersnaam als het probleem met registratie te maken heeft.
404 Not Found. De server kan het opgevraagde bestand niet vinden. Het bestand is ofwel verplaatst of gewist, of er is een verkeerde URL of documentnaam opgegeven. Dit is de meest voorkomende foutmelding.
405 Method Not Allowed. De methode die is opgegeven bij de aanvraag is niet toegestaan voor datgene wat u hebt opgevraagd met de Aanvraag-URI.
406 Not Acceptable. Het bestand dat is opgevraagd kan slechts kan slechts antwoorden genereren waarvan de eigenschappen niet acceptabel zijn volgens de accept-headers die met de aanvraag zijn meegestuurd.
407 Proxy Verificatie Required. Deze code is vergelijkbaar met code 401 (Unauthorized), maar geeft aan dat de cliënt eerst via de proxy moet worden geverifieerd.
412 Precondition Failed. De voorwaarde die wordt opgegeven in één of meer velden van de aanvraag-header worden als onwaar geëvalueerd bij de test op de server. Deze antwoordcode stelt de cliënt in staat om voorwaarden te stellen aan de meta-informatie van het huidige bestand (de gegevens in het header-veld) om zo te voorkomen dat de aangevraagde methode wordt toegepast op een ander bestand dan de bedoelde.
110
Uw website opzetten en onderhouden
414 Request-URI Too Long. De server weigert aan de aanvraag tegemoet te komen, omdat de URI van de aanvraag langer is dan de server bereid is te interpreteren. Deze zeldzame situatie zal zich eigenlijk alleen voordoen als een cliënt op een verkeerde manier een POST-aanvraag naar een GET-aanvraag heeft geconverteerd waardoor er zeer veel query-informatie wordt meegezonden. Het kan ook zijn dat de cliënt terecht is gekomen in een ―zwart gat‖ van URI-doorschakeling (bijvoorbeeld wanneer een doorgeschakeld URI-voorvoegsel naar een achtervoegsel van zichzelf verwijst), of dat de server wordt aangevallen door een cliënt die probeert misbruik te maken van gaten in de beveiliging die zich voordoen bij sommige servers die buffers met een vaste lengte gebruiken voor het lezen of manipuleren van de aanvraag-URI.
415 Unsupported Media Type. De server weigert aan de aanvraag tegemoet te komen, omdat de entiteit van de aanvraag wordt aangeleverd in een formaat dat niet wordt ondersteund door het aanvraagde bestand voor de aangevraagde methode.
500 Internal Server Error. Kan het HTML-document niet ophalen vanwege problemen met de server-instellingen.
501 Not Implemented. De server ondersteunt niet de functionaliteit die nodig is om aan de aanvraag te voldoen. Dit is het juiste antwoord wanneer de server de methode van aanvraag niet herkent en niet in staat is om deze te ondersteunen voor welk bestand dan ook.
502 Bad Gateway. De server, die dienst doet als gateway of proxy, heeft een ongeldig antwoord ontvangen van de upstream-server waartoe het toegang heeft gezocht in een poging aan het verzoek te voldoen.
Om de webserver van Parallels Plesk Panel zo in te stellen dat deze uw aangepaste foutmeldingspagina’s laat zien: 1. Schakel de ondersteuning voor aangepaste foutmeldingsdocumenten in via Parallels Plesk Panel. Klik vanaf uw startpagina op Instellingen Webhosting, selecteer het selectievakje Aangepaste foutmeldingsdocumenten en klik op OK. 2. Maak verbinding met uw FTP-account op de server van Parallels Plesk Panel en ga naar de map error_docs. 3. Bewerk of vervang de betreffende bestanden. Let er wel op dat u de juiste bestandsnamen behoudt:
400 Bad File Request - bad_request.html
401 Unauthorized - unauthorized.html
403 Forbidden/Access denied - forbidden.html
404 Not Found - not_found.html
405 Method Not Allowed - method_not_allowed.html
406 Not Acceptable - not_acceptable.html
407 Proxy Verificatie Required - proxy_authentication_required.html
412 Precondition Failed - precondition_failed.html
414 Request-URI Too Long - request-uri_too_long.html
Uw website opzetten en onderhouden
415 Unsupported Media Type - unsupported_media_type.html
500 Internal Server Error - internal_server_error.html
501 Not Implemented - not_implemented.html
502 Bad Gateway - bad_gateway.html
111
4. Wacht een aantal uren totdat uw webserver opnieuw is opgestart. Vanaf dat moment zal uw webserver de juiste foutmeldingsdocumenten gebruiken.
112
Uw website opzetten en onderhouden
Foutmeldingen van de webserver aanpassen (Windows-hosting) Als bezoekers van een site een pagina opvragen die de webserver niet kan vinden, dan genereert en toont deze een standaard HTML-pagina met een foutmelding. De standaard foutmelding kan informatie geven over problemen, maar daarbij wordt meestal niet verteld hoe deze kunnen worden opgelost of hoe de verdwaalde bezoeker weer op weg kan worden geholpen. Bovendien zien ze er saai uit. U kunt uw eigen foutmeldingspagina‘s maken en deze op uw webserver gebruiken. De foutmeldingen die het meest worden aangepast zijn de volgende:
400 Bad File Request. Dit betekent meestal dat de gebruikte syntaxis van de URL onjuist is (bijvoorbeeld een hoofdletter waar een kleine letter hoort te staan; onjuiste leestekens).
401 Unauthorized. De server wacht op een encryptiesleutel van de cliënt, maar deze wordt niet ontvangen. Het kan ook zijn dat het verkeerde wachtwoord is opgegeven.
403 Forbidden/Access denied. Vergelijkbaar met 401; er is speciale toestemming nodig om toegang tot de site te krijgen - een wachtwoord en/of gebruikersnaam als het probleem met registratie te maken heeft.
404 Not Found. De server kan het opgevraagde bestand niet vinden. Het bestand is ofwel verplaatst of gewist, of er is een verkeerde URL of documentnaam opgegeven. Dit is de meest voorkomende foutmelding.
500 Internal Server Error. Kan het HTML-document niet ophalen vanwege problemen met de server-instellingen.
Om de webserver van Parallels Plesk Panel zo in te stellen dat deze uw aangepaste foutmeldingspagina’s laat zien voor een domein: 1. Schakel de ondersteuning voor aangepaste foutmeldingsdocumenten in via Parallels Plesk Panel. a. Ga naar Startpagina > Instellingen Webhosting. b. Selecteer het selectievakje Aangepaste Foutmeldingsdocumenten. c. Klik OK. 2. Ga naar Startpagina > Virtuele Mappen om de lijst te bekijken met foutmeldingsdocumenten voor de hoofdmap (root) van de website (foutmeldingsdocumenten die zich hier bevinden worden gebruikt voor alle webpagina‘s binnen het domein). Als u foutmeldingspagina‘s wilt aanpassen voor een bepaalde webmap, ga naar de betreffende map. 3. Selecteer het tabblad Foutmeldingsdocumenten en kies het juist foutmeldingsdocument uit de lijst.
Om het standaarddocument te gebruiken dat IIS levert voor deze foutmelding, selecteer Standaard in het menu Type.
Uw website opzetten en onderhouden
113
Om een aangepast HTML-document te gebruiken dat zich al bevindt in de map error_docs van een domein, selecteer Bestand in het menu Type en geef de bestandsnaam op het veld Locatie.
Om een aangepast HTML-document te gebruiken in een map anders dan error_docs op een domein, selecteer URL in het menu Type en voer het zoekpad in naar uw document in het veld Locatie. Het zoekpad dient relatief te zijn ten opzichte van de hoofdmap van de virtuele host (dat is \<domein>\httpdocs). U hebt bijvoorbeeld een bestand aangemaakt met de naam forbidden_403_1.html en deze opgeslagen in de map mijn_foutmeldingen die zich bevindt in de map httpdocs. Om dit bestand als een foutmeldingsdocument te gebruiken moet u het volgende zoekpad opgeven in het veld Locatie: /my_errors/forbidden_403_1.html.
Opmerking. u kunt zowel FTP als Bestandsbeheer gebruiken om uw aangepaste foutmeldingsdocument naar de server te uploaden. Standaard worden alle foutmeldingsdocumenten opgeslagen in de map /vhosts/uw-domein.nl/error_docs/ (deze bevindt zich standaard in C:\InetPub).
4. Wanneer de webserver opnieuw is opgestart zal deze uw foutmeldingsdocumenten gaan gebruiken.
114
Uw website opzetten en onderhouden
De configuratie van de DNS-zone van uw domein aanpassen Plesk Panel maakt automatisch een DNS-zone aan voor uw domein volgens de vooraf door uw provider ingestelde configuratie. De domeinnaam zou goed moeten werken met de automatische instellingen, maar als u toch aanpassingen moet doorvoeren in de zone van de domeinnaam dan kunt u dat via Plesk Panel doen. Om de DNS-records in de zone van uw domein te bekijken, gaat u naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). Alle DNS-records van uw domein zullen op het scherm worden weergegeven. Opmerking: Hier kunt u verschillende wijzigingen in de DNS-zone tegelijk aanbrengen, die u bevestigt door op de knop Toepassen te klikken. Wijzigingen die niet worden bevestigd worden niet opgeslagen. Als u meer wilt weten over het wijzigen van records in de DNS-zone van een domeinalias, zie de sectie Extra domeinnamen instellen voor een site (domeinaliassen).
In deze sectie: DNS-records toevoegen .................................................................................... 115 DNS-records aanpassen ................................................................................... 116 DNS-records verwijderen .................................................................................. 117 De originele zone-instellingen terugzetten ......................................................... 118
Uw website opzetten en onderhouden
115
DNS-records toevoegen Om een nieuw DNS-record aan de zone toe te voegen: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). 2. Klik op Nieuw Record Toevoegen in de groep Hulpprogramma’s. 3. Selecteer het type DNS-record en geef de juiste gegevens op:
Voor een A-record dient u de domeinnaam op te geven waarvoor u een A-record wilt aanmaken. Als u eenvoudigweg een A-record instelt voor uw domein, dan moet u het beschikbare veld leeg laten. Als u een A-record wilt instellen voor een naamserver, dan moet u de juiste ingang voor de opgegeven naamserver specificeren (bijvoorbeeld: ns1). Vervolgens dient u het IP-adres op te geven waar uw domeinnaam aan moet worden gekoppeld.
Voor een NS-record dient u de domeinnaam op te geven waarvoor u het NS-record wilt aanmaken. Als u een NS-record voor uw domein instelt, dan laat u het beschikbare veld leeg. Geef vervolgens de naam van de juiste naamserver op in het daarvoor bestemde veld. U moet daarbij de volledige naam opgeven (bijvoorbeeld: ns1.mijnnaamserver.nl).
Voor een MX-record dient u de domeinnaam op te geven waarvoor u het MX-record aanmaakt. Voor uw domein kunt u het beschikbaar veld simpelweg leeg laten. U moet vervolgens uw mailexchanger opgeven: dit is de naam van de mailserver. Als u een externe mailserver gebruikt met de naam ‗mail.mijnhostnaam.nl‘, dan zou u eenvoudigweg ‗mail.mijnhostnaam.nl‘ invoeren in het beschikbare veld. U dient vervolgens de prioriteit voor de mailexchanger in te stellen. Selecteer de prioriteit in het uitrolmenu: 0 is de hoogste en 50 de laagste prioriteit. Denk eraan dat u ook het juiste A-record toevoegt en/of CNAME, wanneer deze van toepassing is voor de externe mailexchanger.
Voor een CNAME-record dient u eerst het domeinalias in te voeren waarvoor u het CNAME-record wilt aanmaken. Vervolgens moet u de domeinnaam invoeren waarbinnen u wilt dat het alias zich bevindt. Elke domeinnaam kan worden opgegeven, deze hoeft zich niet op dezelfde server te bevinden.
Voor een PTR-record dient u eerst het IP-adres/masker in te voeren waarvoor u de verwijzing wilt instellen. Geef vervolgens de juiste domeinnaam op waarnaar dit IP-adres moet worden vertaald.
Voor een TXT-record kunt u een willekeurige tekenreeks opgeven: dat kan een omschrijving zijn of een SPF-record.
4. Klik OK om de gegevens vast te leggen. Opmerking: Als u de DNS-records van de DNS-zone hebt gewijzigd, dan bevestigt u de veranderingen door te klikken op de knop Toepassen op de pagina DNS-zone (DNS-instellingen). Wijzigingen die niet worden bevestigd worden niet opgeslagen.
116
Uw website opzetten en onderhouden
DNS-records aanpassen Om de eigenschappen van een DNS-record aan te passen: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). 2. Klik de hyperlink in de Host-kolom die hoort bij het DNS-record dat u wilt aanpassen. 3. Pas het record aan en klik OK.
Om ingangen in het Start of Authority (SOA)-record van een domein aan te passen: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website) > SOA-record. 2. Geef de gewenste waarden op:
TTL. Dit is de periode waarin andere DNS-servers het record in een cachegeheugen moeten opslaan. Parallels Plesk Panel stelt de standaardwaarde in op één dag.
Vernieuwen. Dit geeft aan hoe vaak de secundaire naamservers controleren bij de primaire naamserver of er wijzigingen zijn doorgevoerd in de zone van het domein. Parallels Plesk Panel stelt de standaardwaarde in op drie uur.
Retry. Dit is de tijd die een secundaire server na een mislukte zone-overdracht wacht alvorens een nieuwe poging te doen. Deze tijd is normaal gesproken korter dan de verversingsinterval. Parallels Plesk Panel stelt de standaardwaarde in op één uur.
Expire. Dit is de tijd voordat een secundaire naamserver stopt zoekopdrachten uit te voeren na een verstreken verversingsinterval waarbij de zone niet is ververst of bijgewerkt. Parallels Plesk Panel stelt de standaardwaarde in op één week.
Minimum. Dit is de periode waarin een secundaire server een negatief antwoord moet bewaren in het cachegeheugen. Parallels Plesk Panel stelt de standaardwaarde in op drie uur.
3. Klik OK.
Het gebruik van het serienummerformaat dat wordt aanbevolen door IETF en RIPE is verplicht voor een groot aantal domeinen dat binnen bepaalde DNS-zones op hoog niveau wordt geregistreerd, met name in Europa. Als uw domein in één van deze zones is geregistreerd en het bedrijf waarbij u uw domeinen laat vastleggen weigert uw SOA-serienummer te accepteren, dan zou het gebruik van het door IETF en RIPE aanbevolen serienummerformaat het problemen moeten oplossen.
Uw website opzetten en onderhouden
117
Servers van Parallels Plesk Panel gebruiken de syntaxis van UNIX-tijdstempels voor het instellen van DNS-zones. Het UNIX-tijdstempel bestaat uit het aantal seconden dat is verstreken sinds 1 januari 1970 (Unix Epoch). Het 32-bit tijdstempel zal niet meer voldoen vanaf 8 juli 2038. RIPE raadt aan het YYYYMMDDnn-formaat te gebruiken, waarbij YYYY staat voor het jaartal (vier cijfers), MM voor de maand (twee cijfers), DD voor de dag van de maand (twee cijfers) en waar nn de versie per dag is (twee cijfers). Het YYYYMMDDNN-formaat zal nog voldoen tot het jaar 4294.
Om het Start of Authority (SOA)-serienummerformaat voor een domein te wijzigen in YYYYMMDDNN: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website) > SOA-record. 2. Selecteer het selectievakje Gebruik het serienummerformaat dat wordt aanbevolen door IETF en RIPE. Opmerking: Zie het voorbeeld van een SOA-serienummer dat is aangemaakt in het geselecteerde formaat. Als het resulterende nummer lager is dan het nummer van de huidige zone, dan kan de aanpassing ertoe leiden dat DNS voor dit domein tijdelijk niet goed functioneert. Het kan enige tijd duren voordat internetgebruikers iets merken van een zone-update.
3. Klik OK.
DNS-records verwijderen Om DNS-records uit de zone te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). 2. Selecteer het juiste selectievakje voor het record dat u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK. Opmerking: Als u de DNS-records van de DNS-zone hebt gewijzigd, dan bevestigt u de veranderingen door te klikken op de knop Toepassen op de pagina DNS-zone (DNS-instellingen). Wijzigingen die niet worden bevestigd worden niet opgeslagen.
118
Uw website opzetten en onderhouden
De originele zone-instellingen terugzetten Om de oorspronkelijke zone-instellingen te herstellen, overeenkomstig de vooraf door uw provider ingestelde configuratie: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). 2. In het uitrolmenu IP-adres selecteert u het IP-adres dat gebruikt moet worden voor het herstellen van de zone, geeft u aan of het alias www voor het domein is vereist en klikt u op de knop Standaard. De zone-instellingen zullen opnieuw worden aangemaakt.
Om het Start of Authority (SOA)-serienummerformaat voor een domein opnieuw in te stellen op de standaard (UNIX-tijdstempel): 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website) > SOA-record. 2. Zorg dat het selectievakje Gebruik het serienummerformaat dat wordt aanbevolen door IETF en RIPE niet is geselecteerd. Opmerking: Zie het voorbeeld van een SOA-serienummer dat is aangemaakt in het geselecteerde formaat. Als het resulterende nummer lager is dan het nummer van de huidige zone, dan kan de aanpassing ertoe leiden dat DNS voor dit domein tijdelijk niet goed functioneert. Het kan enige tijd duren voordat internetgebruikers iets merken van een zone-update.
3. Klik OK.
Uw website opzetten en onderhouden
119
Uw site hosten met externe domeinnamenervers Als u een website host op deze server host en u beschikt over een zelfstandige DNS-server die dienst doet als primaire (master) naamserver voor uw site, dan wilt u wellicht de DNS-server van uw Plesk Panel instellen om dienst te doen als secundaire (slave) naamserver:
Om de DNS-server van Plesk Panel in te stellen als een secundaire naamserver: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). 2. Klik op Wissel DNS-dienstmodus. 3. Klik Record Toevoegen, geef het IP-adres op van de primaire (master) DNS-server en klik op OK.
Om de DNS-server van Plesk Panel dienst te laten doen als de primaire DNS-server voor een zone: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). 2. Klik op Wissel DNS-dienstmodus. De originele DNS-records voor de zone zullen worden hersteld. Als u een website op deze server host, maar u ben voor de uitvoering van DNS-diensten voor uw site volledig afhankelijk van andere machines (er zijn twee externe naamservers - een primaire en een secundaire), schakel dan de DNS-dienst uit voor elke site die gebruik maakt van externe naamservers.
Om de DNS-dienst van Plesk Panel uit te schakelen voor een site die gebruik maakt van een externe naamserver: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). 2. Klik De DNS-dienst uitschakelen. Het uitschakelen van de DNS-dienst voor de zone zal het scherm vernieuwen, zodat alleen een lijst van naamservers overblijft. Opmerking: De weergegeven naamserverrecords hebben geen effect op het systeem. Ze worden slechts weergegeven op het scherm als aanklikbare links om u de kans te geven de instellingen van de zone die op externe gemachtigde naamservers wordt beheerd te valideren.
120
Uw website opzetten en onderhouden
Om de instellingen te valideren van een zone die op gemachtigde naamservers wordt beheerd: 1. Ga naar Startpagina > DNS-instellingen (in de groep Website). 2. Voeg de ingangen die verwijzen naar de naamservers die authoratief zijn voor de zone toe aan de lijst met DNS-records: klik Record Toevoegen, geef een naamserver op en klik op OK. Herhaal dit voor elke naamserver die u wilt testen. 3. De records verschijnen in de lijst. 4. Klik om de records die u zojuist hebt aangemaakt. Parallels Plesk Panel zal het zonebestanden ophalen vanaf een externe naamserver en de DNS-records controleren om er zeker van te zijn dat alle onderdelen van het domein op de juiste manier worden herleid. De resultaten zullen worden geïnterpreteerd en worden weergegeven op het scherm.
Uw website opzetten en onderhouden
121
Het type webhosting wijzigen van fysiek naar doorschakelen Als u een site op de server host met een virtueel (of fysiek) hostingaccount, terwijl u voor deze site eigenlijk alleen gebruik wilt maken van de dienst domein doorschakelen omdat de site naar een andere server is verplaatst, dan moet u het hostingaccount opnieuw instellen. Voordat u de hosting-instellingen wijzigt voor een site die eerder fysiek werd gehost, moet u controleren dat u beschikt over een lokale kopie van uw site; alle bestanden en mappen die bij de site horen zullen van de server worden verwijderd wanneer het type hosting wordt gewijzigd.
Om een hostingaccount opnieuw in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > titelmenu website> Wijzig Type Hosting. 2. Selecteer de optie Doorschakelen en kies vervolgens het soort doorschakeling: Doorschakelen via frame of Standaard doorschakelen. Met standaard doorschakelen wordt een gebruiker doorgeschakeld naar de site en is de eigenlijke URL van de site zichtbaar in de webbrowser. De gebruiker weet dan altijd dat hij of zij is doorgeschakeld naar een andere URL. Met doorschakelen via frame wordt een gebruiker doorgeschakeld naar de site zonder dat hij of zij weet dat de site zich eigenlijk op een andere locatie bevindt. Daarom zou Doorschakelen via frame de voorkeur moeten genieten.
3. Geef de URL van bestemming op: het huidige adres van de website waarnaar u dit domein wilt laten verwijzen. 4. Klik OK.
HOOFDSTUK 6
E-maildiensten gebruiken U kunt een aantal verschillende e-maildiensten gebruiken met een enkel e-mailaccount. U kunt bijvoorbeeld een e-mailadres instellen dat mail ontvangt zoals elk standaard postvak, maar die deze ook doorstuurt naar een aantal ontvangers en die meteen een automatisch antwoord verstuurt naar de originele afzender van het bericht.
In dit hoofdstuk: Postvakken aanmaken ...................................................................................... 123 Toegang tot uw e-mail ....................................................................................... 125 Postvak beschermen tegen ongewenste e-mail ................................................ 143 Postvakken beschermen tegen virussen ........................................................... 149 Postvakken opschorten en weer in gebruik nemen............................................ 151 Postvakken verwijderen .................................................................................... 152 Het doorsturen van e-mail naar één e-mailadres instellen ................................. 152 Het doorsturen van e-mail naar verschillende e-mailadressen instellen............. 153 Het doorsturen van mail uitschakelen ................................................................ 155 Instellen van Automatische Beantwoordingen ................................................... 156 Automatische beantwoorden uitschakelen ........................................................ 158 Instellen hoe de site moet omgaan met mail naar niet-bestaande gebruikers .... 159 In één keer wijzigingen doorvoeren voor een aantal mailaccounts .................... 160 Verzendlijsten beheren...................................................................................... 160
E-maildiensten gebruiken
123
Postvakken aanmaken Als u wilt beschikken over een aan uw site gerelateerd e-mailadres, zoals [email protected], dan moet u een postvak aanmaken.
Om een postvak aan te maken dat aan uw site is gekoppeld: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccount Aanmaken. 2. Uw domeinnaam wordt rechts van het @-teken getoond, daarom hoeft u alleen de gewenste naam voor het postvak op te geven. Dit kan bijvoorbeeld zijn: uw voor- en achternaam gescheiden door een punt, de naam van een afdeling in uw organisatie, of elke andere willekeurige tekst in Latijnse karakters. De naam moet kort genoeg zijn om te kunnen onthouden. Het kan bestaan uit alfanumerieke tekens, het verbindingsstreepje, punten en underscores.
3. Geef het wachtwoord op dat u wilt gebruiken om toegang te krijgen tot uw postvak. 4. Zorg ervoor dat het selectievakje Postvak is geselecteerd. 5. Klik OK. Nu is uw postvak aangemaakt op de server van uw leverancier en kunt u het e-mailprogramma van uw keuze instellen om, via dit nieuwe postvak, e-mailberichten te ontvangen en te versturen.
Om postvakken aan te maken voor andere gebruikers: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccount Aanmaken. 2. Uw domeinnaam wordt rechts van het @-teken getoond, daarom hoeft u alleen de gewenste naam voor het postvak op te geven. Dit kan bijvoorbeeld zijn: de voor- en achternaam van de gebruiker gescheiden door een punt, de naam van een afdeling in uw organisatie, of elke andere willekeurige tekst in Latijnse karakters. De naam moet kort genoeg zijn om te kunnen onthouden. Het kan bestaan uit alfanumerieke tekens, het verbindingsstreepje, punten en underscores.
3. Geef het wachtwoord op waarmee de postvakhouder toegang kan krijgen tot zijn of haar postvak. 4. Geef, indien gewenst, de instellingen op voor de vormgeving van Plesk Panel: schermtaal, thema (skin), de beperking van het aantal karakters onder Eigen Knoppen die door de houder van het postvak in Plesk Panel zijn geplaatst. 5. Laat het selectievakje Meerdere sessies toestaan geselecteerd als u wilt dat de houder van het postvak verschillende sessies tegelijk in Plesk Panel mag uitvoeren.
124
E-maildiensten gebruiken
6. Laat het selectievakje Gebruikers kunnen niet met Plesk Panel werken totdat de pagina volledig is geladen geselecteerd. Dit voorkomt dat gebruikers gegevens opsturen of handelingen verrichten voordat Plesk Panel gereed is om deze te accepteren.
7. Zorg ervoor dat het selectievakje Postvak is geselecteerd. 8. Indien nodig, beperkt u de hoeveelheid schijfruimte die kan worden gebruikt door het postvak en de bijlagen van Automatische Beantwoordingen. Daartoe selecteert u onder Postvakbeperking de optie Geef grootte op en geeft u de gewenste waarde op in kilobytes. 9. Klik OK. 10. Om de postvakhouder toe te staan het spamfilter en antivirus in te stellen en te gebruiken, klikt u op Rechten, selecteert u de betreffende selectievakjes en klikt u op OK.
Het postvak is nu aangemaakt en er is een apart beheerpaneel voor e-mail ingesteld in Parallels Plesk Panel. Om naar het postvak te gaan dient de postvakhouder de URL https://uw-domein.nl:8443 te openen, zijn of haar e-mailadres in te voeren in het veld Gebruikersnaam en het wachtwoord voor het postvak op te geven in het veld Wachtwoord; hij of zij klikt ten slotte op Aanmelden.
E-maildiensten gebruiken
125
Toegang tot uw e-mail Er zijn twee manieren om toegang te krijgen tot een postvak voor het verzenden en ontvangen van e-mailberichten:
Een e-mailprogramma op uw computer installeren en instellen.
Webmail gebruiken, direct vanuit de browser.
Toegang tot webmail mogelijk maken: 1. Ga naar Startpagina > titelmenu Mail > Mailinstellingen. 2. Uit het menu Webmail selecteert u het webmailprogramma dat u wilt gebruiken. 3. Klik op OK. Opmerking: het activeren en deactiveren van webmail voor uw domein vereist aanpassing van de DNS-zone. Daarom is er een zekere vertraging in het activeren en deactiveren van webmail, die afhankelijk is van de snelheid het DNS-registratiemechanisme.
Voor toegang tot webmail: Open in een webbrowser de URL webmail.voorbeeld.nl, waarbij voorbeeld.nl staat voor het internetadres van uw website. Wanneer u naar uw gebruikersnaam wordt gevraagd, geeft u uw volledige e-mailadres op (bijvoorbeeld [email protected]) en het wachtwoord dat u ook gebruikt als u zich bij Parallels Small Business Panel aanmeldt.
In deze sectie: Microsoft Office Outlook 2007 instellen ............................................................. 126 Microsoft Outlook Express 6 instellen ................................................................ 129 Mozilla Thunderbird instellen ............................................................................. 133 Apple Mail instellen ........................................................................................... 138
126
E-maildiensten gebruiken
Microsoft Office Outlook 2007 instellen Instellen van Microsoft Office Outlook 2007: 1. Open Microsoft Office Outlook. 2. Ga naar Hulpprogramma’s> Accountinstellingen. 3. Klik op vanaf het tabblad E-mail op Nieuw. 4. Laat de optie Microsoft Exchange, POP3, IMAP of HTTP geselecteerd. Klik op Volgende.
5. Selecteer het selectievakje Serverinstellingen of extra servertypen handmatig configureren. Klik op Volgende.
E-maildiensten gebruiken
6. Select de optie Internet e-mail en klik op Volgende.
7. Geef de volgende gegevens op:
Uw naam.
127
128
E-maildiensten gebruiken
Uw e-mailadres.
Type account. Als u kopieën van berichten op de server wilt bewaren, selecteer dan de optie IMAP. Als u geen kopieën van berichten op de server wilt bewaren, selecteer dan de optie POP3.
Server voor inkomende mail. Geef uw domeinnaam op. Bijvoorbeeld: voorbeeld.nl.
Server voor uitgaande mail. Geef uw domeinnaam op. Bijvoorbeeld: voorbeeld.nl.
Gebruikersnaam waarmee u zich bij uw postvak aanmeldt. Geef uw volledige e-mailadres op.
Wachtwoord waarmee u zich bij uw postvak aanmeldt. Dit wachtwoord is hoogstwaarschijnlijk hetzelfde als het wachtwoord dat u gebruikt om u bij Parallels Small Business Panel aan te melden.
8. Klik op Volgende. 9. Klik op Voltooien.
E-maildiensten gebruiken
129
Microsoft Outlook Express 6 instellen De aanwijzingen in deze sectie zijn gecontroleerd in Microsoft Outlook Express 6. De procedures zijn wellicht anders in latere versies van Microsoft Outlook Express.
Instellen van Microsoft Outlook Express: 1. Open Microsoft Outlook Express. 2. Ga naar Hulpprogramma’s > Accounts. 3. Klik op de knop Toevoegen en selecteer het onderdeel Mail. 4. Geef uw naam op zoals u wilt dat deze zichtbaar is in alle berichten die u verstuurt en klik op Volgende.
5. Geef uw e-mailadres op en klik op Volgende.
130
E-maildiensten gebruiken
6. Stel de volgende instellingen in:
Protocol van uw inkomende mailserver. Als u kopieën van berichten op de server wilt bewaren, selecteer dan de optie IMAP. Als u geen kopieën van berichten op de server wilt bewaren, selecteer dan de optie POP3.
Server voor inkomende mail. Geef het internetadres van uw website op.
Server voor uitgaande mail. Geef het internetadres van uw website op.
E-maildiensten gebruiken
7. Klik op Volgende. 8. Geef de volgende gegevens op:
Uw accountnaam. Geef uw e-mailadres op in het veld Accountnaam.
Uw wachtwoord. Dit wachtwoord is hoogstwaarschijnlijk hetzelfde als het wachtwoord dat u gebruikt om u bij Parallels Small Business Panel aan te melden.
Selectievakje Wachtwoord onthouden. Laat deze geselecteerd als u niet steeds naar uw wachtwoord wilt worden gevraagd wanneer uw e-mailprogramma verbinding maakt met de mailserver om deze op nieuwe berichten te controleren. Klik op Volgende.
131
132
E-maildiensten gebruiken
9. Om het instellen van uw e-mailprogramma te voltooien, klik Voltooien.
E-maildiensten gebruiken
Mozilla Thunderbird instellen De aanwijzingen in deze sectie zijn gebaseerd op Mozilla Thunderbird 2. Eerdere of latere versies van Mozilla Thunderbird werken wellicht anders.
Instellen van Mozilla Thunderbird: 1. Open Mozilla Thunderbird. 2. Ga naar Extra> Accountinstellingen. 3. Klik op Account toevoegen. Er zal een wizard worden geopend.
4. Laat de optie Emailaccount geselecteerd en klik op Volgende.
5. Geef de volgende gegevens op:
Uw naam, zoals u wilt dat deze wordt weergegeven in de door uw verstuurde berichten.
Uw e-mailadres.
133
134
E-maildiensten gebruiken
E-maildiensten gebruiken
135
6. Klik op Volgende. 7. Geef de volgende gegevens op:
Protocol van uw inkomende mailserver. Als u kopieën van berichten op de server wilt bewaren, selecteer dan de optie IMAP. Als u geen kopieën van berichten op de server wilt bewaren, selecteer dan de optie POP3.
Adres van de inkomende server. Geef het internetadres van uw website op.
Adres van de uitgaande server. Geef het internetadres van uw website op.
8. Klik op Volgende. 9. Geef in het veld Inkomende gebruikersnaam uw volledige e-mailadres op.
136
E-maildiensten gebruiken
10. Klik op Volgende. 11. Geef de naam op die u aan dit account wilt geven (bijvoorbeeld Kantoormail) en klik op Volgende.
E-maildiensten gebruiken
12. Controleer dat de ingevoerde informatie juist is en klik Voltooien. 13. Klik op OK om de wizard voor het instellen van een account te sluiten.
137
138
E-maildiensten gebruiken
Apple Mail instellen De aanwijzingen in deze sectie zijn opgesteld aan de hand van Apple Mail 3.6 (Leopard). Wellicht zijn ze niet van toepassing op eerdere of latere versies van Apple Mail.
Instellen van Apple Mail: 1. Start Apple Mail. Als u de software voor de eerste keer opstart en u hebt nog geen mailaccounts ingesteld, sla dan de volgende stap over. Apple Mail brengt u direct naar de pagina voor het instellen van een nieuw account.
2. Open de wizard Mailaccount toevoegen: a. Klik op Mail > Preferences.... b. Selecteer het tabblad Accounts. c. Klik op de knop + links onderin. 3. Geef de accountinformatie op:
Uw volledige naam
Uw volledige e-mailadres
Het wachtwoord dat u gebruikt om u bij Parallels Small Business Panel aan te melden.
E-maildiensten gebruiken
139
4. Klik op Continue. 5. Geef de volgende informatie op over de inkomende mailserver:
Account Type: selecteer of u het IMAP- of POP-protocol wilt gebruiken. Als u IMAP selecteert kunt u uw berichten op de server laten staan.
Incoming Mail Server: geef de naam of het domein op waarop uw mail binnenkomt (dit is het gedeelte na het apestaartje in uw e-mailadres).
User Name: geef uw volledige e-mailadres op.
Password: Apple Mail neemt deze informatie mee uit de vorige stap, dus hier hoeft u niets te wijzigen.
6. Klik op Continue. 7. (Optioneel) Geef de beveiligingsopties voor inkomende mail op: a. Selecteer het selectievakje Use Secure Sockets Layer (SSL). b. Selecteer de methode van verificatie. Laat de standaardmethode geselecteerd als u niet zeker weet welke u moet selecteren. Apple Mail toont dit scherm met instellingen alleen als een van de mailservers die met Plesk Panel is meegeleverd ondersteuning biedt voor SSL voor het geselecteerde accounttype (POP of IMAP).
140
E-maildiensten gebruiken
8. Klik op Continue. 9. Geef de volgende informatie op over de uitgaande mailserver:
Outgoing Mail Server: geef de naam of het domein op vanwaar uw mail wordt verstuurd (dit is het gedeelte na het apestaartje in uw e-mailadres).
Use only this server: geselecteerd.
Use Authentication: geselecteerd.
User Name: geef uw volledige e-mailadres op.
Password: Apple Mail neemt deze informatie mee uit de vorige stap, dus hier hoeft u niets te wijzigen.
E-maildiensten gebruiken
10. Klik op Continue. Apple Mail toont een overzicht van het mailaccount dat zal worden aangemaakt.
11. Selecteer het selectievakje Take account online en klik op Create.
141
142
E-maildiensten gebruiken
E-maildiensten gebruiken
143
Postvak beschermen tegen ongewenste e-mail Om uw postvak te vrijwaren van ongewenste correspondentie, kunt u beter niet uw e-mailadres achterlaten op internetfora en kunt u het spamfilter op de server inschakelen, verzorgd door het programma SpamAssassin. Vraag uw provider ook om bescherming tegen ongewenste e-mail en phishing in te schakelen, gebaseerd op DomainKeys. DomainKeys is gebaseerd op verificatie van de afzender. Als een e-mail aangeeft van een bepaald domein afkomstig te zijn, dan biedt DomainKeys een mechanisme waarmee het ontvangende systeem met enige zekerheid kan vaststellen of de e-mail inderdaad afkomstig is van een persoon of systeem dat is geautoriseerd om e-mail vanaf dat domein te verzenden. Kan de afzender niet worden geverifieerd, dan zal het ontvangende systeem het e-mailbericht weggooien. Verificatie van inkomende mail kan alleen door uw provider worden ingeschakeld; Verificatie van inkomende mail kan alleen door uw provider worden ingeschakeld; Startpagina > titelmenu Mail> Mailinstellingen> Gebruik het DomainKeys-systeem voor bescherming tegen spam om uitgaande e-mailberichten te ondertekenen. Als uw hostingaccount is gebaseerd op Linux, dan kunt u ook gebruik maken van op greylisting gebaseerde bescherming tegen ongewenste e-mail. Greylisting is een spamfiltersysteem dat als volgt werkt: Voor ieder e-mailbericht dat naar de server komt, worden de e-mailadressen van de afzender en ontvanger in een database opgeslagen. Als een bericht voor de eerste keer wordt verstuurd, dan staan de adressen van verzender en ontvanger nog niet in de database en zal de server het bericht tijdelijk weigeren met een SMTP-foutmelding. Als de mail legitiem is en de server van de afzender is correct ingesteld, dan zal deze proberen om het e-mailbericht opnieuw te versturen; het bericht zal nu wel worden geaccepteerd. Als het bericht door een spammer is verstuurd, dan zal deze niet proberen de mail opnieuw te versturen: spammers versturen hun mail gewoonlijk massaal naar duizenden ontvangers en doen geen moeite om berichten opnieuw te versturen. Het greylisting-systeem houdt ook rekening met zwarte lijsten en whitelists, zowel voor de server als geheel als voor de individuele gebruiker: e-mail van afzenders op de whitelist wordt geaccepteerd zonder eerst een greylisting-controle uit te voeren, terwijl mail van afzenders op de zwarte lijst altijd wordt geweigerd. Wanneer de onderdelen voor de ondersteuning van greylisting op de server zijn geïntalleerd, dan wordt greylisting automatisch ingeschakeld voor alle domeinen. U kunt de bescherming door middel van greylisting in- en uitschakelen voor uw domein via Parallels Plesk Panel (ga naar Startpagina > titelmenu Mail > Mail-instellingen > optie Greylisting spamfilter inschakelen voor alle mailaccounts binnen dit domein).
144
E-maildiensten gebruiken
Wanneer het noodzakelijk is om uw e-mailadres te publiceren, dan wilt u wellicht een tijdelijk e-mailadres aanmaken - een e-mailalias - voor uw primaire e-mailadres en deze publiceren. Wanneer het noodzakelijk is om uw e-mailadres te publiceren, dan wilt u wellicht een tijdelijk e-mailadres aanmaken - een e-mailalias - voor uw primaire e-mailadres en deze publiceren. Alle berichten die naar dit e-mailalias worden verstuurd komen in uw postvak. Wanneer u ongewenste e-mails begint te ontvangen, verwijder dat alias en maak een ander aan.
In deze sectie: Tijdelijke e-mailadressen instellen voor uw postvak (e-mail aliassen) ................ 144 Het spamfilter instellen ...................................................................................... 145
Tijdelijke e-mailadressen instellen voor uw postvak (e-mail aliassen) Om een e-mailalias in te stellen voor een postvak: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Nieuw Mailalias Toevoegen. 2. Voer de gewenste naam in en klik OK. De berichten die worden geadresseerd aan uw tijdelijke e-mailadres (e-mailalias) zullen in uw postvak terecht komen. U krijgt een overzicht van de momenteel in gebruik zijnde e-mailadressen als u klikt op Toon Aliassen in de lijst met mailaccounts binnen uw domein.
Om een e-mailalias van een postvak te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres. 2. Selecteer het selectievakje voor het alias dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
E-maildiensten gebruiken
145
Het spamfilter instellen Wanneer u op een bepaald e-mailadres ongewenste berichten ontvangt die u niet kunt of niet wilt verwijderen, overweeg dan het spamfilter voor uw postvak in te stellen. Om dit te doen,
Schakel, indien dit door uw provider wordt ondersteund, het SpamAssassin-spamfilter in op uw hostingaccount en
Installeer de spamfiltersoftware van uw keuze voor gebruik met het e-mailprogramma op uw computer thuis of op kantoor.
In deze sectie: Het SpamAssassin-spamfilter inschakelen ........................................................ 146 De nauwkeurigheid van spamdetectie verbeteren ............................................. 148 De database van het spamfilter legen ............................................................... 148 Het spamfilter uitschakelen ............................................................................... 149
146
E-maildiensten gebruiken
Het SpamAssassin-spamfilter inschakelen Om het spamfilter voor een postvak in te schakelen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Spamdetectie. 2. Stel de volgende instellingen in naar wens:
Het SpamAssassin-spamfilter inschakelen. Selecteer deze optie om de bescherming tegen ongewenste e-mail in te schakelen.
De score die een bericht moet krijgen om als spam gekwalificeerd te worden. Deze instelling past de gevoeligheid van het spamfilter aan. SpamAssassin voert een aantal verschillende tests uit op de inhoud van elk bericht en op de onderwerpregel. Daarbij krijgt elk bericht een aantal punten toegekend. Hoe hoger het aantal punten, hoe waarschijnlijker dat een bericht ongewenst is. Bijvoorbeeld, een bericht met de tekst ―BUY VIAGRA AT LOW PRICE!!!‖ in de onderwerpregel en in de tekst van het bericht krijgt 8.3 punten toegekend. De gevoeligheid van het filter is standaard zo ingesteld, dat alle berichten die 7 punten of meer scoren als ongewenst worden geclassificeerd.
Als u veel spamberichten ontvangt met de huidige instellingen, probeer dan om het filter gevoeliger te maken door een lager waarde in te stellen in het veld De score die een bericht moet krijgen om als spam gekwalificeerd te worden; bijvoorbeeld, 6.
Als u e-mails misloopt omdat uw spamfilter ze als junk beschouwt, probeer dan om de gevoeligheid van het filter te verlagen door een hogere waarde in te vullen in het veld De score die een bericht moet krijgen om als spam gekwalificeerd te worden.
Opmerking. Om de nauwkeurigheid van het spamfilter verder te verbeteren, wilt u uw spamfilter wellicht trainen op de berichten die u ontvangt (zie de instructies voor het verbeteren van de nauwkeurigheid van spamdetectie in de volgende sectie).
Wat te doen met ongewenste e-mail. Als u er zeker van bent dat uw spamfilter nauwkeurig is, dan wilt u deze wellicht zo instellen dat alle inkomende berichten die als spam worden herkend direct door het filter worden gewist. Om dit te doen, selecteert u de optie Verwijderen. Als u mail wilt filteren met de software op uw lokale computer, selecteer dan de optie Als spam markeren en opslaan in postvak; geef vervolgens aan hoe het spamfilter de berichten die als spam worden herkend moet markeren. De headers ―X-Spam-Flag: YES‖ en ―X-Spam-Status: Yes‖ worden standaard aan de bron van het bericht toegevoegd. Als u wilt, kan het spamfilter ook een specifieke tekstregel krijgen aan het begin van de onderwerpregel. Om de gewenste combinatie van symbolen of woorden toe te voegen aan het onderwerp van het bericht, geeft u deze op in het veld Voeg de volgende tekst toe aan het begin van het onderwerp van elk bericht dat als spam wordt herkend. Als u niet wilt dat het spamfilter de onderwerpregel van het bericht wijzigt, dan laat u dit veld leeg. Als u in de onderwerpregel van een bericht het aantal punten wilt toevoegen dat het bericht heeft ontvangen, geef in dit veld dan de tekst SCORE op.
Waarschuwingstekst bij detectie van ongewenste e-mail. Als u wilt dat het spamfilter een tekst toevoegt aan e-mailberichten die als spam zijn gemarkeerd, geef deze tekst dan op in dit veld.
E-maildiensten gebruiken
147
Vertrouwde talen en regio’s. E-mailberichten die in de opgegeven talen zijn geschreven en die met de opgegeven karakterset zijn verstuurd, zullen het spamfilter passeren en niet als spam worden gemarkeerd.
3. Klik OK om de instellingen op te slaan. 4. Als u geen e-mail wilt ontvangen van specifieke domeinen of van individuele afzenders, klik dan op het tabblad Zwarte Lijst en voeg de betreffende ingangen toe aan de zwarte lijst van het spamfilter:
Om ingangen aan de zwarte lijst toe te voegen, klikt u op Adres toevoegen. Als u een lijst met ingangen in een bestand hebt opgeslagen, klik dan op Bladeren om dit bestand op te geven en klik vervolgens op OK. Anders selecteert u de optie Uit Lijst en geeft u de e-mailadressen op in het veld E-mailadressen. Plaats elk adres op een aparte regel of scheid de adressen met een komma, een puntkomma of met een spatie. U kunt een asterix (*) gebruiken als vervanging van een willekeurig aantal letters en een vraagteken (?) als vervanging voor een enkele letter. Bijvoorbeeld: [email protected], [email protected], *@spammers.net. Als u *@spammers.net opgeeft, dan wordt daarmee het gehele domein spammers.net geblokkeerd. Om de ingangen die u hebt toegevoegd op te slaan, klikt u op OK, bevestigt u de toevoeging en klikt u opnieuw op OK.
Om ingangen van de zwarte lijst te verwijderen, selecteert u de ingangen op het tabblad Zwarte Lijst en klikt u op Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
5. Als u er zeker van wilt zijn dat u geen e-mail van een specifieke afzender misloopt, klik dan op het tabblad Whitelist en voeg e-mailadressen of volledige domeinen toe aan de whitelist van het spamfilter:
Om ingangen aan de whitelist toe te voegen, klikt u op Adres toevoegen. Als u een lijst met ingangen in een bestand hebt opgeslagen, klik dan op Bladeren om dit bestand op te geven en klik vervolgens op OK. Anders selecteert u de optie Uit Lijst en geeft u de e-mailadressen op in het veld E-mailadressen. Plaats elk adres op een aparte regel of scheid de adressen met een komma, een puntkomma of met een spatie. U kunt een asterix (*) gebruiken als vervanging van een willekeurig aantal letters en een vraagteken (?) als vervanging voor een enkele letter. Bijvoorbeeld: [email protected], [email protected], *@mijnbedrijf.nl. Wanneer u *@mijnbedrijf.nl opgeeft, dan zullen alle e-mailadressen op het maildomein mijnbedrijf.nl aan de whitelist worden toegevoegd. Om de ingangen die u hebt toegevoegd op te slaan, klikt u op OK, bevestigt u de toevoeging en klikt u opnieuw op OK.
Om ingangen van de whitelist te verwijderen, selecteert u de ingangen op het tabblad Whitelist en klikt u op Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
6. Als u klaar bent met het instellen van het spamfilter, klik dan op OK.
148
E-maildiensten gebruiken
De nauwkeurigheid van spamdetectie verbeteren U kunt de nauwkeurigheid van spamdetectie verbeteren door het spamfilter te trainen op de e-mailberichten die zich in uw postvak bevinden.
De nauwkeurigheid van spamdetectie verbeteren: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Spamfilter > Training. Opmerking: In Parallels Plesk Panel voor Linux/Unix wordt elk bericht begeleid door een pictogram in de linker kolom, dat aangeeft of een bericht wordt beschouwd als spam , niet-spam , of dat het bericht niet kan worden beoordeeld . Als u uw spamfilter al hebt getraind op een bericht en het resultaat daarvan is opgeslagen in de database van het spamfilter, dan wordt er een pictogram weergegeven in de rechterkolom.
2. Train het spamfilter. In de meeste gevallen kunt u zien of een bericht ongewenst is door te kijken naar de onderwerpregel en de naam van de afzender. Als deze u geen hints geven, probeer dan het bericht zelf in te zien middels uw e-mailprogramma of webmail.
Om een bericht als spam aan te merken, selecteert u het juiste selectievakje en klikt op ‘Het is Spam!’.
Om een bericht aan te merken als niet-spam, selecteert u het juiste selectievakje en klik op ‘Het is geen spam’.
Om alle informatie over een bepaald bericht uit de database van het spamfilter te verwijderen selecteert u het juiste selectievakje en klikt op ‘Vergeet het’.
3. Eenmaal klaar met de training, kunt u ongewenste e-mails uit uw postvak verwijderen vanuit uw e-mailprogramma of vanuit webmail.
De database van het spamfilter legen Als u per ongeluk uw spamfilter hebt aangeleerd om veel ongewenste berichten als niet-spam te herkennen en omgekeerd, dan geeft uw spamfilter waarschijnlijk onjuiste resultaten. In dit geval, leeg de database van het spamfilter en voer de training nog een keer uit.
Om de database van het spamfilter te legen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Spamdetectie. 2. Klik op het tabblad Training. 3. Klik op de knop Legen.
E-maildiensten gebruiken
149
Het spamfilter uitschakelen Om het detecteren van ongewenste e-mail voor een postvak uit te schakelen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Spamdetectie. 2. Zorg dat het selectievakje Het SpamAssassin-spamfilter inschakelen niet is geselecteerd en klik op OK.
Postvakken beschermen tegen virussen Om uw systeem tegen virussen te beschermen, kunt u beter geen verdachte e-mailbijlagen openen en de bescherming van antivirussoftware op de server inschakelen, als die optie wordt geboden voor uw hostingleverancier. Zorg er zeker voor dat u een firewall en antvirussoftware hebt geïnstalleerd op uw eigen computer. Houd ook uw besturingssysteem up-to-date en installeer tijdig hotfixes en patches.
In deze sectie: Antivirusbescherming inschakelen .................................................................... 149 Antivirusbescherming uitschakelen ................................................................... 150
Antivirusbescherming inschakelen Om antivirusbeveiliging voor een postvak in te schakelen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Antivirus. 2. Selecteer de gewenste manier om mails te scannen. U kunt het scannen inschakelen voor inkomende mail, uitgaande mail of voor beide. Opmerking: Als Kaspersky Antivirus op de server wordt gebruikt, dan kunt u het icoon Scan-instellingen gebruiken om de scan-instellingen aan te passen. Voor meer informatie over de instellingen, klikt u op de snelkoppeling Help in het navigatiepaneel.
3. Klik OK.
150
E-maildiensten gebruiken
Antivirusbescherming uitschakelen Om antivirusbeveiliging voor een postvak uit te schakelen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Antivirus. 2. Selecteer de optie Niet controleren op virussen en klik op OK.
E-maildiensten gebruiken
151
Postvakken opschorten en weer in gebruik nemen Om tijdelijk e-maildiensten voor een postvak op te schorten: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Postvak. 2. Zorg dat het selectievakje bij Postvak niet is geselecteerd. 3. Klik OK.
Om e-maildiensten voor een opgeschort postvak te hervatten: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Postvak. 2. Zorg dat het selectievakje Postvak in geselecteerd. 3. Klik OK.
Om tijdelijk e-maildiensten voor alle postvakken binnen uw domein op te schorten: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts. 2. Klik Uitschakelen in de groep Hulpprogramma’s.
Om de e-maildiensten voor alle postvakken binnen uw domein opnieuw te activeren: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts. 2. Klik Inschakelen in de groep Hulpprogramma’s.
152
E-maildiensten gebruiken
Postvakken verwijderen Om een postvak te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor het postvak dat u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
Het doorsturen van e-mail naar één e-mailadres instellen Om een e-mailadres in te stellen die mail accepteert en doorstuurt naar een ander e-mailadres: 1. Ga naar Startpagina > Omleiding aanmaken. 2. Selecteer een e-mailadres dat u wilt omzetten naar een doorstuuradres voor e-mail, of klik op Nieuw Mailaccount Toevoegen om een nieuw e-mailadres toe te voegen. 3. Klik Volgende>>. De domeinnaam wordt rechts van het @-teken weergegeven; u hoeft dus alleen de naam in te voeren. Dit kan bijvoorbeeld zijn: uw voor- en achternaam gescheiden door een punt, de naam van een afdeling in uw organisatie, of elke andere willekeurige tekst in Latijnse karakters. De naam moet kort genoeg zijn om te kunnen onthouden. Het kan bestaan uit alfanumerieke tekens, het verbindingsstreepje, punten en underscores.
4. Selecteer het selectievakje Omleiding en geef het e-mailadres op waar u wilt dat de e-mail naar wordt doorgestuurd. 5. Klik op Voltooien.
In deze sectie: Doorsturen van mail opschorten en weer in gebruik nemen .............................. 153
E-maildiensten gebruiken
153
Doorsturen van mail opschorten en weer in gebruik nemen Om het doorsturen van mail vanaf een bepaald adres op te schorten: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Omleiding. 2. Zorg dat het selectievakje Omleiden niet is geselecteerd. 3. Klik OK.
Om het doorsturen van mail weer in te schakelen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Omleiding. 2. Selecteer het selectievakje Omleiding. 3. Klik OK.
Het doorsturen van e-mail naar verschillende e-mailadressen instellen Om een e-mailadres op te zetten dat mail accepteert en doorstuurt naar verschillende andere e-mailadressen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres> Mailgroep. 2. Klik Nieuw Lid Toevoegen. U dient tenminste één e-mailadres toe te voegen voordat u het doorsturen van mail naar verschillende e-mailadressen inschakelt.
3. Geef het gewenste externe e-mailadres op in het invoerveld E-mail of selecteer één of meer mailaccounts met behulp van de selectievakjes. 4. Klik OK. 5. Klik Inschakelen.
In deze sectie: Toevoegen en verwijderen van adressen van ontvangers ................................. 154 Mail niet langer naar meerdere e-mailadressen doorsturen ............................... 155
154
E-maildiensten gebruiken
Toevoegen en verwijderen van adressen van ontvangers Om een extern e-mailadres toe te voegen aan de lijst van mailaccounts die doorgestuurde e-mailcorrespondentie ontvangen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres> Mailgroepen. 2. Klik Nieuw Lid Toevoegen. 3. Voer in het invoerveld E-mail het gewenste externe e-mailadres in. 4. Klik OK.
Om een extern e-mailadres te verwijderen uit de lijst van mailaccounts die doorgestuurde e-mailcorrespondentie ontvangen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres> Mailgroepen. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor het mailaccount dat u uit de lijst wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
Om aan de lijst van mailaccounts die doorgestuurde e-mailcorrespondentie ontvangen een e-mailadres toe te voegen dat op de server is geregistreerd: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres> Groepen. 2. Selecteer uit de lijst Beschikbare mailgroepen de vereiste groep om berichten naar meerdere e-mailadressen door te sturen. 3. Klik Toevoegen>>. 4. Klik OK. Een e-mailadres dat is geregistreerd op uw server kan ook worden toegevoegd aan de abonneelijst door gebruik te maken van de procedure voor het toevoegen van een extern e-mailadres (zie hierboven).
Om een e-mailadres dat op uw server is geregistreerd te verwijderen uit de lijst met mailaccounts die doorgestuurde e-mailcorrespondentie ontvangen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres> Groepen.
E-maildiensten gebruiken
155
2. Selecteer uit de lijst Lid van de volgende mailgroepen de vereiste mailgroep voor het doorsturen naar meerdere e-mailadressen. 3. Klik << Verwijderen. 4. Klik OK. Een e-mailadres dat is geregistreerd op uw server kan ook worden verwijderd van de abonneelijst door gebruik te maken van de procedure voor het verwijderen van een extern e-mailadres (zie hierboven).
Mail niet langer naar meerdere e-mailadressen doorsturen Om het doorsturen van e-mail naar verschillende e-mailadressen uit te schakelen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Mailgroep. 2. Klik Uitschakelen.
Het doorsturen van mail uitschakelen Om het doorsturen van mail voor een bepaald adres uit te schakelen: 1. Klik vanaf uw startpagina op Mailaccounts. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor het mailadres waarvan u het mail doorsturen wilt uitschakelen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
156
E-maildiensten gebruiken
Instellen van Automatische Beantwoordingen Als u op vakantie gaat en enige tijd niet in staat zult zijn uw e-mail te lezen, dan wilt u wellicht een vakantiebericht achterlaten dat automatisch wordt verzonden aan uw correspondenten wanneer zij e-mail sturen naar uw adres. Dit gebeurt met de voorziening voor automatische reacties, ook wel autoresponder of Automatische Beantwoording genoemd. Naast vakantiemeldingen kunnen organisaties Automatische Beantwoordingen gebruiken om klanten te informeren dat hun bestelling of hun verzoek om technische ondersteuning is ontvangen en binnenkort zal worden verwerkt. Automatische Beantwoordingen kunnen berichten bevatten die vooraf zijn geschreven in platte tekst of HTML-formaat en ze kunnen ook bestanden als bijlagen bevatten.
Om een Automatische Beantwoording voor een postvak in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Automatische Beantwoordingen. 2. Als u geen bijlagen aan het automatische antwoord gaat toevoegen, ga dan door met stap 5. Om een bestand aan de Automatische Beantwoording toe te voegen: a. Klik op het icoon Bijlagen in de groep Hulpprogramma’s. b. Klik Bladeren om het bestand op te zoeken en, eenmaal geselecteerd, klik op Verstuurd Bestand. Het bestand zal worden toegevoegd aan de opslag van bijlagen en u kunt dit bestand voortaan gebruiken voor een aantal verschillende Automatische Beantwoordingen.
c. Wanneer u klaar bent, klikt u op met de volgende stap.
Hoger Niveau en gaat u verder
3. Klik op het icoon Nieuw Automatische Beantwoording Toevoegen in de groep Hulpprogramma’s. 4. Stel de Automatische Beantwoording in: a. Geef de Automatische Beantwoording een naam in het veld Naam van Automatische Beantwoording. Bijvoorbeeld, ‗Melding van afwezigheid‘.
b. Als u wilt dat uw inkomende berichten worden doorgestuurd naar een ander e-mailadres terwijl u weg bent, geef dan een e-mailadres op in het veld Stuur bij een automatisch antwoord het originele bericht door naar de opgegeven e-mail.
E-maildiensten gebruiken
c. Als u wilt dat deze Automatische Beantwoording wordt verstuurd als antwoord op elk inkomend e-mailbericht, laat dan in de groep Voorwaarden de optie altijd beantwoorden geselecteerd. Als u alleen een automatisch antwoord wilt sturen naar e-mailberichten die specifieke woorden bevatten in de tekst van het bericht of in de onderwerpregel, selecteer dan de juiste optie en geef de juiste combinatie van woorden op in het invoerveld. d. De onderwerpregel van de inkomende e-mail wordt standaard ingevoegd in de Automatische Beantwoording. Om een aangepast onderwerp te gebruiken, geeft u deze op in het invoerveld Onderwerpregel van beantwoording. e. Omdat u correspondenten wellicht niet door hebben dat het bericht dat zij van u ontvangen automatisch is verstuurd, is er een kans dat zij reageren op uw Automatische Beantwoording. Daarom moet u uw e-mailadres opgeven als het Antwoordadres; anders worden hun berichten gericht aan het adres van de Automatische Beantwoording. f. Geef het berichtformaat van de Automatische Beantwoording op (platte tekst of HTML) en de karakterset (UTF-8 wordt aanbevolen). Als u gebruik maakt van HTML-tags in uw Automatische Beantwoording, dan moet u de optie HTML selecteren. g. Voer uw bericht in het veld Beantwoord met tekst. h. Om het aantal automatische antwoorden per dag dat aan hetzelfde e-mailadres is gericht te beperken, geeft u het gewenste aantal op in het betreffende invoerveld onder Beperkingen. De standaardinstelling is om niet vaker dan tien keer per dag naar hetzelfde e-mailadres een antwoord te sturen.
i. Om de belasting van de mailserver te verminderen, kunt u het aantal unieke adressen dat de Automatische Beantwoording moet onthouden beperken. Om dit te doen, geeft u het gewenste aantal op in het veld Maximaal opslaan. j. Voeg desgewenst de nodige bijlage(n) toe. Om dit te doen klikt u op de knop Nieuwe Bijlage Toevoegen, selecteert u het juiste selectievakje voor het bestand dat u eerder hebt toegevoegd aan de opslag van bijlagen en klikt op OK. Om een toegevoegde bijlage van de Automatische Beantwoording te verwijderen, selecteert u het juiste selectievakje en klikt u op Verwijderen. 5. Klik OK. 6. Klik op het icoon Inschakelen in de groep Hulpprogramma’s.
157
158
E-maildiensten gebruiken
Automatische beantwoorden uitschakelen Om een Automatische Beantwoording voor een postvak uit te schakelen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Automatische Beantwoordingen. 2. Klik Uitschakelen. Het automatisch beantwoorden is nu uitgeschakeld. De instellingen worden niet van de server verwijderd, zodat u de volgende keer dat u dit automatische antwoord wilt gebruiken de procedure hierboven kunt herhalen, waarbij u in de laatste stap Inschakelen aanklikt.
Om de instellingen van een automatische beantwoording die u niet meer nodig hebt te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts > e-mailadres > Automatische Beantwoordingen. 2. Selecteer het selectievakje voor de juiste configuratie en klik op Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
E-maildiensten gebruiken
159
Instellen hoe de site moet omgaan met mail naar niet-bestaande gebruikers Wanneer iemand een e-mailbericht verstuurt naar een e-mailadres dat niet bestaat onder uw domeinnaam, zal de mailserver deze standaard accepteren en verwerken. Als echter duidelijk wordt dat de ontvanger niet bestaat onder het domein, dan zal de server het bericht terugsturen naar de afzender met de mededeling ―this address no longer accepts mail‖ (dit adres accepteert geen mail meer). U kunt kiezen uit de volgende opties:
Blijf al dit soort mails naar de afzender terugsturen (de opties Afwijzen en Afwijzen met verklaring),
Al dit soort mails doorsturen naar een specifiek e-mailadres (de optie Doorsturen naar adres),
Stuur al dit soort mail door naar een andere mailserver met een specifiek IP-adres, als u gebruik maakt van Windows-hosting, via de optie Doorsturen naar externe mailserver met IP-adres,
Al dit soort mail weigeren en dus niet accepteren, zonder de afzender daarvan op de hoogte te stellen (de optie Weigeren). Deze instelling kan de belasting van de mailserver verminderen die wordt veroorzaakt door grote hoeveelheden ongewenste e-mail, die vaak wordt verstuurd naar willekeurig gegenereerde gebruikersnamen. Echter, voor mensen die ongewenste e-mails versturen kan dit het scannen van uw mailserver op geldige e-mailadressen enigszins versnellen.
De instellingen voor het verwerken van mail aan niet-bestaande gebruikers instellen voor de site als geheel: 1. Ga naar Startpagina > titelmenu Mail > Mailinstellingen. 2. Selecteer de vereiste optie en geef de juiste informatie op. 3. Klik op OK.
160
E-maildiensten gebruiken
In één keer wijzigingen doorvoeren voor een aantal mailaccounts Om hetzelfde soort wijzigingen in één keer op een aantal mailaccount toe te passen: 1. Ga naar Startpagina > Mailaccounts. 2. Selecteer de juiste selectievakjes voor de mailaccounts waarvan u de instellingen wilt aanpassen. 3. Klik op
Aanpassen.
4. Pas de instellingen waar nodig aan:
Selecteer Inschakelen om de bijbehorende optie voor de geselecteerde mailaccounts in te schakelen.
Selecteer Uitschakelen om de bijbehorende optie voor de geselecteerde mailaccounts uit te schakelen.
Laat Niet wijzigen geselecteerd als u de bijbehorende optie niet wilt wijzigen.
5. Klik OK.
Verzendlijsten beheren Als u uw klanten op de hoogte wilt stellen van aanbiedingen en acties, een nieuwsbrief wilt versturen of bezoekers van uw site wilt informeren over recente aanvullingen, dan kunt u een verzendlijst instellen op uw site en uw gebruikers daaraan toevoegen of hen uitnodigen om zichzelf in te schrijven. Verzendlijsten zijn een handige manier om een aantal lezers tegelijk te bereiken: deze bevat een lijst met e-mailadressen, die worden samengevoegd in één e-mailadres waarnaar u uw informatie of een nieuwsbrief verstuurt.
In deze sectie: Een verzendlijst opzetten .................................................................................. 161 Gebruikers aan de verzendlijst toevoegen en van de verzendlijst verwijderen... 162 Berichten versturen naar uw verzendlijst ........................................................... 162 Verzendlijsten verwijderen................................................................................. 162
E-maildiensten gebruiken
161
Een verzendlijst opzetten Om een verzendlijst in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > Verzendlijsten. 2. Klik op het icoon Inschakelen in de groep Hulpprogramma’s om de verzendlijstdienst op te starten. 3. Klik op Nieuwe Verzendlijst Toevoegen. 4. Geef de gewenste naam voor de verzendlijst op. Dit kan bijvoorbeeld de naam van een afdeling zijn, een onderwerp van de verzendlijst of elke andere tekst in Latijnse karakters. De naam moet kort genoeg zijn om te kunnen onthouden. Het kan bestaan uit alfanumerieke tekens, het verbindingsstreepje, punten en underscores.
5. Geef het wachtwoord op, dat zal worden gebruikt voor het beheren van de verzendlijst. 6. Geef het e-mailadres op van de beheerder van de verzendlijst. 7. Zorg dat het selectievakje Informeer beheerder over het aanmaken van de verzendlijst geselecteerd is. U ontvangt aanwijzingen over het gebruik en beheer van de verzendlijst op het e-mailadres van de beheerder dat u hebt opgegeven. Beheer dit bericht voor uw referentie.
8. Klik OK.
Om de verzendlijst opnieuw in te stellen: 1. Ga naar Startpagina > Verzendlijsten. 2.
Klik op het icoon
naast het e-mailadres van de juiste verzendlijst.
Een aanmeldscherm wordt geopend.
3. Geef het wachtwoord van de beheerder op en klik op Laat me erin!.
Als alternatief kunt u op de volgende manier toegang krijgen tot de instellingen van de verzendlijst (voor Linux-hosting): 1. Geef de volgende URL op in uw webbrowser: http://lists.uw-domein.nl/mailman/admin/naam_van_verzendlijst waarbij uw-domein.nl staat voor uw domeinnaam en naam_van_verzendlijst voor de naam van uw verzendlijst (deze is gelijk aan het linkerdeel van het e-mailadres van de verzendlijst, dus wat voor het apenstaartje komt). Een aanmeldscherm wordt geopend.
2. Geef het wachtwoord van de beheerder op en klik op Laat me erin!.
162
E-maildiensten gebruiken
Om een exemplaar van een nieuwsbrief of andere informatie naar de verzendlijst te versturen, stuurt u deze naar het e-mailadres van de verzendlijst. Alle abonnees zullen het ontvangen.
Gebruikers aan de verzendlijst toevoegen en van de verzendlijst verwijderen Om gebruikers aan een verzendlijst toe te voegen: 1. Ga naar Startpagina > Verzendlijsten > naam van verzendlijst en klik op Nieuw Lid Toevoegen. 2. Geef het e-mailadres van de gebruiker op. 3. Klik OK.
Om gebruikers van een verzendlijst te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Verzendlijsten > naam van verzendlijst. 2. Selecteer een selectievakje links van het e-mailadres van de gebruiker. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
Berichten versturen naar uw verzendlijst Om een editie van een nieuwsbrief (of andere informatie) naar de verzendlijst te versturen, verstuurt u deze per e-mail naar het adres van de verzendlijst. Alle abonnees zullen het ontvangen.
Verzendlijsten verwijderen Om een verzendlijst van uw website te verwijderen: 1. Ga naar Startpagina > Verzendlijsten. 2. Selecteer het juiste selectievakje voor de verzendlijst die u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
HOOFDSTUK 7
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken Om het juiste statistische programma te kiezen (Webalizer of AWStats): 1. Klik vanaf uw Startpagina op Instellingen Webhosting. 2. Selecteer het statistische pakket dat u wilt gebruiken in het menu Webstatistieken (AWStats wordt aanbevolen) en selecteer het selectievakje toegankelijk via met wachtwoord afgeschermde map /plesk-stat/webstat/. Dit zal de statistische softwaremodule van uw keuze installeren, die verslagen genereert en deze opslaat in de wachtwoordbeveiligde map. U hebt vervolgens toegang tot webstatistieken via de volgende URL: https://uw-domein.nl/plesk-stat/webstat, waarbij u zich aanmeldt met de gebruikersnaam en het wachtwoord die u ook voor FTP gebruikt..
3. Klik OK. Opmerking: Wanneer u van het ene statistische programma naar een andere wilt overschakelen, dan worden alle verslagen die door het eerder gebruikte programma zijn gegenereerd verwijderd.
Om te ontdekken hoeveel mensen uw site bezoeken, vanuit welke landen en welke pagina’s van de site zij hebben bekeken: 1. Ga naar Startpagina> Webstatistieken. 2. Bekijk statistieken voor de webpagina‘s en bestanden die zijn gedownload vanaf of gekopieerd naar specifieke gedeelten van uw site:
Om statistieken te bekijken voor webpagina‘s die vanaf uw site zijn verstuurd via het hypertext transfer protocol (HTTP), klik Web Stats.
Om statistieken te bekijken voor webpagina‘s die vanaf uw site zijn verstuurd via het secure hypertext transfer protocol (HTTPS), klik Web Stats SSL.
Om statistieken te bekijken voor bestanden die via het file transfer protocol (FTP) zijn verstuurd, klik FTP Stats.
Om statistieken te bekijken van bestanden die zijn overgedragen via anonieme FTP, klikt u op Statistieken Anon. FTP.
Om het bandbreedteverbruik per maand te bekijken, klik op Overzicht Verbruikt Dataverkeer.
Om het bandbreedteverbruik van FTP-, web- en maildiensten voor dit domein te bekijken, klik Dataverkeer.
164
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken
Opmerking: Als het statistische pakket Webalizer gebruikt voor uw account, dan kunt u de grafische verslagen die Webalizer laat zien aanpassen. Zie voor instructies de sectie Voorkeuren voor de presentatie van webstatistieken door Webalizer aanpassen. U kunt de webstatistieken ook bekijken door de volgende URL te bezoeken: https://uw-domein.nl/plesk-stat/webstat. Als u naar een gebruikersnaam en wachtwoord wordt gevraagd, geef dan de aanmeldingsgegevens van uw FTP-account op. Gebruikelijke acties bij verslagen:
Om meer details te zien, selecteert u de optie Volledig Verslag uit het uitrolmenu Verslag.
Om de hoeveelheid informatie aan te passen die in een verslag wordt gepresenteerd, klikt u op Aanpassen, bewerkt u vervolgens een bestaand verslagsjabloon (klik op de naam van een sjabloonverslag om dit te doen) of maakt u een nieuw sjabloonverslag aan (daarvoor moet u klikken op Nieuwe Indeling Toevoegen). Vervolgens geeft u aan hoeveel informatie u wilt weergeven in elke sectie van het verslag: selecteer Geen als u helemaal geen informatie wilt weergeven, selecteer Samenvatting als u een beknopt overzicht wilt of selecteer Volledig als u behoefte hebt aan een meer gedetailleerd verslag. Selecteer Gebruik als standaardverslag en klik OK. Om een aangepaste verslagindeling te verwijderen, selecteert u het selectievakje voor de naam van de verslagindeling en klikt u op Verwijderen.
Om een verslag af te drukken, klikt u op Afdrukken. Een verslag zal worden geopend in een apart venster van de webbrowser. Selecteer de optie Bestand> Afdrukken uit het menu van de webbrowser om het verslag af te drukken.
Om een verslag per e-mail te verzenden, geeft u het e-mailadres van de ontvanger op in het invoerveld rechts van de groep Verslag en klikt u op Verstuur per E-mail. Als u zelf de ontvanger bent dan is het niet nodig om een e-mailadres op te geven: het systeem gaat er standaard vanuit dat u de ontvanger van het verslag bent en geeft uw e-mailadres op, zoals dat is aangegeven in uw Plesk Panel-account.
Om verslagen automatisch te genereren en per e-mail te bezorgen op een dagelijkse, wekelijkse of maandelijkse basis, klikt u op Verslagbezorgingen volgt u de aanwijzingen die worden gegeven in de sectie Verslagen automatisch aanmaken en bezorgen via e-mail.
In dit hoofdstuk: Voorkeuren voor de presentatie van webstatistieken door Webalizer aanpassen .......................................................................................................................... 165 Verslagen automatisch aanmaken en bezorgen via e-mail ................................ 169 Verbindingen met Plesk Panel en met FTP-diensten bekijken........................... 170
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken
165
Voorkeuren voor de presentatie van webstatistieken door Webalizer aanpassen Het statistische hulpprogramma telt en presenteert normaal gesproken alle aanvragen voor webpagina‘s en andere bestanden vanaf uw eigen site—ook als die aanvragen door uw webpagina‘s worden gedaan. Dus als de browser van een gebruiker één enkele pagina van uw site opvraagt die links bevat naar andere bestanden, zoals scripts, cascading style sheets, mediabestanden enzovoorts, dan presenteert het statistische hulpprogramma deze verwijzingen naar bestanden alsof het bezoeken aan uw webpagina zijn. Daarom zijn uw gebruiksstatistieken met de standaardinstellingen niet accuraat. Wellicht wilt u:
Deze interne verwijzingen verbergen, evenals verwijzingen vanaf andere sites.
Verwijzingen van een aantal sites groeperen, zodat deze eruitzien alsof ze van een enkele locatie afkomstig zijn.
Directe aanvragen verbergen. Directe aanvragen worden naar uw webserver verstuurd als gebruikers toegang tot uw site krijgen door de URL rechtstreeks in hun browser in te voeren.
In deze sectie: Interne verwijzingen van uw site en van andere sites verbergen en weer zichtbaar maken ............................................................................................................... 166 Verwijzingen vanaf andere sites groeperen en isoleren ..................................... 167 Directe verzoeken verbergen en weer tonen ..................................................... 168
166
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken
Interne verwijzingen van uw site en van andere sites verbergen en weer zichtbaar maken Om interne verwijzingen te verbergen, of verwijzingen vanaf andere sites. 1. Ga naar Startpagina > Webstatistieken > Voorkeuren. 2. Klik op Verberg Ingangen. 3. In het uitrolmenu Soort ingang laat u de waarde Verwijzing geselecteerd. 4. In het veld Verwijzing voert u de domeinnaam in waarvan u de verwijzingen niet wilt tonen in verslagen met webstatistieken. U kunt de joker (‗*‘) gebruiken om een deel van een domeinnaam aan te geven.
5. Klik OK.
Om verwijzingen te verbergen: 1. Ga naar Startpagina > Webstatistieken > Voorkeuren. 2. Selecteer de selectievakjes voor de ingangen die u weer zichtbaar wilt maken en klik op Verwijderen. 3. Bevestig de handeling en klik OK.
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken
167
Verwijzingen vanaf andere sites groeperen en isoleren Om verwijzingen vanaf een specifieke site te groeperen: 1. Ga naar Startpagina > Webstatistieken > Voorkeuren > tabblad Gegroepeerde Verwijzingen > Verwijzingen Samenvoegen. 2. Voer de naam van de groep in, waarvan u wilt dat deze wordt getoond voor alle verwijzingen op de specifieke site. 3. In het invoerveld Verwijzing geeft u de site (domeinnaam) op vanaf welke alle verwijzingen moeten worden samengevoegd. U kunt de joker (‗*‘) gebruiken om een deel van een domeinnaam aan te geven.
4. Klik OK.
Om verwijzingen vanaf een specifieke site niet langer te groeperen: 1. Ga naar Startpagina > Webstatistieken > Voorkeuren > tabblad Gegroepeerde Verwijzingen. Alle namen van verwijzingsgroepen zullen in een lijst worden weergegeven. 2. Selecteer het selectievakje voor de naam van de juiste groep en klik op Verwijderen. 3. Bevestig de handeling en klik OK.
168
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken
Directe verzoeken verbergen en weer tonen Om directe aanvragen te verbergen: 1. Ga naar Startpagina> Webstatistieken > Voorkeuren. 2. Klik op Verberg Ingangen. 3. In het uitrolmenu Soort ingang selecteert u de waarde Directe aanvraag. 4. Klik OK.
Om directe aanvragen niet langer te verbergen: 1. Ga naar Startpagina> Webstatistieken > Voorkeuren. Alle verborgen ingangen worden getoond in een lijst. 2. Selecteer het selectievakje voor de ingang Directe aanvraag en klik op Verwijderen. 3. Bevestig de handeling en klik OK.
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken
169
Verslagen automatisch aanmaken en bezorgen via e-mail Om regelmatig gedetailleerde verslagen over uw domein te ontvangen: 1. Ga naar Startpagina > titelmenu Statistieken > Mijn Websiteverslag > Indelingen > type verslag > Verslagbezorging > Nieuw bezorgingsschema. 2. Om het verslag te ontvangen op uw e-mailadres, zoals dat in het systeem staat geregistreerd, selecteert u de domeinbeheerder uit het uitrolmenu Bezorgen aan. Om het verslag op een ander e-mailadres te ontvangen, selecteert u de optie het door mij opgegeven e-mailadres en voert u het juiste e-mailadres in. 3. Selecteer de bezorgingsinterval in het uitrolmenu Bezorgingsfrequentie. U kunt het verslag elke dag laten bezorgen, elke week of elke maand. 4. Klik OK.
Om het bezorgschema voor een gedetailleerd domein/websiteverslag te wijzigen: 1. Ga naar Startpagina > titelmenu Statistieken > Mijn Websiteverslag > Indelingen > type verslag > Verslagbezorging. 2. In de kolom Frequentie klikt u op de link voor het bezorgschema dat u wilt wijzigen. 3. Pas de instellingen op de juiste manier aan en klik OK.
Om niet langer statusverslagen van een account te ontvangen: 1. Ga naar Startpagina > titelmenu Statistieken > Mijn Websiteverslag > Indelingen > type verslag > Verslagbezorging. 2. Selecteer het selectievakje voor het juiste bezorgingschema en klik op Verwijderen. Bevestig de verwijdering en klik OK.
170
Gebruiksstatistieken voor uw site bekijken
Verbindingen met Plesk Panel en met FTP-diensten bekijken Alle verbindingen met de webserver en aanvragen voor bestanden die niet op de server werden gevonden worden geregistreerd in logbestanden. Deze logbestanden worden geanalyseerd door de statistische hulpprogramma‘s op de server die grafische verslagen presenteren wanneer u daar om vraagt. Wellicht wilt u deze logbestanden downloaden naar uw computer om deze te verwerken met statistische hulpprogramma‘s van andere leveranciers, of om de inhoud te bekijken als hulpmiddel bij het debuggen van de webserver.
Om te voorkomen dat deze logbestanden te groot worden kunt u het automatisch opschonen en hergebruiken van de logbestanden inschakelen: 1. Ga naar Startpagina > Logbeheer > Logopschoning en klik op Inschakelen in de groep Hulpprogramma’s. 2. Geef aan wanneer u de logbestanden wilt hergebruiken en hoeveel instanties van elk logbestand bewaard moeten worden op de server. Geef ook aan of ze gecomprimeerd moeten worden en nadat ze zijn verwerkt moeten worden verzonden naar een e-mailadres. 3. Klik OK.
Om de inhoud van een logbestand te bekijken of om deze naar uw computer te downloaden: 1. Ga naar Startpagina > Logbeheer. Er wordt een lijst met logbestanden geopend. 2. Voer één van de volgende acties uit:
Om aan te geven hoeveel regels vanaf het einde van het logebestand u wilt zien, geeft u een getal op in het invoerveld onder de groep Voorkeuren. Om de inhoud van een logbestand te bekijken, klikt u op de bestandsnaam.
Om een bestand naar uw computer te downloaden, klikt u op het juiste icoon voor het bestand dat u nodig hebt.
Om een verwerkt logbestand van de server te verwijderen selecteert u het juiste selectievakje, klikt u op Verwijderen, bevestigt u de verwijdering en klikt u op OK.
HOOFDSTUK 8
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen. Met de huidige versie van de hulpprogramma‘s voor reservekopieën die in uw Plesk Panel zijn geïnstalleerd kunt u:
Een reservekopie maken van uw domein (website). De reservekopie zal alle gegevens bevatten die aan uw account zijn gerelateerd (behalve de toegewezen middelen en de rechten om handelingen in Plesk Panel uit te voeren), domein- (website-) en maildiensten, inclusief de inhoud van postvakken, de lijsten met contacten uit Horde Turba, antispam- en antivirusinstellingen. Het maken van reservekopieën inroosteren.
Uw gegevens herstellen vanuit een reservekopie.
U hebt toegang tot de opslag van uw reservekopieën via uw Startpagina (Startpagina > Beheer Reservekopieën).
In dit hoofdstuk: Plesk Panel instellen voor gebruik van FTP-opslag ........................................... 172 Een reservekopie van uw domein maken .......................................................... 173 Reservekopieën van databases maken (Windows-hosting)............................... 173 Het maken van reservekopieën inroosteren ...................................................... 175 Gegevens uit reservekopieën terugplaatsen...................................................... 176 Databases herstellen......................................................................................... 177 De opslag van reservekopieën beheren ............................................................ 178 De opslag van database-reservekopieën beheren (Windows-hosting) .............. 180
172
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
Plesk Panel instellen voor gebruik van FTP-opslag Als u gebruik gaat maken van een FTP-server voor het opslaan van reservekopieën, dan moet u Plesk Panel daarvoor instellen: 1. Ga naar Startpagina > Beheer Reservekopieën > Instellingen Persoonlijke FTP-opslag. 2. Stel de volgende instellingen in:
IP-adres of hostnaam van de FTP-server.
Map op de server waarin u reservekopieën wilt opslaan.
Gebruikersnaam en wachtwoord voor toegang tot het FTP-account.
3. Klik OK.
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
173
Een reservekopie van uw domein maken Om een reservekopie te maken van uw domein (website): 1. Ga naar Startpagina > Migratiemanager. 2. Klik Maak Reservekopie. 3. Geef de volgende gegevens op:
Voorvoegsel van de bestandsnaam en een omschrijving van de reservekopie. U kunt geen willekeurige bestandsnaam opgeven, maar u kunt Plesk Panel wel instellen om een voorvoegsel aan naam van reservekopieën toe te voegen. Merk op, dat Plesk Panel automatisch de datum en tijd van het aanmaken van de reservekopie toevoegt aan de bestandsnaam van reservekopieën (in Universele Tijd).
De reservekopie opdelen. Om een meerdelige reservekopie te maken, selecteert u het betreffende selectievakje en geeft u de omvang van de delen op in megabytes.
Locatie waar de reservekopie moet worden opgeslagen. Selecteer de opslag waarin u de reservekopie wilt plaatsen.
Welke gegevens moeten worden meegenomen in de reservekopie. U kunt ervoor kiezen alleen een reservekopie te maken van de webhostinginstellingen, of om naast de webhostinginstellingen ook de bestanden van alle sites mee te nemen.
E-mailmelding als de reservekopie is aangemaakt. Als u een melding per e-mail wilt versturen als de reservekopie is aangemaakt, geef dan het juiste e-mailadres op.
De website opschorten tot de reservekopie is aangemaakt. Als u niet wilt dat iemand wijzigingen aan de gegevens of instellingen van de site aanbrengt terwijl de reservekopie wordt aangemaakt, selecteer dan het juiste selectievakje.
4. Klik Maak Reservekopie. De reservekopie wordt aangemaakt en de voortgang wordt weergegeven op het tabblad Huidige Reservekopietaken. Voor de meest actuele informatie kunt u de knop Vernieuwen gebruiken. Als de reservekopie is aangemaakt zal deze worden bewaard in de door u gekozen opslag. Het bestand is toegankelijk vanaf de FTP-server, of vanuit de locatie Startpagina > Beheer Reservekopieën.
Reservekopieën van databases maken (Windows-hosting) Om een reservekopie te maken van een database:
174
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
1. Ga naar Startpagina > Databases. 2. Selecteer het selectievakje voor de database waarvan u een reservekopie wilt maken en klik op Maak Reservekopie. 3. Geef de reservekopie een naam en klik OK. 4. Als u de resulterende reservekopie wilt downloaden, klik dan op de bestandsnaam op de volgende pagina nadat het maken van de reservekopie is voltooid. Geef de locatie op waar u het bestand wilt opslaan en klik Opslaan. 5. Klik OK.
Om een reservekopie te maken van alle databases binnen uw domein: 1. Ga naar Startpagina > Beheer Reservekopieën > Opslag van database-reservekopieën, zorg ervoor dat Opslag van alle domeinen is geselecteerd in het veld Database en klik op Maak Reservekopie. 2. Geef de reservekopie een naam en klik OK. 3. Als u de resulterende reservekopie wilt downloaden, klik dan op de bestandsnaam op de volgende pagina nadat het maken van de reservekopie is voltooid. Geef de locatie op waar u het bestand wilt opslaan en klik Opslaan. 4. Klik OK.
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
175
Het maken van reservekopieën inroosteren Om het maken van een reservekopie van uw domein (website) in te roosteren: 1. Ga naar Startpagina > Migratiemanager. 2. Klik op Instellingen Ingeroosterde Reservekopie. 3. Selecteer het selectievakje Activeer deze ingeroosterde reservekopie en geef de volgende gegevens op:
Wanneer en hoe vaak er een reservekopie moet worden gemaakt.
Naam van de reservekopie.
De reservekopie opdelen. Om een meerdelige reservekopie te maken, selecteert u het betreffende selectievakje en geeft u de omvang van de delen op in megabytes. Merk op dat de omvang van elk deel niet groter kan zijn dan 4095 megabytes.
Locatie waar de reservekopie moet worden opgeslagen. Selecteer de opslag waarin u de reservekopie wilt plaatsen.
Maximaal aantal reservekopieën dat in de opslag moet worden bewaard. Geef een getal op als u de opslag van reservekopie van tijd tot tijd wilt opschonen: Als de beperking wordt bereikt, dan worden de oudste bestanden verwijderd.
Melding per e-mail bij fouten tijdens het maken van de reservekopie. Als u een melding per e-mail wilt versturen als er iets misgaat tijdens het maken van de reservekopie, geef dan het juiste e-mailadres op.
Welke gegevens moeten worden meegenomen in de reservekopie. U kunt ervoor kiezen alleen een reservekopie te maken van de webhostinginstellingen, of om naast de webhostinginstellingen ook de bestanden van alle websites mee te nemen.
4. Klik OK.
176
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
Gegevens uit reservekopieën terugplaatsen Om uw domein (website) te herstellen: 1. Ga naar Startpagina > Migratiemanager. 2. Klik op de naam van de juiste reservekopie. 3. Stel de volgende instellingen in:
Soort gegevens dat teruggeplaatst moet worden.
Domein (website) opschorten totdat reservekopie is teruggeplaatst. Selecteer dit als u mogelijke conflicten wilt voorkomen die kunnen optreden als gebruikers de bestanden of instellingen van een site aanpassen terwijl deze wordt teruggeplaatst.
Stuur een melding per e-mail als het terugplaatsen is afgerond. Geef uw e-mailadres op als u wilt dat Plesk Panel u op de hoogte stelt als het herstel is voltooid.
Beleid bij oplossen van conflicten. Geef aan wat er moet gebeuren als zich tijdens het terugplaatsen conflicten voordoen.
4. Klik Herstellen. In het geval dat zich tijdens het terugplaatsen van gegevens fouten of conflicten voordoen, dan zal de wizard u vragen een passende oplossing te selecteren. Volg de instructies op het scherm op de wizard te voltooien. Opmerking: De modus Gegevens vervangen betekent dat alle objecten zullen worden hersteld vanuit de reservekopieën, ook als ze op dat moment niet in het systeem aanwezig zijn. De modus Gegevens vervangen werkt als volgt:
Als een object of instelling wel in de reservekopie aanwezig is, maar niet (meer) in Parallels Plesk Panel, dan worden deze in Parallels Plesk Panel aangemaakt of ingesteld.
Als een object of instelling aanwezig is in Parallels Plesk Panel, dan zal het object of de instelling uit de reservekopie het overeenkomstige object of de overeenkomstige instelling in Parallels Plesk Panel vervangen.
Als een object of instelling wel aanwezig is in Parallels Plesk Panel, maar niet in de reservekopie, dan zullen het object of de instelling die in Parallels Plesk Panel aanwezig zijn niet worden gewijzigd.
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
177
Databases herstellen Als de database al bestaat en u alleen de inhoud ervan wilt herstellen: 1. Ga naar Startpagina > Databases > databasenaam > Opslag van database-reservekopieën, selecteer de juiste reservekopie uit de lijst en klik op Herstellen. Als de reservekopie zich niet op uw server bevindt, dan kunt u deze vanaf uw lokale machine uploaden naar de opslag op de server. Zie voor meer informatie de sectie Reservekopieën van databases uploaden naar de server.
2. Bevestig het herstel door het juiste selectievakje te selecteren en klik op OK. Als u een MS SQL-database terugplaatst, dan is er de kans dat sommige databasegebruikers ontkoppeld raken. Om deze gebruikers de mogelijkheid te geven de database te gebruiken, is het nodig dat u ze herstelt. Zie de sectie Ontkoppelde databasegebruikers herstellen voor meer informatie.
Als de database niet bestaat en u deze helemaal opnieuw moet aanmaken: 1. Ga naar Startpagina > Databases en klik op Nieuwe Database Toevoegen. 2. Geef de databasenaam, het type en de server op voor de database die u wilt herstellen. Opmerking. U kunt een de database een nieuwe naam geven, maar u moet altijd het juiste databasetype kiezen: als u bijvoorbeeld probeert een MySQL-database te herstellen, dan kiest u het databasetype MySQL.
3. Selecteer het selectievakje Herstel database vanuit reservekopie. 4. Geef de locatie van de reservekopie van de database op. U kunt een reservekopie uploaden vanaf uw lokale machine of u kunt een bestand opgegeven dat zich op de server bevindt. 5. Geef de standaard gebruikersnaam en het standaard wachtwoord op voor de herstelde database. 6. Klik OK. Als u een MS SQL-database terugplaatst, dan is er de kans dat sommige databasegebruikers ontkoppeld raken. Om deze gebruikers de mogelijkheid te geven de database te gebruiken, is het nodig dat u ze herstelt. Zie de sectie Ontkoppelde databasegebruikers herstellen voor meer informatie.
In deze sectie: Ontkoppelde databasegebruikers herstellen ..................................................... 178
178
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
Ontkoppelde databasegebruikers herstellen Als u een MS SQL-database terugplaatst, dan bestaat de kans dat sommige databasegebruikers ontkoppeld raken. Om deze gebruikers de mogelijkheid te geven de database te gebruiken, is het nodig dat u ze herstelt.
Om de controleren of een database ontkoppelde gebruikers bevat: 1. Ga naar Startpagina > Databases > databasenaam. 2. Als u een waarschuwing ziet die meldt dat er een aantal ontkoppelde gebruikers zijn die moeten worden hersteld om goed te functioneren, dan betekent dit dat er ontkoppelde gebruikers zijn die moeten worden gerepareerd.
Om ontkoppelde gebruikers te herstellen: 1. Ga naar Domeinen domeinnaam > Databases > databasenaam en klik op de knop Herstellen voor de ontkoppelde gebruiker die u wilt repareren. 2. Geef een wachtwoord voor deze gebruiker op en klik op Herstel. Als een gebruiker een systeemgebruiker zonder wachtwoord hoort te zijn, voer het herstel dan uit terwijl u het veld wachtwoord leeg laat.
3. Herhaal stap 1 en 2 zo vaak als nodig is om alle ontkoppelde gebruikers te herstellen.
De opslag van reservekopieën beheren Deze sectie geeft u de instructies voor:
Het uploaden van database-reservekopieën die op een andere computer zijn opgeslagen. Het downloaden van reservekopieën vanaf een andere computer.
Het verwijderen van overbodige reservekopieën uit de opslag van reservekopieën.
In deze sectie: Reservekopieën naar de server uploaden ......................................................... 179 Reservekopieën van de server downloaden ...................................................... 179 Reservekopieën van de server verwijderen ....................................................... 179
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
179
Reservekopieën naar de server uploaden Om een reservekopie te uploaden naar de opslag van reservekopieën van Plesk Panel: 1. Ga naar Startpagina > Migratiemanager. 2. Klik Upload Bestanden naar Opslag op de Server. 3. Klik Bladeren en selecteer de juiste reservekopie. 4. Klik OK. De reservekopie zal worden naar de opslag van reservekopieën worden gekopieerd.
Reservekopieën van de server downloaden Om een reservekopie te downloaden uit de opslag van reservekopieën van Plesk Panel: 1. Ga naar Startpagina > Migratiemanager. 2. Klik op het icoon
voor de reservekopie die u wilt downloaden.
3. Selecteer de locatie waar u de reservekopie wilt opslaan en klik Opslaan. De reservekopie zal worden gedownload vanuit de opslag van reservekopieën.
Reservekopieën van de server verwijderen Om een reservekopie te verwijderen uit de opslag van reservekopieën van Plesk Panel: 1. Ga naar Startpagina > Migratiemanager. 2. Selecteer het selectievakje voor de reservekopie die u wilt verwijderen. 3. Klik Verwijderen. 4. Bevestig de verwijdering en klik OK.
180
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
De opslag van database-reservekopieën beheren (Windows-hosting) Uw database-reservekopieën worden opgeslagen in uw eigen opslag van database-reservekopieën, die toegankelijk is via Startpagina > Beheer Reservekopieën > Opslag van database-reservekopieën. Elke database beschikt over een eigen opslag van reservekopieën. Om de reservekopieën voor een specifieke database te bekijken, selecteert u de juiste database in het menu Database. Standaard toont de opslag van database-reservekopieën de reservekopieën voor alle databases binnen een domein. In de opslag van database-reservekopieën kunt u:
Database-reservekopieën uploaden vanaf een andere computer
Database-reservekopieën downloaden naar een andere computer Overbodige database-reservekopieën uit de opslag verwijderen
In deze sectie: Reservekopieën van databases uploaden naar de server ................................. 180 Reservekopieën van databases vanaf de server downloaden ........................... 181 Reservekopieën van databases van de server verwijderen ............................... 181
Reservekopieën van databases uploaden naar de server Voor het uploaden van een reservekopie naar de opslag van reservekopieën: 1. Ga naar Startpagina > Beheer Reservekopieën> Opslag van database-reservekopieën en klik op Reservekopie Uploaden. 2. Selecteer in het menu Databasenaam de juiste databaseopslag waarnaar u de reservekopie wilt uploaden. 3. Klik Bladeren... en selecteer de juiste reservekopie. 4. Laat het selectievakje Herstel database vanuit reservekopie direct bij upload geselecteerd als u de inhoud van de database direct wilt herstellen na het uploaden van de reservekopie naar de server. 5. Klik OK. De reservekopie van de database zal naar de opslag van reservekopieën van de opgegeven database worden geüpload.
Een reservekopie maken van uw gegevens, of deze terugplaatsen.
181
Reservekopieën van databases vanaf de server downloaden Om een reservekopie te downloaden vanuit de opslag van reservekopieën: 1. Ga naar Domeinen > domeinnaam > Reservekopieën > Opslag van database-reservekopieën. 2. Selecteer in het menu Database de database waarvan u de reservekopieën wilt bekijken . Laat Alle databases voor domein geselecteerd als u alle reservekopieën voor alle databases binnen een domein wilt bekijken. 3. Klik op het icoon downloaden.
voor de database-reservekopie die u wilt
4. Geef de locatie op waar u de reservekopie wilt opslaan en klik Opslaan. De reservekopie zal worden gedownload vanuit de opslag van reservekopieën.
Reservekopieën van databases van de server verwijderen Om een reservekopie te downloaden vanuit de opslag van reservekopieën: 1. Ga naar Startpagina > Beheer Reservekopieën > Opslag van database-reservekopieën. 2. Selecteer in het menu Database de database waarvan u de reservekopieën wilt bekijken . Laat Alle databases voor domein geselecteerd als u alle reservekopieën voor alle databases binnen een domein wilt bekijken. 3. Selecteer een selectievakje voor de database-reservekopie die u wilt verwijderen. Klik Verwijderen, bevestig de verwijdering en klik op OK.
HOOFDSTUK 9
Taken inroosteren Als u op gezette tijden scripts op uw site wilt uitvoeren, kunt u het takenrooster op de server van uw provider gebruiken om het systeem de scripts automatisch voor u te laten uitvoeren.
In dit hoofdstuk: Een taak inroosteren (Linux-hosting) ................................................................. 183 Een taak inroosteren (Windows-hosting) ........................................................... 184 Uitvoering van taken opschorten of hervatten.................................................... 185 Een taak annuleren ........................................................................................... 185
Taken inroosteren
183
Een taak inroosteren (Linux-hosting) Om een taak in te roosteren: 1. Klik vanaf uw startpagina op Ingeroosterde Taken. 2. Selecteer het gebruikeraccount namens welke de taak moet worden uitgevoerd. 3. Klik op Nieuwe Taak Inroosteren. 4. Geef aan wanneer uw opdracht moet worden uitgevoerd:
Minuut - geef een waarde op tussen 0 en 59
Uur - geef een waarde op tussen 0 en 23
Dag van de Maand - geef een waarde op tussen de 1 en 31
Maand - geef een waarde op tussen 1 en 12, of selecteer de maand uit het uitrolmenu
Dag van de Week - geef een waarde op tussen 0 en 6 (0 voor zondag), of selecteer de dag van de week uit het uitrolmenu
U kunt de tijd aangeven opgeven in het crontab-formaat van Unix. In dit formaat kunt u
verschillende waarden opgeven, gescheiden door komma‘s. Twee nummers die door een verbindingsstreepje worden gescheiden geven een inclusieve reeks aan. Om bijvoorbeeld een taak uit te voeren elke 4de, 5de, 6de en 20ste van een maand, voert u 4-6,20 in.
geef een asterisk (*) op om alle mogelijke waarden die voor het veld zijn toegestaan op te geven. Om een taak bijvoorbeeld elke dag uit te voeren, geeft u * op in het veld Dag van de Maand.
Om de taak in te roosteren die elke n-de periode moet worden uitgevoerd, voert u de combinatie */N in, waarbij N staat voor de geldige waarde voor het veld (minuut, uur, dag of maand). Als u bijvoorbeeld */15 invoert in het veld Minuut, dan wordt de taak om de 15 minuten uitgevoerd. U kunt verkorte namen gebruiken voor maanden en dagen van de week, die bestaat uit de eerste drie letters van de naam in het Engels: Aug, Jul, Mon, Sat, enzovoorts. De verkorte namen kunnen echter niet worden gescheiden door komma‘s of worden gebruikt in combinatie met cijfers.
5. Geef aan welke opdracht uitgevoerd moet worden. Dit kunt u opgeven in het invoerveld Opdracht. Als u bijvoorbeeld de taak voor het aanmaken van een reservekopie op een specifiek moment wilt uitvoeren en de reservekopie vervolgens naar uw e-mail wilt sturen, dan moet u de volgende opdracht geven in het invoerveld Opdracht: /usr/local/psa/admin/sbin/backupmng
6. Klik OK.
184
Taken inroosteren
Een taak inroosteren (Windows-hosting) Om een taak voor een domein in te roosteren: 1. Ga naar Startpagina > Ingeroosterde Taken > Nieuwe Taak Inroosteren. 2. Geef uw taak een naam in het veld Omschrijving. 3. Geef bij Melding van takenrooster aan of het takenrooster u op de hoogte moet stellen wanneer deze taak wordt uitgevoerd. De volgende opties zijn beschikbaar:
Niet versturen - u niet op de hoogte stellen.
Verzenden naar standaard e-mailadres - stuurt de melding naar uw standaard e-mailadres.
Verstuur naar het e-mailadres dat ik opgeef - stuurt de melding naar het e-mailadres dat in het bijbehorende veld is opgegeven. Na het selecteren van deze optie moet u het juiste e-mailadres opgeven in het veld aan de rechterkant.
4. Geef aan welke opdracht uitgevoerd moet worden. Geef het op in het veld Zoekpad naar uitvoerbaar bestand. Als u de opdracht met bepaalde opties wilt uitvoeren, geef deze dan op onder Argumenten.
Als u bijvoorbeeld de taak voor het berekenen van statistieken wilt uitvoeren om schijfruimte te berekenen en meer details wilt zien voor de domeinen voorbeeld.nl en voorbeeld.com, dan moet u het volgende zoekpad opgegeven in het invoerveld Zoekpad naar uitvoerbaar bestand: C:\Program Files\Parallels\Plesk\admin\bin\statistics.exe met de volgende opties in het veld Argumenten: • disk-usage—process-domains=voorbeeld.nl, voorbeeld.com –verbose
Als u uw eigen PHP-script wilt uitvoeren via het takenrooster, geef dan het volgende zoekpad op in het veld Zoekpad naar uitvoerbaar bestand: C:\Program Files (x86)\Parallels\Plesk\Additional\PleskPHP5\php.exe en geef de locatie van het script op in het veld Argumenten: C:\Inetpub\vhosts\mydomain.tld\httpdocs\myscript.php
5. Selecteer de juiste prioriteit in het veld Prioriteit taak. De prioriteit van een taak kan worden ingesteld op Laag, Normaal of Hoog. 6. Geef aan wanneer uw opdrachten moeten worden uitgevoerd in de velden Uren, Dagen van de maand, Maanden of Dagen van de week. 7. Klik OK om de taak in te roosteren of klik Nu Uitvoeren om de taak in te roosteren en onmiddellijk uit te voeren.
Taken inroosteren
185
Uitvoering van taken opschorten of hervatten Om tijdelijk de uitvoering van een ingeroosterde taak op te schorten: 1. Klik vanaf uw startpagina op Ingeroosterde Taken. 2. Selecteer het systeemgebruikeraccount namens welke de taak wordt uitgevoerd. 3. Localiseer de taak die u wilt opschorten en klik op de naam van het commando. 4. Zorg dat het selectievakje Ingeschakeld niet is geselecteerd en klik OK.
Om uitvoering van de ingeroosterde taak te hervatten: 1. Klik vanaf uw startpagina op Ingeroosterde Taken. 2. Selecteer het systeemgebruikeraccount namens welke de taak wordt uitgevoerd. 3. Localiseer de taak waarvan u de uitvoering wilt hervatten en klik op de naam van het comando. 4. Selecteer het selectievakje Ingeschakeld en klik op OK.
Een taak annuleren Om een taak te annuleren: 1. Klik vanaf uw startpagina op Ingeroosterde Taken. 2. Selecteer het systeemgebruikeraccount namens welke de taak wordt uitgevoerd. 3. Selecteer het selectievakje links van de taak die u wilt annuleren en klik op Verwijderen Bevestig de verwijdering en klik OK.
HOOFDSTUK 10
Verbindingen naar Plesk Panel en met FTP-diensten bekijken In dit hoofdstuk: Verbindingen met FTP-dienst bekijken .............................................................. 187 Verbindingen met Plesk Panel controleren ........................................................ 188
Verbindingen naar Plesk Panel en met FTP-diensten bekijken
187
Verbindingen met FTP-dienst bekijken Uw Parallels Plesk Panel kan alleen actieve FTP-sessies weergeven als een van de volgende FTP-serverprogramma‘s op de hostingserver is geïnstalleerd:
Microsoft FTP 7.0 (Windows-hosting)
Gene6 FTP-server (Windows-hosting)
Serv-U FTP-server (Windows-hosting)
ProFTPd (Linux/UNIX-hosting)
Om er achter te komen wie via FTP met uw server is verbonden, in welke mappen zij zich momenteel bevinden en welke bestanden zij uploaden naar of downloaden van de server: 1. Ga naar Startpagina > Actieve Sessies. 2. Klik het tabblad FTP-sessies. Alle sessies, inclusief die van uzelf, zullen worden weergegeven met de volgende details:
Type. Het soort gebruiker die de verbinding tot stand heeft gebracht: voor gebruikers die niet in Plesk Panel zijn geregistreerd. voor anonieme FTP-gebruikers. voor domeinhouders of websitebeheerders. voor beheerders van een subdomein. voor webgebruikers (eigenaren van persoonlijke webpagina‘s zonder individuele domeinnamen).
Status. De huidige status van FTP-verbinding.
FTP-gebruikersnaam. De gebruikersnaam voor toegang tot FTP-account.
Domeinnaam. Het domein waarmee de FTP-gebruiker momenteel mee is verbonden.
Huidige locatie. De map waarin de FTP-gebruiker zich momenteel begeeft.
Bestandsnaam. De bestandsnaam die bewerkt wordt.
Snelheid. Overdrachtsnelheid in kilobytes.
Voortgang, %. De voortgang van de bestandsoverdracht in procenten.
IP-adres. Het IP-adres van waar het FTP-account is benaderd.
Tijdstip van aanmelden. De tijd die is verstreken sinds de gebruiker zich heeft aangemeld.
Inactieve periode. De tijd dat de gebruiker niets heeft gedaan terwijl hij of zij was verbonden met de server via FTP.
3. Om de lijst met FTP-sessies te vernieuwen, klik Vernieuwen.
188
Verbindingen naar Plesk Panel en met FTP-diensten bekijken
4. Om een sessie te beëindigen selecteert u het betreffende selectievakje en klikt u op Verwijderen.
Verbindingen met Plesk Panel controleren Om er achter te komen welke van uw klanten momenteel zijn aangemeld bij Plesk Panel: 1. Ga naar Startpagina > Actieve Sessies. Alle sessies, inclusief die van uzelf, zullen worden weergegeven met de volgende details:
Type. Het type Plesk Panel-gebruiker dat de sessie is gestart: voor domeinhouder, of eigenaar van een website. voor postvakhouder.
Gebruikersnaam. De gebruikersnaam waarmee de gebruiker is aangemeld.
IP-adres. Het IP-adres vanaf waar toegang tot Plesk Panel is verkregen.
Tijdstip van aanmelden. De datum en tijd waarop de gebruiker zich bij Plesk Panel heeft aangemeld.
Inactieve periode. De tijd dat een gebruiker was bij Plesk Panel was aangemeld maar niets heeft gedaan.
2. Om de lijst met gebruikersessies te vernieuwen, klik Vernieuwen. 3. Om de sessie van een gebruiker te beëindigen selecteert u het betreffende selectievakje en klikt u op Verwijderen. Vervolgens bevestigt u de verwijdering en klikt u op OK.
HOOFDSTUK 11
Toegang tot de server via Extern Bureaublad (Windows-hosting) De mogelijkheid van toegang via een Extern Bureaublad (Remote Desktop Protocol, of RDP) stelt u in staat om u op afstand aan te melden bij de server van Parallels Plesk Panel, waarna u deze kunt bedienen vanuit het standaard bureaublad van Microsoft Windows.
Om toegang tot de server te krijgen via Extern Bureaublad: 1. Ga naar Startpagina > Extern Bureaublad. 2. Stel de schermresolutie voor de sessie in vanuit het menu Schermresolutie voor sessie op afstand. Opmerking: Hogere resoluties leggen een groter beslag op uw verbinding, waardoor de interactiesnelheid wordt verlaagd en u meer bandbreedte verbruikt.
3. Kies de verbindingsmethode aan de hand van uw browser:
Microsoft RDP ActiveX - aanbevolen voor gebruik met Internet Explorer, maar werkt wellicht niet met andere browsers. Wanneer u deze methode voor de eerste keer kiest, zal uw browser automatisch de vereiste ActiveX-component installeren als de beveiligingsinstellingen van Internet Explorer dit toestaan. Als uw browser beveiligingswaarschuwingen geeft, probeer dan om tijdelijk de beveiligingsinstellingen in de opties van de browser op een lager niveau te zetten.
properoJavaRDP - aanbevolen voor gebruik met Netscape, Mozilla, of Firefox-browsers, maar werkt wellicht niet met Internet Explorer. Alleen 8.0 en hogere versies van Opera worden ondersteund. Deze component vereist dat de Java Runtime Environment (JRE) op uw systeem is geïnstalleerd. Als u niet beschikt over JRE, kunt u deze downloaden vanaf http://java.sun.com/j2se/1.5.0/download.jsp (versie 1.4 en hoger) en installeren voordat u de Extern Bureaubladgebruikt. Opmerking: Om de RDP-mogelijkheid te laten werken is het niet nodig om JDK (Java Development Kit) te installeren. Als u gebruik maakt van Internet Explorer of Mozilla, moet u Terminal Services-beheer openen in Microsoft Windows (Start > Administrative Tasks), en stel de optie Licensing in op Per user in het scherm Server Settings.
4. Klik OK. Een nieuw scherm zal worden geopend waarin de communicatie over en weer met het bureaublad van de server zal plaatsvinden.
190
Toegang tot de server via Extern Bureaublad (Windows-hosting)
5. Aanmelden bij het systeem. Parallels Plesk Panel maakt standaard gebruik van de gebruikersnaam van het domein die ook wordt gebruikt door FTP en Microsoft FrontPage. U kunt elke geldige combinatie van gebruikersnaam en wachtwoord opgeven. 6. Nadat u zich bij het systeem hebt aangemeld, kunt u ermee werken als met een gewoon Windows bureaublad.
Om uw sessie van het Extern Bureaublad te beëindigen:
Sluit het browservenster waarin de Extern Bureaublad-sessie plaats vindt. Op deze manier wordt uw sessie losgekoppeld van uw bureaublad, maar deze blijft op de server aanwezig en treft u, wanneer u zich een volgende keer aanmeldt, het externe bureaublad aan zoals u deze hebt achtergelaten, of
Selecteer Start > Uitloggen als u deze sessie permanent wilt beëindigen (alle actieve sessies verbruiken middelen van de server).
HOOFDSTUK 12
De Helpdesk gebruiken om de hulp van uw provider in te roepen Als uw provider toegang tot de Helpdesk aanbiedt via Plesk Panel, dan kunt u deze gebruiken om problemen door te geven aan de technische ondersteuning van uw provider. Opmerking: als er geen link naar de Helpdesk in het navigatiepaneel of in Plesk Panel aanwezig is, dan betekent dit dat de Helpdesk niet beschikbaar is. In dat geval moet u op een andere manier contact met uw hostingprovider opnemen wanneer u ondersteuning nodig hebt.
In dit hoofdstuk: Een probleemverslag bij uw provider indienen .................................................. 191 Uw probleemmelding van commentaar voorzien en afsluiten ............................ 192
Een probleemverslag bij uw provider indienen Een nieuw probleemverslag indienen bij uw provider: 1. Ga naar Help Desk > Nieuwe Melding Indienen. Opmerking: als er geen link naar de Helpdesk in het navigatiepaneel of in Plesk Panel aanwezig is, dan betekent dit dat de Helpdesk niet beschikbaar is. In dat geval moet u op een andere manier contact met uw hostingprovider opnemen wanneer u ondersteuning nodig hebt.
2. Voer het onderwerp van de melding in, selecteer de categorie waaraan het probleem is gerelateerd en geef een omschrijving van het probleem. 3. Klik op OK. Uw melding wordt nu in het systeem ingevoerd en verstuurd naar uw provider. U wordt per e-mail op de hoogte gesteld wanneer het probleem is opgelost.
192
De Helpdesk gebruiken om de hulp van uw provider in te roepen
Uw probleemmelding van commentaar voorzien en afsluiten Om een nieuwe opmerking toe te voegen of om een melding af te sluiten: 1. Selecteer de snelkoppeling Helpdesk in het navigatiepaneel. 2. Lokaliseer de juiste melding en klik op het onderwerp daarvan of op het identificatienummer. 3. Om de melding te sluiten, te heropenen of van commentaar te voorzien, selecteert u de handeling die u wilt verrichten in het uitrolmenu Tickethandeling en geeft u, indien gewenst, nieuw commentaar op in het invoerveld Nieuw Commentaar. 4. Klik OK om toe te passen.