NOTA dienst:
Dienst Stad
datum:
15 april 2011
registratienummer:
s/1105452
afdelingsnaam:
DS/PM
steller:
dhr. T. Böhm
paraaf chef: kopie aan: onderwerp:
MER-procedure & Masterplan Monnikenberg
nota voor burgemeester en wethouders 1.
Inleiding
Op 4 april jl. hebben de grondeigenaren in het gebied Monnikenberg (Goois Natuurreservaat –GNR-, Tergooiziekenhuizen –TGZ-, Merem, en Hugenholtz Property Group b.v. –HPG-) gezamenlijk hun Masterplan aan de gemeente aangeboden voor de ontwikkeling van een nieuw zorgpark gecombineerd met wonen en natuur. De partijen hebben daarbij per brief d.d. 4 april 2011 verzocht om, na een consultatietraject, een bestemmingsplanprocedure voor te bereiden en te starten. Daarbij is verzocht om een formele m.e.r.-procedure op te starten, om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming rond het bestemmingsplan. Met de indiening van dit plan, is de gemeente voor het eerst formeel aan zet om het plan te beoordelen. Uw college heeft op 15 maart jl. bepaald op welke wijze het planproces voor dit project vanaf nu dient te verlopen (de projectopdracht Monnikenberg, zie bijlage). Het planproces bevindt zich nu in de eerste fase: de consultatiefase. In deze fase vindt de oordeelsvorming plaats en worden o.a. de volgende stappen gezet: -
het plan wordt getoetst aan het gemeentelijk beleid en op de gevolgen voor Hilversum; uw college spreekt haar eerste oordeel en voornemens uit ten aanzien van het Masterplan; uw college neemt kennis van de notitie over de reikwijdte en het detailniveau uw college geeft deze notitie al dan niet met aanvullende opmerkingen vrij waarna de m.e.rprocedure formeel start; de consultaties vinden plaats; er worden zo veel mogelijk (financiële) afspraken met de partijen vastgelegd.
Dit voorstel heeft betrekking op de eerste vier punten uit deze fase, zodat hierna de consultaties kunnen starten. Op basis van de toets wordt voorgesteld om positief te reageren op het Masterplan, de initiatiefnemers reeds enkele aandachtspunten mee te geven en de m.e.r.-procedure op te starten. Na de consultaties en de afspraken met de partijen zal uw college volgens planning in september een definitief voorstel in de raad brengen over de start van de tweede fase; een nieuw bestemmingsplan Monnikenberg. Hieronder worden achtereenvolgens de voorgeschiedenis, het Masterplan, de beleidsafweging en de m.e.r.-procedure behandeld.
1
2.
Voorgeschiedenis
De afgelopen decennia heeft de gemeente Hilversum samen met de betrokken partijen geprobeerd om tot een nieuw plan te komen voor de ontwikkeling van het gebied Monnikenberg. De samenwerking leidde echter niet tot een door alle partijen gedragen plan. Daarbij kwam dat de afgelopen jaren de discussie over de koers van Tergooiziekenhuizen de planvorming verder bemoeilijkte. In de raad werd afgesproken dat er eerst een visie over de zorg in Hilversum moest komen voordat de planontwikkeling van Monnikenberg verder ter hand werd genomen. Tegelijkertijd met de ontwikkeling van de Zorgvisie vonden de vier grondeigenaren elkaar echter in een nieuwe samenwerking. Met succes ditmaal, want in de zomer van 2010 dienden zij gezamenlijk een verzoek in bij de gemeente om mee te werken aan het door hen opgestelde Masterplan Monnikenberg. Tijdens een eerste presentatie aan de gemeenteraad (in september 2010) werd echter duidelijk dat Tergooiziekenhuizen een nieuwe koers onderzocht. Partijen lieten daarbij weten eerst het besluit van TGZ over de koers af te willen wachten, om daarna in 2011 een eventueel aangepast Masterplan in te dienen. In de tussentijd vond er overleg plaats tussen gemeente en de partijen over het planproces. Uit deze overleggen bleek de grote haast die met name de zorgpartijen hebben ten aanzien van de bestemmingsplanprocedure, in verband met investeringsbeslissingen en afschrijvingstermijnen van het bestaande vastgoed. Toch werd er overeenstemming bereikt over een zorgvuldig planproces waarbij voorafgaand aan het besluit over planologische medewerking eerst consultatierondes zouden worden gehouden. In september (presentatie), november en december (brieven van de portefeuillehouder) 2010 is de raad geïnformeerd over dit planproces. Op 15 maart 2011 heeft uw college de projectopdracht vastgesteld en (vertrouwelijk) ter inzage gelegd. Begin dit jaar werd de nieuwe koers van TGZ definitief. De conclusie uit de heroverweging van de toekomstplannen van Tergooiziekenhuizen is het behoud van twee ziekenhuislocaties in Blaricum en Hilversum. Dat wil allereerst zeggen dat zowel in Blaricum als in Hilversum de acute zorg, opname en overnachting beschikbaar blijven. Voor alle specialismen blijven de poliklinieken open op beide locaties. Het pand van Tergooiziekenhuizen in Blaricum is conform de eisen van deze tijd. In Hilversum zal binnen uiterlijk 10 jaar een nieuwe ziekenhuislocatie gerealiseerd dienen te worden. De partijen gingen met elkaar in overleg over de benodigde aanpassingen in het Masterplan en stelden daarnaast een raamovereenkomst op waarin diverse afspraken tussen de partijen onderling werden vastgelegd. Als gezegd, konden de partijen op 4 april jl. het aangepaste Masterplan en de raamovereenkomst indienen. Deze overeenkomst is in vertrouwelijkheid aan uw college toegestuurd, zodat de gemeente in staat is om deze afspraken mee te nemen in de beoordeling.
2
3.
Het Masterplan & de gemeente
3.1 Masterplan Het Masterplan is de uitkomst van een planproces waarin de betrokken partijen intensief met elkaar hebben overlegd en onderhandeld. In de weken voorafgaand aan de indiening van het plan, heeft de portefeuillehouder Monnikenberg afzonderlijke gesprekken gevoerd met ieder van de partijen. Het doel was om meer inzicht te krijgen in de verschillende belangen, het planproces, mogelijke belemmeringen en de verwachtingen van de partijen naar de toekomst. Uit de overleggen kwam het volgende beeld naar voren. De partijen zijn zeer divers van aard en hebben uiteenlopende doelstellingen. Daarbij komt dat de grondposities dermate versnipperd zijn dat de partijen niet zonder elkaar kunnen om een plan met het gewenste programma te realiseren. Toch zijn ze er in geslaagd om een Masterplan op te stellen waarin hun diverse belangen en issues voor hen voldoende vertegenwoordigd zijn. De balans is gezocht tussen natuur, zorg en overig programma. De volgende doelstellingen kwamen het meest prominent naar voren: 1. Behoud en ontwikkeling van de zorg; 2. Behoud en ontwikkeling van het groen; 3. Commerciële belangen: zorg voor een financieel haalbaar plan. Deze doelstellingen en belangen hebben geleid tot het programma dat in het Masterplan is beschreven. Samengevat komt er een Zorgpark Monnikenberg van ca. 130.000 m2 bvo, 600 woningen, 54 hectare natuur, parkeergebouw van 1500 parkeerplaatsen Het groen en de cultuurhistorie moeten de sfeer en de identiteit van het gehele gebied bepalen. Het nieuwe ziekenhuis en de behandelcentra vormen het hart van het zorgpark (samen alleen al ca. 90.000 m2 bvo). Tevens zijn een Mytylschool, een multifunctioneel zorggebouw (radiotherapie, trombosedienst, dialysecentrum en diverse laboratoria), twee gebouwen voor Hilverzorg (gerontopsychiatrie en Niet Aangeboren Hersenafwijkingen) en toekomstige zorg- en kantoorfuncties onderdeel van het zorgpark. Het zorgpark zal een op behandelen gericht zorgaanbod krijgen, hoofdzakelijk 2e en 3e lijnsvoorzieningen. De visie is om zo veel mogelijk zorgfuncties te integreren om synergie te creëren . De 600 woningen zijn onderverdeeld in 300 zorggerelateerde woningen ten noorden van het Zorgpark, en 300 woningen op het landgoed Monnikenberg (waarvan 200 locatie Hugenholtz en 100 locatie Merem). Tot slot wordt volgens het Masterplan een groter gedeelte als ´natuur´ bestemd en ontwikkeld. Deze gronden worden toegevoegd aan het beheergebied van GNR. Tevens richten de partijen een Duurzaam Monnikenberggroenfonds op om de natuur veilig te stellen en verder te ontwikkelen. De complexe zoektocht naar een plan dat aan de wensen van álle partijen voldoet, heeft een positief en een negatief effect. Positief is dat de zeer uiteenlopende belangen al zorgvuldig tegen elkaar afgewogen door de partijen zelf. Uit de onderstaande beleidsafweging blijkt dat dit al heeft geleid tot een goed en evenwichtig plan op hoofdlijnen. Het negatieve effect van dit planproces en het uitgebreide Masterplan is dat over veel onderwerpen reeds is nagedacht en dat veel keuzes al zijn gemaakt. Hierdoor lijkt de speelruimte voor eventueel gewenste wijzigingen beperkt. 3.2
Rol gemeente
De rol van de gemeente in dit project is vastgesteld in de projectopdracht. In dit project beperkt de gemeentelijke rol zich tot het vaststellen van het planologische kader, het voeren van de procedures, toetsen van onderzoek en vergunningverlening. De ontwikkelende partijen zullen zo veel mogelijk werkzaamheden zelf (laten) uitvoeren, zoals opstellen van het bestemmingsplan, het MER en alle benodigde onderzoeken. Dit principe geldt ook voor de openbaar toegankelijke gebieden. Uitgangspunt is dat alle grond privaat eigendom blijft en dat de partijen zelf verantwoordelijk zijn voor aanleg en beheer van de openbaar toegankelijke gebieden. Door deze taakopvatting zijn gezien de omvang van het project de werkzaamheden voor de gemeente relatief beperkt. Wel is het zo dat de 3
partijen hebben aangegeven dat ze veel belang hechten aan zorgvuldige en snelle procedures, en een proactieve en faciliterende rol van de gemeente. Dit zorgt er voor dat er in dit project relatief veel aandacht gaat naar de begeleiding en coördinatie van het proces (procesmanagement), zij het vanuit de gemeentelijke rol als plantoetser. Het project is voor de gemeente budgetneutraal, dat wil zeggen dat alle kosten die de gemeente maakt ten behoeve van dit plan doorberekend worden aan de partijen. Hiervoor wordt een anterieure overeenkomst met de partijen opgesteld.
4
4.
Beleidsafweging
4.l Algemeen De algemene indruk is positief. Het Masterplan schetst een lange termijn ontwikkeling, waarbij partijen bereid zijn om in goed overleg met de gemeente te investeren in werkgelegenheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur en zorg. Het initiatief past in het collegeprogramma, is een logische stap in het versterken van het speerpunt zorg uit de economische visie, en ligt in lijn met de visie van het college op de eerstelijns zorg. De rol van de gemeente in beleidsmatige zin ten aanzien van zorg is beperkt tot het ruimtelijke domein (de gemeente faciliteert). De beoogde ruimtelijke ontwikkeling is complementair aan de ontwikkeling van een hoogwaardig openbaar vervoerverbinding. Het plan beoogt een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit en voor de financiering daarvan is programma toegevoegd dat op onderdelen verder reikt dan de beleidskaders van de gemeente voorschrijven (wonen, kantoren). Voorstel om de integrale, hoogwaardige kwaliteit van de ontwikkeling als uitgangspunt te nemen en te bezien of in de verdere uitwerking de consequenties voor facetbeleid zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. In onderstaande tekst worden hiervoor een aantal aandachtspunten genoemd. Het ruimtelijke concept van het Masterplan gaat uit van het vervlechten van het landgoed en de nieuwe bebouwing ten behoeve van de zorg. Er is sprake van een afgewogen en evenwichtig plan met bebouwing, inrichting van de openbare ruimte en ontsluitingen voor zowel auto, openbaar vervoer en fietsers en wandelaars. Er zijn intensief bebouwde delen (het ‘zorgcluster’) met ondanks de intensiteit een verkeersluw verblijfsklimaat (‘de zorgboulevard’) en gebieden waar het natuurgebied en de rust domineren (het landgoed). Positief is dat de Monnikenberg toegankelijk vanuit ‘de stad’ wordt. Binnen het plangebied komt een fijnmazig langzaamverkeersroute netwerk, voor een belangrijk deel ook in de oorspronkelijke lanen, waardoor dit aan de stad grenzende buitengebied beter toegankelijk wordt voor de inwoners van Hilversum. Aansluitend aan de wijk van Riebeeck komt een park, dat een belangrijke recreatieve voorziening wordt voor die wijk. De ‘zorgboulevard’ vormt de centrale, verkeersluwe grote en groen ingerichte openbare pleinruimte waaraan de hoofdentrees van zowel het ziekenhuis als van de andere ‘zorggebouwen’ zijn gelegen. Parkeren vindt hoofdzakelijk plaats in een direct bij de hoofdtoegang gesitueerde parkeergarage met groene gevels. Het overige parkeren vindt grotendeels plaats onder de gebouwen, zodat blik vrijwel nergens het groene landschap verstoort. De auto is te gast en zelfs de toegangsweg naar het noordelijke landgoed wordt door een inrichting als ‘karrenspoor’ ondergeschikt gemaakt aan het natuurlandschap. Het plangebied ligt bijna geheel binnen bestaand bebouwd gebied zoals benoemd in de provinciale structuurvisie. Alleen de kavel van Hugenholtz Property Group BV ligt hier buiten. De ontwikkeling van deze kavel is bepalend voor het behalen van het kwaliteitsniveau van het plan als geheel. Het is van essentieel belang het Masterplan niet op te knippen in deelgebieden, maar de uitwerking in één bestemmingsplan te vertalen. Hiermee wordt voorkomen dat op onderdelen de balans tussen bebouwing en natuurwaarden een discrepantie laat zien en de ruimtelijke kwaliteit voor de toekomst niet gewaarborgd wordt. Tot slot nog een overweging ten aanzien van het zogenaamde “groene boekje”. Het voorliggende Masterplan is na jarenlang overleg tussen partijen tot stand gekomen en beoogt een ambitieuze ontwikkeling aan de oostkant van Hilversum. In 2003 zijn door het college van B&W een visie en randvoorwaarden vastgesteld voor het gebied Monnikenberg zoals beschreven in “het groene boekje”. De raad heeft alleen geadviseerd over deze randvoorwaarden. Hoewel de randvoorwaarden uit 2003 uitgingen van een uitbreiding van het bestaande ziekenhuis in plaats van nieuwbouw van het ziekenhuis, blijft de strekking van deze randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het gebied onveranderd: ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig zorgpark waarbij rekening is gehouden de aanwezige waardevolle landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied. De uitgangspunten van het voorliggende Masterplan sluiten aan bij de belangrijkste uitgangspunten van “het groene boekje”.
5
4.2 Stedenbouw Het zwaartepunt van de bebouwing is zo dicht mogelijk gesitueerd tegen ‘de stad’ aan in de zuidwesthoek, waar ook de hoofdontsluiting van het gebied is gelegen (Soestdijkerstraatweg). Verder van ‘de stad’ af neemt de bebouwingsintensiteit af en wordt een geleidelijke overgang gemaakt naar het omringende en aansluitende (natuur)landschap. Deze geleidelijke overgang van ‘stad’ naar landschap past in de door Dudok geïntroduceerde traditie van de Hilversumse stedenbouw (vgl. het Kamrad). De bouwhoogten liggen overal onder de (hoge) boomgrens. Nergens wordt boven de 20 meter gebouwd conform de doelstelling uit het collegeprogramma. Belangrijke stedenbouwkundige dragers in het Masterplan, zoals de bosrand rondom het plangebied, het handhaven en weer in ere herstellen van de laanstructuren en het realiseren van een open ruimte met zichtlijnen op zowel het klooster als de Vitustoren, geven een heldere structuur en een segmentering aan het totale plangebied, met zijn eigen ontsluitingswegen. 4.3 Beeldkwaliteit Belangrijk in het Masterplan Monnikenberg is dat er veel aandacht wordt besteed aan een hoogwaardige beeldkwaliteit, zowel voor de bebouwing als voor de inrichting van de openbare ruimten en het versterken van de landschappelijke kwaliteiten. Er zijn richtlijnen opgenomen t.a.v. ‘dienende’ bebouwing (ondergeschikt aan het landschap), de menselijke maat (bijzondere aandacht voor de overgangszone openbaar gebied – bebouwing), beleving vanuit de gebouwen (gebouwen reageren op de natuurlijke omgeving) en de openbare ruimte als logisch onderdeel van de landschappelijke omgeving. Op basis van deze richtlijnen zijn verschillende ‘spelregels’ vastgesteld voor de verschillende deelgebieden waardoor een hoge ruimtelijke kwaliteit wordt gegarandeerd. In het proces is het Beeldkwaliteitsplan met de regels, de referentiebeelden en de beschrijvingen een toetsingskader voor de welstand Daarmee kan het hoge ambitieniveau van dit Masterplan met een hoge stedenbouwkundige, architectonische en landschappelijke kwaliteit bij de verdere planuitwerkingen in de toekomst worden zeker gesteld. 4.4 Duurzaamheid Het Masterplan schetst een aantal belangrijke elementen op het gebied van duurzaamheid: - duurzaam Monnikenberg groenfonds - infiltreren regenwater/wadi´s - Mos-sedum daken zorgpark - HOV en fietspaden/wandelpaden - parkeergarage met groene gevel. Bij duurzaam bouwen is het wenselijk dat bij de verdere uitwerking bijzondere aandacht is voor flexibel bouwen, levensloop bestendig, gebruik van duurzame materialen, energiezuinige huizen met een GPR score van minimaal een 8.5, het aanbrengen van voorzieningen om in later stadium extra duurzame maatregelen door te kunnen voeren, zelf duurzame energie opwekken door bijv. zonnepanelen of zonneboilers, een wko systeem of biomassa vergisten/verbranden of gebruik van aardwarmte systeem of lucht-warmte pompen, ondergrondse afvalinzameling, gebruik duurzame materialen en het streven naar een autoluwe woonwijk met een goede aansluiting op ov/bestaande fietspadennetwerk. Het unieke aan het Masterplan Monnikenberg is dat door het instellen van een groenfonds het beheer van natuurwaarden voor de toekomst veiliggesteld wordt. 4.5 Bereikbaarheid In 2005 is voor het IBP (Integraal BereikbaarheidsPlan HIlversum e.o.) een nieuw regionaal verkeersmodel gebouwd. In dit model zijn, om een inschatting van de toekomstige verkeerssituatie te kunnen maken, alle gebiedsontwikkelingen meegenomen op basis van de destijds door de raad vastgestelde programmahoeveelheden. Voor het gebied Monnikenberg is daarbij rekening gehouden met 14.074 voertuigbewegingen per etmaal in het jaar 2020. Op basis van het programma zoals aangegeven in het Masterplan zullen er 18.921 voertuigbewegingen per etmaal zijn in het jaar 2020. Dit is 34 % meer voertuigenbewegingen dan in het verkeersmodel van het IBP rekening mee is gehouden. De Van Riebeeckweg krijgt méér te verwerken dan de voor een verblijfsstraat toegestane (maximum van) 5000 voertuigen per etmaal. In het IBP is aangegeven dat los van de consequenties van het voorliggende Masterplan al rekening werd gehouden dat op twee locaties tijdens de
6
avondspitsen beperkte problemen in het jaar 2020 zullen gaan ontstaan: op de Soestdijkerstraatweg (tussen de nieuwe ingang Ziekenhuisterrein en de rotonde) en rond de spoorwegovergang op het Oosterengweg. Deze problemen verzwaren met het grotere programma conform het Masterplan Monnikenberg. Dit maakt de noodzaak groter om een ongelijkvloerse oplossing voor de spoorwegovergang op de Ring Oost (op de Oosterengweg) te zoeken, zoals bijvoorbeeld in het kader van het HOV wordt voorgesteld voor dit kruispunt. Daarnaast is het bij toevoeging van het extra programma noodzakelijk om tijdens de spitsen op het Monnikenbergterrein het verkeer richting de Soestdijkerstraatweg te doseren. Tenslotte moet naar maatregelen gezocht worden om de groei van het autoverkeer te beperken. Gedacht wordt aan stringente afspraken met de partijen over mobiliteitsmanagement. Opvallend in het plan vormt de ontsluiting van de Mytylschool. Als enige functie in het zorgcluster wordt deze ontsloten vanuit de wijk Van Riebeeck. Vanuit de functionele relatie tussen Mytylschool en behandelcentrum en om de overlast van verkeersbewegingen door de wijk Van Riebeeck zoveel mogelijk te beperken, is het wenselijk om de Mytylschool net als de overige gebouwen in het zorgcluster te ontsluiten vanaf de Soestdijkerstraatweg. Het plan heeft op het gebied van parkeren de ambitie hoog gesteld, bebouwd en/of ondergronds. Dit sluit aan bij het uitgangspunt van intensief ruimtegebruik ten einde verhardingspercentage vanwege parkeren op maaiveld te beperken. Bij de verdere uitwerking van het Masterplan wordt bijzondere aandacht gevraagd voor aanvullende maatregelen om de groei van het autoverkeer te beperken (mobiliteitsmanagement) en de verkeerscirculatie en veiligheid van vooral het langzame verkeer als het gaat om bijvoorbeeld het kruisen van auto en fietsverkeer. De veronderstelling in het Masterplan dat het toekomstige tracé voor HOV voor medegebruik van nood-en hulpdiensten toegankelijk wordt, is weliswaar ook een gemeentelijke wens maar hier heeft op regionaal niveau nog geen besluitvorming over plaatsgevonden. 4.6 Economie Het concept van het bovenregionaal innovatieve zorgpark met een hoog specialistisch en multidisciplinair karakter waarbij synergie en innovatie de boventoon voeren sluit aan bij het speerpunt zorg uit de economische visie en is vanuit deze beleidsdoelstelling een zeer wenselijke ontwikkeling. Een ander belangrijk neveneffect van het Masterplan is het aantal arbeidsplaatsen in het Zorgpark (alleen al Tergooiziekenhuizen herbergt 2200 fte). Voor het goed functioneren van een innovatief zorgpark en het behalen van beoogde synergie tussen zorgfuncties moet er naast de in het Masterplan genoemde partijen ook voor aanvullende zorgfuncties ruimte worden geboden. Wanneer te beschermend wordt opgetreden in het toelaten van andere, soms ook concurrerende zorgpartijen, kan dit de ontwikkeling van het gebied frustreren en leiden tot een uitkomst waarin het (niet meer is dan) een locatie waar enkele grote partijen (Tergooi, Merem, Hilverzorg) zijn gevestigd. Voor het slagen van het innovatieve concept is het tevens belangrijk dat er mogelijkheden zijn voor vakopleidingen zoals het HBO-V. Om te komen tot een innovatief zorgpark kan daarnaast ook gebruik gemaakt worden van het kennis- en innovatieplatform iZovator (met name relevant voor de kantoorbestemmingen ). Wat betreft de kantoorontwikkeling gaat het Masterplan uit van een metrage dat gezien de ontwikkelingen op de kantorenmarkt (nieuwe werken, afname beroepsbevolking, e.d.) kan leiden tot overmaat op de regionale kantorenmarkt. Een zorgvuldige afstemming met betrekking tot omvang, typering, fasering is het devies om leegstand op Monnikenberg of Arenapark (bestaande en nieuw te ontwikkelen deel) te voorkomen. Juist met behulp van iZovator worden de doelstellingen van het plan bevorderd en wordt voorkomen dat er concurrentie is met de reguliere kantoorlocaties doordat er vooral nieuwe partijen en innovatieve concepten worden aangetrokken. Dit betekent tevens een impuls voor de werkgelegenheid.
7
4.7 Wonen Het Masterplan geeft wat betreft woningbouw aan dat realisering van ca 600 woningen wordt beoogd waarbij de combinatie van wonen en zorg, levensloopbestendige woningen en luxe woningbouw wordt nagestreefd. Het woningbouwprogramma Monnikenberg maakt nog geen onderdeel uit van de meerjarenafspraken met de regio en provincie. Deze afspraken zijn gericht op projecten op binnenstedelijke woningbouwlocaties, die zo blijkt in de praktijk veelal lastige locaties zijn om daadwerkelijk te realiseren in een gewenst tijdsperspectief en segmentering. Dit leidt vaak tot herprogrammeren van het woningbouwprogramma. De extra woningen Monnikenberg zouden in dat geval kunnen bijdragen om gemaakte afspraken in de regio en met de provincie te kunnen nakomen. Het provinciale ruimtelijk beleid om te bouwen buiten bestaand bebouwd gebied geeft aan dat ontheffing kan worden verleend als een ontwikkeling gericht op een substantiële verbetering van in de directe omgeving daarvan aanwezige kwaliteiten van het landschap en/of wanneer is aangetoond dat nieuwe woningbouw niet kan worden gerealiseerd door herstructureren, intensiveren, combineren of transformeren binnen bestaand bebouwd gebied. De kans is aanwezig dat het beoogde gewenste binnenstedelijke woningbouwprogramma moeizaam tot ontwikkeling komt. De mogelijkheid tot compensatie van programma dat elders moeizaam tot stand komt kan als argument worden aangedragen om gedeeltelijk buiten bestaand bebouwd gebied te bouwen. Mochten alle nu in de gemeentebrede woningbouwplanning opgenomen projecten en aantallen wel tot uitvoering komen, is de consequentie dat er meer woningen gebouwd zullen worden dan reeds is afgesproken. De gemeente Hilversum hanteert tot dusver bij alle (grotere) locaties, ook bij particuliere ontwikkelingen op particulier terrein, de afspraken uit de Regionale Woonvisie 2007-2020: ontwikkelen in gelijke financieringscategorieën (1/3 betaalbaar, 1/3 middelduur en 1/3duur.) Hoewel niet expliciet aangegeven, lijkt het woningbouwprogramma gericht op realisering van woningen in met name het duurdere segment. Het unieke karakter van de beoogde ontwikkeling (schaal/ omvang, regionale zorgfunctie van hoog kwaliteitsniveau, een kwalitatief hoogwaardig woonklimaat en behoud en versterking van natuurwaarden) rechtvaardigt om voor deze locatie eventueel een uitzondering te maken op bestaand beleid . Aandachtspunt bij de toevoeging van een fors aantal woningen in een bepaalde financieringscategorie (bijv. duur) is dat er hiermee substantiële druk op de uitkomst van de totale productie naar betaalbaarheid wordt gelegd. Fasering in tijd in relatie tot andere woningbouwplannen (met name aan de oostkant van Hilversum) vraagt bij de verdere uitwerking van het Masterplan bijzondere aandacht. In het programma van Monnikenberg wordt uitgegaan van (luxe, levensloopbestendige) zorgwoningen. Wat betreft bewoning van deze woningen kan alleen gestuurd worden in het sociale huursegment (daar kan een leeftijdsgrens gesteld of CIZ-indicatie gevraagd worden). In duurdere huur- en koopsector is koppeling tussen woning(type) en huishouden niet mogelijk. De markt zal in dergelijke gevallen uitwijzen of gerealiseerde woningen bij beoogde doelgroep aftrek vinden. 4.8 Groen In het plan zijn op gebied van groen een aantal zaken van belang: de aantallen bomen, `planologische` natuur, de werkelijke hoeveelheid groen en het beheer ervan. In het Masterplan wordt aangegeven dat er compensatie plaatsvindt voor de bomen die verdwijnen. Deze compensatie moet onderdeel uitmaken van de anterieure overeenkomst waarbij de partijen gehouden worden geld te storten in het op te richten groenfonds. De hoeveelheid `planologische` natuur is aandachtspunt voor de verdere uitwerking in het bestemmingsplan. Er moet een goede balans bestaan en de aanwezige natuurwaarden moeten per saldo gelijk dan wel verbeterd worden om de genoemde bebouwingsmogelijkheden te verantwoorden. De bebouwing op de kavel van HPG BV die buiten het bestaand bebouwd gebied ligt moet (in oppervlakte) worden gecompenseerd op de kavels van ziekenhuis en/of Merem. Omdat het hier gaat om bouwen buiten bestaand bebouwd gebied in een vigerende natuurbestemming vormt deze bebouwing een risico voor de ontwikkelende partijen tijdens de bestemmingsplanprocedure. Het kwantatieve en kwalitatieve niveau van groen en natuurwaarden zoals nu beoogd moet als minimum vereiste worden gezien. Het Masterplan laat een verdere versnippering van groengebieden
8
zien. Vanuit oogpunt van natuurwaarde is het wenselijk verspreid liggende bebouwingsvlekken waar mogelijk verder te bundelen. Het beheer van het groen valt buiten de werking van het bestemmingsplan, maar is van cruciaal belang voor het slagen van het geschetste beeld. Zowel inrichting als beheer van groen/natuur kost geld en dat komt niet meer beschikbaar als het (bebouwings)programma van de betrokken partijen is zeker gesteld in een bestemmingsplan. Daarom is het een goede zaak als alle inrichtings- en beheerskosten van planonderdelen met een groen karakter (wandelpaden, fietspaden, aanplant, gras etc.) worden benoemd en dat afspraken over dekking en verdeling van taken worden meegenomen in de anterieure overeenkomst. Het advies is om het beheer van groen onder te brengen bij een professionele organisatie die kan worden betaald uit dit groenfonds. Voor wat betreft de gebieden die als natuurgebied worden bestemd (compensatie) heeft eigendom en beheer door GNR de voorkeur omdat alle andere natuurgebieden in de omgeving ook bij GNR in eigendom en beheer zijn. 4.9 Water Uitgangspunt is dat alle afstromend regenwater in het plangebied blijft en niet afwatert naar de bestaande stad. Vuilwaterafvoer gaat wel naar de stad. Of er aanvullende voorzieningen in de bestaande afvalwatersystemen van de stad nodig zijn ten gevolge van de uitbreiding op Monnikenberg is op basis van het Masterplan nog niet aan te geven en is een aandachtspunt voor verdere uitwerking. Het plangebied ligt in een kritische deel van de stad ten aanzien van grondwateroverlast: Het maaiveld is relatief laag en het grondwater relatief hoog. Dus extra zorg voor ondergronds bouwen, en afvoer van afstromend regenwater zal nodig zijn. Hoge grondwaterstanden en grote neerslagsituaties zijn een risico voor verdiept bouwen en verdiepte bevoorradingswegen/afritten. Ondergrond bouw is uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit een streven maar mag geen nadelige effecten hebben op de grondwatersituatie bovenstrooms van het omliggende gebied (West Indiëkwartier). 4.10 Zorg Het college heeft onlangs de visie op eerste lijnszorg 2011-2020 vastgesteld. De visie is erop gericht dat eerstelijns zorg in de wijk een plek heeft. Een belangrijke aanbieder op het toekomstige zorgpark met een aanzienlijk ruimtebeslag is Tergooiziekenhuis. Het ziekenhuis functioneert in een verticale keten met eerstelijns en derdelijns voorzieningen en in een horizontale keten met andere tweedelijns voorzieningen. Bij ontwikkeling richt het ziekenhuis zich primair op haar tweede en derdelijns zorgaanbod en laat het eerstelijns zorgaanbod waar mogelijk aan de professionals werkzaam in die eerste lijn. Het ziekenhuis tracht dus in samenspraak met de ketenpartners die zorg aan te bieden die onlosmakelijk verbonden is met en kwalitatief noodzakelijk is voor haar tweede en derdelijns zorgaanbod.In het collegeprogramma 2010-2014 (‘De bakens verzetten’) is m.b.t. de gezondheidszorg o.m. het volgende opgenomen: `We zetten in op de ontwikkeling van het Innovatief Zorgpark Monnikenberg met bij het ziekenhuis een spoedpost met (acute) huisartsenzorg met verruimde openingstijden, apotheek etc. Zorg in Hilversum moet voor iedereen bereikbaar zijn. Dit houdt in dat met name de eerstelijns gezondheidszorg in de buurt moet plaatsvinden. Huisartsen, groepspraktijken en kleinschalige zorgcentra horen in de buurten en wijken.´ Duidelijk is dat het beoogde programma uit het Masterplan aansluit bij de doelstellingen zoals opgenomen in de visie eerstelijnszorg en het collegeprogramma. 4.11 Raamovereenkomst De partijen met grondeigendom binnen het plangebied zijn een raamovereenkomst aangegaan, met als doelstellingen onder meer het vastleggen van de wijze van uitvoering, het vastleggen van de uitgangspunten voor de ontwikkeling en het vastleggen van uitgangspunten voor vervolgcontracten zoals herverkaveling en inrichting van het gebied. Reeds visueel weergegeven zijn de huidige en toekomstige (gewenste) eigendomsposities. Uit het stuk kan worden afgeleid dat de partijen zich bewust zijn van de stappen die gezet dienen te worden naar het toekomstig gewenste resultaat; het stuk is daarmee te bestempelen als een gedegen “marsroute”. Strekking van de raamovereenkomst is het aangaan van een inspanningsverbintenis (dat wil zeggen dat iedere partij die inspanning moet leveren die redelijkerwijs van die partij kan en mag worden
9
verlangd) om de inrichting tot een voor alle partijen aanvaardbare te maken op basis van de uitgangspunten als neergelegd in het Masterplan. Op organisatorisch gebied zal er een Bestuurscommissie en een intern projectcoördinator worden aangesteld. In de Bestuurscie. neemt iedere partij met een afgevaardigde zitting die dient te zorgen voor voldoende mandaat van de achterban om beslissingen te nemen. Iedere partij verplicht zich tot uitwerking van de individuele (bouw)plannen op basis van het toekomstig onherroepelijke bestemmingsplan en op basis van de gezamenlijke uitgangspunten en is verplicht die plannen onderling af te stemmen. De plannen behoeven de goedkeuring van de Bestuurscie. Iedere partij verplicht zich tevens tot inrichting, exploitatie en beheer van zijn eigendom conform de te sluiten Inrichtingsovereenkomst. Ook hebben partijen zich verplicht tot het oprichten van een stichting Duurzaam Monnikenberggroenfonds, met daarin een hoofdrol voor het GNR. Naar verwachting zal de projectcoördinator het toekomstig aanspreekpunt zijn voor de gemeente in verband met de te sluiten anterieure overeenkomst en wellicht zal de Bestuurscie. (als orgaan waarin alle leden een afgevaardigde met mandaat hebben) bevoegdheid krijgen die namens alle partijen met de gemeente aan te gaan. Blijft een partij in gebreke in de nakoming van zijn verplichtingen, dan hebben de andere partijen het recht de raamovereenkomst te beëindigen, dan wel nakoming te eisen. 4.12 Relatie projecten Mytylschool, HOV, ecoduct en ecotunnel In het Masterplan zijn vier op zichzelf staande projecten opgenomen: Mytylschool, HOV, het ecoduct en de ecotunnel. Het Masterplan speelt in op deze verwachte ontwikkelingen door ze in het plan te integreren. Het is van belang te benadrukken dat deze projecten afzonderlijke besluitvorming kennen en dat instemming met het Masterplan geen impliciete besluitvorming over deze andere projecten betekent. Mocht één van projecten niet of in gewijzigde vorm doorgaan, is er nog altijd sprake van het project Monnikenberg. Al zal dan wel worden bekeken of het Masterplan danwel bestemmingsplan hier eventueel op aangepast moet worden. 4.13 Conclusie beleidsafweging Het Masterplan omvat een majeure ontwikkeling van hoge kwaliteit waarbij sprake is van een unieke situatie en een uniek concept. Het kwantitatief forse programma kent een aantal aandachtspunten, maar maakt het mogelijk een hoog kwaliteitsniveau binnen het plangebied te kunnen waarborgen. Mogelijke consequentie die voortvloeit uit de omvang van het bouwprogramma is dat op termijn elders in Hilversum en of de regio extra inspanning moet worden gepleegd teneinde gewenste beleidsdoelstellingen te behalen of ongewenste effecten tegen te gaan. Voor zowel de thema´s wonen als economie geld dat een zorgvuldige afstemming met betrekking tot omvang, typering en fasering het devies is. Waar mogelijk kan de gemeente haar rol benutten en hierop sturen in de juridische vertaling in het bestemmingsplan. De betrokken zorgpartijen zouden voordat de gemeente overgaat tot een vertaling in een bestemmingsplan inzicht moeten verschaffen over mogelijk uitblijven van investeringen elders in de stad op locatie waar zij eigenaar van zijn. Voor de belangrijkste consequenties, risico´s en aandachtspunten voor verdere uitwerking wordt verwezen naar onderstaand overzicht.
10
Overzicht belangrijkste constateringen beleidsafweging Constatering
Consequentie
Risico
Algemeen
de geplande ontwikkeling ligt deels buiten bestaand bebouwd gebied
ontheffing nodig van de provincie
indien niet realiseerbaar ontstaat onevenwichtigheid tussen bebouwing en natuurwaarde en gebrek aan waarborg kwaliteit
Wonen
programma is geen toevoeging aan onderdeel al gepland aantal woningbouw woningen afspraken
spanning inzake haalbaarheid van andere woningbouwprojecten
mogelijk in strijd met regionale woonbeleid
druk op totale productie naar betaalbaarheid
overige locaties mogelijk groter aandeel betaalbaar bouwen om aan afspraken te voldoen
alleen sturing in sociaal huursegment mogelijk
duurdere huur en mogelijk niet bewoond koopsector wordt door beoogde doelgroep bepaald door markt.
Economie
kantoorprogramma kan druk leggen op andere kantoorlocaties
zorggerelateerde kantoren elders in de gemeente verplaatsen naar Monnikenberg
mogelijke leegstand
Groen
versnippering van groengebieden
Het kwantitatieve en kwalitatieve niveau van groen stellen als minimumvereiste
zonder anterieure overeenkomst met afspraken hieromtrent, geen waarborg voor inrichting en beheer
Bereikbaarheid
programma groter dan IBP berekeningen
noodzaak voor ongelijkvloerse oplossing spoorovergang wordt groter
congestie
Water
de ontsluiting van de Mytylschool vanuit de wijk van Riebeeck
overlast voor de wijk
kritisch gebied met mogelijke grondwateroverlast nadelige effecten agv ondergronds bouwen
overlast voor verdiept laden en lossen en overlast grondwatersituatie omliggend gebied
Kans
Aandachtpunt voor verdere uitwerking het Masterplan moet in één bestemmingsplan vertaald worden
reserveprgrogramma tbv woningbouwafspraken
- transformatie ten behoeve van andere functies - nieuwe innovatieve concepten door iZovator
zorgvuldige afstemming met behulp van iZovator mbt omvang, typering, fasering
het sluiten van een overeenkomst voordat vertaling in bestemmingsplan plaatsvindt
afspraken met partijen - beperken van de over groei van het mobiliteitsmanagement autoverkeer (d.m.v. mobiliteitsmanagement bijv.) - doseren van verkeer richting Soestdijkerstraatweg in de spits net als overige gebouwen van zorgcluster ontsluiting via de Soestdijkerstraatweg nastreven extra zorg voor afvoer van afstromend regenwater
11
5.
M.e.r.-procedure
5.1 Algemeen Voor het project Monnikenberg zal een zogenaamde procedure voor de milieueffectrapportage (afkorting m.e.r.-procedure) doorlopen moeten worden. Het doel van m.e.r. is het milieubelang een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming in projecten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Uit de m.e.r.-beoordeling die is opgesteld door de initiatiefnemer blijkt dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure nodig is. Dat komt met name door de ligging van het plangebied Monnikenberg in waardevol gebied. De overheid die het besluit moet nemen gebruikt het milieueffectrapport (het MER) bij haar afwegingen. Voordat de overheid een besluit neemt, moet degene die een project wil ondernemen (de initiatiefnemers) alle milieueffecten van het project beschrijven in een MER. In dit rapport moeten ook voor een aantal andere oplossingen (de alternatieven) de milieueffecten worden beschreven. Op deze manier krijgen de initiatiefnemer, de overheid (het bevoegd gezag) die het besluit moet nemen en de burgers vooraf kennis over de gevolgen voor het milieu van het project en van de alternatieven en kan een volwaardige afweging worden gemaakt. De initiatiefnemer heeft naast de m.e.r.-beoordeling ook een concept-startnota over de reikwijdte en het detailniveau (NRD) van het milieueffectrapport Monnikenberg Hilversum opgesteld. In de concept-startnota NRD hebben zij beschreven dat de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen en welke milieuonderzoeken worden uitgevoerd om de milieueffecten van het plan volwaardig in beeld te brengen. De m.e.r.-procedure is op te knippen in de volgende stappen: • Voorfase • Opstellen MER • Toetsingsfase 5.2 Voorfase Openbare kennisgeving en raadpleging (participatie) De m.e.r.-procedure start met een openbare kennisgeving van de gemeente Hilversum dat de m.e.r.procedure doorlopen gaat worden. Deze moet gepubliceerd worden in de Staatscourant en in de huisaan-huis-bladen (beide op 10 mei 2011). Het is verplicht in deze zogenaamde voorfase van de m.e.r.procedure een ieder in de gelegenheid te stellen tot het indienen van zienswijzen, in dit geval op de concept-startnota (NRD). Aan deze stap zijn verder geen inhouds- en procedurele eisen verbonden (vormvrij). Het advies is om de concept-startnota NRD met ingang van 18 mei a.s. gedurende 3 weken ter inzage te leggen. Gekoppeld aan de consultatie voor het Masterplan wordt gevraagd zienswijzen te geven op de concept-startnota NRD. Uiterlijk op het moment van publiceren moet ook de wettelijk verplichte raadpleging starten. Concreet betekent dit dat de gemeente Hilversum voor 11 mei 2011 betrokken bestuursorganen en adviseurs aanschrijft met het verzoek te reageren op de concept-startnota NRD. Alle zienswijzen worden door de Commissie voor de m.e.r. beoordeeld en zo nodig betrokken bij hun toetsingsadvies over de concept-startnota NRD. Dit toetsingsadvies zal uiterlijk op 21 juni 2011 binnen zijn. Bij het besluit over het project (vaststellen bestemmingsplan) dient de gemeente aan te geven hoe de participatie en de doorwerking hiervan in het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden. Commissie voor de m.e.r. De Commissie voor de m.e.r. is een onafhankelijke en objectieve partij die de kwaliteit van milieueffectrapporten toetst. In de voorfase is de Commissie voor de m.e.r. niet meer wettelijk betrokken. Wel kunnen zij vrijwillig gevraagd worden om vooraf mee te denken met het initiatief en de te doorlopen m.e.r.-procedure. Als
12
u hiervoor kiest dan wordt hier door het ministerie van I&M EUR 5.000,00 voor in rekening gebracht. Het betrekken van die Commissie in de voorfase helpt met het goed doorlopen van de procedure doordat zij hun beschikbare expertise ter beschikking stellen. Dit doen zij door te adviseren over: • actuele inhoudelijke informatie over wet- en regelgeving en hoe deze te interpreteren • hoe de procedure in te steken • De te onderzoeken milieuaspecten en met welk detailniveau • De te onderzoeken alternatieven en varianten in het MER Optioneel kunnen zij inspraakreacties en eventuele maatschappelijke gevoeligheid meenemen in hun adviezen. Door in de voorfase advies te vragen is het voor alle partijen helder waar de Commissie het definitieve milieueffectrapport op gaat toetsen en komt men achteraf niet voor verrassingen te staan. Het advies is om de Commissie voor de m.e.r. in te schakelen in de voorfase om de volgende redenen: • De initiatiefnemer heeft verzocht de Commissie voor de m.e.r. in te schakelen voor deze procedure. • Gezien de aard, de omvang en de maatschappelijke gevoeligheid van het voornemen is een zorgvuldige start van de procedure noodzakelijk. Als de Commissie m.e.r. wordt ingeschakeld brengen ze een locatiebezoek en stellen ze op basis van de concept-startnota NRD een toetsingsadvies op. Hierin wordt aangegeven wat er minimaal in het MER moet worden onderzocht. Advies Reikwijdte en Detailniveau De gegenereerde informatie uit de zienswijzen vormt inpunt voor de op te stellen definitieve startnota over de reikwijdte en het detailniveau die richting geeft aan het op te stellen MER. Omdat de gemeente niet de initiatiefnemer is, dient het bevoegd gezag (de gemeente) een advies over reikwijdte en detailniveau op te stellen en uit te brengen aan de initiatiefnemer. Dit advies kan de gemeente baseren op het advies van de Commissie m.e.r. De initiatiefnemer maakt de startnota NRD vervolgens definitief. 5.3 Opstellen MER Nadat de startnota NRD definitief is en is vrijgegeven door het college, wordt gestart met het feitelijk opstellen van het MER. Dit doen de initiatiefnemende partijen. In deze stap heeft de gemeente als bevoegd gezag geen verantwoordelijkheden. 5.4 Toetsingsfase Als het definitieve MER is opgesteld, start de toetsingsfase. Het MER is een bijlage bij het ontwerpbestemmingsplan Monnikenberg en gaat logischerwijs gezamenlijk met dit bestemmingsplan ter inzage. Volgens planning zal dit in het najaar aan de raad worden voorgelegd. In deze fase is de toetsing van het MER door de Commissie m.e.r. een verplicht onderdeel. Op verzoek kan de Commissie m.e.r. ook hier de inspraakreacties op het MER in het advies meenemen. Hiervoor wordt een extra reactietermijn gevraagd. Het MER is een onderliggend document bij het voorontwerpbestemmingsplan voor Monnikenberg. In het voorontwerpbestemmingsplan worden de keuzes met betrekking tot de inrichting van het gezondheidspark vastgelegd. Een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan is de motivatie hoe is omgegaan met de resultaten uit het MER en wat daarbij de overwegingen zijn. Deze overwegingen beperken zich, zoals in het MER, niet alleen tot milieuargumenten, maar ook financiële, esthetische, sociale argumenten kunnen hierbij een rol spelen. 5.5 Inhoud MER / Startnota In het MER worden de gevolgen van het Masterplan Monnikenberg voor de natuur en het milieu in kaart gebracht. Uiteindelijk zal ook een compensatieplan worden opgesteld voor de geleden verliezen aan natuur en milieu. In de ‘Notitie over de inhoud van het milieueffectrapport Monnikenberg Hilversum’ (de startnota) is de onderzoeksopgave voor het MER beschreven. Veel van de benodigde onderzoeken voor het MER zijn op dit moment uitgezet en lopen al / nog (anticiperend op de definieve
13
startnota NRD). Er kan daarom op dit moment nog geen inzicht gegeven worden in de te verwachten milieueffecten. Volstaan wordt met een korte weergave van de onderzoeksopgave en de specifieke aandachtspunten. Verkeer Het zorgpark heeft een verkeersaantrekkende werking. In het MER wordt onderzoek uitgevoerd naar de verkeersstromen in en om het plangebied op basis van het te realiseren programma en de fasering waarin het plan tot uitvoering wordt gebracht. Lucht De toename en wijziging van verkeerstromen heeft ook gevolgen voor de lokale luchtkwaliteit in en om het plangebied. In het MER worden deze gevolgen inzichtelijk gemaakt en wordt getoetst aan de wettelijke grenswaarden die hiervoor zijn vastgesteld. Geluid Ook de geluidsbelasting wordt beïnvloed door de verkeersstromen en de wijzigingen daarin. Daarnaast is ook de spoorlijn een bron die in het MER beschouwd moet worden. Voor beide bronnen worden de gevolgen van het gezondheidspark bepaald en getoetst aan de wettelijke normen die hiervoor zijn vastgesteld. Externe veiligheid In het MER worden de gevolgen voor het plan Monnikenberg onderzocht van het plaatsgebonden – en het groepsrisico als gevolg van de in de omgeving van het plangebied aanwezig bronnen, te weten het bedrijf Brandsma Metaalveredeling B.V. en het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor en de A27. Bodem en water Het MER beschrijft de gevolgen van de voorgenomen bouwwerkzaamheden voor de aspecten bodem en water, door in te gaan op enerzijds de water- en bodemkwaliteit en anderzijds de kwantiteit (grondstromen, waterbergingsopgave). In het kader van het MER wordt ook de mogelijkheid tot realiseren van opslag van warmte en koude (wko) onderzocht. Natuur Het MER onderzoekt de gevolgen van het gezondheidspark voor de in en om het gebied aanwezige natuurwaarden. Hierbij wordt getoetst op: • beschermde soorten van de Flora- en faunawet; • externe werking op Beschermde Natuurmonument Zuiderheide / Laarder Wasmeer; • externe werking en/of directe aantasting van EHS. Landschap, cultuurhistorie en archeologie In het MER zullen de landschappelijke en cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied zorgvuldig in kaart worden gebracht. Op basis van de plannen van het gezondheidspark wordt beoordeeld in hoeverre deze waarden worden beïnvloed.
14
5. Voorstel Het voorstel is om: 1. het voornemen uit te spreken om akkoord te gaan met het Masterplan en daarbij vooruitlopend op de consultaties de in deze nota genoemde aandachtspunten mee te geven; 2. de partijen te wijzen op de afzonderlijke besluitvormingstrajecten ten aanzien van de Mytylschool, HOV, ecoduct en ecotunnel; 3. de consultatierondes te starten om de meningen van omwonenden en belanghebbenden te inventariseren (adviestrede twee van de burgerparticipatieladder); 4. het beeldkwaliteitsplan om advies voor te leggen aan de commissie voor welstand & monumenten; 5. de m.e.r.-procedure op te starten door openbaar kennis te geven van het voornemen een milieueffectprocedure te starten 6. de concept-startnota NRD gelijktijdig met bovenstaande publicatie ter inzage te leggen en aan de Commissie m.e.r. aan te bieden; 7. de raad na de consultatierondes een definitief voorstel te doen over planologische medewerking aan het plan Monnikenberg; 8. de raad te informeren met bijgaande raadsinformatiebrief
15