Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Overzicht van de behoeften aan wetenschappelijke en technologische beroepen 7 Juli 2010 Stéphane THYS Coördinator
Opzet van de presentatie • Studenten in wetenschappelijke en technologische richtingen • Motivatie van de studiekeuze • Analyse van de enquête bij de werkgevers • Analyse van de inschakeling van schoolverlaters uit het hoger onderwijs, uit wetenschappelijke en technologische richtingen • Analyse van de arbeidsreserve in wetenschappelijke en technologische richtingen
Evolutie van het aantal inschrijvingen in wetenschappelijke en technologische richtingen van het Franstalig en Nederlandstalig hoger onderwijs Universitair onderwijs : Exacte wetenschappen – Zuivere wetenschappen (wiskunde, chemie, fysica, informatica, biologie…) – Toegepaste wetenschappen (ingenieurs, ingenieurarchitect…) Niet-universitair hoger onderwijs : Technologische richtingen – Industrieel ingenieur – Informatica – Elektromechanica – Autotechnologie…
Aantal 1e generatiestudenten in het universitair onderwijs volgens studiegebied en gemeenschap: 2008-2009 Minder dan een student op vijf kiest een studierichting in de exacte wetenschappen 29,0%
9,0%
10.000
18,1%
29,3%
10,0%
18,5% 8.977
8.377
8.000 6.000 4.000 2.000
5.380
5.010 3.597
3.367 1.810 1.054
2.478
2.810
1.756 668
1.948 1.113
2.209
2.788
3.322
840
0 Mannen
Vrouwen Franse Gemeenschap
Humane en sociale wetenschappen
Totaal
Mannen
Vrouwen
Totaal
Vlaamse Gemeenschap
Exacte wetenschappen
Medische wetenschappen
Bronnen : Conseil des Recteurs (CREF), Vlaamse overheid, Beleidsdomein Onderwijs en Vorming, Berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Groeipercentage van het aantal 1e generatiestudenten in het universitair onderwijs volgens studiegebied: 2000-2008 (FG + VG) Toename van het aantal studenten maar relatief tanende belangstelling voor de wetenschappelijke richtingen 100,0 74,3
80,0
69,6 72,2
60,0 40,0 20,0
20,5
18,6 17,3 17,8 4,8 -6,2
0,0 -20,0
Humane en sociale wetenschappen
23,9 22,4
1,4
Exacte wetenschappen Mannen
Medische wetenschappen
Vrouwen
Totaal
Totaal
Bronnen : Conseil des Recteurs (CREF), Vlaamse overheid, Beleidsdomein Onderwijs en Vorming, Berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Percentage van de meisjes in het universitair onderwijs volgens studiegebied en gemeenschap: 2008-2009 Oververtegenwoordiging van de meisjes behalve in de wetenschappelijke richtingen 100,0 90,0 80,0 70,0 60,0 50,0 40,0 30,0 20,0 10,0 0,0
62,5
59,8 59,9
66,5 54,4 55,9
27,0 30,1
Humane en sociale wetenschappen
Exacte wetenschappen
Franse Gemeenschap
Medische wetenschappen
Totaal
Vlaamse Gemeenschap
Bronnen : Conseil des Recteurs (CREF), Vlaamse overheid, Beleidsdomein Onderwijs en Vorming, Berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Niet-universitair hoger onderwijs
• Franse Gemeenschap Nog duidelijkere afname van het aantal studenten in het niet-universitair hoger onderwijs, ingeschreven in wetenschappelijke richtingen (37% van de studenten in 1990 tegen 22% in 2007); Uitgesproken inkrimping in de technologische richtingen; Percentage vrouwen nog lager dan aan de universiteit (10,5%) MAAR toename van het aandeel vrouwen in de technologische richtingen.
• Vlaamse Gemeenschap
Afname van het aantal studenten in de technologische richtingen sinds 2000;
In 2008: een student op vier is in een technologische richting ingeschreven; Aandeel van de vrouwen in deze richtingen belangrijker dan in Franse Gemeenschap (20,9%).
35,0
30,0
20,0
15,0
Oostenrijk Finland Portugal Frankrijk Spanje Duitsland Tsjechië Zweden Ierland Slowakije Verenigd Koninkrijk Griekenland Estland Litouwen Italië Denemarken Roemenië Bulgarije België Slovenië Polen Malta Nederland Hongarije Cyprus Letland
Percentage gediplomeerden in wetenschappen en technologie vergeleken met alle richtingen (20 tot 29 jaar): Europese vergelijking - 2007
31,7 26,7 25,6
25,0
18,4 14,2 11,8
10,0
5,0
0,0
Bron: Eurostat
1,5
1,0
0,5
Frankrijk Finland Ierland Litouwen Portugal Verenigd Denemarken België Polen Zweden Estland Italië Tsjechië Roemenië Slowakije Duitsland Spanje Oostenrijk Slovenië Letland Nederland Griekenland Bulgarije Malta Hongarije Cyprus
Percentage gediplomeerden in wetenschappen en technologie vergeleken met de volledige bevolking van 20 tot 29 jaar: Europese vergelijking - 2007
2,5 2,07
2,0
1,40 1,14 0,89
0,42
0,0
Bron : Eurostat
Vaststellingen • Voor wetenschappelijke en technologische beroepen, neemt het aantal studenten af of neemt relatief af ten opzichte van de andere studiegebieden; • Zelfde vaststelling langs Franstalige en Nederlandstalige zijde; • Schoolloopbaan bij beide seksen verschilt: de meisjes zijn ruim in de minderheid in de sector van de wetenschappen; • Het aandeel van de meisjes in de wetenschappen wordt nog kleiner.
Factoren die een rol spelen bij de keuze van de studierichting • De oriëntatie in het middelbaar onderwijs, d.w.z. de gekozen richting (wetenschappelijk >< letterkundig); • Het socioculturele aspect en in het bijzonder het studieniveau van de ouders; • Hardnekkige vooroordelen die stellen dat meisjes letterkundig en jongens wetenschappelijk zijn; • De sociale beeldvorming van beroepen volgens geslacht : Meisjes zouden meer belang hechten aan het sociaal nut en jongens aan prestige en loon. De idee volgens dewelke een wetenschappelijke loopbaan de combinatie tussen het beroepsleven en het gezinsleven bemoeilijkt.
Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Arbeidsmarkt en inschakelingsdynamisme
Werkloosheidsgraad volgens studieniveau en geslacht in België en de Europese Unie in 2009 Een hoog opleidingsniveau vermindert het risico op werkloosheid maar er bestaan geen gegevens over de werkloosheidsgraad per studierichting 20,0 15,0
14,9 14,9 14,8 14,6 13,1 13,7 8,2 9,0
10,0
8,5 8,1
9,1
8,4
7,8
7,4 4,4
5,0
4,8
5,2 4,6
8,9 8,1
9,0 8,0
5,0 4,5
0,0 M
V Laag
T
M
V
T
Midden
België
M
V Hoog
T
M
V
T
Totaal
EU-27
Bronnen: EAK (FOD Economie – ADSEI), Eurostat, Berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Werkgelegenheidsgraad volgens studieniveau en geslacht in België en de Europese Unie in 2009 De werkgelegenheidsgraad van laag- en van hooggeschoolde arbeidskrachten verhouden zich tot elkaar als de helft en het dubbel 100 74,8 72,1
80 60
54,9 46,7
40
63,1
69,1 65,4
82,9 79,8 81,9 79,4
70,7 67,2
58,2
46,2 37,7
86,3 84,7
58,6 56
64,6 61,6
38,6
30,1
20 0 M
V Laag
T
M
V
T
Midden
België
M
V Hoog
T
M
V
T
Totaal
EU-27
Bronnen: EAK (FOD Economie – ADSEI), Eurostat, Berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Resultaten van de enquêtes naar de behoeften aan gediplomeerden in de wetenschappen (sectorale federaties + knelpuntberoepen)
BEHOEFTE +++
BEHOEFTE ++
BEHOEFTE +
Ingenieurs (chemie, biochemie, bioingenieurs…)
Milieuzorg
Bio- en Microbiologie
Informatici
Wiskunde
Biochemie
Technici (elektromechanica…)
Veiligheidstechnieken
Cellulaire- en moleculaire biochemie
Leerkracht secundair onderwijs (wiskunde en wetenschappen)
Industriële wetenschappen
Inschakeling op de arbeidsmarkt van de jongeren die hun basisopleiding hebben beëindigd • Analyse van de Brusselse jongeren die uit wetenschappelijke en technologische richtingen van het hoger onderwijs komen: analyse van de overgang van studies naar werk; • Longitudinaal onderzoek gedurende een jaar van de jongeren die zich na hun studies bij ACTIRIS zijn komen inschrijven. Waarschuwing: jongeren die onmiddellijk werk hebben gevonden en zich dus niet bij ACTIRIS zijn komen inschrijven, zijn niet in deze studie opgenomen foutenmarge
Universitair
Humane en sociale Exacte Medische wetenschappen wetenschappen wetenschappen
Uitstroomgraad volgens universitair studiegebied en geslacht 84,4
Totaal
4,5 2,3
85,8
Vrouwen
83,7
Mannen
5,7
Totaal
73,6
10,4
Vrouwen
73,6
11,2
Mannen
73,7
9,0
Totaal
88,7
4,0
Vrouwen
89,2
3,9
87,8
Mannen
4,0
Totaal
76,3
9,0
Vrouwen
75,7
9,9
77,1
Mannen 0
10
20
30
40
Uitstroom
7,8 50
60
70
80
90
Tijdelijke uitstroom
Bronnen: ACTIRIS, Berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
100
Uitstroomgraad – universitair volgens studiegebied Filosofie
44,2
Kunstgeschiedenis en archeologie
21,2 55,6
20,2
Pers- en communicatiewetenschappen
69,2
Filologie
69,6
Politieke en sociale wetenschappen
69,8
10,3
Psychologie en pedagogie
71,2
9,9
3e cyclus
71,5
12,5
Landbouwkundige wetenschappen
72,6
9,4
Geschiedenis
72,7
12,1
14,6 22,3
Totaal - Universitair
76,3
9,0
Praktische wetenschappen
77,1
7,0
Rechten
80,8
Economie en T.E.W.
4,2
84,5
Medische wetenschappen
5,7
88,7
Toegepaste wetenschappen - burgerlijk ingenieur
4,0
93,7
0
10
20
30
Uitstroom
40
50
1,0
60
70
Tijdelijke uitstroom
80
90
100 In %
Bronnen: ACTIRIS, Berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Uitstroomgraad - niet-universitair hoger onderwijs volgens studiegebied Kunst
11,7
55,0
Pedagogie
22,2
74,9
Totaal - Hogescholen
10,4
76,7
Sociaal
10,0
78,7
Industrie
80,0
Economie
80,4
3,3 8,3
Praktische wetenschappen
83,3
6,3
Subtotaal technologie
83,5
5,1
Bouw
5,4
85,7
Ingenieurs
89,1
Informatica
89,5
Paramedisch
90,8 0
10
20
30
40
Uitstroom
1,8 5,8 5,2 50
60
70
Tijdelijke uitstroom
80
90
100 In %
Bronnen: ACTIRIS, Berekeningen Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid
Arbeidsreserve (AR) voor de wetenschappelijke en technologische studiegebieden • De NWWZ uit wetenschappelijke en technologische richtingen vertegenwoordigen 14% van de arbeidsreserve die een diploma van het hoger onderwijs op zak heeft ondervertegenwoordiging van deze richtingen in de werkloosheid • Vrouwen vertegenwoordigen 27,4% van de arbeidsreserve van de wetenschappelijke en technologische richtingen • Uitstroompercentage belangrijker voor bepaalde beroepen (burgerlijk ingenieur burgerlijke bouwkunde, ingenieur-architect, productieingenieur, programmeur, technicus automatisatie …) • Beperkte arbeidsreserve voor bepaalde beroepen (wiskundige, statisticus, actuaris, elektromechanicus, leerkracht fysica, leerkracht chemie…)
Tewerkstellingsmogelijkheden
• De gediplomeerden van de wetenschappelijke en technologische richtingen zijn in heel wat activiteitensectoren terug te vinden • In relatieve termen treffen we hen in vergelijking met andere studenten uit het hoger onderwijs vaker aan in de industrie (chemische), de bouw, de telecommunicatiesector, de dienstverlening aan bedrijven, onderzoek en ontwikkeling, het hoger onderwijs,… • Twee activiteitensectoren springen evenwel in het oog als het op tewerkstellingsmogelijkheden aankomt: de dienstverlening aan bedrijven en het onderwijs • Ze zijn ondervertegenwoordigd in onder meer de overheidsdiensten, de handel, de gezondheidszorg en de sociale dienstverlening,…
Conclusies • Tanende belangstelling voor wetenschappelijke en technologische studierichtingen Probleem voor de vernieuwing van personeel (wetenschappelijk) • Diverse studies tonen aan dat de keuze voor een studierichting beïnvloed wordt door: het geslacht (mannelijk), het sociocultureel aspect (universitair studieniveau van de ouders) en de in het middelbaar gevolgde richting (met veel wiskunde). • De vergroening van de economie kondigt een groeiende vraag naar « groene banen » aan, voornamelijk in de wetenschappelijke en technologische domeinen (klimaatopwarming, hernieuwbare energie en nieuwe activiteiten zoals de groene chemie). • Op de arbeidsmarkt constateren we: Een sterke vraag (zie enquête + knelpuntberoepen) naar wetenschappelijke kaderleden (ingenieurs, technici, informatici,…). Hogere inschakelingspercentages voor de jongeren die een diploma hoger onderwijs (al dan niet universitair) in een wetenschappelijke of technologische studierichting bezitten.