Overzicht belastingen 2013 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting Activeringsheffing op onbebouwde bouwgronden en kavels 2011-2013 Belasting op de afgifte van administratieve stukken 2012 - 2013 Belasting op het bouwen en herbouwen Belasting op de braakliggende industriegronden palende aan een openbare weg die, gelet op de plaatselijke toestand, voldoende is uitgerust, 2011-2013 Belasting op de leegstaande woningen of gebouwen Belasting op de lijk- en asbezorging van personen niet ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de stad Antwerpen 2012-2013 Belasting op het weghalen en verwijderen door de gemeente van huishoudelijke en/of daarmee gelijkgestelde, respectievelijk vergelijkbare afvalstoffen die gestort of achtergelaten werden op plaatsen of op tijdstippen, waar dit door een wettelijke of reglementaire bepaling verboden is of in niet-reglementaire recipiënten Belasting op de onafgewerkte, verwaarloosde en/of leegstaande bedrijfsgebouwen op bedrijfsruimten 2011-2013 Opcentiemen op de onroerende voorheffing Opcentiemen op de gewestelijke milieuheffing Belasting op opgravingen van stoffelijke overschotten en opgravingen en/of overbrengingen van asurnen Reglement op het takelen en bewaren van onregelmatig geparkeerde voertuigen Belasting op de tweede verblijven Belasting op de valse alarmmeldingen Belasting op vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden Belasting op het vervoer van personen met een politievoertuig 2012-2013 Belastingreglement op de verwaarloosde en/of onafgewerkte woningen of gebouwen 2011-2013 Belasting op het verwijderen van graffiti, affiches en/of zelfklevers die zonder vereiste toestemming werden aangebracht op vanaf de openbare weg zichtbare oppervlakten van onroerende goederen
Aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting
Terug naar boven
Artikel 1 Er wordt voor het aanslagjaar 2013 een aanvullende gemeentebelasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van dit aanslagjaar. Artikel 2 De belasting wordt vastgesteld op 8% van het volgens artikel 466 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 berekende gedeelte van de personenbelasting die aan het rijk verschuldigd is voor hetzelfde aanslagjaar. Artikel 3 Het aanslagjaar is hetzelfde als het aanslagjaar volgens de terminologie die gebruikt wordt in het wetboek van de inkomstenbelastingen.
Activeringsheffing op onbebouwde bouwgronden en kavels 2011-2013
Terug naar boven
Artikel 1 Er wordt voor de aanslagjaren 2011 tot en met 2013 een jaarlijkse activeringsheffing geheven op onbebouwde bouwgronden en kavels. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder : − bouwgrond : een perceel grond, met uitsluiting van kavels, dat paalt aan een voldoende uitgeruste weg, gelegen in een woongebied of in een woonuitbreidingsgebied dat reeds voor bebouwing in aanmerking komt overeenkomstig de bepalingen van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening. − voldoende uitgeruste weg: ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. − kavel : het in een verkavelingsvergunning van een niet vervallen verkaveling afgebakende perceel. − bebouwd : de bouwgrond of kavel waarop ingevolge een verleende stedenbouwkundige vergunning, de bouwwerken werden aangevat en waarvan ten minste 1 bovengrondse bouwlaag werd opgericht. Een bouwgrond of kavel die niet aan deze omschrijving beantwoordt, wordt als onbebouwd beschouwd. Artikel 3 Bedrag De belasting bedraagt 62 EUR per strekkende meter perceellengte van de onbebouwde bouwgrond of kavel grenzend aan een openbare weg, met een minimumaanslag van 371 EUR per onbebouwde bouwgrond of kavel. Indien een onbebouwde bouwgrond of kavel op een hoek gelegen is of palende aan meerdere openbare wegen, wordt de helft van de som van alle zijden langs de openbare weg in aanmerking genomen, de afgesneden of afgeronde hoek of hoeken inbegrepen. Artikel 4 Belastingplichtige De belasting is verschuldigd door de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van de onbebouwde bouwgrond of kavel. Indien er een recht van opstal of erfpacht bestaat, is de activeringsheffing verschuldigd door de erfpachter of de opstalhouder. In geval van mede-eigendom, wordt de belasting gevestigd in verhouding tot het eigendomsaandeel van elk van de niet vrijgestelde belastingplichtigen in de onbebouwde bouwgrond of kavel. Artikel 5 Vrijstellingen op basis van de situatie van de belastingplichtige Van de belasting zijn vrijgesteld: 1. de eigenaars van één enkele onbebouwde bouwgrond of kavel bij uitsluiting van enig ander onroerend goed in België of in het buitenland; 2. de ouders met kinderen ten laste. Deze vrijstelling is beperkt tot één onbebouwde bouwgrond of kavel per kind ten laste. De krachtens dit artikel, onderdeel 1. en 2. verleende vrijstellingen gelden slechts gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. 3. de sociale woonorganisaties; 4. de autonome gemeentebedrijven; 5. het OCMW. Artikel 6 Vrijstellingen op basis van de toestand van de onbebouwde bouwgrond of kavel 6.1. Zijn vrijgesteld, onbebouwde bouwgronden of kavels die tijdens het aanslagjaar niet voor bebouwing kunnen worden bestemd : 1. ingevolge de Pachtwet van 4 november 1969, waarbij het bewijs van de pacht met alle middelen van recht mag worden geleverd; 2. ingevolge hun inrichting als collectieve voorziening, met inbegrip van hun aanhorigheden; 3. ingevolge hun werkelijke en volledige aanwending voor land- of tuinbouw gedurende het hele jaar; 4. ingevolge een bouwverbod of een erfdienstbaarheid van openbaar nut die woningbouw onmogelijk maakt; 5. ingevolge een vreemde oorzaak die te maken heeft met de aard van de onbebouwde
bouwgrond of kavel, die de belastingplichtige niet kan worden toegerekend, zoals de beperkte omvang van de bouwgronden of kavels of hun ligging, vorm of fysieke toestand. 6.2. Zijn eveneens vrijgesteld : onbebouwde bouwgronden of kavels waarop bouwheren of verkavelaars een sociale last uitvoeren in natura, overeenkomstig de voorwaarden opgelegd door het Vlaamse decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid en daaropvolgende wijzigingen. 6.3. Een vrijstelling wordt tevens toegekend voor : - onbebouwde kavels, indien de verkavelingsvergunning geen werken omvat. Deze vrijstelling geldt gedurende het jaar volgend op het jaar waarin de verkavelingsvergunning werd toegekend. - onbebouwde kavels, waarvan de verkavelingsvergunning werken omvat. Deze vrijstelling geldt gedurende het jaar dat volgt op het jaar waarin het attest, bedoeld in artikel 4.2.9 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening werd toegekend (bedoeld wordt het attest van het college van burgemeester en schepenen waaruit blijkt dat alle in de verkavelingsvergunning opgelegde voorwaarden en lasten zijn uitgevoerd of dat voor de uitvoering van de lasten een afdoende financiële waarborg is gestort in de handen van de stadsontvanger/financieel beheerder of in zijn voordeel op onherroepelijke wijze door een bankinstelling is verleend). Wanneer echter de werken door de verkavelaar worden uitgevoerd, geldt de vrijstelling gedurende maximaal drie (3) jaar vanaf het jaar volgend op de afgifte van de verkavelingsvergunning. Wanneer de verwezenlijking in fasen wordt vergund, zijn de bepalingen van dit onderdeel (mutatis mutandis) op de delen van elke fase van toepassing. Artikel 7 Aangifte Jaarlijks verzendt de administratie – financiën aan de eigenaars, of in voorkomend geval de opstalhouders of erfpachters van onbebouwde bouwgronden of kavels een aangifteformulier dat binnen de twee maanden na verzenddatum ingevuld en ondertekend moet worden terugbezorgd. Artikel 8 Verkoop De verkoper van een onbebouwde bouwgrond of kavel is verplicht binnen de twee maanden na het verlijden van de notariële akte, bij aangetekende brief, per brief afgegeven tegen ontvangstbewijs of per e-mail met leesbevestiging aan de administratie – financiën een kopie over te maken van de volledige verkoopakte, uitgezonderd de prijsaanduiding. Artikel 9 Verhoging Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting ambtshalve gevestigd op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, wordt de belastingplichtige hiervan aangetekend verwittigd. De belastingplichtige heeft dertig dagen om schriftelijk te reageren en alsnog aangifte in te dienen. Wanneer voor een aanslagjaar de aangifte alsnog tijdig en correct wordt ingediend na verzending van de verwittiging van ambtshalve vaststelling, wordt geen verhoging toegepast. Op de ambtshalve vastgestelde belasting zal een verhoging worden toegepast. Deze verhoging bedraagt: • 10% bij een eerste overtreding die tot verhoging leidt; • 25%, 50% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde opeenvolgende overtreding die tot verhoging leidt; • 200% vanaf een vijfde opeenvolgende overtreding die tot verhoging leidt. Artikel 10 Kohier De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier. Een verhoging wordt afzonderlijk op het kohier en het aanslagbiljet vermeld. De belasting moet worden betaald binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 11 Mede-eigendom Indien de onbebouwde bouwgrond of kavel aan verschillende eigenaars toebehoort en wanneer geen
aangifte wordt gedaan van de eigendomsverdeling zal als betalingsmodaliteit, iedere mede-eigenaar worden aangesproken voor het volledige verschuldigde bedrag. Artikel 12 Procedure De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt zoals bepaald in het decreet van 30 mei 2008 op de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelasting en latere wijzigingen. Artikel 13 Slotbepaling Dit reglement vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot : − de belasting op niet-bebouwde gronden, gelegen in het woongebied van een door de Koning of de Vlaamse regering goedgekeurd of vastgesteld plan van aanleg en op de braakliggende industriegronden die gelegen zijn in gebieden bestemd voor industrie en beide palende aan een openbare weg die, gelet op de plaatselijke toestand, voldoende is uitgerust; − de belasting met betrekking tot de niet - bebouwde percelen begrepen in een niet-vervallen verkaveling voor zover deze beide reglementen van toepassing zijn op onbebouwde bouwgronden of kavels.
Belasting op de afgifte van administratieve stukken 2012 – 2013
Terug naar boven
Artikel 1 Met ingang van 1 januari 2012 en voor een termijn eindigend op 31 december 2013 wordt een belasting geheven op de ambtshalve of op verzoek afgeleverde administratieve stukken. De belasting is verschuldigd door de persoon of de rechtspersoon aan wie het stuk wordt afgeleverd. Artikel 2 §1 Op de afgifte van een elektronische identiteitskaart voor Belgen van 12 jaar en ouder en van een elektronische vreemdelingenkaart voor vreemdelingen van 12 jaar en ouder bedraagt de belasting 5,00 euro, verhoogd met de kostprijs van de elektronische identiteitskaart aangerekend door de FOD Binnenlandse Zaken. §2 Op de afgifte van een elektronische identiteitskaart en van een elektronische vreemdelingenkaart in dringende en zeer dringende procedure bedraagt de belasting 25,00 euro, verhoogd met de kostprijs van de elektronische identiteitskaart aangerekend door de FOD Binnenlandse Zaken en de transportkosten aangerekend door Group 4. In het geval de dringende of zeer dringende procedure te wijten is aan verlies of diefstal van een geldig document, bedraagt de belasting 5,00 euro, verhoogd met de kostprijs van de elektronische identiteitskaart aangerekend door de FOD Binnenlandse Zaken en de transportkosten aangerekend door Group 4. Het verlies of de diefstal wordt aangetoond door een bewijs van aangifte bij de politie. Artikel 3 §1 Op de afgifte van reispassen bedraagt de belasting 5,00 euro voor een reispas, verhoogd met de kostprijs van een reispas aangerekend door de FOD Buitenlandse Zaken. §2 Op de afgifte van reispassen in een dringende procedure bedraagt de belasting 25,00 euro, verhoogd met de kostprijs van een reispas aangerekend door de FOD Buitenlandse Zaken en de transportkosten door de leverancier. In het geval de dringende procedure te wijten is aan verlies of diefstal van een geldig document, bedraagt de belasting 5,00 euro, verhoogd met de kostprijs van een reispas aangerekend door de FOD Buitenlandse Zaken en de transportkosten door de leverancier. Het verlies of de diefstal wordt aangetoond door een bewijs van aangifte bij de politie. §3 De belasting is niet verschuldigd voor de aflevering van reispassen voor kinderen jonger dan 18 jaar. Artikel 4 Op de afgifte van een rijbewijs bedraagt de belasting 5,00 euro, verhoogd met de kostprijs voor een rijbewijs aangerekend door de FOD Mobiliteit. Artikel 5 Op de afgifte van een trouwboekje (boekje + huwelijksgetuigschrift) bedraagt de belasting 25,00 euro. Artikel 6 Op de afgifte van stukken in het kader van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening van 15 mei 2009, die ambtshalve of op verzoek worden uitgereikt, bedraagt de belasting 5,00 euro per exemplaar. Artikel 7 De particulieren en de privé-instellingen die wensen dat de gevraagde bescheiden hen per post zouden toegezonden worden, dienen het bedrag van de verzendingskosten vooraf aan de betrokken dienst over te maken en dit zelfs als de afgifte van de te verstrekken stukken kosteloos is.
Artikel 8 De belasting is invorderbaar op het ogenblik van de aanvraag. Artikel 9 De belasting dient betaald te worden bij de aanvraag van de administratieve stukken, tegen ontvangstbewijs, bij voorkeur per bancontact. Artikel 10 De vestiging, de invordering en de geschillenprocedure gebeuren volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie-en gemeentebelastingen. Latere wijzigingen en aanvullingen zijn eveneens van toepassing. Artikel 11 Dit reglement vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op de afgifte van administratieve stukken.
Belasting op het bouwen en herbouwen
Terug naar boven
Artikel 1 Er wordt voor de dienstjaren 2008 tot en met 2013 een belasting geheven op het bouwen, herbouwen en verbouwen. Zij heeft tot grondslag de kubiekmaat van de gebouwde, herbouwde en verbouwde gedeelten. Artikel 2 De belasting is vastgesteld op 0,62 EUR per m3. Voor het bouwen, herbouwen of verbouwen van fabrieken, werkhuizen, werkplaatsen, stapelplaatsen, loodsen, vergaarbakken, waarvan de kubiekmaat 1 000 m3 overtreft, wordt de aanslagvoet van de belasting, vanaf 1 001 m3 vastgesteld op de helft van het basisbedrag. Nochtans blijft de belasting van 0,62 EUR per m3 toepasselijk op de plaatsen die, in zulkdanige gebouwen, gebruikt worden als woning of bureel of die voor het publiek vrij toegankelijk zijn als tentoonstellings- en verkoopzalen. De metingen voor het berekenen van de kubiekmaat beginnen op het waterpas van de straat voor bouwwerken die daar uitkomen en op het waterpas van de grond van binnenplaats of tuin voor binnenwaartse bouwwerken. De minimumaanslag bedraagt 75 EUR. De belastingschuld ontstaat op het ogenblik dat het gebouw onder dak staat of de werken beëindigd zijn. Artikel 3 De belasting wordt niet toegepast: a.- bij het bouwen, herbouwen of verbouwen van onroerende goederen of delen van onroerende goederen, die vrijgesteld zijn van de onroerende voorheffing overeenkomstig de artikelen 12 par. 1 en 253 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992, bekrachtigd bij wet van 12 juni 1992; b.- bij de oprichting, verbouwing of herbouwing van woonhuizen of handelshuizen met genot van overheidspremie of overheidstoelage; c.- bij het bouwen van woningen door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en haar plaatselijke maatschappijen, evenals door het Vlaams Woningfonds en het OCMW; d.- de bouwwerken met een voorlopig karakter, dit wil zeggen deze welke binnen het jaar na hun oprichting terug worden gesloopt; e.- bij de heropbouw van door oorlogsfeiten of door brand vernielde of beschadigde gebouwen, op voorwaarde dat de oorspronkelijke aard van het gebouw geëerbiedigd blijft (woonhuis, fabriek, enzovoort), dat de heropbouw geschiedt op het perceel van het geteisterd eigendom en voor zover de kubiekmaat overeenkomt met deze van het geteisterd eigendom. Wordt echter de heropbouw op het vroeger perceel belemmerd of verhinderd door een overheidsmaatregel, dan geldt de voorziene vrijstelling insgelijks voor de heropbouw op om het even welke plaats van het stadsgrondgebied; f.- bij het oprichten van afdaken. g.- bij het bouwen, herbouwen of verbouwen van woningen door de autonome gemeentebedrijven. Artikel 4 De belasting wordt gelegd op het eigendom en is solidair verschuldigd door de titularis van de bouwvergunning en de eigenaar. Artikel 5 De bouwwerken, opgericht op grond, gedeeltelijk gelegen op het gebied van de stad en gedeeltelijk op dit van een andere gemeente, worden slechts belast voor het gedeelte gelegen op Antwerps grondgebied. Artikel 6 De belasting wordt contant ingevorderd door middel van de afgifte van een kwitantie, een plaat, een vignet of een ander onderscheidingsteken.
Artikel 7 De belastingplichtigen moeten uiterlijk 8 dagen vóór het begin der werken aangifte daarvan doen bij het gemeentebestuur en er een bedrag gelijk aan de vermoedelijke belasting in consignatie geven tegen afgifte van een ontvangstbewijs, dat op elk verzoek van de met toezicht belaste ambtenaren of agenten moet worden getoond. Het in consignatie gegeven bedrag zal van ambtswege als een verworven belasting worden geboekt en t.o.v. de belastingplichtige met een kwitantie worden bevestigd indien geen tegenbericht van de belastingplichtige bij het gemeentebestuur toekomt uiterlijk de dag vóór deze waarop het belastbaar feit zich zal voltrekken. Bij gebrek aan een contantbetaling of in geval deze niet gelijk is aan de reële belastingschuld, berekend op basis van de gegevens waarover het gemeentebestuur nadien beschikt, zal worden overgegaan tot inkohiering, of respectievelijk terugbetaling, van het verschil. Artikel 8 De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals aangevuld en gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen en zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit ter zake. Latere aanvullingen en wijzigingen aan voormelde wet van 24 december 1996 en het uitvoeringsbesluit zijn eveneens van toepassing. De belasting wordt ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 9 Deze verordening vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op het bouwen en herbouwen. Artikel 10 Deze beslissing wordt definitief indien geen bezwaren worden ingediend tijdens het openbaar onderzoek.
Belasting op de braakliggende industriegronden palende aan een openbare weg die, gelet op de plaatselijke toestand, voldoende is uitgerust, 2011-2013 Terug naar boven Artikel 1 Er wordt voor de aanslagjaren 2011 tot en met 2013 een jaarlijkse belasting geheven op de braakliggende industriegronden palende aan een openbare weg die, gelet op de plaatselijke toestand, voldoende is uitgerust. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder: − industriegrond: perceel grond, volgens de bestemmingsvoorschriften van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening bestemd voor nijverheid, palende aan een openbare weg die, gelet op de plaatselijke toestand, voldoende is uitgerust; − voldoende uitgeruste weg: ten minste met duurzame materialen verhard en voorzien van een elektriciteitsnet. − bebouwde industriegronden: de gronden, waarop ingevolge een verleende stedenbouwkundige vergunning de bouwwerken werden aangevat en waarvan ten minste 1 bovengrondse bouwlaag werd opgericht. Industriegronden die niet aan deze omschrijving voldoen, worden als braakliggend beschouwd. Artikel 3 Bedrag Het bedrag wordt vastgesteld op 62,00 EUR per strekkende meter perceellengte van de braakliggende industriegrond palende aan een voldoende uitgeruste openbare weg, met een minimumaanslag van 371,00 EUR per industriegrond. Indien een braakliggende industriegrond paalt aan meerdere voldoende uitgeruste openbare wegen of op een hoek gelegen is, wordt de helft van de som van alle zijden langs de openbare weg in aanmerking genomen, de afgesneden of afgeronde hoek of hoeken inbegrepen. Artikel 4 Belastingplichtige De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de braakliggende industriegrond op 1 januari van het aanslagjaar. Indien er een erfpacht of recht van opstal bestaat, is de belasting verschuldigd door de erfpachter of opstalhouder. Als er meerdere belastingplichtigen zijn in geval van mede-eigendom, wordt de belasting gevestigd in verhouding tot het eigendomsaandeel van elk van de niet vrijgestelde belastingplichtigen in de braakliggende industriegrond. Artikel 5 Vrijstellingen op basis van de situatie van de belastingplichtige Van de belasting zijn vrijgesteld: 1. de eigenaars van één enkel perceel braakliggende industriegrond bij uitsluiting van enig ander onroerend goed in België of in het buitenland; Deze vrijstelling geldt slechts gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. 2. de autonome gemeentebedrijven. Artikel 6 Vrijstellingen op basis van de toestand van de braakliggende industriegrond 1. De belasting wordt niet geheven op de braakliggende industriegronden waarop krachtens een overheidsbeslissing niet mag worden gebouwd, op bedrijventerreinen die door de overheid worden ontwikkeld, of op gronden die werkelijk voor land- of tuinbouw worden gebruikt. 2. Ingevolge een vreemde oorzaak die te maken heeft met de aard van de braakliggende industriegrond, die de belastingplichtige niet kan worden toegerekend, zoals de beperkte omvang van de braakliggende industriegronden of hun ligging, vorm of fysieke toestand. Artikel 7 Aangifte Jaarlijks verzendt de administratie – financiën aan de eigenaars van braakliggende industriegronden een aangifteformulier dat binnen de twee maanden na verzenddatum ingevuld en ondertekend moet worden terugbezorgd.
Artikel 8 Verkoop De verkoper van een onbebouwde bouwgrond of kavel is verplicht binnen de twee maanden na het verlijden van de notariële akte, bij aangetekende brief, per brief afgegeven tegen ontvangstbewijs of per e-mail met leesbevestiging aan de administratie – financiën een kopie over te maken van de volledige verkoopakte, uitgezonderd de prijsaanduiding. Artikel 9 Verhoging Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting ambtshalve gevestigd op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt. Vooraleer over te gaan tot ambtshalve vaststelling van de belasting wordt de belastingplichtige hiervan aangetekend verwittigd. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen om schriftelijk te reageren en alsnog aangifte in te dienen. Wanneer voor het aanslagjaar de aangifte alsnog tijdig en correct wordt ingediend na de verzending van de verwittiging van ambtshalve vaststelling, wordt geen verhoging toegepast. Op de ambtshalve vastgestelde belasting zal een verhoging worden toegepast. De verhoging bedraagt: • 10 % bij een eerste overtreding die leidt tot verhoging; • 25 %, 50 % en 100 % bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding die leidt tot verhoging; • 200 % vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding die leidt tot verhoging. Artikel 10 Kohierbelasting De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier. Een verhoging wordt afzonderlijk op het kohier en het aanslagbiljet vermeld. De belasting moet worden betaald binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet. De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 11 Mede-eigendom Indien de braakliggende industriegrond aan verschillende eigenaars toebehoort en wanneer geen aangifte wordt gedaan van de eigendomsverdeling, zal als betalingsmodaliteit iedere mede-eigenaar worden aangesproken voor de volledige belasting. Artikel 12 Procedure De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt zoals bepaald in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Artikel 13 Slotbepaling Dit reglement vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op niet-bebouwde gronden, gelegen in het woongebied van een door de Koning of de Vlaamse regering goedgekeurd of vastgesteld plan van aanleg en op de braakliggende industriegronden die gelegen zijn in gebieden bestemd voor industrie, en beide palende aan een openbare weg die, gelet op de plaatselijke toestand, voldoende is uitgerust, voor zover dit reglement van toepassing is op braakliggende industriegronden, palend aan een voldoende uitgeruste openbare weg.
Belasting op de leegstaande woningen of gebouwen
Terug naar boven
Artikel 1 Er wordt voor het aanslagjaar 2013 een jaarlijkse belasting gevestigd op leegstaande woningen en gebouwen die gedurende minstens 12 opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het gemeentelijk leegstandsregister. Artikel 2 Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: − Woning: elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. − Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel hoofdgebouw als bijgebouwen omvat met uitsluiting van bedrijfsruimten. − Bedrijfsruimte: de verzameling van alle percelen waarop zich minstens één bedrijfsgebouw bevindt, als één geheel te beschouwen en waar een economische activiteit heeft plaatsgevonden of plaatsvindt. Deze verzameling heeft een minimale oppervlakte van 5 aren. Uitgesloten is de bedrijfsruimte waarin de woning van de eigenaar een niet afsplitsbaar onderdeel uitmaakt van het bedrijfsgebouw en dat nog effectief wordt benut als verblijfplaats. − Leegstandsregister: Het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen dat opgemaakt wordt als een digitaal bestand, conform de technische richtlijnen van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed. − Leegstaand gebouw: gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw. − Functie van het gebouw: o functie die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde of gedane stedenbouwkundige vergunning, o functie die overeenkomt met een melding in de zin van artikel 94 van het decreet Ruimtelijke Ordening, o functie die overeenkomt met een milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. Indien de functie niet blijkt uit een vergunning of melding, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand. − Leegstaande woning: woning die gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met hetzij de woonfunctie, hetzij elke andere door de Vlaamse Regering omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich mee brengt. − Belastbare periode: iedere periode van 12 opeenvolgende maanden van opname in het leegstandsregister. Artikel 3 De administratie maakt een inventaris op van: - leegstaande gebouwen - leegstaande woningen Beide inventarissen worden ondergebracht in het leegstandsregister. De administratie beoordeelt de leegstand van een gebouw of een woning aan de hand van objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende niet-limitatieve lijst: 1° de onmogelijkheid om het gebouw te betreden, bij voorbeeld door een geblokkeerde toegang; 2° het langdurig aanbieden van het gebouw of van de woning als “te huur” of “te koop”; 3° het ontbreken van aansluitingen op nutsvoorzieni ngen; 4° een dermate laag verbruik van de nutsvoorziening en dat een gebruik overeenkomstig de functie van het gebouw kan worden uitgesloten; 5° de vermindering van het kadastraal inkomen overe enkomstig artikel 15 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992; 6° het ontbreken van een inschrijving in het bevolk ingsregister op het adres van de woning of het ontbreken van een aangifte van een tweede verblijf.
Een leegstaande woning of een leegstaand gebouw wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte die een beschrijvend verslag bevat, waarbij een fotodossier en een beschrijvend verslag, met vermelding van de elementen die de leegstand staven, gevoegd worden. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand. De gemeente stelt de eigenaars per aangetekende zending in kennis van de beslissing tot opname van leegstaande woningen en gebouwen in het leegstandsregister. Deze kennisgeving bevat de administratieve akte met het beschrijvend verslag en geeft aan welke vrijstellingen van de leegstandsheffing in het leegstandsregister worden vermeld. Artikel 4 Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van de kennisgeving vermeld in artikel 3, kan een eigenaar bij het college van burgemeester en schepenen beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroepschrift wordt ingediend met een aangetekende brief, door afgifte tegen ontvangstbewijs of met een elektronisch aangetekende zending. Het beroepschrift wordt gedagtekend en bevat minimaal de volgende gegevens: 1° de identiteit en het adres van de indiener; 2° de aanwijzing van de administratieve akte en het gebouw of de woning waarop het beroepschrift betrekking heeft; 3° een of meer bewijsstukken die aantonen dat niet voldaan is aan de voorwaarden voor leegstand, met dien verstande dat de vaststelling van de leegstand betwist kan worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd. De beroepsinstantie registreert elk inkomend beroepschrift in het leegstandsregister en meldt de ontvangst ervan aan de indiener van het beroepschrift. Het college doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per aangetekende zending betekend. Op dezelfde wijze kan een eigenaar bij het college van burgemeester en schepenen beroep aantekenen tegen de beslissing tot weigering van een aanvraag tot schrapping uit het leegstandsregister. Als het college het beroep tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister gegrond acht, of nalaat om tijdig kennis te geven van zijn beslissing, kunnen de eerder gedane vaststellingen geen aanleiding geven tot een nieuwe beslissing tot opname in het leegstandsregister. Indien de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de eigenaar onontvankelijk of ongegrond is, neemt de gemeentelijke administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand. Artikel 5 De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat een leegstaande woning of een leegstaand gebouw gedurende 12 opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister. De belasting is verschuldigd na het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden opname zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt. Artikel 6 De belasting is verschuldigd door diegene die op het ogenblik van het verschuldigd worden van de belasting eigenaar is van de leegstaande woning of het leegstaand gebouw. In geval er een erfpacht, opstalrecht of vruchtgebruik op de woning of het gebouw rust, is de belasting respectievelijk verschuldigd door de erfpachter, de opstalhouder of de vruchtgebruiker. De belasting wordt steeds gevestigd in verhouding tot het aandeel van elk van deze belastingplichtigen in de woning of het gebouw. Wanneer verder in dit reglement “de eigenaar” wordt vermeld, heeft dit betrekking op elke belastingplichtige. Artikel 7 De aanslagvoet van de belasting bedraagt voor: − een woning of gebouw aan de straatzijde gelegen: 148 EUR per strekkende meter gevellengte. De belastbare lengte wordt vermenigvuldigd met het aantal belastbare bouwlagen.
−
een woning of gebouw niet aan de straatzijde gelegen: 4,50 EUR per vierkante meter grondoppervlakte van de woning of het gebouw. De belastbare oppervlakte wordt vermenigvuldigd met het aantal belastbare bouwlagen. Vanaf de tweede aanslag ten laste van eenzelfde eigenaar verhoogt de aanslagvoet van de belasting per gevestigde aanslag. De verhoogde aanslagvoet wordt berekend volgens volgende formule: Verhoogde aanslagvoet = aanslagvoet + ((ABJ – 1) x 15%) waarbij ABJ = aantal belaste jaren. De minimumaanslag (basisbedrag) bedraagt: - voor een volledig gebouw of woning: 990 euro - voor alle andere gevallen: 740 euro De minimumaanslag wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer zoals bepaald in het Vlaams decreet op het grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009 en latere aanpassingen. Bij hoekpanden wordt de helft van de som van de gevellengtes aan elke straatzijde in aanmerking genomen voor de berekening van de belasting, de afgesneden of afgeronde hoek inbegrepen. De belastbare lengte/oppervlakte wordt steeds in volle (vierkante) meter uitgedrukt. De gedeelten kleiner dan een halve (vierkante) meter worden weggelaten, de gedeelten vanaf een halve (vierkante) meter worden als volle (vierkante) meter aangerekend. Artikel 8 Zijn van de belasting vrijgesteld: 1. nieuwe eigenaars gedurende twee aanslagjaren na het verlijden van de authentieke akte. Deze vrijstelling vervalt wanneer in de loop van deze twee aanslagjaren de eigenaar wijzigt, behalve voor de Belgische Staat wanneer het gaat om onroerende goederen verkregen uit onbeheerde nalatenschappen. 2. de belastingplichtige die volle eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van (een gedeelte) volle eigendom of vruchtgebruik van enig ander onroerend goed gedurende de twee aanslagjaren die volgen op het jaar van opname in het leegstandsregister. 3. de eigenaars die in een erkende ouderenvoorziening verblijven of voor een langdurig verblijf werden opgenomen in een psychiatrische instelling gedurende de drie aanslagjaren na het jaar dat de eigenaar in de ouderenvoorziening of in de psychiatrische instelling is ingeschreven. Deze vrijstelling geldt enkel voor de woning die volledig en uitsluitend gebruikt werd als hoofdverblijfplaats. 4. de belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing op basis van het Burgerlijk Wetboek. De vrijstelling geldt gedurende de vijf aanslagjaren die volgen op het jaar van opname in het leegstandsregister. 5. de eigenaars die voor de woning of het gebouw een bouwaanvraag indienen in overeenstemming met de stedenbouwkundige voorschriften en brandveiligheidsvoorschriften en 4 maanden na het indienen onafhankelijk van hun wil geen definitieve bouwvergunning hebben gekregen. Per ingediende bouwaanvraag kan eenmalig beroep worden gedaan op deze vrijstelling, hetzij in het jaar dat de bouwaanvraag is ingediend, hetzij in het jaar volgend op het kalenderjaar dat de bouwaanvraag werd ingediend. 6. de woningen en gebouwen gelegen binnen een bij Koninklijk besluit goedgekeurd onteigeningsplan of waarvoor een weigering van bouwvergunning verkregen werd wegens een onteigeningsplan in voorbereiding. 7. de woningen en gebouwen waarvoor een beschermingsaanvraag is ingediend. De vrijstelling geldt voor de belastbare periode waarin de aanvraag wordt ingediend tot en met de belastbare periode waarin de beschermingsaanvraag wordt goedgekeurd. Deze vrijstelling vervalt wanneer de beschermingsaanvraag wordt afgewezen. 8. de woningen en gebouwen waarvoor een restauratiepremiedossier voor een beschermd monument is ingediend. Deze vrijstelling geldt vanaf de belastbare periode waarin het dossier wordt ingediend tot en met de belastbare periode waarin het dossier wordt beëindigd. 9. een woning of een gebouw waarvoor een niet-vervallen stedenbouwkundige vergunning is uitgereikt en waarvoor de werken gestart zijn. De werkzaamheden moeten van die aard zijn dat de woning of het gebouw tijdens de werken niet in gebruik kan worden genomen. Deze vrijstelling geldt voor de belastbare periode waarin de werken starten en de 2 volgende belastbare periodes. Er kan maar eenmalig beroep gedaan worden op deze vrijstelling door eenzelfde eigenaar voor eenzelfde woning of gebouw.
10. de eigenaars die niet vergunningsplichtige werken uitvoeren die van die aard zijn dat de woning of het gebouw tijdens de werken niet in gebruik kan genomen worden. De eigenaars dienen een gedetailleerd renovatieschema voor te leggen waaruit blijkt dat zij tijdens de belastbare periode werken uitgevoerd hebben om de belastbaarheid te beëindigen. Het gedetailleerd renovatieschema dient de volgende stukken te bevatten: - een tekening of schets van de woning of het gebouw met aanduiding van de werken; - een volledige opsomming en korte beschrijving van alle werken; - de aanvangsdatum en uitvoeringstermijn van de werkzaamheden; - facturen van reeds uitgevoerde werken en/of aangekochte materialen. De facturen moeten betrekking hebben op de werken die uitgevoerd zijn tijdens de belastbare periode; - een fotoreportage van de gebouwdelen die gerenoveerd zijn. De vrijstelling geldt voor de belastbare periode waarin het renovatieschema wordt ingediend en de twee daaropvolgende belastbare periodes. Het renovatieschema dient samen met het inlichtingenformulier te worden ingediend. De belastingplichtigen worden er schriftelijk van verwittigd of het renovatieschema volledig is bevonden en de vrijstelling toegekend wordt. Er kan maar eenmalig beroep gedaan worden op deze vrijstelling door eenzelfde eigenaar voor eenzelfde woning of gebouw. 11. woningen of gebouwen die vernield of beschadigd werden ten gevolge van een plotse ramp. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging. 12. een woning die of een gebouw dat onmogelijk daadwerkelijk kan worden gebruikt omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure. De vrijstelling wordt toegekend op voorwaarde dat de eigenaars zelf geen oorzaak zijn van de gerechtelijke procedure en op voorwaarde dat de ernst van de zaak de normale in gebruik name van het onroerend goed verhindert. Deze vrijstelling geldt gedurende een periode van twee jaar volgend op de aanvang van de onmogelijkheid tot daadwerkelijk gebruik. 13. de autonome gemeentebedrijven 14. de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en de door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen erkende sociale huisvestingsmaatschappijen. 15. de eigenaars die voor de woning in de loop van het aanslagjaar een contract van huurcompensatie afsluiten met een erkende sociale woningbouwmaatschappij. 16. een woning die of een gebouw dat het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst met de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie, uitgezonderd een huurdersorganisatie, met het oog op renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden in de zin van artikel 18, §2, van de Vlaamse Wooncode en waarvoor de renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden gestart zijn. 17. een woning die of een gebouw dat het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode en waarvoor de renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden gestart zijn. 18. de eigenaars die geen einde kunnen stellen aan de belastbare toestand van de woning of het gebouw ingevolge een vreemde oorzaak die de eigenaars niet kan worden toegerekend. De vrijstellingen onder 1, 2, 5, 9 en 10 vervallen vanaf het ogenblik dat de aanwezigheid wordt vastgesteld van reclame aan of voor de woning of het gebouw. De vrijstellingen onder 9 en 10 kunnen nooit cumulatief of na elkaar toegepast worden door eenzelfde eigenaar voor eenzelfde woning of gebouw. Artikel 9 Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt, eens een eigenaar bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt, eens een eigenaar bewijst dat deze woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt in overeenstemming met de functie. De beheerder van het leegstandsregister vermeldt als datum van schrapping de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie.
Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de eigenaar een gemotiveerd verzoek aan de administratie op dezelfde wijze als voor de indiening van een beroepschrift. De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn van twee maanden na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een aangetekende brief. Tegen de beslissing tot weigering van schrapping kan de eigenaar beroep aantekenen volgens de procedure bepaald in artikel 4. Artikel 10 De belastingplichtigen ontvangen jaarlijks een inlichtingenformulier. Het inlichtingenformulier moet ondertekend en vervolledigd teruggestuurd worden binnen de twee maanden na de verzenddatum ervan: - bij aanvraag van een vrijstelling - in geval van verkoop - bij aanvraag tot schrapping uit het leegstandsregister Wanneer op eender welk ogenblik blijkt dat het inlichtingenformulier onvolledig of niet binnen de gestelde termijn werd teruggestuurd, zal dit aanleiding geven tot een administratieve geldboete van 90 euro. Artikel 11 De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier. De administratieve geldboete zal afzonderlijk op het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. Artikel 12 Indien de woning of het gebouw aan verschillende eigenaars toebehoort, kan, als betalingsmodaliteit, iedere mede-eigenaar worden aangesproken voor de volledige belasting wanneer geen aangifte wordt gedaan van de eigendomsverdeling. Artikel 13 De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen, gebeurt volgens de bepalingen vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Artikel 14 Dit reglement vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot het belasten van de leegstaande woningen of gebouwen.
Belasting op de lijk- en asbezorging van personen niet ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de stad Antwerpen 2012-2013 Terug naar boven Artikel 1 Met ingang van 1 januari 2012 en voor een termijn eindigend op 31 december 2013 wordt een belasting geheven op lijk- en asbezorgingen van personen die op het ogenblik van hun overlijden niet ingeschreven waren in de bevolkings- of vreemdelingenregisters van de stad Antwerpen. Artikel 2 De belasting wordt vastgesteld op 500,00 EUR per persoon. Artikel 3 Van deze belasting zijn vrijgesteld de lijk- en asbezorgingen van personen: a) die op het ogenblik van het overlijden, te Antwerpen ingeschreven zijn in de bevolkings- of vreemdelingenregisters of ermee gelijkgesteld werden of er ten minste 10 jaar van hun leven ingeschreven waren; b) die op het ogenblik van overlijden, door het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) van Antwerpen, geplaatst waren in een instelling gelegen buiten het grondgebied van Antwerpen; c) waarvan de stoffelijke overschotten in opdracht van het OCMW van Antwerpen op een stedelijke begraafplaats worden besteld. Artikel 4 De belasting is verschuldigd door de aanvrager van de lijk- of asbezorging.. Artikel 5 De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier. Artikel 6 De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen, gebeurt volgens de bepalingen vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen. Artikel 7 Dit reglement vervangt alle voorgaande reglementen op de belasting op de lijk- en asbezorging van personen niet ingeschreven in het bevolkingsregister van de stad Antwerpen.
Belasting op het weghalen en verwijderen door de gemeente van huishoudelijke en/of daarmee gelijkgestelde, respectievelijk vergelijkbare afvalstoffen die gestort of achtergelaten werden op plaatsen of op tijdstippen, waar dit door een wettelijke of reglementaire bepaling verboden is of in niet-reglementaire recipiënten Terug naar boven Artikel 1 Er wordt voor de dienstjaren 2008 tot en met 2013 een belasting geheven op het weghalen en verwijderen door de gemeente van huishoudelijke en/of daarmee gelijkgestelde, respectievelijk vergelijkbare afvalstoffen die gestort of achtergelaten werden op plaatsen of op tijdstippen, waar dit door een wettelijke of reglementaire bepaling verboden is of in niet-reglementaire recipiënten. Artikel 2 De belasting is verschuldigd door de persoon die de in artikel 1 genoemde afvalstoffen heeft gestort en/of achtergelaten. Eventueel is de belasting verschuldigd door de voor hem burgerlijk verantwoordelijke persoon. Artikel 3 De belasting voor het weghalen en verwijderen van de afvalstoffen omschreven in artikel 1 bedraagt: - voor afval met een volume tot 1/4 m³: 100 EUR; - voor afval met een volume van meer dan 1/4 m³ tot 1 m³: 150 EUR; - voor afval met een volume van meer dan 1 m³ tot 5 m³: 250 EUR; - voor afval met een volume van meer dan 5 m³: 250 EUR, vermeerderd met 50 EUR per bijkomende m³ of gedeelte van m³. Artikel 4 De belastingschuld ontstaat vanaf het ogenblik van het weghalen en verwijderen van de afvalstoffen door de gemeente door middel van een ophaling los van de normale huisvuilophaalbeurt. Artikel 5 De belasting wordt contant ingevorderd door middel van de afgifte van een kwitantie. Bij gebrek aan een contante betaling zal worden overgegaan tot inkohiering. Artikel 6 De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals aangevuld en gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen en zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit ter zake. Latere aanvullingen en wijzigingen aan voormelde wet van 24 december 1996 en het uitvoeringsbesluit zijn eveneens van toepassing. In geval van inkohiering wordt de belasting ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 7 Deze verordening vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op het weghalen en verwijderen door de gemeente van huishoudelijke en/of daarmee gelijkgestelde, respectievelijk vergelijkbare afvalstoffen die gestort of achtergelaten werden op plaatsen of op tijdstippen, waar dit door een wettelijke of reglementaire bepaling verboden is of in niet-reglementaire recipiënten. Artikel 8 Deze beslissing wordt definitief indien geen bezwaren worden ingediend tijdens het openbaar onderzoek met betrekking tot dit reglement.
Belasting op de onafgewerkte, verwaarloosde en/of leegstaande bedrijfsgebouwen op bedrijfsruimten 2011-2013 Terug naar boven Artikel 1 Er wordt voor de aanslagjaren 2011 tot en met 2013 een jaarlijkse belasting gevestigd op de onafgewerkte, verwaarloosde en/of leegstaande bedrijfsgebouwen op bedrijfsruimten. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder : - bedrijfsruimten : de verzameling van alle percelen waarop zich minstens één bedrijfsgebouw bevindt, als één geheel te beschouwen, waar een economische activiteit heeft plaatsgevonden, kan plaatsvinden of plaatsvindt. Deze verzameling heeft een minimale oppervlakte van 500 m² en strekt zich uit op 1 of meerdere percelen. - bedrijfsgebouwen : hoofd- en bijgebouwen van éénzelfde onderneming, waar economische activiteiten worden, werden of zullen worden uitgeoefend - economische activiteiten : activiteiten zoals industrie, ambacht, handel, dienstverlening, administratie, opslag, tuinbouw, landbouw, alles in de meest ruime zin, al dan niet met winstoogmerk, zonder dat deze opsomming van beperkende aard is. - verwaarloosde bedrijfsgebouwen: - bedrijfsgebouwen waarbij uiterlijke gebreken werden vastgesteld aan de gevel zoals afbladderende verf, barsten of breuken, uitgevallen voegwerk, los pleisterwerk of bezetting, los steenwerk, mosvorming, begroeiing, of gebreken aan de gevelelementen, schoorstenen,erkers, loggia’s, balkons, dakgebinten, dakbedekkingen, dakranden, kroonlijsten, dakgoten, regenwaterafvoerleidingen, keldergaten, gevelopeningen, glaswerk, buitenschrijnwerk, zonder dat deze opsomming beperkend is. - Een bedrijfsgebouw wordt slechts beschouwd als verwaarloosd indien het minimaal drie beperkte gebreken of twee algemene gebreken vertoont. - Een vastgesteld gebrek wordt beperkt genoemd indien het betrekking heeft op minder dan de helft van de gevel of het gevelelement. - Een vastgesteld gebrek wordt algemeen genoemd indien het betrekking heeft op meer dan de helft van de gevel of het gevelelement. - de bedrijfsgebouwen met oneigenlijke gevelafsluiting : bijvoorbeeld storende affichering en/of betimmering, dichtgemaakte gevelopeningen, zonder dat deze opsomming beperkend is; - onafgewerkte bedrijfsgebouwen : bedrijfsgebouwen waaraan ingevolge een verleende stedenbouwkundige vergunning, de bouwwerken werden aangevat maar die geen normale afwerking kennen; De kenmerken van verwaarlozing worden vermeld in een verslag opgesteld door de toezichters van de stad Antwerpen. - leegstaande bedrijfsgebouwen: bedrijfsgebouwen op bedrijfsruimten waarvan meer dan 50% van de totale vloeroppervlakte niet effectief benut wordt voor economische activiteiten. Artikel 3 Belastingplichtige De belasting is verschuldigd door de eigenaar van het bedrijfsgebouw op 1 januari van het aanslagjaar. In geval er een erfpacht, opstalrecht of vruchtgebruik op het bedrijfsgebouw rust, is de belasting respectievelijk verschuldigd door de erfpachter, de opstalhouder of de vruchtgebruiker. De belasting wordt steeds gevestigd in verhouding tot het aandeel van elk van deze belastingplichtigen in het bedrijfsgebouw. Wanneer verder in dit reglement “de eigenaar” wordt vermeld, heeft dit betrekking op elke belastingplichtige. Artikel 4 Aangifteplicht 4.1 Bedrijfsgebouwen niet belastbaar in voorgaand aanslagjaar In het kalenderjaar waarin voor de eerste maal de onafgewerkte toestand, verwaarlozing en/of leegstand wordt vastgesteld van een bedrijfsgebouw, wordt de eigenaar daarvan verwittigd door middel van een aangetekende brief. Deze brief bevat: - de melding van de onafgewerkte toestand, de verwaarlozing en/of leegstand; - een berekening van de mogelijke belasting;
- het controleverslag; - het belastingreglement. Vanaf het tweede kalenderjaar waarin de onafgewerkte toestand, verwaarlozing en/of leegstand wordt vastgesteld, wordt jaarlijks aan de eigenaar een aangifteformulier verzonden dat binnen de twee maanden na verzenddatum ingevuld en ondertekend dient terugbezorgd. 4.2 Bedrijfsgebouwen belastbaar in voorgaand aanslagjaar • De eigenaars van een bedrijfsgebouw dat belastbaar was in het voorgaand aanslagjaar, ontvangen jaarlijks een aangifteformulier. • Na verkoop van een belastbaar bedrijfsgebouw, wordt de nieuwe eigenaar in het kalenderjaar na het verlijden van de authentieke akte eveneens door middel van een aangetekende brief met aangifteformulier verwittigd van de onafgewerkte toestand, de vastgestelde verwaarlozing en/of de leegstand. Vanaf het tweede kalenderjaar na het verlijden van de authentieke akte, wordt jaarlijks aan de eigenaar een aangifteformulier verzonden dat binnen de twee maanden na verzenddatum ingevuld en ondertekend dient terugbezorgd. Artikel 5 Bedrag De aanslagvoet van de belasting bedraagt voor: − een bedrijfsgebouw aan de straatzijde gelegen: 148 EUR per strekkende meter gevellengte. De belastbare lengte wordt vermenigvuldigd met het aantal belastbare bouwlagen. − een bedrijfsgebouw niet aan de straatzijde gelegen: 4,50 EUR per vierkante meter grondoppervlakte van het bedrijfsgebouw. De belastbare oppervlakte wordt vermenigvuldigd met het aantal belastbare bouwlagen. De aanslag per bedrijfsgebouw bedraagt minimum 740 EUR. Vanaf de tweede aanslag ten laste van eenzelfde eigenaar verhoogt de aanslagvoet telkens met 15% van de belasting per gevestigde aanslag. De verhoogde aanslagvoet wordt berekend volgens volgende formule: Verhoogde aanslagvoet = aanslagvoet + ((ABJ – 1) x 15%) waarbij ABJ = aantal belaste jaren. Deze jaarlijkse verhoging van de aanslagvoet geldt zolang eenzelfde bedrijfsgebouw belastbaar is en de eigenaar ongewijzigd is gebleven. Bij hoekpanden, wordt de helft van de som van de gevellengte aan elke straatzijde in aanmerking genomen voor de berekening van de belasting, de afgesneden of afgeronde hoek of hoeken inbegrepen. De belastbare lengte/oppervlakte wordt steeds in volle (vierkante) meter uitgedrukt. De gedeelten kleiner dan een halve (vierkante) meter worden weggelaten, de gedeelten vanaf een halve (vierkante) meter worden als volle (vierkante) meter aangerekend. Artikel 6 Vrijstellingen Zijn van de belasting vrijgesteld: 1. nieuwe eigenaars gedurende twee aanslagjaren na het verlijden van de authentieke akte. Deze vrijstelling vervalt wanneer in de loop van deze twee aanslagjaren de eigenaar wijzigt, behalve voor de Belgische Staat wanneer het gaat om onroerende goederen verkregen uit onbeheerde nalatenschappen. 2. de eigenaars die voor het bedrijfsgebouw een bouwaanvraag indienen in overeenstemming met de stedenbouwkundige en brandveiligheidsvoorschriften en 4 maanden na het indienen onafhankelijk van hun wil geen definitieve bouwvergunning hebben gekregen. Per ingediende bouwaanvraag kan eenmalig beroep worden gedaan op deze vrijstelling, hetzij in het jaar dat de bouwaanvraag is ingediend, hetzij in het jaar volgend op het kalenderjaar dat de bouwaanvraag werd ingediend. 3. de bedrijfsgebouwen gelegen binnen een bij Koninklijk besluit goedgekeurd onteigeningsplan of de bedrijfsgebouwen waarvoor een weigering van bouwvergunning verkregen werd wegens een onteigeningsplan in voorbereiding. 4. de eigenaars die een beschermingsaanvraag indienen. De vrijstelling geldt voor het aanslagjaar waarin de aanvraag wordt ingediend tot en met het aanslagjaar waarin de beschermingsaanvraag wordt goedgekeurd. Deze vrijstelling vervalt voor alle aanslagjaren wanneer de beschermingsaanvraag wordt afgewezen.
5. 6.
7. 8. 9.
de eigenaars die een restauratiepremiedossier voor een beschermd monument indienen. Deze vrijstelling geldt vanaf het aanslagjaar waarin het dossier wordt ingediend tot en met het aanslagjaar waarin het dossier wordt beëindigd. de eigenaars die een gedetailleerd renovatieschema voorleggen waaruit blijkt dat zij werken (gaan) uitvoeren om de belastbaarheid te beëindigen. Het gedetailleerd renovatieschema dient de volgende stukken te bevatten: - een tekening of schets van het bedrijfsgebouw met aanduiding van de (geplande) werken; - een volledige opsomming en korte beschrijving van alle (geplande) werken; - de aanvangsdatum en uitvoeringstermijn van de werkzaamheden; - een raming van de kosten aan de hand van een offerte voor levering en plaatsing van materialen door een aannemer hetzij een offerte voor levering van materialen indien de werken in eigen beheer worden uitgevoerd, hetzij een combinatie van beide; - in geval van leegstand ook een fotoreportage van de gebouwdelen die gerenoveerd worden. De vrijstelling geldt voor het jaar van het indienen van het renovatieschema en het daaropvolgende aanslagjaar. Het renovatieschema dient samen met de aangifte te worden ingediend. De belastingplichtigen worden er schriftelijk van verwittigd of het renovatieschema volledig is bevonden en de vrijstelling toegekend wordt. Er kan maar éénmalig beroep gedaan worden op deze vrijstelling door eenzelfde eigenaar voor eenzelfde bedrijfsgebouw. de autonome gemeentebedrijven de sociale woonorganisaties de eigenaars die geen einde kunnen stellen aan de belastbare toestand van het onafgewerkte, verwaarloosde en/of leegstaande bedrijfsgebouw ingevolge een vreemde oorzaak die de eigenaars niet kan toegerekend worden.
De vrijstellingen 1, 2 en , 6 vervallen vanaf het ogenblik dat de aanwezigheid wordt vastgesteld van reclame aan of voor de bedrijfsruimte. Artikel 7 Belastingverhoging Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting ambtshalve gevestigd op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, wordt de belastingplichtige hiervan aangetekend verwittigd. De belastingplichtige heeft dertig dagen om schriftelijk te reageren en alsnog aangifte in te dienen. Wanneer voor een aanslagjaar de aangifte alsnog tijdig en correct wordt ingediend na verzending van de verwittiging van de ambtshalve vaststelling, wordt geen verhoging toegepast. Op de ambtshalve vastgestelde belasting zal een verhoging worden toegepast. Deze verhoging bedraagt: 10% bij een eerste overtreding die tot een verhoging leidt; 25%, 50% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde opeenvolgende overtreding die tot een verhoging leidt; 200% vanaf een vijfde opeenvolgende overtreding die tot een verhoging leidt. Artikel 8 Kohierbelasting De belasting wordt gevestigd door middel van een kohier. Een verhoging wordt afzonderlijk op het kohier en op het aanslagbiljet vermeld. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 9 Mede-eigendom Indien het bedrijfsgebouw aan verschillende eigenaars toebehoort, zal, als betalingsmodaliteit, iedere medeeigenaar worden aangesproken voor de volledige belasting wanneer geen aangifte wordt gedaan van de eigendomsverdeling. Artikel 10 Procedure De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen, gebeurt volgens de bepalingen vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Artikel 11 Slotbepaling Dit reglement vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op de verwaarloosde en/of leegstaande bedrijfsgebouwen.
Opcentiemen op de onroerende voorheffing
Terug naar boven
Artikel 1 Voor het aanslagjaar 2013 worden er 1 350 opcentiemen geheven op de onroerende voorheffing. Artikel 2 Deze opcentiemen zullen geïnd worden door het Vlaamse gewest.
Opcentiemen op de gewestelijke milieuheffing
Terug naar boven
Artikel 1 Voor het aanslagjaar 2013 worden er 20 gemeentelijke opcentiemen geheven op de gewestelijke milieuheffing van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen. Artikel 2 Voor de invordering van de opcentiemen wordt een beroep gedaan op de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse gewest overeenkomstig het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen.
Belasting op opgravingen van stoffelijke overschotten en opgravingen en/of overbrengingen van asurnen
Terug naar boven
Artikel 1 Met ingang van 1 januari 2012 en voor een termijn eindigend op 31 december 2013 wordt een belasting geheven op het opgraven van stoffelijke overschotten en op het opgraven en/of overbrengen van asurnen. Artikel 2 De belasting wordt als volgt vastgesteld: 2.1 opgraving van een stoffelijk overschot: 1500,00 EUR 2.2 opgraving van een kind tot 18 jaar: 250,00 EUR 2.3 opgraving/mutatie van een asurn: 250,00 EUR Artikel 3 Van de belasting zijn vrijgesteld: a) opgravingen en overbrengingen die op bevel van de rechterlijke overheid uitgevoerd worden b) opgravingen en overbrengingen naar aanleiding van een bestemmingsverandering van een gemeentelijke begraafplaats c) opgravingen en overbrengingen van ambtswege d) opgravingen en overbrengingen naar een ereperk op een Antwerpse begraafplaats Artikel 4 Na de goedkeuring van de burgemeester voor de opgraving of de overbrenging is de belasting verschuldigd door de aanvrager van deze opgraving of overbrenging. Artikel 5 De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier. Artikel 6 De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen, gebeurt volgens de bepalingen vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen. Artikel 7 Dit reglement vervangt alle voorgaande reglementen ter zake.
Reglement op het takelen en bewaren van onregelmatig geparkeerde voertuigen
Terug naar boven
Artikel 1 Voor de aanslagjaren 2010 tot en met 2013 wordt een belasting gevestigd op het takelen en bewaren van onregelmatig geparkeerde voertuigen op het grondgebied van stad Antwerpen. Artikel 2 Dit reglement beoogt elk takelen en bewaren in opdracht van de lokale politie van al dan niet ingeschreven voertuigen die op een onwettige en/of storende manier geparkeerd zijn op de openbare weg. Artikel 3 Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: − voertuig: elk transportmiddel, elk mobiel materiaal, landbouwmateriaal, industrieel materiaal, containers, tweewielers, (gemotoriseerde) twee- en driewielers, quads, caravans, aanhangwagens, zonder dat deze opsomming beperkend is. Het begrip voertuig houdt eveneens alle toebehoren in, alsook zijn inhoud en de voorwerpen die er aan vastgemaakt zijn. − takeling: de takelwagen heeft het voertuig met minstens één wiel van de begane grond getild. Ook als de bestuurder ter plaatse komt op het moment dat de takelwagen het voertuig nog niet vervoert, maar wel al met één of meer wielen van de begane grond getild heeft, is het voertuig volgens dit reglement getakeld. − nutteloze oproep/verplaatsing: de bestuurder van het voertuig komt ter plaatse en verplaatst het voertuig tussen het tijdstip van de oproep tot takelen en het uitvoeren van de takeling. − bewaring: het plaatsen van een getakeld voertuig in een loods of op een terrein van het takelbedrijf. De bewaring begint op de dag van de takeling en eindigt op de dag dat het voertuig wordt afgehaald. − niet rol- of bestuurbaar: een voertuig dat niet meer rijvaardig is en waarvoor speciaal materiaal moet worden ingezet. Artikel 4 De belasting wordt als volgt vastgesteld ongeacht de afgelegde afstand en het tijdstip van de takeling of nutteloze oproep: 1. 180 euro/takeling van een voertuig met een hoogst toegelaten gewicht van 3 500 kg 2. 230 euro/takeling van een voertuig tussen 3.501 kg en 19.000 kg dat rol- en bestuurbaar is 3. 860 euro/takeling van een voertuig tussen 3.501 kg en 19.000 kg dat niet rol- en bestuurbaar is 4. 860 euro/takeling van een voertuig vanaf 19.001 kg dat rol- en bestuurbaar is 5. 2 460 euro/takeling van een voertuig vanaf 19.001 kg dat niet rol- en bestuurbaar is 6. 100 euro/nutteloze oproep/verplaatsing 7. 2 euro/dag bewaring na de eerste dag, voor een voertuig met een hoogst toegelaten gewicht van 3.500 kg 8. 20 euro per dag bewaring na de eerste dag, voor een voertuig met een hoogst toegelaten gewicht van meer dan 3.500 kg Artikel 5 De belasting is verschuldigd door de gebruiker van het voertuig. Indien de identiteit van de gebruiker niet kan achterhaald worden, wordt de houder van de nummerplaat als gebruiker beschouwd. De houder van de nummerplaat is eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting die ten laste van de gebruiker werd gevestigd. Artikel 6 De belasting wordt contant ingevorderd door middel van de afgifte van een kwitantie. Bij gebrek aan contante betaling zal worden overgegaan tot inkohiering. Artikel 7 De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen, gebeurt volgens de bepalingen vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.
Artikel 8 Dit reglement vervangt vanaf het aanslagjaar 2010 het voorgaande reglement op het takelen en stallen van onregelmatig geparkeerde voertuigen.
Belasting op de tweede verblijven
Terug naar boven
Artikel 1 Er wordt voor de dienstjaren 2008 tot en met 2013 een jaarlijkse belasting geheven op de tweede verblijven. Artikel 2 Als tweede verblijf wordt beschouwd: elke woongelegenheid waarvan degene die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid op 1 januari van het dienstjaar niet ingeschreven is in de bevolkingsregisters, ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans. Worden niet als tweede verblijf beschouwd: - het lokaal uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit; - de tenten en woonaanhangwagens; - verplaatsbare caravans, tenzij deze tenminste zes maanden van het dienstjaar opgesteld blijven om als woongelegenheid aangewend te worden; - de leegstaande woongelegenheid waarvan het bewijs wordt voorgelegd dat zij in de loop van het aan het dienstjaar voorafgaande kalenderjaar, blijkens de gegevens uit het bevolkingsregister, gedurende ten minste zes maanden van het jaar als hoofdverblijf werd aangewend. Vallen niet onder toepassing van de belasting op de tweede verblijven: a) de onderwijsinrichtingen, studentenhuizen en -kamers, ziekenhuizen, instellingen met een sociaal doel, jeugdherbergen en andere gelijkaardige inrichtingen; b) gemeubelde kamers en appartementen die verhuurd worden in hotels, pensions en gelijkaardige inrichtingen. c) de studenten die een attest voorleggen van de onderwijsinrichting waarin uitdrukkelijk vermeld staat dat zij, gedurende het schooljaar waarin 1 januari van het dienstjaar valt, onbezoldigd voltijds dagonderwijs hebben gevolgd. Artikel 3 De belasting wordt forfaitair vastgesteld op 570 EUR per tweede verblijf en is onverdeelbaar. Artikel 4 De belasting is verschuldigd door diegene die het tweede verblijf kan betrekken op 1 januari van het dienstjaar, hetzij als eigenaar, hetzij als huurder of in welke hoedanigheid ook. Artikel 5 De belastingplichtigen zijn verplicht bij het stadsbestuur - financiën aangifte te doen van de van elk tweede verblijf dat zij in de gemeente kunnen betrekken door middel van een daartoe voorbestemd formulier dat door bovenvermeld bestuur aan de belastingplichtige zal worden ter beschikking gesteld en uiterlijk twee maanden na verzending ingevuld en ondertekend aan het stadsbestuur - financiën dient terugbezorgd. Indien de belastingplichtige geen aangifteformulier toegestuurd heeft gekregen zoals hierboven vermeld dient hij in deze belasting zelf aangifte te hebben gedaan uiterlijk op 30 september van elk dienstjaar. De administratie stelt op eenvoudig verzoek een formulier ter beschikking. Artikel 6 Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting ambtshalve gevestigd op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt. Vooraleer over te gaan tot ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Op de ambtshalve vastgestelde belasting zal een verhoging worden toegepast.
De verhoging bedraagt: • 10% bij een eerste overtreding; • 25%, 50% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding; • 200% vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding. Artikel 7 De belasting, alsmede de eventuele belastingverhoging vermeld onder artikel 6, wordt ingevorderd door middel van een kohier. Artikel 8 De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals aangevuld en gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen en zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit ter zake. Latere aanvullingen en wijzigingen aan voormelde wet van 24 december 1996 en het uitvoeringsbesluit zijn eveneens van toepassing. De belasting wordt ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 9 Deze verordening vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op tweede verblijven. Artikel 10 Deze beslissing wordt definitief indien geen bezwaren worden ingediend tijdens het openbaar onderzoek met betrekking tot dit reglement.
Belasting op de valse alarmmeldingen
Terug naar boven
Artikel 1 Er wordt voor de dienstjaren 2008 tot en met 2013 een belasting geheven op elke interventie van de politie ten gevolge van: - een valse alarmmelding; - een alarmmelding waarbij binnen de tijdspanne van aankomst bij de plaats van het alarm afgesproken met de politiediensten de gebruiker, een contactpersoon of een bewakingsagent niet aanwezig is. Artikel 2 Als valse alarmmelding wordt beschouwd elke alarmmelding ten gevolge van een alarmsignaal dat niet het gevolg is van een binnendringing of een poging daartoe. Artikel 3 De belasting is verschuldigd door de gebruiker van de alarminstallatie. Artikel 4 De belasting bedraagt 125 EUR per interventie van de politie bij de in artikel 1 bepaalde gevallen. Artikel 5 Het aantal interventies ten gevolge van alarmmeldingen zoals bedoeld in artikel 1 zal per installatie worden opgevolgd. De belasting zal worden toegepast vanaf de derde onterechte interventie per installatie, na de invoering van deze belasting. Artikel 6 De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier. Artikel 7 De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals aangevuld en gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen en zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit ter zake. Latere aanvullingen en wijzigingen aan voormelde wet van 24 december 1996 en het uitvoeringsbesluit zijn eveneens van toepassing. De belasting, alsmede de eventuele belastingverhoging, wordt ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 8 Deze verordening vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op valse alarmmeldingen. Artikel 9 Deze beslissing wordt definitief indien geen bezwaren worden ingediend tijdens het openbaar onderzoek met betrekking tot dit reglement.
Belasting op vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden
Terug naar boven
Artikel 1 Er wordt voor de dienstjaren 2008 tot en met 2013 een belasting geheven op vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden op het grondgebied van de stad. Onder vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden wordt verstaan allerhande voorstellingen en evenementen voor publiek vermaak bij te wonen tegen betaling onder welke vorm ook, ongeacht het aantal betalende toeschouwers. Artikel 2 De belasting op vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden is verschuldigd door - de uitbater, wanneer het belastbaar feit zich voordoet in een zaal/plaats die privé wordt uitgebaat - de organisator in alle andere gevallen. Artikel 3 De belasting bedraagt: A. Voor danspartijen: a. Die op regelmatige basis plaats hebben in gelegenheden waar de mogelijkheid tot dansen is ingebouwd in de inrichting (danszaal of plaats, muziekinstallatie, spots, speciale effectenbelichting, enz.), doch waar de danspartijen niet centraal staan voor de exploitatie van deze inrichting: 500 EUR per kwartaal. b. Die op regelmatige basis plaats hebben in gelegenheden waar het dansen centraal staat voor de exploitatie van de inrichting [o.m. in discotheken, dancings en andere instellingen met een bijzondere accommodatie voor het dansen (zoals: dansvloer, muziekinstallatie, spots, speciale effectenbelichting, enz.)]: - voor de instellingen met een capaciteit tot 100 personen: 1240 EUR per kwartaal; - voor de instellingen met een capaciteit boven de 100 personen: 1980 EUR per kwartaal. B. Voor erotische film- dia- en/of video- en/of live-voorstellingen die individueel in of vanuit een daartoe voorziene zaal of plaats kunnen bekeken worden, wordt een forfaitair bedrag aangerekend: 13,5 EUR per dag per cabine of kijkruimte voor live-voorstellingen die individueel door één persoon kunnen bekeken worden; 9 EUR per dag per cabine of kijkruimte voor live-voorstellingen die tegelijk door verschillende personen individueel kunnen bekeken worden; 1,25 EUR per dag per cabine bestemd voor film-, dia- en/of videovoorstellingen die niet onderworpen is aan de rijksbelasting op de automatische ontspanningstoestellen. C. Voor de andere vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden zijnde: a. Film- dia- of videovoorstellingen met één projectie per dag: 0,10 EUR per betalend toeschouwer; b. Film-dia of videovoorstellingen met meerdere projecties per dag: b.1: in een inrichting of exploitatie met een capaciteit tot 500 personen: 0,11 EUR per betalend toeschouwer; b.2: in een inrichting of exploitatie met een capaciteit van 501 tot 5000 personen: 0,22 EUR per betalend toeschouwer; b.3: in een inrichting of exploitatie met een capaciteit van meer dan 5000 personen: 0,23 EUR per betalend toeschouwer. c. Theatervoorstellingen, al of niet met zang en dans, muziekuitvoeringen, musicals, opera’s, operettes en dansvoorstellingen: c.1: in een zaal of plaats met een capaciteit tot 250 personen: vrijgesteld; c.2: in een zaal of plaats met een capaciteit van 251 tot 400 personen: 65 EUR per voorstelling; c.3: in een zaal of plaats met een capaciteit van 401 tot 800 personen: 220 EUR per voorstelling; c.4: in een zaal of plaats met een capaciteit van 801 tot 1.000 personen: 600 EUR per voorstelling; c.5: in een zaal of plaats met een capaciteit van 1.001 tot 2.500 personen: 1.100 EUR per voorstelling; c.6: in een zaal of plaats met een capaciteit van 2.501 tot 5.000 personen: 1.500 EUR per voorstelling;
c.7: in een zaal of plaats met een capaciteit van 5.001 tot 7.500 personen: 2.250 EUR per voorstelling; c.8: in een zaal of plaats met een capaciteit van meer dan 7.500 personen: 3.000 EUR per voorstelling. Onder capaciteit wordt verstaan: het maximum aantal personen dat volgens de geldende veiligheidsvoorschriften tegelijkertijd kan toegelaten worden in de voor het publiek opengestelde gedeelten tot de vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden in een inrichting of een exploitatie/zaal/plaats. d.
Circusvoorstellingen, voorstellingen op het ijs, publieksparticiperende vermakelijkheden: d.1: tot 150 toeschouwers: vrijgesteld; d.2: van 151 tot 500 toeschouwers: 25 EUR per voorstelling/vermakelijkheid; d.3: van 501 tot 1.000 toeschouwers: 50 EUR per voorstelling/vermakelijkheid; d.4: van 1.001 tot 1.500 toeschouwers: 150 EUR per voorstelling/vermakelijkheid; d.5: van 1.501 tot 2.000 toeschouwers: 200 EUR per voorstelling/vermakelijkheid; d.6: van 2.001 tot 3.000 toeschouwers: 300 EUR per voorstelling/vermakelijkheid; d.7: vanaf 3.001 toeschouwers: 400 EUR per voorstelling/vermakelijkheid. e. sportmanifestaties, sportwedstrijden in het kader van nationale en internationale competitie alsmede vriendenwedstrijden, demonstraties van alle sporttakken waarbij het hoofdaccent ligt op sport: e.1: tot 500 toeschouwers per dag: vrijgesteld; e.2: van 501 tot 1.000 toeschouwers per dag: 250 EUR per dag; e.3: van 1.001 tot 2.500 toeschouwers per dag: 500 EUR per dag; e.4: van 2.501 tot 5.000 toeschouwers per dag: 1.000 EUR per dag; e.5: vanaf 5.001 toeschouwers per dag: 1.350 EUR per dag f. Vakantiebeurzen, handelssalons, voedingssalons, rommelmarkten, hobbymarkten, pretparken, tentoonstellingen en eroticabeurzen: f.1: tot 150 bezoekers per dag: vrijgesteld; f.2: van 151 tot 1.500 bezoekers per dag: 75 EUR per dag; f.3: van 1.501 tot 2.500 bezoekers per dag: 150 EUR per dag; f.4: van 2.501 tot 3.000 bezoekers per dag: 300 EUR per dag; f.5: van 3.001 tot 3.500 bezoekers per dag: 600 EUR per dag; f.6: van 3.501 bezoekers per dag: 1.000 EUR per dag. Wanneer deze evenementen, vermeld onder f, over opeenvolgende dagen lopen worden bovenstaande bezoekersaantallen als gemiddelden per dag aanzien. Artikel 4 De natuurlijke of rechtspersonen die krachtens artikel 2 aan de belasting onderworpen zijn dienen aangifte te doen met opgave van het aantal geplande vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden zoals bedoeld in artikel 3 C. Voor de vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden waar de capaciteit en/of aantal vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden de grondslag vormt voor het berekenen van de belasting dient voor: • permanente of doorlopende vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden aangifte te worden gedaan bij het stadsbestuur vóór het begin van elke kalendermaand; • reeksen vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden aangifte te worden gedaan uiterlijk 5 (vijf) werkdagen vóór de aanvang van de reeks. Van elke verlenging, bestaande uit één of meerdere vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden, dient eveneens aangifte te worden gedaan uiterlijk 5 (vijf) werkdagen vóór de aanvang van de verlenging; • incidentele vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden aangifte te worden gedaan uiterlijk 5 (vijf) werkdagen vóór de aanvang van de vertoning(en), voorstelling(en) of vermakelijkheid(heden); Bij de vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden waar het aantal toeschouwers en/of aantal vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden de grondslag vormt voor het berekenen van de belasting dient uiterlijk binnen de twee maanden na het beëindigen van de vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden aangifte gedaan bij het stadsbestuur. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder een reeks verstaan drie of meer opeenvolgende vertoningen, voorstellingen of vermakelijkheden ongeacht of deze reeks maand- of jaaroverschrijdend is. De belastingplichtige dient bij elke aangifte de naam, adres en eventueel BTW-nummer op te geven van de natuurlijke- of rechtspersoon die instaat(instaan) voor de ticketverkoop en bijgevolg de inkomgelden ook daadwerkelijk int(innen) en zal (zullen) doorstorten aan de belastingplichtige.
Artikel 5 De evenementen van gemengde aard vallen in de categorie waarop de hoogste belasting wordt toegepast. VRIJSTELLINGEN VAN BELASTING Artikel 6 In afwijking van artikel 3 worden de hierna vermelde vrijstellingen van belasting toegestaan: a) er wordt kwijtschelding van de belasting verleend zo de belastingplichtige in zijn aangifte aanvraag doet tot vrijstelling met het bewijs dat hij/zij erkend is als een stichting van openbaar nut overeenkomstig de bepalingen van Titel II van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen zoals gewijzigd bij wet van 2 mei 2002. b) de voorstellingen, vertoningen en vermakelijkheden zijn belastingvrij indien deze ingericht worden door: 1 schoolcomités, schoolverenigingen of schoolgemeenschappen te voordele van hun werken; 2 natuurlijke personen, rechtspersonen en feitelijke verenigingen in coproductie met de stad Antwerpen of haar districten en waarbij de stad Antwerpen of haar districten een regiefunctie uitoefen(en)t; 3 –a) de verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk als de opbrengst dient als geldinzameling voor acties of activiteiten op het vlak van cultuur, wetenschappelijk onderzoek, bijstand aan bepaalde categorieën personen in de sociale sector, ontwikkelingshulp, humanitaire hulp, verdediging van mensenrechten, milieubescherming, duurzame ontwikkeling, monumenten- en landschapszorg, beheer van dierenasielen, of hulp aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen hetzij voor hun eigen werking; Om deze vrijstelling te verkrijgen moeten de statuten zijn verschenen in het Belgisch staatsblad. De belastingplichtige moet het stadsbestuur er vooraf van in kennis stellen dat hij de totaliteit van een eventuele netto-opbrengst van de in zijn aangifte vermelde vertoning, voorstelling of vermakelijkheid zal afdragen aan één of meer door hem genoemde instelling met voormeld doel of zal gebruiken voor de eigen werking; -b) de verenigingen zonder winstoogmerk indien ze gesubsidieerd worden ingevolge het decreet van de Vlaamse regering van 2 april 2004, kortweg het Kunstendecreet genoemd. Latere aanvullingen en wijzigingen aan voormeld decreet van 2 april 2004 en het uitvoeringsbesluit zijn eveneens van toepassing. -c) de belasting is niet verschuldigd voor de capaciteit van de zaal/plaats die niet wordt opengesteld voor het publiek voor het bijwonen van vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden. Om op deze vrijstelling aanspraak te kunnen maken moet de belastingplichtige voor de stopzetting van de activiteiten of het niet-open stellen voor het publiek het stadsbestuur kennis geven van de datum waarop: - een gedeelte van de zaal/plaats niet meer voor het publiek wordt opengesteld voor het bijwonen van vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden. - het gedeelte van de zaal/plaats terug voor het publiek wordt opengesteld voor het bijwonen van vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden. De vrijstelling van de belasting ontlast de belastingplichtige niet van de voorafgaande kennisgeving van elke activiteit overeenkomstig artikel 4. Artikel 7 Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting ambtshalve gevestigd op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt. Vooraleer over te gaan tot ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd, evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting. De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de datum van verzending van de betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen. Op de ambtshalve vastgestelde belasting zal een verhoging worden toegepast. De verhoging bedraagt: • 10% bij een eerste overtreding; • 25%, 50% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding; • 200% vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding. Artikel 8 De belasting, alsmede de eventuele belastingverhoging vermeld onder artikel 7 wordt ingevorderd door middel van een kohier.
Artikel 9 De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen ter zake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in de wet van 24 december 1996 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen, zoals aangevuld en gewijzigd door de wet van 15 maart 1999 betreffende de beslechting van fiscale geschillen en zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit ter zake. Latere aanvullingen en wijzigingen aan voormelde wet van 24 december 1996 en het uitvoeringsbesluit zijn eveneens van toepassing. In geval van inkohiering wordt de belasting, alsmede de eventuele belastingverhoging, ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 10 De belastingplichtige personen zijn ertoe gehouden de beëdigde stadsaangestelden toegang te verlenen zodat in het kader van deze belasting alle nuttige inlichtingen kunnen verzameld worden. Artikel 11 Deze verordening vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden. Artikel 12 Deze beslissing wordt definitief indien geen bezwaren worden ingediend tijdens het openbaar onderzoek met betrekking tot dit reglement.
Belasting op het vervoer van personen met een politievoertuig 2012-2013
Terug naar boven
Artikel 1 Met ingang vanaf 1 januari 2012, voor een termijn eindigend op 31 december 2013,wordt door de stad een belasting geheven op het vervoer van personen met een politievoertuig wegens : • het veroorzaken van overlast; • bestuurlijke aanhouding om welke reden dan ook. Artikel 2 Bedrag De belasting wordt vastgesteld op een forfaitair bedrag van 100,00 EUR per rit en per vervoerd persoon. Artikel 3 Definities Voor de toepassing van dit belastingreglement wordt begrepen onder : • overlast : gedragingen die de levenskwaliteit van inwoners kunnen beperken op een manier die de normale druk van het sociale leven overschrijdt, waardoor de normale last die het leven in de samenleving onvermijdelijk met zich meebrengt, wordt overstegen; • rit : het traject dat wordt afgelegd vanaf het uitrukken van het politievoertuig tot op het ogenblik dat de betrokkene op zijn eindbestemming is gebracht; • eindbestemming : de meest aangewezen eindbestemming naargelang het geval (politiecommissariaat, thuis, bij de meerderjarige die het ouderlijk gezag of feitelijk toezicht uitoefent, verpleeginstelling, cel in het politiekantoor …). Artikel 4 Belastingplichtige De belastingplichtige is de vervoerde persoon of in voorkomend geval, van de voor hem burgerlijk verantwoordelijke persoon. Zij is verschuldigd vanaf het ogenblik dat de vervoerde persoon zijn eindbestemming bereikt heeft. Artikel 5 Gerechtelijk aangehouden personen De belasting is niet verschuldigd bij het vervoer van gerechtelijk aangehouden personen bedoeld in artikel 93, 4° van het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken. Artikel 6 Vrijstelling Het vervoer van personen beneden de leeftijd van 25 jaar die overlast veroorzaakten, valt niet onder de toepassing van deze belasting, voor zover naar aanleiding van het vervoer, met het stadsbestuur concrete afspraken werden gemaakt omtrent een begeleidingstraject voor de personen die de ouderlijke macht uitoefenen of voor de vervoerde persoon zelf. Deze modaliteit vervalt indien geen concrete afspraken kunnen worden gemaakt of indien de gemaakte afspraken opzettelijk niet worden nageleefd door de betrokkenen. Artikel 7 Kohierbelasting De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier. De belasting moet worden betaald binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet Artikel 8 Procedure De vestiging en invordering van de belasting evenals de regeling van de geschillen ter zake gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 op de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelasting en latere wijzigingen. Artikel 9 Dit reglement vervangt alle voorgaande reglementen met betrekking tot de belasting op het vervoer van personen met een politievoertuig.
Belastingreglement op de verwaarloosde en/of onafgewerkte woningen of gebouwen 2011-2013 Terug naar boven Artikel 1 Er wordt voor de aanslagjaren 2011 tot en met 2013 een jaarlijkse belasting geheven op verwaarloosde en/of onafgewerkte woningen of gebouwen. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: • woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande; • gebouw: elk bebouwd onroerend goed of deel ervan dat geen woning is, op een perceel met een oppervlakte tot 500m²; • verwaarloosde woningen of gebouwen: o de woningen of gebouwen waarbij uiterlijke gebreken werden vastgesteld aan de gevel zoals afbladderende verf, barsten of breuken, uitgevallen voegwerk, los pleisterwerk of bezetting, los steenwerk, mosvorming, begroeiing, of gebreken aan de gevelelementen, schoorstenen, erkers, loggia’s, balkons, dakgebinten, dakbedekkingen, dakranden, kroonlijsten, dakgoten, regenwaterafvoerleidingen, keldergaten, gevelopeningen, glaswerk, buitenschrijnwerk, zonder dat deze opsomming beperkend is; o de (delen van) woningen of gebouwen die door de bevoegde overheid in het belang van de veiligheid en gezondheid onbewoonbaar en/of ongeschikt verklaard zijn; o de woningen of gebouwen met oneigenlijke gevelafsluitingen (bijvoorbeeld storende affichering en/of betimmering, dichtgemaakte gevelopeningen, zonder dat deze opsomming beperkend is); o de percelen als puin gekwalificeerd door de Federale Overheidsdienst Financiën/Administratie van het kadaster, de registratie en de domeinen, tenzij het perceel effectief van alle puin bevrijd is. • onafgewerkt : de woningen of gebouwen, die onafgewerkt zijn, met name waarop ingevolge een verleende stedenbouwkundige vergunning, de bouwwerken werden aangevat maar geen normale afwerking kennen. De gebreken aan de gevel(s) van woningen of gebouwen worden vermeld in een verslag opgesteld door toezichters van de stad Antwerpen. De woningen en gebouwen worden per bouwlaag beoordeeld. Een bouwlaag is belastbaar van zodra één gebrek aan de bouwlaag wordt vastgesteld. Artikel 3 Belastingplichtige De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de woning of het gebouw op 1 januari van het aanslagjaar. In geval er een erfpacht, opstalrecht of vruchtgebruik op de woning of het gebouw rust, is de belasting respectievelijk verschuldigd door de erfpachter, de opstalhouder of de vruchtgebruiker. De belasting wordt steeds gevestigd in verhouding tot het aandeel van elk van deze belastingplichtigen in de woning of het gebouw. Wanneer verder in dit reglement “de eigenaar” wordt vermeld, heeft dit betrekking op elke belastingplichtige. Artikel 4 Aangifteplicht 4.1. Woningen/gebouwen niet belastbaar in voorgaand aanslagjaar Binnen het jaar waarin voor de eerste maal verwaarlozing wordt vastgesteld aan een woning of gebouw, wordt de eigenaar daarvan verwittigd door middel van een aangetekende brief. Deze brief bevat: - de melding van de verwaarlozing; - een berekening van de mogelijke belasting; - het controleverslag; - het belastingreglement.
Vanaf het kalenderjaar volgend op de verwittiging bij aangetekende brief, wordt jaarlijks aan de eigenaar een aangifteformulier verzonden dat binnen de twee maanden na verzenddatum ingevuld en ondertekend dient terugbezorgd. 4.2. Woningen/gebouwen belastbaar in voorgaand aanslagjaar - De eigenaars van woningen en/of gebouwen die belastbaar waren in het voorgaand aanslagjaar, ontvangen jaarlijks een aangifteformulier. - Na de verkoop van een belastbare woning of gebouw, wordt de nieuwe eigenaar in het kalenderjaar na het verlijden van de authentieke akte door middel van een aangetekende brief met aangifteformulier verwittigd van de vastgestelde verwaarlozing. Vanaf het tweede kalenderjaar na het verlijden van de authentieke akte, wordt jaarlijks aan de eigenaar een aangifteformulier verzonden dat binnen de twee maanden na verzenddatum ingevuld en ondertekend dient terugbezorgd. Een aanslag wordt gevestigd voor ieder aanslagjaar waarin de woning of het gebouw van 1 januari tot en met 31 december verwaarloosd is. 4.3. De regeling vervat in de punten 4.1 en 4.2 geldt tevens voor de onafgewerkte woningen en/of gebouwen. Artikel 5 Bedrag De aanslagvoet van de belasting bedraagt voor: − een woning of gebouw aan de straatzijde gelegen: 148 EUR per strekkende meter gevellengte. De belastbare lengte wordt vermenigvuldigd met het aantal belastbare bouwlagen. − een woning of gebouw niet aan de straatzijde gelegen: 4,50 EUR per vierkante meter grondoppervlakte van de woning of het gebouw. De belastbare oppervlakte wordt vermenigvuldigd met het aantal belastbare bouwlagen. De aanslagvoet per woning of gebouw bedraagt minimum 740 EUR. Vanaf de tweede aanslag ten laste van eenzelfde eigenaar verhoogt de aanslagvoet telkens met 15% van de belasting per gevestigde aanslag. De verhoogde aanslagvoet wordt berekend volgens volgende formule: Verhoogde aanslagvoet = aanslagvoet + ((ABJ – 1) x 15%) waarbij ABJ = aantal belaste jaren. Bij hoekpanden wordt de helft van de som van de gevellengte aan elke straatzijde in aanmerking genomen voor de berekening van de belasting, de afgesneden of afgeronde hoek of hoeken inbegrepen. De belastbare lengte/oppervlakte wordt steeds in volle (vierkante) meter uitgedrukt. De gedeelten kleiner dan een halve (vierkante) meter worden weggelaten, de gedeelten vanaf een halve (vierkante) meter worden als volle (vierkante) meter aangerekend. Artikel 6 Vrijstellingen Zijn van de belasting vrijgesteld: 1. nieuwe eigenaars gedurende één aanslagjaar na het verlijden van de authentieke akte. 2. nieuwe eigenaars gedurende twee aanslagjaren na het verlijden van de authentieke akte wanneer de woning of het gebouw hun enige eigendom is. De vrijstelling geldt voor natuurlijke personen gedurende vijf aanslagjaren na het verlijden van de authentieke akte wanneer de woning of het gebouw hun enige eigendom is en zij het eigendom zelf bewonen. De vrijstelling vervalt van zodra een belastingplichtige een (deel van een) ander onroerend goed in eigendom heeft. 3. de eigenaars die voor de woning of het gebouw een bouwaanvraag indienen in overeenstemming met de stedenbouwkundige en brandveiligheidsvoorschriften en 4 maanden na het indienen onafhankelijk van hun wil geen definitieve bouwvergunning hebben gekregen. Per ingediende bouwaanvraag kan eenmalig beroep worden gedaan op deze vrijstelling, hetzij in het jaar dat de bouwaanvraag is ingediend, hetzij in het jaar volgend op het kalenderjaar dat de bouwaanvraag werd ingediend. 4. de woningen en gebouwen gelegen binnen een bij Koninklijk besluit goedgekeurd onteigeningsplan of waarvoor een weigering van bouwvergunning verkregen werd wegens een onteigeningsplan in voorbereiding. 5. de eigenaars die een beschermingsaanvraag indienen. De vrijstelling geldt vanaf het aanslagjaar waarin de aanvraag wordt ingediend tot en met het aanslagjaar waarin de beschermingsaanvraag wordt goedgekeurd. Deze vrijstelling vervalt voor alle aanslagjaren wanneer de beschermingsaanvraag wordt afgewezen.
6.
de eigenaars die een restauratiepremiedossier voor een beschermd monument indienen. De vrijstelling geldt vanaf het aanslagjaar waarin het dossier wordt ingediend tot en met het aanslagjaar waarin het dossier wordt beëindigd. 7. de eigenaars die een aanvraagdossier indienen voor een premie met als doel de renovatie van de gevel, ongeacht de instantie waarbij de premie wordt aangevraagd. Per ingediende aanvraag kan eenmalig beroep worden gedaan op deze vrijstelling, hetzij in het jaar dat de aanvraag is ingediend, hetzij in het jaar volgend op het kalenderjaar dat de aanvraag werd ingediend. Om van deze vrijstelling te kunnen genieten, moet een bewijs voorgelegd worden dat het ingediende dossier volledig is bevonden. 8. de autonome gemeentebedrijven. 9. de sociale woonorganisaties. 10. de eigenaars die in de loop van het aanslagjaar een contract van huurcompensatie afsluiten met een erkende sociale woningbouwmaatschappij. 11. de ongeschikte en/of onbewoonbare woningen onder sociaal beheersrecht van de gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie. Deze vrijstelling vangt aan vanaf het aanslagjaar waarin de beslissing wordt genomen door het bevoegde orgaan om een woning in sociaal beheer te nemen. 12. de eigenaars die geen einde kunnen stellen aan de belastbare toestand van de woning of het gebouw ingevolge een vreemde oorzaak die de eigenaars niet kan worden toegerekend. De vrijstellingen 1 en 2 vervallen wanneer in de loop van een vrijgesteld aanslagjaar de eigenaar wijzigt, behalve voor de Belgische Staat wanneer het gaat om onroerende goederen verkregen uit onbeheerde nalatenschappen. De vrijstellingen 1 tot en met 3 vervallen vanaf het ogenblik dat de aanwezigheid wordt vastgesteld van reclame aan of voor de woning of het gebouw. Artikel 7 Belastingverhoging Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn, of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting ambtshalve gevestigd op basis van de gegevens waarover de administratie beschikt. Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, wordt de belastingplichtige hiervan aangetekend verwittigd. De belastingplichtige heeft dertig dagen om schriftelijk te reageren en alsnog aangifte in te dienen. Wanneer voor een aanslagjaar de aangifte alsnog tijdig en correct wordt ingediend na verzending van de verwittiging van ambtshalve vaststelling, wordt geen verhoging toegepast. Op de ambtshalve vastgestelde belasting zal een verhoging worden toegepast. Deze verhoging bedraagt: • 10% bij een eerste overtreding die tot verhoging leidt; • 25%, 50% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde opeenvolgende overtreding die tot verhoging leidt; • 200% vanaf een vijfde opeenvolgende overtreding die tot verhoging leidt. Artikel 8 Kohierbelasting De belasting wordt gevestigd door middel van een kohier. Een verhoging wordt afzonderlijk op het kohier en op het aanslagbiljet vermeld. De belasting moet betaald worden binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door de stadsontvanger/financieel beheerder. Artikel 9 Mede-eigendom Indien de woning of het gebouw aan verschillende eigenaars toebehoort, zal, als betalingsmodaliteit, iedere mede-eigenaar worden aangesproken voor de volledige belasting wanneer geen aangifte wordt gedaan van de eigendomsverdeling. Artikel 10 Procedure De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen, gebeurt volgens de bepalingen vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Artikel 11 Slotbepaling Dit reglement vervangt alle voorgaande gemeentelijke reglementen met betrekking tot de belasting op verwaarloosde woningen of gebouwen.
Belasting op het verwijderen van graffiti, affiches en/of zelfklevers die zonder vereiste toestemming werden aangebracht op vanaf de openbare weg zichtbare oppervlakten van onroerende goederen Terug naar boven Artikel 1 Er wordt voor de aanslagjaren 2010 tot en met 2013 een belasting geheven op het verwijderen door de stad van graffiti, zelfklevers en affiches die zonder de toestemming van de eigenaar werden aangebracht op oppervlakten van onroerende goederen die vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Artikel 2 Voor de toepassing van dit reglement dient te worden verstaan onder: 1° Onroerend goed: alle onroerende goederen gelegen op het grondgebied van de stad Antwerpen, zoals onder meer gebouwen en hun aanhorigheden, bouwwerken, niet verplaatsbaar straatmeubilair (aan de grond en/of anders vastgemaakte vuilnisbakken, straatverlichting, vlaggenmasten, enz), verkeersinfrastructuur (verkeerslichten, brugpijlers, enz), afsluitingen (tuinmuren, parkhekkens enz). 2° Graffiti: verzamelnaam voor al of niet betekenis volle teksten, tekeningen, figuren en symbolen die met verfproducten, -spuitbussen of stiften zijn aangebracht, waarvoor vooraf geen toestemming verkregen was vanwege de eigenaar van het onroerend goed en die zichtbaar zijn van op de openbare weg. 3° Affiches en zelfklevers: affiches en zelfklevers die op een onroerend goed zijn aangebracht waarvoor vooraf geen toestemming verkregen was vanwege de eigenaar van het onroerend goed en die zichtbaar zijn van op de openbare weg. 4° Verwijderen: het uitwissen van graffiti en het w egnemen van affiches en zelfklevers van het onroerend goed. 5° Eigenaar: de rechtspersoon of fysieke persoon di e het slachtoffer is van graffiti, affiches en/of zelfklevers op het onroerend goed waarvan hij eigenaar is of waarop hij een zakelijk recht (zoals vruchtgebruik of recht van opstal) heeft. In geval van mede-eigendom treedt de syndicus op. Artikel 3 De belasting is verschuldigd : - voor affiches en/of zelfklevers : door de verantwoordelijke voor de aanplakking en indien deze niet gekend is door de organisator of verantwoordelijke uitgever vermeld op de affiche of zelfklever; - voor graffiti : door de persoon die deze heeft aangebracht. Indien meerdere personen deelnamen, kan, als betalingsmodaliteit, iedere deelnemer worden aangesproken voor de volledige belasting. In voorkomend geval is de belasting verschuldigd door de voor voormelde personen burgerlijk verantwoordelijke persoon. Artikel 4 De aanslagvoet van de belasting bedraagt : - voor de verwijdering van graffiti, affiches en zelfklevers met een oppervlakte tot 1m² : 100 EUR; - voor de verwijdering van graffiti, affiches en zelfklevers met een oppervlakte van meer dan 1m² : 100 EUR, vermeerderd met 50 EUR per bijkomende m² of gedeelte van een m². Artikel 5 De belasting wordt gevestigd en ingevorderd door middel van een kohier. Artikel 6 De vestiging en invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen, gebeurt volgens de bepalingen vervat in het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.