Overstromingsrisico
Dijkring 13 Noord-Holland Oktober 2014
Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico dijkringgebied 13, Noord-Holland
Documenttitel
Veiligheid Nederland in Kaart 2 Overstromingsrisico dijkringgebied 13, Noord-Holland
Document
HB 2310963
Status
Definitief
Datum
Oktober 2014
Auteur
M.J. van Reen (Arcadis)
Opdrachtnemer
Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving
Uitgevoerd door
Consortium Albicom (combinatie van Arcadis, Lievense, RPS, IV-Infra)
Opdrachtgevers
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Unie van Waterschappen en Interprovinciaal Overleg
Voorwoord
Het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2) analyseert voor 58 dijkringgebieden het overstromingsrisico, uitgedrukt in economische schade en aantallen slachtoffers. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van de uitgevoerde risicoanalyse voor de categorie a-keringen van dijkringgebied 13, Noord-Holland. Het detailniveau van de analyses is afgestemd op de primaire doelstelling van VNK2: het verschaffen van een beeld van het overstromingsrisico. Hoewel dit rapport een beeld geeft van de veiligheid van dijkringgebied 13, dient het niet te worden verward met een toetsrapport in het kader van de Waterwet. De in VNK2 berekende overstromingskansen laten zich niet zonder meer vergelijken met de wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen van de waterstanden die de primaire keringen veilig moeten kunnen keren. Bij het tot stand komen van de resultaten spelen de provincies en de beheerders een belangrijke rol. De beheerders hebben een essentiële bijdrage geleverd door gegevens ter beschikking te stellen en de plausibiliteit van de opgestelde (alternatieve) schematisaties te bespreken. De uitgevoerde analyses zijn zowel intern als extern getoetst. Ten slotte heeft het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) de kwaliteit van de analyses en rapportages steekproefsgewijs gecontroleerd. Met de inzichten van VNK2 kunnen gericht maatregelen worden getroffen om Nederland kostenefficiënt te beschermen tegen overstromingen. Op basis van de resultaten kunnen voorstellen voor maatregelen in de meerlaagseveiligheid onderling worden afgewogen, versterkingsmaatregelen uit het hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) worden geprioriteerd, aanvullende gegevens gerichter worden ingewonnen en middelen en menskracht tijdens hoogwatersituaties optimaler worden ingezet. Ten slotte vormen de resultaten van VNK2 input voor het Deltaprogramma en de nieuwe normering. VNK2 is een initiatief van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van Waterschappen en het Interprovinciaal Overleg, uitgevoerd door Rijkswaterstaat WVL in nauwe samenwerking met waterkeringbeheerders, provincies, kennisinstituten en ingenieursbureaus. Graag wil ik alle betrokkenen bedanken voor de constructieve bijdrage en de plezierige samenwerking.
Niels Roode Projectmanager VNK2, Rijkswaterstaat WVL
Inhoudsopgave
Managementsamenvatting
1
Technische samenvatting
5
1
Inleiding
13
1.1
Aanleiding project Veiligheid van Nederland in Kaart
13
1.2
Projectopdracht Veiligheid van Nederland in Kaart
13
1.3
Overschrijdingskansen en overstromingskansen
14
1.4
Rekenmethode VNK2
14
1.5
Leeswijzer
17
2
Gebiedsbeschrijving en schematisatie
19
2.1
Beschrijving dijkringgebied 13, Noord-Holland
19
2.1.1
Gebiedsbeschrijving
19
2.1.2
Beheerder
20
2.2
Ontstaansgeschiedenis
20
2.3
Recente versterkingen
22
2.4
Vakindeling categorie a-kering
23
2.4.1
Vakindeling dijken
23
2.4.2
Vakindeling duinen
23
2.4.3
Overzicht vakindeling
24
2.5 3
24
Overstromingskans
27
3.1
Aanpak en uitgangspunten
27
3.2
Bijzonderheden dijkring 13
27
3.2.1
Randvoorwaarden Waddenzee
27
3.2.2
Risicobijdrage door falen categorie c-keringen
28
3.3
Beschouwde faalmechanismen
28
3.3.1
Faalmechanismen dijken
28
3.3.2
Faalmechanismen duinen
29
3.3.3
Faalmechanismen kunstwerken
30
3.4
Niet beschouwde faalmechanismen
32
3.5
Berekende overstromingskansen
32
3.5.1
Overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme
32
3.5.2
Faalkansen dijken
34
3.5.3
Faalkansen duinen
39
3.5.4
Faalkansen kunstwerken
41
3.6 4
Kunstwerken
Uitgangssituatie overstromingskans en -risico dijkring 13
42
De gevolgen van overstromingen per ringdeel
45
4.1
Aanpak en uitgangspunten
45
4.1.1
Algemeen
45
4.1.2
Ringdelen
46
4.2
5
7
Hoogteligging
47
4.1.4
Verhoogde lijnelementen
48
4.1.5
Evacuatie
49
Resultaten overstromingsberekeningen per ringdeel
50
4.2.1
Ringdeel 1 – 8: Doorbraaklocaties langs de Noordzee
50
4.2.2
Ringdeel 9 – 11: Doorbraaklocaties langs de Waddenzee
53
4.2.3
Ringdeel 12 – 15: Doorbraaklocaties langs het IJsselmeer
55
4.2.4
Ringdeel 16 – 29: Doorbraaklocaties langs het Markermeer
56
4.2.5
Maximaal scenario
62
4.3
Overzicht resultaten overstromingsberekeningen
62
4.4
Indicatie schade en slachtoffers Beemster en Purmer
66
4.5
Vergelijking overstromingsmodellen en schadeberekeningen
67
Overstromingsscenario’s en scenariokansen
69
5.1
Aanpak bepaling scenariokansen
69
5.1.1
Definitie en stappen
69
5.1.2
Opstellen scenario’s
69
5.1.3
Selecteren scenario’s
70
5.1.4
Berekenen scenariokansen
71
5.2 6
4.1.3
Scenariokansen
71
Overstromingsrisico
73
6.1
Aanpak berekening overstromingsrisico
73
6.1.1
Samenstellen meervoudige doorbraken
73
6.1.2
Keuze evacuatiefactoren en conditionele kansen
73
6.1.3
Koppelen en bereken gevolgen meervoudige doorbraken
73
6.1.4
Berekenen van het overstromingsrisico
74
6.2
Evacuatie bij meerdere falende ringdelen
74
6.3
Overstromingsrisico
74
6.3.1
Economisch risico
74
6.3.2
Slachtofferrisico
77
Gevoeligheidsanalyses
83
7.1
Versterkingsprogramma’s HWBP2
86
7.1.1
Uitgangssituatie
86
7.1.2
Overstromingskans ‘HWBP2’
87
7.1.3
Overstromingsrisico ‘HWBP2’
88
7.2
7.3
7.4
7.5
Overstromingsrisico na afname overstromingskans
92
7.2.1
Uitgangssituatie
92
7.2.2
Overstromingskans reductie
93
7.2.3
Overstromingsrisico ‘o.b.v kansen’
97
Overstromingsrisico na verbetermaatregelen gericht op LIR
101
7.3.1
Uitgangssituatie
101
7.3.2
Overstromingsrisico ‘LIR’
101
Invloed van de verwachtingswaarden van de evacuatiefracties
103
7.4.1
Uitgangssituatie
103
7.4.2
Overstromingsrisico ‘evacuatiefracties’
104
Overstromingsrisico na verbetermaatregelen gericht op risico
107
7.5.1
107
Uitgangssituatie
7.5.2 7.6
8
Overstromingsrisico reductie
108
Overstromingsrisico na afname gericht op overstromingskans DPV
110
7.6.1
Uitgangssituatie
110
7.6.2
Overstromingsrisico ‘DPV’
114
Conclusies en aanbevelingen
119
8.1
Conclusies
119
8.1.1
De kans op een overstroming in dijkringgebied 13
119
8.1.2
De gevolgen van overstromingen in dijkringgebied 13
121
8.1.3
Het overstromingsrisico in dijkringgebied 13
122
8.2
Aanbevelingen
125
8.2.1
Faalkansen
125
8.2.2
Gevolgen
127
8.2.3
Risico’s
128
Managementsamenvatting
Wat is VNK2? Veiligheid Nederland in Kaart 2 (VNK2) is het project dat overstromingsrisico’s in Nederland in kaart brengt. De rekenmethode van VNK2 maakt het mogelijk overstromingskansen te berekenen. Door het combineren van doorbraakkansen, overstromingswijzen en gegevens omtrent bewoning en bedrijvigheid (de gevolgen), kan een beeld worden gegeven van het overstromingsrisico. Met een goed beeld van het overstromingsrisico en de effectiviteit van maatregelen kunnen beter onderbouwde keuzes worden gemaakt ten aanzien van investeringen in waterveiligheid. Voor u ligt de rapportage van de analyse van dijkringgebied 13, Noord-Holland. VNK2 en toetsing VNK2 geeft een beeld van de huidige overstromingskansen, gevolgen en risico’s voor een dijkringgebied. De veiligheidsbenadering in VNK2 is daarmee anders dan die in de toetsing in het kader van de Waterwet. De in VNK2 berekende overstromingskansen laten zich niet zonder meer vergelijken met de wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen van de waterstanden die de primaire keringen veilig moeten kunnen keren (zie paragraaf 1.3). VNK2 geeft een schatting van de overstromingskans van het dijkringgebied. Een ander verschil met de toetsing is dat in VNK2 ook de economische schade en slachtoffers door overstroming en de bijbehorende risico’s in beeld worden gebracht. Algemene beschrijving dijkringgebied 13 De primaire waterkering van dijkring 13 ligt in de provincie Noord Holland en de categorie a-kering heeft een lengte van circa 145 km dijken en duinen en bevat 146 kunstwerken (inclusief leidingen). Deze keringen grenzen aan de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeer en het Markermeer. Het dijkringgebied wordt beheerd door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In het dijkringgebied (1.536 km2) liggen enkele grote steden zoals: Alkmaar, Amsterdam-Noord, Beverwijk, Castricum, Den Helder, Enkhuizen, Heerhugowaard, Hoorn, Purmerend, Wormerveer en Zaandam. Volgens de Waterwet is de veiligheidsnorm voor de primaire waterkeringen van deze dijkring 1/10.000 per jaar. Dit is de kans op overschrijding van de waterstand die veilig gekeerd moet kunnen worden. Resultaten Binnen VNK2 zijn verschillende berekeningen voor dijkring 13 uitgevoerd waarbij kansen, gevolgen en de risico’s voor verschillende situaties zijn bepaald. Vertrekpunt is de referentiesituatie. Dit is de situatie zoals de kering erbij lag in 2012, waarbij gebruik gemaakt is van de reeds beschikbare rapporten en onderzoeken. In de berekeningen voor de referentiesituatie is geen rekening gehouden met uitvoering van de geplande HWBP2-maatregelen en alleen de categorie a-kering kwantitatief beschouwd. De overstromingskans is berekend door alle faalmechanisme voor alle dijkvakken, duinvakken en alle kunstwerken van de gehele dijkring te combineren. Uit berekeningen blijkt: · dat de overstromingskans van dijkring 13 in de referentiesituatie groter is dan 1/100 per jaar en
1
·
dat de drie dominante faalmechanismen macrostabiliteit binnenwaarts (71%) voor de dijken en voor kunstwerken betrouwbaarheid sluiting (17%) en sterkte en stabiliteit (7%) zijn.
De drie dominante faalmechanismen zijn voor circa 95% verantwoordelijk voor de berekende overstromingskans. Op basis van de berekening van het overstromingsrisico (kans maal gevolg) blijkt: · dat de verwachtingswaarde van het economisch risico 60,8 miljoen euro per jaar is en de verwachtingswaarde van het aantal dodelijke slachtoffers 1,9 per jaar, · dat het lokaal individueel risico (LIR) voor een deel (30%) van het dijkringgebied groter is dan 1/100.000 (10-5) per jaar (vanaf Hoorn tot Amsterdam en in de Anna Paulowna polder) en · dat het uitvoeren van ingrepen die de kans op een overstroming verkleinen, niet altijd tot een evenredige daling van het overstromingsrisico leiden. Resultaten vervolganalyses Naar aanleiding van de eerste resultaten voor de referentiesituatie is aanvullend onderzoek uitgevoerd, door gevoeligheidsanalyses uit te voeren. De gevoeligheidsanalyses geven inzicht in het effect van toekomstige versterkingen of aanpassingen in het beheer. In Tabel 1 zijn de belangrijkste resultaten opgenomen van een aantal analyses en daarna kort toegelicht. Situatie
Overstromingskans [per jaar]
Verwachtingswaarde economische schade [M€ per jaar]
Verwachtingswaarde aantal slachtoffers [per jaar]
Percentage LIR dat groter is dan 10-5 per jaar
Referentie
>1/100
60,8
1,91
30 %
Ná uitvoering HWBP2
>1/100
12,1
0,41
5%
Ná verbetering tot overstromingskans 1/100 per jaar*
1/100
6,4
0,31
2%
Ná verbetering tot overstromingskans 1/2.000 per jaar*
1/2.000
0,7
0,03
0%
Ná verbetering tot overstromingskans 1/10.000 per jaar*
1/10.000
0,1
0,01
0%
1/560
3,3
0,11
0%
Met 0% evacuatiefractie*
>1/100
12,1
0,78
11 %
Met 80% evacuatiefractie*
>1/100
12,0
0,16
1%
Ná verbetering gericht op risico (a.d.h.v. kansen) *
>1/100
6,2
0,13
2%
Ná verbetering gericht op risico (a.d.h.v. gevolgen) *
>1/100
6,6
0,14
4%
1/700
1,0
0,05
0%
Ná verbetering gericht op LIR*
Ná verbetering per traject tot ‘DPV-norm’*
* inclusief de verbeteringen door het HWBP2 Tabel 1:
2
Resultaten risicoberekeningen voor dijkringgebied 13 en vervolganalyses.
Een korte toelichting op de tabel: ·
Uit de analyse van de situatie ná uitvoering van het HWBP2 (dijkversterking Hoorn-Amsterdam en Koegraszeedijk) ten opzichte van de referentiesituatie blijkt dat het overstromingsrisico met een factor vijf afneemt, voor zowel de verwachtingswaarde van het economisch risico als de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers. De overstromingskans blijft echter groter dan 1/100 per jaar, omdat deze wordt gedomineerd door een aantal kunstwerken, die niet in het HWBP2 zijn opgenomen. In de derde toetsronde is voor deze kunstwerken ook veelal de score ‘onvoldoende’ toegekend.
·
Na verbetering van vier kunstwerken (Hornsluis, Zuidersluis, Noordersluis en Sassluis Enkhuizen) halveert het economisch risico ten opzichte van de situatie na uitvoering van het HWBP2 en neemt het slachtofferrisico met 25% af (overstromingskans afname tot 1/100 per jaar). Verdere verbeteringen laten zien dat zowel de overstromingskans als het overstromingsrisico afnemen, maar dat steeds meer verbeterstappen nodig zijn voor een vergelijkbare verlaging.
·
Om het lokaal individueel risico overal te verlagen tot kleiner dan 1/100.000 per jaar (LIR, 10-5 per jaar) zijn verbeteringen nodig aan vijf kunstwerken (Hornsluis, Zuidersluis, Noordersluis, Sassluis Enkhuizen, spuisluis Oostoever), nadat de uitvoering van het HWBP2 ook is uitgevoerd.
·
De evacuatiefractie heeft geen invloed op de overstromingskans en weinig invloed op het economisch risico. Indien er geen preventieve evacuatie plaatsvindt (evacuatiefractie van 0%) verdubbelt de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico ten opzichte van de situatie na uitvoering van het HWBP2. Als de evacuatiefractie toeneemt tot 80% (theoretische waarde) dan reduceert de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico tot een derde ten opzichte van de situatie na uitvoering van het HWBP2.
·
Na uitvoering van het HWBP2 wordt het overstromingsrisico gedomineerd door de Balgzanddijk (ringdeel 10) met betrekking tot de slachtoffers en de Noorderdijk van Drechterland (ringdeel 13) met betrekking tot de economische schade. De overstromingskans wordt na uitvoering van het HWBP2 daarentegen gedomineerd door de dijk ter plaatsen van Schardam en de Keukendijk (ringdeel 20).
·
Na uitvoering van het HWBP2 is het overstromingsrisico te verlagen door verbeteringen gericht op kansen en/of verbeteringen gericht op de gevolgen uit te voeren. Door de verbeteringen gericht op kansen of gevolgen halveert de verwachtingswaarde van het economisch risico en neemt het slachtofferrisico af tot een derde.
·
Na uitvoering van het HWBP2 zijn aanvullende verbeteringen aan drie “DPVtrajecten” nodig om te kunnen voldoen aan de norm, zoals die is opgenomen in de concept technisch inhoudelijke uitwerking van het Deltaprogramma Veiligheid [ref 27]. De overstromingskans van de gehele dijkring neemt dan af naar 1/700 per jaar. In de Anna Paulowna polder is dan het lokaal individueel risico op circa 35 hectare nog wel groter dan 10-5 per jaar.
Aanbevelingen De uitgevoerde VNK2-berekeningen leiden tot nieuwe inzichten in de bepalende elementen voor het overstromingsrisico en de meest efficiënte wijze om dat risico te verminderen. Op basis van die nieuwe inzichten zijn aanbevelingen opgesteld, die
3
betrekking hebben op de kansen, de gevolgen en de risico’s van overstromingen. De belangrijkste aanbevelingen zijn:
1. Ondergrond en gegevens in kaart
Onzekerheden in grondopbouw en –samenstelling, hebben grote invloed op de berekende faalkansen voor opbarsten en piping en het dominante faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Voordat tot grootschalige dijkversterkingen wordt overgegaan voor dijkvakken met grote faalkansen, wordt aanbevolen om eerst nader (grond)onderzoek uit te voeren en aanvullende metingen te doen. Het kan zijn dat op basis van de huidige gegevens een vertekend beeld wordt gegeven, dat wil zeggen te ongunstig. Dit is ook van toepassing op de kunstwerken voor zowel de betrouwbaarheid sluiting en de constructieve sterkte. Voor een goed inzicht in de veiligheid zijn voldoende en betrouwbare gegevens cruciaal.
2. Kansen
De betrouwbaarheid van de faalkansberekeningen kan worden verbeterd door aanpassingen in de schematisaties en/of in de rekenmodellen zelf. Voor het eerste zijn zoals gesteld meer en betrouwbaardere gegevens nodig. Ten aanzien van aanpassingen aan de rekenmodellen (voor macrostabiliteit, duinafslag, steenbekleding en asfaltbekleding) wordt aanbevolen om daar in de ontwikkeling van het Wettelijk Toets Instrumentarium 2017 (WTI2017) rekening mee te houden.
3. Gevolgen
In de gevolgberekeningen is niet expliciet rekening gehouden met vitale objecten en de daaruit optredende gevolgen en indirecte gevolgen. Indien deze een significante bijdrage leveren aan de gevolgen kan dat leiden tot een onderschatting van het overstromingsrisico van dijkringgebied 13. Het wordt aanbevolen hier een nadere verkenning naar te laten uitvoeren (bijvoorbeeld bij ECN of drinkwatervoorzieningen). Daarnaast is in de overstromingsberekening rekening gehouden met de standzekerheid van verhoogde elementen (snel- en spoorwegen, regionale keringen). Als er aanwijzingen zijn dat verhoogde lijnelementen niet standzeker zijn bij een overstroming, is het belangrijk om te analyseren welke impact dat kan hebben op het overstromingsrisico. Vooral bij trajecten met berekende hoge faalkansen kan dit belangrijke consequentie hebben voor het berekende risico.
4. Reductie risico’s
Voor de reductie van het overstromingsrisico zijn, afhankelijk van de analyse, diverse verbeterstappen voorgesteld. In de prioritering van deze verbeterstappen is nog geen rekening gehouden met de kosten en impact op de omgeving van een verbeterstap, waardoor het mogelijk is enkele verbeterstappen te combineren en/of een andere prioriteit te geven. Het wordt aanbevolen hier rekening mee te houden. De benodigde verbeterstappen om te komen tot de (concept)waarde van de technisch inhoudelijke uitwerking uit het Deltaprogramma Veiligheid zijn in het rapport weergegeven. Bij een wijziging van de norm kan dat betekenen dat er meer (of minder verbeterstappen) nodig zijn. De hier gepresenteerde verbeterstappen zijn daardoor indicatief.
4
Technische samenvatting
Dit rapport beschrijft de resultaten van de risicoanalyse die is verricht voor dijkringgebied 13 Noord-Holland in het kader van het project Veiligheid Nederland in Kaart (VNK2). In deze technische samenvatting worden de berekeningsresultaten besproken en wordt op hoofdlijnen beschreven op welke uitgangspunten en aannamen deze resultaten berusten. De analyse door VNK2 omvat de volgende stappen: De schematisatie van de dijkring De primaire waterkering van de dijkring bestaat uit een aaneengesloten stelsel van dijken, duinen en kunstwerken. In de risicoanalyse is alleen de categorie a-kering van dijkring 13 beschouwd. Dit zijn primaire waterkeringen die direct bescherming bieden tegen buitenwater. Een overzicht van de vakindeling voor en de kunstwerken in de categorie a-kering is gegeven in Tabel 2. Dijken
Duinen
Kunstwerken
Totale lengte [km]
105
Aantal dijkvakken
139
Gemiddelde lengte dijkvak [km]
0,75
Totale lengte [km]
48
Aantal duinvakken
20
Gemiddelde lengte duinvak [km]
2,4
Totaal aantal kunstwerken
146
Aantal beschouwde kunstwerken Tabel 2:
20
De vakindeling van dijkring 13.
Dijkringgebied 13 is gelegen in de provincie Noord-Holland. De primaire waterkering, categorie a, grenst aan de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeer en het Markermeer en heeft een lengte van circa 153 km en bevat 146 kunstwerken (inclusief leidingen). Dijkring 13 wordt beheerd door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Volgens de Waterwet [ref 26] is de veiligheidsnorm voor de categorie a-keringen van deze dijkring 1/10.000 per jaar. Dat is de kans op overschrijding van de waterstand die veilig gekeerd moet kunnen worden. Deze kans is niet gelijk aan de overstromingskans van het gehele dijkringgebied. De berekening van faalkansen Elk dijkvak en elk kunstwerk in de dijkring is in de analyse betrokken, maar niet voor alle dijkvakken en kunstwerken zijn de faalkansen berekend of zijn de berekende faalkansen meegenomen bij de bepaling van de overstromingskans. Indien op voorhand kon worden aangegeven dat de kans van optreden van een faalmechanisme op een bepaalde locatie verwaarloosbaar zou zijn, is daarvoor geen faalkans berekend. Tevens is voor de afgekeurde Hondsbossche- en Pettemer zeewering geen faalkans bepaald aangezien hiervoor al een ‘zandige-oplossing’ is gekozen. Verwacht wordt dat de faalkansbijdrage verwaarloosbaar is indien het zandvolume is aangebracht en op termijn wordt onderhouden. Een overzicht van de beschouwde faalmechanismen voor de dijken en de kunstwerken staat vermeld in Tabel 3.
5
Type waterkering Dijken
Faalmechanisme
Aantal vakken/kunstwerken
Overloop en golfoverslag
134
Opbarsten en piping
14
Macrostabiliteit binnenwaarts
41
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
59
Duinen
Duinafslag
20
Kunstwerken
Overslag/overloop
2
Betrouwbaarheid sluiting
18
Onder- en achterloopsheid
7
Sterkte en stabiliteit Tabel 3:
11
Beschouwde faalmechanismen en het aantal nader beschouwde vakken / kunstwerken.
De berekende overstromingskans voor dijkringgebied 13 is groter dan 1/100 per jaar. In Tabel 4 staan de berekende faalkansen voor ieder afzonderlijk faalmechanisme. Type waterkering
Faalmechanisme
Dijk
Overloop en golfoverslag
Faalkans (per jaar) 1/350
Opbarsten en piping
1/1.000
Macrostabiliteit binnenwaarts
>1/100
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
1/2.800
Duinen
Duinafslag
1/5.300
Kunstwerk
Overslag/overloop Betrouwbaarheid sluiting
>1/100
Onder- en achterloopsheid
1/1.400
Sterkte en stabiliteit Overstromingskans Tabel 4:
1/350.000
1/130 >1/100
Berekende overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme.
De relatief grote overstromingskans (>1/100 per jaar) wordt met name veroorzaakt door de grote (ingeschatte) faalkansen voor macrostabiliteit binnenwaarts voor de dijken in combinatie met de kunstwerken waarvoor de faalmechanismen betrouwbaarheid sluiting en sterkte en stabiliteit dominant zijn. Met name de dijkvakken met een grote faalkans op macrostabiliteit binnenwaarts (dijken op veen) zijn opgenomen in het HWBP2. Verwacht mag worden dat na uitvoering van het HWBP2 de faalkans voor deze vakken op macrostabiliteit binnenwaarts verwaarloosbaar is. In de derde toetsronde hebben de kunstwerken met hoge faalkansen (Hornsluis, Zuidersluis, Noordersluis, Sassluis Enkhuizen, spuisluis Oostoever) voor één of meerdere toetssporen de score ‘onvoldoende’ gekregen. Nadat ook deze zijn verbeterd zal de overstromingskans van de gehele dijkring niet meer groter zijn dan 1/100 per jaar. De berekening van scenariokansen Bij het berekenen van de scenariokansen is uitgegaan van 29 ringdelen. Een ringdeel is een deel van de dijkring waarbinnen de locatie van de bres geen significante invloed heeft op het overstromingspatroon en de optredende schade. In Figuur 1 is een overzicht opgenomen van de ligging van de ringdelen.
6
Figuur 1:
Overzicht van ringdelen.
Met 29 ringdelen zijn veel combinaties van falende ringdelen mogelijk, theoretisch (229-1=) ruim 536 miljoen. Om praktische redenen zijn niet voor alle overstromingsscenario’s de faalkansen berekend, maar zijn de scenario’s met de grootste kans meegenomen. Daarvoor zijn eerst alle scenario’s bepaald met een faalkans groter dan 1/1.000.000 per jaar. Op basis daarvan is een selectie van de 100 scenario’s (inclusief alle enkelvoudige doorbraakscenario’s) gemaakt die de grootste
7
risicobijdrage hebben. De risicobijdrage van de overige scenario’s is beperkt (minder dan 1%) en niet meer significant voor het overstromingsrisico. De berekening van de gevolgen Voor elk van de gekozen breslocaties zijn overstromingsberekeningen uitgevoerd voor verschillende belastingcondities: toetspeil minus 1 decimeringhoogte (tp-1d), toetspeil (tp), toetspeil plus 1 decimeringshoogte (tp+1d) en toetspeil plus 2 decimeringshoogte (tp+2d). Bij de overstromingsberekeningen is uitgegaan van de standzekerheid van de regionale keringen en lijnvormige elementen (zoals snelwegen). De gevolgen van de overstroming zijn berekend met HIS-SSM (versie 2.5). Voor scenario’s waarbij meerdere ringdelen falen zijn op basis van de enkelvoudige overstromingsscenario’s de overstromingskenmerken (waterdiepte, stroomsnelheid, stijgsnelheid) samengesteld. De gevolgen van een overstroming in het dijkringgebied zijn sterk afhankelijk van de locatie van de bres(sen) in verband met het achterliggende gebied en de aanwezigheid van verhoogde elementen zoals regionale waterkeringen. De grootste schade en de meeste slachtoffers zijn te verwachten bij doorbraken vanuit het IJsselmeer en het Markermeer. Uit de simulaties blijkt dat het falen van ringdeel 13 (Noorderdijk van Drechterland) de grootste economische schade en de meeste slachtoffers veroorzaakt. De schade bedraagt in dat geval 2,5 miljard euro en er kunnen tot 180 dodelijke slachtoffers vallen (bij een waterstand gelijk aan toetspeil). De schade kan voor dat ringdeel zelfs verder oplopen tot 4,6 miljard euro en ruim 385 slachtoffers indien de doorbraak plaatsvindt bij hogere buitenwaterstanden van toetspeil plus twee maal de decimeringshoogte. De berekende gevolgen van combinaties van meerdere falende ringdelen lopen op tot 22 miljard euro schade en 3.200 slachtoffers, maar de kans daarop is verwaarloosbaar klein. Bij de bepaling van de gevolgen is voor zowel de schade als de slachtoffers rekening gehouden met evacuatiescenario’s (verwachtingswaarde evacuatiefractie vanuit zee 15% en vanuit de meren 64%). Hierdoor is rekening gehouden met zowel georganiseerde als ongeorganiseerde evacuaties, samen met de mogelijkheid dat een overstroming lang of kort (of niet) van te voren is te voorspellen. De berekening van het overstromingsrisico Het overstromingsrisico is berekend door de scenariokansen te vermenigvuldigen met de gevolgen (rekening houdend met vier evacuatiefracties en de conditionele kansen). De verwachtingswaarden van de economische schade en het slachtofferrisico bedragen respectievelijk 60,8 miljoen euro per jaar en 1,9 slachtoffers per jaar. De FN- en FScurve zijn getoond in Figuur 2. Deze curven beschrijven de kansen op overschrijding van bepaalde slachtofferaantallen of schade. 1.0E-01
1.0E-01
FN-Curve Basis
1.0E-02
Overschrijdingskans (per jaar)
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
FS-Curve Basis
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
1.0E-07 1
10
Slachtoffers (-)
Figuur 2:
8
FN-curve (links) en FS-curve (rechts) voor dijkringgebied 13.
100
1,000
Economische schade (miljoen euro)
10,000
100,000
Het Lokaal Individueel Risico (LIR, inclusief effect evacuatie) en het Plaatsgebonden Risico (PR, exclusief effect evacuatie) liggen relatief dicht bij elkaar (in Figuur 3 is het LIR weergegeven, het PR is opgenomen in Figuur 54). Door de verwachtingswaarde van de evacuatiefractie van 0,64 (bij overstroming vanuit het IJsselmeer of Markermeer) of 0,15 (bij overstroming vanuit de Noordzee of de Waddenzee) zit er een factor van respectievelijk 2,78 of 1,17 tussen het PR en het LIR. De evacuatie bij een overstroming vanuit de meren levert dus een aanzienlijk grotere reductie op van het aantal slachtoffer dan bij een overstroming van uit de kust. De verschillen tussen de klassen bedragen echter een factor 10, zodat alleen op enkele locaties een verandering in klasse zichtbaar is. In Figuur 3 is het LIR weergegeven. Het LIR en het PR zijn op meerdere locaties groter dan 1/100.000 (10-5) per jaar.
Figuur 3:
Lokaal individueel risico (inclusief preventieve evacuatie) in dijkringgebied 13.
9
Gevoeligheidsanalyses Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid van de berekende overstromingskansen en risico’s voor de gehanteerde uitgangspunten zijn gevoeligheidsanalyses uitgevoerd op kansniveau en op risiconiveau. De gevoeligheidsanalyses geven ook inzicht in het effect van versterkingen of aanpassingen in het beheer. De belangrijkste resultaten staan hieronder samengevat. ·
·
·
·
·
·
10
Uit de analyse van de situatie ná uitvoering van het HWBP2 blijkt dat het overstromingsrisico met een factor vijf afneemt voor zowel de verwachtingswaarde van het economische risico (van 60,8 naar 12,1 miljoen euro per jaar) als voor de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico (van 1,9 naar 0,41 slachtoffers per jaar). De overstromingskans blijft echter groter dan 1/100 per jaar, omdat deze wordt gedomineerd door een aantal kunstwerken die niet in het HWBP2 zijn opgenomen. Na uitvoering van het HWBP2 en verbetering van vier kunstwerken met de berekende grootste faalkansen reduceert de overstromingskans tot circa 1/100 per jaar, terwijl het overstromingsrisico reduceert met bijna 50%, voor de verwachtingswaarde van het economisch risico (van 12,1 naar 6,4 miljoen euro per jaar) en met 25% voor de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico (van 0,4 naar 0,3 slachtoffers per jaar). Verdere verbetering laat zien dat zowel de overstromingskans als het overstromingsrisico afnemen, maar er zijn wel steeds meer versterkingsmaatregelen nodig om telkens eenzelfde verlaging van het berekende risico te krijgen. Om het lokaal individueel risico overal te verlagen tot kleiner dan 1/100.000 per jaar (conform de ‘april-brief’ van de Minister in 2013) zijn verbeteringen nodig met betrekking tot vijf kunstwerken, nadat de uitvoering van het HWBP2 ook is uitgevoerd. Door de verbeteringen neemt de overstromingskans af naar 1/560 (van >1/100) per jaar en het overstromingsrisico neemt met een factor vier af voor zowel de verwachtingswaarde van het economische risico (van 12,1 naar 3,3 miljoen euro per jaar) als voor de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico (van 0,4 naar 0,1 slachtoffers per jaar). Voor de situatie na uitvoering van de HWBP2-versterkingen is de bandbreedte van het slachtofferrisico bepaald door de preventieve evacuatiefractie gelijk te stellen aan 0% (ondergrens) en 80% (theoretische bovengrens). Dit heeft zoals te verwachten geen invloed op de overstromingskans en weinig invloed op het economisch risico. Zonder preventieve evacuatie (0%) neemt de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico wel met bijna een factor 2 toe (van 0,41 naar 0,78 slachtoffers per jaar). Bij de gehanteerde bovengrenswaarde van 80% preventieve evacuatie (voor zowel de bedreiging van de zee als van de meren) neemt de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico af met circa een factor 3 (van 0,41 naar 0,16 slachtoffers per jaar). De effecten van een andere evacuatiefractie is met name zichtbaar in het groepsrisico en in het bijzonder bij een groot aantal (meer dan 50) slachtoffers. Bijvoorbeeld bij een kans van 1/1.000.000 per jaar zijn bij een “goede evacuatie” ten minste 90 slachtoffers te verwachten, terwijl bij de referentieberekening (15% en 64%) en de situatie “geen evacuatie” (overal 0%) ten minste 400 slachtoffers zijn te verwachten. Na uitvoering van het HWBP2 wordt het overstromingsrisico gedomineerd door ringdeel 10 (Balgzanddijk: zie Figuur 1 voor locaties) met betrekking tot de slachtoffers en ringdeel 13 (Noorderdijk van Drechterland) met betrekking tot de schade. De overstromingskans wordt na uitvoering van het HWBP2 daarentegen gedomineerd door ringdeel 20 (Schardam en Keukendijk). Na uitvoering van het HWBP2 is het overstromingsrisico verder te verlagen door verbeteringen gericht op kansen en/of verbeteringen gericht op de gevolgen. Uit de berekeningen blijkt dat in beide gevallen de verwachtingswaarde van het
·
economisch risico kan worden verlaagd met een factor twee (van 12,1 naar 6,2 of 6,6 miljoen euro per jaar) en de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico met een factor drie (van 0,41 naar 0,13 of 0,14 slachtoffers per jaar). Na uitvoering van het HWBP2 zijn aanvullende verbeteringen aan de dijkring (drie dijktrajecten) nodig om te kunnen voldoen aan de getalswaarde, zoals die is opgenomen in de concept technisch inhoudelijke uitwerking van het Deltaprogramma Veiligheid [ref 27]. Door de verbeteringen (Hornsluis, Zuidersluis, Noordersluis, Sassluis Enkhuizen, Spuisluis Oostoever, dijkvak 34 en dijkvak 35) neemt de overstromingskans af naar 1/700 (van >1/100) per jaar en de verwachtingswaarde van het economische risico neemt af van 12,1 naar 0,1 miljoen euro per jaar en de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico neemt af van 0,4 naar 0,05 slachtoffers per jaar. In de Anna Paulowna polder is het LIR dan nog op circa 35 hectare groter dan 10-5 per jaar terwijl wel wordt voldaan aan de eis van de overstromingskans van het traject1.
1
Bij de bepaling van de DPV-LIR eis is de mediaan van de mortaliteit op buurtniveau genomen om de norm af te leiden. In de VNK2-analyse is dat niet het geval, hierdoor kunnen er lokaal plekken (cq. pixels) zijn die niet voldoen aan de LIReis (10-5 per jaar), terwijl op buurtniveau wel wordt voldaan.
11
1
1.1
Inleiding
Aanleiding project Veiligheid van Nederland in Kaart Na de watersnoodramp van 1953 werden door de Deltacommissie de fundamenten van het huidige hoogwaterbeschermingsbeleid gelegd. Daarbij werd een nieuwe veiligheidsfilosofie geïntroduceerd: de kosten van dijkverzwaring werden voor de eerste maal expliciet afgewogen tegen de verlaging van het overstromingsrisico. Ook de tweede Deltacommissie (Commissie Veerman) heeft geadviseerd om het beschermingsniveau te bepalen op basis van een afweging van de omvang van overstromingsrisico’s. Hoewel de beschouwing van de eerste Deltacommissie uitging van overstromingskansen en overstromingsrisico’s, konden deze destijds nog niet goed worden berekend. Tegenwoordig kan dat wel. Door de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW), tegenwoordig Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) genaamd, is in 1992 een ontwikkelingstraject ingezet om het kwantificeren van overstromingskansen en overstromingsrisico’s mogelijk te maken, de zogenaamde Marsroute. Op basis van diverse studies, zoals de Casestudies 1998, ONIN en SPRINT zijn de rekentechnieken verder ontwikkeld. Na de PICASO-studie is Veiligheid Nederland in Kaart (VNK1) uitgevoerd en zijn wederom verbeteringen in het reken-instrumentarium doorgevoerd. In 2006 is vervolgens het project VNK2 van start gegaan, waarin het overstromingsrisico in Nederland in kaart wordt gebracht. De inzichten die daarbij worden opgedaan worden gebruikt bij de politieke afweging inzake de bescherming van Nederland tegen overstromingen.
1.2
Projectopdracht Veiligheid van Nederland in Kaart Het project VNK2 wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving in opdracht van het Directoraat Generaal Ruimte en Water van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Unie van Waterschappen (UvW) en het Interprovinciaal overleg (IPO). Voor de uitvoering van de feitelijke berekeningen is het Projectbureau VNK2 opgericht. Het Projectbureau werkt samen met waterschappen en provincies en wordt daarbij ondersteund door ingenieursbureaus. Door kennisinstituten wordt bijgedragen aan de verdere methodiekontwikkeling en de operationalisering van het analyse-instrumentarium. Het ENW controleert steekproefsgewijs de kwaliteit van de analyses en rapportages. In het project VNK2 worden de kansen op en de gevolgen van overstromingen per dijkringgebied berekend. Een dijkring bestaat uit een aaneengesloten keten van waterkeringen (en mogelijk hooggelegen gronden) waarmee het omsloten gebied (het dijkringgebied) tegen overstromingen wordt beschermd. In totaal zijn er in Nederland 57 van dit type dijkringgebieden. Dijkringgebieden 23 (Biesbosch; wordt grotendeels ontpolderd) en 33 (Kreekrakpolder; uitsluitend categorie c-waterkeringen) worden in VNK2 niet beschouwd. Daarnaast zijn er sinds de uitvoering van de Maaswerken 46 zogenaamde Maaskaden. Het project VNK2 voert de berekeningen van de overstromingskansen en gevolgen uit voor in totaal 55 dijkringgebieden en 3 Maaskaden. VNK2 verschaft inzicht in de betrouwbaarheid van de waterkeringen, identificeert de zwakke plekken, berekent het overstromingsrisico en geeft mogelijkheden aan om dit risico te verkleinen. VNK2 levert zo informatie en inzichten voor politiekmaatschappelijke afwegingen ten aanzien van investeringen in de waterveiligheid van Nederland.
13
1.3
Overschrijdingskansen en overstromingskansen De huidige Nederlandse veiligheidsnormen zijn gedefinieerd als overschrijdingskansen. De waterstanden die horen bij deze overschrijdingskansen worden “toetspeilen” genoemd. De waterkeringen moeten deze waterstanden veilig kunnen keren, rekening houdend met alle factoren die het waterkerend vermogen beïnvloeden. De wettelijk vastgelegde overschrijdingskansen van waterstanden zijn niet gelijk aan overstromingskansen. Daarvoor zijn een aantal redenen aan te geven: ·
·
·
1.4
Een overschrijdingskans uit de Waterwet is een normwaarde2. De conditie van een waterkering kan afwijken van de norm, zowel in positieve als negatieve zin. Een overstromingskans is de kans dat zich in een dijkringgebied daadwerkelijk een overstroming voordoet. Een overstromingskans geeft dus een beeld van de conditie van de hele dijkring. Een overschrijdingskans heeft alleen betrekking op de hydraulische belastingen (namelijk de waterstanden). Om een overstromingskans te kunnen berekenen moeten ook de onzekerheden ten aanzien van de sterkte-eigenschappen van waterkeringen expliciet worden meegenomen. De overschrijdingskans is gedefinieerd per dijkvak. Als bij een toetsing in het kader van de Waterwet wordt berekend of een waterkering het toetspeil veilig kan keren, wordt ieder dijkvak apart bekeken. De overstromingskans daarentegen heeft betrekking op de hele dijkring. Bij het bepalen van een overstromingskans worden de faalkansen van alle dijkvakken gecombineerd. Daarbij speelt ook de totale lengte van de kering een rol: hoe langer een kering, hoe groter de kans dat zich ergens een zwakke plek bevindt. Dit fenomeen wordt ook wel het lengteeffect genoemd.
Rekenmethode VNK2 In het project VNK2 worden overstromingsrisico’s berekend. Deze risico’s worden bepaald door de kansen op alle mogelijke overstromingsscenario’s te combineren met de bijbehorende gevolgen van een dergelijke overstroming. Voor een nadere toelichting op de verschillende onderdelen van de risicoberekeningen wordt verwezen naar de handleiding [ref 1] en de achtergrondrapporten [ref 2] en [ref 3]. De situatie van de dijken en kunstwerken zoals deze in 2012 aanwezig was is geanalyseerd. Met daarbij gebruik makend van de beschikbare rapporten en onderzoeken zoals in de literatuurlijsten is vermeld. Voor de gevolgen is gebruik gemaakt van bestaande overstromingsberekeningen, zie hoofdstuk 4. In Figuur 4 zijn de stappen die achtereenvolgens worden gezet om het overstromingsrisico te berekenen, schematisch weergegeven. In de daarop volgende tekst worden deze verder verduidelijkt.
2
14
Door de aanwezigheid van reststerkte hoeft een dijk bij een overschrijding van een waterstand die gelijk is aan het toetspeil nog niet direct te bezwijken. Het is echter ook mogelijk dat een dijk bij een waterstand beneden het toetspeil bezwijkt door bijvoorbeeld het faalmechanisme opbarsten en piping.
Kansenspoor
Gevolgenspoor
Stap 1 Verdeel de dijkring (cf. Waterwet) in vakken waarin de sterkte-eigenschappen en belastingen homogeen zijn. Vak 2
Stap 1 Verdeel de dijkring in ringdelen waarvoor de gevolgen ongeacht de breslocatie (vrijwel) gelijk zijn. De grens van een ringdeel valt samen met een vakgrens.
Vak 1
Ringdeel 2 Vak 3
Ringdeel 1
Vak 5
Vak 4
Stap 2 Bereken per vak een faalkans voor de verschillende faalmechanismen Vak
Faalkans per faalmechanisme
Faalkans per vak
Overloop
Piping
1
KansOver,1
KansPip,1
Kans1
2
KansOver,2
KansPip,2
Kans2
3
KansOver,3
KansPip,3
Kans3
4
KansOver,4
KansPip,4
Kans4
5
KansOver,5
KansPip,5
Kans5
Combin
KansOver
KansPip
Overstr, kans
Uit de combinatie van de kansen per faalmechanisme per vak volgt de kans op een overstroming ergens in de dijkring. Bij het combineren van de faalkansen wordt rekening gehouden met afhankelijkheden tussen faalmechanismen en vakken. Stap 3 Bereken de scenariokansen op basis van de kansen per vak. De scenariokansen zijn nodig om de koppeling tussen kansen en gevolgen te kunnen maken.
Scenario
Scenariokans
1
Kans1
2
Kans2
3
Kans3
Som
Kans
Omdat de scenarioset alle mogelijke overstromingsverlopen omvat, is de som van de scenariokansen gelijk aan de eerder berekende kans op een overstroming ergens in de dijkring.
Stap 2 Bepaal per ringdeel het overstromingspatroon, de waterdiepten en de stroom- en stijgsnelheden in geval van een doorbraak.
Scenario 1 (zie stap 3)
Scenario 2 (zie stap 3)
Stap 3 Definieer scenario’s: een scenario wordt gevormd door een unieke combinatie van falende en niet falende ringdelen. De scenarioset bevat alle mogelijke overstromingsscenario’s. Scenario
Ringdeel 1
Ringdeel 2
1
Faalt
Faalt niet
2
Faalt niet
Faalt
3
Faalt
Faalt
Stap 4 Bepaal het overstromingspatroon, met de waterdiepten en de stroom- en stijgsnelheden, voor meervoudige doorbraken (hier: scenario 3), op basis van de overstromingsberekeningen per ringdeel (zie stap 2). Scenario 3
Stap 5 Bereken de schade en het slachtofferaantal per scenario. Per scenario zullen de gevolgen anders zijn. Scenario
Schade
Slachtoffers
1
E1
N1
2
E2
N2
3
E3
N3
Risicoberekening Bereken op basis van de scenariokansen en de gevolgen per scenario de verwachtingswaarden van de schade en het aantal Scenario Scenariokans x Schade Scenariokans x Slachtoffers slachtoffers. Een verwachtingswaarde is een 1 Kans1 x E1 Kans1 x N1 gewogen gemiddelde van alle 2 Kans2 x E2 Kans2 x N2 mogelijke uitkomsten, met 3 Kans3 x E3 Kans3 x N3 als gewichten de kansen op Som Verwachtingswaarde schade Verwachtingswaarde slachtofferaantal die waarden. Figuur 4:
De rekenmethode van VNK2.
15
Een dijkring kan worden opgevat als een keten: de schakels worden gevormd door alle dijkvakken, duinvakken en kunstwerken die onderdeel uitmaken van de waterkering (Figuur 5). Per vak en kunstwerk wordt gekeken naar de verschillende wijzen waarop deze kan falen, dat wil zeggen zijn waterkerende functie kan verliezen. Deze verschillende wijzen van falen worden faalmechanismen genoemd. De overstromingskans wordt berekend door het combineren van alle faalkansen per faalmechanisme voor alle dijk-, duinvakken en kunstwerken.
Figuur 5:
De dijkring als een keten met verschillende schakels.
Voor een beschrijving van de verschillende faalmechanismen die in de risicoanalyse zijn meegenomen wordt verwezen naar paragraaf 3.3. In paragraaf 3.4 wordt een toelichting gegeven op de faalmechanismen die niet zijn meegenomen in de analyse. Bij de berekening van faalkansen en overstromingskansen spelen onzekerheden een centrale rol. Als de belasting op een waterkering groter is dan de sterkte, zal de kering bezwijken. Omdat er echter onzekerheden bestaan ten aanzien van zowel de belastingen als de sterkte-eigenschappen van waterkeringen, is het onzeker of een waterkering in een gegeven periode ook daadwerkelijk zal bezwijken. Anders gezegd: er is sprake van een kans dat de waterkering in dat geval (als de aangenomen belasting groter is dan de aangenomen sterkte) bezwijkt. Onzekerheden ten aanzien van belastingen en sterkte-eigenschappen vormen dus de basis van de overstromingskans. Zouden onzekerheden niet worden beschouwd dan is de kans dat een kering bezwijkt altijd nul of één. Op basis van de berekende faalkansen per vak en kunstwerk en per faalmechanisme kan de kans worden berekend dat ergens in een ringdeel een vak of kunstwerk faalt en een bres ontstaat. Een overstroming kan ontstaan door een bres in één of meerdere ringdelen. Alle mogelijke combinaties van falende en niet falende ringdelen (overstromingsscenario’s) vormen samen de scenarioset. Voor elk overstromingsscenario wordt de scenariokans berekend. Door sommatie van alle scenariokansen wordt de overstromingskans berekend. Dit is de kans dat zich ergens in de dijkring één of meerdere doorbraken voordoen. Niet elke doorbraak heeft echter dezelfde gevolgen. Om het overstromingsrisico te bepalen is het nodig om voor de vele mogelijke (combinaties van) doorbraken ook de gevolgen te bepalen. Door provincie Noord-Holland zijn onder begeleiding van VNK2 voor een aantal breslocaties en voor verschillende belastingsituaties overstromingsberekeningen gemaakt [ref 11]. Per overstromingsberekening zijn de gevolgen berekend in termen van economische schade en aantal te verwachten dodelijke slachtoffers. Daarbij zijn ook de (on-) mogelijkheden voor evacuatie meegenomen. Vervolgens zijn uit het overstromingsverloop van de enkelvoudige doorbraken het overstromingsverloop van eventueel meervoudige doorbraken afgeleid.
16
Ook voor de meervoudige doorbraken zijn de gevolgen berekend. Door de scenariokansen aan de bijbehorende gevolgen te koppelen kan het overstromingsrisico worden berekend. Het overstromingsrisico wordt weergegeven door de jaarlijkse verwachtingswaarden van de economische schade en het aantal slachtoffers, het groepsrisico (FN-curve), de overschrijdingskans van de schade (FScurve), het plaatsgebonden risico (PR) en het lokaal individueel risico (LIR). In hoofdstuk 6 wordt nader op deze weergaven van het risico ingegaan. 1.5
Leeswijzer De analyse van dijkringgebied 13 is beschreven in dit dijkringrapport. Het dijkringrapport is geschreven op basis van twee onderliggende rapporten, het achtergrondrapport dijken/duinen [ref 2] en het overall kunstwerkenrapport[ref 3]. Het overall kunstwerkenrapport is geschreven op basis van het achtergrondrapport dat voor elk kunstwerk is opgesteld (zie Figuur 6).
Hoofdrapport
Achtergrondrapport Dijken en duinen
Faalmechanisme-rapport Overloop en golfoverslag Faalmechanisme-rapport Macrostabiliteit binnenwaarts Faalmechanisme-rapport Opbarsten en piping Faalmechanisme-rapport Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Faalmechanisme-rapport Duinafslag
Overall kunstwerkrapport
Achtergrondrapport kw 1 Achtergrondrapport kw .. Achtergrondrapport kw 20
Figuur 6:
Schematisch overzicht rapporten.
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het dijkringgebied. Dit hoofdstuk gaat onder andere in op de inrichting en de hoogteligging, het watersysteem en de ligging van de primaire waterkering. Ten slotte wordt de onderverdeling van de dijkvakken besproken en wordt een toelichting gegeven op de selectie van de kunstwerken waarvoor in VNK2 betrouwbaarheidsanalyses zijn uitgevoerd. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de berekende faalkansen per vak/kunstwerk en per faalmechanisme, na een korte toelichting op de beschouwde en niet-beschouwde faalmechanismen. De vakken met de grootste faalkansen worden uitgelicht. Hoofdstuk 4 presenteert de resultaten van de uitgevoerde overstromingsberekeningen en de daaruit afgeleide gevolgen. Het betreft hier steeds enkelvoudige doorbraken. Per
17
doorbraaklocatie zijn overstromingsberekeningen uitgevoerd voor verschillende belastingcondities. Voorafgaand aan de presentatie van de resultaten van de overstromingsberekeningen, wordt kort ingegaan op de gehanteerde aannamen en uitgangspunten. Hoofdstuk 5 beschrijft de resultaten van deze scenariokansberekeningen. Ook wordt een toelichting gegeven op de selectie van de scenario’s (enkelvoudige en meervoudige doorbraken) die ten grondslag liggen aan de risicoberekeningen. Hoofdstuk 6 beschrijft de resultaten van de uitgevoerde risicoberekeningen. Het overstromingsrisico wordt op verschillende wijzen weergegeven. Het economisch risico en het slachtofferrisico worden afzonderlijk behandeld. Hoofdstuk 7 beschrijft de resultaten van gevoeligheidsanalyses die zijn uitgevoerd. Deze geven inzicht in de invloed van belangrijke uitgangspunten op de grootte van het berekende overstromingsrisico. Ook geven zij aan wat de invloed is van verschillende (typen) interventies. Hoofdstuk 8 geeft de conclusies weer van de risicoanalyse voor dijkringgebied 13. Ten slotte worden aanbevelingen gedaan voor het waarborgen en verder verkleinen van het overstromingsrisico en dus het verder verhogen van de overstromingsveiligheid.
18
2
Gebiedsbeschrijving en schematisatie
In dit hoofdstuk is de ligging en de kenmerken van dijkringgebied 13 beschreven. Daarnaast is de onderverdeling van de waterkering in vakken ten behoeve van de faalkansberekeningen toegelicht. In het achtergrondrapport [ref 3] is nader ingegaan op de vakindeling. 2.1
Beschrijving dijkringgebied 13, Noord-Holland 2.1.1
Gebiedsbeschrijving
Dijkring 13 heeft grofweg dezelfde omsluiting als het provinciale gebied van NoordHolland, met een zelfde dijkringnaam: Noord-Holland (zie Figuur 7). De primaire categorie a-kering bestaat uit dijken (105 km) en duinen (48 km). Het dijken traject sluit in het noorden aan bij overgang van de duinwaterkering bij Huisduinen op de Helderse Zeewering. Vanaf de Helderse Zeewering loopt de primaire waterkering bovenlangs om Den Helder heen, via het Marine terrein, naar de Koegraszeedijk. De Koegraszeedijk eindigt bij het Amstelmeer. Bij het Amstelmeer sluit dijkring 13 aan bij dijkring 12 (Wieringen). Tussen het Amstelmeer en Medemblik ligt een categorie ckering. De Helderse Zeewering en de Koegraszeedijk worden bedreigd door zowel de Noordzee als de Waddenzee.
Figuur 7:
Dijkring 13 Noord-Holland (grijze lijn = cat. a-kering, stippel lijn = cat. c-kering).
19
Vanaf Medemblik loopt de primaire waterkering verder tot aan Enkhuizen. Dit gebied wordt bedreigd door het IJsselmeer. Bij Enkhuizen sluit dijkring 13 aan op de Houtribdijk, een categorie b-kering, om vanaf daar vanaf Enkhuizen verder te lopen via Hoorn, Edam, Volendam, Monnickendam tot aan Noord-Amsterdam bij de Oranjesluizen. Het gebied tussen Enkhuizen en Noord-Amsterdam wordt bedreigd door het Markermeer. Tussen de Oranjesluizen en het Corus Industrie terrein in IJmuiden ligt een categorie c-waterkering. Dijkring 13 grenst hier aan dijkring 44 (Kromme Rijn). Vanaf IJmuiden bij het Corus terrein gaat de harde waterkering over in de duinen van de Hollandse Kust. De duinwaterkering loopt van IJmuiden tot aan Camperduin via Castricum aan Zee, Egmond aan Zee en Bergen aan Zee. Bij Camperduin gaat de duinwaterkering over in de harde waterkering bij de Hondsbossche Zeewering. De Hondsbossche Zeewering gaat halverwege over in de Pettemer Zeewering totdat deze weer overgaat in de duinen bij Petten. De duinwaterkering loopt verder van Petten tot aan Huisduinen via Callantsoog, Groote Keeten en Julianadorp. De duinwaterkering wordt bedreigd door de Noordzee. De totale lengte van de waterkeringen, inclusief de niet direct belaste categorie cwaterkeringen, is 250 kilometer. De Noordzeekust bestaat uit 48 kilometer aan duinen en 6 kilometer aan dijk (Hondsbossche en Pettemer Zeewering). De Waddenzeekust, IJssel- en Markermeerdijk hebben een lengte van respectievelijk: 20 km, 27 km en 70 km. De dijk langs het Noordzeekanaal en de inliggende dijk tussen dijkringgebied 12 en 13, de categorie c-keringen, hebben een gezamenlijke lengte van 80 km. In het gebied is circa 1.000 kilometer regionale kering aanwezig [ref 14]. De definitie van de regionale keringen is door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gedefinieerd als: “Regionale waterkeringen zijn niet-primaire waterkeringen waarvoor de provincie een veiligheidsnorm heeft vastgesteld”. Voor het beheergebied van dijkring 13 gaat het, op enkele uitzondering na, om de kades van de boezems en tussenboezems. Deze regionale keringen beschermen de erachter gelegen gebieden tegen het boezemwater en houden tegelijkertijd het boezemstelsel in stand. In het dijkringgebied van Noord-Holland liggen enkele grote steden zoals: Alkmaar, Amsterdam-Noord, Beverwijk, Castricum, Den Helder, Enkhuizen, Heerhugowaard, Hoorn, Purmerend, Wormerveer en Zaandam. Dijkring 13 is bijna geheel de provincie Noord-Holland, maar exclusief dijkring 5 (Texel), dijkring 12 (Wieringen), dijkring 13B (Marken) en delen ten zuiden van het Noordzeekanaal. Het totaal aantal inwoners in heel Noord-Holland is bijna 2,7 miljoen (2011). De totale oppervlakte van het dijkringgebied is 1.536 km2. 2.1.2
Beheerder
De waterkeringen van dijkringgebied 13 zijn volledig in beheer bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het merendeel van de kunstwerken is eveneens in het beheer van HHNK. Een aantal is in beheer bij de gemeente of de provincie Noord-Holland. 2.2
Ontstaansgeschiedenis
3
Het zuidelijke deel van de Noordzee lag zo een 100.000 jaar geleden helemaal droog. Door de lage temperaturen groeide er bijna niets en de wind had er vrij spel. Aan het begin van het Holoceen, zo een 11.000 jaar geleden, veranderde het klimaat en 3
bron: [ref 14] ( HHNK, Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017 ‘Van Waterkeringen naar Waterveiligheid’ )
20
verdween de extreme kou. De Noordzee breidde zich uit. Omstreeks 4500 jaar voor het begin van onze jaartelling drong de zee door tot in het huidige Noord-Hollandse kustgebied. Er ontstond een zeegat in het gebied tussen waar nu Uitgeest en Bergen liggen, waarbij het binnenstromende water de zwaarste zandkorrels afzette langs de oevers van de geulen en kreken. Daardoor ontstonden hoger gelegen oeverwallen langs de kwelders en wadplaten achter het Zeegat van Bergen. Vanaf ongeveer 2600 voor Christus waren deze oeverwallen tijdens het zomerseizoen bewoond. Op een gegeven moment kon men de hoogste delen van West-Friesland ontginnen en permanent bewonen. Geleidelijk raakte de kust van Noord-Holland steeds meer gesloten. Daardoor verminderde niet alleen de sedimentatie, maar verslechterde ook de afwatering van het achterliggende veengebied. Omstreeks het jaar 1000 na Christus werd het gebied steeds natter en sloegen stormvloeden gaten in de kustlijn. Als reactie begon men met het bouwen van de eerste dijken waardoor Hollands Noorderkwartier tegen het eind van de dertiende eeuw uit een losse verzameling van bedijkte veeneilanden bestond, die in het westen werden beschermd door de duinkust van het Kennemerland. De eilanden waren van elkaar gescheiden door brede zeearmen en uitgestrekte meren, die door de getijdenwerking van de Zuiderzee en stormvloeden steeds groter werden. Op een bepaald moment dreigde er zelfs één grote binnenzee te ontstaan. Hierop gaf Keizer Karel de Vijfde in 1544 opdracht om de verbinding tussen het Wijkermeer en het Lange -of Alkmaardermeer (Nieuwendam in de Crommenye) en het zeegat bij Edam te sluiten en de afwatering van Hollands Noorderkwartier voortaan met sluizen te regelen.
Figuur 8:
Noord-Holland omstreeks 1550 (links) en 1792 (rechts).
De duinkust was aan erosie onderhevig. Het zand dat hierbij vrijkwam heeft tussen de dertiende en zestiende eeuw de jonge duinen gevormd. Tegelijkertijd verplaatste de kustlijn zich minstens een kilometer landinwaarts, waardoor hele dorpen in zee verdwenen. Tijdens grote stormen in de tweede helft van de dertiende eeuw vormden zich in de Noordzeekust van de Noordkop nieuwe zeegaten (Heersdiep en Zijpe). In 1421 brak de zee door de smalle duinenrij bij Petten. Vanaf dit moment is er voortdurend aan de verdediging van deze ‘zwakke schakel’ gewerkt en zo kreeg de
21
Hondsbossche Zeewering gestalte. Aan het einde van de 19e eeuw werd begonnen met actieve verdediging van de duinenkust met behulp van strandhoofden, het eerst bij Callantsoog en Groote Keeten. Tijdens de storm van 1953 ging bij Huisduinen veel strand verloren. Dit leidde onder andere in 1965 tot de aanleg van een tweede waterkering (slaperdijk) met zand uit het gebied zelf.
Figuur 9:
Opgraving (28 juli 2010) van de Westfriese Omringdijk bij Veenhuizen, van klei, zavel en venig materiaal. Het oudste deel van het dijklichaam is donker gekleurd en rust op een restant van de veenlaag uit de 13e eeuw. Rechtsonder zijn de palen van de wierdijk zichtbaar.
Pas sinds 1990 wordt het zand op de stranden actief aangevuld door zandsuppletie. In de loop der eeuwen zijn er in Noord-Holland veel polders en droogmakerijen ontstaan. De oudst bekende droogmakerij is de Achtermeer ten zuiden van Alkmaar en stamt uit 1533. Veel beroemder zijn de droogmakerijen vanaf de zeventiende eeuw, waarvan de Beemster de eerste belangrijke droogmakerij was. De laatste en tevens grootste polder, de Wieringermeer, werd in 1930 drooggelegd. Twee jaar later, in 1932, werd de Zuiderzee afgesloten. 2.3
Recente versterkingen Verschillende trajecten van de primaire waterkeringen van dijkringgebied 13 zijn versterkt of staan op de planning om versterkt te worden in de nabije toekomst. Afgerond: · IJsselmeerdijk tussen Medemblik en Enkhuizen (2002-2003). Voornamelijk op de faalmechanismen opbarsten en piping en macrostabiliteit binnenwaarts. · Balgzanddijk. Versterking bekleding (2010-2011) · Havendijk Den-Helder. Versterking van de keermuur en constructies. (2007) · Enkhuizen - Hoorn. Versterking dijken op stabiliteit, hoogte, bekleding. 13,7 kilometer versterkt. (2012) Gepland / in uitvoering:
22
· · ·
2.4
Edam - Amsterdam. Versterking dijken op stabiliteit, bekleding en hoogte. (ontwerpfase) Hoorn - Edam. Versterking dijken op stabiliteit, bekleding en hoogte. (ontwerpfase) Zwakke Schakels Noordzeekust. Versterking Hondsbossche en Pettemer Zeewering en versterking Callantsoog (ontwerpfase/uitvoeringsfase).
Vakindeling categorie a-kering Ten behoeve van de faalkansberekeningen is de waterkering van dijkringgebied 13 onderverdeeld in dijk- en duinvakken en kunstwerken. Waarbij een dijk- of duinvak is gedefinieerd als een deel van een waterkering waarvoor de sterkte-eigenschappen en belastingen nagenoeg homogeen zijn. 2.4.1
Vakindeling dijken
Een grens van een dijkvak kan op verschillende manieren worden gekozen. Daarbij wordt rekening gehouden met: · Een overgang van de categorie waartoe de waterkering behoort; · Een verandering van het type waterkering; · Een verandering van de gevolgen bij een doorbraak (ringdeelgrens); · Een dusdanige verandering in belasting en/of sterkte-eigenschappen dat niet langer sprake is van een homogene belasting en/of van homogene sterkteeigenschappen. De faalmechanismen hebben niet overal dezelfde kans van optreden. In bepaalde vakken is het op grond van de analyses die in het kader van de derde toetsronde zijn uitgevoerd, te verwachten dat de kans op het optreden van een bepaald faalmechanisme marginaal is. In dergelijke gevallen kan het faalmechanisme buiten beschouwing worden gelaten, zonder dat dit leidt tot een vertekend beeld van het totale overstromingsrisico. Daarom is eerst per faalmechanisme een selectie gemaakt van de vakken waar de faalkans mogelijk niet marginaal is. Alleen in die vakken zijn faalkansen berekend voor het betreffende faalmechanisme. De vakindeling uit de toetsingen is als basis overgenomen. Dit is enerzijds gedaan om de resultaten van VNK2 makkelijker te kunnen vergelijken met het globale beeld uit de toetsing en anderzijds om gebruik te kunnen maken van reeds aanwezige informatie. Deze vakindeling is aangevuld met vakgrenzen op basis van de in VNK2 gehanteerde criteria (zie hierboven). Gebleken is dat vanuit het oogpunt van de gewenste homogeniteit van vakken, de dijkvakindeling uit de toetsronden een geschikte basis vormen. Die zijn bij de definitieve onderverdeling dan ook grotendeels aangehouden. 2.4.2
Vakindeling duinen Een grens van een duinvak kan op verschillende manieren worden gekozen. Daarbij wordt rekening gehouden met: · Verandering van de belastingparameters; · Verandering van de oriëntatie van de duinen; · Verandering van de korreldiameters; · Verandering van de mate van aanzanding en/of erosie; · Verandering van de vorm van het duinprofiel (o.a. aantal duinregels); · Grens van een ringdeel.
23
2.4.3
Overzicht vakindeling
Een overzicht van de onderverdeling van dijk- en duinvakken is gegeven in Figuur 10. Een compleet overzicht van de vakgrenzen, locatieaanduidingen en bijbehorende ringdelen is opgenomen in Bijlage C.
Figuur 10: Globale ligging dijk- en duinvakken (gekleurde vlakken).
2.5
Kunstwerken In totaal bevinden zich 146 kunstwerken zoals gemalen, sluizen en coupures in de categorie a-kering, maar daaronder vallen ook leidingen (zie [ref 2] voor de volledige lijst). Niet al deze kunstwerken zijn in de risicoanalyse voor het dijkringgebied op kwantitatieve wijze meegenomen. Verwacht wordt niet dat (zie [ref 2]) hierdoor een te klein overstromingsrisico wordt berekend. In totaal zijn 20 kunstwerken kwantitatief geanalyseerd, zie Figuur 11 voor de ligging van de kunstwerken.
24
Figuur 11: Globale ligging geanalyseerde kunstwerken.
In Tabel 5 is een overzicht gegeven van de geanalyseerde kunstwerken. Voor 126 (=146-20) kunstwerken (en leidingen) is op basis van een screening vooraf geconcludeerd dat deze geen significante bijdrage leveren aan de totale overstromingskans van de dijkring. In de screening is op basis van de toetsresultaten en een parameterscreening een conservatieve schatting gemaakt van de te verwachten faalkans.
25
Kunstwerknaam
Type
Coupure Visafslag
Coupure
8
Coupure Moormanbrug
Coupure
8
Spuisluis Oostoever
Uitwateringsluis
10
Westerhavensluis
Schutsluis
12
Keersluis Vier Noorder Koggen
Keersluis
12
Gemaal Grootslag
Gemaal
13
Sassluis Enkhuizen
Keersluis
15
Keersluis Broekerhaven
Keersluis
16
Coupure Broekerhaven
Coupure
16
Gemaal de Drieban
Gemaal
16
Poldergemaal Schellinkhout
Gemaal
17
Grote sluis
Keersluis
18
Inlaat de Hulk, Westerdijk
Inlaatsluis
19
Hornsluis
Uitwateringsluis
20
Noordersluis
Uitwateringsluis
20
Zuidersluis
Uitwateringsluis
20
Zeesluis Edam
Schutsluis
22
Uitwateringsluis Molen van Katwoude
Sluis
23
Damsluis
Schutsluis
25
Gemaal Poelsluis
Gemaal
26
Tabel 5:
26
Ringdeel
Geanalyseerde kunstwerken dijkring 13. (zie paragraaf 4.1.2 voor ligging en toelichting ringdelen).
3
Overstromingskans
Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop de overstromingskans is berekend en toont de resultaten van de uitgevoerde berekeningen. 3.1
Aanpak en uitgangspunten Zowel de berekeningen van de faalkansen van de dijkvakken en die van de kunstwerken zijn uitgevoerd met behulp van het programma PC-Ring [ref 4, ref 5 en ref 6]. De faalkansen voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts zijn met behulp van aparte procedures buiten PC-Ring berekend. De voor dit faalmechanisme berekende faalkansen dienen wel weer als invoer voor PC-Ring bij het berekenen van de faalkansen per vak, per ringdeel en de overstromingskans van het totale dijkringgebied. Ten behoeve van de berekening van de faalkans is eerst per dijkvak vastgesteld welke faalmechanismen op welke locaties relevant zouden kunnen zijn. Daarbij is gebruik gemaakt van de resultaten en onderliggende gegevens uit de tweede en derde toetsronde en het oordeel van de beheerder. Per faalmechanisme is per vak een schematisatie van de waterkering opgesteld (bepaling hoogte, intree- en uittreepunt, gemiddelden, spreidingen, enz.). In VNK2 wordt als richtlijn gehanteerd dat alle geplande verbeteringswerken, waarvan het bestek gereed is, worden meegenomen zoals in het bestek is beschreven. Verbeteringswerken waarvan het bestek nog niet gereed is, zijn niet meegenomen. Voor dijkring 13 zijn voor de dijken en kunstwerken geen bestekken gebruikt voor de schematisatie. De situatie van de dijken en kunstwerken zoals deze in 2012 aanwezig was is geanalyseerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de beschikbare rapporten en onderzoeken zoals in de literatuurlijsten is vermeld. Op vakniveau zijn, indien relevant, verschillende gevoeligheidsanalyses uitgevoerd om een beeld te krijgen van de invloeden van alternatieve schematisaties. Voor een uitgebreide toelichting op de vakindeling, de selectie van faalmechanismen en de opgestelde schematisaties per faalmechanisme en per vak, wordt verwezen naar het achtergrondrapport [ref 3] en de bijbehorende faalmechanismerapporten.
3.2
Bijzonderheden dijkring 13 3.2.1
Randvoorwaarden Waddenzee
In VNK2 wordt standaard uitgegaan van de zogenaamde TMR2006 randvoorwaarden ook wel technische randvoorwaarden genoemd. Voor dijkring 13 is daarbij onderscheid gemaakt in meerdere hydraulische belastingen situaties, namelijk het Markermeer, het IJsselmeer, de Noordzeekust en de Waddenzee. Voor de hydraulische belasting van de Waddenzee is in deze berekeningen gebruik gemaakt van de meest recente technische inzichten en niet van de TMR2006. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft Deltares gevraagd om nieuwe hydraulische randvoorwaarden te berekenen, rekening houdend met de meest recente inzichten. Dit heeft geresulteerd in een set van randvoorwaarden aangeduid met concept-HR2011 [ref 12]. De randvoorwaarden zijn (nog) niet openbaar, maar zijn wel gebruikt voor het VNK2-project. In het algemeen kan worden gesteld dat de golfbelasting groter is en ook de waterstanden richting het oosten langs de dijkring toenemen.
27
Samenvattend: De faalkansen voor de primaire kering aan de Noordzeekust, het IJsselmeer en het Markermeer zijn bepaald met de TMR2006. De faalkansen voor de primaire kering aan de Waddenzee zijn bepaald met de concept-HR2011. 3.2.2
Risicobijdrage door falen categorie c-keringen
De overstromingsrisicoanalyse van VNK2 is gericht op de primaire waterkering categorie a. Dijkring 13 wordt naast de categorie a kering ook door de categorie ckering beschermd. Hier is in het achtergrondrapport [ref 3] verder op ingegaan. Kort samengevat kan dijkring 13 ook overstromen door het falen van de boezemkade die deels tussen dijkring 12 (Wieringen) en dijkring 13 ligt. Dat kan door een hoge belasting vanuit de boezem of door een overstroming van dijkring 12 en daardoor extra belasting op de eerste boezemkade, waardoor mogelijk beide boezemkaden bezwijken. De verwachting is dat danwel de kans hierop relatief klein is danwel de gevolgen beperkt zodat het geen significante bijdrage zal hebben aan het overstromingsrisico van dijkring 13. De andere categorie c-kering ligt langs het Noordzeekanaal en scheidt dijkring 13 van dijkring 44 (Kromme Rijn). Ook deze kering kan falen door het eerst falen van dijkring 44 (bijvoorbeeld bij de sluizen van IJmuiden) en zou ook kunnen falen door een te hoge hydraulische belasting op het Noordzeekanaal. De gevolgen van een doorbraak van deze categorie c-kering zijn sterk afhankelijk van de buitenwaterstand en kunnen variëren van lokaal een verhoogd risico tot overstromingen die reiken van Amsterdam tot Volendam. Ten tijde van de uitvoering van deze VNK2-studie waren er onvoldoende betrouwbare overstromingsberekeningen (en faalkansen) beschikbaar om tot een onderbouwde inschatting te komen van een eventueel extra overstromingsrisico door het falen van de categorie c-kering. Het overstromingsrisico bedraagt dan ook het risico door het falen van de categorie a-kering (overeenkomstig met de andere beschouwde dijkringen in VNK2). 3.3
Beschouwde faalmechanismen 3.3.1
Faalmechanismen dijken
Bij de bepaling van de faalkans van de dijken zijn de volgende faalmechanismen beschouwd (zie Figuur 12): · Overloop en golfoverslag; · Macrostabiliteit binnenwaarts; · Opbarsten en piping; · Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam.
28
Overloop enen golfoverslag overloop golfoverslag
Opbarsten en piping Opbarsten en piping
Macrostabiliteit binnenwaarts afschuiving binnentalud
Beschadiging bekleding en erosie beschadiging bekleding dijklichaam
Figuur 12: Beschouwde faalmechanismen dijken.
Overloop en golfoverslag Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat grote hoeveelheden water over de dijk stromen. Bij aflandige wind of bij kleine golfhoogten wordt het bezwijken beschreven door het faalmechanisme overloop. In andere gevallen door het faalmechanisme golfoverslag. Macrostabiliteit binnenwaarts Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat een deel van de dijk ten gevolge van langdurig hoge waterstanden instabiel wordt en daarna aan de binnenzijde afschuift of opdrijft. Opbarsten en piping Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat het zand onder de dijk wordt weggespoeld. Door de druk van het water zal eerst, indien aanwezig, de afsluitende laag opbarsten. Vervolgens kunnen zogenaamde ‘pijpen’ ontstaan waardoor het zand wegspoelt en de dijk bezwijkt. Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Bij dit faalmechanisme bezwijkt de dijk doordat eerst de bekleding wordt beschadigd door de golfaanval, waarna de grootte van de doorsnede van de dijkkern door erosie wordt verminderd en de dijk bezwijkt. 3.3.2
Faalmechanismen duinen Bij de duinen wordt het faalmechanisme duinafslag beschouwd. Door het afslaan van een duin tijdens storm kan een bres ontstaan (Figuur 13). Het kritieke afslagpunt wordt bepaald op basis van het grensvolume dat bij de beschouwde condities aanwezig dient te zijn. Zoals in het Technisch Rapport Duinafslag [ref 13] staat beschreven wordt aangenomen dat er een doorbraak van het duin zal optreden als het afslagpunt landwaarts van het kritieke afslagpunt komt te liggen. In de VNK2-analyse is ook naar het duingebied achter de eerste duinregel gekeken en meegenomen in de analyse.
29
Figuur 13: Het faalmechanisme duinafslag.
3.3.3
Faalmechanismen kunstwerken
Voor de bepaling van de faalkans van een kunstwerk wordt rekening gehouden met de volgende faalmechanismen (zie Figuur 14): • Overslag/overloop; • Betrouwbaarheid sluiting; • Onder- en achterloopsheid; • Sterkte en stabiliteit. Overslag en overloop overloop en golfoverslag
Betrouwbaarheid sluiting niet sluiten
Onder- en achterloopsheid
Sterkte en stabiliteit
achterloopsheid en onderloopsheid
constructief falen
Figuur 14: Beschouwde faalmechanismen kunstwerken.
Overslag en overloop Bij dit faalmechanisme vindt falen plaats op het moment dat het overslaand en/of overlopend debiet groter is dan toelaatbaar. Het toelaatbare debiet wordt hierbij bepaald door de sterkte van de bodembescherming (erosie en ontgronding) dan wel het kombergend vermogen. Daarbij geldt dat komberging alleen wordt meegenomen als een tekort aan komberging leidt tot het bezwijken van de achterliggende kaden, het ‘leeglopen’ van de kom en het vervolgens bezwijken van het kunstwerk als gevolg van het grote debiet ten gevolge van het ontstane grote verval, wat leidt tot erosie en ontgronding. Betrouwbaarheid sluiting Falen ten gevolge van betrouwbaarheid sluiting treedt op als het kunstwerk niet gesloten is en het instromende debiet door het geopende kunstwerk groter is dan het toelaatbare debiet. Het toelaatbare debiet wordt hierbij bepaald door de sterkte van de
30
bodembescherming (erosie en ontgronding) dan wel het kombergend vermogen. Daarbij geldt dat komberging alleen wordt meegenomen als een tekort aan komberging leidt tot het bezwijken van de achterliggende kaden, waardoor substantiële hoeveelheden water het achterland instromen en significante gevolgen optreden. Het meenemen van de komberging vergt een terdege afweging of de gevolgen vergelijkbaar zijn met de gevolgen van het ontstaan van een daadwerkelijke bres in de primaire kering. Onder- en achterloopsheid Onder- en achterloopsheid leidt tot falen indien er als gevolg van de kwelstroom langs of onder het object zand wordt meegevoerd en vervolgens naar het maaiveld wordt afgevoerd. Op deze wijze kan ondergraving van het kunstwerk ontstaan. De modellering van dit faalmechanisme vindt plaats met behulp van het model Bligh (alleen horizontale kwelwegen) en het model Lane (zowel horizontale als verticale kwelwegen). Het uitgangspunt is dat wanneer onder- en achterloopsheid optreedt en dit gedurende langdurige perioden plaatsvindt het kunstwerk zal bezwijken. Sterkte en stabiliteit Het faalmechanisme sterkte en stabiliteit treedt op indien de sterkte van het kunstwerk niet toereikend is om de vervalbelastingen over het kunstwerk, dan wel de aanvaarbelastingen door schepen te kunnen opnemen. Het faalmechanisme kent een drietal mogelijke faalmodi: · Bezwijken van waterkerende onderdelen (bv keermiddelen) van het kunstwerk als gevolg van de vervalbelasting; · Bezwijken van het gehele kunstwerk (stabiliteitsverlies) als gevolg van de vervalbelasting; · Bezwijken van keermiddelen als gevolg van aanvaren, waardoor de situatie van een niet gesloten kunstwerk ontstaat. Deze faalmodus treedt in principe alleen bij schutsluizen op. Beoordelingsmethode Voor een aantal typen kunstwerken is binnen het project VNK2 een methode ontwikkeld om faalkansen te berekenen. Het gaat om de volgende typen kunstwerken: schutsluizen, keersluizen, in- en uitwateringssluizen, coupures, tunnels en gemalen. Leidingen met een directe verbinding met het buitenwater (bijvoorbeeld effluentleidingen) worden hierbij beschouwd als uitwateringssluizen. De systematiek van VNK2 ten aanzien van de kunstwerken is grotendeels afgeleid van de bestaande vigerende leidraden zoals de Leidraad Kunstwerken. Binnen deze huidige systematiek van kunstwerken is een drietal wijzen van falen mogelijk: 1. Overschrijding van het toelaatbare volume aan instromend water over een gesloten kunstwerk (faalmechanisme overslag en overloop). 2. Overschrijding van het toelaatbare volume aan instromend water via een geopend kunstwerk (faalmechanisme betrouwbaarheid sluiting). 3. Bezwijken van het kunstwerk (faalmechanismen onder- en achterloopsheid en sterkte en stabiliteit). Falen wordt hierbij binnen VNK2 gedefinieerd als het instromen van dusdanig veel water dat er gesproken kan worden van een bres in de primaire waterkering. De gevolgen die hierbij horen zijn dus substantieel. Het lokaal optreden van wateroverlast behoort hier niet toe. In principe geldt voor de eerste twee bovenstaande faalwijzen, dat bij het optreden van het primaire faalproces (overslag en overloop of het niet gesloten zijn van het kunstwerk) er nog niet direct sprake is van falen van het kunstwerk. Daarvoor is het ook nog nodig dat óf de bodembescherming aan de binnenzijde fors erodeert en er
31
ontgrondingskuilen ontstaan, óf het kombergend vermogen niet toereikend is, waardoor achterliggende keringen bezwijken en dit tot substantiële gevolgen in het achterland leidt. Voor de derde faalwijze geldt dat in principe het optreden van het primaire faalproces (optreden van onder- en achterloopsheid en het bezwijken van onderdelen van het kunstwerk) leidt tot het geheel bezwijken van het kunstwerk en daarmee het ontstaan van een bres. Het optreden van een bres en vervolgens bresgroei is bij kunstwerken niet zo vanzelfsprekend als bij dijken. Daarom wordt per situatie bekeken of daadwerkelijk een bres kan optreden óf dat de gevolgen dusdanig groot zijn dat er gesproken kan worden van een bres. 3.4
Niet beschouwde faalmechanismen Niet alle faalmechanismen kunnen met het VNK2-instrumentarium worden doorgerekend. De faalmechanismen zettingsvloeiing, macrostabiliteit buitenwaarts, microstabiliteit, stabiliteit voorland, verweking en falen door ijsbelasting worden binnen VNK2 niet meegenomen. De redenen hiervoor zijn divers en houden verband met de volgende zaken: · Voor sommige mechanismen is er nog een kennistekort of zijn de gegevens onvoldoende beschikbaar; · Niet alle mechanismen leiden direct tot bezwijken; · Mechanismen hebben een sterk tijdsafhankelijk karakter waardoor de modellering met het VNK2-instrumentarium niet mogelijk is of tot onvoldoende betrouwbare antwoorden zal leiden. Niet waterkerende objecten (NWO’s) worden binnen VNK2 eveneens niet meegenomen. Verwacht wordt dat deze faalmechanismen en het falen van de primaire kering door NWO’s van ondergeschikt belang zijn ten opzichte van de faalmechanismen die in de risicoanalyse zijn meegenomen. Deze verwachting wordt onderschreven door de beheerders.
3.5
Berekende overstromingskansen VNK2 geeft een beeld van de overstromingskansen voor een dijkringgebied. De veiligheidsbenadering in VNK2 is daarmee anders dan die in de toetsing in het kader van de Waterwet. In de toetsing wordt beoordeeld of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke normen. Deze normen zijn niet gedefinieerd als overstromingskansen, maar als overschrijdingskansen van waterstanden die de waterkeringen veilig moeten kunnen keren, rekening houdend met alle factoren die het waterkerend vermogen beïnvloeden (zie ook paragraaf 1.3). 3.5.1
Overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme
De berekende overstromingskans (voor de categorie a-kering) van dijkringgebied 13 is > 1/100 per jaar. Indien dijkverbeteringen worden doorgevoerd zal de faalkans snel afnemen, zie hoofdstuk 7. Deze overstromingskans heeft betrekking op de kans dat er ergens in het dijkringgebied een overstroming plaatsvindt. In Tabel 6 zijn de faalkansen (kans per jaar) voor de verschillende faalmechanismen weergegeven.
32
Type waterkering
Faalmechanisme
Dijk
Overloop en golfoverslag
Faalkans (per jaar) 1/350
Opbarsten en piping
1/1.000
Macrostabiliteit binnenwaarts
>1/100
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
1/2.800
Duinen
Duinafslag
1/5.300
Kunstwerk
Overslag/overloop
1/350.000
Betrouwbaarheid sluiting
>1/100
Onder- en achterloopsheid
1/1.400
Sterkte en stabiliteit
1/130
Overstromingskans Tabel 6:
>1/100
Berekende faalkansen per faalmechanisme en overstromingskans.
In Figuur 15 is een overzicht opgenomen van de procentuele bijdragen van verschillende faalmechanismen aan de som van de faalkansen per faalmechanisme.
3% 25% Overloop golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
1%
Duinafslag Kunstwerken gecombineerd 71%
Figuur 15: Faalkansbijdrage aan de overstromingskans van dijkring 13 per faalmechanisme.
De relatief grote faalkansen worden bepaald door enkele vakken, kunstwerken of faalmechanisme. In de paragrafen 3.5.2, 3.5.3 en 3.5.4 is hier verderop ingegaan. In Figuur 16 is door middel van kleurtinten een overzicht gegeven van de berekende faalkansen voor de dijkvakken en duinvakken.
33
Figuur 16: Gecombineerde faalkansen per vak.
3.5.2
Faalkansen dijken
De resultaten van de faalkansberekeningen voor de dijken zijn weergegeven in Tabel 7. Daar waar de faalkans per jaar kleiner is dan of gelijk aan 1/1.000.000 per jaar is een kans van 1/1.000.000 per jaar weergegeven. De faalkansen in Tabel 7 zijn opgenomen als gemiddelde herhalingstijden.
34
Per dijkvak gecombineerde faalkans
Beschadiging bekleding en erosie dijlichaam
Overloop en golfoverslag
Macrostabiliteit binnenwaarts
Ringdeelnr.
Opbarsten en piping
Naam dijkvak
DV001_D85_236_000-D85_216_000
7
1.000.000
230.000
DV002_D85_216_000-D85_176_000
7
1.000.000
760.000
760.000
DV003_D85_176_000-D85_164_083
7
1.000.000
1.000.000
1.000.000
DV004_D85_164_083-D85_152_000
7
1.000.000
DV005_D85_152_000-D85_136_056
8
1.000.000
DV006_D85_136_056-D85_096_053
8
1.000.000
1.000.000
DV007_D85_096_053-D85_068_058
8
1.000.000
1.000.000
7.400
7.400
DV008_D85_068_058-D85_044_035
8
1.000.000
1.000.000
12.000
12.000
DV009_D85_044_035-D85_012_037
8
1.000.000
DV010_D85_012_037-D86_0.6_014
8
86.000
DV011_D86_0.6_014-D86_1.5_005
8
60.000
DV012_D86_1.5_005-D86_1.9_058
8
86.000
DV013_D86_1.9_058-D86_2.6_034
8
640.000
DV014_D86_2.6_034-D87_3.3_052
9
1.000.000
DV015_D87_3.3_052-D87_3.9_000
9
1.000.000
DV016_D87_3.9_000-D87_4.5_067
9
1.000.000
DV017_D87_4.5_067-D88_5.0_000
10
770.000
1.000.000
760.000
DV018_D88_5.0_000-D88_6.6_051
10
1.000.000
990.000
930.000
DV019_D88_6.6_051-D88_7.0_060
10
1.000.000
DV020_D88_7.0_060-D88_8.7_076
10
1.000.000
DV021_D88_8.7_076-D88_10.5_048
10
1.000.000
DV022_D88_10.5_048-D88_12.3_041
10
1.000.000
DV023_D88_12.3_041-D88_12.5_058
11
1.000.000
DV024_D88_12.5_058-D89_12.7_034
11
1.000.000
DV025_D89_12.7_034-D89_14.7_092
11
1.000.000
DV026_D9B_65_00-48-D9B_66_000
12
1.000.000
DV027_D9B_66_000-D11_69_000
12
480.000
480.000
DV028_D11_69_000-D11_76_000
12
1.000.000
1.000.000
DV029_D11_76_000-D11_83_069
12
1.000.000
DV030_D11_83_069-D12_16_000
12
1.000.000
DV031_D12_16_000-D14A_16_070
12
1.000.000
DV032_D14A_16_070-D14A_24_100
12
1.000.000
DV033_D14A_24_100-D14A_34_054
13
1.000.000
DV034_D14A_34_054-D15_10_000
13
1.000.000
1.500
DV035_D15_10_000-D15_16_122
13
1.000.000
2.800
DV036_D15_16_122-D14B_54_131
13
1.000.000
1.000.000
DV037_D14B_54_131-D14B_68_000
13
1.000.000
1.000.000
DV038_D14B_68_000-D14B_82_000
13
1.000.000
1.000.000
DV039_D14B_82_000-D14B_92_100
13
1.000.000
1.000.000
DV040_D14B_92_100-D14B_102_101
14
1.000.000
DV041_D14B_102_101-D16_112_000
14
1.000.000
1.000.000
DV042_D16_112_000-D16_124_024
14
1.000.000
1.000.000
DV043_D16_124_024-D16_136_137
14
1.000.000
1.000.000
DV044_D16_136_137-D16_150_105
14
1.000.000
1.000.000
DV045_D16_150_105-D17_4_168
15
1.000.000
1.000.000
DV046_D17_4_168-D17_12_142
15
1.000.000
1.000.000
DV047_D17_12_142-D18_0_000
15
1.000.000
1.000.000
DV048_D18_0_000-D18_8_117
15
1.000.000
230.000
1.000.000 740.000
740.000
37.000
37.000
4.700
4.700 86.000
1.000.000
60.000 86.000
1.000.000
640.000 1.000.000
410.000
900.000
1.000.000
280.000 1.000.000
1.000.000 1.000.000 70.000
110.000
110.000
12.000
10.000 1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
430.000
1.000.000
430.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000 1.000.000
1.000.000
1.000.000 1.000.000
1.000.000 1.500 2.800
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
35
DV049_D18_8_117-D18_18_135
16
1.000.000
DV050_D18_18_135-D18_24_000
16
1.000.000
DV051_D18_24_000-D18_34_000
16
17.000
17.000
DV052_D18_34_000-D18_50_000
16
1.000.000
1.000.000
DV053_D18_50_000-D18_58_120
16
100.000
100.000
DV054_D18_58_120-D18_66_142
16
1.000.000
1.000.000
DV055_D18_66_142-D18_76_134
16
1.000.000
1.000.000
DV056_D18_76_134-D18_82_098
16
490.000
490.000
DV057_D18_82_098-D18_94_000
16
1.000.000
1.000.000
DV058_D18_94_000-D18_104_013
17
1.000.000
1.000.000
DV059_D18_104_013-D18_114_045
17
200.000
200.000
DV060_D18_114_045-D18_126_151
17
150.000
DV061_D18_126_151-D18_136_058
17
26.000
DV062_D18_136_058-D18_142_000
17
1.000.000
1.000.000
DV063_D18_142_000-D18_158_085
17
1.000.000
1.000.000
DV064_D18_158_085-D18_162_000
17
1.000.000
1.000.000
DV065_D18_162_000-D18_168_038
17
1.000.000
1.000.000
DV066_D18_168_038-D18_172_000
17
1.000.000
1.000.000
DV067_D18_172_000-D18_192_032
17
1.000.000
1.000.000
DV068_D18_192_032-D18_204_173
17
1.000.000
1.000.000
DV069_D18_204_173-D18_212_000
18
1.000.000
1.000.000
DV070_D18_212_000-D18_218_169
18
1.000.000
1.000.000
DV071_D18_218_169-D19_6_130
18
1.000.000
1.000.000
DV072_D19_6_130-D20_10_110
18
92.000
1.000.000
92.000
DV073_D20_10_110-D20_22_076
19
1.000.000
1.000.000
1.000.000
DV074_D20_22_076-D20_38_102
19
350
1.200
1.000.000
270
DV075_D20_38_102-D20_52_137
19
470.000
240
1.000.000
240
DV076_D20_52_137-D20_64_100
19
220.000
1.000.000
220.000
DV077_D20_64_100-D20_70_178
19
850.000
DV078_D20_70_178-D21_76_090
20
1.000.000
DV079_D21_76_090-D22_6_050
20
1.000.000
DV080_D22_6_050-D22_10_000
20
1.000.000
DV081_D22_10_000-D23_23_051
21
1.000.000
DV082_D23_23_051-D23_28_038
21
1.000.000
DV083_D23_28_038-D23_36_065
21
1.000.000
DV084_D23_36_065-D23_40_000
21
1.000.000
DV085_D23_40_000-D23_46_091
21
1.000.000
DV086_D23_46_091-D23_56_000
21
1.000.000
DV087_D23_56_000-D23_59_000
21
1.000.000
DV088_D23_59_000-D23_76_000
21
1.000.000
DV089_D23_76_000-D23_86_000
21
1.000.000
DV090_D23_86_000-D23_94_060
21
1.000.000
1.000.000
1.300
DV091_D23_94_060-D23_100_042
21
1.000.000
350.000
350.000
DV092_D23_100_042-D23_103_039
21
1.000.000
1.000.000
1.000.000
DV093_D23_103_039-D23_111_115
21
1.000.000
1.000.000
1.000.000
DV094_D23_111_115-D24_7_020
22
1.000.000
100
100
DV095_D24_7_020-D24_15_000
22
1.000.000
100
100
DV096_D24_15_000-D24_18_009
22
1.000.000
610
610
36
1.000.000
Per dijkvak gecombineerde faalkans
Beschadiging bekleding en erosie dijlichaam
Macrostabiliteit binnenwaarts
Opbarsten en piping
Overloop en golfoverslag
Ringdeelnr.
Naam dijkvak
1.000.000 1.000.000
150.000 1.000.000
1.000.000
160 120
64.000
1.000.000
1.000.000
160
1.000.000
1.000.000
1.000.000
120 1.000.000
1.000.000 150 340
1.000.000
700.000
150
110.000
110.000
1.000.000
340 1.000.000
400 3.100 1.300
140.000
400
1.000.000
1.000.000
14.000
2.500
1.000.000
1.000.000
Per dijkvak gecombineerde faalkans
Beschadiging bekleding en erosie dijlichaam
Overloop en golfoverslag
Macrostabiliteit binnenwaarts
Ringdeelnr.
Opbarsten en piping
Naam dijkvak
DV097_D24_18_009-D24_29_000
22
1.000.000
1.000.000
DV098_D24_29_000-D24_40_000
22
1.000.000
1.000.000
DV099_D24_40_000-D24_44_065
22
1.000.000
470
DV100_D24_44_065-D25_6_020
23
1.000.000
590
1.000.000
DV101_D25_6_020-D25_12_050
23
1.000.000
570
1.000.000
570
DV102_D25_12_050-D25_16_038
23
1.000.000
1.000.000
1.000.000
DV103_D25_16_038-D25_27_000
23
1.000.000
650
650
DV104_D25_27_000-D25_31_015
23
1.000.000
2.400
2.400
DV105_D25_31_015-D25_39_000
23
1.000.000
1.300
DV106_D25_39_000-D25_47_000
23
1.000.000
DV107_D25_47_000-D26_0_005
23
1.000.000
DV108_D26_0_005-D26_3_065
24
1.000.000
1.000.000
DV109_D26_3_065-D27_11_051
25
1.000.000
1.000.000
DV110_D27_11_051-D27_14_009
25
1.000.000
1.000.000
DV111_D27_14_009-D27_23_045
25
1.000.000
1.000.000
DV112_D27_23_045-D27_27_000
26
1.000.000
DV113_D27_27_000-D27_33_050
26
1.000.000
DV114_D27_33_050-D27_44_000
26
1.000.000
DV115_D27_44_000-D28_54_058
26
1.000.000
DV116_D28_54_058-D28_66_041
26
1.000.000
1.100
830.000
DV117_D28_66_041-D28_70_035
26
1.000.000
100
1.000.000
DV118_D28_70_035-D28_83_031
26
1.000.000
890
890
DV119_D28_83_031-D28_89_000
26
1.000.000
860
860
DV120_D28_89_000-D28_97_000
26
1.000.000
460
DV121_D28_97_000-D28_102_070
27
1.000.000
DV122_D28_102_070-D28_110_000
27
1.000.000
DV123_D28_110_000-D28_115_050
27
1.000.000
DV124_D28_115_050-D28_119_006
27
1.000.000
DV125_D28_119_006-D28_121_000
27
1.000.000
1.000.000
1.000.000
DV126_D28_121_000-D28_130_030
27
1.000.000
1.000.000
1.000.000
DV127_D28_130_030-D28_135_049
27
1.000.000
DV128_D28_135_049-D28_139_088
27
1.000.000
1.000.000
1.000.000
DV129_D28_139_088-D28_143_000
27
1.000.000
1.000.000
890.000
880.000
DV130_D28_143_000-D29_152_000
27
1.000.000
360.000
1.000.000
330.000
DV131_D29_152_000-D29_157_073
28
1.000.000
3.300
3.300
DV132_D29_157_073-D30_166_062
28
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
470 590
1.300 1.000.000
1.000.000 1.000.000
1.000.000 1.000.000 1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000 1.000.000
1.100
1.100 100
460 1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.100 1.000.000
170
1.000.000
170
DV133_D30_166_062-D30_174_046
28
1.000.000
1.000.000
DV134_D30_174_046-D30_18.4_000
29
1.000.000
1.000.000
Legenda: Dijktraject in 2012 versterkt op onder andere stabiliteit verwaarloosbare faalkansbijdrage 3.100
Geheel of gedeeltelijk de score ‘Onvoldoende’ gekregen in de toetsing
1.000.000 Geheel of gedeeltelijk de score ‘Nader Onderzoek’ of ‘Geen Oordeel’ gekregen in de toetsing geheel de score ‘Voldoende’ gekregen in de toetsing (indien geen faalkans is vermeld is de faalkans verwaarloosbaar) Faalkans op vakniveau onderschat in verband met het niet meenemen van de faalkansbijdrage 1.000.000 door macrostabiliteit binnenwaarts of bekleding (in de bepaling van het overstromingsrisico is deze onderschatting gecompenseerd op ringdeelniveau, zie paragraaf 3.6. Tabel 7:
Faalkansen op dijkvakniveau, uitgedrukt in herhalingstijden in jaren (indien faalkans <1/1.000.000 is dit opgenomen als herhalingstijd 1.000.000).
37
In het achtergrondrapport [ref 3] is een uitgebreide analyse van verschillende vakken opgenomen. Daarin zijn de resultaten in detail vergeleken met de toetsing en zijn opvallende verschillen ten opzichte van de faalkansen van aansluitende dijkvakken geanalyseerd en toegelicht. Verschillen tussen faalkansen van dijkvakken onderling worden vaak veroorzaakt door het wel of niet aanwezig zijn van voorland, golfremmende constructies, andere belasting en/of oriëntatie. Bij het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam worden soms ook andere faalkansen berekend dan op basis van het beeld van de toetsing verwacht zou worden. Dit wordt vaak veroorzaakt door het feit dat binnen VNK2 naar het falen van de primaire waterkering wordt gekeken, wat niet gebeurt bij de toetsing. De kering faalt pas wanneer een bres is ontstaan en dus het hele dijklichaam is geërodeerd. Dat kan dus veel later het geval zijn dan het tijdstip dat de bekleding faalt. Daartegenover staat echter ook dat niet alle situaties met bekleding met PC-Ring berekend kunnen worden en dat de kwaliteit van de asfaltbekleding door ouderdom op een niet zo gedetailleerde wijze als in de toetsing kan worden beschouwd. In de volgende alinea’s zijn voor de vier faalmechanismen de belangrijkste constateringen, conclusies en aanbevelingen opgenomen. Overloop en golfoverslag De gecombineerde faalkans van dijkring 13, voor alle dijkvakken samen, is 1/350 per jaar. Dijkvak 74 ten zuidwesten van Hoorn (met een faalkans van 1/350 per jaar) is het zwakste dijkvak in de dijkring. In de derde toetsronde is over de grasbekleding geen oordeel geveld en is gesteld dat nader onderzoek nodig is (in de verlengde derde toetsronde is hiervoor geen nader onderzoek uitgevoerd omdat dit traject ook op macrostabiliteit onvoldoende heeft gescoord). Een vergelijking met de toetsing is dus niet mogelijk. De relatief grote faalkans wordt met name veroorzaakt door de lage graskwaliteit en een relatief lage kruinhoogte in relatie met de helling ten opzichte van de aangrenzende dijkvakken. Indien alleen naar de dijkvakken aan de Noordzee of Waddenzee wordt gekeken blijkt het zwakste dijkvak nummer 11 te zijn, in de haven van Den Helder, met een faalkans van 1/60.000 per jaar. Terwijl het zwakste dijkvak aan het IJsselmeer, dijkvak 27, in de haven van Medemblik ligt, met een faalkans van circa 1/480.000 per jaar. Het zwakste dijkvak aan het Markermeer is, het eerder beschreven, dijkvak 74. Opbarsten en piping De grootste faalkansen voor het faalmechanisme opbarsten en piping zijn berekend voor dijkvak 34 en 35. Beide dijkvakken liggen bij de proefpolder Andijk. De faalkans is deels te wijten aan het relatief grote verval. De faalkans zal aanzienlijk afnemen indien aangetoond kan worden dat buitendijks een slecht doorlatende laag aanwezig is. Van de buitendijkse afdichtende laag is slechts één boring aanwezig uit 1924 [ref 25] waardoor met onvoldoende zekerheid gesteld kan worden dat deze laag geheel voor beide dijkvakken aanwezig is. Dijkvak 15 (DV015_D87_3.3_052-D87_3.9_000) is in de derde toetsing afgekeurd op piping ([ref 18] en [ref 19]), terwijl dit op basis van de faalkansberekening niet verwacht zou worden. Het vermoeden bestaat dat het dijkvak op basis van vernieuwde inzichten [ref 20] niet meer zou worden afgekeurd. Macrostabiliteit binnenwaarts Uit de toetsronden is de instabiliteit van de dijk al geconstateerd op basis van de vigerende regels en is de dijk afgekeurd op macrostabiliteit binnenwaarts. Voor het traject Enkhuizen tot Hoorn is een versterking uitgevoerd. Voor het traject Hoorn via
38
Edam tot Amsterdam moet de versterking nog worden uitgevoerd. Voor dit laatste traject zijn dan ook relatief grote faalkansen gevonden. Dit komt overeen met het beeld dat op basis van de toetsing ontstaat. In de faalkansanalyse is zoveel mogelijk getracht de laatste inzichten op basis van de veendijkproeven mee te nemen. Desondanks is gebleken dat het model dat wordt gebruikt hiervoor minder geschikt is, zie ook paragraaf 3.6. Naast de kennis van een groot aantal factoren (zoals sterkteparameters en eigenschappen van de grond, stijghoogte en freatische lijnen) die de modellering van de macrostabiliteitsberekeningen beïnvloeden is het beschikbaar hebben van een model dat de werkelijkheid (met name de combinatie met veen in de ondergrond) goed beschrijft belangrijk. Uit meerdere analyse bleek dat de waterspanningen een belangrijk punt zijn samen met het verloop van de ligging van de freatische lijn. Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam De faalkansen voor het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam laten een ander beeld zien dan op basis van de toetsing verwacht zou kunnen worden. Deels is dat (voor dijkvakken 50 tot en met 71, Enkhuizen tot Hoorn) omdat er al een versterking is uitgevoerd en anderzijds doordat naast de beschadiging van de bekleding ook naar het eroderen van het dijklichaam wordt gekeken (meenemen van de reststerkte). De gecombineerde faalkans van dijkring 13, voor alle dijkvakken samen, is 1/2.800 per jaar. Dijkvak 9 ten noorden van Den Helder (met een faalkans van 1/4.700 per jaar) is het zwakste dijkvak in de dijkring en dus ook van de dijkvakken aan de Noordzee of Waddenzee. De faalkansen van de dijkvakken aan het IJsselmeer zijn allemaal verwaarloosbaar klein (en kleiner dan 1/1.000.000 per jaar). Het zwakste dijkvak aan het Markermeer is dijkvak 88, halverwege de dijk Hoorn en Volendam, met een faalkans van circa 1/14.000 per jaar. De faalkansen van de dijkvakken 6 tot en met 9 zijn relatief hoog omdat de grasbekledingen op deze dijkvakken een slechte kwaliteit hebben. De dijkvakken 1 tot en met 5 hebben ook een grasbekleding, maar de graskwaliteit is daar goed waardoor de faalkans significant lager is. 3.5.3
Faalkansen duinen
De resultaten van de faalkansberekeningen voor de duinen zijn weergegeven in Tabel 8.
39
Naam duinvak
Ringdeelnr.
Duinafslag
DV135_RSP55.25-RSP52.50
1
<1/1.000.000
DV136_RSP52.50-RSP51.25
1
1/92.000
DV137_RSP51.25-RSP49.25
1
1/95.000
DV138_RSP49.25-RSP46.00
1
1/37.000
DV139_RSP46.00-RSP38.75
1
1/490.000
DV140_RSP38.75-RSP37.50
1
1/91.000
DV141_RSP37.50-RSP33.75
1
1/45.000
DV142_RSP33.75-RSP32.50
1
1/66.000
DV143_RSP32.50-RSP31.25
1
<1/1.000.000
DV144_RSP31.25-RSP29.15
1
<1/1.000.000
DV145_RSP29.15-RSP26.06
1
<1/1.000.000
DV146_RSP26.06-RSP24.00
2
DV147_RSP24.00-RSP22.63
2
DV148_RSP22.63-RSP22.00
2
DV149_RSP22.00-RSP21.23
3
DV150_RSP21.23-RSP20.41
3
DV151_RSP20.41-RSP18.80
4
DV152_RSP18.80-RSP13.60
4
1/5.600
DV153_RSP13.60-RSP12.28
5
1/27.000
DV154_RSP12.28-RSP11.37
5
1/94.000
DV155_RSP11.37-RSP9.68
5
<1.000.000
DV156_RSP9.68-RSP5.08
6
1/31.000
DV157_RSP5.08-RSP2.89
6
<1/1.000.000
DV158_RSP2.89-RSP1.90
6
<1/1.000.000
DV159_RSP1.90-RSP1.10
6
1/250.000
Opmerkingen
Geen faalkans bepaald. Dit traject wordt versterkt door aanleg duinen voor de huidige kering. 1/14.000
Legenda: 1/…
Geheel of gedeeltelijk de score ‘Onvoldoende’ gekregen in de toetsing
1/…
geheel de score ‘Voldoende’ gekregen in de toetsing (indien geen faalkans is vermeld is de faalkans verwaarloosbaar (na versterking))
Tabel 8:
Faalkansen op duinvakniveau [kans per jaar].
De faalkans van de duinwaterkering is gebaseerd op het faalmechanisme duinafslag. Waarbij de duinen soms uit maar één duinregel bestaan maar vaak ook een heel gebied betreffen met meerdere duinregels. Met name de faalkansen met meerdere duinregels en duinvalleien zijn moeilijker nauwkeurig te bepalen met de PC-Ring software. Per duinvak is in het achtergrondrapport [ref 3] en bijbehorende faalmechanismerapport aangegeven hoe met eventuele achterliggende duinenrijen is omgegaan. Het falen van de eerste duinregel kan overigens al wel tot overlast leiden in het duingebied zonder een overstroming van dijkringgebied 13 te veroorzaken. Voor de overstromingskans en het overstromingsrisico is juist die faalkans van belang. Duinvak 151 tot en met 154 loopt vanaf de Pettemer Zeewering tot aan het noorden van Callantsoog. Dit gedeelte valt onder de versterking van de Kop van Noord-Holland. Verschillende kleine secties voldoen (voldeden) niet aan de norm. Inmiddels is bij Callantsoog door gerichte suppleties en het aanpassen van de BKL ervoor gezorgd dat de veiligheid daar weer voldoet aan de norm. Voor de Pettemer Zeewering geldt dat hier een zandig alternatief wordt ontworpen. Deze wordt ook voor het duingebied van duinvak 151 en 152 doorgetrokken. De kleine stukken die hier mogelijk niet voldoen zullen in de nabije toekomst voldoen aan de norm. Duinvak 151 is de aansluiting tussen de zachte waterkering en de Pettemer Zeewering. Het achterliggende gebied verdient extra aandacht vanwege de aanwezigheid van de
40
kerncentrale van Petten. De gekozen jarkusraai betreft de aansluiting tussen hard en zacht. De berekende faalkans is 1/14.000 per jaar. Hierbij is het volume van de tweede duinregel vastgeplakt aan de eerste duinregel. Hierbij is nog geen rekening gehouden met extra teruggang doordat de harde waterkering zandtransport in de kustlengte voorkomt. Hierdoor kan er extra achteruitgang ontstaan. De actuele faalkans kan dus groter zijn. De berekende faalkans van de eerste duinregel is groter, namelijk 1/3.300 per jaar. Het achterliggende gebied bestaat uit meerdere grillige duinregels. Dit voorkomt echter wel dat een overstroming resulteert in het vollopen van het gebied van de kerncentrale. HHNK heeft in een eigen onderzoek geconcludeerd dat een maatgevende storm wellicht tot wateroverlast kan leiden bij de kerncentrale. Echter is dit afhankelijk van zoveel verschillende factoren dat hier niet met zekerheid een stelling over ingenomen kan worden. In de toetsing zijn twee stukken binnen het duinvak afgekeurd en beoordeeld als onvoldoende. 3.5.4
Faalkansen kunstwerken
De resultaten van de faalkansberekeningen voor de kunstwerken zijn weergegeven in Tabel 9. Indien tijdens de screening bepaald is dat de faalkans van een faalmechanisme voor een bepaald kunstwerk verwaarloosbaar is, is voor het bewuste faalmechanisme geen nadere analyse gedaan en geen faalkans berekend. Kunstwerk naam
Ringdeelnummer
Faalkans (per jaar) overslag/ overloop
onder- en Betrouwbaarachterloopsheid sluiting heid
Coupure Visafslag
8
950.000
410.000
Coupure Moormanbrug
8
950.000
410.000
sterkte en stabiliteit
Gecombineerd 290.000 290.000
Spuisluis Oostoever
10
35.000
1.700
Westerhavensluis
12
1.000.000
19.000
Keersluis Vier Noorder Koggen
12
1.000.000
1.000.000
Gemaal Grootslag
13
Sassluis Enkhuizen
15
Keersluis Broekerhaven
16
250.000
Coupure Broekerhaven
16
1.000.000
Gemaal de Drieban
16
Poldergemaal Schellinkhout
17
31.000
Grote sluis
18
75.000
Inlaat de Hulk, Westerdijk
19
140.000
140.000
Hornsluis
20
>100
>100
Noordersluis
20
>100
1.000.000
Zuidersluis
20
>100
1.000.000
Zeesluis Edam
22
1.000.000
1.000.000
Uitwateringsluis Molen van Katwoude
23
82.000
82.000
Damsluis
25
1.000.000
1.000.000
Gemaal Poelsluis
26
1.000.000
1.000.000
Tabel 9:
>100 15.000
130
120 19.000
1.000.000
960.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
>100
1.000.000
14.000 1.000.000
1.000.000
1.000.000
1.000.000
75.000
31.000
Berekende faalkansen voor de kunstwerken van dijkring 13, uitgedrukt in herhalingstijden in jaren (indien faalkans <1/1.000.000 is dit opgenomen als herhalingstijd 1.000.000).
41
>100 >100
De grootste faalkansen worden bij 4 kunstwerken veroorzaakt door de faalkans voor betrouwbaarheid sluiting. Voor de Spuisluis Oostoever wordt de grote faalkans bepaald door een grote faalkansbijdrage voor sterkte en stabiliteit, dit komt niet overeen met het beeld uit de toetsing. Dit verschil is met name veroorzaakt door verschil van acceptatie van een hoge (u.c.>1) stroomsnelheid en het toepassen van een plastisch weerstandsmoment (in plaats van een elastisch weerstandsmoment) waardoor de resultaten van de toetsing te positief lijken. De andere twee faalmechanisme voor dit kunstwerk komen wel overeen met het beeld uit de toetsing. Vier van deze kunstwerken betreffen uitwateringssluizen, waarbij de eerste drie uitwateringssluizen (Hornsluis, Noordersluis en Zuidersluis) vrij dicht bij elkaar liggen en op dezelfde wijze worden ingezet. Hierdoor is de faalkans bij alle 3 de kunstwerken ongeveer even groot en is het aan te bevelen om de sluizen op een andere manier in te zetten dan nu gebeurt (een uitwateringssluis gebruiken in plaats van drie). De hoge faalkans voldoet niet aan de eis uit de Leidraad Kunstwerken en komt daarmee overeen met het beeld uit de toetsing. De Sassluis Enkhuizen is een keersluis en de onderliggende reden voor de grote faalkans ten aanzien van betrouwbaarheid sluiting is de moeilijke bediening van de puntdeuren tijdens stormomstandigheden. Door havenslingeringen worden de deuren steeds weer opengedrukt. Daarnaast is het plaatsen van het tweede keermiddel (schotbalken) tevens lastig bij harde wind en is in VNK2 dezelfde kans op niet sluiten van de keermiddelen aangehouden als in de toetsing. Voor de Spuisluis Oostoever is berekend dat de noodschuiven niet voldoende sterk zijn. De gegevens uit de toetsing zijn gebruikt en deze zijn vermoedelijk te conservatief. Daarom wordt aangeraden om de ontwerpgegevens van de sluizen te achterhalen om vast te kunnen stellen of de toetsgegevens daadwerkelijk te conservatief zijn ingeschat. Voor het faalmechanisme onder- en achterloopsheid kan met peilbuismetingen/responsiemeting een betere inschatting worden gemaakt van het daadwerkelijk kunnen optreden van het faalmechanisme. 3.6
Uitgangssituatie overstromingskans en -risico dijkring 13 Op basis van de uitgevoerde landelijke toetsing was een relatief grote faalkans voor het faalmechanisme stabiliteit te verwachten, op basis van het relatief hoge aantal dijkvakken die zijn beoordeeld met de score “onvoldoende”. Daarnaast blijkt ook uit de toetsingen dat de huidige stabiliteitsmodellen het gedrag (de stabiliteit) van veendijken en/of veenondergronden moeilijk kunnen representeren. Momenteel lopen hierna verschillende studies en onderzoekprogramma’s, waaruit al bruikbare informatie voor de bepaling van rekenwaarde is gehaald voor de huidige VNK2-studie. Desondanks zijn de huidige modellen ontoereikend om een representatieve faalkans te bepalen. Dit is deels af te leiden aan de bewezen sterkte die de meeste voormalige Zuiderzeedijken hebben geleverd. Als voorbeeld kan een storm van 26 november 1928 worden aangehouden met een waterstand van meer dan NAP+2,0m bij Enkhuizen [ref 21] ten opzichte van het huidige toetspeil van NAP+1,10m [ref 24]. De belasting in de tijd van de Zuiderzee is overigens wel anders dan de belasting vanuit het Markermeer en niet één op één vergelijkbaar (stormbelasting met een korte duur en hoge waterstanden, tegenover relatief hoge meerpeilen met een lange duur). In eerdere studies [ref 22] en [ref 23] is reeds getracht om op basis van opgetreden waterstanden meer inzicht in de stabiliteit te verkrijgen. Hieruit is niet zonder meer een faalkans te herleiden. Met de huidige modellen is de faalkans niet exact te bepalen. De verwachting is dat binnen vijf jaar wel modellen beschikbaar kunnen zijn. Om toch een overstromingskans te kunnen bepalen waarmee een realistisch overstromingsrisico te kunnen berekenen is besloten om per ringdeel een faalkans van 1/100 per jaar aan te
42
nemen (zie 4.1.2 voor een toelichting op de ringdelen). Het gaat dan om de ringdelen die op basis van de berekende dijkvakken voor macrostabiliteit binnenwaarts een gecombineerde faalkans hebben die groter is dan 1/100 per jaar. Voor de ringdelen 19, 21, 22 en 26 is de faalkans zodanig aangepast dat de faalkans 1/100 per jaar is [ref 3].
43
4
De gevolgen van overstromingen per ringdeel
In dit hoofdstuk is een overzicht van de gevolgen van een overstroming per ringdeel beschreven. In paragraaf 4.1 zijn de aanpak en uitgangspunten beschreven die bij de overstromingssimulaties en de berekeningen van de schade en de aantallen slachtoffers zijn gehanteerd. In paragraaf 4.2 is per ringdeel een overzicht opgenomen van de overstromingspatronen met de maximale waterdiepten die optreden en de daarbij behorende gevolgen bij verschillende buitenwaterstanden en het maximaal scenario. In paragraaf 4.3 zijn de gevolgen in een samenvattende tabel en grafiek opgenomen. 4.1
Aanpak en uitgangspunten 4.1.1
Algemeen
De gevolgen van een overstroming worden bepaald door de mate waarin een dijkringgebied overstroomt en de kwetsbaarheid van de getroffen objecten en personen. In VNK2 worden de overstromingsgevolgen berekend met behulp van overstromingssimulaties. Deze simulaties zijn voor dijkring 13 uitgevoerd met SOBEK (versie 2.11). Met behulp van de overstromingskenmerken (waterdiepte, stroomsnelheid en stijgsnelheid) uit de overstromingssimulaties zijn de schade en slachtofferaantallen berekend met behulp van HIS-SSM v2.5 [ref 10]. In paragraaf 4.5 wordt kort ingegaan op een eerder uitgevoerde studie waarin twee overstromingsmodellen en twee schadeberekeningen worden vergeleken en de impact die dat heeft op de gevolgen en het risico. Het overstromingspatroon en de gevolgen van een overstroming zijn niet alleen afhankelijk zijn van de doorbraaklocatie maar ook van de belastingcondities waarbij de doorbraak plaatsvindt. Per ringdeel zijn meerdere mogelijke belastingcombinaties beschouwd. In theorie zouden oneindig veel combinaties kunnen worden beschouwd, maar in de praktijk is dat onmogelijk, maar ook niet noodzakelijk. Daarom worden per ringdeel alleen overstromingsberekeningen gemaakt voor belastingcombinaties bij toetspeil (tp), toetspeil minus één decimeringhoogte (tp-1d), toetspeil plus één decimeringhoogte (tp+1d) en toetspeil plus twee decimeringhoogten (tp+2d). De decimeringshoogte variëren langs de dijkring, maar ter indicatie geld dat aangehouden kan worden voor het deel van de Waddenzee richting IJmuiden 0,50m tot 0,90m en aan de meren circa 0,20 m tot 0,40 m. Voor dijkring 13 zijn buitenwaterstanden met de volgende overschrijdingskansen beschouwd: • • • •
1/1.000 per jaar 1/10.000 per jaar 1/100.000 per jaar 1/1.000.000 per jaar
– – – –
toetspeil minus 1 decimeringshoogte toetspeil toetspeil plus 1 decimeringshoogte toetspeil plus 2 decimeringshoogte
(tp -1d) (tp) (tp +1d) (tp +1d)
Voor de overstromingen vanuit de kust zijn eveneens de waterstanden ontleend aan het hydraulische randvoorwaardenboek [ref 24], maar dan is er feitelijk sprake van een rekenpeil in plaats van een toetspeil. Ten aanzien van de schadegegevens gaat VNK2 uit van de situatie in 2006. De slachtofferberekeningen zijn gebaseerd op bevolkingsgegevens uit het jaar 2000 zoals opgenomen in de HISSSM versie 2.5. Uit vergelijking met bevolkingsgegevens van het CBS uit het jaar 2010 blijkt dat de bevolkingstoename in deze dijkring beperkt is tot 4% (ca. 44 duizend inwoners). Deze bevolkingsgroei heeft een verwaarloosbaar effect op het berekende aantal slachtoffers.
45
4.1.2
Ringdelen
Een ringdeel omvat een gedeelte van de dijkring waarvoor geldt dat de schade en aantal slachtoffers in het overstroomd gebied vrijwel onafhankelijk zijn van de exacte doorbraaklocatie binnen dat ringdeel. De ringdelen vormen de basis voor de beschrijving van de overstromingsscenario’s. Voor dijkring 13 zijn 29 ringdelen gedefinieerd, zoals weergegeven in Figuur 17. · Noordzee: 8 ringdelen, van doorbraaklocatie Strand Duin km 37.5 (ringdeel 1) tot en met doorbraaklocatie Helderse Zeewering_4 (ringdeel 8). · Waddenzee: 3 ringdelen, van doorbraaklocatie Koegraszeedijk (ringdeel 9) tot en met doorbraaklocatie Balgzanddijk_8 (ringdeel 11). · IJsselmeer: 4 ringdelen, van doorbraaklocatie WaterkeringMedemblik_0 (ringdeel 12) tot en met doorbraaklocatie Waterkering Enkhuizen_0.5 (ringdeel 15). · Markermeer: 14 ringdelen, van doorbraaklocatie Zuiderdijk van Drechterland_6.5 (ringdeel 16) tot en met doorbraaklocatie Schellingwouderdijk_2 (ringdeel 29). In Tabel 34 (dijken) en Tabel 35 (duinen) is aangegeven welke vakken in een bepaald ringdeel vallen.
46
Figuur 17: Ringdelen voor dijkring 13, Noord-Holland.
4.1.3
Hoogteligging
Aan de westzijde van de dijkring ligt de Noordzee, aan de noordzijde de Waddenzee en aan de oostzijde het IJsselmeer en het Markermeer. Figuur 18 geeft de hoogteligging van het maaiveld van dijkringgebied 13. Aan de westzijde grenzend aan de Noordzee, liggen relatief hoge duinen. In het midden van het dijkringgebied liggen een aantal relatief diepe polders als de Eilandspolder, de Middenbeemster, de Wormer en de Purmer. Deze worden door keringen beschermd en deze hoge lijnelementen zorgen voor een zekere mate van compartimentering, zoals in de volgende paragraaf is toegelicht. Hierdoor komt het voor (zoals bij de Beemster, de Purmer en de Schermer) dat deze relatief diepe polders niet overstromen en dus geen schade en slachtoffers hebben in de gevolgen berekeningen.
47
Figuur 18: Bodemhoogte zoals gebruikt in SOBEKmodel van dijkringgebied 13, Noord-Holland.
In de analyse van de overstromingsgevolgen is ook zichtbaar dat er ook wateroverlast kan optreden op locaties die ver van de bres verwijdert zijn, zoals bij bijvoorbeeld bij doorbraken van ringdelen 4, 7, 8, 11, 20, 21, 22 en 24. Dit wordt veroorzaakt door het netwerk aan waterlopen waardoor dus ook lagen delen van het dijkringgebied overstromen die verder van de bres verwijderd zijn. 4.1.4
Verhoogde lijnelementen
Bij de overstromingsberekeningen is ervan uitgegaan dat regionale keringen standzeker zijn. Ook zijn een aantal hoger in het landschap gelegen (spoor)wegen (lijnelementen) in het landschap aanwezig (bijvoorbeeld de A9/N9 en A7. In de overstromingsberekeningen is ervan uitgegaan dat ook deze lijnelementen standzeker zijn. In paragraaf 4.4 wordt voor de Beemster- en Purmerpolder het effect beschreven indien dit uitgangspunt onjuist is.
48
4.1.5
Evacuatie
Voor het bepalen van het aantal slachtoffers als gevolg van een overstroming zijn de mogelijkheden voor (preventieve) evacuatie van groot belang4. Immers, indien een gebied is geëvacueerd voordat een overstroming optreedt, hoeven er geen slachtoffers te vallen. In de praktijk wordt de effectiviteit van preventieve evacuaties echter beperkt door de geringe voorspelbaarheid van overstromingen, de capaciteit van de aanwezige infrastructuur en de condities waaronder een evacuatie moet worden uitgevoerd, zoals hoge windsnelheden en sociale onrust [ref 16]. Tevens is op basis van ervaring geconstateerd dat niet iedereen gehoor geeft aan een evacuatie. In VNK2 wordt rekening gehouden met preventieve evacuatie door het aantal slachtoffers te berekenen voor vier evacuatie-deelscenario’s [ref 17]. Elk deelscenario beschrijft een mogelijke uitkomst van een evacuatie (waaronder de mogelijkheid dat een evacuatie niet heeft plaatsgevonden). De definitie van de deelscenario’s berust op de volgende twee aspecten: 1. De voorspellingsduur. 2. Het al dan niet georganiseerd verlopen van de evacuatie. Elke combinatie van deze aspecten heeft een eigen conditionele kans5 en een eigen uitkomst. In het kader van het project Waterveiligheid 21ste eeuw (WV21) is een studie gedaan waarin conditionele kansen en evacuatiefracties zijn bepaald [ref 16]. De aanpak en getalswaarden die in het project VNK2 worden gehanteerd sluiten aan bij de resultaten van deze studie. Voor dijkring 13 gelden bij een doorbraak vanuit de Noordzee en de Waddenzee (ringdeel 1-11) andere evacuatiefracties dan bij een doorbraak vanuit het IJsselmeer en het Markermeer. De evacuatiefracties voor een doorbraak vanuit de Noordzee en Waddenzee zijn weergegeven in Tabel 10. Elk van deze evacuatiedeelscenario’s heeft een evacuatiefractie en conditionele kansen van voorkomen. De evacuatiefracties drukken het deel van de bevolking uit dat preventief geëvacueerd kan worden. De conditionele kans is de kans dat bij een overstroming dat deel van de bevolking daadwerkelijk geëvacueerd wordt. De verwachtingswaarde van de evacuatiefractie is 0,15 (0,23x0,24+0,30x0,06+0,50x0,15). Dit betekent dat bij een overstroming vanuit de Noordzee of Waddenzee gemiddeld 15% van de bevolking preventief is geëvacueerd. Voor een doorbraak vanuit het IJsselmeer en/of Markermeer variëren de fracties van 0,00 (een scenario zonder evacuatie) tot een ‘optimaal’ scenario met een evacuatiefractie van 0,80. De verwachtingswaarde van de evacuatie is 0,64. Dit betekent dat bij een overstroming vanuit het IJsselmeer of Markermeer gemiddeld 64% van de bevolking preventief is geëvacueerd.
4
5
Nadat een bres is opgetreden kunnen mensen ook nog vluchten of worden geëvacueerd. Dit gedrag is echter onderdeel van de functies waarmee slachtofferkansen worden bepaald. Er wordt daarom in deze paragraaf alleen gesproken over preventieve evacuatie. De kansen zijn conditioneel: het zijn kansen gegeven het optreden van een overstroming.
49
Evacuatie-deelscenario Overstroming kort van tevoren verwacht of onverwacht Overstroming ruim van tevoren verwacht Tabel 10:
Evacuatiefractie (-)
Conditionele kans (-)
1. Geen evacuatie
0,00
0,55
2. Ongeorganiseerde evacuatie
0,23
0,24
3. Ongeorganiseerde evacuatie
0,30
0,06
4. Georganiseerde evacuatie
0,50
0,15
Evacuatiefracties en conditionele kans voor vier verschillende evacuatiedeelscenario’s bij een doorbraak vanuit de Noordzee en/of Waddenzee.
De evacuatie-deelscenario’s hebben effect op het aantal te verwachten slachtoffers bij een overstroming, maar (in beperkte mate) ook op de berekende schade. Voertuigen en goederen worden immers naar veilig gebied verplaatst. 4.2
Resultaten overstromingsberekeningen per ringdeel De volgende subparagrafen beschrijven per ringdeel de omvang van de overstromingen en de gevolgen van de overstromingen. Per ringdeel is één doorbraaklocatie bepaald waarvoor de verschillende overstromingsberekeningen zijn uitgevoerd. Per ringdeel zijn figuren weergegeven van de maximale waterdiepten die zijn te verwachten. Deze figuren geven naast een indicatie van de waterdiepten ook inzicht in het overstroomd oppervlak. De schades zijn afgerond op vijf miljoen euro en de slachtofferaantallen op vijf personen. Voor elke overstromingsberekening wordt een range in slachtofferaantallen genoemd. Dit is het effect van de doorgerekende evacuatie-deelscenario’s. Het minimum van de range is het verwachte slachtofferaantal bij een optimaal georganiseerde evacuatie (deelscenario 4); het maximum van de range is het verwachte slachtofferaantal wanneer geen evacuatie plaatsvindt (deelscenario 1). De gevolgen bij een overstromingsscenario kunnen groter zijn dan in dit hoofdstuk beschreven. Er kunnen zich immers ook meervoudige doorbraken voordoen, waarbij bressen ontstaan op meerdere locaties (bijvoorbeeld ringdeel 1 en ringdeel 9). De kenmerken van een overstromingsscenario met meervoudige doorbraken worden afgeleid uit die van de enkelvoudige doorbraken. 4.2.1
Ringdeel 1 – 8: Doorbraaklocaties langs de Noordzee
Ringdeel 1 tot en met 8 liggen langs de Noordzee. Ringdeel 1 ligt het meest zuidelijk en ringdeel 8 ligt het meest noordelijk bij de Helderse Zeewering. Bij een doorbraak in ringdeel 1 (Figuur 19), in de situatie tp-1d, blijft de overstroming beperkt tot de omgeving Heilo. In de situatie tp+2d zijn de gevolgen in schade een factor 40 groter en de gevolgen in slachtoffers bijna een factor 200. In de situatie tp+2d neemt het overstroomd gebied sterk toe. Reden dat in deze situatie het overstroomd gebied toeneemt, is dat verspreiding van het water plaats vindt via regionale watergangen in het systeem. Bij een doorbraak vanuit ringdeel 2 tot 8 (Figuur 20 tot Figuur 26) is het effect in overstroomd gebied tussen de verschillende buitenwatersituaties minder groot dan bij ringdeel 1. Bij ringdeel 2 tot ringdeel 8 beperken de hooggelegen lijnelementen het overstroomde oppervlak.
50
Ringdeel 1: Doorbraaklocatie Strand Duin km 37.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
255
605
1.235
2.110
5 - 10
20 - 35
45 - 90
90 - 180
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 19: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Strand Duin km37.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 2: Doorbraaklocatie Hondsbossche Zeewering_3 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
20
25
30
35
0-5
0-5
0-5
0-5
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 20: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Hondsbossche Zeewering_3 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 3: Doorbraaklocatie Pettemer zeewering_0 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
45
65
80
95
5 - 15
30 - 65
60 - 125
55 - 110
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 21: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Pettemer zeewering_0 voor vier buitenwaterstanden.
51
Ringdeel 4: Doorbraaklocatie Strand Duin km 11 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
80
145
245
505
0-5
0-5
5 - 10
15 - 25
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 22: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Strand Duin km 11 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 5: Doorbraaklocatie Strand Duin km 17 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
145
215
465
935
10 - 15
15 - 30
30 - 65
70 - 145
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 23: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Strand Duin km 17 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 6: Doorbraaklocatie Strand Duin km 4.2 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
425
675
945
1.435
10 - 20
20 - 45
35 - 70
60 - 120
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 24: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Strand Duin km 4.2 voor vier buitenwaterstanden.
52
Ringdeel 7: Doorbraaklocatie Helderse Zeewering_2 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
375
600
775
940
15 - 25
25 - 55
40 - 80
50 - 100
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 25: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Helderse Zeewering_2 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 8: Doorbraaklocatie Helderse Zeewering_4 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
475
545
655
735
25 - 55
30 - 60
40 - 80
45 - 95
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 26: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Helderse Zeewering_4 voor vier buitenwaterstanden.
De verschillen in overstroomd gebied bij ringdelen 7, 8 en 9 zijn met name afhankelijk van de bresdiepte. De bijbehorende schade wordt echter ook sterk bepaald door de schade aan woningen. Bij een doorbraak van ringdeel 8 is de waterdiepte in het stedelijk gebied hoger en daardoor de schade ook groter. De bresdiepte bij ringdeel 8 is overigens minder diep zodat er bij de hogere waterstanden minder water naar binnenstroomt dan bij ringdeel 7 de schade weer relatief beperkt blijft. Voor ringdeel 9 betreft het een overstroming ten zuiden van Den Helder ten zuiden van de Ravelijnweg en is de schade aan de huizen minder dan bij een overstroming via ringdeel 8. 4.2.2
Ringdeel 9 – 11: Doorbraaklocaties langs de Waddenzee
Ringdeel 9 tot en met 11 liggen langs de Waddenzee. Bij een doorbraak in ringdeel 9 (Figuur 27) overstroomt een deel van het stedelijk gebied van Den Helder en de polder Koegras. Bij ringdeel 10 (Figuur 28) overstroomt de Anna Paulownapolder. Bij ringdeel 11 (Figuur 29) overstroomt de polder ten zuidwesten van het Amstelmeer. Bij ringdeel 11 komt de Grootpolder ook onder water te staan. Via het regionaal watersysteem vindt verspreiding van het water plaats, waardoor deze polder ook overstroomt. Aangezien er nagenoeg geen stedelijk gebied overstroomt vanuit ringdeel 11 is de schade en het aantal slachtoffers lager dan bij ringdeel 9 en 10.
53
Ringdeel 9: Doorbraaklocatie Koegraszeedijk_0.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
325
395
465
535
15 - 25
15 - 30
20 - 35
20 - 40
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 27: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Koegraszeedijk_0.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 10: Doorbraaklocatie Balgzanddijk_7 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
300
315
345
380
15 - 25
15 - 30
20 - 35
20 - 40
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 28: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Balgzanddijk_7 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 11: Doorbraaklocatie Balgzanddijk_8 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
35
50
60
65
0-5
0-5
0-5
0-5
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 29: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Balgzanddijk_8 voor vier buitenwaterstanden.
54
4.2.3
Ringdeel 12 – 15: Doorbraaklocaties langs het IJsselmeer
Ringdeel 12 tot en met 15 liggen langs het IJsselmeer. Bij alle ringdelen overstroomt West Friesland in meer of mindere mate waarbij Enkhuizen vrijwel altijd overstroomt. De mate waarin de polder overstroomt is voor deze ringdelen ook gerelateerd aan de diepteligging van de bres. Bij een diepere diepteligging van de bres kan de bres ook breder groeien en komt er meer water de dijkring binnen dan bij een minder diepe ligging van de bres. Dit volgt ook uit een analyse tussen ringdeel 13, 14 en 15. In ringdeel 13 is de bresdiepte NAP–2,18 m, in ringdeel 14 is deze NAP-1,61m en in ringdeel 15 is deze NAP–0,85 m. Bij ringdeel 13 en 14 is het overstroomd oppervlak en de waterdiepte dan ook groter dan bij ringdeel 15. Ringdeel 15 ligt ter plaatsen van het stedelijk gebied van Enkhuizen met een hoger maaiveld dan net ten noorden (en zuiden) van Enkhuizen. Ringdeel 12: Doorbraaklocatie Waterkering Medemblik_0 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
1.095
1.655
2.120
2.565
10 - 55
20 - 100
25 - 135
35 - 175
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 30: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Waterkering Medemblik_0 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 13: Doorbraaklocatie Noorderdijk van Drechterland Oost_0 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
2.495
3.125
3.810
4.650
35 - 180
45 - 230
60 - 295
75 - 385
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 31: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Noorderdijk van Drechterland Oost_0 voor vier buitenwaterstanden.
55
Ringdeel 14: Doorbraaklocatie Oosterdijk van Drechterland Oost_0.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
2.145
2.500
3.160
3.870
30 - 145
35 - 175
45 - 235
60 - 300
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 32: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Oosterdijk van Drechterland Oost_0.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 15: Doorbraaklocatie Waterkering Enkhuizen_0.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
420
645
935
1.285
5 - 20
5 - 35
10 - 55
15 - 75
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 33: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Waterkering Enkhuizen_0.5 voor vier buitenwaterstanden.
4.2.4
Ringdeel 16 – 29: Doorbraaklocaties langs het Markermeer
Ringdeel 16 tot en met 29 liggen langs het Markermeer. Bij een doorbraak in ringdeel 17 overstroomt West Friesland en komt ook de omgeving van Hoorn onder water te staan. De schade en het aantal slachtoffers zijn dan ook groter dan bij ringdeel 16. In ringdeel 18 (bres in Hoorn) is het overstroomd gebied beperkt. Hier is de maaiveldligging hoog, waardoor het overstroomd gebied beperkt is. Wel is er enige verspreiding van het water via het regionaal systeem, waardoor er delen van de kop van Noord-Holland onder water komen te staan. De schade en het aantal slachtoffers is laag in vergelijking met andere doorbraaklocaties langs de kop van Noord-Holland (ringdeel 9 – ringdeel 17). Bij een bres ten zuiden van Hoorn (ringdeel 19) overstroomt de polder ten westen van Hoorn en delen van de kop van Noord-Holland. Bij een doorbraak van dit ringdeel is de schade in de situatie tp meer dan een factor 150 groter dan de schade in ringdeel 18 aangezien het maaiveld hier relatief laag ligt. Ook komt er bij een doorbraak vanuit
56
ringdeel 19 veel water tegen de boezemkering van de Beemster te staan, die als standzeker is beschouwd en in de analyses niet overstroomt. Bij een doorbraak vanuit ringdeel 20 tot 29 is te zien dat de ligging van de lijnelementen het overstroomd gebied beïnvloeden. De ligging van de regionale keringen langs de polders is herkenbaar uit het overstromingspatroon. De dieper gelegen polders als de Beemster en Purmer overstromen niet, vanwege de ligging van de regionale keringen. Een overstroming van ringdeel 20 in de situatie van tp+2d is bijna identiek aan een overstroming van ringdeel 21 in de situatie van tp. Door een diepere ligging van de bres zijn er bij een doorbraak van ringdeel 21 vergelijkbare gevolgen bij een lagere belastingsituatie in vergelijking met ringdeel 20 bij tp+1d. In ringdeel 20 is de diepteligging van de bres –2,0 m, in ringdeel 21 is deze –2,14 m. De diepteligging bij de bres verklaart ook het verschil in gevolgen tussen ringdelen 25 en ringdeel 26. In ringdeel 25 is de diepteligging van de bres –0,92 m, in ringdeel 26 is deze.-1,54 m. Ringdeel 16: Doorbraaklocatie Zuiderdijk van Drechterland_6.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
1.080
1.120
1.160
1.195
10 - 60
15 - 65
15 - 65
15 - 70
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 34: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Zuiderdijk van Drechterland_6.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 17: Doorbraaklocatie Zuiderdijk van Drechterland_18.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
1.495
1.875
2.315
2.780
15 - 75
20 - 100
25 - 130
35 - 165
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 35: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Zuiderdijk van Drechterland_18.5 voor vier buitenwaterstanden.
57
Ringdeel 18: Doorbraaklocatie Westerdijk van Drechterland_0 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
5
15
90
250
0-5
0-5
0-5
5 - 15
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 36: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Westerdijk van Drechterland_0 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 19: Doorbraaklocatie Westerdijk van Drechterland_2.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
2.180
2.355
2.945
3.455
45 - 230
50 - 255
60 - 290
70 - 340
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 37: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Westerdijk van Drechterland_2.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 20: Doorbraaklocatie Schardam en Keukendijk tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
65
160
265
780
0-5
0-5
5 - 15
10 - 55
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 38: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Schardam en Keukendijk voor vier buitenwaterstanden.
58
Ringdeel 21: Doorbraaklocatie Zeevangszeedijk_3.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
650
780
1.190
1.525
10 - 50
10 - 60
20 - 90
25 - 115
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 39: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Zeevangszeedijk_3.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 22: Doorbraaklocatie Zuidpolderzeedijk_1.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
145
285
400
445
0 – 10
5 – 20
5 - 30
5 - 35
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 40: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Zuidpolderzeedijk_1.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 23: Doorbraaklocatie Katwouderzeedijk_1 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
355
425
580
780
5 - 25
5 - 30
5 - 35
10 - 40
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 41: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Katwouderzeedijk_1 voor vier buitenwaterstanden.
59
Ringdeel 24: Doorbraaklocatie Nieuwendam_0 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
55
200
380
555
0-5
0-5
0-5
0-5
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 42: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Nieuwendam_0 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 25: Doorbraaklocatie Waterlandse Zeedijk_1.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
80
130
185
245
0-5
0-5
0-5
0-5
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 43: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Waterlandse Zeedijk_1.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 26: Doorbraaklocatie Uitdammerdijk_3.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
615
855
1.150
1.360
5 - 25
10 - 45
15 - 65
15 - 85
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 44: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Uitdammerdijk_3.5 voor vier buitenwaterstanden.
60
Ringdeel 27: Doorbraaklocatie Uitdammerdijk_8 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
625
850
1.125
1.330
5 - 25
10 - 45
15 - 65
15 - 85
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 45: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Uitdammerdijk_8 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 28: Doorbraaklocatie Durgerdammerdijk_0.5 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
620
850
1.135
1.345
5 - 25
10 - 40
15 - 65
15 - 85
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
Figuur 46: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Durgerdammerdijk_0.5 voor vier buitenwaterstanden.
Ringdeel 29: Doorbraaklocatie Schellingwouderdijk_2 tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
Schade [Mln €]
125
165
235
325
Slachtoffers
0-5
0-5
0-5
0-5
Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Figuur 47: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij een doorbraak bij Schellingwouderdijk_2 voor vier buitenwaterstanden.
61
4.2.5
Maximaal scenario
Het maximaal scenario is samengesteld op basis van de maximale waterdiepten van de hiervoor beschreven berekeningen (situatie tp+2d). Figuur 48 geeft de maximale waterdiepten voor het maximaal scenario, waarbij tegelijkertijd een doorbraak ontstaat bij alle doorbraaklocaties. Dit scenario geeft een bovengrens aan en heeft dan ook, zoals in hoofdstuk 5 is te zien een verwaarloosbare faalkans. Het maximaal scenario geeft echter wel een indicatie van het te beschermen kapitaal in dijkringgebied 13. Voor het maximaal scenario bedraagt de economische schade circa 22 miljard Euro en het aantal slachtoffers is 1.600 tot 3.200. In het maximaal scenario is te zien dat de diep gelegen polders als de Schemer, de Beemster en de Purmer niet overstromen. Reden hiervoor is dat deze worden omgeven door regionale keringen die hoger zijn dan de waterstand in het overstroomd gebied. In de berekeningen is ervanuit gegaan dat deze standzeker zijn. Maximaal Scenario Waterdiepte (m) Geen water 0 - 0.2 m 0.2 - 0.5 m 0.5 - 1 m 1 - 1.5 m 1.5 - 2 m 2-3m >3m
Schade [Mln €] Slachtoffers
22.170 1.605 – 3.215
Figuur 48: Maximale waterdiepte en verwachte schade en slachtofferaantallen bij het maximale scenario.
4.3
Overzicht resultaten overstromingsberekeningen De resultaten van de overstromingsberekeningen voor dijkring 13 zijn per ringdeel samengevat in Figuur 49, Figuur 50 en Tabel 11. Uit de resultaten van de overstromingsberekeningen kunnen de volgende conclusies worden getrokken. De schade en het aantal slachtoffers bij een overstroming vanuit het IJsselmeer of Markermeer zijn over het algemeen groter dan bij een overstroming vanuit de Noordzee of Waddenzee Hoge lijnelementen beïnvloeden het overstromingspatroon in dijkring 13.
62
Schade (zee) 5000 4500
Schade [miljoen euro]
4000 3500
tp-1d
3000
tp
2500
tp+1d tp+2d
2000 1500 1000 500 0 01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
Ringdelen
Schade (meren) 5000 4500
Schade [miljoen euro]
4000 3500
tp-1d
3000
tp
2500
tp+1d tp+2d
2000 1500 1000 500 0 12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
Ringdelen
Figuur 49: Gevolgen in schade zonder evacuatie (=evacuatiestrategie 1) per ringdeel.
63
Slachtoffers (zee) 450 400
Aantal slachtoffers
350
tp-1d
300
tp
250
tp+1d 200
tp+2d
150 100 50 0 01
02
03
04
05
06
07
08
09
10
11
Ringdelen
Slachtoffers (meren) 450 400
Aantal slachtoffers
350
tp-1d
300
tp
250
tp+1d 200
tp+2d
150 100 50 0 12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
Ringdelen
Figuur 50: Gevolgen in slachtoffers zonder evacuatie (=evacuatiestrategie 1) per ringdeel.
64
Ringdeel Doorbraaklocatie 1 Str. duin km 37.5 2 Hondsb. Zeew._3 3 Pettem. Zeew_0 4 Str. duin km 11 5 Str. duin km 17 6 Str. duin km 4.2 7 Held. Zeew_2 8 Held. Zeew_4 9 Koegraszeedijk_0.5 10 Balgzanddijk_7 11 Balgzanddijk_8 12 Wk. Medemblik_0 13 Ndijk Dland Oost_0 14 Odijk Dland Oost_0.5 15 Enkhuizen_0.5 16 Zdijk Dland_6.5 17 Zdijk Dland_18.5 18 Wdijk Dland_0 19 Wdijk Dland_2.5 20 Schardam en Kdijk 21 Zeevangszeedijk_3.5 22 Zuidpolderzeedijk_1.5 23 Katwouderzeedijk_1 24 Nieuwendam_0 25 W.landse Zeedijk_1.5 26 Uitdammerdijk_3.5 27 Uitdammerdijk_8 28 Durgerdammerdijk_0.5 29 Schellingwouderdijk Maximaal scenario RD01 t/m RD29 Tabel 11:
€ = schade miljoen euro # = aantal slachtoffer € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € # € #
Buitenwaterstand tp-1d
tp
tp+1d
tp+2d
255 5 - 10 20 0-5 45 5 - 15 80 0-5 145 15 - 30 425 10 - 20 375 15 - 25 475 25 - 55 325 15 - 25 300 15 - 25 35 0-5 1095 10 - 55 2495 35 - 180 2145 30 - 145 420 5 - 20 1080 10 - 60 1495 15 - 75 5 0-5 2180 45 - 230 65 0-5 650 10 - 50 145 0 – 10 355 5 - 25 55 0-5 80 0-5 615 5 - 25 625 5 - 25 620 5 - 25 125 0-5
605 20 - 35 25 0-5 65 30 - 65 145 0-5 215 10 - 15 675 20 - 45 600 25 - 55 545 30 - 60 395 15 - 30 315 15 - 30 50 0-5 1655 20 - 100 3125 45 - 230 2500 35 - 175 645 5 - 35 1120 15 - 65 1875 20 - 100 15 0-5 2355 50 - 255 160 0-5 780 10 - 60 285 5 – 20 425 5 - 30 200 0-5 130 0-5 855 10 - 45 850 10 - 45 850 10 - 40 165 0-5
1235 45 - 90 30 0-5 80 60 - 125 245 5 - 10 465 30 - 65 945 35 - 70 775 40 - 80 655 40 - 80 465 20 - 35 345 20 - 35 60 0-5 2120 25 - 135 3810 60 - 295 3160 45 - 235 935 10 - 55 1160 15 - 65 2315 25 - 130 90 0-5 2945 60 - 290 265 5 - 15 1190 20 - 90 400 5 - 30 580 5 - 35 380 0-5 185 0-5 1150 15 - 65 1125 15 - 65 1135 15 - 65 235 0-5
2110 90 - 180 35 0-5 95 55 - 110 505 15 - 25 935 70 - 145 1435 60 - 120 940 50 - 100 735 45 - 95 535 20 - 40 380 20 - 40 65 0-5 2565 35 - 175 4650 75 - 385 3870 60 - 300 1285 15 - 75 1195 15 - 70 2780 35 - 165 250 5 - 15 3455 70 - 340 780 10 - 55 1525 25 - 115 445 5 - 35 780 10 - 40 555 0-5 245 0-5 1360 15 - 85 1330 15 - 85 1345 15 - 85 325 0-5 22170 1605-3215
Overzicht resultaten overstromingsberekeningen.
65
4.4
Indicatie schade en slachtoffers Beemster en Purmer In de overstromingsberekeningen is als uitgangspunt gehanteerd dat verhoogde lijnelementen en regionale keringen standzeker zijn. Dat geldt ook voor de regionale keringen rondom de Beemster- en Purmer-polder. Hierdoor vindt er in de overstromingsberekening geen overstroming plaats in onder andere de Beemster- en Purmer-polder. Dergelijke regionale keringen kunnen natuurlijk ook falen, alleen is hiervan de faalkans niet bepaald. De kans dat deze keringen falen is natuurlijk ook afhankelijk van de conditionele kans dat deze keringen worden belast, waardoor de feitelijke faalkans kleiner zal zijn dan de faalkans van de primaire kering. Om de gevolgen (schade en slachtoffers) te kennen zijn indicatieve berekeningen gemaakt waarbij in de polders een bepaalde waterstand is gehanteerd. Het aantal slachtoffers is met name bepaald op basis van de waterdiepte. Voor de stroomsnelheid is een defaultwaarde van 1 m/s aangenomen en voor de stijgsnelheid een defaultwaarde van 1 m/uur. In Tabel 12 zijn de resultaten van de gevolgen berekeningen opgenomen
Polder
Beemster (bodem NAP-2,16m) Purmer (bodem NAP-1,56m) Tabel 12:
€ = schade miljoen euro # = aantal slachtoffer € # € #
Waterstand [m NAP] -1,0
-0,5
0,0
575 15 - 70 1.020 25 - 130
690 30 - 135 1.230 40 - 190
840 50 - 250 1.575 75 – 365
Overzicht resultaten aanvullende overstromingsgevolgen.
De regionale keringen van de Beemster-polder worden belast bij een overstroming van ringdelen 19 en 21 (bij ringdeel 20 komt minder dan circa 25cm water tegen de regionale kering). De regionale keringen van de Purmer-polder worden belast bij een overstroming van ringdelen 21, 22, 23, 24, 26, 27 en 28 (bij ringdeel 20 en 25 komt minder dan circa 25cm water tegen de regionale kering). In Tabel 13 en Tabel 14 staan de aanvullende gevolgen die bovenop de gevolgen (Tabel 11) komen voor de situatie na uitvoering HWBP2. Hieruit is af te leiden dat de gevolgen door de diepte ligging van de polder aanzienlijk kunnen toenemen.
Ringdeel
Tabel 13:
66
Waterstand situatie
Schade
Slachtoffers
19
-1,00 m+NAP
+15%
+20%
21
0,00 m+NAP
+50%
+220%
Aanvullende gevolgen bij overstroming Beemster o.b.v. situatie ná HWBP2.
Ringdeel
Waterstand situatie
Schade
Slachtoffers
21
0,00 m+NAP
+100%
+20%
22
-0,50 m+NAP
+275%
+220%
23
0,00 m+NAP
+200%
+900%
24
-0,50 m+NAP
+220%
+950%
26
-1,00 m+NAP
+75%
+150%
27
-1,00 m+NAP
+75%
+150%
28
-1,00 m+NAP
+75%
+150%
Tabel 14:
Aanvullende gevolgen bij overstroming Purmer o.b.v. situatie ná HWBP2.
De bovenstaande gevolgen laten duidelijk zien dat als de primaire kering faalt én de regionale kering faalt er een aanzienlijk schade extra bijkomt en tevens voor het aantal slachtoffers. De bijdrage aan het overstromingsrisico is echter beperkt omdat de kansen van de betreffende ringdelen relatief klein zijn, zodat de aanvullende schade in het totale risico van dijkring 13 geen significant verschil maakt. (bijvoorbeeld het falen van ringdeel 27: deze heeft een faalkans van 1.59E-08 per jaar. Indien daar het aanvullende risico mee wordt berekend levert dat 1.59E -08 per jaar maal circa 1 miljard euro schade een risico op van 16 euro per jaar wat op het totaal van 12 miljoen euro per jaar verwaarloosbaar is. Het is de verwachting dat ook bij combinatie van alle enkelvoudige doorbraakscenario’s en meervoudige doorbraak scenario’s de bijdrage relatief klein blijft). 4.5
Vergelijking overstromingsmodellen en schadeberekeningen In VNK2 zijn voor dijkring 13 de overstromingsberekeningen gemaakt met SOBEK (versie 2.11). In dat softwarepakket is het gebied van dijkring 13 gemodelleerd in een raster van 100 bij 100 meter. Een dergelijke resolutie betekent dat in de schematisatie de hoogte van het terrein in dat gebied moet worden vertaald naar één hoogte. Op detail niveau (woonwijk) levert dat een ‘grof’ raster op maar op dijkringniveau is het een voldoende gedetailleerd. Het overstromingsrisico is op dijkringniveau. Met toenemende rekenkracht van de computers is een fijnmaziger raster ook mogelijk, waarbij de vertaling van de hoogte van het terrein in het model in meer detail kan worden uitgevoerd. In [ref 15] is een vergelijking gemaakt tussen SOBEK en het overstromingsmodel 3Di (raster 5x5m). In dezelfde studie is tevens een vergelijking gemaakt met aangepaste schadeberekeningen. Voor VNK2 wordt gebruik gemaakt van HIS-SSM. Dat softwarepakket gaat eveneens uit van een raster van 100 bij 100 meter. Naast HIS-SSM is een nieuw pakket ontwikkeld, 3Di-Waterschadeschatter, met een fijner raster (0,5x0,5m). In [ref 15] zijn meerdere conclusies gegeven die zijn getrokken uit de vergelijking van de resultaten van de verschillende modellen. In het algemeen kan worden gesteld dat er verschillen (zowel positief als negatief) worden waargenomen. In de bepaling van de schade (in euro’s en slachtoffers) is geen duidelijke tendens te onderscheiden afhankelijk van het gebruikte softwarepakket. De grootste verschillen zijn afhankelijk van de eigenschappen van het gebied en hoe die zijn gemodelleerd in het model. Het gebruik van SOBEK en HIS-SSM geeft naar verwachting geen grote afwijkingen in de bepaling van de schade en daarmee het overstromingsrisico voor dijkringgebied 13 ten opzichte van het model met 3Di en de 3Di- Waterschadeschatter. Lokaal kunnen er echter wel significante verschillen ontstaan doordat een ander gebied onderwater komt te staan of andere waterstanden optreden in het ene model ten opzichte van het andere model. Hierdoor zullen in sommige gevallen de schade groter zijn, maar soms
67
ook weer kleiner. Gemiddeld genomen is de verwachting dat dat dit geen grote verschillen veroorzaakt voor dijkringgebied 13 (en daarbij tevens de vraag blijft bestaan welk model de schade het meest realistisch inschat, aangezien we gelukkig een beperkte hoeveelheid goed gedocumenteerde representatieve overstromingen kennen in Nederland). Daarnaast zijn verschillen te verwachten in verband met het gebruik van oudere versus nieuwere landgebruikskaarten.
68
5
Overstromingsscenario’s en scenariokansen
Dit hoofdstuk beschrijft de scenariokansen voor de verschillende overstromingsscenario’s van dijkring 13. De scenariokans is de kans dat een bepaald overstromingsverloop optreedt. De overstromingsscenario’s worden gebruikt bij de koppeling van de berekende faalkansen (hoofdstuk 3) met de gevolgen van een overstroming (hoofdstuk 4), voor het berekenen van de overstromingsrisico’s (hoofdstuk 6). 5.1
Aanpak bepaling scenariokansen 5.1.1
Definitie en stappen
Elk overstromingsscenario wordt gevormd door een unieke combinatie van falende en niet-falende ringdelen. In werkelijkheid is het aantal mogelijke scenario’s nagenoeg oneindig. In VNK2 wordt een set met scenario’s samengesteld die representatief is voor alle mogelijke scenario’s. De definitie van overstromingsscenario’s berust op de volgende aspecten: 1. De onderverdeling van de dijkring in ringdelen (zie hoofdstuk 4). 2. De vraag of, en in welke mate, sprake is van een daling van de buitenwaterstand na het ontstaan van een bres ergens in de dijkring (ontlasten). 3. De afhankelijkheid tussen de betrouwbaarheden van de verschillende ringdelen: bij grotere afhankelijkheden (en afwezigheid van ontlasten) neemt de kans op een meervoudige doorbraak toe. Om tot de bepaling van de scenariokansen te komen zijn de volgende stappen doorlopen: ·
·
·
5.1.2
Stap 1: Opstellen scenario’s Een scenario representeert het voorkomen van een doorbraak in één of meerdere ringdelen. Het gaat om enkelvoudige en meervoudige doorbraken. Stap 2: Selecteren scenario’s Om praktische redenen worden niet alle mogelijke combinaties meegenomen. Een selectie van de scenario’s met de grootste faalkansen wordt beschouwd. Stap 3: Berekenen scenariokansen Op basis van de ringdeel- en scenariodefinitie zijn de kansen per ringdeel en per scenario berekend. Opstellen scenario’s
Voor het bepalen van de mogelijke combinaties van doorbraken is het van belang te weten in hoeverre de hydraulische belasting langs de dijkring verandert als een ringdeel faalt. De hydraulische belasting voor dijkring 13 wordt bepaald door vier systemen, namelijk: de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeer en het Markermeer. Dit zijn grote waterlichamen waarbij verwacht mag worden dat een overstroming geen dusdanige waterstandsverlaging teweegbrengt dat er sprake is van significante ontlasting. De hydraulische belasting verandert niet als een ringdeel faalt. Voor dijkring 13 is daarom voor alle ringdelen uitgegaan van ‘geen ontlasten’.
69
Door het hanteren van het uitgangspunt ‘geen ontlasten’ en het feit dat er 29 ringdelen zijn gedefinieerd zijn er theoretisch (229 -1 =) ruim 536 miljoen verschillende doorbraakscenario’s te onderscheiden. Dit zijn alle combinaties die mogelijk zijn en betreffen dus zowel enkelvoudige als meervoudige doorbraken, dit zijn bijvoorbeeld ringdeel 01 met ringdeel 02 (aangeduid als scenario: 0102), ringdeel 01 samen met ringdeel 03 (aangeduid als scenario: 0103), et cetera. Maar bijvoorbeeld ook ringdeel 15 met ringdeel 20 en met ringdeel 26 (aangeduid als scenario: 152026). 5.1.3
Selecteren scenario’s
In het algemeen kan gesteld worden dat de ringdelen met dijkvakken en/of kunstwerken met grote faalkansen ook leiden tot grote scenariokansen, indien een dergelijk ringdeel in een scenario voorkomt. Tevens zal de scenariokans bij meervoudige doorbraken sterk afnemen. Een scenario waarbij bijvoorbeeld 10 ringdelen tegelijk falen is theoretisch mogelijk maar de kans is uiterst klein, zelfs het falen van alle ringdelen tegelijk is mogelijk, maar levert eveneens een verwaarloosbaar kleine kans op. Deze kansen worden uiteindelijk vermenigvuldigd met de gevolgen. Een eerste indicatie, als bovengrens, zou het één scenario kunnen zijn dat overeenkomt met de overstromingskans van de gehele dijkring. In dat geval beschrijft dat scenario het falen van alle ringdelen tegelijk. Deze scenariokans gekoppeld met het maximaal gevolg levert echter een significante overschatting van de verwachtingswaarde van de schade en slachtoffers. Voor een nauwkeuriger beeld van de verwachtingswaarde van de schade en de slachtoffers is een verfijning van het aantal mogelijke combinaties van doorbraken noodzakelijk, zoals in Figuur 51 voor slachtoffers is geïllustreerd (en op vergelijkbare wijze ook geldt voor de verwachtingswaarde van de economische schade).
Figuur 51: Illustratie van het nauwkeuriger bepalen van de FN-curve door het vergroten van het aantal scenario’s waarvoor de gevolgen in detail worden meegenomen en dus niet wordt uitgegaan van het maximale gevolg.
Om praktische redenen zijn niet van alle scenario’s de faalkansen berekend, maar zijn de scenario’s met de grootste kans meegenomen. In eerste instantie zijn alle enkelvoudige, tweevoudige en drievoudige doorbraken berekend. Bij de vier- en vijfvoudige doorbraken is alleen gekeken naar combinaties van ringdelen met een faalkans bijdrage groter dan 10^-6 per jaar. Uiteindelijk is geconstateerd dat na de berekening van de vijfvoudige doorbraken dat de faalkansbijdrage per ringdeel overal kleiner is dan 10^-6 per jaar. Deze selectie levert 4823 doorbraakscenario’s op. In het VNK2-project worden 50 scenario’s als praktische bovengrens gehanteerd, omwille van rekentijd. Dat aantal is gebaseerd op maximaal 13 ringdelen. Voor
70
dijkring 13 zijn er 29 ringdelen, maar voor ringdeel 2 en 3 is geen faalkans bepaald (betreft de Hondsbossche– en Pettemer zeewering) en is een koppeling aan gevolgenberekeningen niet uitgevoerd. Hierdoor blijven er uiteindelijk blijven 27 ringdelen over. Het toepassen van de praktische bovengrens van 50 scenario’s zou betekenen dat met name de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers onderschat zou worden. Door meer dan 50 scenario’s mee te nemen neemt namelijk de verwachtingswaarde nog significant toe. De toename van de verwachtingswaarde van de economische schade boven de 50 scenario’s is kleiner. Theoretisch blijven de verwachtingswaarden toenemen tot dat alle scenario’s zijn toegevoegd. De toename is uiteindelijk niet meer significant en is alleen zichtbaar ver achter de komma. Voor de bepaling van de verwachtingswaarde van de schade en slachtoffers is in eerste instantie voor dijkring 13 gekozen om alle scenario’s die een faalkans hebben groter dan 1/1.000.000 per jaar mee te nemen, aangevuld met alle enkelvoudige doorbraakscenario’s. Hierdoor zijn 185 scenario’s beschouwd, die samen al circa 100% van de overstromingskans beschrijven. Op basis van deze 185 doorbraak scenario’s is de verwachtingswaarde van de schade en slachtoffers berekend. De verwachtingswaarden van de schade en slachtoffers zijn uitgezet in een FN-curve en FS-curve. Daaruit is geconcludeerd dat na 100 doorbraakscenario’s, 27 enkelvoudige doorbraakscenario’s en 73 meervoudige scenario’s met de grootste scenariokans, de cumulatieve toename van de schade en slachtoffers beperkt is (minder dan 1%)6. Omwille van de rekentijd en bruikbaarheid van de risicoberekening en gevoeligheidsberekening is gekozen om een top 100 aan doorbraakscenario’s te gebruiken. 5.1.4
Berekenen scenariokansen
De berekening van de scenariokansen is uitgevoerd met PC-Ring waarbij gebruik is gemaakt van alle faalkansresultaten per faalmechanisme, per vak en kunstwerk, per ringdeel en per combinatie van ringdelen. 5.2
Scenariokansen De kansen van 100 doorbraakscenario’s zijn in Bijlage E weergegeven. De 15 scenario’s met de grootste bijdrage aan de overstromingskans zijn overgenomen in Tabel 15. De cijfers 01, 02, 03 tot en met 29, in de kolom ‘Scenario’ zijn de aanduidingen van de ringdelen. De combinaties geven het meervoudig falen van de betreffende ringdelen weer. Het scenario met ringdeel 15 en met ringdeel 20 is dus aangeduid als scenario: 1520.
6
Het economisch risico o.b.v. 185, 100 en 50 scenario’s respectievelijk 61,2 M€/jr, 60,9 M€/jr en 58,9 M€/jr en het slachtofferrisico respectievelijk 2,00 slachtoffers/jr, 1,94 slachtoffer/jr en 1,80 slachtoffers/jr. Na de uitvoering van deze analyse is het gevolg van ringdeel 1 onder tp+2d condities aangepast en zijn e absolute waarde enigszins veranderd (in plaats van 60,9 is het nu 60,8 en in plaats van 1,94 is het nu 1,91. De resultaten met 185 en 50 scenario’s zijn niet opnieuw bepaald.)
71
Scenario
Scenariokans [per jaar]
Scenariokans t.o.v. de overstromingskans
Cumulatief percentage van de scenariokans
20
1.77E-02
19.9%
19.9%
19
1.10E-02
12.3%
32.2%
21
8.86E-03
9.9%
42.1%
22
8.72E-03
9.8%
51.9%
26
8.48E-03
9.5%
61.4%
10
7.38E-03
8.3%
69.6%
27
6.27E-03
7.0%
76.6%
23
5.64E-03
6.3%
83.0%
15
5.62E-03
6.3%
89.3%
1520
3.81E-03
4.3%
93.5%
13
8.55E-04
1.0%
94.5%
28
2.74E-04
0.3%
94.8%
1920
2.12E-04
0.2%
95.0%
1921
2.06E-04
0.2%
95.3%
1922
2.00E-04
0.2%
95.5%
Tabel 15:
Top 15 met kans van voorkomen per doorbraakscenario.
De procentuele bijdrage van de scenariokansen ten opzichte van de ringkans zijn weergegeven in de rechter kolom van Tabel 15. Dit percentage stijgt tot 100% van de overstromingskans na 100 scenario’s. Het restant aan scenario’s heeft een verwaarloosbare kleine bijdrage aan de overstromingskans.
72
6
Overstromingsrisico
Het overstromingsrisico van de categorie a-kering is bepaald door de berekende kans op de verschillende overstromingsscenario’s te koppelen aan de gevolgen van deze scenario’s. Het risico wordt uitgedrukt in het economisch risico en het slachtofferrisico. 6.1
Aanpak berekening overstromingsrisico Het overstromingsrisico is de combinatie van kansen en gevolgen van overstromingen. De gevolgen worden uitgedrukt in schade of aantallen slachtoffers. Het slachtofferrisico wordt onder andere weergegeven als groepsrisico en als lokaal individueel risico. Hiertoe zijn de volgende stappen doorlopen: · Stap 1: Samenstellen meervoudige doorbraken · Stap 2: Keuze evacuatiefactoren en conditionele kansen · Stap 3: Koppelen en berekenen gevolgen meervoudige doorbraken · Stap 4: Berekenen van overstromingsrisico 6.1.1
Samenstellen meervoudige doorbraken
De provincie Noord Holland heeft voor VNK2 de overstromingssimulaties uitgevoerd [ref 11]. Met deze berekeningen zijn de gevolgen bepaald met behulp van HIS-SSM, zie hoofdstuk 4. Voor meervoudige doorbraken zijn geen aparte overstromingsberekeningen uitgevoerd. In het geval van meervoudige doorbraken zijn de overstromingspatronen bepaald op basis van de overstromingssimulaties van de enkelvoudige doorbraken. 6.1.2
Keuze evacuatiefactoren en conditionele kansen
Voor scenario’s met meervoudige doorbraken zijn de evacuatiefactoren en conditionele kansen bepaald op basis van de factoren en kansen van enkelvoudige doorbraken. Daarbij is gekozen voor een benadering zoals in paragraaf 6.2 is beschreven. 6.1.3
Koppelen en bereken gevolgen meervoudige doorbraken
Standaard worden in VNK2 de waarden van de belastingvariabelen in het ontwerppunt gebruikt om de koppeling te leggen tussen scenariokansen en gevolgen. Voor dijkringgebied 13 blijkt dit geen werkbare koppelingsmogelijkheid te zijn. Gekozen is om de overschrijdingskans van de waterstand van de overstromingssimulaties te gebruiken om een koppeling te maken met een scenario en de bijbehorende scenariokans. Steeds is de overstromingssimulaties geselecteerd die hoort bij de eerstvolgende, kleinere, overschrijdingskans van de waterstand. De faalkans is altijd kleiner dan de overschrijdingskans van de ontwerppuntwaarde van de buitenwaterstand, wat dus inhoudt dat deze wijze van koppelen meestal tot een conservatieve koppeling leidt, maar niet per definitie conservatiever is. Benadrukt wordt dat het onterecht is te veronderstellen dat een grotere nauwkeurigheid zou kunnen worden verkregen door voor elk scenario uit te gaan van een overstromingsberekening die exact hoort bij de waterstand waarbij het optreden van het scenario het meest waarschijnlijk is. Hetzelfde overstromingsscenario kan immers ook optreden bij gunstigere of ongunstigere (maar beide wel minder waarschijnlijke) omstandigheden. De overstromingsberekeningen zijn gemaakt bij een overschrijdingskans van de waterstand die gelijk is aan het toetspeil (tp) en toetspeil plus of min een decimeringshoogte (d) en bij het toetspeil plus twee decimeringshoogten. Kortweg
73
aangeduid zijn doorbraken bij de volgende overschrijdingskansen doorgerekend: tp-1d, tp, tp+1d en tp+2d. De schade en slachtoffers zijn na het koppelen van de enkelvoudige doorbraken, in combinatie met de gekozen evacuatiefactoren en conditionele kansen (zie hoofdstuk 4), met behulp van HIS-SSM bepaald. De resultaten uitgedrukt in schade en slachtoffers per evacuatiescenario en per overstromingsscenario zijn opgenomen in Bijlage F. 6.1.4
Berekenen van het overstromingsrisico
De berekening van het overstromingsrisico omvat de sommatie van de scenariokansen maal de bijbehorende gevolgen. 6.2
Evacuatie bij meerdere falende ringdelen In paragraaf 4.1.5 zijn de verwachtingswaarden van de evacuatiefractie voor doorbraken vanaf de meren (IJsselmeer, Markermeer) en vanaf zee (Noordzee, Waddenzee) gegeven. Per scenario is rekening gehouden met één set evacuatiefactoren en de daaruit berekende verwachtingswaarden. Voor de dijkring is bij meerdere falende ringdelen gekozen voor de evacuatiefactoren behorende bij overstromingen vanuit zee, tenzij het alleen ringdelen aan een meer betreft. Deze (conservatieve) aanname heeft overigens geen significante invloed op het lokaal individueel risico.
6.3
Overstromingsrisico 6.3.1
Economisch risico
De verwachtingswaarde van de economische schade bedraagt 60,8 miljoen euro per jaar (de verwachtingswaarde volgt uit de vermenigvuldiging van kansen en gevolgen). Als er een overstroming optreedt, is de schade minimaal circa 66 miljoen euro, gemiddeld7 circa 685 miljoen euro en maximaal circa 6,2 miljard euro. De gevolgen zijn sterk afhankelijk van de locatie van de doorbraak en de vraag of er meervoudige doorbraken optreden. In de berekende economische schade per scenario is het effect van verplaatsing van economische activiteit steeds verdisconteerd: bedrijfsuitval in het getroffen gebied zal leiden tot verhoogde bedrijvigheid buiten dit gebied. De berekende schade in het getroffen gebied is dus groter dan genoemde schadebedragen, omdat deze deels buiten het getroffen gebied wordt gecompenseerd. In Figuur 52 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de economische schade over het dijkringgebied weergegeven. Allereerst valt een aantal steden op door de hoge verwachtingswaarde (>5.000 euro/hectare/jaar) van economische schade (Enkhuizen, Hoorn, Edam, Volendam en Purmerend). Tevens valt op dat gebieden zoals bij Schagen, Heerhugowaard en Alkmaar weer buiten deze hoge verwachtingswaarde van de economische schade vallen. Dit komt door de relatief hoge ligging van deze gebieden en de verhoogde lijnelementen (zoals regionale keringen en hoge (spoor)wegen) rondom het gebied. Rondom Purmerend zijn gebieden te zien waarbij de verwachtingswaarde van de economische schade nul euro per hectare per jaar is. Dit zijn de onder andere de Beemsterpolder en de Purmerpolder. Deze gebieden zijn omringd met boezemkades. Het uitgangspunt is dat deze boezemkade standzeker zijn en niet bezwijken. Deze gebieden zullen bij de gekozen
7
Verwachtingswaarde van het economisch risico gedeeld door overstromingskans
74
overstromingsscenario’s niet overstromen, in paragraaf 4.4 is een indicatie gegeven indien de boezemkade toch faalt. De klasse met de verwachtingswaarde van de economische schade tussen 100 en 1.000 euro per hectare per jaar is met name terug te zien langs het Markermeer en deels langs het IJsselmeer. Naast de woonkernen wordt dit gebied voornamelijk gebruikt voor landbouw en veeteelt. Tevens is er een gebied in dezelfde klasse rond de Anna Paulowna Polder. Het gebied ten westen van Heemskerk, Castricum, Alkmaar, Heerhugowaard, Schagen tot Den Helder valt met name in de klasse <10 €/ha./jaar en ter plaatse van dorpen en steden in de klasse 10-100 €/ha./jaar. Dit komt met name doordat de gevolgen hier gedomineerd worden door overstromingen vanuit de Noordzee. Omdat de kansen van het duingebied van dijkringgebied 13 relatief klein zijn is de verwachtingswaarde van de economische schade hier ook laag.
Figuur 52: Verwachtingswaarde van de economische schade per hectare in euro’s per jaar.
75
In Figuur 53 zijn de kansen op overschrijding van bepaalde schadebedragen getoond. De kans op ten minste 1 miljard euro schade is groter dan 1/100 per jaar. De schade neemt vervolgens toe tot rond de 2 miljard euro zonder dat de overschrijdingskans sterk afneemt. Vanaf circa 2 miljard euro neemt de overschrijdingskans verder af (knik wordt met name door de ringdelen 1, 12 en 19 bepaald). De kans op ten minste 4 miljard euro schade is circa 1/10.000 per jaar. De maximale schade die in Figuur 53 is getoond is circa 6,2 miljard euro. De kans op een grotere economische schade is verwaarloosbaar klein onder de aanname van de standzekerheid van regionale keringen. 1.0E-01
FS-Curve Basis
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Economische schade (miljoen euro) Figuur 53: Overschrijdingskans van de economische schade (FS-curve).
In Tabel 16 staat de top 15 van scenario’s op basis van de verwachtingswaarde van het economische risico (het ‘restant’ is niet als scenario in die tabel opgenomen). Indien die wordt vergeleken met de top15 van scenariokansen uit Tabel 15 (hoofdstuk 5) is zichtbaar dat een grote bijdrage aan de overstromingskans niet per definitie een grote bijdrage levert aan de verwachtingswaarde, bijvoorbeeld bij scenario 20: met 20% bijdrage aan de overstromingskans en maar 2% aan het economisch risico (dus een factor tien kleiner). Voor scenario 19 is het echter anders om, deze heeft een bijdrage aan de overstromingskans van ruim 12% (Tabel 15 uit hoofdstuk 5), maar de bijdrage aan de het economisch risico is bijna 39% (Tabel 16).
76
Scenario 19 21 26 27 13 15 10 23 1520 22 20 1921 1926 1920 1922 Tabel 16:
6.3.2
Verwachtingswaarde economisch risico in miljoen euro per jaar 23.7 5.7 5.2 3.9 2.7 2.4 2.2 2.0 1.9 1.2 1.2 0.6 0.6 0.5 0.5
Bijdrage aan het totale economisch risico 38.9% 9.4% 8.5% 6.4% 4.4% 3.9% 3.6% 3.3% 3.1% 2.1% 2.0% 1.1% 0.9% 0.9% 0.9%
Cumulatieve economisch risico 38.9% 48.3% 56.9% 63.3% 67.6% 71.5% 75.2% 78.4% 81.5% 83.6% 85.5% 86.6% 87.5% 88.4% 89.2%
Top 15 risicobijdrage aan de verwachtingswaarde van het economisch risico per jaar.
Slachtofferrisico
De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers is 1,9 per jaar. Als er een overstroming optreedt is het aantal slachtoffers minimaal 1, maar gemiddeld 22. Het maximaal aantal slachtoffers bedraagt ruim 550. Het aantal slachtoffers is sterk afhankelijk van de locatie van de doorbraak. Tevens kan het slachtofferrisico worden weergegeven in het plaatsgebonden risico (PR) of lokaal individueel risico (LIR) en het groepsrisico (FN-curve). Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar continu op dezelfde plek bevindt, daar het slachtoffer wordt van een overstroming. Het effect van evacuatie wordt bij de berekening van het plaatsgebonden risico niet meegenomen. Bij het lokaal individueel risico (LIR) wordt het effect van evacuatie wel meegenomen. In Figuur 54 is het plaatsgebonden risico (PR) getoond, in Figuur 55 het lokaal individueel risico (LIR)8. Evenals bij de verwachtingswaarde van de economische schade vallen onder andere de Beemsterpolder en de Purmerpolder op door de afwezigheid van het risico. Dit komt door de kerende werking van de regionale keringen (en hoog gelegen (spoor)wegen). Om vergelijkbare redenen is er geen PR en LIR in het gebied tussen Schagen en Heerhugowaard en ten zuidoosten van Alkmaar, aangezien hier tijdens een overstroming geen water komt en er dus geen slachtoffers zullen vallen. Uit een vergelijking van Figuur 54 met Figuur 55 blijkt dat het PR en LIR relatief dicht bij elkaar liggen. In Figuur 55 (LIR) is ten opzichte van Figuur 54 (PR) zichtbaar dat met name het oppervlak dat in de één en twee na hoogste klasse (van 1/1.000 tot 1/10.000 en 1/10.000 tot 1/100.000) valt is afgenomen, door het in rekening brengen van het effect van evacuatie. Dat is met name het geval rondom Enkhuizen en het gebied tussen Hoorn en Amsterdam. Dit is het gedeelte wat overstroomt vanuit het IJsselmeer en Markermeer. Hier is maximaal een verschil van één klasse waar te nemen. Dit is een gevolg van het feit dat de verwachtingswaarde van de evacuatiefractie 0,15 of 0,64 per overstroming is, afhankelijk van de doorbraaklocatie van respectievelijk de Noord- of Waddenzee of het IJssel- of Markermeer. Het verschil tussen LIR en PR bedraagt daarom slechts een factor 1/(1-0,15) = 1,17 of in het 8
Het LIR en het PR zijn getoond voor het gehele dijkringgebied, niet alleen voor het bebouwd gebied.
77
gunstigste van de de klasse klasse gaat gaat echter echter met met een een gunstigste geval geval 1/(1-0,64) = 2,78. De stapgrootte van factor verandering in in klasse klasse zichtbaar zichtbaar is. is. factor 10, 10, zodat zodat alleen op enkele locaties een verandering
Figuur 54: Het plaatsgebonden risico (PR) in dijkring 13. Figuur 54: Het plaatsgebonden risico (PR) in dijkring 13.
78 78
Figuur 55: Het lokaal individueel risico (LIR) in dijkring 13.
Het groepsrisico geeft de kans op een ongeval met één of meer slachtoffers en wordt vaak weergegeven in een zogenaamde FN-curve. In Figuur 56 is de FN-curve van het dijkringgebied weergegeven. In de berekening van het groepsrisico is het effect van evacuatie meegenomen. Figuur 56 toont dat de kans op een overstroming met meer dan 10 slachtoffers groter is dan 1/100 per jaar. De kans op een overstroming met meer dan 100 slachtoffers is circa 1/300 per jaar (het relatief horizontale verloop van de FN-curve wordt hier voornamelijk veroorzaakt door de gevolgen van de ringdelen 1, 5, 6 en 7). Voor de beschouwde overstromingsscenario’s is het maximale aantal slachtoffers circa 550. De kans op een groter aantal slachtoffers is verwaarloosbaar klein.
79
1.0E-01
FN-Curve Basis
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-) Figuur 56: FN-Curve dijkring 13.
Het maximum aantal slachtoffers in de FN-curve is kleiner zijn dan het maximum aantal slachtoffers in hoofdstuk 4. De reden hiervoor is dat bij de koppeling tussen kansen en gevolgen niet altijd gekoppeld wordt met het scenario met de grootste gevolgen en/of de kans op een dergelijk scenario verwaarloosbaar klein is. In Tabel 17 staat de top 15 van scenario’s op basis van de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers (het ‘restant’ is niet als scenario in die tabel opgenomen). Indien die wordt vergeleken met de top15 van scenariokansen uit Tabel 15 (hoofdstuk 5), is zichtbaar dat een grote bijdrage aan de overstromingskans niet per definitie een grote bijdrage levert aan de verwachtingswaarde, bijvoorbeeld bij scenario 20: met 20% bijdrage aan de overstromingskans en maar 0,2% aan het slachtofferrisico (dus een factor 100 kleiner). Voor scenario 19 is het echter anders om, deze heeft een bijdrage aan de overstromingskans van ruim 12% (Tabel 15 uit hoofdstuk 5), maar de bijdrage aan het slachtofferrisico is ruim 47% (Tabel 16).
80
Scenario
Verwachtingswaarde aantal slachtoffers per jaar
Bijdrage aan het totale slachtofferrisico
Totale bijdrage slachtofferrisico
19
0.90
47.2%
47.2%
10
0.16
8.5%
55.8%
21
0.16
8.2%
64.0%
26
0.08
4.1%
68.1%
13
0.07
3.7%
71.8%
27
0.06
3.0%
74.8%
23
0.05
2.6%
77.4%
15
0.04
2.2%
79.7%
1019
0.04
2.0%
81.7%
1520
0.03
1.7%
83.4%
22
0.03
1.5%
84.9%
1921
0.02
1.2%
86.1%
1920
0.02
1.0%
87.1%
1922
0.02
1.0%
88.1%
1926
0.02
1.0%
89.1%
Tabel 17:
Top 15 van de verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per jaar.
81
7
Gevoeligheidsanalyses
Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid van de berekende overstromingskansen en risico’s voor de gehanteerde uitgangspunten zijn gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. De gevoeligheidsanalyses geven ook inzicht in het effect van versterkingen of aanpassingen in het beheer. Het gaat om gevoeligheidsanalyses ten aanzien van aspecten die voor een groot aantal dijkvakken tegelijk relevant zijn of om de overstromingskans op ringniveau te verkleinen door maatregelen te treffen. In het achtergrondrapport [ref 3] en de bijbehorende faalmechanismerapporten zijn de resultaten beschreven van de gevoeligheidsanalyses die op dijkvakniveau zijn uitgevoerd. Deze zijn verricht om goede vakschematisaties op te kunnen stellen en te tonen hoe alternatieve schematisatiekeuzen doorwerken in de resultaten op vakniveau. De selectie van onderwerpen voor de gevoeligheidsanalyses is het resultaat van overleg tussen de verschillende betrokkenen (projectbureau, beheerder en provincies). In het achtergrondrapport [ref 3] is het volgende onderscheid gemaakt en zijn de onderstaande analyses beschreven. Gevoeligheidsanalyse op kansniveau • Versterkingsprogramma’s HWBP2 • Overstromingskans afname na verbetermaatregelen gericht op kansen • Overstromingskans afname na maatregelen gericht op overstromingskans DPV • Overstromingskans afname na verbetermaatregelen gericht op LIR • Invloed van de graskwaliteit op de overstromingskans • Effect van NWO’s op de overstromingskans Gevoeligheidsanalyse op risiconiveau • Overstromingsrisico ná uitvoering versterkingsprogramma’s HWBP2 • Overstromingsrisico na afname overstromingskans tot 1/100 per jaar • Overstromingsrisico na afname overstromingskans tot 1/2.000 per jaar • Overstromingsrisico na afname overstromingskans tot 1/10.000 per jaar • Overstromingsrisico na verbetermaatregelen gericht op LIR • Invloed van de verwachtingswaarden van de evacuatiefracties • Overstromingsrisico na verbetermaatregelen gericht op risico • Overstromingsrisico na afname gericht op overstromingskans DPV • Risicobijdrage door falen categorie c-keringen Deze zijn in het hoofdrapport niet allemaal overgenomen. Tevens zijn de analyses op kansniveau en risiconiveau gecombineerd en met name beperkt tot de resultaten. In Tabel 18 zijn de analyse opgenomen die in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk zijn beschreven. In Tabel 18 zijn tevens enkele resultaten per analyse opgenomen.
83
Situatie
Paragraaf
Overstromingskans [per jaar]
Verwachtingswaarde economische schade [M€ per jaar]
Verwachtingswaarde aantal slachtoffers [per jaar]
Percentage LIR dat groter is dan 10-5 per jaar
Referentie
6.3
>1/100
60,8
1,91
30 %
Ná uitvoering HWBP2
7.1
>1/100
12,1
0,41
5%
Ná verbetering tot overstromingskans 1/100 per jaar
7.2
1/100
6,4
0,31
2%
Ná verbetering tot overstromingskans 1/2.000 per jaar
7.2
1/2.000
0,7
0,03
0%
Ná verbetering tot overstromingskans 1/10.000 per jaar
7.2
1/10.000
0,1
0,01
0%
Ná verbetering gericht op LIR
7.3
1/560
3,3
0,11
0%
Met 0% evacuatiefractie
7.4
>1/100
12,1
0,78
11 %
Met 80% evacuatiefractie
7.4
>1/100
12,0
0,16
1%
Ná verbetering gericht op risico (a.d.h.v. kansen)
7.5
>1/100
6,2
0,13
2%
Ná verbetering gericht op risico (a.d.h.v. gevolgen)
7.5
>1/100
6,6
0,14
4%
Ná verbetering per traject tot ‘DPV-norm’
7.6
1/700
1,0
0,05
circa 0 %
Tabel 18:
Resultaten risicoberekeningen voor dijkringgebied 13 en vervolganalyses.
De resultaten van het groepsrisico zijn weergegeven in Figuur 57, indien de benodigde verbeterstappen zijn uitgevoerd.
84
1.0E-01
FN-Curve Basis FN-Curve ná HWBP
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
FN-Curve tem STAP04
1.0E-03
FN-Curve tem STAP12 FN-Curve tem STAP34
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-)
1.0E-01
FN-Curve Basis FN-Curve ná HWBP
1.0E-02
Overschrijdingskans (per jaar)
FN-Curve ná HWBP en RRkans FN-Curve ná HWBP en RRgevolgen
1.0E-03
FN-Curve ná HWBP en 6 stappen gericht op LIR FN-Curve ná HWBP en DPVnorm (jan'14)
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-) Figuur 57: FN-curve dijkring 13 ná uitvoering verbeterstappen voor meerdere situaties.
De verbeterstappen die nodig zijn om bovenstaande situaties (Tabel 18) te creëren verschillen. In meerdere situaties zijn er echter kunstwerken en dijkvakken die vaker terugkomen. In de betreffende paragraaf is daar nader op ingegaan met daarbij ook het dominante faalmechanisme. In Tabel 19 staan voor enkele situaties de kunstwerken en dijkvakken aangegeven.
85
Situatie
Ná verbetering gericht op risico (a.d.h.v. kansen)
Ná verbetering gericht op LIR
Ná verbetering per traject tot ‘DPV-norm’
Ná verbetering tot overstromingskans 1/1.000 per jaar
Kunstwerk of dijkvak Hornsluis
x
x
x
Noordersluis
x
x
x
Zuidersluis
x
x
x
x
x
x
DV034 (dijk t.p.v. Andijk)
x
x
x
DV035 (dijk t.p.v. Andijk)
x
x
x
Spuisluis Oostoever
x
x
x
Sassluis Enkhuizen
Tabel 19:
x
Kunstwerken en dijkvakken die verbeterstappen vereisen om een situatie te creëren.
Graskwaliteit In het achtergrondrapport is tevens een analyse opgenomen naar de impact van de graskwaliteit. Als gevoeligheidsanalyse is de kwaliteit van het gras over de gehele dijkring verlaagd en verhoogd en is bekeken wat de invloed is op de faalkansen voor zowel golfoverslag als voor de bekleding. Uit de analyse blijkt dat verslechtering van de graskwaliteit weinig invloed heeft op de faalkans van het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam. Dit wordt veroorzaakt door dijkvakken die al een slechte graskwaliteit hebben en tevens een dominante faalkans. Verbetert de graskwaliteit echter, dan neemt de faalkans af met een factor twee. Voor het faalmechanisme overloop en golfoverslag blijkt dat verandering van graskwaliteit bij een verslechterde graskwaliteit de faalkans met een factor drie toeneemt en bij een verbeterde graskwaliteit een factor drie afneemt. De verandering van de graskwaliteit bij beide faalmechanismen heeft echter een verwaarloosbare invloed op de totale faalkans op dijkringniveau, aangezien andere faalmechanismen de overstromingskans domineren, namelijk meerdere faalmechanisme bij kunstwerken en opbarsten en piping bij twee dijkvakken, zoals in Tabel 19 en de volgende paragrafen is beschreven. 7.1
Versterkingsprogramma’s HWBP2 In deze paragraaf zijn de resultaten van het overstromingsrisico opgenomen van een analyse waarbij de overstromingskans is aangepast aan de situatie ná de uitvoering van de HWBP2 versterkingen.
7.1.1
Uitgangssituatie De in hoofdstuk 6 weergegeven risico’s betreffen de huidige situatie (met uitzondering van de Hondsbossche- en Pettemer zeewering). Hierin zijn de geplande versterkingen die voortkomen uit het HWBP2 niet meegenomen. Hoe deze versterkingen er in detail gaan uitzien is momenteel nog niet met zekerheid vast te stellen. Het effect van deze versterkingen kan worden gesimuleerd door het betreffende faalmechanisme (waarvoor de dijk is afgekeurd) niet mee te nemen bij het bepalen van de overstromingskans. De overstromingskans zal hierdoor afnemen. De redenering hierachter is dat wanneer er een maatregel wordt uitgevoerd bij een dijkvak, dit op een dusdanige manier wordt gedaan, dat de bijdrage van dit dijkvak voor het desbetreffende faalmechanisme relatief klein wordt.
86
In Tabel 20 zijn de trajecten opgenomen, die op basis van het HWBP2 versterkt gaan worden. Tevens is het dijkvaknummer en het faalmechanisme waarop de versterking betrekking heeft weergegeven. Traject
Na HWBP2 = excl. Faalkansbijdrage van:
Koegrasdijk
15
Opbarsten en piping
Hoorn-Edam
72 t/m 93*
Macrostabiliteit binnenwaarts Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
Edam-Amsterdam
95, 96, 97. 99, 100, 101, 103 t/m107, 116 t/m 131
Macrostabiliteit binnenwaarts Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
Dijkvakken
*
Faalmechanisme
Als uitgangspunt (in overleg met de beheerder) is aangehouden dat dijkvak 74 na uitvoering van de versterking een verwaarloosbare faalkans voor overloop en golfoverslag zal hebben.
Tabel 20:
7.1.2
HWBP2 trajecten.
Overstromingskans ‘HWBP2’ De overstromingskans zal door het treffen van de bovengenoemde maatregelen afnemen, maar echter wel in beperkte mate aangezien er nog enkele kunstwerken en dijkvakken overblijven die een relatief grote faalkans hebben. In Tabel 21 zijn de faalkansen per faalmechanisme gegeven. Overloop & golfoverslag
Opbarsten & Piping
Macrostabiliteit
Beschadiging bekleding
Duinafslag
Kunstwerken gecombineerd
Faalkans op dijkringniveau
1/350
1/1.000
>1/100
1/2.800
1/5.300
>1/100
Faalkans op Dijkringniveau ná HWBP2
1/7.400
1/1.000
1/900.000
1/3.600
1/5.300
>1/100
Tabel 21:
Faalkansen op dijkringniveau [kans per jaar].
In Figuur 58 is de faalkansbijdrage van de verschillende faalmechanismen ten opzichte van de overstromingskans weergegeven.
87
3%
1%
1%
Overloop golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Duinafslag Kunstwerken gecombineerd
95% Figuur 58: Faalkansbijdrage ná uitvoering van HWBP2 aan de overstromingskans van dijkring 13 per faalmechanisme.
De gecombineerde faalkans over de gehele dijkring ná uitvoering van het HWBP2 is groter dan 1/100 per jaar. Om de faalkans verder te laten afnemen dienen aanvullende maatregelen getroffen te worden, zoals in de volgende paragrafen opgenomen. Het uitvoeren van het HWBP2 heeft dus geen invloed op de overstromingskans van de gehele dijkring), doordat nog steeds vakken en kunstwerken overblijven die de faalkans sterk bepalen (met name de gecombineerde faalkans voor de kunstwerken). 7.1.3
Overstromingsrisico ‘HWBP2’ Het berekende overstromingsrisico na uitvoering van de HWBP2 trajecten is opgenomen in Tabel 22. Situatie
Overstromingskans [per jaar]
Economisch risico [miljoen euro/jaar]
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
Huidige situatie
>1/100
60,8
1,9
Ná HWBP2
>1/100
12,1
0,4
Tabel 22:
Overstromingskans en risico huidige situatie en ná uitvoering HWBP2.
De verwachtingswaarde van de economische schade, na verbeteringen, bedraagt circa 12 miljoen euro per jaar (de verwachtingswaarde volgt uit de vermenigvuldiging van kansen en gevolgen).
88
Figuur 59: Verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar ná uitvoering HWBP2.
In Figuur 59 is de verdeling van de verwachtingswaarde van de schade over het dijkringgebied weergegeven, na uitvoering van de verbeteringen. Indien deze verwachtingswaarde worden vergeleken met de uitgangssituatie, zie Figuur 52, is een duidelijke afname zichtbaar in de verschillende klassen. In Figuur 60 is de verlaging van het groepsrisico zichtbaar, indien de geplande HWBP2 verbeteringen worden meegenomen, door de verlaging van de overschrijdingskans op een bepaalde economische schade. De verwachtingswaarde van de schade is met een
89
factor 5 afgenomen ten opzichte van het oorspronkelijke risico (van 60 miljoen euro/jaar naar 12 miljoen euro/jaar). 1.0E-01 FN-Curve Basis
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02 FN-Curve ná HWBP
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-) Figuur 60: Overschrijdingskansen van de economische schade Referentie en ná uitvoering HWBP2 (FS-curve).
De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers, ná uitvoering van het HWBP2, is 0,4 per jaar. In Figuur 61 is het lokaal individueel risico van het dijkringgebied weergegeven, na uitvoering van het HWBP2. Indien dit lokaal individueel risico wordt vergeleken met de uitgangssituatie (Figuur 55), is zichtbaar dat de hoogste klasse (groter dan 10-4) en de één na hoogste klasse aanzienlijk afneemt, maar nog steeds voorkomt.
90
Figuur 61: Het lokaal individueel risico (LIR) in dijkring 13 ná uitvoering HWBP2.
In Figuur 62 is de verlaging van het risico zichtbaar, indien de geplande HWBP2 verbeteringen worden meegenomen, door de verlaging van de overschrijdingskans op een bepaald aantal slachtoffers. De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers met bijna een factor 5 afgenomen ten opzichte van het oorspronkelijke risico (van 1,9 slachtoffers/jaar naar 0,4 slachtoffers /jaar).
91
1.0E-01
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
FS-Curve Basis
1.0E-05
FS-Curve ná HWBP
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Economische schade (miljoen euro) Figuur 62: FN-curve dijkring 13 Referentie situatie en ná uitvoering HWBP.
7.2
Overstromingsrisico na afname overstromingskans In deze paragraaf zijn de resultaten van het overstromingsrisico opgenomen van een analyse waarbij de overstromingskans in een beperkt mogelijk aantal stappen (maatregelen) wordt verlaagd. Het uitgangspunt daarbij is de situatie waarbij de HWBP2 versterkingen zijn uitgevoerd.
7.2.1
Uitgangssituatie De overstromingskans zal na uitvoering van de maatregelen uit het HWBP2 afnemen. Dit is met name zichtbaar voor enkele afzonderlijke faalmechanismen zoals macrostabiliteit binnenwaarts en beschadiging bekleding en erosie dijklichaam, zie Tabel 21. De totale overstromingskans wordt echter ook beïnvloed door andere relatief grote faalkansen. Met het treffen van maatregelen bij beeldbepalende vakken (of kunstwerken) kan de overstromingskans van het dijkringgebied naar beneden bijgesteld worden. Het effect van deze aanpassingen kan worden gesimuleerd door deze vakken niet mee te nemen bij het bepalen van de overstromingskans. Hierbij wordt van het faalmechanisme met de grootste faalkans (over de gehele dijkring) opeenvolgend het vak met de grootste faalkans “uitgezet”. De overstromingskans zal hierdoor afnemen. De redenering hierachter is dat wanneer er een maatregel wordt uitgevoerd bij een vak of kunstwerk, dit op een dusdanige manier wordt gedaan, dat de bijdrage van dit vak of kunstwerk voor het desbetreffende faalmechanisme relatief klein wordt. Als eerste stap in deze gevoeligheidsanalyse is gekeken welke vakken (en bijbehorende faalmechanismen) de grootste bijdrage hebben aan de overstromingskans van het dijkringgebied. In Tabel 23 is weergegeven wat de overstromingskans van het dijkringgebied zou worden indien een faalmechanisme in de berekening wordt “uitgezet”. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze werkwijze niet per definitie in overeenstemming is met de realiteit, waarin dijkvakken die zwak scoren op één faalmechanisme vaak integraal
92
worden verbeterd. Dit zou pleiten voor het in het geheel “uitzetten” van een vak, in plaats van het uitzetten van alleen één faalmechanisme. Anderzijds is het niet per definitie zo dat een vak dat bijvoorbeeld wordt verbeterd op piping, ook een verbeterde bekleding krijgt of een hogere kruin. Voor de verlaging van het overstromingsrisico hoeft dit niet de meest efficiënte methode te zijn zoals in paragraaf 7.5 toegelicht. Het aantal stappen dat is genomen is bepaald op basis van drie criteria. 1. Ten eerste: het aantal stappen waarbij maatregelen worden genomen voor de meeste dominanten kunstwerken voor het faalmechanisme betrouwbaarheid sluiting (namelijk de eerste vier stappen). 2. Ten tweede: het ‘standaard’ aantal stappen dat binnen VNK2 wordt gehanteerd, namelijk circa 10. Dit aantal is voor dijkring 13 uitgebreid tot 12 zodat de overstromingskans kleiner is dan 1/2.000 per jaar. 3. Ten derde: is voor dijkring 13 het aantal stappen uitgebreid tot dat de overstromingskans gelijk is aan de overschrijdingskans (1/10.000 per jaar) van de waterstand zoals deze nu in de Waterwet [ref 26] is opgenomen. 7.2.2
Overstromingskans reductie Bij een verbetering van de beeldbepalende vakken of kunstwerken neemt de overstromingskans af. In Tabel 23 en Figuur 63 is de afname van de overstromingskans per stap zichtbaar gemaakt.
93
Aantal stappen
Vak of kunstwerk
Faalmechanisme waarvoor een maatregel getroffen moet worden
0
Overstromingskans na maatregel[per jaar]
3.00E-02
>1/100
1 Hornsluis
Niet sluiten
2.95E-02
>1/100
2 Noordersluis
Niet sluiten
2.90E-02
>1/100
3 Zuidersluis
Niet sluiten
2.02E-02
>1/100
4 Sassluis Enkhuizen
Niet sluiten
9.99E-03
1/100
5 Spuisluis Oostoever
Sterkte en stabiliteit
2.37E-03
1/400
6 DV034_D14A_34_054-D15_10_000
Opbarsten en piping
1.73E-03
1/600
7 Spuisluis Oostoever
Piping
1.14E-03
1/900
8 DV035_D15_10_000-D15_16_122
Opbarsten en piping
7.80E-04
1/1.300
9 DV009_D85_044_035-D85_012_037
Bekleding
7.09E-04
1/1.400
10 DV007_D85_096_053-D85_068_058
Bekleding
6.63E-04
1/1.500
11 DV152_RSP18.80-RSP13.60
Duinafslag
5.62E-04
1/1.800
12 DV022_D88_10.5_048-D88_12.3_041
Bekleding
4.99E-04
1/2.000
13 DV051_D18_24_000-D18_34_000
Overloop overslag
4.56E-04
1/2.200
14 Keersluis Broekerhaven
Piping
3.87E-04
1/2.600
15 DV061_D18_126_151-D18_136_058
Overloop overslag
3.58E-04
1/2.800
16 DV151_RSP20.41-RSP18.80
Duinafslag
3.34E-04
1/3.000
17 DV008_D85_068_058-D85_044_035
Bekleding
2.91E-04
1/3.400
18 Poldergemaal Schellinkhout
Niet sluiten
2.76E-04
1/3.600
19 DV153_RSP13.60-RSP12.28
Duinafslag
2.62E-04
1/3.800
20 DV011_D86_0.6_014-D86_1.5_005
Overloop overslag
2.58E-04
1/3.900
21 DV010_D85_012_037-D86_0.6_014
Overloop overslag
2.53E-04
1/4.000
22 Westerhavensluis
Piping
2.01E-04
1/5.000
23 Spuisluis Oostoever
Niet sluiten
1.77E-04
1/5.600
24 DV156_RSP9.68-RSP5.08
Duinafslag
1.70E-04
1/5.900
25 DV012_D86_1.5_005-D86_1.9_058
Overloop overslag
1.66E-04
1/6.000
26 DV138_RSP49.25-RSP46.00
Duinafslag
1.57E-04
1/6.400
27 DV072_D19_6_130-D20_10_110
Overloop overslag
1.48E-04
1/6.700
28 DV006_D85_136_056-D85_096_053
Bekleding
1.29E-04
1/7.700
29 DV141_RSP37.50-RSP33.75
Duinafslag
1.24E-04
1/8.000
30 DV053_D18_50_000-D18_58_120
Overloop overslag
1.18E-04
1/8.500
31 DV142_RSP33.75-RSP32.50
Duinafslag
1.14E-04
1/8.800
32 Grote sluis
Niet sluiten
1.06E-04
1/9.400
33 DV140_RSP38.75-RSP37.50
Duinafslag
1.01E-04
1/9.900
34 DV060_D18_114_045-D18_126_151
Overloop overslag
9.59E-05
1/10.500
Tabel 23:
Invloed van het weglaten van faalmechanismen met relatief grote bijdrage aan overstromingskans.
In Tabel 23 komt de Spuisluis Oostoever in totaal drie maal voor met verschillende faalmechanismen. De andere kunstwerken en vakken komen maar één keer voor in de tabel. Voor het bereiken van een overstromingskans van 1/100 per jaar (4 stappen) moeten vier kunstwerken worden verbeterd met betrekking tot de betrouwbaarheid van de sluiting. Voor het bereiken van een overstromingskans van 1/2.000 per jaar (12 stappen) moet 6 kilometer dijk worden verbeterd, waarvan een groot deel op beschadiging bekleding en erosie dijklichaam (55%) en daarnaast nog opbarsten en piping (29%), overloop en golfoverslag (16%), 5 kunstwerken en circa 5 kilometer duin.
94
Voor het bereiken van een overstromingskans van 1/10.000 per jaar (34 stappen) moet 14 kilometer dijk worden verbeterd, 22 kilometer duin en 9 kunstwerken. 100
80%
90 80
70%
70
60%
60
50%
50
40%
40
30%
30
20%
20
10%
10
0%
0
Ná HWBP2 Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Stap 6 Stap 7 Stap 8 Stap 9 Stap 10 Stap 11 Stap 12 Stap 13 Stap 14 Stap 15 Stap 16 Stap 17 Stap 18 Stap 19 Stap 20 Stap 21 Stap 22 Stap 23 Stap 24 Stap 25 Stap 26 Stap 27 Stap 28 Stap 29 Stap 30 Stap 31 Stap 32 Stap 33 Stap 34
Overstromingskans t.o.v. uitgangssituatie
90%
Overstromingskans t.o.v. situatie ná HWBP2 uitvoering Cummulatieve afstand te verbeteren dijk Te verbeteren kunstwerk
Verbeterde dijkvakken [kilometers]
100%
Figuur 63: Invloed van het weglaten van faalmechanismen met relatief grote bijdrage aan overstromingskans.
In Figuur 63 is in het begin een relatief sterke afname te zien van de overstromingskans, met name stap 3, 4 en 5. Na vijf stappen wordt de afname geringer. De verklaring voor de langzaam afnemende overstromingskans is dat na een aantal verbeteringen de beschouwde dijkvakken een faalkans van vergelijkbare omvang hebben. Wat dit betekent voor de afname van de overstromingskans op ringniveau, wordt middels een voorbeeld geïllustreerd. Indien 20 onafhankelijke vakken (op een van de genoemde faalmechanismen) een faalkans hebben van 1/1.000 per jaar, dan tellen deze op ringniveau op tot een overstromingskans van een 1/50 per jaar. Het “uitzetten” van een van deze vakken resulteert in dit geval in een afname van de overstromingskans met 5%. In werkelijkheid is er overigens geen sprake van volledige onafhankelijkheid. De grote bijdrage van de kunstwerken op de overstromingskans is ook al zichtbaar in Figuur 58. Na stap vier is deze bijdrage al verder afgenomen (Figuur 64) om na stap 12 nog verder te zijn afgenomen (Figuur 65) en na 34 stappen is de verdeling van de verschillende faalmechanismen nog gelijkmatiger verdeeld (Figuur 66). Alleen macrostabiliteit binnenwaarts is ondervertegenwoordigd in de bijdrage aan de overstromingskans, dit komt omdat veel dijkvakken op macrostabiliteit worden verbeterd in het HWBP2.
95
1%
10% 3% 2%
Overloop golfoverslag Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Duinafslag Kunstwerken gecombineerd
84%
Figuur 64: Faalkansbijdrage, ná uitvoering van HWBP2 en 4 verbeterstappen, aan de overstromingskans van dijkring 13 per faalmechanisme.
26%
Overloop golfoverslag
36%
Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping 0% 3%
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Duinafslag Kunstwerken gecombineerd
17% 17%
Figuur 65: Faalkansbijdrage, ná uitvoering van HWBP2 en 12 verbeterstappen, aan de overstromingskans van dijkring 13 per faalmechanisme.
19%
24%
Overloop golfoverslag
1%
Macrostabiliteit binnenwaarts Opbarsten en piping
17%
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam Duinafslag Kunstwerken gecombineerd
22%
16%
Figuur 66: Faalkansbijdrage, ná uitvoering van HWBP2 en 34 verbeterstappen, aan de overstromingskans van dijkring 13 per faalmechanisme.
96
Overstromingsrisico ‘o.b.v kansen’ Het berekende overstromingsrisico na uitvoering van de HWBP2 trajecten èn een bepaald aantal verbeterstappen is opgenomen in Tabel 24. Situatie
Overstromingskans [per jaar]
Ná HWBP2
Economisch risico [miljoen euro/jaar]
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
>1/100
12,1
0,41
1/100
6,4
0,31
+12 verbeterstappen
1/2.000
0,7
0,03
+34 verbeterstappen
1/10.000
0,1
0,01
+4 verbeterstappen
Tabel 24:
Overstromingskans en risico ná uitvoering HWBP2 aangevuld met vier maatregelen.
In Figuur 67 is het economisch risico en het slachtoffer risico opgenomen. Hierin is duidelijk zichtbaar dat het risico na uitvoering van het HWBP2 sterk afneemt.
Totaal economisch risico [miljoen euro per jaar] Totaal slachtoffer risico [aantal per jaar]
60.0
3.5 3
50.0
2.5
40.0
2
30.0
1.5
20.0
1
10.0
0.5
Stap 34
Stap 12
Stap 4
Ná HWBP2
0
Basis
0.0
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
70.0
Economische schade [miljoenen euro per jaar]
7.2.3
Verbeteringen
Figuur 67: Overzicht van het overstromingsrisico voor meerdere situaties na verbetermaatregelen.
97
Figuur 68: Verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar ná uitvoering HWBP2 zonder verbeterstappen (links) en met 4 verbeterstappen (rechts).
Figuur 69: Verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar ná uitvoering HWBP2 en 12 (links) en 34 (rechts) verbeterstappen.
98
Figuur 70: Het lokaal individueel risico (LIR) in dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 zonder verbeterstappen (links) en met 4 verbeterstappen (rechts).
Figuur 71: Het lokaal individueel risico (LIR) in dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en 12 (links) of 34 (rechts) verbeterstappen.
99
1.0E-01
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04 FS-Curve ná HWBP
1.0E-05
FS-Curve tem STAP04 FS-Curve tem STAP12
1.0E-06
FS-Curve tem STAP34
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Economische schade (miljoen euro) Figuur 72: FS-curve dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en situatie met aanvullende stappen (=maatregelen).
1.0E-01 FN-Curve ná HWBP FN-Curve tem STAP04
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
FN-Curve tem STAP12 FN-Curve tem STAP34
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-) Figuur 73: FN-curve dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en situatie met aanvullende stappen (=maatregelen).
Uit Figuur 72 en Figuur 73 is zichtbaar dat de kans op schade of een groep slachtoffers afneemt indien verbetermaatregelen worden uitgevoerd. De maximale schade en de maximale groepsgrootte veranderen niet tot nauwelijks. In de analyses van de
100
volgende paragrafen 7.3 en 7.4 wordt juist gekeken naar maatregelen die effect hebben op de beperking van de gevolgen. 7.3
Overstromingsrisico na verbetermaatregelen gericht op LIR In deze paragraaf zijn de resultaten opgenomen van een analyse waarbij in een zo beperkt mogelijk aantal stappen het LIR in het gehele dijkringgebied onder de waarde 10-5 per jaar wordt gebracht. Het uitgangspunt daarbij is de situatie waarbij de HWBP2 versterkingen zijn uitgevoerd.
7.3.1
Uitgangssituatie In de voorgaande twee analyses zijn de te nemen stappen bepaald om de overstromingskans te verkleinen. Deze stappen zijn voornamelijk gericht op de verlaging van de overstromingskans. Bij deze overstromingskansen is in combinatie met de gevolgen het lokaal individueel risico (LIR) bepaald. Daaruit is af te leiden dat deze stappen niet per definitie leiden tot een LIR die overal kleiner is dan 10-5 per jaar. Het LIR kan worden verlaagd door de overstromingskans te verkleinen of door de gevolgen te verminderen (evacueren of compartimenteren, zie paragraaf 7.4 en 7.5). In deze analyse is als uitgangspunt de verlaging van de overstromingskans gehanteerd. Ná uitvoering van de verbetermaatregelen uit het HWBP2 komen er in vier gebieden kansen voor die groter zijn dan 10-5 per jaar. Dat zijn: de Anna Paulowna polder, ten zuidwesten van Andijk, Schardam en ten noordwesten van Uitgeest. Door nu gericht op die gebieden verbetermaatregelen door te voeren kan het LIR worden verkleind. Hiervoor moeten de voor de volgende kunstwerken verbetermaatregelen worden doorgevoerd: · Hornsluis (VNK.13.08.007) · Noordersluis (VNK.13.08.009) · Zuidersluis (VNK.13.08.010) · Sassluis Enkhuizen (VNK.13.04.002) · Spuisluis Oostoever (VNK.13.08.008) Voor de eerste vier kunstwerken betreft het, het faalmechanisme betrouwbaarheid sluiting en voor de Spuisluis Oostoever de faalmechanismen onder- en achterloopsheid plus de sterkte en stabiliteit. De totale overstromingskans van dijkring 13 bedraagt dan circa 1/560 per jaar.
7.3.2
Overstromingsrisico ‘LIR’ Het berekende overstromingsrisico na uitvoering van de HWBP2 trajecten en zes verbeterstappen gericht op het LIR is opgenomen in Tabel 25. Situatie
Overstromingskans [per jaar]
Ná HWBP2 +6 verbeterstappen gericht op het LIR Tabel 25:
Economisch risico [miljoen euro/jaar]
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
>1/100
12,1
0,41
1/560
3,3
0,11
Overstromingskans en risico ná uitvoering HWBP2 aangevuld met 6 maatregelen gericht op het LIR.
101
Indien voor de vijf kunstwerken verbetermaatregelen worden doorgevoerd (waarvan voor één kunstwerk aan twee faalmechanisme), nadat ook het HWBP2 trajecten zijn verbeterd, zal het LIR overal9 kleiner zijn dan 10-5 per jaar, zie Figuur 74.
Figuur 74: Het LIR in dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en 6 verbeterstappen gericht op LIR.
9 Op pixel niveau zijn er overigens nog enkele pixels die een hogere waarde dan 10-5 per jaar hebben, namelijk twee in de hoek bij de Van Ewijcksluis (bij het Amstelmeer-Balgzandkanaal-Lage oude Veer) en twee pixels ten oosten van Callentsoog (in het Kooibosch) en 4 pixels ten oosten van Groote Keeten. Indien dijkvak 22 ook wordt verbeterd dan wordt de kans verder verlaagd en verdwijnen ook deze ‘pixels’.
102
1.0E-01 FN-Curve ná HWBP FN-Curve ná HWBP en 6 stappen gericht op LIR
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-) Figuur 75: FN-curve dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en 6 aanvullende stappen gericht op het LIR.
In Figuur 75 is zichtbaar dat het LIR is gericht op basisveiligheid en daarmee op overstromingskansen, met name de kansen nemen af voor een groep met een beperkt aantal (kleiner dan 30) personen. 7.4
Invloed van de verwachtingswaarden van de evacuatiefracties In deze paragraaf zijn de resultaten opgenomen van een analyse waarbij de verwachtingswaarde van de evacuaties zijn aangepast naar 0% (dus geen preventieve evacuatie) en naar 80%. Het uitgangspunt daarbij is de situatie waarbij de HWBP2 versterkingen zijn uitgevoerd.
7.4.1
Uitgangssituatie Binnen VNK2 worden vier evacuatiedeelscenario’s meegenomen, variërend van geen preventieve evacuatie tot een goed georganiseerde preventieve evacuatie (met dus voldoende evacuatietijd). Uit ervaring tijdens overstromingen en evacuaties blijkt dat zelfs bij een “goed” georganiseerde evacuatie niet iedereen uit het gebied daar gehoor aan geeft of tijdig is vertrokken, waardoor er mensen achterblijven en er dus nog slachtoffers kunnen vallen. De gehanteerde evacuatiefracties zijn afgeleid uit het project Waterveiligheid 21ste eeuw (WV21). In dat project is een studie gedaan waarin conditionele kansen en evacuatiefracties zijn bepaald [ref 16]. Daarbij wordt rekening gehouden met de voorspellingsduur en het al dan niet georganiseerde verlopen van de evacuatie. In de praktijk wordt de effectiviteit van preventieve evacuaties echter beperkt door de geringe voorspelbaarheid van overstromingen, de capaciteit van de aanwezige infrastructuur en de condities waaronder een evacuatie moet worden uitgevoerd, zoals hoge windsnelheden en sociale onrust.
103
Om een beeld te krijgen van de effecten van een “goede evacuatie” of geen evacuatie is een (theoretische) analyse uitgevoerd. 7.4.2
Overstromingsrisico ‘evacuatiefracties’ Het berekende overstromingsrisico na uitvoering van de HWBP2 trajecten en aangepaste evacuatiefracties is opgenomen in Tabel 26. Situatie
Overstromingskans [per jaar]
Economisch risico [miljoen euro/jaar]
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
0% evacuatie
>1/100
12,1*
0,78
Standaard evacuatiefracties (15% zee, 64% meren)
>1/100
12,1*
0,41
80% evacuatie
>1/100
12,0*
0,16
* tijdens de evacuatie worden tevens een beperkt aantal voertuigen e.d. het gebied mee uit genomen
Tabel 26:
Overstromingskans en risico ná uitvoering HWBP2 met verschillende verwachtingswaarde van het evacuatie percentage.
De verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers is 0,41 per jaar in de referentie situatie en kan theoretisch afnemen tot 0,16 per jaar (circa 60% afname) bij een goede evacuatie en toenemen tot circa 0,78 per jaar (circa 90% toename) bij geen preventieve evacuatie. Zoals zichtbaar is in Tabel 26 heeft de preventieve evacuatie met name effect op het slachtofferrisico, zoals ook is te verwachten. Het effect van een preventieve evacuatie is echter ook goed weer te geven in de groepsrisicocurve, de FN-curve. In Figuur 76 zijn naast de huidige situatie (referentie) ook de situaties weergeven van geen evacuatie en een goede evacuatie. Het doel hiervan is de theoretische bandbreedte van het aantal slachtoffers inzichtelijk te maken, om enerzijds de onzekerheid van de percentages te kunnen duiden en anderzijds om het effect van betere (of minder goede) voorspellingen en betere voorbereidingen van evacuaties te kunnen duiden. In de huidige situatie is met alle evacuatiedeelscenario’s rekening gehouden (variërend van onvoldoende tijd of een onverwachte overstroming tot voldoende tijd en een verwachte overstroming). Bij de curve met een goede evacuatie (onderste lijn) is rekening gehouden met een verwachte overstroming en voldoende tijd voor een georganiseerde evacuatie. Voor overstromingen is daarbij rekening gehouden met een preventieve evacuatie percentage van 80% (de gedachte daarachter is dat circa 20% van de bevolking geen gehoor geeft aan een evacuatie oproep). In werkelijkheid zal deze ondergrens niet gehaald worden aangezien niet alle overstromingen van te voren zijn te voorspellen/verwachten en dan tevens tijdig de keus gemaakt wordt (cq. gemaakt kan worden) om te evacueren. Bij de curve zonder evacuatie, de rode lijn (bovenste), is geen rekening gehouden met een preventieve evacuatie. Het betreft in dat geval een onverwachte overstroming zonder evacuatie of een overstroming waarbij te weinig tijd is om een preventieve evacuatie uit te voeren. De preventieve evacuatiefractie is dus gelijk aan nul. In werkelijkheid zal deze bovengrens niet gehaald worden aangezien niet alle overstromingen onverwacht optreden en zelfs zonder georganiseerde evacuatie er inwoners uit eigen initiatief zullen evacueren.
104
1.0E-01 FN-Curve ná HWBP, evacuatie 0% FN-Curve ná HWBP, evacuatie 80% FN-Curve ná HWBP
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-) Figuur 76: Bandbreedte evacuatiescenario’s op groepsrisico.
Bij een kans van 1/1.000.000 per jaar zijn bij een “goede evacuatie” ten minste 90 slachtoffers te verwachten en bij de referentieberekeningen of de situatie “geen evacuatie” ten minste 400 slachtoffers. Vooral de kansen op een groot aantal (meer dan 50) slachtoffers kunnen met behulp van een goede voorspelling worden beïnvloed.
105
0% evacuatie
basis evacuatie
Figuur 77: Het lokaal individueel risico (LIR) in dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 met 0% evacuatie (links) en (rechts) zonder aanpassingen in de verwachtingswaarde van de evacuatiefractie (is gelijk aan Figuur 61).
80% evacuatie
Figuur 78: Het lokaal individueel risico (LIR) in dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 met 80% evacuatie.
106
7.5
Overstromingsrisico na verbetermaatregelen gericht op risico In deze paragraaf zijn de resultaten van het overstromingsrisico opgenomen van een analyse waarbij het overstromingsrisico met een zo beperkt mogelijk aantal stappen (maatregelen) aanzienlijk wordt verlaagd, door te sturen op kansen of door te sturen op beperking van de gevolgen. Het uitgangspunt daarbij is de situatie waarbij de HWBP2 versterkingen zijn uitgevoerd.
7.5.1
Uitgangssituatie Het overstromingsrisico kan worden verlaagd door de overstromingskans te verkleinen of door de gevolgen te verminderen. Bij het nemen van verbetermaatregelen zal het overstromingsrisico afnemen, maar de mate waarin dit gebeurt, hangt af van de locatie waar een maatregel wordt getroffen. De delen waar het overstromingsrisico het grootste is zal een maatregel het grootste effect hebben. Om het risico te verkleinen zouden maatregelen aan ringdeel 10 en 13 een belangrijke bijdrage daarin kunnen leveren, zie Bijlage G. Dat kan door de overstromingskans van het ringdeel te verkleinen of door het gevolg te minimaliseren door bijvoorbeeld te compartimenteren. Voor het verkleinen van de kans van ringdeel 10 en ringdeel 13 zouden de volgende verbeteringen kunnen worden uitgevoerd aan: · Ringdeel 10: Spuisluis Oostoever (geheel met uitzondering hoogte) · Ringdeel 13: Dijkvakken 34 en 35 (beide op piping) Voor het verkleinen van het gevolg van ringdeel 10 en ringdeel 13 zouden de volgende aanpassingen10 uitgevoerd kunnen worden zodat de regionale kering niet meer zal overstromen: · Ringdeel 10: Verhogen van de zuidelijke kering van het Balgzandkanaal · Ringdeel 13: Overstroming van ringdeel 13 beperken tot de Andijk-proefpolder In de huidige overstromingsberekening van ringdeel 10 overstroomt onder andere een groot deel van de Anna Paulowna polder waardoor relatief veel schade en slachtoffers kunnen ontstaan. Door de zuidelijke kering van onder andere het Balgzandkanaal te verhogen zodat de Anna Paulowna polder niet zal overstromen wordt daar het risico vermeden. De overstroming van ringdeel 10 zal daardoor vergelijkbaar worden met de overstroming van ringdeel 11 waar de gevolgen tot een factor 9 kleiner zijn (zie paragraaf 4.2.2). In de huidige overstromingsberekeningen bestrijken de gevolgen van een doorbraak van ringdeel 13 een groot gebied, dat gezien de locatie van de vakken met een relatief grote faalkans wellicht ook relatief eenvoudig beperkt zou kunnen worden tot alleen de proefpolder Andijk. Voor deze gevoeligheidsanalyses zijn de gevolgen (schade en slachtoffers) bij een doorbraak van ringdeel 13 buiten de proefpolder gelijk gesteld aan nul11.
10
In deze analyse is niet gekeken naar de kosteneffectiviteit en haalbaarheid van de maatregel. De analyse heeft in eerste instantie tot doel om de gevoeligheden van de gevolgen op het risico in kaart te brengen en daarmee de effecten van mogelijke maatregelen. 11 Achteraf kan op basis van de faalkansanalyse en de compartimentering van de proefpolder gesteld worden dat de proefpolder zelf ook als ringdeel aangeduid zou kunnen worden, indien bij een doorbraak in de proefpolder het water in de proefpolder blijft. In de huidige indeling ligt de proefpolder in ringdeel 13 en is de bres net ten oosten van de proefpolder gemodelleerd.
107
7.5.2
Overstromingsrisico reductie Het berekende overstromingsrisico na uitvoering van de HWBP2 trajecten en aangepaste verbetermaatregelen gericht risicoverlaging door verlaging van de kansen of door verlaging van de gevolgen is opgenomen in Tabel 27. Overstromingskans [per jaar]
Situatie
Economisch risico [miljoen euro/jaar]
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
Ná HWBP2
>1/100
12,1
0,41
Ná HWBP2 en stappen gericht op kansen
>1/100
6,2
0,13
Ná HWBP2 en stappen gericht op gevolgen
>1/100
6,6
0,14
Tabel 27:
Overstromingskans en risico ná uitvoering HWBP2 na reductie van het risico o.b.v. kansen en gevolgen.
De reductie van het risico heeft maar een beperkte (significante) invloed op de overstromingskans, ondanks dat er relatief zwakke plekken worden verbeterd. Het economisch risico halveert in beide situatie en het slachtofferrisico wordt door de maatregelen een factor 3 kleiner. De verwachtingswaarde van de economische schade en het lokaal individueel risico is in Figuur 79 weergegeven voor de situatie er verbeteringen worden doorgevoerd gericht op overstromingskans afname en in Figuur 80 indien er verbeteringen worden doorgevoerd gericht op de gevolgen.
Figuur 79: Links: Verwachtingswaarde van de economische schade en Rechts: het LIR (ná uitvoering HWBP2 en risicoreductie door verlaging kansen).
108
Figuur 80: Links: Verwachtingswaarde van de economische schade, Rechts: het LIR (ná uitvoering HWBP2 en risicoreductie door verkleinen gevolgen). 1.0E-01
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05 FS-Curve ná HWBP
1.0E-06
FS-Curve ná HWBP en RRkans FS-Curve ná HWBP en RRgevolgen
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Economische schade (miljoen euro)
Figuur 81: FS-curve dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en situatie met aanvullende stappen gericht op risicoreductie.
In Figuur 81 en Figuur 82 zijn respectievelijk de FS- en de FN-curve opgenomen. De risicoreductie door verkleinen van de kansen is aangegeven met RRkans en de risicoreductie door verkleinen van de gevolgen is aangegeven met RRgevolgen. In beide figuren is duidelijk zichtbaar dat het risico afneemt. In Figuur 81 is dat met name op twee plaatsen zichtbaar (rond de 100 miljoen euro schade en rond de 1
109
miljard euro). In Figuur 82 is zichtbaar dat de gehele curve ‘in elkaar wordt gedrukt’ en het risico dus afneemt. 1.0E-01 FN-Curve ná HWBP FN-Curve ná HWBP en RRkans
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
FN-Curve ná HWBP en RRgevolgen
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-)
Figuur 82: FN-curve dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en situatie met aanvullende stappen gericht op risicoreductie.
De verbeterstappen om het risico te reduceren zijn andere dan de verbeterstappen die in eerste instantie genomen kunnen worden om de overstromingskans te verkleinen, zoals in paragraaf 7.2 is beschreven. 7.6
Overstromingsrisico na afname gericht op overstromingskans DPV In deze paragraaf zijn de resultaten van het overstromingsrisico opgenomen van een analyse waarbij de overstromingskans in een zo beperkt mogelijk aantal stappen (maatregelen) wordt verlaagd tot de voorgestelde normgrenzen in het DPV (Deltaprogramma Veiligheid) per traject [ref 27]. Het uitgangspunt daarbij is de situatie waarbij de HWBP2 versterkingen zijn uitgevoerd
7.6.1
Uitgangssituatie Ter onderbouwing van de nieuwe waterveiligheidsnormen is binnen WV21 in 2011 een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) uitgevoerd. In deze studie is gekeken naar de kosten en baten het versterken van waterkeringen om de kans op een grootschalige overstroming te reduceren. Voor de primaire keringen is het economisch optimale beschermingsniveau berekend. In 2014 is door het Deltadeelprogramma Veiligheid (DPV) een technisch-inhoudelijke uitwerking van de normen gegeven [ref 27]. Dit betreft nog een werknorm en kan daardoor nog variëren (zie tevens het achtergrondrapport waarbij nog is uitgegaan van de versie van 6 september 2013). Daarin is wederom gekeken naar economisch optimale beschermingsniveaus, ditmaal voor een meer verfijnde trajectindeling. In deze technisch-inhoudelijke uitwerking is de primaire waterkering, categorie-a van dijkring 13 in acht trajecten ingedeeld, weergegeven in Tabel 28 en Figuur 83.
110
DPV traject
VNK2 Duinvakken, Dijkvakken en kunstwerken
“Norm” (1-3-10) [per jaar]
13_0
Geen vak gedefinieerd en niet kwantitatief geanalyseerd
Nog niet bepaald
13_1
DV 135 tot en met DV 145
Nog niet bepaald
13_2
DV 146 tot en met DV 150
1/3.000
13_3
DV 151 tot en met DV 159
Nog niet bepaald
13_4
DV 001 tot en met DV 025 Coupure Moormanbrug (VNK.13.01.027) Coupure Visafslag (VNK.13.01.028) Spuisluis Oostoever (VNK.13.08.008)
1/1.000
13_5
DV 026 tot en met DV 048 Westerhavensluis (VNK.13.06.010) Keersluis VNK (VNK.13.04.003) Gemaal Grootslag (VNK.13.02.003) Sassluis Enkhuizen (VNK.13.04.002)
1/3.000
13_6
DV 049 tot en met DV 078 Keersluis Broekerhaven (VNK.13.04.001) Coupure Broekerhaven (VNK.13.01.029) Gemaal de Drieban (VNK.13.02.006) Poldergemaal Schellinkhout (VNK.13.02.005) Grote sluis (VNK.13.04.004) Inlaat de Hulk (VNK.13.03.013)
1/3.000
13_7
DV 079 tot en met DV 093 Hornsluis (VNK.13.08.007) Noordersluis (VNK.13.08.009) Zuidersluis (VNK.13.08.010) Zeesluis Edam (VNK.13.06.007)
1/3.000
13_8
DV 094 tot en met DV 134 Uitwateringsluis Molen Katwoude (VNK.13.08.011) Damsluis (VNK.13.06.009) Gemaal Poelsluis (VNK.13.02.011)
1/1.000
Tabel 28:
Deltaprogramma Veiligheid trajecten en “norm” [ref 27].
111
Figuur 83: DPV trajectindeling.
Per DPV-traject [ref 27] is bepaald welke maatregelen nodig zijn om tot de optimale overstromingskans te komen. Daartoe is eerst de overstromingskans per traject bepaald (de vakken die niet tot het traject behoren zijn uitgezet). Er is uitgegaan van de situatie waarbij de HWBP2-maatregelen zijn uitgevoerd. Afhankelijk van de berekende overstromingskans van het traject is vervolgens steeds het vak of kunstwerk met de grootste kansbijdrage uitgezet en is de overstromingskans bepaald. De resultaten van het stapsgewijs weglaten van faalkansen met een grote kansbijdrage is weergegeven in Tabel 29.
112
Traject DPV
Verbetering om te komen tot norm 1/300 per jaar
Verbetering om te komen tot norm 1/1.000 per jaar
Verbetering om te komen tot norm 1/3.000 per jaar
Verbetering om te komen tot norm 1/10.000 per jaar
13_1
-
-
-
-
13_2
-
-
-
-
13_3
-
-
-
Duinvak 152
13_4
Spuisluis Oostoever (SS)
Spuisluis Oostoever (SS)
Spuisluis Oostoever (SS)
Spuisluis Oostoever (SS)
Spuisluis Oostoever (OA)
Spuisluis Oostoever (OA) DV07 (bekl) DV08 (bekl) DV09 (bekl) DV22 (bekl)
13_5
Sassluis Enkhuizen (BS)
13_6
-
Sassluis Enkhuizen (BS)
Sassluis Enkhuizen (BS)
Sassluis Enkhuizen (BS)
DV34 (Pip)
DV34 (Pip)
DV34 (Pip)
DV35 (Pip)
DV35 (Pip)
DV35 (Pip)
-
-
DV51 (OO) Keersluis Broekerhaven (OA) DV061 (OO)
13_7
13_8
Hornsluis (BS)
Hornsluis (BS)
Hornsluis (BS)
Hornsluis (BS)
Noordersluis (BS)
Noordersluis (BS)
Noordersluis (BS)
Noordersluis (BS)
Zuidersluis (BS)
Zuidersluis (BS)
Zuidersluis (BS)
Zuidersluis (BS)
-
-
-
-
SS: Sterkte en Stabiliteit (kunstwerk) OA: Onder- en achterloopsheid (kunstwerk) BS: Betrouwbaarheid Sluiting (kunstwerk) Pip: Opbarsten en piping (dijk) OO: Overloop en Overslag (dijk) Bekl: Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam (dijk) Tabel 29:
Invloed weglaten faalmechanisme met een grote bijdrage aan de overstromingskans per DPV-traject, na uitvoering HWBP2 versterkingen (lichtgroen gearceerd: normwaarde volgens [ref 27].
Om te voldoen aan de “norm” zoals opgenomen in Tabel 28 (cq. [ref 27]) zijn voor drie trajecten verbeterstappen nodig, zie Tabel 30. Om te voldoen aan de voorgestelde overstromingskansnorm dienen dus na de uitvoering van het HWBP2 ook maatregelen getroffen te worden bij twee dijkvakken (1,7 kilometer) en bij vijf kunstwerken. De totale overstromingskans van dijkring 13 bedraagt dan circa 1/700 per jaar. De overstromingskans zal groter zijn indien voor alle trajecten precies wordt voldaan aan de norm per DPV-traject.
113
DPV traject
DPV “norm” [ref 27] [per jaar]
Verbetering om te voldoen aan de DPV “norm” [ref 27]
13_1
n.t.b.
-
13_2
1/3.000
-
13_3
n.t.b.
-
13_4
1/1.000
Spuisluis Oostoever (SS)
13_5
1/3.000
DV34 (Pip)
13_6
1/3.000
-
13_7
1/3.000
Noordersluis (BS)
13_8
1/1.000
Sassluis Enkhuizen (BS) DV35 (Pip) Hornsluis (BS) Zuidersluis (BS) Tabel 30:
-
Verbeterstappen om te voldoen aan de “norm” [ref 27], na uitvoering HWBP2 versterkingen.
7.6.2
Overstromingsrisico ‘DPV’ Het berekende overstromingsrisico na uitvoering van de HWBP2 trajecten én aangepaste verbetermaatregelen gericht verlaging van de kansen tot aan de normgrenzen uit het Deltaprogramma Veiligheid (DPV) is opgenomen in Tabel 31. Situatie
Overstromingskans [per jaar]
Ná HWBP2 + stappen tot DPV-norm Tabel 31:
114
Economisch risico [miljoen euro/jaar]
Slachtofferrisico [aantal per jaar]
>1/100
12,1
0,41
1/700
1,0
0,05
Overstromingskans en risico ná uitvoering HWBP2 aangevuld met vier maatregelen.
Figuur 84: Verwachtingswaarde van de economische schade per hectare per jaar ná uitvoering HWBP2 en verbeterstappen tot DPV-norm.
Met name in Anna Paulowna en Den Helder komen nog enkele plekken voor waar de schade valt in de klasse 1.000 tot 5.000 euro per hectare per jaar, zie Figuur 84. In de overige gebieden valt de schade in lagere klasse.
115
Figuur 85: Het LIR in dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en verbeterstappen tot DPV-norm.
In Figuur 85 is zichtbaar dat er nog enkele kleine plekken voorkomen waar het LIR groter is dan 10-5 per jaar. Dit is in de Anna Paulowna polder net ten noorden van de gelijknamige plaats. Dit wordt veroorzaakt door de relatief lage verwachtingswaarde van de evacuatie (circa 15% vanuit bedreigingen van zee). In de Anna Paulowna polder is het LIR op circa 35 hectare groter dan 10-5 per jaar (tevens nog enkele pixels (c.q. hectare) ten oosten van Callantsoog (in het Kooibosch) en 4 pixels ten oosten van Groote Keeten). Gezien het feit dat wordt voldaan aan de DPV-norm voor dit traject zou verwacht mogen worden dat er geen plekken voorkomen met een LIR die groter is dan 10-5 per jaar. Door verschil in detail en methode is dit echter nog wel mogelijk. Bij de bepaling van de DPV-LIR eis is de mediaan van de mortaliteit op buurtniveau genomen om de norm af te leiden, hierdoor kunnen er dus toch nog lokaal plekken (cq. pixels) zijn die niet voldoen, maar op buurtniveau wordt dan wel voldaan. Indien voor de Spuisluis Oostoever naast het faalmechanisme sterkte en stabiliteit ook maatregelen worden genomen voor het faalmechanisme onder- en achterloopsheid, zal het LIR overal kleiner zijn dan 10-5 per jaar, zie voor die betreffende polder dan het
116
LIR van Figuur 74 in paragraaf 7.3. De bijbehorende overstromingskans voor DPVtraject 13_4 is dan 1/3.100 per jaar. 1.0E-01
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
FS-Curve ná HWBP
1.0E-06
FS-Curve ná HWBP en DPVnorm (jan'14)
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Economische schade (miljoen euro)
Figuur 86: FS-curve dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en verbeterstappen tot DPV-norm.
Op basis van Figuur 86 is zichtbaar dat niet alleen de overschrijdingskans op een bepaalde economische schade afneemt maar ook dat de maximale schade enigszins afneemt. De kans op ten minste 1 miljard euro schade is circa 1/600 per jaar en de kans neemt af naar circa 1/5.700 per jaar. Terwijl de maximale schade afneemt van circa 5,4 miljard naar circa 4,6 miljard euro bij een overschrijdingskans van 1/10.000.000 per jaar.
117
1.0E-01 FN-Curve ná HWBP FN-Curve ná HWBP en DPVnorm (jan'14)
Overschrijdingskans (per jaar)
1.0E-02
1.0E-03
1.0E-04
1.0E-05
1.0E-06
1.0E-07 1
10
100
1,000
10,000
100,000
Slachtoffers (-)
Figuur 87: FN-curve dijkring 13 ná uitvoering HWBP2 en verbeterstappen tot DPV-norm.
Uit Figuur 87 is af te leiden dat de overschrijdingskans van een groep slachtoffers afneemt, maar het maximale aantal slachtoffers nagenoeg gelijk blijft. Daarnaast is op te merken dat de FN-curve een gelijkmatiger verloop heeft, dat erop duidt dat er minder dominante delen in de dijkring aanwezig zijn die de kans op een bepaalde groepsgrootte domineren. Daarnaast zijn de effecten van sturing op het LIR ook zichtbaar door dat de overstromingskans eveneens is afgenomen naar circa 1/700 per jaar.
118
8
Conclusies en aanbevelingen
Dit hoofdstuk beschrijft de conclusies en aanbevelingen die volgen uit het onderzoek naar het overstromingsrisico van dijkringgebied 13, Noord-Holland. De conclusies en aanbevelingen betreffen zowel de beschikbaarheid van gegevens, de faalkansen, de gevolgen, als het overstromingsrisico. 8.1
Conclusies 8.1.1
De kans op een overstroming in dijkringgebied 13
·
De berekende overstromingskans voor dijkringgebied 13 is groter dan 1/100 per jaar. Deze relatief grote overstromingskans wordt veroorzaakt door onder andere meerdere dijkvakken met elk een relatief grote faalkans op macrostabiliteit binnenwaarts en enkele kunstwerken die een relatief grote kans op falen hebben vanwege de betrouwbaarheid sluiting.
·
De faalmechanismen macrostabiliteit binnenwaarts bij enkele dijkvakken en de betrouwbaarheid sluiting bij enkele kunstwerken zijn de dominante faalmechanismen voor dijkring 13. Deze twee faalmechanismen bepalen voor circa 96% de totale overstromingskans. In Tabel 32 zijn, naast de overstromingskans van het hele dijkringgebied ook voor elk beschouwde faalmechanisme, de faalkansen gegeven. Type waterkering
Faalmechanisme
Dijk
Overloop en golfoverslag
Faalkans (per jaar)
Opbarsten en piping
1/1.000
Macrostabiliteit binnenwaarts
>1/100
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam
1/2.800
Duinen
Duinafslag
1/5.300
Kunstwerk
Overslag/overloop
>1/100
Onder- en achterloopsheid
1/1.400
Overstromingskans Tabel 32:
1/350.000
Betrouwbaarheid sluiting
Sterkte en stabiliteit
·
1/350
1/130 >1/100
Berekende overstromingskans en faalkansen per faalmechanisme.
Bij de overstromingskans zijn de volgende kanttekeningen te plaatsen: o De VNK2-berekeningen gaan uit van de huidige stand van zaken en inzichten voor macrostabiliteit binnenwaarts. Dat geldt met name voor de macrostabiliteit voor dijken op veen. Momenteel loopt er een proef, in dijkringgebied 13, naar dijken op veen. De bevindingen vanuit VNK2 zijn besproken met enkele betrokkenen uit de lopende proef. Daaruit volgde de constatering dat de schematisering op basis van de huidige kennis en inzichten het ‘best mogelijke’ is. De verwachting is dat geschikte modellen voor dijken op veen over enkele jaren beschikbaar zullen zijn. o Op basis van de bewezen sterkte van de waterkeringen zou de berekende overstromingskans wellicht omlaag kunnen worden bijgesteld. Dat is echter een complexe analyse die met het VNK2-instrumentarium niet kan worden
119
o
·
120
uitgevoerd. Bovendien is het niet te verwachten dat dit het beeld van het overstromingsrisico wezenlijk zou veranderen. De berekende faalkansen zijn gebaseerd op de beschikbare informatie. Indien deze informatie ontbreekt of relatief onzeker is kan dit tot uiting komen in een relatief grote faalkans. Een voorbeeld hiervoor zijn dijkvakken 34 en 35 (Figuur 10 toont locaties). Beide dijkvakken grenzen aan de proefpolder Andijk. De relatief grote faalkans zal aanzienlijk afnemen indien aangetoond kan worden dat buitendijks een slecht doorlatende laag aanwezig is. Van de buitendijkse afdichtende laag is slechts één boring aanwezig uit 1924 waardoor met onvoldoende zekerheid gesteld kan worden dat deze laag onafgebroken voor beide dijkvakken aanwezig is.
Het beeld uit de toetsronde (voldoende/onvoldoende) is vergeleken met het beeld van de resultaten uit de VNK2-analyses (faalkansen). In het algemeen komt het beeld overeen. Daar waar verschillen aanwezig zijn is dat veelal te verklaren. o Bijvoorbeeld bij het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam, zijn relatief kleine faalkansen berekend in tegenstelling tot de toetsing, doordat naast het falen van de bekleding ook de reststerkte van de dijk in rekening is gebracht. Waar een relatief grote faalkans is berekend, is dat meestal te wijten aan een slechte of matige graskwaliteit. o Voor het faalmechanisme opbarsten en piping ontstaat, zoals hiervoor al aangegeven, bij dijkvakken 34 en 35 een ander beeld uit de toetsing (oordeel ‘voldoende’) dan uit VNK2 (relatief grote faalkans). Voor dijkvak 15 is het beeld juist andersom. In de tweede toetsronde is (een stuk van) dit dijkvak als onvoldoende beoordeeld, terwijl de berekende faalkans relatief laag is. De afkeuring in de toetsing is gebaseerd op de toen geldende inzichten, die afwijken van de huidige. De faalkans zal nog verder afnemen indien rekening wordt gehouden met tijdsafhankelijkheid, door de invloed van de tijdsduur van het getij (op basis van eerste proeven ervaringen kan rekening worden gehouden met 10% reductie van het verval). o Voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts geldt dat de resultaten uit de toetsing overeenkomen met het beeld uit VNK2, waarbij de absolute faalkansen die met de huidige macrostabiliteitsmodellen worden berekend te groot lijken op basis van de bewezen sterkte. o Het beeld op basis van de resultaten van het faalmechanisme overloop en golfoverslag komt in hoofdlijnen overeen met het beeld uit de toetsing. Het deel dat in de toetsing was afgekeurd is inmiddels versterkt wat blijkt uit de berekende relatief kleine faalkansen op het traject Enkhuizen-Hoorn). Voor de dijkvakken achter de marinebasis wordt met de VNK2-analyse een kleine faalkans berekend (<1/1.000.000 per jaar), terwijl hier in de toetsing nog delen als onvoldoende waren beoordeeld. Dat kwam vanwege de in de toetsing gehanteerde zware hydraulische belasting als gevolg van een onvoldoende golfreductie door het voorland. Een ander opvallende, relatief grote, faalkans is berekend net ten zuidwesten van Hoorn (dijkvak 74). In de toetsing is dit vak niet beoordeeld en is ‘nader onderzoek’ noodzakelijk geacht, wat op basis van de reeds geplande versterking op stabiliteit niet is uitgevoerd. o Het beeld van de veiligheid van de duinen uit de duinafslag analyse komt overeen met het beeld uit de toetsing. Voor sommige delen van de duinen heeft de eerste duinregel een relatief grote faalkans maar in combinatie met de daarachter gelegen duinregels is de kans op een overstroming die voorbij het duingebied reikt relatief klein. Hierbij moet worden opgemerkt dat de absolute waarden van de faalkansen die met de programmatuur (Duros+ en PC-Ring) voor een complexe driedimensionale situatie met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. o Het beeld van de faalkansanalyse van de kunstwerken komt niet in alle gevallen overeen met die uit de toetsing. De verschillen zijn in de rapporten per kunstwerk uitvoerig besproken. Voor de kunstwerken met de grootste
faalkansbijdrage (Hornsluis, Zuidersluis en Noordersluis) komt het beeld redelijk overeen. Het grootste verschil zit in het meenemen van de golfreductie in de faalkansanalyse, waarvan in de toetsing geen sprake was. Voor de spuisluis Oostoever wordt het verschil in het beeld tussen de faalkansanalyse en de toetsing bepaald door het in de toetsing goedkeuren van de hoogwaterschuiven ondanks een hoge kritieke stroomsnelheid, terwijl dat in de faalkansanalyse tot een relatief grote faalkans leidt. ·
Om de overstromingskans te verkleinen naar circa 1/100 per jaar moeten na de HWBP2 versterkingen, ingrepen aan vier kunstwerken worden uitgevoerd. De vier kunstwerken (Hornsluis, Zuidersluis en Noordersluis en Sassluis Enkhuizen) moeten worden verbeterd met betrekking tot de betrouwbaarheid van de sluiting. Om de overstromingskans te verkleinen naar circa 1/2.000 per jaar moeten ingrepen worden gedaan aan 6 kilometer dijk, 5 kunstwerken (de eerder genoemde vier plus de Spuisluis Oostoever) en circa 5 kilometer duin. Om de overstromingskans te verkleinen naar circa 1/10.000 per jaar moeten ingrepen worden gedaan aan 14 kilometer dijk, 9 kunstwerken en 22 kilometer duin (zoals opgenomen in Tabel 23).
· Op basis van de diverse gevoeligheidsanalyses blijken kunstwerken, onafhankelijk van de gewenste prioritering, meermaals bovenaan in de prioriteringslijst te staan. Het gaat dan om de kunstwerken Hornsluis, Zuidersluis, Noordersluis, spuisluis Oostoever. Deze kunstwerken komen naar voren in zowel de analyses gericht op de afname van de overstromingskans en –risico, maar ook bij de analyses gericht op de DPV-norm en bij de analyse gericht op de verlaging van het LIR. In de analyses is geen onderscheid gemaakt in de wijze waarop gekomen kan worden tot een verbetermaatregel, zie ook de aanbevelingen (paragraaf 8.2). ·
Een verbetering van de graskwaliteit leidt tot een kleinere (factor 3) kans op het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam. Een verslechtering van de graskwaliteit heeft echter weinig invloed op de kans op het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam, omdat de dominante dijkvakken voor dit faalmechanisme in de referentiesituatie al een slechte graskwaliteit hebben. Een verandering van de graskwaliteit heeft op het faalmechanisme overloop en golfoverslag wel direct invloed. Indien als uitgangspunt van een verslechterde graskwaliteit, ten opzichte van de referentiesituatie, wordt uitgegaan dan vergroot de faalkans met een factor drie en bij een verbeterde graskwaliteit verkleint de faalkans met een factor drie. Verbetering van de graskwaliteit heeft geen invloed op de overstromingskans, indien niet tevens dominante kunstwerken en dijkvakken worden aangepakt.
8.1.2 ·
De gevolgen van overstromingen in dijkringgebied 13
De gevolgen van de overstroming in het dijkringgebied zijn sterk afhankelijk van de locatie van de bres(sen). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de hoogte van het achterliggende gebied en de aanwezigheid van verhoogde lijnelementen, zoals regionale waterkeringen of voormalige waterkeringen, die compartimenterend kunnen werken. In de rekenmethodes is er van uitgegaan dat deze verhoogde elementen tijdens de overstroming in stand blijven. Op basis van een indicatieve gevoeligheidsanalyse blijkt dat, het niet standzeker zijn van verhoogde lijnelementen, aanzienlijke onderschattingen (een paar honderd procent) kunnen optreden. Voor de betreffende analyse geldt overigens dat dit geen significante impact op het overstromingsrisico heeft, door de kleine faalkans waardoor de risicobijdrage verwaarloosbaar is.
121
·
De grootste economische schade en de meeste slachtoffers zijn te verwachten bij doorbraken vanuit het IJsselmeer en het Markermeer.
·
Het falen van de Noorderdijk van Drechterland (ringdeel 13) veroorzaakt de grootste economische schade en de meeste slachtoffers. De schade bedraagt 2,5 miljard euro en er kunnen tot 180 dodelijke slachtoffers vallen. De schade kan voor dat ringdeel oplopen tot 4,6 miljard euro schade en ruim 385 slachtoffers indien de doorbraak bij hogere dan in de referentieberekening veronderstelde buitenwaterstanden plaatsvindt.
·
De gevolgen van combinaties van falende ringdelen lopen op tot circa 6 miljard euro schade en ruim 500 slachtoffers. Er zijn tevens nog combinaties van falende ringdelen die een nog grotere schade en groter aantal slachtoffers veroorzaken, maar daarvan is de kans van optreden zeer klein tot verwaarloosbaar zoals ook het maximaal scenario waarbij alle ringdelen falen.
·
Het aantal slachtoffers neemt af als er succesvolle evacuaties worden uitgevoerd. Echter, de kans op een georganiseerde preventieve evacuatie is in het kustgebied dijkringgebied 13 relatief klein. Dat komt omdat het onwaarschijnlijk is dat een overstroming enkele dagen van tevoren kan worden voorspeld. De effectiviteit van preventieve evacuatie is theoretisch het grootst bij een bedreiging vanuit het IJsselmeer en het Markermeer, waar een peilstijging meerdere dagen tot zelfs weken kan duren, maar dus ook tijdig kan worden voorspeld. Dit, in combinatie met de relatief ruime capaciteit van de infrastructuur ten opzichte van het aantal inwoners, levert een relatief hoog evacuatiepercentage op.
·
Op basis van [ref 15] geeft het gebruik van SOBEK en HIS-SSM naar verwachting geen grote afwijkingen in de bepaling van de schade en daarmee het overstromingsrisico voor geheel dijkringgebied 13 ten opzichte van het model met 3Di en de 3Di- Waterschadeschatter. Lokaal kunnen er echter wel significante verschillen ontstaan doordat een ander gebied onderwater komt te staan of andere waterstanden optreden door de eigenschappen van het gebied en hoe die zijn gemodelleerd. Hierdoor zullen in sommige gevallen de schade groter zijn, maar soms ook weer kleiner. Gemiddeld genomen is de verwachting dat dat dit geen grote verschillen veroorzaakt voor dijkringgebied 13.
8.1.3
Het overstromingsrisico in dijkringgebied 13
Door de kansen op de verschillende overstromingsscenario’s te combineren met de gevolgen van een daarbij optredende overstroming, is het overstromingsrisico in beeld gebracht. Daarbij is zowel gekeken naar het economisch risico als het slachtofferrisico, zie Tabel 33.
122
Economisch risico
Verwachtingswaarde economische schade (M€ per jaar)
60,8
Minimale economische schade bij een overstroming (M€)
66
12
Gemiddelde 13
Maximaal Slachtofferrisico
economische schade per overstroming (M€)
economische schade bij een overstroming (M€)
6.200
Verwachtingswaarde aantal slachtoffers (per jaar)
1,9
Minimaal aantal slachtoffers bij een overstroming
1
12
Gemiddeld
13
Maximaal
aantal slachtoffers per overstroming
22
aantal slachtoffers bij een overstroming
550
Overlijdenskans van een individu per locatie, exclusief het effect van preventieve evacuatie (per jaar) (plaatsgebonden risico) Overlijdenskans van een individu per locatie, inclusief het effect van preventieve evacuatie (per jaar) (lokaal individueel risico) Tabel 33:
685
>10-5 à 38% 10-6 - 10-5 à 23% >10-5 à 31% 10-6 - 10-5 à 22%
Resultaten risicoberekeningen voor dijkringgebied 13.
·
Het plaatsgebonden risico is voor een groot deel van het dijkringgebied groter dan 1/100.000 (10-5) per jaar. Vanaf Hoorn tot Amsterdam en in de Anna Paulowna polder is het plaatsgebonden risico groter dan 1/10.000 (10-4) per jaar.
·
Het lokaal individuele risico (LIR) laat een vergelijkbaar beeld zien als het plaatsgebonden risico (PR), maar de delen waar het LIR kleiner is dan 1/10.000 (10-4) per jaar zijn aanzienlijk afgenomen.
·
De afname van het risico door het in rekening brengen van evacuatiescenario’s is voor dijkringgebied 13 beperkt. Dit is een gevolg van het feit dat de verwachtingswaarde van het percentage geëvacueerde mensen 15% per overstroming is of in het gunstigste geval 64%. Het LIR is daardoor een factor van respectievelijk 1,17 of 2,78 kleiner dan het PR. De stapgrootte van de klasse gaat in de Figuur 55 echter met een factor 10, zodat alleen op enkele locaties een verandering in klasse zichtbaar is ten opzichte van het PR (Figuur 54).
·
Op basis van de risicoberekening is de kans op ten minste 1 miljard euro schade groter dan 1/100 per jaar, terwijl de kans op ten minste 4 miljard euro schade is circa 1/10.000 per jaar. De kans op ten minste 10 dodelijke slachtoffers is groter dan 1/100 per jaar, terwijl de kans op 100 dodelijke slachtoffers circa 1/300 per jaar is op basis van de huidige situatie van de primaire waterkering. Het maximaal aantal dodelijke slachtoffers is circa 550. De kans op een groter aantal slachtoffers is verwaarloosbaar klein.
·
Verbeteringen van de primaire kering leiden tot een verlaging van het overstromingsrisico. De precieze locatie van de ingreep of ingrepen is zeer bepalend voor de grootte van deze verlaging.
·
In dijkring 13 blijkt dat het uitvoeren van ingrepen die de kans op een overstroming verkleinen, niet automatisch tot een evenredige daling van het overstromingsrisico leiden. Dit komt door het feit dat de locaties waar de kans op
12
De gemiddelde economische schade of het gemiddeld aantal slachtoffers is de verwachtingswaarde gedeeld door de overstromingskans 13 Met maximaal wordt hier bedoeld de gevolgen die behoren bij het beschouwde overstromingsscenario met de grootste gevolgen. Overstromingsscenario’s die niet zijn beschouwd in de risicoanalyse kunnen mogelijk grotere gevolgen hebben.
123
een doorbraak het grootste is, niet de locaties zijn waar de gevolgen bij een doorbraak het grootste zijn. ·
Uit de analyse van de situatie ná uitvoering van het HWBP2 blijkt dat het overstromingsrisico met een factor vijf afneemt voor zowel de verwachtingswaarde van het economische risico (van 60,8 naar 12,1 miljoen euro per jaar) als voor de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico (van 1,9 naar 0,5 slachtoffers per jaar). De overstromingskans blijft echter groter dan 1/100 per jaar, omdat deze wordt gedomineerd door een aantal kunstwerken, die niet in het HWBP2 zijn opgenomen.
·
Na uitvoering van het HWBP2 en verbetering van vier kunstwerken met de berekende grootste faalkansen reduceert de overstromingskans tot circa 1/100 per jaar, terwijl het overstromingsrisico reduceert met bijna 50%, voor de verwachtingswaarde van het economisch risico (van 12,1 naar 6,4 miljoen euro per jaar) en met 25% voor de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico (van 0,4 naar 0,3 slachtoffers per jaar). Verdere verbetering laten zien dat zowel de overstromingskans als het overstromingsrisico afnemen, maar dat steeds meer verbeterstappen nodig zijn voor een vergelijkbare verlaging.
·
Om het lokaal individueel risico overal te verkleinen tot kleiner dan 1/100.000 per jaar zijn verbeteringen nodig aan vijf kunstwerken, nadat de uitvoering van het HWBP2 ook is uitgevoerd. Door de verbeteringen neemt de overstromingskans af naar 1/560 (van >1/100) per jaar en het overstromingsrisico neemt met een factor vier af voor zowel de verwachtingswaarde van het economische risico (van 12,1 naar 3,3 miljoen euro per jaar) als voor de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico (van 0,4 naar 0,1 slachtoffers per jaar).
·
Voor de situatie na uitvoering van de HWBP2-versterkingen is de bandbreedte van het slachtofferrisico bepaald door de preventieve evacuatiefractie gelijk te stellen aan 0% (ondergrens) en 80% (theoretische bovengrens). Dit heeft geen invloed op de overstromingskans en weinig invloed op het economisch risico. Zonder preventieve evacuatie (0%) neemt de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico met circa een factor 2 toe (van 0,41 naar 0,78 slachtoffers per jaar). Bij de gehanteerde bovengrenswaarde van 80% preventieve evacuatie neemt de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico af met circa een factor 3 (van 0,41 naar 0,16 slachtoffers per jaar). De effecten van een andere evacuatiefractie is met name zichtbaar in het groepsrisico en in het bijzonder bij een groot aantal (meer dan 50) slachtoffers. Bijvoorbeeld bij een kans van 1/1.000.000 per jaar zijn bij een “goede evacuatie” ten minste 90 slachtoffers te verwachten, terwijl bij de referentieberekeningen of de situatie “geen evacuatie” ten minste 400 slachtoffers zijn te verwachten.
·
Na uitvoering van het HWBP2 wordt het overstromingsrisico gedomineerd door ringdeel 10 (Balgzanddijk) met betrekking tot de slachtoffers en ringdeel 13 (Noorderdijk van Drechterland) met betrekking tot de schade. De overstromingskans wordt na uitvoering van het HWBP2 daarentegen gedomineerd door ringdeel 20 (Schardam en Keukendijk).
·
Na uitvoering van het HWBP2 is het overstromingsrisico te verkleinen door verbeteringen gericht op kansen en/of verbeteringen gericht op de gevolgen uit te voeren. Uit een analyse is gebleken dat in beide gevallen de verwachtingswaarde van het economisch risico kan worden verlaagd met een factor 2 (van 12,1 naar 6,2 of 6,6 miljoen euro per jaar) en de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico met een factor 3 (van 0,41 naar 0,13 of 0,14 slachtoffers per jaar).
124
·
Na uitvoering van het HWBP2 zijn aanvullende verbeteringen aan de dijkring (drie dijktrajecten) nodig om te kunnen voldoen aan de norm, zoals die is opgenomen in de technisch inhoudelijke uitwerking van het Deltaprogramma Veiligheid [ref 27], versie van 6 januari 2014. Door de verbeteringen neemt de overstromingskans af naar 1/700 (van >1/100) per jaar en de verwachtingswaarde van het economische risico neemt af van 12,1 naar 0,1 miljoen euro per jaar en de verwachtingswaarde van het slachtofferrisico neemt af van 0,4 naar 0,05 slachtoffers per jaar). In de Anna Paulowna polder is het LIR op circa 35 hectare groter dan 10-5 per jaar terwijl wel wordt voldaan aan de eis van de overstromingskans van het traject14.
8.2
Aanbevelingen
8.2.1
Faalkansen Algemeen · Voor een goed inzicht in de veiligheid van dijkringgebied 13 zijn kwalitatief goede gegevens van de ondergrond, verkregen uit boringen en zeefkrommen, cruciaal. Daarnaast is het ook van belang goede gegevens te hebben van de afmetingen en eigenschappen van de bekleding van de dijken. Aanbevolen wordt om deze gegevens te (blijven) verzamelen, zodat na verloop van tijd de onzekerheid van de berekende veiligheid tegen overstromingen kan afnemen. Vooral de bepaling van de intreeweerstand van de slecht doorlatende laag in het IJsselmeerbodem verdient daarbij in de toekomst extra aandacht. Door het kennen van de intreeweerstand kan immers een fictieve extra kwelweglengte worden bepaald, waardoor naar verwachting de berekende faalkans en het berekende overstromingsrisico zullen afnemen. ·
Voor de dijkvakken met grote faalkansen wordt aanbevolen om, voorafgaand aan een dijkversterking, nader onderzoek uit te voeren naar de werkelijke situatie in het veld. In de huidige faalkansbepalingen is er bij gegevenstekort met de kansen van voorkomen van uiteenlopende sterkte-eigenschappen gerekend. Door gericht metingen te verrichten, kunnen deze kansen veranderen, waardoor het beeld van de veiligheid mogelijk wijzigt. Vermoedelijk zijn de dijken rondom de proefpolder Andijk een typisch voorbeeld van dijken die een kleine faalkans kunnen krijgen indien voldoende kennis over het verloop van de waterspanning onder de dijk bekend is (en dus intreeweerstand en aanwezig kwelweglengte).
·
In de gevoeligheidsanalyses is geen onderscheid gemaakt in de wijze waarop een verbetermaatregel uitgevoerd kan worden en dus ook niet wat de kosten zijn. De kosten van een verbetermaatregel kunnen relatief beperkt zijn. Als voorbeeld kan de relatief grote faalkans voor de kunstwerken Hornsluis, Zuidersluis en Noordersluis mogelijk eenvoudig worden gereduceerd door niet alle drie de kunstwerken in de winter geopend te hebben maar gebruik te maken van eentje, eventueel in combinatie met een aangepast keermiddel (bijvoorbeeld een stuw in plaats van een schuif, of het ophogen van de schuif).
Overloop en golfoverslag · De graskwaliteit heeft een aanzienlijke invloed op de faalkans van een dijkvak. Het verdient de aanbeveling om de graskwaliteit (erosiebestendigheid en wortellengte) en de erosiebestendigheid van de kleilaag (inclusief dikte) te kennen. Indien de graskwaliteit op enkele dominante stukken is te verbeteren kan de faalkans worden
14
Bij de bepaling van de DPV-LIR eis is de mediaan van de mortaliteit op buurtniveau genomen om de norm af te leiden. In de VNK2-analyse is dat niet het geval, hierdoor kunnen er lokaal plekken (cq. pixels) zijn die niet voldoen aan de LIR-eis (10-5 per jaar), terwijl op buurtniveau wel wordt voldaan.
125
verkleind, waardoor met een relatief beperkte inspanning de veiligheid aanzienlijk kan worden verhoogd.
Beschadiging bekleding en erosie dijklichaam · De voorliggende keringen en voorlanden hebben een sterk golfreducerende werking (zoals ook is beoogd in de aanleg van de ‘dijkversterking’ ten zuiden van Enkhuizen). Aanbevolen wordt dan ook om de locaties waar de golfreducerende werking van voorliggende keringen en voorlanden aanwezig is bewust mee te nemen in de veiligheidsbeoordeling. ·
De beschikbare modellen van steenbekleding gelden niet voor bekleding op een steil talud en vallen buiten het toepassingsgebied van de gebruikte methode voor het berekenen van de faalkans. Onderzoek naar de sterkte van steenbekledingen op steile taluds is daarom noodzakelijk. Daarnaast vallen enkele situaties (bijvoorbeeld klinkerbekledingen op klei) buiten het toepassingsgebied en invoerbereik van de gebruikte modellen in PC-Ring. Het wordt daarom aanbevolen om de modellen die ten grondslag liggen aan de faalkansbepaling van steenbekledingen te verbeteren en ook toepasbaar te maken voor klinkerbekledingen en relatief steile taluds.
·
De reststerkte van dijken is in de huidige faalkansberekeningen in rekening gebracht op basis van een grove modellering. Verfijning van deze methode kan leiden tot kleinere faalkansen voor maatgevende vakken of grotere faalkansen daar waar blijkt dat lokaal erosiegevoelige lagen aanwezig zijn. Door de lokale aanwezigheid van erosiegevoelige lagen kan snelle erosie van de dijkkern plaatsvinden met een doorbraak als gevolg. Het is daarbij noodzakelijk de dijkopbouw nauwkeuriger te kennen. Dit speelt met name bij de dijken langs de meren omdat dit kleidijken zijn waar lokaal geulafzettingen aanwezig kunnen zijn.
·
Ten aanzien van grasbekledingen wordt opgemerkt dat de invoerwaarden voor met name de parameters worteldiepte, coëfficiënt gras, coëfficiënt erosie afdeklaag en versnelling erosieproces en grofstoffelijk worden bepaald. Aangezien dit parameters zijn die relatief grote invloed hebben op de sterkte van grasbekledingen is een nadere detaillering wenselijk. Tevens is het van belang dat er duidelijker relaties komen tussen meetwaarden en invoerwaarden van de faalkansberekening.
Opbarsten en piping · Voor het faalmechanisme opbarsten en piping is voor de Waddenzeedijken aan te bevelen om de mate van de toe te passen reductie voor het mechanisme piping als gevolg van tijdsafhankelijkheid verder te onderzoeken door middel van responsiemetingen. Deze metingen geven dan lokaal aan in welke mate de binnenwaterstand reageert op de buitenwaterstand, hieruit kan dan een toe te passen reductie worden bepaald. Op basis van een recente studie is te verwachten dat hierdoor een reductie op het verval in rekening gebracht kan worden ten opzichte van een stationaire situatie met een constant hoge waterstand, hierdoor zal de faalkans afnemen. ·
Voor dijkvak grenzend aan de proefpolder Andijk (dijkvakken 34 en 35) wordt aanbevolen om meer informatie te verkrijgen over de buitendijkse grondopbouw. De kansbijdrage van deze dijkvakken wordt sterk beïnvloed door de aan-/ afwezigheid van een slecht doorlatende laag boven/op de pleistocene zandlaag. Indien de slecht doorlatende laag kan worden aangetoond neemt de faalkans aanzienlijk af.
126
Macrostabiliteit binnenwaarts · Voor de nauwkeurigheid van de faalkans is het wenselijk een zo goed mogelijke inschatting van de gemiddelde waarde en de spreiding te kunnen maken. Hiervoor wordt aanbevolen de proevenverzamelingen van de relevante grondlagen uit te breiden. ·
De huidige modellen zijn minder geschikt voor dijken op veen en veendijken. Momenteel worden diverse proeven uitgevoerd om het gedrag van het veen beter in de modellering te kunnen verwerken. De verwachting is dat bruikbare modellen cq. methode nog enkele jaren werk vergen. Aanbevolen wordt om de resultaten en (de absolute) faalkansen met de huidige modellen met enige terughoudendheid cq. voorzichtigheid te beschouwen.
·
De stabiliteit wordt sterk beïnvloed door de ligging van het freatische vlak. De hoeveelheid metingen voor het bepalen van de ligging van het freatische vlak is klein. Het wordt daarom aanbevolen meer metingen (bijv. peilbuis- en waterspanningsmetingen) te verrichten voor het bepalen van de ligging van het freatische vlak om de juistheid van de opgestelde schematisatie te verifiëren. Met name de opbolling van het freatisch vlak in de kruin van de dijk en de ligging van het freatisch vlak in de binnenteen zijn nu nog conservatief ingeschat op basis van de geometrie van de dijk en een inschatting van de doorlatendheden van het dijklichaam. Wanneer er daadwerkelijk metingen beschikbaar zouden zijn zou een meer realistische schematisatie gemaakt kunnen worden.
Duinafslag · Door de breedte van de duinwaterkering kan het falen van de duinen een ander beeld opleveren dan het falen van een dijk. Het falen van de eerste duinregel kan lokaal al ernstige overlast veroorzaken (bijvoorbeeld bij badplaatsen of in de duinen gelegen drinkwatervoorzieningen) terwijl dit nog geen verstrekkende gevolgen heeft voor het overstromen van het dijkringgebied. Voor een significante bijdrage aan het overstromingsrisico is een doorbraak tot in de polders van dijkringgebied 13 essentieel. De faalkans analyse met de huidige modellen en PC-Ring van de duinen is in dit geval (met meerdere duinregels en duinvalleien) niet zonder meer toepasbaar. Kunstwerken · Om de bijdrage aan de overstromingskans van kunstwerken te verlagen wordt aanbevolen om nader onderzoek uit te voeren naar de functie van drie uitwateringssluizen (Hornsluis, Noordersluis, Zuidersluis) in het watersysteem. Mogelijk kunnen twee uitwateringsluizen in de winter geheel gesloten worden. Tevens wordt voor de Spuisluis Oostoever aan bevolen om sterkte eigenschappen te bepalen/verzamelen door archiefonderzoek en/of metingen. 8.2.2
Gevolgen ·
In de rekenmethoden is er van uitgegaan dat de verhoogde elementen in het dijkringgebied tijdens de overstroming in stand blijven. Op basis van een indicatieve gevoeligheidsanalyse blijkt dat hierdoor een aanzienlijke onderschatting (een paar honderd procent) kan optreden, maar voor de betreffende analyse geen significante impact op het overstromingsrisico heeft. Aanbevolen wordt om te analyseren bij welke verhoogde lijnelementen en regionale keringen de standzekerheid mogelijk niet voldoende gegarandeerd is waardoor het overstromingsrisico kan toenemen.
127
8.2.3
·
De schematisering van de overstromingsberekening kan met name lokaal verschillen door de manier waarop de hoogte van het terrein is gemodelleerd. Hierdoor kan lokaal het overstromingsrisico verschillen. Om de lokale verschillen in het overstromingsrisico te achterhalen wordt aanbevolen om te controleren hoe de kritische hoogte zijn gemodelleerd.
·
In de bepaling van de gevolgen is niet expliciet rekening gehouden met vitale objecten en de daaruit optredende gevolgen en indirecte gevolgen. Indien deze een significante bijdrage leveren aan de gevolgen kan dat leiden tot een onderschatting van het overstromingsrisico van dijkringgebied 13. Het wordt aanbevolen om in dergelijke gevallen hiermee rekening te houden.
Risico’s ·
De benodigde verbeterstappen om te komen tot de norm, zoals is opgesteld in de technisch inhoudelijk uitwerking in het Deltaprogramma Veiligheid, dienen een aantal verbeterstappen te worden uitgevoerd nadat de versterkingen van het HWBP2 zijn afgerond. De technisch inhoudelijke uitwerking betreft het concept van 6 januari 2014, indien hier wijzigingen in optreden wordt het aanbevolen de analyse van nodige verbeterstappen te herzien.
·
Voor de reductie van het overstromingsrisico zijn, afhankelijk van de analyse, diverse verbeterstappen voorgesteld. In de prioritering van deze verbeterstappen is nog geen rekening gehouden met de kosten en impact op de omgeving van een verbeterstap, waardoor het mogelijk is enkele verbeterstappen te combineren en/of een andere prioriteit te geven. Het wordt aanbevolen hier rekening mee te houden.
128
Bijlage A
ref 1.
Literatuur
Rijkswaterstaat-Waterdienst, 2012, Van Ruwe Data tot Overstromingsrisico. Versie 2.4b, 15 oktober 2012.
ref 2.
Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving, 2014, Overall Kunstwerkenrapport, dijkring 13 Noord-Holland, 21 oktober 2013.
ref 3.
Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving, 2014, Dijkring 13 NoordHolland, Achtergrondrapport, 10 september 2014.
ref 4.
Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., Koster, T., 2008, Theoriehandleiding PC-Ring versie 5.0. Deel A: Mechanismebeschrijvingen, 2902-2008, TNO.
ref 5.
Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., 2003, Theoriehandleiding PC-Ring, Versie 4.0, Deel B: Statistische modellen, april 2003, TNO.
ref 6.
Steenbergen, H.M.G.M., Vrouwenvelder, A.C.W.M., 2003, Theoriehandleiding
ref 7.
Maaskant, B. et al. 2009, Evacuatieschattingen Nederland. PR1718.10. HKV
PC-Ring, Versie 4.0, Deel C: Rekentechnieken, april 2003, TNO. LIJN IN WATER, juli 2009. ref 8.
VNK2, 2009, Conditionele kansen en evacuatiefracties binnen VNK2 Memorandum, oktober 2009.
ref 9.
ENW, 2010, Piping. Realiteit of rekenfout?, januari 2010.
ref 10. Kok, M., et al., 2004, Standaardmethode2004 Schade en Slachtoffers als gevolg van overstromingen, DWW-2005-005, HKV LIJN IN WATER, november 2004. ref 11. Nelen & Schuurmans, 2013, overstromingsberekeningen dijkring 13 uit Lizard, juni 2013 (geen separate rapportage beschikbaar) ref 12. Groeneweg, J., C. Gautier, 2011, Verschilanalyse concept HR2011 en HR2006 voor de harde keringen in de Waddenzee, projectnummer 1204143-002, Deltares, november 2011. (niet openbaar). ref 13. Technisch Rapport Duinafslag ref 14. Broos, M., et al., Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017, Van Waterkeringen naar Waterveiligheid, registratienummer 13.4880, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, 12 december 2012. ref 15. Nelen&Schuurmans, 2013, Vergelijking overstromingsmodellen en schadeberekeningen, Dossier O0139, 13 september 2013. ref 16. Maaskant, B. et al. 2009, Evacuatieschattingen Nederland. PR1718.10. HKV LIJN IN WATER. ref 17. VNK2, 2009, Conditionele kansen en evacuatiefractie’s binnen VNK2 Memorandum, Oktober 2009. ref 18. Arcadis, mei 2010, ‘Derde toetsronde primaire waterkeringen, traject Den Helder – Enkhuizen’, C03011.000044. ref 19. Grondmechanica Delft, juli 1997, ‘Systematisch onderzoek waterkeringen, Hoofdonderzoek fase 8’, CO-361740/77. ref 20. Deltares, 2011, ‘SBW Piping HP.9 Technisch rapport zandmeevoerende wellen’, 1202123-003. ref 21. Infram, 2000, Bewezen sterkte met betrekking tot geotechnische stabiliteit, Projectnummer i221, december 2000.
129
ref 22. Hardeman, 2013, Back analyses of dikes that withstand a high water level, reference 1206015-000-GEO-006, 18 maart 2013, Deltares. ref 23. Duinen, T.A. van, 2008, Grensverleggend onderzoek macrostabiliteit bij opdrijven – Fase 2.C, Rapportnummer 419230-0040 v02, 2 september 2008, Deltares. ref 24. Ministerie van Verkeer en Waterstaat (2007). Hydraulische randvoorwaarden primaire waterkeringen voor de derde toetsronde 2006-2011 (HR 2006). ref 25. Geologische Dienst Nederland - TNO, ‘DINOloket’, webadres: http://www.dinoloket.nl ref 26. Waterwet, 29 januari 2009, inwerkingtreding 22 december 2009. ref 27. Deltaprogramma Veiligheid, 2014. Technisch-Inhoudelijke uitwerking DPV 2.0. Werkdocument Deelprogramma Veiligheid, concept van 6 januari 2014.
130
Bijlage B
Begrippenlijst
Afschuiving Een verplaatsing van (een deel van) een grondlichaam. De term afschuiving wordt gebruikt bij het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Beheerder De overheid waarbij de (primaire) waterkering in beheer is. Beheersgebied Het in de legger gespecificeerd areaal dat als waterkering wordt aangemerkt en door de waterkeringbeheerder wordt beheerd. Bekleding De afdekking van de kern van een dijk ter bescherming tegen golfaanvallen en langsstromend water. De taludbekleding bestaat uit een erosiebestendige toplaag, inclusief de onderliggende vlijlaag, filterlaag, kleilaag en/of geotextiel. Belasting De op een constructie (een waterkering) uitgeoefende in- en uitwendige krachten. Benedenrivierengebied Het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied ten westen van de lijn Schoonhoven – Werkendam – Dongemond, inclusief Hollands Diep en Haringvliet, zonder de Hollandsche IJssel. Berm Een extra verbreding aan de binnendijkse of buitendijkse zijde van de dijk om het dijklichaam extra steun te bieden, zandmeevoerende wellen te voorkomen en/of de golfoploop te reduceren. Binnentalud Het hellend vlak van het dijklichaam aan de binnenzijde van de dijk. BKL Basis kustlijn. Bij het vigerende kustbeleid worden suppleties uitgevoerd indien de kustlijn zich landwaarts van de BKL bevindt. Bovenrivierengebied Het door Rijn en Maas gevoede rivierengebied ten oosten van de lijn Schoonhoven - Werkendam - Dongemond. De waterstanden worden daar niet beïnvloed door het getij van de Noordzee. Bres Een doorgaand gat in de waterkering, dat is ontstaan door overbelasting. Buitentalud Hellend vlak van het dijklichaam aan de kerende zijde. Buitenwater Oppervlaktewater waarvan de waterstand direct onder invloed staat van de waterstand op zee, de grote rivieren, het IJsselmeer of het Markermeer.
131
Decimeringhoogte De peilvariatie die behoort bij een vergroting of verkleining van de overschrijdingsfrequentie met een factor 10. Dijkring Stelsel van waterkeringen en/of hoge gronden, dat een dijkringgebied omsluit en beveiligt tegen overstromingen. Dijkringgebied Een gebied dat door een stelsel van waterkeringen en/of hoge gronden beveiligd wordt tegen overstromingen vanuit zee, het IJsselmeer, Markermeer en/of de grote rivieren. Dijkringsegment Een deel van de dijkring, dat beheerd wordt door één beheerder en dat bestaat uit één type waterkering. Dijkvak Een deel van een waterkering waarvoor de sterkte-eigenschappen en belastingen homogeen zijn. Duin Zandlichaam (al dan niet verdedigd) bestemd tot het keren van water. Duinafslag Faalmechanisme voor duinen dat betrekking heeft op de erosie van een duin onder stormcondities.
Faalmechanisme De wijze waarop een waterkering faalt. Voor dijken en kunstwerken worden elk vier faalmechanismen beschouwd. Voor duinen wordt duinafslag beschouwd. Falen Het niet meer vervullen van de primaire functie (water keren) en/of het niet meer voldoen aan vastgestelde criteria. Gemiddelde waarde van een stochast De verwachtingswaarde (m) van een stochast. Gevolgenmatrix De gevolgenmatrix is een dataset per dijkringgebied, met voor elk ringdeel een breslocatie en per breslocatie een aantal overstromingsberekeningen en daarbij behorende gevolgen (resultaten van HIS-SSM berekeningen). Golfoploop De hoogte boven de stilwaterstand tot waar een tegen het talud oplopende golf reikt (de 2% golfoploop wordt door 2% van de golven overschreden). Golfoverslag De hoeveelheid water die door golven per strekkende meter gemiddeld per tijdseenheid over de waterkering slaat.
132
Grensprofiel Het duinprofiel dat na afslag bij ontwerpomstandigheden nog minimaal aanwezig moet zijn. Grenstoestand De toestand waarin de sterkte van een constructie of een onderdeel daarvan nog juist evenwicht maakt met de daarop werkende belastingen. Groepsrisico Het groepsrisico beschrijft de kansen op overschrijding van bepaalde slachtofferaantallen. JARKUS Het landelijk bestand met diepte- en hoogtemetingen van de Nederlandse zandige kust per jaar. Kansdichtheidfunctie Een functie die aan elke mogelijke waarde van een stochast een kansdichtheid toekent. Karakteristieke waarde Een op basis van een statistische analyse bepaalde waarde met een kleine onder- of overschrijdingskans. In de praktijk wordt voor materiaaleigenschappen vaak uitgegaan van een waarde met een onderschrijdingskans van 5%. Kruin De strook tussen buitenkruinlijn en binnenkruinlijn. Kruinhoogte De hoogte van de buitenkruinlijn. Kwel Het uittreden van grondwater onder invloed van een grotere stijghoogte aan de buitenzijde van het beschouwde gebied. Kwelsloot Een sloot aan de binnenzijde van de dijk die tot doel heeft kwelwater op te vangen en af te voeren. Kwelweg Mogelijk pad dat het kwelwater in de grond aflegt, van het intreepunt naar het uittreepunt. Lengte-effect Het verschijnsel dat de faalkans van een waterkering toeneemt met de lengte. Dit is het gevolg van het feit dat de kans dat zich ergens een zwakke plek bevindt groter wordt als er een grotere lengte wordt beschouwd. Lokaal individueel risico (LIR) De kans dat een persoon, die zich continu op een bepaalde plaats in de dijkring bevindt, overlijdt ten gevolge van een overstroming. In de berekening van het lokaal individueel risico worden de mogelijkheden voor preventieve evacuatie meegenomen.
133
Macrostabiliteit De naam van een faalmechanisme waarbij de zich een glijvlak in het talud en de ondergrond vormt. Marsroute Voorloper van het onderzoeksprogramma “Overstromingsrisico’s: een studie naar kansen en gevolgen” MKL Momentane ligging van de kustlijn. De actuele positie van de kustlijn. Modelfactor Een factor die onzekerheden in de modellering tot uitdrukking brengt. NAP Normaal Amsterdams Peil. Ontwerppunt Het ontwerppunt is de meest waarschijnlijke combinatie van de waarden van stochasten waarvoor geldt dat de grenstoestandfunctie (sterkte belasting) gelijk aan 0 is. Opbarsten Het bezwijken van de grond onder invloed van wateroverdrukken door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond. De term opbarsten wordt gebruikt bij het faalmechanisme opbarsten en piping. Opdrijven Het bezwijken van de grond onder invloed van wateroverdrukken door het ontbreken van verticaal evenwicht in de grond. De term opdrijven wordt gebruikt bij het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Overloop Het verschijnsel waarbij water over de kruin van een dijk stroomt omdat de buitenwaterstand hoger is dan de kruin van de dijk. Overschrijdingsfrequentie Het gemiddeld aantal keren dat een waarde wordt bereikt of overschreden in een bepaalde periode. Overschrijdingskans De kans dat het toetspeil wordt bereikt of overschreden. Overstromingskans De kans dat een gebied overstroomt doordat de waterkering rondom dat gebied (de dijkring) op één of meer plaatsen faalt. Overstromingsrisico De combinatie van kansen en gevolgen van overstromingen. De gevolgen worden uitgedrukt in schade of slachtoffers. Het slachtofferrisico wordt ondermeer weergegeven als groepsrisico en als lokaal individueel risico. Overstromingsberekening Een berekening van het overstromingspatroon voor één of meerdere doorbraken in een dijkring.
134
Overstromingsscenario Een unieke combinatie van falende en niet-falende ringdelen die leidt tot de overstroming van (een deel van) een dijkringgebied. PC-Ring Een probabilistisch model dat waarmee faalkansen berekend kunnen worden voor verschillende faalmechanismen voor dijken, duinen en kunstwerken. Daarnaast kunnen met PC-Ring faalkansen per vak en faalmechanisme worden gecombineerd tot faalkansen op ringniveau. Ook kunnen met PC-Ring scenariokansen worden berekend. PC-ViNK Een applicatie die het mogelijk maakt om een segment binnen een dijkring in vakken op te knippen en waarmee de data voor het VNK2instrumentarium beheerd kan worden. PC-ViNK draait op een centrale server zodat het gehele werkproces in VNK2 traceerbaar is. Plaatsgebonden risico (PR) De kans dat een persoon, die zich continu op een bepaalde plaats in de dijkring bevindt, overlijdt ten gevolge van een overstroming. In de berekening van het plaatsgebonden risico worden de mogelijkheden voor preventieve evacuatie niet meegenomen. Piping Het verschijnsel waarbij er als gevolg van erosie door grondwaterstroming kanalen ontstaan in een grondlichaam. Primaire waterkering Een waterkering die ofwel behoort tot het stelsel waterkeringen dat een dijkringgebied - al dan niet met hoge gronden - omsluit, ofwel vóór een dijkringgebied is gelegen. Primaire waterkeringen kunnen worden verdeeld in de volgende categorieën: a: Een waterkering die direct buitenwater keert b: Een voorliggende of verbindende kering c: Een waterkering die indirect buitenwater keert d: Een waterkering die in het buitenland is gelegen Reststerkte Reststerkte is een verzamelbegrip voor de resterende sterkte van de dijk nadat een initiërend faalmechanisme is opgetreden. In VNK2 wordt er bij het faalmechanisme beschadiging bekleding en erosie dijklichaam met verschillende reststerktemodellen gerekend. Hiermee wordt de kans op het ontstaan van een bres berekend nadat de bekleding is beschadigd. Bij het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts kan ook de sterkte van de dijk nadat de eerste afschuiving heeft plaatsgevonden worden meegenomen in de faalkansberekening. Ringdeel Een deel van de dijkring waarbinnen de locatie van de bres geen significante invloed heeft op het overstromingspatroon en de optredende schade. RisicoTool Applicatie waarmee het overstromingsrisico van het dijkringgebied berekend kan worden, op basis van beschikbare scenariokansen en de gevolgenmatrix.
135
Scenariokans De kans op een overstromingsscenario. Strijklengte De lengte van het voor de waterkering gelegen wateroppervlak waarover de wind waait. Stabiliteitsfactor De factor waarin het verschil tussen sterkte en belasting wordt uitgedrukt voor het faalmechanisme macrostabiliteit binnenwaarts. Standaardafwijking Een maat voor de spreiding rond het gemiddelde. Stochastische variabele Een onzekere grootheid. De kansen op de verschillende waarden van een stochast worden beschreven door een kansdichtheidfunctie. Systeemwerking Dit zijn effecten waar een doorbraak in de ene dijkring leidt tot het ontlasten of juist overstromen (cascade-effect) van een andere dijkring. Systeemwerking betreft dus de interactie tussen twee of meer dijkringen. Systeemwerking wordt niet meegenomen in VNK2. Teen De onderrand van het dijklichaam aan de buitendijkse zijde van de dijk (de overgang van dijk naar voorland). Variatiecoëfficiënt (V) De verhouding tussen de standaardafwijking (s) en het gemiddelde (m): V = s/m. Veiligheidsnorm Eis waaraan een primaire waterkering moet voldoen, aangegeven als de gemiddelde overschrijdingskans - per jaar - van de hoogste hoogwaterstand waarop de tot directe kering van het buitenwater bestemde primaire waterkering moet zijn berekend, mede gelet op overige het waterkerend vermogen bepalende factoren. Verhang De verhouding tussen het verschil in stijghoogte tussen twee punten en de afstand tussen die punten; wordt ook wel gradiënt genoemd. Verval Het verschil in stijghoogte tussen twee punten, bijvoorbeeld de twee zijden van een waterkering. Verwachtingswaarde van een stochast De gemiddelde waarde van een stochast; het eerste moment van de kansdichtheidfunctie. Voorland Het gebied aansluitend aan de buitenzijde van de waterkering. Dit gebied wordt ook wel vooroever genoemd. Ook een diepe steile stroomgeul bij een schaardijk valt onder de definitie van voorland. Het voorland kan zowel onder als boven water liggen.
136
Werklijn De relatie tussen de rivierafvoer en de statistisch bepaalde overschrijdingsfrequentie van de rivierafvoer, zoals deze door de Minister van Verkeer en Waterstaat wordt gehanteerd voor het bepalen van de ontwerpafvoer voor de versterking van dijken. Zandmeevoerende wel Een wel die zand meevoert uit de ondergrond.
137
Bijlage C
Vakindeling en locatie-aanduiding dijkring 13
nr
Dijkvaknaam
van [km]
tot [km]
Reden grens (t.p.v. einde vak)
Ringdeel
001
DV001_D85_236_000-D85_216_000
D85_236_000
D85_216_000
Aansluitconstructie
7
002
DV002_D85_216_000-D85_176_000
D85_216_000
D85_176_000
Hoogte en Achterland
7
003
DV003_D85_176_000-D85_164_083
D85_176_000
D85_164_083
Mogelijke ringdeelgrens
7
004
DV004_D85_164_083-D85_152_000
D85_164_083
D85_152_000
Toetsvak
7
005
DV005_D85_152_000-D85_136_056
D85_152_000
D85_136_056
Oriëntatie
8
006
DV006_D85_136_056-D85_096_053
D85_136_056
D85_096_053
Mogelijke ringdeelgrens
8
007
DV007_D85_096_053-D85_068_058
D85_096_053
D85_068_058
Oriëntatie
8
008
DV008_D85_068_058-D85_044_035
D85_068_058
D85_044_035
Toetsresultaat bekleding
8
009
DV009_D85_044_035-D85_012_037
D85_044_035
D85_012_037
Oriëntatie
8
010
DV010_D85_012_037-D86_0.6_014
D85_012_037
D86_0.6_014
Einde voorland/Haven
8
011
DV011_D86_0.6_014-D86_1.5_005
D86_0.6_014
D86_1.5_005
Bodemdeelgebied
8
012
DV012_D86_1.5_005-D86_1.9_058
D86_1.5_005
D86_1.9_058
Toetsresultaat bekleding
8
013
DV013_D86_1.9_058-D86_2.6_034
D86_1.9_058
D86_2.6_034
Oriëntatie / Gevolg
8
014
DV014_D86_2.6_034-D87_3.3_052
D86_2.6_034
D87_3.3_052
Toetsresultaat Piping
9
015
DV015_D87_3.3_052-D87_3.9_000
D87_3.3_052
D87_3.9_000
Voorland
9
016
DV016_D87_3.9_000-D87_4.5_067
D87_3.9_000
D87_4.5_067
Oriëntatie
9
017
DV017_D87_4.5_067-D88_5.0_000
D87_4.5_067
D88_5.0_000
Oriëntatie
10
018
DV018_D88_5.0_000-D88_6.6_051
D88_5.0_000
D88_6.6_051
Mogelijke ringdeelgrens
10
019
DV019_D88_6.6_051-D88_7.0_060
D88_6.6_051
D88_7.0_060
Bodemdeelgebied
10
020
DV020_D88_7.0_060-D88_8.7_076
D88_7.0_060
D88_8.7_076
Einde breder voorland
10
021
DV021_D88_8.7_076-D88_10.5_048
D88_8.7_076
D88_10.5_048
Lengte eis dijkvak
10
022
DV022_D88_10.5_048-D88_12.3_041
D88_10.5_048
D88_12.3_041
Ringdeelgrens
10
023
DV023_D88_12.3_041-D88_12.5_058
D88_12.3_041
D88_12.5_058
Gevolgen
11
024
DV024_D88_12.5_058-D89_12.7_034
D88_12.5_058
D89_12.7_034
Bodemdeelgebied
11
025
DV025_D89_12.7_034-D89_14.7_092
D89_12.7_034
D89_14.7_092
Ringdeelgrens
11
026
DV026_D9B_65_00-48-D9B_66_000
D9B_65_00-48
D9B_66_000
Einde toetsvak
12
027
DV027_D9B_66_000-D11_69_000
D9B_66_000
D11_69_000
Einde haven / Gevolgen
12
028
DV028_D11_69_000-D11_76_000
D11_69_000
D11_76_000
Onderbreking voorland
12
029
DV029_D11_76_000-D11_83_069
D11_76_000
D11_83_069
Oriëntatie
12
030
DV030_D11_83_069-D12_16_000
D11_83_069
D12_16_000
Oriëntatie / voorland
12
031
DV031_D12_16_000-D14A_16_070
D12_16_000
D14A_16_070
Mogelijke ringdeelgrens
12
032
DV032_D14A_16_070-D14A_24_100
D14A_16_070
D14A_24_100
Toetsresultaat bekleding
12
033
DV033_D14A_24_100-D14A_34_054
D14A_24_100
D14A_34_054
Toetsresultaat bekleding
13
034
DV034_D14A_34_054-D15_10_000
D14A_34_054
D15_10_000
Oriëntatie
13
035
DV035_D15_10_000-D15_16_122
D15_10_000
D15_16_122
Bekleding overgang
13
036
DV036_D15_16_122-D14B_54_131
D15_16_122
D14B_54_131
Oriëntatie
13
037
DV037_D14B_54_131-D14B_68_000
D14B_54_131
D14B_68_000
Oriëntatie
13
038
DV038_D14B_68_000-D14B_82_000
D14B_68_000
D14B_82_000
Oriëntatie / voorland
13
039
DV039_D14B_82_000-D14B_92_100
D14B_82_000
D14B_92_100
Toetsresultaat bekleding
13
040
DV040_D14B_92_100-D14B_102_101
D14B_92_100
D14B_102_101
Eind haven
14
041
DV041_D14B_102_101-D16_112_000
D14B_102_101
D16_112_000
Oriëntatie
14
042
DV042_D16_112_000-D16_124_024
D16_112_000
D16_124_024
Onderbreking voorland
14
043
DV043_D16_124_024-D16_136_137
D16_124_024
D16_136_137
Mogelijke ringdeelgrens
14
044
DV044_D16_136_137-D16_150_105
D16_136_137
D16_150_105
Oriëntatie / voorland
14
045
DV045_D16_150_105-D17_4_168
D16_150_105
D17_4_168
Oriëntatie
15
046
DV046_D17_4_168-D17_12_142
D17_4_168
D17_12_142
Oriëntatie
15
047
DV047_D17_12_142-D18_0_000
D17_12_142
D18_0_000
Toetsresultaat
15
048
DV048_D18_0_000-D18_8_117
D18_0_000
D18_8_117
Ringdeelgrens
15
049
DV049_D18_8_117-D18_18_135
D18_8_117
D18_18_135
Eind haven
16
139
nr
Dijkvaknaam
van [km]
tot [km]
Reden grens (t.p.v. einde vak)
050
DV050_D18_18_135-D18_24_000
D18_18_135
D18_24_000
Toetsresultaat hoogte
16
051
DV051_D18_24_000-D18_34_000
D18_24_000
D18_34_000
Oriëntatie
16
052
DV052_D18_34_000-D18_50_000
D18_34_000
D18_50_000
Begin voorland
16
053
DV053_D18_50_000-D18_58_120
D18_50_000
D18_58_120
Einde voorland
16
054
DV054_D18_58_120-D18_66_142
D18_58_120
D18_66_142
Oriëntatie
16
055
DV055_D18_66_142-D18_76_134
D18_66_142
D18_76_134
Bodemdeelgebied
16
056
DV056_D18_76_134-D18_82_098
D18_76_134
D18_82_098
Toetsresultaat oa hoogte
16
057
DV057_D18_82_098-D18_94_000
D18_82_098
D18_94_000
Toetsresultaat stabiliteit
16
058
DV058_D18_94_000-D18_104_013
D18_94_000
D18_104_013
Oriëntatie
17
059
DV059_D18_104_013-D18_114_045
D18_104_013
D18_114_045
Toetsresultaat oa hoogte
17
060
DV060_D18_114_045-D18_126_151
D18_114_045
D18_126_151
Toetsresultaat stabiliteit
17
061
DV061_D18_126_151-D18_136_058
D18_126_151
D18_136_058
Oriëntatie
17
062
DV062_D18_136_058-D18_142_000
D18_136_058
D18_142_000
Toetsresultaat oa hoogte
17
063
DV063_D18_142_000-D18_158_085
D18_142_000
D18_158_085
Oriëntatie
17
064
DV064_D18_158_085-D18_162_000
D18_158_085
D18_162_000
Oriëntatie
17
065
DV065_D18_162_000-D18_168_038
D18_162_000
D18_168_038
Oriëntatie
17
066
DV066_D18_168_038-D18_172_000
D18_168_038
D18_172_000
Geen voorland
17
067
DV067_D18_172_000-D18_192_032
D18_172_000
D18_192_032
Einde voorland
17
068
DV068_D18_192_032-D18_204_173
D18_192_032
D18_204_173
Ringdeelgrens
17
069
DV069_D18_204_173-D18_212_000
D18_204_173
D18_212_000
Einde haven voorland
18
070
DV070_D18_212_000-D18_218_169
D18_212_000
D18_218_169
Gevolgen
18
071
DV071_D18_218_169-D19_6_130
D18_218_169
D19_6_130
Oriëntatie haventerrein
18
072
DV072_D19_6_130-D20_10_110
D19_6_130
D20_10_110
Ringdeelgrens
18
073
DV073_D20_10_110-D20_22_076
D20_10_110
D20_22_076
Oriëntatie
19
074
DV074_D20_22_076-D20_38_102
D20_22_076
D20_38_102
Oriëntatie
19
075
DV075_D20_38_102-D20_52_137
D20_38_102
D20_52_137
Eind voorland
19
076
DV076_D20_52_137-D20_64_100
D20_52_137
D20_64_100
Begin voorland
19
077
DV077_D20_64_100-D20_70_178
D20_64_100
D20_70_178
Bodemdeelgebied
19
078
DV078_D20_70_178-D21_76_090
D20_70_178
D21_76_090
Mogelijke ringdeelgrens
20
079
DV079_D21_76_090-D22_6_050
D21_76_090
D22_6_050
Toetsresultaat bekleding
20
080
DV080_D22_6_050-D22_10_000
D22_6_050
D22_10_000
Toetsvak
20
081
DV081_D22_10_000-D23_23_051
D22_10_000
D23_23_051
Oriëntatie en voorland
21
082
DV082_D23_23_051-D23_28_038
D23_23_051
D23_28_038
Bekleding overgang
21
083
DV083_D23_28_038-D23_36_065
D23_28_038
D23_36_065
Oriëntatie
21
084
DV084_D23_36_065-D23_40_000
D23_36_065
D23_40_000
Begin voorland
21
085
DV085_D23_40_000-D23_46_091
D23_40_000
D23_46_091
Einde voorland
21
086
DV086_D23_46_091-D23_56_000
D23_46_091
D23_56_000
Bekleding overgang
21
087
DV087_D23_56_000-D23_59_000
D23_56_000
D23_59_000
Oriëntatie
21
088
DV088_D23_59_000-D23_76_000
D23_59_000
D23_76_000
Oriëntatie
21
089
DV089_D23_76_000-D23_86_000
D23_76_000
D23_86_000
Oriëntatie
21
090
DV090_D23_86_000-D23_94_060
D23_86_000
D23_94_060
Begin voorland
21
091
DV091_D23_94_060-D23_100_042
D23_94_060
D23_100_042
Einde voorland
21
092
DV092_D23_100_042-D23_103_039
D23_100_042
D23_103_039
Begin voorland
21
093
DV093_D23_103_039-D23_111_115
D23_103_039
D23_111_115
Ringdeelgrens
21
094
DV094_D23_111_115-D24_7_020
D23_111_115
D24_7_020
Toetsvak
22
095
DV095_D24_7_020-D24_15_000
D24_7_020
D24_15_000
Start bebouwde kom
22
096
DV096_D24_15_000-D24_18_009
D24_15_000
D24_18_009
Oriëntatie
22
097
DV097_D24_18_009-D24_29_000
D24_18_009
D24_29_000
Begin Haven
22
098
DV098_D24_29_000-D24_40_000
D24_29_000
D24_40_000
Haven en voorland
22
099
DV099_D24_40_000-D24_44_065
D24_40_000
D24_44_065
Ringdeelgrens
22
100
DV100_D24_44_065-D25_6_020
D24_44_065
D25_6_020
Einde voorland
23
101
DV101_D25_6_020-D25_12_050
D25_6_020
D25_12_050
Toetsresultaat stabiliteit
23
140
Ringdeel
nr
Dijkvaknaam
van [km]
tot [km]
Reden grens (t.p.v. einde vak)
102
DV102_D25_12_050-D25_16_038
D25_12_050
D25_16_038
Oriëntatie
23
103
DV103_D25_16_038-D25_27_000
D25_16_038
D25_27_000
Oriëntatie
23
104
DV104_D25_27_000-D25_31_015
D25_27_000
D25_31_015
Bodemdeelgebied
23
105
DV105_D25_31_015-D25_39_000
D25_31_015
D25_39_000
Oriëntatie
23
106
DV106_D25_39_000-D25_47_000
D25_39_000
D25_47_000
Oriëntatie
23
107
DV107_D25_47_000-D26_0_005
D25_47_000
D26_0_005
Ringdeelgrens
23
108
DV108_D26_0_005-D26_3_065
D26_0_005
D26_3_065
Ringdeelgrens
24
109
DV109_D26_3_065-D27_11_051
D26_3_065
D27_11_051
Einde haven/bebouwing
25
110
DV110_D27_11_051-D27_14_009
D27_11_051
D27_14_009
Overgang bekleding
25
111
DV111_D27_14_009-D27_23_045
D27_14_009
D27_23_045
Ringdeelgrens
25
112
DV112_D27_23_045-D27_27_000
D27_23_045
D27_27_000
Oriëntatie
26
113
DV113_D27_27_000-D27_33_050
D27_27_000
D27_33_050
Oriëntatie
26
114
DV114_D27_33_050-D27_44_000
D27_33_050
D27_44_000
Lengte i.c.m. piping
26
115
DV115_D27_44_000-D28_54_058
D27_44_000
D28_54_058
Overgang bekleding
26
116
DV116_D28_54_058-D28_66_041
D28_54_058
D28_66_041
Eind breed voorland
26
117
DV117_D28_66_041-D28_70_035
D28_66_041
D28_70_035
Eind haven
26
118
DV118_D28_70_035-D28_83_031
D28_70_035
D28_83_031
Oriëntatie
26
119
DV119_D28_83_031-D28_89_000
D28_83_031
D28_89_000
Toetsvak
26
120
DV120_D28_89_000-D28_97_000
D28_89_000
D28_97_000
Toetsvak
26
121
DV121_D28_97_000-D28_102_070
D28_97_000
D28_102_070
Oriëntatie
27
122
DV122_D28_102_070-D28_110_000
D28_102_070
D28_110_000
Toetsresultaat stabiliteit
27
123
DV123_D28_110_000-D28_115_050
D28_110_000
D28_115_050
Toetsresultaat stabiliteit
27
124
DV124_D28_115_050-D28_119_006
D28_115_050
D28_119_006
Mogelijke ringdeelgrens
27
125
DV125_D28_119_006-D28_121_000
D28_119_006
D28_121_000
Bodemdeelgebied
27
126
DV126_D28_121_000-D28_130_030
D28_121_000
D28_130_030
Oriëntatie
27
127
DV127_D28_130_030-D28_135_049
D28_130_030
D28_135_049
Toetsresultaat stabiliteit
27
128
DV128_D28_135_049-D28_139_088
D28_135_049
D28_139_088
Mogelijke ringdeelgrens
27
129
DV129_D28_139_088-D28_143_000
D28_139_088
D28_143_000
Begin voorland
27
130
DV130_D28_143_000-D29_152_000
D28_143_000
D29_152_000
Eind breed voorland
27
131
DV131_D29_152_000-D29_157_073
D29_152_000
D29_157_073
Einde voorland/haven
28
132
DV132_D29_157_073-D30_166_062
D29_157_073
D30_166_062
Oriëntatie
28
133
DV133_D30_166_062-D30_174_046
D30_166_062
D30_174_046
Ringdeelgrens
28
134
DV134_D30_174_046-D30_18.4_000
D30_174_046
D30_18.4_000
Overgang A-C kering
29
146
DV146_RSP26.06-RSP24.00
26.06
24.00
Lengte eis (vak > 2 km)
2
147
DV147_RSP24.00-RSP22.63
24.00
22.63
Mogelijke ringdeelgrens
2
148
DV148_RSP22.63-RSP22.00
22.63
22.00
Ringdeelgrens
2
149
DV149_RSP22.00-RSP21.23
22.00
21.23
Oriëntatie
3
150
DV150_RSP21.23-RSP20.41
21.23
20.41
Oriëntatie
3
Tabel 34:
Dijkvakindeling met reden van dijkvakgrens.
141
Ringdeel
Nr.
dijkvaknaam
van [km]
tot [km]
Reden grens (t.p.v. einde vak)
135
DV135_RSP55.25-RSP52.50
55.25
52.50
Oriëntatie
1
136
DV136_RSP52.50-RSP51.25
52.50
51.25
Duinprofiel (hoog en breed)
1
137
DV137_RSP51.25-RSP49.25
51.25
49.25
Infiltratiegebied
1
138
DV138_RSP49.25-RSP46.00
49.25
46.00
Duinprofiel
1
139
DV139_RSP46.00-RSP38.75
46.00
38.75
Hoge en smalle eerste duinregel
1
140
DV140_RSP38.75-RSP37.50
38.75
37.50
Bebouwing
1
141
DV141_RSP37.50-RSP33.75
37.50
33.75
Hoog en breed duin
1
142
DV142_RSP33.75-RSP32.50
33.75
32.50
Bebouwing
1
143
DV143_RSP32.50-RSP31.25
32.50
31.25
Duinprofiel (hoog en smal)
1
144
DV144_RSP31.25-RSP29.15
31.25
29.15
Duinprofiel (laag en smal)
1
145
DV145_RSP29.15-RSP26.06
29.15
26.06
Duinprofiel (hoog en breed)
1
151
DV151_RSP20.41-RSP18.80
20.41
18.80
Duinprofiel (hoog en smal)
4
152
DV152_RSP18.80-RSP13.60
18.80
13.60
Duinprofiel (hoog en breed)
4
153
DV153_RSP13.60-RSP12.28
13.60
12.28
Bebouwing Callantsoog
5
154
DV154_RSP12.28-RSP11.37
12.28
11.37
Duinprofiel (hoog en smal)
5
155
DV155_RSP11.37-RSP9.68
11.37
9.68
Duinprofiel (hoog en breed)
5
156
DV156_RSP9.68-RSP5.08
9.68
5.08
Oriëntatie
6
157
DV157_RSP5.08-RSP2.89
5.08
2.89
Oriëntatie
6
158
DV158_RSP2.89-RSP1.90
2.89
1.90
Oriëntatie
6
Tabel 35:
Duinvakindeling met de reden van de grens.
Zie Figuur 10 voor de globale ligging van de dijk- en duinvakken. Voor de ligging van ringdelen zie Figuur 17 (paragraaf 4.1.2).
142
Ringdeel
143
D19
D18
D17
D14
D10
D9
Dijk
Van
135857,767, 531916,796 D9_DP 65 +100 136464,719, 531879,32 D10_1 +50 D10_2 +50 D10_3 +50 D10_4 +50 D10_5 +50 D10_6 +50 D10_7 +50 D10_8 +50 D10_9 +50 D10_10 +50 D10_11 +0 135822,44, 531356 135830,04, 531352,56 D10_12 +50 D10_13 +50 D10_14 +50 D10_15 +50 D10_16 +50 D10_17 +50 D10_18 +50 D10_19 +50 D10_20 +50 D10_21 +50 D10_22 +0 D14_DP 26 +100 D14_DP 28 +100 148422,326, 524692,604 D17_150+200 +0 D17_150+300 +0 D17_150+400 +0 D17_150+500 +0 D17_150+600 +0 D17_150+700 +0 D17_150+800 +0 D17_150+900 +0 D17_150+1000 +0 D17_150+1100 +0 D17_150+1200 +0 D17_150+1300 +0 D17_150+1400 +0 D17_150+1500 +0 D17_150+1600 +0 148660,861, 523634,95 148650,432, 523634,758 D17_150+1700 +0 D17_150+1800 +0 D17_150+1900 +0 D17_150+2000 +0 D17_150+2100 +0 D17_150+2200 +0 D17_150+2300 +0 D17_150+2400 +0 D17_150+2500 +0 D17_150+2600 +0 D17_150+2700 +0 D18_DP 12 + 400 D18_DP 14 D18_DP 15 D18_DP 15 +50 D18_DP 16 D18_DP 17 D18_DP 18 D18_DP 33 D18_DP 34 D18_DP 34 +50 D18_DP 38 D18_DP 51 D18_DP 52 D18_DP 61 D18_DP 62 D18_DP 129 D18_DP 130 D18_DP 173 D18_DP 174 D18_DP 175 D18_DP 176 D18_DP 177 D18_DP 187 D18_DP 188 D18_DP 188 +50 D18_DP 189 D19_218+600 +50
Tabel 36:
13
Dijkring
Lengte [km] 0,16 0,20 0,06 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,05 0,08 0,03 0,04 0,11 0,10 0,10 0,09 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,04 0,10 0,20 0,20 0,17 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,09 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,05 0,01 0,04 0,10 0,10 0,10 0,09 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,09 0,06 0,14 0,10 0,05 0,06 0,09 0,09 0,10 0,10 0,05 0,05 0,10 0,10 0,10 0,09 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,10 0,05 0,05 0,10 0,10
TO G G V V V V GO GO G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G
BO VO volgt TO G volgt TO G volgt TO V volgt TO V volgt TO V volgt TO V volgt TO GO volgt TO GO volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G volgt TO G
HT TO V V G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V V G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V
BO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO
STPH VO V V G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V V G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V
Toetsresultatan 3e Toetsronde DR 13, D9-19.
D9_DP 65 +100 D9_DP 66 +100 D10_1 +50 D10_2 +50 D10_3 +50 D10_4 +50 D10_5 +50 D10_6 +50 D10_7 +50 D10_8 +50 D10_9 +50 D10_10 +50 D10_11 +0 135822,39, 531355,95 135829,99, 531352,51 D10_12 +50 D10_13 +50 D10_14 +50 D10_15 +50 D10_16 +50 D10_17 +50 D10_18 +50 D10_19 +50 D10_20 +50 D10_21 +50 D10_22 +0 136576,009, 531654,992 D14_DP 28 +100 D14_DP 30 +100 D17_150+200 +0 D17_150+300 +0 D17_150+400 +0 D17_150+500 +0 D17_150+600 +0 D17_150+700 +0 D17_150+800 +0 D17_150+900 +0 D17_150+1000 +0 D17_150+1100 +0 D17_150+1200 +0 D17_150+1300 +0 D17_150+1400 +0 D17_150+1500 +0 D17_150+1600 +0 148660,811, 523634,9 148650,382, 523634,708 D17_150+1700 +0 D17_150+1800 +0 D17_150+1900 +0 D17_150+2000 +0 D17_150+2100 +0 D17_150+2200 +0 D17_150+2300 +0 D17_150+2400 +0 D17_150+2500 +0 D17_150+2600 +0 D17_150+2700 +0 148087,341, 523326,403 D18_DP 14 D18_DP 15 D18_DP 15 +50 D18_DP 16 D18_DP 17 D18_DP 18 D18_DP 19 D18_DP 34 D18_DP 34 +50 D18_DP 35 D18_DP 39 D18_DP 52 D18_DP 53 D18_DP 62 D18_DP 63 D18_DP 130 D18_DP 131 D18_DP 174 D18_DP 175 D18_DP 176 D18_DP 177 D18_DP 178 D18_DP 188 D18_DP 188 +50 D18_DP 189 D18_DP 190 D19_218+700 +50
Tot TO V V G G G GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO V V V V V V V V V GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V
BO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO
STBU VO V V G G G GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO V V V V V V V V V GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V
TO V V G G G GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO V V V V GO V G G G G G V V GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO G G G G G G G G G G G V V G G G G G G G G G G G G G V
BO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO
STBI VO V V G G G GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO V V V V GO V G G G G G V V GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO GO G G G G G G G G G G G V V G G G G G G G G G G G G G V
TO V V G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V V G G G G G V V V V V G G G V V V V V V G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V
BO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO
STMI VO V V G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V V G G G G G V V V V V G G G V V V V V V G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V
TO G G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt V G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt G G V V V nvt G nvt nvt G G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt V nvt nvt nvt nvt V GO nvt nvt nvt nvt nvt G G nvt nvt GO
STBKsteen BO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO GO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO V
Bijlage D Overzicht resultaten na verlengde derde toetsronde VO G G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt V G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt G G V V V nvt G nvt nvt G G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt V nvt nvt nvt nvt V GO nvt nvt nvt nvt nvt G G nvt nvt V
TO nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
STBKasfalt BO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO VO nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt
TO V V nvt nvt nvt nvt GO GO G G G G G G nvt G G G G G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt GO GO nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt GO GO GO GO GO G G nvt nvt nvt nvt G G G nvt GO GO GO GO GO GO GO O O O GO O O O O GO GO O O O O O O O O O G
STBKgras BO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO V V V V V V V volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO VO V V nvt nvt nvt nvt GO GO G G G G G G nvt G G G G G nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt GO GO nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt nvt GO GO GO GO GO G G nvt nvt nvt nvt G G G nvt V V V V V V V O O O GO O O O O GO GO O O O O O O O O O G
TO G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V
BO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO volgt TO
STVL VO G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G G V
Eindoordeel voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm nader onderzoek noodzakelijk voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm nader onderzoek noodzakelijk nader onderzoek noodzakelijk voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet niet aan de norm voldoet aan de norm
143
muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+ muv HT&STBKgras, buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras buiten scope LRT3+ muv HT & STBKgras
Opmerking
144
D87
D86
D28
D20
Dijk
D86_DP 2.5 +50
D87_DP 2.6 +50
D87_DP 2.7 +60
D87_DP 2.8 +60
D87_DP 2.9 +60
D87_DP 3.0 +60
D87_DP 3.1 +60
D87_DP 3.2 +60
D87_DP 3.3 +50
D87_DP 3.5 +50
D87_DP 3.6 +50
D87_DP 3.9 +50
D87_DP 4.0 +50
D87_DP 4.1 +40
D87_DP 4.2 +40
D87_DP 4.3 +40
D87_DP 4.4 +0
D88_DP 4.7 +50
D86_DP 2.4 +50
D86_DP 2.5 +50
D87_DP 2.6 +50
D87_DP 2.7 +60
D87_DP 2.8 +60
D87_DP 2.9 +60
D87_DP 3.0 +60
D87_DP 3.1 +60
D87_DP 3.2 +60
D87_DP 3.4 +50
D87_DP 3.5 +50
D87_DP 3.8 +50
D87_DP 3.9 +50
D87_DP 4.0 +50
D87_DP 4.1 +40
D87_DP 4.2 +40
D87_DP 4.3 +40
D88_DP 4.6 +50
D86_DP 2.0 +55
D86_DP 2.3 +60
D86_DP 2.4 +50
D86_DP 1.9 +55
D86_DP 2.2 +55
D86_DP 2.3 +60
D86_DP 1.7 +60
D86_DP 1.8 +60
D86_DP 1.9 +55
D86_DP 1.6 +60
D86_DP 1.7 +60
D86_DP 1.8 +60
D86_DP 1.5 +60
D86_DP 1.4 +60
D86_DP 1.3 +60
D86_DP 1.6 +60
D86_DP 1.3 +60
D86_DP 1.4 +60
D86_DP 1.2 +65
D86_DP 1.2 +65
D86_DP 1.5 +60
D86_DP 1.1 +65
D86_DP 1.1 +65
D28_DP 118 +50
D28_DP 117 +50
D86_DP 1.0 +65
D28_DP 117 +50
D28_DP 116 +50
D28_DP 136 +50
D28_DP 116 +50
D28_DP 115 +50
D28_DP 135 +50
D28_DP 108 +50
D28_DP 107 +50
D28_DP 130 +50
D28_DP 107 +50
D28_DP 106 +50
D28_DP 129 +50
D28_DP 104 +50
D28_DP 103 +50
D28_DP 129 +50
D20_DP 64 +100
D20_DP 62 +100
D28_DP 128 +50
D20_DP 12 +50
D20_DP 11 +50
D28_DP 128 +50
D20_DP 11 +50
D20_DP 10 +50
D28_DP 127 +50
D20_DP 10 +50
D20_DP 9 +50
D28_DP 121 +50
D20_DP 9 +50
D20_DP 8 +50
D28_DP 120 +50
D20_DP 8 +50
D20_DP 7 +50
D28_DP 120 +50
D20_DP 7 +50
D20_DP 6 +50
D28_DP 119 +50
D20_DP 6 +50
D20_DP 5 +50
D28_DP 119 +50
D20_DP 5 +50
D20_DP 4 +50
D28_DP 118 +50
Tot
D20_DP 4 +50
Van
D20_DP 3 +50
0,10
0,06
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,11
0,09
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,20
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
0,10
Lengte [km] 0,10
G
G
G
GO
GO
GO
GO
GO
GO
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
GO
GO
G
G
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
G
G
G
GO
G
G
G
G
G
TO G
volgt TO
volgt TO
volgt TO
O
O
O
O
O
O
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
O
O
volgt TO
volgt TO
O
O
O
O
O
O
O
O
O
volgt TO
volgt TO
volgt TO
O
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
G
G
G
O
O
O
O
O
O
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
O
O
G
G
O
O
O
O
O
O
O
O
O
G
G
G
O
G
G
G
G
G
BO VO volgt TO G
HT
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
TO G
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
144
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
STPH BO VO volgt TO G
Tabel 37. Toetsresultatan 3e Toetsronde DR 13, D20-87
13
Dijkring
G
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
TO G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
G
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO GO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
BO VO volgt TO G
STBU
G
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
TO G
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
G
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
V
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
BO VO volgt TO G
STBI
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
TO G
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
BO VO volgt TO G
STMI
O
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
G
G
G
G
G
GO
GO
GO
GO
GO
G
GO
nvt
nvt
GO
G
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
GO
G
GO
GO
GO
nvt
O
O
O
O
O
O
VO GO
O
G
O
O
V
V
V
V
V
V
G
V
V
O
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
volgt TO
O
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
G
G
G
G
G
volgt TO
G
volgt TO nvt
volgt TO nvt
O
volgt TO
O
O
V
V
V
V
V
V
volgt TO
V
V
O
volgt TO nvt
volgt TO nvt
O
O
O
O
O
O
STBKsteen BO GO
nvt
GO
GO
GO
GO
GO
GO
TO GO
G
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
volgt TO
G
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
volgt TO nvt
STBKasfalt TO BO VO nvt volgt TO nvt
G
O
O
GO
GO
GO
GO
GO
GO
O
O
O
O
O
O
O
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
V
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
V
GO
G
G
GO
G
G
G
G
G
TO G
volgt TO
volgt TO
volgt TO
O
O
O
O
O
O
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
O
volgt TO
volgt TO
O
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
G
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
V
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
V
O
G
G
O
G
G
G
G
G
STBKgras BO VO volgt TO G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
TO G
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
volgt TO
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
G
BO VO volgt TO G
STVL
Eindoordeel
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
nader onderzoek noodzakelijk
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet aan de norm
voldoet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
voldoet niet aan de norm
nader onderzoek noodzakelijk
Opmerking
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+
muv STBKsteen, buiten scope LRT3+
muv STBKsteen, buiten scope LRT3+
muv STBKsteen, buiten scope LRT3+
muv STBKsteen, buiten scope LRT3+
muv STBKsteen, buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+
muv STBKsteen, buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+
buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
dijkversterking HWBP2, buiten scope LRT3+
Bijlage E
Overstromingsscenario’s
145
Volgnummer
Scenario
Scenario-kans
Volgnummer
Scenario
Scenario-kans
per jaar
per jaar
1 2
01 04
7.00E-07 1.01E-04
51 52
1927 1526
7.20E-05 7.07E-05
3
05
2.21E-06
53
1923
6.79E-05
4
06
3.65E-07
54
151920
6.59E-05
5
07
2.42E-06
55
2127
6.07E-05
6
08
1.07E-04
56
2227
5.97E-05
7
09
1.72E-06
57
2627
5.82E-05
8
10
7.38E-03
58
2123
5.49E-05
9
11
1.74E-06
59
2223
5.41E-05
10
12
4.65E-05
60
2326
5.26E-05
11
13
8.55E-04
61
1027
5.09E-05
12
14
3.09E-08
62
1315
4.93E-05
13
15
5.62E-03
63
152021
4.63E-05
14
16
8.58E-05
64
1023
4.58E-05
15
17
2.31E-05
65
152022
4.54E-05
16
18
3.03E-06
66
152026
4.24E-05
17
19
1.10E-02
67
101520
4.14E-05
18
20
1.77E-02
68
2327
3.88E-05
19
21
8.86E-03
69
1527
3.86E-05
20
22
8.72E-03
70
1523
3.63E-05
21
23
5.64E-03
71
0405
3.04E-05
22
24
2.09E-16
72
152027
2.62E-05
23
25
1.70E-07
73
152023
2.47E-05
24
26
8.48E-03
74
1319
2.05E-05
25
27
6.27E-03
75
1619
1.94E-05
26
28
2.74E-04
76
01040506
1.59E-05
27
29
1.78E-15
77
0104
1.42E-05
28
1520
3.81E-03
78
131520
1.35E-05
29
1920
2.12E-04
79
1321
1.30E-05
30
1921
2.06E-04
80
1322
1.28E-05
31
1922
2.00E-04
81
1320
1.19E-05
32
1926
1.75E-04
82
1013
1.19E-05
33
2021
1.69E-04
83
1326
1.14E-05
34
2022
1.65E-04
84
010405
9.55E-06
35
2026
1.62E-04
85
1720
8.18E-06
36
1019
1.60E-04
86
010406
7.71E-06
37
1020
1.40E-04
87
1719
7.09E-06
38
2122
1.23E-04
88
1327
5.89E-06
39
2027
1.22E-04
89
0406
5.78E-06
40
1519
1.20E-04
90
2028
5.36E-06
41
2023
1.14E-04
91
1323
5.32E-06
42
2126
1.12E-04
92
192122
5.14E-06
43
2226
1.10E-04
93
1617
4.91E-06
44
1021
1.06E-04
94
151720
4.65E-06
45
1022
1.04E-04
95
0819
4.42E-06
46
1026
9.49E-05
96
1718
4.38E-06
47
1521
7.95E-05
97
192126
4.29E-06
48
1522
7.79E-05
98
101921
4.21E-06
49
0810
7.66E-05
99
040506
4.19E-06
50
1015
7.39E-05
100
1517
4.18E-06
Tabel 38:
Scenariokansen voor de 100 scenario’s met de grootste kansen inclusief alle enkelvoudige doorbraken (op basis van 1- tot en met 3-voudige doorbraken en de handmatige aanvulling tot 5-voudige doorbraken.
146
Volg-
Scenario
nummer
Scenario-
Kansbijdrage
Volg-
kans
t.o.v.
nummer
Scenario
Scenario-
Kansbijdrage
kans
t.o.v.
ringkans
ringkans
18 17
20 19
1.77E-02 1.10E-02
20.01% 12.35%
63 64
152021 1023
4.63E-05 4.58E-05
0.05% 0.05%
19
21
8.86E-03
9.99%
65
152022
4.54E-05
0.05%
20
22
8.72E-03
9.83%
66
152026
4.24E-05
0.05%
24
26
8.48E-03
9.56%
67
101520
4.14E-05
0.05%
8
10
7.38E-03
8.32%
68
2327
3.88E-05
0.04%
25
27
6.27E-03
7.07%
69
1527
3.86E-05
0.04%
21
23
5.64E-03
6.36%
70
1523
3.63E-05
0.04%
13
15
5.62E-03
6.34%
71
0405
3.04E-05
0.03%
28
1520
3.81E-03
4.29%
72
152027
2.62E-05
0.03%
11
13
8.55E-04
0.96%
73
152023
2.47E-05
0.03%
26
28
2.74E-04
0.31%
15
17
2.31E-05
0.03%
29
1920
2.12E-04
0.24%
74
1319
2.05E-05
0.02%
30
1921
2.06E-04
0.23%
75
1619
1.94E-05
0.02%
31
1922
2.00E-04
0.23%
76
01040506
1.59E-05
0.02%
32
1926
1.75E-04
0.20%
77
0104
1.42E-05
0.02%
33
2021
1.69E-04
0.19%
78
131520
1.35E-05
0.02%
34
2022
1.65E-04
0.19%
79
1321
1.30E-05
0.01%
35
2026
1.62E-04
0.18%
80
1322
1.28E-05
0.01%
36
1019
1.60E-04
0.18%
81
1320
1.19E-05
0.01%
37
1020
1.40E-04
0.16%
82
1013
1.19E-05
0.01%
38
2122
1.23E-04
0.14%
83
1326
1.14E-05
0.01%
39
2027
1.22E-04
0.14%
84
010405
9.55E-06
0.01%
40
1519
1.20E-04
0.14%
85
1720
8.18E-06
0.01%
41
2023
1.14E-04
0.13%
86
010406
7.71E-06
0.01%
42
2126
1.12E-04
0.13%
87
1719
7.09E-06
0.01%
43
2226
1.10E-04
0.12%
88
1327
5.89E-06
0.01%
6
08
1.07E-04
0.12%
89
0406
5.78E-06
0.01%
44
1021
1.06E-04
0.12%
90
2028
5.36E-06
0.01%
45
1022
1.04E-04
0.12%
91
1323
5.32E-06
0.01%
2
04
1.01E-04
0.11%
92
192122
5.14E-06
0.01%
46
1026
9.49E-05
0.11%
93
1617
4.91E-06
0.01%
14
16
8.58E-05
0.10%
94
151720
4.65E-06
0.01%
47
1521
7.95E-05
0.09%
95
0819
4.42E-06
0.01%
48
1522
7.79E-05
0.09%
96
1718
4.38E-06
0.005%
49
0810
7.66E-05
0.09%
97
192126
4.29E-06
0.005%
50
1015
7.39E-05
0.08%
98
101921
4.21E-06
0.005%
51
1927
7.20E-05
0.08%
99
040506
4.19E-06
0.005%
52
1526
7.07E-05
0.08%
100
1517
4.18E-06
0.005%
53
1923
6.79E-05
0.08%
16
18
3.03E-06
0.003%
54
151920
6.59E-05
0.07%
5
07
2.42E-06
0.003%
55
2127
6.07E-05
0.07%
3
05
2.21E-06
0.003%
56
2227
5.97E-05
0.07%
9
11
1.74E-06
0.002%
57
2627
5.82E-05
0.07%
7
09
1.72E-06
0.002%
58
2123
5.49E-05
0.06%
1
01
7.00E-07
0.001%
59
2223
5.41E-05
0.06%
4
06
3.65E-07
0.0004%
60
2326
5.26E-05
0.06%
23
25
1.70E-07
0.0002%
61
1027
5.09E-05
0.06%
12
14
3.09E-08
0.0000%
62
1315
4.93E-05
0.06%
27
29
1.78E-15
0.0000%
10
12
4.65E-05
0.05%
22
24
2.09E-16
0.0000%
Tabel 39:
Scenariokansen (afnemende gesorteerd) met kansbijdrage als percentage t.o.v. ringkans.
147
149
Verwachte overstroming, Georganiseerde evacuatie
4
8.48E-03
6.27E-03
8.55E-04
5.62E-03
7.38E-03
5.64E-03
3.81E-03
8.72E-03
1.77E-02
2.06E-04
1.75E-04
2.12E-04
2.00E-04
26
27
13
15
10
23
1520
22
20
1921
1926
1920
1922
1.60E-04
8.86E-03
21
1019
1.10E-02
19
Scenario
Verwachte overstroming, Niet georganiseerde evacuatie
3
Scenariokans [per jaar]
Onverwachte overstroming, Niet georganiseerde evacuatie
2673
2642
2520
3214
3140
67
144
495
354
299
422
3127
624
614
649
2178
1
2665
2617
2496
3186
3109
67
143
493
352
298
421
3102
622
612
643
2156
2
2663
2617
2496
3186
3109
67
143
493
352
298
421
3102
622
612
643
2156
3
2656
2617
2496
3186
3109
67
143
493
352
297
421
3102
622
612
643
2156
4
Schade Schade Schade Schade [M euro] [M euro] [M euro] [M euro]
Onverwachte overstroming, Geen evacuatie
2
1
282
272
260
297
313
1
8
23
24
26
22
231
26
26
49
228
Aantal slachtoffers
Kansen, gevolgen en risico’s per scenario
1
Bijlage F
2
217
54
52
59
63
0
2
5
5
20
4
46
5
5
10
46
Aantal slachtoffers 3
197
54
52
59
63
0
2
5
5
18
4
46
5
5
10
46
Aantal slachtoffers 4
141
54
52
59
63
0
2
5
5
13
4
46
5
5
10
46
0.428
0.523
0.530
0.560
0.641
1.187
1.249
1.879
1.984
2.202
2.367
2.658
3.898
5.191
5.708
23.667
economisch risico in M€ per jaar
Aantal Verwachtingsslachtoffers waarde
149
3.85E-02
1.95E-02
1.99E-02
1.87E-02
2.32E-02
3.55E-03
2.79E-02
3.27E-02
4.96E-02
1.63E-01
4.27E-02
7.10E-02
5.76E-02
7.80E-02
1.58E-01
9.03E-01
Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per jaar
150
7.20E-05
6.59E-05
6.79E-05
2.74E-04
4.93E-05
1.12E-04
7.95E-05
1.62E-04
7.07E-05
9.49E-05
1.69E-04
6.07E-05
1.23E-04
1.10E-04
1.22E-04
1.06E-04
2.05E-05
7.79E-05
4.63E-05
4.24E-05
8.58E-05
4.65E-05
7.39E-05
5.49E-05
1927
151920
1923
28
1315
2126
1521
2026
1526
1026
2021
2127
2122
2226
2027
1021
1319
1522
152021
152026
16
12
1015
2123
150
1.20E-04
1519
Scenario
Scenariokans [per jaar]
1704
1285
2121
1158
2355
2181
1341
5689
1098
1012
1141
1068
2260
833
1494
2090
1017
2135
1633
3958
851
3528
4022
4070
2954
1
1691
1283
2108
1153
2343
2166
1333
5628
1095
1008
1136
1060
2244
825
1491
2079
1013
2121
1622
3922
847
3496
3986
4034
2927
2
1691
1282
2108
1153
2343
2166
1333
5628
1095
1008
1136
1060
2244
825
1490
2079
1013
2121
1622
3922
847
3496
3986
4034
2927
3
1691
1280
2108
1153
2343
2166
1333
5628
1092
1008
1136
1060
2244
825
1488
2079
1013
2121
1622
3922
847
3496
3986
4034
2927
4
Schade Schade Schade Schade [M euro] [M euro] [M euro] [M euro] 1
123
85
136
66
134
147
82
554
86
48
61
76
153
63
99
120
49
143
102
326
42
321
358
353
289
Aantal slachtoffers 2
25
65
27
13
27
29
16
111
66
10
12
15
31
13
76
24
10
29
20
65
8
64
72
71
58
Aantal slachtoffers 3
25
59
27
13
27
29
16
111
60
10
12
15
31
13
69
24
10
29
20
65
8
64
72
71
58
Aantal slachtoffers 4
25
42
27
13
27
29
16
111
43
10
12
15
31
13
50
24
10
29
20
65
8
64
72
71
58
0.093
0.095
0.098
0.099
0.099
0.101
0.104
0.115
0.116
0.123
0.125
0.130
0.136
0.140
0.142
0.147
0.164
0.169
0.183
0.194
0.233
0.238
0.263
0.291
0.352
economisch risico in M€ per jaar
Aantal Verwachtingsslachtoffers waarde
2.45E-03
5.33E-03
4.04E-03
2.03E-03
2.05E-03
2.44E-03
2.28E-03
4.09E-03
7.78E-03
2.15E-03
2.39E-03
3.33E-03
3.36E-03
3.90E-03
8.00E-03
3.05E-03
2.88E-03
4.12E-03
4.09E-03
5.78E-03
4.06E-03
7.83E-03
8.52E-03
9.17E-03
1.25E-02
Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per jaar
151
3.86E-05
7.66E-05
1.94E-05
5.09E-05
5.82E-05
1.65E-04
4.54E-05
1.40E-04
1.14E-04
1.30E-05
4.14E-05
1.04E-04
3.88E-05
2.62E-05
1.07E-04
1.35E-05
1.14E-05
3.63E-05
1.28E-05
2.31E-05
1.19E-05
1.19E-05
1527
0810
1619
1027
2627
2022
152022
1020
2023
1321
101520
1022
2327
152027
08
131520
1326
1523
1322
17
1013
1320
2.47E-05
5.26E-05
2326
152023
5.97E-05
2227
Scenario
Scenariokans [per jaar]
1759
4081
4158
2314
4213
1524
4963
4225
545
2330
1607
600
1554
5007
582
480
1609
449
1285
1469
3946
1000
2065
1631
1525
1
1750
4047
4147
2304
4178
1516
4924
4188
543
2318
1597
598
1545
4965
578
478
1600
447
1276
1466
3910
996
2055
1621
1515
2
1750
4047
4144
2304
4178
1516
4924
4188
542
2318
1597
598
1545
4965
578
478
1600
447
1276
1465
3910
995
2055
1621
1515
3
1750
4047
4135
2304
4178
1516
4924
4188
540
2318
1597
597
1545
4965
578
477
1600
447
1276
1463
3910
992
2055
1621
1515
4
Schade Schade Schade Schade [M euro] [M euro] [M euro] [M euro] 1
100
310
328
129
325
86
364
339
62
132
98
45
98
386
35
33
95
23
82
97
356
112
118
100
94
Aantal slachtoffers 2
20
62
253
26
65
17
73
68
48
26
20
35
20
77
7
26
19
5
16
75
71
87
24
20
19
Aantal slachtoffers 3
20
62
230
26
65
17
73
68
44
26
20
32
20
77
7
23
19
5
16
68
71
79
24
20
19
Aantal slachtoffers 4
20
62
164
26
65
17
73
68
31
26
20
23
20
77
7
17
19
5
16
49
71
56
24
20
19
0.043
0.048
0.049
0.053
0.053
0.055
0.056
0.057
0.058
0.061
0.062
0.062
0.064
0.065
0.066
0.067
0.073
0.074
0.074
0.075
0.076
0.076
0.079
0.085
0.091
economisch risico in M€ per jaar
Aantal Verwachtingsslachtoffers waarde
151
8.91E-04
1.33E-03
3.33E-03
1.08E-03
1.49E-03
1.12E-03
1.49E-03
1.65E-03
5.65E-03
1.24E-03
1.38E-03
4.00E-03
2.60E-03
1.81E-03
1.43E-03
3.97E-03
1.55E-03
1.42E-03
1.70E-03
4.21E-03
2.49E-03
7.33E-03
1.65E-03
1.89E-03
2.03E-03
Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per jaar
152
1.59E-05
5.89E-06
5.41E-05
7.09E-06
9.55E-06
7.71E-06
8.18E-06
5.32E-06
5.14E-06
4.29E-06
4.21E-06
3.04E-05
1.42E-05
4.65E-06
4.42E-06
4.91E-06
1.01E-04
4.18E-06
4.38E-06
5.78E-06
4.19E-06
5.36E-06
2.42E-06
2.21E-06
01040506
1327
2223
1719
010405
010406
1720
1323
192122
192126
101921
0405
0104
151720
0819
1617
04
1517
1718
0406
040506
2028
07
05
152
4.58E-05
1023
Scenario
Scenariokans [per jaar]
928
936
941
787
2260
1943
2870
3379
144
3300
4188
4156
1445
714
5346
6183
5403
5435
3559
3865
3366
4634
628
5981
2619
1 925
933
937
781
2254
1939
2854
3351
144
3274
4175
4123
1442
713
5332
6128
5353
5387
3538
3854
3357
4590
624
5929
2612
2 925
933
936
781
2252
1937
2854
3351
144
3274
4171
4123
1441
712
5327
6128
5353
5387
3538
3851
3354
4590
624
5929
2611
3 923
931
933
781
2246
1933
2854
3351
144
3274
4160
4123
1438
711
5314
6128
5353
5387
3538
3842
3346
4590
624
5929
2605
4
Schade Schade Schade Schade [M euro] [M euro] [M euro] [M euro] 1
144
98
55
264
148
176
252
5
245
432
307
100
75
491
537
488
425
219
368
390
434
39
467
231
65
Aantal slachtoffers 2
111
76
11
203
114
35
50
4
49
333
61
77
57
378
107
98
85
44
283
301
87
8
93
178
50
Aantal slachtoffers 3
101
69
11
185
104
35
50
4
49
302
61
70
52
344
107
98
85
44
257
273
87
8
93
161
46
Aantal slachtoffers 4 33
72
49
11
132
74
35
50
3
49
216
61
50
37
246
107
98
85
44
184
195
87
8
93
115
0.002
0.002
0.004
0.009
0.011
0.013
0.014
0.015
0.016
0.018
0.019
0.021
0.022
0.022
0.026
0.028
0.029
0.029
0.030
0.032
0.033
0.034
0.035
0.042
0.042
economisch risico in M€ per jaar
Aantal Verwachtingsslachtoffers waarde
2.71E-04
2.02E-04
1.06E-04
9.42E-04
7.29E-04
2.77E-04
3.78E-04
4.43E-04
4.33E-04
1.63E-03
5.13E-04
1.21E-03
1.93E-03
1.76E-03
8.28E-04
9.05E-04
8.13E-04
6.46E-04
2.41E-03
3.17E-03
1.11E-03
7.68E-04
9.88E-04
3.13E-03
2.54E-03
Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per jaar
153
555
3.65E-07
3.09E-08
1.74E-06
1.70E-07
1.78E-15
2.09E-16
06
14
11
25
29
Tabel 40:
24
326
3.03E-06
18
553
325
245
65
3836
1431
247
536
2107
2
553
325
245
65
3836
1430
247
535
2105
3
553
325
245
65
3836
1427
247
534
2100
4
1
20
9
6
2
301
121
13
41
179
Aantal slachtoffers 2
4
2
1
1
60
93
3
32
138
Aantal slachtoffers 3
4
2
1
1
60
85
3
29
125
Aantal slachtoffers 4
4
2
1
1
60
61
3
21
90
0.000
0.000
0.000
0.000
0.000
0.001
0.001
0.001
0.001
economisch risico in M€ per jaar
Aantal Verwachtingsslachtoffers waarde
Per scenario de scenariokans, gevolgen en verwachtingswaarden, gesorteerd op de verwachtingswaarde van het economische risico.
245
66
3869
1435
248
537
1.72E-06
2113
7.00E-07
09
1
01
Scenario
Scenariokans [per jaar]
Schade Schade Schade Schade [M euro] [M euro] [M euro] [M euro]
153
1.51E-15
6.06E-15
3.40E-07
2.69E-06
3.34E-06
3.76E-05
1.52E-05
6.02E-05
1.07E-04
Verwachtingswaarde van het aantal slachtoffers per jaar
Bijlage G Analyse risicobepalende ringdelen
Voor de reductie van het overstromingsrisico is een analyse opgenomen in paragraaf 7.5. In Tabel 41 staan de scenariokansen van de enkelvoudige doorbraken en de schade en slachtoffers zonder evacuatie. De scenario-nummers komen overeen met de ringdeelnummers (waarbij de omvang van enkelvoudige doorbraak scenario’s circa 83% van de overstromingskans bevatten).
Scenario 01 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 Tabel 41:
Scenariokans [per jaar] 7.46E-07 1.07E-04 2.36E-06 3.89E-07 2.74E-06 1.21E-04 3.39E-08 8.11E-03 1.97E-06 5.11E-05 9.49E-04 4.22E-08 5.47E-03 1.18E-04 3.01E-05 3.71E-06 3.26E-07 9.86E-03 8.45E-09 3.68E-08 3.58E-14 2.40E-16 2.37E-07 1.76E-09 1.59E-08 7.78E-13 1.48E-15
Schade [miljoen euro] (zonder evacuatie) 2113 144 936 1435 941 545 537 299 66 2121 3127 3869 422 1122 2314 248 3455 67 1526 443 780 555 245 1359 1332 1346 326
Slachtoffers [aantal] (zonder evacuatie) 179 5 144 121 98 62 41 26 2 136 231 301 22 64 129 13 339 1 116 33 42 20 6 86 84 85 9
Scenariokansen, schade en slachtoffers van enkelvoudige doorbraakscenario’s ná uitvoering HWBP2. (kleurcodering: rood hoogste waarde en groen laagste waarde).
Op basis van Tabel 41 zijn de scenario’s en dus ringdelen vast te stellen met de grootste faalkans en de grootste gevolgen. Hierin is ook zichtbaar dat deze niet gelijk aan elkaar hoeven te zijn. In Tabel 42 zijn de scenario’s (c.q. ringdelen) geordend van groot naar klein. De scenario’s (c.q. ringdelen) met de grootste risicobijdrage, voor zowel economisch als qua aantal slachtoffers zijn ringdelen 10 en 13. Deze ringdelen zijn in Tabel 42 met kleurtjes aangegeven, waardoor eenvoudig zichtbaar is dat ringdeel 10 een relatief beperkt gevolg heeft, maar door een relatief grote kansbijdrage toch voor een grote risicobijdrage zorgt. Ringdeel 13 heeft eveneens een relatief grote kans én een relatief groot gevolg en komt daarmee ook terecht in de top twee van ringdelen met een groot risico. Ringdeel 20 daarentegen heeft de grootste
155
kans maar het gevolg behoort tot de kleinste, waardoor het risico minder hoog is dan bijvoorbeeld ringdeel 10 en 13. Ringdeelnummers van groot naar klein gesorteerd
positie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 Tabel 42:
Kans
Gevolg: schade
Economisch risico
Kans
Gevolg: slachtoffers
Slachtoffer risico
20 10 15 13 08 16 04 12 17 18 07 05 11 01 06 19 25 14 22 09 27 21 26 28 23 29 24
14 19 13 17 12 01 21 06 26 28 27 16 07 05 23 24 08 09 22 15 29 10 18 25 04 20 11
13 10 15 20 16 12 17 08 04 07 05 01 19 18 06 14 11 25 27 09 22 21 26 28 23 29 24
20 10 15 13 08 16 04 12 17 18 07 05 11 01 06 19 25 14 22 09 27 21 26 28 23 29 24
19 14 13 01 05 12 17 06 21 07 26 28 27 16 08 23 09 22 10 15 24 18 29 25 04 11 20
10 13 15 08 12 16 20 17 04 05 07 01 06 19 18 14 11 09 27 25 22 21 26 28 23 29 24
Sortering van ringdeelnummers van groot naar klein op basis van kans, gevolg en risico.
156
Ringdeelnummers van groot naar klein gesorteerd
Bijlage H Colofon
Uitgegeven door Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving Projectbureau VNK2 Postbus 17 8200 AA Lelystad T. 0320 298411 Betrokken beheerder Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier P. Goessen M. Boomgaard D. Dam M. Broos Betrokken Provincie M. Lucas (Provincie Noord-Holland) Projectteam dijkring 13 Projectleider: M.J. van Reen (Arcadis) Begeleiding vanuit het projectbureau: F.J. Havinga (HKV/Projectbureau VNK2) Projectteam: D.W.H. van Hogendorp (Arcadis) A.J. van Sabben (IV-Infra) P.J.M. van Broekhoven (IV-infra) H.J. Wolters (IV-infra) R. Nooij (IV-Infra) Kwaliteitsborging Het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) heeft een bijdrage geleverd aan de kwaliteitsborging van dit project. Bronvermelding afbeelding kaft Peter van Aalst Fotografie
157
Kijk voor meer informatie op www.helpdeskwater.nl of bel 0800-6592837