What’s in a name? 1 Over de gevaren van keuzevrijheid inzake naamgeving Antoon Vandevelde * Recent werden in verschillende landen voorstellen geformuleerd om af te stappen van de algemene regel van overdracht van patroniemen – het traditionele systeem waarbij de familienaam van de vader op de kinderen overgaat. In sommige voorstellen wil men de keuze van de naam van de kinderen aan de ouders over laten, soms zelfs aan de kinderen zelf. In andere gevallen wil men dan weer de algemene regel omkeren: de kinderen krijgen automatisch de naam van de moeder. In die richting gaat bijvoorbeeld een voorstel van de Vlaamse socialistische parlementsleden. Zelf ben ik niet erg voor deze voorstellen te vinden. In deze bijdrage zal ik enkele tegenargumenten ontwikkelen. Dit betekent niet dat ik tegen elke hervorming van het huidige systeem gekant ben. De band met een derde Het belangrijkste argument van de voorstanders van de verplichte overdracht van de naam van de moeder is dat men nooit zeker weet wie de vader van het kind is, tenzij er natuurlijk een genetische test gedaan wordt. Over wie de moeder is, bestaat geen twijfel. Deze argumentatie is betwistbaar. Het is precies omdat er over de identiteit van de moeder geen twijfel bestaat, dat het uitermate belangrijk is dat het kind de naam van de vader krijgt. Reeds vanaf de eerste maanden van de zwangerschap is er een grote lichamelijke intimiteit tussen moeder en kind. Dat zal ook nog een hele tijd na de geboorte zo zijn, zeker als de moeder het kind borstvoeding geeft. De band tussen moeder en kind is een natuurlijke band. Precies omdat een dergelijke, natuurlijke band tussen het kind en de vader ontbreekt, zorgen instituties en sociale regels ervoor dat er door de naamgeving tussen hen een andere – symbolische – band tot stand gebracht wordt. Daardoor krijgt het kind tegelijkertijd zijn plaats in de keten van generaties, en in de maatschappij. ‘La mère donne la vie, le père donne son nom’ zei Lacan. Er zit logica in deze uitspraak. Het vaderschap berust op de erkenning van het kind door de vader, en van de vader door het kind – en niet op een primordiale intimiteit. Het is precies omdat het * Antoon VANDEVELDE doceert economische en sociale ethiek aan filosofen, economen en sociologen van de K.U.Leuven. E-mail:
[email protected]
Ethische Perspectieven 16 (1), 3-11; doi: 10.2143/EPN.16.1.2005890 © 2006 by Ethische Perspectieven. All rights reserved.
kindschap louter symbolisch is dat het door een uiterlijk teken bevestigd moet worden. Dat teken is weliswaar arbitrair, maar daarom niet minder essentieel. Psychoanalytici en antropologen zijn dieper op dit gegeven ingegaan. Op een of andere manier moet de quasi-symbiose tussen moeder en kind worden doorbroken. Het is op de eerste plaats voor de mentale en psychische gezondheid van het kind nodig dat een derde zich tussen de moeder en het kind plaatst. De toekenning van de naam van de vader heeft al sinds oudsher de functie te voorkomen dat een al te sterke – symbiotische – band tussen moeder en kind blijft bestaan. Het is best denkbaar dat iemand anders deze rol zou vervullen, een oom langs moederskant bijvoorbeeld, maar in onze cultuur komt deze rol aan de vader toe. De naam van de vader brengt de relatie met een derde binnen in de moeder-kindrelatie. Dat gebeurt onafhankelijk van elke subjectieve willekeur. De naamsoverdracht hangt niet af van de goede wil van de moeder of van het feit dat zij ermee instemt. Het is de wet die het zo verordent. Ik wil niet beweren dat een wetswijziging in verband met de naamsoverdracht onmiddellijk psychische problemen voor het kind met zich mee zal brengen. Een vader kan immers op verschillende manieren zijn verantwoordelijkheid opnemen. Het zal nochtans duidelijk zijn dat het wegvallen van een symbolisch referentiepunt het voor het kind niet gemakkelijker zal maken om de band met een derde tot stand te brengen.2 Maakt het voorstel het de vaders niet gemakkelijker om hun verantwoordelijkheid te ontlopen? Dit brengt mij tot mijn tweede argument tegen de afschaffing van het systeem van patroniemen. We moeten er ons goed bewust van zijn dat deze voorstellen vertrekken van een bepaald maatschappijmodel, namelijk van een samenleving waar vrouwen kinderen hebben en waar de mannen rond die vrouwen fladderen. De voorsteden van New York, de favella’s van Latijns-Amerika en de slums van de Antillen zijn hier voorbeelden van. De impliciete boodschap die dit soort hervormingen brengt, is duidelijk: zij werken in de hand dat vaders hun verantwoordelijkheid niet opnemen vermits ze zelfs hun naam niet meer aan hun kind moeten geven. Men kan opwerpen dat met dit standpunt teveel waarde gehecht wordt aan wat feitelijk maar een arbitraire kwestie is, maar dat is een misvatting. Onze identiteit is noodzakelijkerwijze gebonden aan arbitraire referentiepunten en aan karakteristieken die min of meer toevallig zijn: de kleur van onze huid, onze ogen, ons haar, onze gestalte, en onze lichamelijke schoonheidsfoutjes – of die nu echt of ingebeeld zijn.3 Bovendien koestert elk menselijk wezen het heimelijk verlangen de eindigheid van
Ethische Perspectieven 16 (2006)1, p. 4
zijn bestaan te overstijgen. Voor sommigen is dat het motief om boeken te schrijven, of om artistieke meesterwerken te scheppen. Het merendeel van de stervelingen hoopt echter verder te leven in zijn kinderen. Door het doorgeven van zijn naam hoopt de mens een vorm van transcendentie te bereiken die niet afhankelijk is van het feit of hij in de herinnering van zijn nageslacht of van de mensen zal voortleven. Precies omdat er over het vaderschap altijd een schaduw van – misschien ongegronde – twijfel kan blijven hangen is de kwestie van de naamgeving veel belangrijker voor de man dan voor de vrouw. Is dat een belachelijk verlangen? Of misschien pure ijdelheid? In zekere zin wel, maar men zou evengoed kunnen zeggen dat natuur en cultuur samenzweren om de man eraan te herinneren dat hij als vader een verantwoordelijkheid draagt voor zijn kind… Over welke gelijkheid gaat het? Het argument dat pleit in het voordeel van een wijziging van het huidige regime van naams-overdracht steunt vaak op een simplistische en zelfs verkeerde opvatting over gelijkheid. Inderdaad, aan iedereen hetzelfde geven (of de mogelijkheid geven om hetzelfde te krijgen) leidt tot ongelijkheid als er reeds vooraf een belangrijke ongelijkheid bestaat tussen de betrokken personen. Aan een kind dezelfde hoeveelheid voedsel geven als aan iemand die zware inspanningen levert, is onrechtvaardig. Het kind heeft immers veel minder nodig dan de tweede persoon. Het voorbeeld komt van Aristoteles. In het vijfde boek van de Nikomachische ethiek licht hij het verschil toe aan de hand van wat hij noemt de rekenkundige en de geometrische gelijkheid. Echte gelijkheid houdt rekening met de verschillen tussen de mensen. Haar doel is om tot gelijke beginvoorwaarden te komen en precies daarom moeten mensen soms op een verschillende manier worden behandeld. Daarin ligt het hele verschil tussen de mensen ‘op een gelijke manier behandelen’ en de mensen ‘als gelijken te behandelen’. Gezien de natuurlijke ongelijkheid tussen man en vrouw veronderstelt een gelijke verdeling van de verantwoordelijkheden een ongelijke behandeling van de vader en de moeder: de moeder schenkt het leven, de vader de naam! Ik vind het vreemd dat het vooral feministen zijn die het systeem van overdracht van patroniemen willen afschaffen. Nochtans zullen vrouwen en kinderen de eerste slachtoffers zijn. In onze moderne maatschappij komen alleenstaande vrouwen met kinderen het snelst in de armoede terecht. Ik ga geen moralistisch betoog houden over hoe jongeren vaak lukraak experimenteren met seksuele relaties vooral zij een vaste relatie aangaan. Dat is nu eenmaal zo, en men kan alleen maar hopen dat er geen
Ethische Perspectieven 16 (2006)1, p. 5
onherstelbare dingen gebeuren. Vanuit sociaal-politiek standpunt is het echter uiterst belangrijk dat kinderen geboren worden in de schoot van families waar de relaties stabiel zijn. De cohesie van de sociale netwerken, en het menselijke welzijn in het algemeen, hangt ervan af. Hervormingen doorvoeren die, op de lange termijn, deze cohesie en het verantwoordelijkheidsgevoel ondermijnen is contraproductief. Ik wil geen onheilsprofeet zijn, en ik ben ook niet geneigd tot cultuurpessimisme, maar ik wil er bij de feministen toch sterk op aandringen dat zij zeer goed zouden nadenken over de gevolgen die hun voorstellen op de lange termijn zullen teweegbrengen. In de dagbladen en de populaire pers wordt alles wat de stabiliteit van interpersoonlijke relaties ondergraaft, progressief en links ge-noemd. Wie voorstander is van het behoud van de naam van de vader krijgt meteen het etiket conservatief en rechts opgeplakt. Dat ik in deze behoudsgezind ben, wil ik niet ontkennen. Ik verdedig iets dat reeds zeer lang bestaat – alhoewel het niet altijd zo geweest is. Ik kan me echter niet vinden in de uitspraak dat links zou samenvallen met de progressieve stelling over de toekenning van de familienaam. Het links waarmee ik mij altijd geïdentificeerd heb, is het links dat de verdediging van de zwakken op zich neemt. Het is best mogelijk dat vrouwen uit de gegoede klasse er zich weinig aan gelegen laten dat vaders hun verantwoordelijkheid niet opnemen, maar voor vele andere vrouwen is dat een ramp. Er is nochtans een mogelijkheid om het verlies van het verantwoordelijkheidsgevoel op te vangen dat de vrije naamskeuze met zich meebrengt. Onlangs heeft een Amerikaanse auteur voorgesteld om een gegevensbank op te richten die de genetische informatie zou bevatten van alle burgers van een bepaald land of van een groep landen. Elk pasgeboren kind zou moeten worden getest. Dat zou toelaten om het vaderschap op een wetenschappelijke en onomstotelijke wijze vast te stellen. Mannen zouden een financiële bijdrage moeten betalen volgens het aantal kinderen dat ze verwekt hebben. Ontsnappen aan hun verantwoordelijkheid is er voor hen dan niet meer bij. Eens te meer gaat een dergelijke organisatie van de intergenerationele verhoudingen er min of meer stilzwijgend van uit dat de kinderen in de eerste plaats van de vrouw zijn. Of feministen daar iets bij gewonnen hebben, is zeer de vraag! De vraag is ook of men zich wel terdege rekenschap geeft van de grondige wetswijziging die een verandering in naamsoverdracht met zich meebrengt. Zoals Bernard Edelman uitgelegd heeft in zijn boek La personne en danger4 heeft het recht altijd al gebruik gemaakt van juridische ficties, precies om de zwakken te beschermen. Die juridische ficties hadden voorrang op de biologische of wetenschappelijke waarheid. Van de echtgenoot van de moeder werd verondersteld dat hij de vader van het kind
Ethische Perspectieven 16 (2006)1, p. 6
was. Vandaag is het zo dat deze voorrang van het juridische op het biologische omgekeerd wordt. De socio-biologische benadering van ethiek die hedentendage zo in de mode is, doet niets anders, maar deze theorieën zijn ook niet minder betwistbaar. De vrijheid als opperste waarde? Vrijheid is een andere waarde die de voorstanders van de afschaffing van het systeem van overdracht van patroniemen inroepen. Welke redenen kunnen er dan zijn om de ouders toch niet de vrijheid van naamskeuze te geven? In de filosofische literatuur zijn er talrijke argumenten te vinden die overtuigend aantonen dat vrijheid niet de opperste waarde is, en dat zij niet noodzakelijk gelukkig maakt. Dat is ook duidelijk het geval wat de naamskeuze betreft. Ik geef een paar voorbeelden. Indien de vrijheid effectief de hoogste waarde is, dan is er inderdaad geen enkele reden waarom men de ouders niet volledig vrij zou laten wat betreft de naamsoverdracht. Maar dan moet men ook consequent zijn: er is dan evenmin enige reden om deze vrijheid niet aan de kinderen zelf toe te kennen. Integendeel: hetzelfde liberalisme waar het argument van de vrijheid zijn inspiratie haalt, verkondigt dat iedere mens zoveel mogelijk de vrijheid moet krijgen om over zijn eigen manier van leven en zijn eigen identiteit te beslissen. Daaruit volgt dat het aan de kinderen, en alleen aan hen, toekomt om hun naam te kiezen en hem te veranderen als zij daar zin in hebben. Dat is echter absurd. Men kiest zijn naam niet, men krijgt hem. Een menselijk wezen is geen paddenstoel die zomaar ergens opschiet. Een kind krijgt zijn naam als teken dat er een plaats voor hem in het leven weggelegd is. Het recht opeisen om zelf zijn naam te kiezen zou neerkomen op het negeren van een existentiële waarheid: wij hebben niet gevraagd om er te zijn. Evenmin hebben wij onze ouders gekozen, of ons geslacht, onze huidskleur, onze moedertaal, of de gemeenschap waarbinnen wij geboren zijn. In Nederland heeft men op een zeker ogenblik overwogen om de kinderen aan achttien jaar de keuze te laten welke familienaam zij aannemen. Een dergelijke keuze zou echter een duidelijk signaal aan de vader en de moeder zijn: van u houd ik; van u niet meer. Wie van oordeel is dat de vrijheid belangrijker is dan het geluk, zal met dit dilemma ongetwijfeld geen probleem hebben. Zelf kan ik geen enkel enthousiasme voor dit voorstel opbrengen. Met sommige keuzes kan men beter niet worden geconfronteerd. Het is ongehoord aan een kind te vragen om te kiezen tussen zijn vader en zijn moeder. Als de wet aan de ouders toelaat vrij te kiezen voor de naam van de vader, de naam van de moeder of de dubbele naam, dan zullen de ouders van een pasgeborene het hierover met elkaar eens moeten worden. De kamerleden die dit voorstel gedaan
Ethische Perspectieven 16 (2006)1, p. 7
hebben, vinden dat fantastisch. Ouders zullen dan meestal genoodzaakt zijn om hun kinderen te vertellen waarom zij de ene naam boven de andere gekozen hebben. Voor de voornaam is dat in feite al lang het geval. Voor de familienaam kan men zich wel afvragen op welk soort redelijke argumenten een dergelijke keuze zou moeten berusten. Omdat de keuze in grote mate arbitrair is, zou de naam onvermijdelijk de weerspiegeling zijn van de machtsverhoudingen binnen het koppel. Het is naïef te denken dat er binnen een relatie enkel liefde is…Of deze machtsverhoudingen aan de hele wereld kenbaar moeten worden gemaakt, is nog maar de vraag. Een andere reden waarom men de naam van de vader wil afschaffen is dat patroniemen een overblijfsel zijn uit een paternalistisch regime. Men zou echter wel eens bij een erger regime kunnen uitkomen, namelijk een regime zònder vader. Nogmaals, de rol van de vader moet niet noodzakelijk vervuld worden door de echtgenoot van de moeder, of door de biologische vader. De ervaring leert echter dat het leven van een kind dat opgroeit zonder of met slechts een zwak vaderlijk gezag, er niet gemakkelijker op gemaakt werd. Het wordt weliswaar niet altijd een catastrofe, maar soms scheelt het echt niet veel. Op veel domeinen van het leven komt het erop aan een goed evenwicht te vinden tussen keuzevrijheid en geluk. De pleitbezorgers van institutionele hervormingen die, onder het mom van meer vrijheid tot stand te brengen, in feite aanleiding geven tot problemen binnen echtelijke relaties, moeten zich goed bewust zijn van de prijs die voor deze hervormingen betaald wordt. Men kan de zaken natuurlijk niet veralgemenen, maar men moet maar eens met psychotherapeuten praten om zich te realiseren welke ravages er aangericht worden door echtscheidingen en het vertrek van een van de ouders. Ten slotte is het voorstel om het systeem van overdracht van patroniemen te wijzigen tekenend voor een algemene tendens in onze huidige cultuur, namelijk de vervrouwelijking ervan. Deze vaststelling wordt ondersteund door het empirisch sociologisch onderzoek van Marc Elchardus en zijn team.5 Jongens die blijk geven van vrouwelijke kwaliteiten worden geprezen. Met meisjes of vrouwen die blijk geven van mannelijke kwaliteiten wordt integendeel wat gelachen. Het verdwijnen van mannelijke rolmodellen in het onderwijs – het overgrote deel van het onderwijzend personeel bestaat uit vrouwen – en het veralgemeende gemengd onderwijs hebben er onbetwistbaar toe geleid dat de schoolprestaties van de jongens slechter zijn dan die van de meisjes! Als ook de naam van de vader zal verdwijnen zal deze tendens nog toenemen. De stereotiepe modellen van man en vrouw moesten inderdaad dringend bijgestuurd worden, maar men mag ook niet overdrijven in de andere richting.
Ethische Perspectieven 16 (2006)1, p. 8
Stigmatisering van kinderen uit nieuwsamengestelde gezinnen? Een ander argument dat wordt aangehaald om het systeem van naamsoverdracht te wijzigen is dat men rekening moet houden met een nieuw sociologisch gegeven. De toekenning van patroniemen leidt soms tot situaties waar kinderen uit nieuwsamengestelde gezinnen verschillende familienamen dragen, die wel de opsomming lijken te zijn van de verschillende echtgenoten die in het gezin gepasseerd zijn…Het is inderdaad zo dat personen die opeenvolgende huwelijken sluiten, een nieuwe verbintenis vaak met een kind wil bezegelen. Het hoge percentage van vrouwen die vragen om een vroegere sterelisatie ongedaan te maken is het gevolg van deze wens. Vruchtbaarheidscentra kennen deze tendens maar al te goed. Ik heb geen pasklare oplossing voor dit probleem. Zeker is dat dergelijke situaties meer en meer voorkomen en dat zij soms als stigmatiserend ervaren worden. Het is mogelijk dat in geval van een echtscheiding de naam van het kind de herinnering oproept aan de vader die het gezin in de steek gelaten heeft, of die de laan uitgestuurd werd. Gelukkig maar dat niet alle vrouwen de naam van de vader van hun kinderen na de scheiding wil uitwissen. Indien men dat zou laten gebeuren, dan bevestigt men eens te meer de stereotiep dat de kinderen aan de moeder toebehoren. Gelukkig is het nog altijd maar een kleine minderheid van de kinderen die in deze situatie terecht komen. De vraag is dan ook of de algemene regel aan deze minderheid moet worden aangepast. Een analoog probleem stelt zich bij de politieke keuzes die gemaakt moeten worden op het gebied van drugsbeleid. Moet men de verkoop van drugs – zowel soft als hard drugs – gedogen, alleen maar om tegemoet te komen aan de problemen van wie eraan verslaafd zijn en om het werk gemakkelijker te maken van de diensten die zich met drugverslaafden bezig houden? Dat is zeker een denkpiste, maar hoogstwaarschijnlijk zal men het de jongeren daardoor gemakkelijker maken om aan drugs te komen en zal men het gebruik ervan banaliseren – met het risico dat het aantal verslaafden zal toenemen. Evenzo, door de regel inzake de naamgeving te veranderen om tegemoet te komen aan de moeilijke situatie waarin gezinnen terecht komen doordat de vader zijn verantwoordelijkheid niet opneemt, riskeert men deze tendens nog te doen toenemen. Er moet dus een keuze worden gemaakt… De aangehaalde voorbeelden illustreren bovendien hoe moeilijk het is om de stelling te handhaven dat de staat neutraal moet blijven ten opzichte van de keuzes die de burgers maken. Vanzelfsprekend moet de staat de godsdienstvrijheid en de vrije meningsuiting van de burger respecteren, maar in veel andere gevallen is deze neutraliteit niet alleen ondenkbaar, maar ook helemaal niet wenselijk.6
Ethische Perspectieven 16 (2006)1, p. 9
Een pleidooi voor het patriarchaat? In dit artikel heb ik het uitsluitend willen hebben over de naamsoverdracht op het kind. In sommige landen of culturen (in Frankrijk bijvoorbeeld) geeft de vrouw haar eigen naam op als zij trouwt. In Vlaanderen komt dit veel minder voor, behalve dan bij de gegoede klasse. Wat de jongere generatie betreft, zijn er maar weinig vrouwen die deze traditie volgen, die effectief thuishoort in een patriarchaal regime. Het patriarchaat is een traditie die men maar beter laat verdwijnen. Het huwelijk is een verbond tussen twee verschillende, maar gelijkwaardige personen en niet een band waar de ene partner ondergeschikt is aan de andere. Ik hoop dan ook dat ik erin geslaagd ben aan te tonen dat de rationaliteit van de overdracht van de naam van de vader op het kind niet impliceert dat men een voorbijgestreefde patriarchale orde aanvaardt. Is het systeem van overdracht van de naam van de vader aan de kinderen dan geen oubollig gebruik, dat stamt uit een voorbijgestreefde paternalistische traditie? Dat zou alleen het geval zijn indien de naamgever meteen ook een soort eigendomsrecht op het kind zou kunnen gaan uitoefenen, maar dat is niet de betekenis van om het even welk systeem van naamgeving. Wel is het zo dat de argumenten voor het behoud van de naam van de vader niet zo ver reiken dat ze het systeem van de dubbele naam volledig uitsluiten. Dit laatste systeem is verdedigbaar als uitdrukking aan het feit dat beide ouders verantwoordelijkheid nemen voor de opvoeding van het kind. Het oorspronkelijke uitgangspunt blijft nochtans overeind: bij de volgende generatie zal men één van beide namen moeten laten vallen. Anders zouden namen altijd maar langer worden en, zoals in het Oude Testament, de hele stamboom van het kind opnoemen. Omdat er dus onvermijdelijk één naam voorrang krijgt op de andere, moet dat volgens mijn argumentatie de naam van de vader zijn. Zoals ik reeds eerder gezegd heb, zijn er echter geen gegronde redenen om de keuze aan de ouders over te laten. Het is veel beter dat men tot een systeem komt dat door de wet aan alle inwoners van eenzelfde land wordt opgelegd. Misschien kan men daarover eens een referendum organiseren! Het resultaat is voorspelbaar. In Quebec kunnen de ouders al twintig jaar zelf de naam van hun kind kiezen: 70% van de ouders kiest er voor de naam van de vader, 25% opteert voor de dubbele naam en slechts 5% kiest de naam van de moeder. Ik vrees nochtans dat vroeg of laat de vrije keuze of – erger nog – de naam van de moeder, in naam van een slecht begrepen liberalisme of onder invloed van een vage norm van ‘politieke correctheid’ tegen hun zin aan de Belgen zal worden opgedrongen door een aantal volksvertegenwoordigers die de draagwijdte van deze hervorming niet volledig kunnen inschatten.
Ethische Perspectieven 16 (2006)1, p. 10
Noten 1. Een eerste versie van deze tekst werd onder de titel ‘Pouvoir choisir le nom de ses enfants: une liberté dangereuse’ voorgebracht als inleiding tot de Midi d’Ethique van 18 december 2001 en werd gepubliceerd in La Revue Nouvelle van 2002. De Midis d’Ethique worden georganiseerd door de Chaire Hoover d’Ethique Economique et Sociale van de U.C.L. Ik dank de deelnemers aan het debat voor hun suggesties en opmerkingen. De Nederlandse vertaling van de tekst van dit artikel is van Marie-Jeanne Bellen. 2. Dit standpunt werd duidelijk verwoord in Philippe VAN HAUTTE, ‘Naamgeving kinderen: een in alle opzichten schadelijk voorstel’ in Trouw, 27 september 1995. 3. Zie RUDI VISKER, Truth and Singularity – Taking Foucault into Phenomenology, Dordrecht, Kluwer, 1999, hoofdstuk 11 en besluit. 4. Bernard EDELMAN, La personne en danger, Paris, PUF, 1999. 5. Zie Marc ELCHARDUS e.a., Zonder maskers, Brussel, VUB-Press, 1999. 6. Andere voorbeelden die laten zien dat de staat niet neutraal kan zijn, zijn de keuze van de officiële taal, de keuze van feestdagen, het beheer van het wegennet enzovoort. Zie Will KYMLICA, Multicultural Citizenship. A Liberal Theory of Minority Rights, Oxford, Oxford University Press, 1995. Zie ook Brian BARRY, Justice as Impartiality, Oxford, Oxford University Press, 1996, hoofdstuk 6.
Ethische Perspectieven 16 (2006)1, p. 11