Meldcode Huiselijk Geweld / Ouderenmishandeling
Inleiding Naar schatting is er jaarlijks bij 200.000 ouderen boven de 65 jaar sprake van een vorm van ouderenmishandeling, bijvoorbeeld door partners, familie, vrienden, bekenden of zorgverleners. In 11% van de gevallen is de pleger een zorgverlener. Vaak treden ouderen niet naar buiten als ze mishandeld worden, omdat ze zich schamen of afhankelijk zijn van de dader. Ook weten slachtoffers en omstanders vaak niet waar ze terecht kunnen voor hulp. Verzorgenden en andere professionals moeten signalen van mishandeling vroegtijdig herkennen, zodat er snel actie ondernomen kan worden. Ook is het belangrijk dat er op de juiste manier omgegaan wordt met vermoedens van mishandeling. Aandachtfunctionaris Gezien de complexiteit van dit onderwerp heeft Vredewold beide maatschappelijk werkers die in dienst zijn van de Stichting aangesteld als aandachtfunctionaris. Dit zijn: Tineke Turksema ( voor m.n. extramurale cliënten) en Aafke Boersma ( voor m.n. intramurale cliënten). De aandachtfunctionarissen fungeren als aanspreekpunt en treden op als contactpersoon richting Veilig Thuis Groningen. Wat is ouderenmishandeling? De definitie van ouderenmishandeling is: “Al het handelen of nalaten van handelen waardoor de oudere lijdt. Het lijden kan lichamelijk, maar ook psychisch of materieel zijn. De pleger heeft een persoonlijke (partner, familieleden) of professionele (medewerkers) relatie tot de oudere, waardoor de oudere persoon (herhaaldelijk) lichamelijke en /of psychische en /of materiële schade lijdt, dan wel vermoedelijk lijden zal. Tevens is van de kant van de oudere sprake van een gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid.” Als de mishandeling opzettelijk gepleegd wordt noemen we dat moedwillige mishandeling. De plegers weten heel goed wat ze doen. Ze handelen uit financieel gewin, desinteresse of wraak. Wanneer de mishandeling het gevolg is van overbelasting, onmacht, onkunde of onwetendheid bij de mantelzorger noemen we dat ontspoorde zorg. De mantelzorger overschrijdt dan (vaak onbedoeld) de grens van goede zorg, hierbij is dus veelal geen sprake van opzet.
Welke vormen van ouderenmishandeling zijn er? 1. Verwaarlozing Lichamelijke verwaarlozing kan blijken uit ondervoeding, uitdroging, slechte hygiëne of wonden als gevolg van doorliggen. Wanneer de geestelijke behoeften van cliënten worden genegeerd -zoals de behoefte aan aandacht, liefde en ondersteuning – is er sprake van psychische verwaarlozing. 2. Psychische mishandeling Bij psychische mishandeling is er sprake van treiteren en sarren, dreigen, vals beschuldigen, beledigen of bevelen. Bij de cliënt leidt dit tot gevoelens van angst, woede, verdriet, schuchterheid, verwardheid of apathie. 3. Financiële uitbuiting Bij deze vorm van ouderenmishandeling gaat het om het wegnemen of profiteren van bezittingen van de cliënt. Te denken valt aan diefstal van geld, juwelen en andere waardevolle spullen, aan verkoop of gebruik van eigendommen zonder toestemming van de cliënt en aan gedwongen testamentverandering. Ook iemand financieel kort houden is een vorm van uitbuiting. 4. Schending van rechten Hiervan is sprake wanneer de rechten van cliënten - zoals het recht op vrijheid, privacy en zelfbeschikking - worden ingeperkt. Bijvoorbeeld door post achter te houden, bezoekers weg te sturen en de cliënt te verhinderen het huis te verlaten. 5. Lichamelijke mishandeling Blauwe plekken, schrammen, zwellingen, fracturen of brandplekken: deze symptomen kunnen het gevolg zijn van lichamelijk geweld. Soms worden cliënten vastgebonden aan een stoel of bed. Ze vertonen dan striemen aan polsen of enkels. Ook het geven van te weinig of juist te veel medicijnen (bijvoorbeeld slaapmiddelen) is een vorm van lichamelijk geweld. 6. Seksueel misbruik Cliënten kunnen het slachtoffer zijn van seksueel misbruik, zoals exhibitionisme, betasten van het lichaam en verkrachting.
Risicofactoren Bij de cliënt Toenemende afhankelijkheid van zorg door lichamelijke en geestelijke achteruitgang. De afhankelijkheid kan ook van financiële of van emotionele aard zijn. Familiegeschiedenis: gewelddadig met elkaar omgaan kan van generatie op generatie worden overgedragen. Ingrijpende voorvallen: stress ontstaan door een verhuizing, de dood van een geliefd persoon, verlies van een baan of scheiding van een huisgenoot. Er kan sprake zijn van financiële nood. Isolement: het slachtoffer heeft weinig contact met de buitenwereld. Zorg mijdend gedrag.
Bij de pleger Afhankelijkheid: de pleger kan afhankelijk zijn van het slachtoffer, bijvoorbeeld voor huisvesting, sociale contacten of inkomen.
Overbelasting: de zorg is teveel geworden of de zorgbehoefte is groter dan de mantelzorger of zorgverlener kan bieden. Ook kan de pleger te kampen hebben met langdurige werkloosheid, moeilijkheden op het werk, relatieproblemen of schulden. Psychische gesteldheid: de pleger kan psychiatrische- of ontwikkelingsstoornissen hebben. Alcoholisme, drugs- en gokverslaving maakt het risico op ouderenmishandeling groter. Waar kun je ouderenmishandeling aan herkennen? Er zijn meerdere signalen die kunnen wijzen op ouderenmishandeling, maar één of enkele van die signalen hoeft zeker niet altijd op mishandeling te wijzen. Signalen zijn: Onsamenhangende en tegenstrijdige verklaringen voor lichamelijke verwondingen; De verzorger toont zich onverschillig voor het wel en wee van de cliënt; De verzorger vertoont verschijnselen van overbelasting; Er wordt gescholden en geschreeuwd in aanwezigheid van de hulpverlener; De cliënt maakt een depressieve, angstige indruk; De cliënt geeft aan dat er veel mis is, maar wil er niet over praten; De cliënt ziet er onverzorgd uit en/of de huishouding is verwaarloosd; Er verdwijnen spullen en geld van de cliënt; De cliënt krijgt geen gelegenheid om alleen met de hulpverlener te praten; De betrokkenen proberen de hulpverlener buiten de deur te houden; Er is een toenemend aantal schuldeisers; De koelkast is leeg. Werkwijze stappenplan Meldcode De meldcode beschrijft in 5 stappen wat je moet doen wanneer je vermoedt dat er in een bepaalde situatie sprake is van ouderenmishandeling. De stappen worden besproken in een bepaalde volgorde, deze volgorde is niet dwingend. Waar het om gaat is dat alle stappen worden doorlopen, voordat er besloten wordt om een melding te doen. Degene die de mishandeling vermoedt meldt dit bij zijn teamleider/ vrijwilligerscoördinator. Dus niet alleen bij directe signalering van de mishandeling, maar ook bij een vermoeden van. Tevens is het van belang dat de medewerker die mishandeling vermoedt dit ook met haar collega’s bespreekt; welke signalen hebben zij eventueel waargenomen? De stappen van de Meldcode zijn: Stap 1: In kaart brengen van de signalen. Stap 2: Collegiaal advies en evt. raadplegen van Veilig Thuis. Stap 3: Gesprek met de cliënt. Stap 4: Weging van de informatie die is verzameld. Stap 5: Beslissen: Zelf hulp organiseren of melden bij Veilig Thuis. .
Stap 1: In kaart brengen van signalen Vertrouw op je eigen kennis, ervaring en intuïtie en neem je gevoel over de situatie serieus! Breng de signalen die een vermoeden van ouderenmishandeling oproepen in kaart. Bespreek je vermoedens met een collega. Leg de gegevens zo feitelijk mogelijk vast in het meldingsformulier ( zie bijlage1) Feitelijk betekent in dit verband alles wat je met je zintuigen waarneemt, dus: ik zie… ik hoor… ik ruik…etc. Als je bepaalde hypothesen/ veronderstellingen hebt of informatie van anderen vastlegt vermeldt dit er dan uitdrukkelijk bij. De medewerker doet dit samen met de teamleider. Vrijwilligers doen dit samen met de coördinator vrijwilligers. Leg ook vast wie er is geraadpleegd en wat in dit overleg is afgesproken. Leg ook de signalen vast die het vermoeden van ouderenmishandeling ontkrachten of in twijfel trekken. De teamleider/ coördinator vrijwilligers mailt het ingevulde meldingsformulier vervolgens naar de aandachtfunctionaris. Let op: Vanaf de volgende stap ligt de verantwoordelijkheid voor het verder volgen van de stappen van de meldcode bij respectievelijk de teamleider/ coördinator vrijwilligers in samenspraak met de betreffende aandachtfunctionaris.
Stap 2: Collegiaal advies en evt. raadplegen van Veilig Thuis De teamleider/ coördinator vrijwilligers overlegt n.a.v. het meldingsformulier met de betreffende aandachtfunctionaris. Beoordeeld wordt of advies van “ Veilig Thuis” nodig is en of er nog andere deskundigen ( bv. sectormanager zorg, arts) ingeschakeld moeten worden. In die gevallen waarin er behoefte bestaat aan meer duidelijkheid over de aard en oorzaak van letsel kan ook een forensisch geneeskundige om advies worden gevraagd. Met toestemming van de cliënt kunnen eventueel ook foto’s worden gemaakt. Veilig Thuis kan onder andere adviseren over de interpretatie van signalen of hoe het gesprek met de cliënt het beste aangepakt kan worden. Ook is het in sommige gevallen goed om eerst samen de risico’s in te schatten voordat een gesprek over (ernstige) signalen wordt aangegaan. Al met al kan de wijze waarop het eerste gesprek met de cliënt gevoerd wordt cruciaal zijn voor de gehele aanpak. Daarom is het intern overleg en het vragen van advies als stap 2 beschreven, omdat het ook bedoeld is om het voeren van het gesprek met de cliënt in stap 3 voor te bereiden. Het vragen van advies aan Veilig Thuis gebeurt anoniem, dit wil zeggen dat de naam van de cliënt niet wordt genoemd. N.B. De stappen 2 en 3 kunnen naar inzicht van de aandachtfunctionaris ook omgedraaid worden. Soms is het noodzakelijk dat eerst met het slachtoffer wordt gesproken. Verslaglegging op meldingsformulier Leg vast met wie intern is overlegd (naam en functie) en wat er is afgesproken. Leg ook (als dit gevraagd is) het advies en de naam en functie van medewerker van Veilig Thuis met wie er is gesproken vast. Als het zetten van stappen overgedragen wordt aan een ander, leg deze overdracht dan ook vast in het dossier. Beschrijf nauwkeurig aan wie (naam en functie) het zetten van de stappen in handen is gegeven. Verschil van mening over het vragen van advies Het kan voorkomen dat na collegiaal overleg (of na overleg met andere deskundigen) er verschil van mening bestaat over de noodzaak van het vragen van advies aan Veilig Thuis,
bijvoorbeeld omdat de aandachtfunctionaris vindt dat er geen aanleiding is om advies te vragen, terwijl de anderen met wie er overleg is geweest van mening zijn dat de signalen wel aanleiding vormen voor het vragen van advies. Dan kan er door de betreffende medewerker altijd zelfstandig contact gezocht worden met het Veilig Thuis. De casus wordt dan geanonimiseerd voorgelegd voor advies. De uitkomsten van het advies worden opnieuw besproken met de teamleider/ coördinator vrijwilligers en aandachtfunctionaris. Het advies van Veilig Thuis en de uitkomst van de bespreking van het advies worden op het meldingsformulier genoteerd. NB.: Als je bij een dergelijk verschil van mening over de noodzaak om advies te vragen, zelf advies vraagt bij Veilig Thuis, zeg je dat ook tegen de medewerker van Veilig Thuis. Je zegt dat jij vindt dat het nodig is om advies te vragen aan Veilig Thuis, maar dat de andere leden van het intern overleg daar anders over denken. Je let er daarbij op dat je aan Veilig Thuis alleen informatie doorgeeft die je zelf in het contact met de cliënt hebt waargenomen. Je doet geen mededeling over signalen die bijvoorbeeld de arts of andere collega’s in het overleg hebben genoemd. Die informatie valt onder hun beroepsgeheim. Voor informatie van de arts of anderen moet Veilig Thuis contact opnemen met de betreffende persoon.
Stap 3: Gesprek met de cliënt Na het collegiaal overleg en evt. consultgesprek met Veilig Thuis volgt het gesprek met de cliënt. Omdat openheid een belangrijke grondhouding is in verschillende vormen van dienstverlening aan de cliënt, wordt in het stappenplan zo snel mogelijk contact gezocht met de cliënt om de signalen te bespreken. Soms zal het vermoeden door het gesprek worden weggenomen, dan zijn de volgende stappen van het stappenplan niet nodig. Worden de zorgen over de signalen door het gesprek niet weggenomen, dan worden ook de volgende stappen genomen. De teamleider/ coördinator vrijwilligers bereidt het gesprek voor met de aandachtfunctionaris. Zij bepalen ook of het gesprek alleen door de teamleider/ coördinator vrijwilligers dan wel samen met de aandachtfunctionaris gevoerd wordt en of de 1e contactpersoon van de cliënt bij het gesprek wordt uitgenodigd. Dit laatste is niet van toepassing als de 1e contactpersoon de vermoedelijke pleger is.
Voor het voeren van het gesprek gelden in het algemeen de volgende regels: 1. 2. 3. 4.
Leg de cliënt het doel uit van het gesprek. Beschrijf de feiten die zijn vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan; koppel daaraan geen oordelen (zoals mishandeling of verwaarlozing). Nodig de cliënt uit om een reactie hierop te geven. Kom pas na deze reactie zo nodig en zo mogelijk met een interpretatie van wat er is gezien, gehoord en waargenomen.
Zie voor verdere tips m.b.t. gespreksvoering met de cliënt pagina 53 t/m 58 uit de reader van de Scholing Meldcode Huiselijk Geweld.
Verslaglegging door aandachtfunctionaris Leg vast op het meldingsformulier met wie er is gesproken, beschrijf de reactie van de cliënt en/of de vertegenwoordiger op de signalen die zijn besproken en leg ook de afspraken die zijn gemaakt vast in op het meldingsformulier. Rapporteer zn. in het cliëntdossier.
Geen gesprek met de cliënt In uitzonderlijke situaties kan er worden afgezien van een gesprek met de cliënt. Het gaat om situaties waarin door het voeren van een gesprek de veiligheid van een van de betrokkenen in het geding zou kunnen komen. Ook kan worden afgezien van een gesprek als er goede redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daardoor het contact met de professional zal verbreken, waardoor de cliënt uit zicht raakt. Is er ondersteuning nodig bij het voorbereiden of het voeren van het gesprek met de cliënt, dan kan ook Veilig Thuis om advies worden gevraagd. Stap 4: Weging van de informatie die is verzameld Weeg op basis van alle informatie uit de stappen 1 t/m 3 (de signalen, het ingewonnen advies en uitkomsten van het gesprek met de cliënt) het risico op ouderenmishandeling, Dit doen de teamleider/ coördinator vrijwilligers en de aandachtfunctionaris samen. Weeg eveneens de aard en de ernst van de mishandeling. Bij stap 4 komt het er op aan dat alle informatie en alle adviezen die verkregen zijn bij elkaar worden gebracht en dat deze informatie vervolgens wordt “gewogen”, dat wil zeggen dat er een inschatting wordt gemaakt van: het risico op ouderenmishandeling. de aard en de ernst van de mishandeling; de kans dat er schade ontstaat door de mishandeling bij de cliënt of bij een ander. Vraag bij de taxatie zo nodig advies van een deskundige collega, of van Veilig Thuis Vraag bij twijfel altijd (opnieuw) advies aan Veilig Thuis. Verslaglegging Leg de uitkomsten van de weging vast op het meldingsformulier. Als er op basis van de stappen tot de conclusie wordt gekomen, dat het vermoeden van mishandeling ongegrond is, teken dit dan ook aan op het meldingsformulier en leg vast op basis van welke gesprekken en adviezen er tot dit oordeel is gekomen. NB: Bespreek deze conclusie ook met de cliënt en noteer op het meldingsformulier dat dit met de cliënt is besproken. Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden Na weging bij stap 4 komen de teamleider/ coördinator vrijwilligers en de aandachtfunctionaris, zo nodig ondersteund door deskundigen, tot een besluit: zelf hulp organiseren of een melding doen. Waar het bij deze afweging om gaat is dat er wordt beoordeeld of er op basis van de eigen competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, in voldoende mate effectieve hulp kan worden geboden of georganiseerd kan worden. In alle gevallen waarin gemeend wordt dat dit niet of maar gedeeltelijk het geval is, wordt er door de aandachtfunctionaris een melding gedaan. A. Hulp organiseren en effecten volgen Wordt, op basis van de afweging in stap 4, de conclusie getrokken dat de cliënt redelijkerwijs voldoende tegen het risico op mishandeling kan worden beschermd, dan biedt of organiseert de aandachtfunctionaris de hulp die daarvoor nodig is. De effecten van deze hulp worden gevolgd. Wanneer de ouderenmishandeling niet stopt, of opnieuw begint, wordt er alsnog een melding gedaan.
B. Melden en bespreken van de melding met de cliënt Wordt, op basis van de afweging in stap 4, de conclusie getrokken dat de cliënt niet voldoende tegen het risico op ouderenmishandeling wordt beschermd, of is er twijfel of er voldoende bescherming hiertegen geboden kan worden, meld dan het vermoeden van ouderenmishandeling bij Veilig Thuis. Beschrijf dan zoveel mogelijk de feiten en gebeurtenissen die zijn vastgesteld en vastgelegd bij de voorgaande stappen. Overleg ook met Veilig Thuis wat er na de melding, binnen de grenzen van de gebruikelijke werkzaamheden, gedaan kan worden om de cliënt tegen het risico op ouderenmishandeling te beschermen. Bespreek je melding vooraf met de cliënt Leg de cliënt uit waarom er een melding gedaan gaat worden en wat het doel daarvan is. Vraag de cliënt uitdrukkelijk om een reactie op de voorgenomen melding. Bij bezwaren van de cliënt, wordt bekeken of, en zo ja op welke wijze, er tegemoet gekomen kan worden aan deze bezwaren. Is dat niet mogelijk, weeg de bezwaren dan af tegen de noodzaak om de cliënt te beschermen tegen de mishandeling. Betrek in de afweging ook de aard en de ernst van het geweld en de noodzaak om de cliënt door het doen van een melding daartegen te beschermen. Doe een melding als de bescherming van de cliënt de doorslag moet geven en informeer de cliënt over de melding. Van contacten met de cliënt over de melding kan alleen worden afgezien als de veiligheid van de cliënt, die van medewerkers, of die van een ander in het geding is of als er goede redenen zijn om te veronderstellen dat de cliënt daardoor het contact zal verbreken. Verslaglegging De aandachtfunctionaris legt de melding vast op het meldingsformulier. Daarbij wordt ook aangetekend: Welke informatie bij de melding is verstrekt en welke afspraken er met Veilig Thuis zijn gemaakt. Of er al dan niet met de cliënt over de melding is gesproken. Is er geen contact met cliënt geweest over de melding, teken dan ook aan waarom dit zo is besloten. Leg ook de naam en de functie vast van de medewerker van het Veilig Thuis bij wie de melding is gedaan. Informeert Veilig Thuis later over (de uitkomsten van het onderzoek naar) de ouderenmishandeling, leg dan ook deze informatie vast. Doe dit ook als is gebleken dat er geen sprake van ouderenmishandeling. Als het onderzoek van Veilig Thuis is afgerond.
Attent blijven en zo nodig een nieuwe melding doen Een melding is geen eindpunt. Blijf ook na de melding attent op signalen van ouderenmishandeling en doe zo nodig een nieuwe melding als de situatie verslechtert. Blijf ook attent op signalen als Veilig Thuis heeft besloten om geen actie te ondernemen naar aanleiding van de melding en doe een nieuwe melding als de signalen duidelijker worden of als de situatie verslechtert.
Belangrijke telefoonnummers: Aandachtfunctionarissen: Aafke Boersma, bereikbaar via Vredewold: 0594-552626 Tineke Turksema, bereikbaar via Dienstencentrum de Schutse: 0594- 512334
Veilig Thuis Groningen: 0800-2000 (gratis).
Dit is het landelijk nummer bij vermoedens van kindermishandeling, huiselijk geweld of ouderen mishandeling. Als u bovenstaand nummer belt wordt u gevraagd uw plaatsnaam in te spreken, u wordt dan doorverbonden met Veilig Thuis in uw regio.
Meldingsformulier vermoeden Huiselijk Geweld / Ouderenmishandeling Naam cliënt: Adres:
1e contactpersoon:
Stap 1: Feitelijke signalen:
Medewerker naam + functie: Naam leidinggevende:
Welke vorm van ouderenmishandeling wordt vermoed:
Stap 2: Collegiaal advies en evt. raadplegen van Veilig Thuis:
Aandachtfunctionaris:
Vervolgstap 3 Ja/ Nee Zo ja, door: Veilig thuis geraadpleegd: Ja/ Nee Naam + functie medewerker Veilig thuis: Stap 3: Gesprek met de cliënt:
Gemaakte afspraken:
Rapportage cliëntdossier Ja/ Nee Stap 4: Weging van de informatie die is verzameld:
Advies deskundige collega Ja/ Nee Zo ja, Naam + functie
Conclusie:
Veilig thuis geraadpleegd: Ja/ Nee Naam + functie medewerker Veilig thuis:
Stap 5: Beslissen: Zelf hulp organiseren of melden bij Veilig Thuis:
Vooraf besproken met cliënt: Reactie cliënt:
Melding Ja/ Nee
Ingezette hulp: Door: