Nieuwe Langedijk 59 zz
D 13
Wijk 3-391
Verpnr 1736
Oude stadsboerderij van neerslachtige boer en koeien melken op de pof Inmiddels is het een Indiaas eethuis, maar van oorsprong is Nieuwe Langendijk 59 een heel oude stadsboerderij. De kaart van Blaeu uit 1649 laat hier al een opvallend soort boerenhof zien. In 1608 kocht bouman Ariën Cornelisz het bedrijf met een poort tussen de Nieuwe Langendijk en de Donkersteeg voor f 2200, onder het beding dat de verkoopster Jorisge Willems de rest van haar leven het voorhuis en de zoldering daarboven zou mogen blijven bewonen. Daarna was Isbrant Cornelisz de eigenaar, die in 1646 overleed, vervolgens zijn schoonzoon Cornelis Sijbrandsz van Ruyven. Na diens overlijden in 1651 kwam de notaris de boedel opnemen. Wonen in zomerstal Het huis had een voorkamer met een bedstede en een grote woonkeuken. Er stond onder andere een schoolbord voor de kinderen en allerhande potten en pannen, een hakmes en ander keukengerei.
Ook de koestal aan de achterzijde was op dat moment - in juni - ingericht als woonruimte, zoals ook op het platteland in de zomerperiode vaak gebruik was. De oude stalruimte is nog steeds terug te vinden in de oude ruwe balken in de zoldering van het achterhuis. Er waren in juni 1651 twee bedden en er stond een naaimand en een spinnewiel en een pottenbank. Wel stond er ook wat gereedschap, zoals zes melkemmers met jukken, twee roomstaren en
een koperen melkketel. Verder zeisen, een schop, een sloothaak en een riek. Op zolder lagen een botervloot, een kaastobbe en vier aarden roomtrechters. Het vee, zeven melkkoeien (waarde f 540), een jonge vaars (onvolwassen koe) en vier hokkelingen (kalveren) liepen in de wei aan de andere zijde van de Koepoort. Dat land 9,5 morgen had Van Ruyven gepacht voor f 300 per jaar. Daarbij moest hij wel zelf nog de grondbelasting en het molengeld van het gehuurde land betalen. Dat was overigens geen peulenschil: f 78 per jaar. Collega boer Cornelis Coene betaalde hij f 50 voor het verbeteren waarschijnlijk ophogen en onkruidvrij maken - van het land. Inmiddels was er 18 voer hooi binnengehaald. Verder lag er dertien zak bostel in voorraad. Bostel was afvaldrab van de bierbrouwerijen dat een gewild veevoer was. De brouwers van de Ooievaar op de Voorstraat en de Rode Leeuw, op hoek van de Oude Langendijk en de Burgwal, hadden daarvoor nog rekeningen openstaan. Van Ruyven kreeg op zijn beurt nog f 45 van een plateelbakker voor het weiden van zijn paard. Een huisje achter de boerderij in de Donkersteeg werd voor drie gulden per maand verhuurd aan Jannetje Aelbrechts. Bij de ontploffing van het kruithuis op de Paardenmarkt in 1654 liep dit 'groot bouhuis' (boerderij) voor f 150 schade op. Depressieve boer In 1681 werd het bouhuis met koestal en plaats daarachter en de poort ernaast eigendom van Joris van der Arend, die het geheel in 1698 voor f 900 doorverkocht aan Jan Cornelisz Tanthoff. In 1704 woonde hier Jacob Jacobsz van den Acker. Hij leed aan een 'melancholijcke of mistroostige sieckte, daar door sijn gesicht soo wonderlijck was gestelt als van een sinneloosch mensch', aldus de gezamenlijke verklaring van Simon Fransz van der Zijl, een 75jarige marktschipper op Amsterdam, die dagelijks bij hem over huis kwam, de 25-jarige plateelbakker Maarten van Schie, die een deel van zijn huis bewoonde, en de 50-jarige collega-boer Joris van der Arent. De laatste ging op verzoek van Jacobs vrouw vaak samen met hem in het veld de koeien melken, en hield hem ook thuis regelmatig gezelschap als zijn vrouw, Jaeppie Cornelis, 'uit was om melk te verkopen'. Dat alles 'ter oorsaake van sijne siekcte en swaermoedigheid'. Joris was er ook tweemaal bij dat de ziekentrooster de Hooijer Van den Acker bezocht. Deze officiële verklaring bij de notaris was mogelijk bedoeld om de man te kunnen laten opnemen. De zieke Jacob heeft het niet lang meer gemaakt. Enkele dagen later was hij dood en werd begraven vanuit de Nieuwe Langendijk 'in het poortje tegenover pottenbakkerij de Melckkan'. De weduwe hertrouwde vervolgens snel met ene Cornelis de Bij. Familie Kooremans Een groot deel van de achttiende eeuw was de boerderij bezit van de familie Kooremans, waarvan andere familieleden ook buiten de stad boerden (o.a in Hugo van Rijkelaan aan andere zijde van Oostsingel). In 1749 hielden de gebroeders Cooremans hier aan de Nieuwe Langendijk negen melkkoeien, twee vaarzen (jonge koeien) en vijf ossen die zij voor het vlees in het poortland buiten de stad weidden. Zij waren vanaf 1749 ook pachters van negen morgen poortland buiten de Oostpoort van Het Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Over dit land was in de jaren daarvoor vanwege de veepest ondanks vele vermaningen enkele jaren de pacht niet betaald door Grietje Broot, de weduwe van Arent van Dijck. Zij waren de buren van een klein boerderijtje ernaast aan de Nieuwe Langendijk, die in 1750 ter ziele ging.
Sinds 1814 boerde op de Nieuwe Langendijk Pieter Kooremans (1774-1830). Hij was de zoon van een boer op de Buitenwatersloot, die ook Pieter Kooremans heette. Stal van Lugtigheid Bij het begin van het kadaster in 1832 behoorde het bedrijf aan bouwman Jacob van Mannekes (1790-1864), die in 1825 nog 'melkverkoper' was aan de Oude Delft wijk 6-74, vlakbij Dirklangestraat. Omstreeks 1850 kocht de succesvolle veehandelaar Philip Lugtigheid het bedrijf. Hij was eigenaar van meerdere boerderijen in de stad en woonde zelf op het Vrouwenrecht. Zijn oog was vermoedelijk vooral gevallen op de stalruimte, hoewel het bedrif niet zo gunstig lag als het leek, want de Koepoort lag destijds niet aan het einde van de Nieuwe Langendijk maar aan de Vlamingstraat en langs de vest was er nauwelijks een doorgang. De Koepoortsbrug op deze plek dateert pas van 1935. Zoals bij de verkoop van de zoon van Lugtigheid in 1904 blijkt, had hij in de loop der tijd een groot aantal stallen bijgebouwd achter het huis en in de daarachter achtergelegen Donkersteeg. Na de aankoop in 1851 was hij direct al gaan verbouwen, blijkt uit een vergunning voor het storten van puin voor de deur. Koeien op de pof De boerderij zelf verhuurde hij vanaf 1851 aan Jean Lievaart (1814-1896), die gehuwd was met ene Elisabeth Lugtigheid, waarschijnlijk een verre nicht van de eigenaar. Zij was van geboorte een boerendochter uit Rijswijk. Hij, geboren in Loosduinen, hij had tot dan toe de kost verdiend als 'koopmansbediende' op het Oosteinde. Samen kregen zij tien kinderen, waaronder een tweeling, waarvan er zes binnen twee maanden overleden. Na veertien jaar huwelijk overleed in 1857 ook zijn vrouw en kwam de notaris met oog op de vier nog levende kinderen de boedel beschrijven. Het was midden in de zomer, dus de negen koeien van Lievaart (waarvan één roodbonte) liepen op het land tegenover de Delfgauwseweg. Dat land huurde hij van zijn huisbaas Lugtigheid (voor f 210 pj.), bij wie hij ook nog ruim zeven van de negen koeien moest afbetalen. Het huis aan de Nieuwe Langendijk had een kelder waarin zestien melktesten stonden (om de melk in te laten romen) en een botervloot. Achter het huis was een melkhuis. Daar stonden twee handkarntoestellen, melkjukken, diverse melkemmers en een roomstaar. De stal was op dat moment vrijwel leeg, op een kuip en een klein weivat na. Boven de stal was een hooizolder. De hooivoorraad was nog maar goed van f 70, maar waarschijnlijk moest het meeste nog worden binnengehaald. Daarvoor pachtte hij een stuk land van de stad even buiten de Oostpoort, voor f 120 per jaar. Gerookte spek en gouden oorhangers In het voorhuis was de winkel met een melktafel en een koperen melkketel, melkkannen, een simpele weegschaal en een zestal kazen. Naast de winkel was de opkamer boven de kelder, met een schuifraam aan de straat, waarschijnlijk de 'nette kamer'. Er stond een tafel met zes stoelen en een klok en er hingen zes ingelijste prenten aan de muur. Er was daar echter ook een bedstee. Echt geleefd werd in het 'binnenvertrek' met negen matten stoelen en een spiegel in een bruine lijst. Daar was ook een etenskast met aardewerk en hing een kookpot boven het vuur. Er stond ook een kleding-/linnenkast met vrij bescheiden inhoud en er waren twee bedsteden met pover beddengoed. Tenslotte telde het huis nog twee zolders, waarvan op de ene een wieg en op de andere onder andere twee gerookte stukken spek.
Zoals het een goede boerenfamilie betaamde was er voor de boerin een zilveren hoofdijzer met gouden boeken en gouden oorhangers en voor hem een zilveren horloge, twee zilveren snuifdozen en een fraaie zilveren tabaksdoos, maar verder was de boedel nogal karig. Lievaart had nog f 36 te vorderen van zuivelkoopman Arij Melief op het Oosteinde, die kennelijk melk, boter en kaas van hem verkocht. Hertrouwd Jean Lievaart hertrouwde met Grietje Kühlmanne, met wie hij opnieuw tien kinderen kreeg, waarvan er ditmaal maar drie in de wieg stierven. Hij bleef huurder van Philip en later zijn zoon Pieter Lugtigheid. In 1889 had hij vijftien koeien. Pieter Lugtigheid, die zelf op het Vrouwenregt (nr 5) woonde, had er toen 65, waarvan een flink deel ook daar in de belendende stallen zal hebben gestaan. In 1883 kreeg Lugtigheid ook vergunning hier tien varkens te stallen. In 1874 mocht Lugtigheid opnieuw puin storten voor de deur en in 1877 kreeg hij vergunning voor het verbouwen van een wagenschuur en paardenstal aan de overzijde van de Donkersteeg nr. 39. Ook mocht hij die straat openbreken voor het aanleggen van een riool. Onbetaalde rekeningen en een hondenkarn Toen Jean Lievaart in 1896 op 81-jarige leeftijd overleed, liet hij tien kinderen en zestien koeien na. Zeven van die koeien stonden in de stal achter het huis, de negen andere in een stal in de Donkersteeg, waar ook zijn paard stond, een wagen met een spoelingkist en vijf varkens. In het achterhuis aan de Nieuwe Langendijk had hij ook nog twee lammeren. Hij had inmiddels een karnmolen die door een hond in een tredmolen in beweging werd gebracht. Verder stonden in het achterhuis dertien melktesten, botervloten, een toonbank, zes koperen kannen, een bascule met gewichten, melkjukken, emmers, roomkoppen en andere gereedschap. Land voor zijn vee huurde hij in de Noordpolder van Delfgauw inmiddels van de erven van de douairière E.P. baronesse Ram van Schalkwijk voor f 130 per jaar.
Bij zijn overlijden had hij nog een schuld van f 440 bij veehandelaar Leo Voskuil van wie hij nu zijn koeien had betrokken en van f 22,50 voor de varkens die hij bij L.F. van der Heiden had gekocht. Verder lag er nog een rekening van f 122,30 voor de spoeling die hij voor zijn beesten bij de Gistfabriek had gekocht en van f 21,50 bij graanhandelaar J. van Witteloostuyn, vermoedelijk ook voor veevoer. Duif in een kooitje Het huis bestond volgens de beschrijving uit een woonvertrek aan de voorzijde, een achterkamer, een opkamer, een keuken, een klein kabinet en een bovenkamertje. Daarnaast was er nog een achterhuis, waarin zich kennelijk inmiddels de winkel bevond en een zoldertje met rommel boven de stal. In 1890, bij het overlijden van zijn tweede vrouw, hingen net als in 1857 rookspek en hammen op zolder. In de kelder onder de opkamer stonden toen 7,5 kilo boter, een partijtje melk en een pot met vet. In de woonkamer stond een hangklok, in de nette opkamer een regulateur klok en een spiegel met beeldjes ernaast. In de achterkamer bivakkeerde een duif in een kooitje. Het huis telde vier of vijf bedsteden en enkele ledikanten op zolder. Jeans ongehuwde zoon Adriaan en zijn twee jongste dochters Martijntje en Adriaantje hielden inmiddels het bedrijf draaiende. De eerste twee hebben dat nog jarenlang voortgezet. Van zijn vier andere zoons werd Frederik ook melkslijter op de Buitenwatersloot en Arie aanvankelijk eveneens, tot hij toch maar besloot een baantje als stoker op de Gasfabriek te nemen. De oudste zoon Jan zat in een krankzinnigengesticht ver buiten Delft. In 1897 moest de stal in de Donkersteeg ontsmet worden vanwege mond- en klauwzeer. Jungle van stallen In 1904 verkocht huisbaas Lugtigheid de boerderij. Volgens de advertentie had het huis een grote kelder met opkamer en achter een keuken met boenhok en koelput. Aan het winkelpand was een stal verbonden voor 16 koeien. Daarnaast stonden achter het pand aan de Donkerstraat nog twee stallen voor samen 21 koeien en een schuur en elders aan de Donkerstraat nog twee stallen voor samen 33 koeien. Die ruimte voor zo'n 50 koeien zal tot dan toe wel door huisbaas Lugtigheid gebruikt zijn. Het geheel werd met de omliggende grond aangeprezen als 'uitmuntend geschikt bouwterrein'. Het boerenbedrijf werd dan ook grotendeels ontmanteld. Een deel van de panden aan de Donkerstraat vonden aparte koper. Na de verkoop werd er volgens het
kadaster inderdaad het nodige gebroken en verbouwd. Zo verschenen er achter de boerderij in de Donkersteeg nu vijf huisjes op de plaats van vroegere stallen.
De winkel aan de Nieuwe Langendijk kwam via een Jacob de Jong in 1907 uiteindelijk in handen van dochter Martijntje Lievaart (1871-1956), die hier als melkverkoopster bleef wonen tot 1935. Haar broer Adriaan Lievaart (1867-1945), die zijn leven ongehuwd bleef, was bij de veetelling van 1921 de eigenaar van negen koeien en vier varkens. Hij pachtte daarvoor vier hectare land aan de Delfgauwseweg. In 1924 had hij daar 13 koeien met mond- en klauwzeer, en in 1933 elf. In 1935 werd de melkzaak overgenomen door Gerard Tetteroo (1908-...), die eerder opereerde in Donkersteeg 41. Toen in de Tweede Wereldoorlog levering van melk direct van de koe om hygiënische redenen verboden werd en de hele zuivelhandel onder de distributie kwam, leverde Tetteroo, net al veel ander melkslijters, bij gebrek aan keus melk van de fabriek Van Grieken. Vermoedelijk is dat na de oorlog zo gebleven. In 1969 kwam aan de melkzaak een einde. Het gebouw stond toen te koop. Omstreeks 1980 zat er een stomerij, later een 'Vlaaienkoning', en nu dus een Indiaas restaurant.
Melkboer Tettero, omstreeks 1940.
Tetteroo toont zijn nieuwe Cola-reclame in 1960
Bronnen: Huizenprogramma His Gis Waarbrieven 5 K 61 (1698) en 6 R 226v (1768) Impost 1749 Akte notaris Rijshouck (ona 1760, fo 320) Akte notaris C. 's Gravesande (ona 2539e), d.d. 28 mei 1704 Kadasteradministratie Bevolkingsregister Digitale Stamboom Boedelbeschrijving Elisabeth Lugtigheid, notaris Vorstman 1857, akte 193 Boedelbeschrijving Grietje Kuhlmanne, notaris Kleijn van Willigen 1890, akte 1980 Boedelbeschrijving Jean Lievaart, notaris Kleijn van Willigen 1896, akte 3098 Advertentie Delftsche Courant febr 1904, nr ... Aankondiging Delftsche Courant 1920, nr. 137 Advertentie Delftse Courant 18-10-1969. Landbouwverslag 1889 Veetellingen 1921 en 1930. Registratie veeziekten 1893-1942, secr. archief nr 6084