Orthopedie Behandeling
Een nieuwe knie
Patiëntenvoorlichting 040 ‐ 239 8413
[email protected] Ort/ Een nieuwe knie/17‐11‐2010
2
Inhoud
De knie en knieslijtage Behandeling van knieartrose Leefgewoonten Wat is een totale knieprothese? De totale knieprothese Halve knieprothese of unicondylaire prothese Voor uw opname Voor uw opname Het intakegesprek Pre‐operatieve screening Voorbereiding thuis Uw opname Voorbereiding thuis De dag van de opname Dag van de operatie De operatie Mogelijke complicaties na de operatie Na de operatie Fysiotherapie tijdens de opname De Quikstep Quikverpleegkundige Ontslag uit het ziekenhuis Na uw opname Fysiotherapie ná de opname De toekomst Instructies voor thuis Wanneer moet u contact opnemen? Leefregels voor de eerste zes weken thuis Meest gestelde vragen na het plaatsen van een totale knieprothese Tot slot Ruimte voor uw vragen en aantekeningen
4 5 5 7 8 9 9 10 10 10 11 12 12 12 13 13 13 14 15 16 16 16 17 17 18 18 18 19 21 22 23 3
Behandeling
Een nieuwe knie De orthopedisch chirurg heeft u geadviseerd om uw knie te laten vervangen door een knieprothese (kunstgewricht van de knie). In deze folder kunt u de door de chirurg al gegeven informatie over de operatie nog eens rustig doorlezen. Het herstel vraagt veel wilskracht en inspanning van de patiënt en zijn familieleden. Een goede voor‐ bereiding bespaart u onnodige in‐ spanning en teleurstelling. Om goed voorbereid te zijn, is het be‐ langrijk dat u voldoende kennis heeft over het kniegewricht, slijta‐ ge van het kniegewricht en de ope‐ ratieve vervanging van dit gewricht door een kunstknie. Daarnaast is het belangrijk dat u, wanneer u weer thuis bent, zich houdt aan de gegeven instructie en leefregels. In deze brochure vindt u hier meer informatie over. 4
Het is goed u te realiseren dat voor u persoonlijk de situatie anders kan zijn dan hier beschreven.
De knie en knieslijtage
De knie is een ingewikkeld ge‐ wricht, bestaande uit het onderste deel van het dijbeen (bovenbeen), kraakbeen (de glijdende laag), me‐ niscussen (de stootdempertjes) en een deel van het scheenbeen. Het kniegewrichtkapsel wordt versterkt met kniebanden.
Het kraakbeen in de knie zorgt er‐ voor dat de knie glad en soepel beweegt. Deze kraakbeenlaag is elastisch en kan schokken en stoten opvangen. Bij artrose is het kraak‐ been in het kniegewricht versleten. Het oppervlak is niet mooi glad meer, maar ruw. De gewrichtsop‐ pervlakken kunnen niet goed meer bewegen ten opzichte van elkaar. Kniebuigingen en lopen gaat dan niet meer soepel en soms hoort men het gewricht kraken. U kunt ook het gevoel hebben ‘door de knie te zakken’. Bij een beschadigde of versleten knie treedt pijn meestal op bij (trap)lopen en lang staan. Ook startpijn en startstijfheid komen voor. Het lopen van lange afstan‐ den wordt steeds pijnlijker, dit kan de bewegingsvrijheid erg beperken. In een gevorderd stadium treedt verstijving op; er ontstaan bewe‐ gingsbeperkingen waardoor strek‐ king van de knie onmogelijk wordt. Ook kan zich een X‐ of O‐ been‐ stand ontwikkelen, waarbij de knie in toenemende mate moe en insta‐ biel aanvoelt. Soms treedt er ook zwelling op. De ernst van de aandoening wordt vastgesteld door lichamelijk onder‐ zoek, röntgenfoto’s en eventueel
met een kijkoperatie. Gelukkig kan een ‘versleten knie’ vervangen worden door een kunstknie (knie‐ prothese). Bij de beslissing om een knieprothese te plaatsen is het oordeel van de patiënt doorslagge‐ vend. Die ervaart immers de last. De patiënt moet uiteindelijk zelf bepalen of hij/zij toe is aan de ope‐ ratie.
Behandeling van knieartrose
Wanneer sprake is van knieartrose, is het nodig dat u uw leefgewoon‐ ten aanpast zodat u de aangedane knie of beide aangedane knieën minder belast. Verder kunnen uw klachten behandeld worden met medicijnen en fysiotherapie. Er kan ook een knieoperatie uitgevoerd worden waarbij de beschadigde oppervlakken worden vervangen en er een knieprothese wordt ge‐ plaatst.
Leefgewoonten Omdat de pijn bij knieartrose toe‐ neemt bij lopen en belasten, is dit een reden om uit eigen beweging af te zien van lange wandelingen, tillen en dergelijke.
5
U moet echter niet alles laten, want het is belangrijk om in beweging te blijven. Let u hierbij op het volgende: Zorg er voor, dat u uw pijngrens niet overschrijdt: kleine stukjes lopen is dus beter dan één lan‐ ge afstand. Voor langere trajec‐ ten is het beter om te fietsen. Gebruik bij het lopen een wan‐ delstok aan de kant van de ‘goede knie’, hierdoor wordt de pijnlijke knie ontlast. Zwemmen is voor u een sport bij uitstek, want u gebruikt hierbij namelijk alle spieren zonder dat er teveel belasting in de knie plaatsvindt.
Een aantal zwembaden be‐ schikt over een ‘therapeutisch bad’ (water 30° Celsius, lucht 32° Celsius), wat veel mensen met arthrose aangenaam vinden. Warme kleding, een elektrische deken en een warm bad kun‐ nen een gunstig effect hebben op de pijn.
Overgewicht is een extra belasting voor de knie. Afvallen is dan nood‐ zakelijk. Het operatierisico is bij een slanke patiënt veel minder groot dan bij een te zware patiënt en na de operatie verloopt de revalidatie vaak makkelijker. Ook slijt een nieuwe knie harder door overge‐ wicht.
Pijnstillende medicijnen De kniepijn kan door een groot aantal medicijnen worden onder‐ drukt. Het slijtageproces wordt er echter niet door geremd. Pijnstillers kunnen bijwerkingen hebben (zoals maagklachten). Als deze niet op‐ treden kan het leven er aanzienlijk aangenamer mee gemaakt worden en een operatie worden uitgesteld. Het is verstandig om het gebruik van pijnstillers beperkt te houden, bijvoorbeeld alleen voor nachtelijke pijn of bij een belangrijke gebeur‐ tenis waarvoor u graag pijnvrij wilt zijn. Fysiotherapie vóór de operatie Het doel van fysiotherapie is het kniegewricht goed beweeglijk te houden. Daarnaast is het belangrijk om uw spieren in goede conditie te krijgen. U blijft hierdoor zolang mogelijk op de been, zonodig met een hulpmiddel zoals een wandel‐ stok of een looprek. Als voorberei‐ ding op een knie‐ operatie wordt u geleerd om met krukken te lopen. U leert zowel met één als met twee krukken te lopen. Dit geeft na de operatie een bekend en vertrouwd gevoel. Als eenmaal bekend is dat een tota‐ le knieprothese voor u de beste oplossing is, schrijft uw behande‐
lende arts een verwijzing uit voor fysiotherapie. Tijdens de fysiotherapie wordt er met u geoefend om u zo goed mo‐ gelijk voor te bereiden op de opera‐ tie. Deze voorbereiding bestaat uit: Leren lopen met krukken; Spieroefeningen voor thuis Uitleg over de revalidatie na de operatie
Wat is een totale knieprothese?
Bij u functioneert het kniegewricht zo slecht dat het vervangen moet worden door een knieprothese. Er zijn twee typen: de totale en de halve knieprothese. De meest ge‐ bruikte is de totale knieprothese. Deze vervangt al het kraakbeen van zowel het dijbeen (bovenbeen) en het scheenbeen aan de binnen‐ en buitenzijde van de knie. De halve knieprothese vervangt alleen het kraakbeen van het dijbeen (boven‐ been) en van het scheenbeen aan de binnenzijde. Vervanging van alleen de buitenzijde is ook moge‐ lijk maar wordt minder vaak uitge‐ voerd. De behandelende specialist bespreekt met u welke prothese bij u wordt geplaatst.
7
De totale knieprothese Een totale knieprothese bestaat uit 4 componenten: 1. Metalen component voor de onderkant van het dijbeen (bo‐ venbeen); 2. Metalen component voor de bovenkant van het scheenbeen; 3. Plastic (polyethyleen) ‘inlay’ die wordt bevestigd op de compo‐ nent van het onderbeen met een klik systeem; 4. Plastic knieschijf, wanneer de knieschijf eveneens versleten is kan deze eventueel ook ver‐ vangen worden. Alle delen worden vastgezet met botcement. Botcement is een soort tweecomponentenlijm (polyme‐ thylmetacrylaat), die de prothese aan het bot verankert. 8
Halve knieprothese of unicondylaire prothese Bij een halve knieprothese wordt alleen de binnenkant of buitenzijde van de knie vervangen. Dit heet een unicondylaire prothese. Ook deze prothese wordt vastgezet met bot‐ cement. De halve knieprothese bestaat uit 3 componenten 1. Metalen component voor het bovenbeen 2. Plastic(polyethyleen) inlay 3. Metalen component voor het onderbeen
9
Voor uw opname U hebt samen met uw behandelend arts besloten om een nieuwe knie te laten plaatsen. We proberen op de dag dat dit besloten is, met u een afspraak te plannen voor een zogenoemd intakegesprek.
Het intakegesprek In dit gesprek bespreekt een inta‐ keverpleegkundige verschillende zaken met u zoals uw eerdere zie‐ kenhuiservaringen, ziektebeloop en uw actuele medicijngebruik. Moge‐ lijk komen er bijzonderheden naar boven waarmee rekening kan wor‐ den gehouden tijdens uw opname. Vervolgens wordt uw thuissituatie in kaart gebracht. Als na uw ontslag thuis problemen worden verwacht, wordt de transferverpleegkundige ingeschakeld. Deze zorgt dan dat thuiszorg wordt geregeld, of dat u (tijdelijk) naar een verpleeg‐ of verzorgingshuis kunt. Verder wordt de algemene gang van zaken tij‐ dens een opname uitgelegd. De intakeverpleegkundige beant‐ woordt uw vragen, geeft u informa‐ tiefolders die voor u belangrijk zijn en licht deze toe. Hierin staat onder meer beschreven wat u zelf thuis aan voorbereiding moet doen. Daarom is het belangrijk dat u deze folders thuis goed doorneemt en eventuele zaken van tevoren regelt. 10
Als u problemen verwacht met het naar huis gaan, bespreek deze dan in het intakegesprek. Als het nodig is, kan een transferverpleegkundige ingeschakeld worden. Deze helpt ons bij het zoeken naar een oplos‐ sing.
Pre‐operatieve screening Voordat u wordt opgenomen wordt u voor onderzoek van uw algemene gezondheid doorverwezen naar de polikliniek pre‐operatieve screening (PPOS, 1e etage, route 30). Hier‐ voor is geen afspraak nodig en dit kunt u meestal ook dezelfde dag doen. Op deze polikliniek moet u een vragenlijst over uw medische geschiedenis invullen. Een arts stelt u aanvullende vragen over bijvoor‐ beeld uw gezondheid, medicijnge‐ bruik, allergieën, doorgemaakte ziekten en eerdere operaties. Als er iets niet helemaal duidelijk is, of u heeft aanvullende vragen, vraag het dan gerust. Ook worden afspra‐ ken met u gemaakt voor eventuele aanvullende onderzoeken, zoals een ECG (hartfilmpje), bloedonder‐ zoek en soms röntgenfoto's van de longen. Het is ook mogelijk dat u op advies van de arts wordt doorver‐ wezen naar de internist, cardioloog of longarts voor verder onderzoek. Dit is afhankelijk van uw leeftijd en medische geschiedenis.
Aandachtspunt Het is beter om voor de operatie geen aspirine of andere pijnstillers met een ontstekingsremmend ef‐ fect te gebruiken omdat dit tijdens en na de operatie meer bloedver‐ lies kan geven. U mag wel parace‐ tamol gebruiken. Als u aspirine gebruikt, bespreek dit dan met uw anesthesist of met uw behandelen‐ de specialist. De verdoving De verdoving kan plaatsvinden via een ruggenprik, eventueel gecom‐ bineerd met een roesje (zodat u slaapt), of onder algehele narcose. De anesthesist bespreekt dit met u.
Voorbereiding thuis
Belangrijk! Gebruikt u bloedverdunnende me‐ dicijnen? Bespreek dit dan van te‐ voren met uw behandelend arts en/of de anesthesist. Deze medicij‐ nen kunnen tijdens en na de opera‐ tie meer bloedverlies geven. Het is belangrijk dat u thuis het volgende geregeld hebt voordat u wordt opgenomen: Probeer zoveel mogelijk zaken vóór de opname geregeld te hebben, zoals eventuele hulp
van een mantelzorger (mensen die als het nodig is, tijdelijk voor u kunnen zorgen wanneer u weer thuis bent); Regel vóór uw opname de vol‐ gende hulpmiddelen: twee krukken, een toiletverhoger, een helping hand en een lange schoenlepel. U kunt hiervoor terecht bij een thuiszorgwinkel. Zorg dat obstakels in huis uit de weg zijn, zodat u zich makkelijk en veilig thuis kunt bewegen met krukken. Denk hierbij aan zaken waar u over kunt struike‐ len of tegenaan kunt lopen; Plaats eventueel (tijdelijk) een bed op de begane grond; U mag niet zelf naar huis rijden. Regel daarom van tevoren dat iemand anders u komt ophalen wanneer u weer naar huis mag. Het verdient de voorkeur om in een auto met hoge instap naar huis te gaan. De verpleging onthaart uw knie als dit nodig is ter voorberei‐ ding op uw operatie. Doe dit niet zelf van tevoren! Dit kan wondjes of uitslag veroorzaken en een reden zijn om u niet te kunnen opereren. Het is verstandig om vóór de operatie contact op te nemen met een fysiotherapeut.
11
Deze kan u spierversterkende oefeningen geven, waardoor uw revalidatie sneller verloopt. Ook leert u alvast met krukken lopen. U krijgt hiervoor een machtiging op de poli. Wat neemt u mee naar het ziekenhuis? Wanneer u voor de opname naar het ziekenhuis komt, neemt u naast de gebruikelijke zaken als nacht‐ goed en toiletartikelen het volgen‐ de mee: Alle medicijnen die u normaal thuis gebruikt, voor minimaal 24 uur. Neem deze als het kan mee in de originele verpakking; Gemakkelijke kleding voor ten minstens vier dagen. Het is de bedoeling dat u vanaf de eerste dag na de operatie uw eigen kleding en schoenen draagt; Stevige schoenen die ruim zit‐ ten vanwege het tijdelijk dikker worden van de voet na de operatie; Twee krukken.
Uw opname
Algemene informatie over een op‐ name in het Catharina Ziekenhuis, vindt u in de folder ‘Opnamewijzer’, die u hebt gekregen. 12
Lees ook deze informatie goed door, vóór uw opname.
Voorbereiding thuis Vanaf 24.00 uur ’s nachts vóór uw operatie mag u niet meer eten, drinken of roken.
De dag van de opname Meestal wordt u op de dag van de operatie opgenomen op de ver‐ pleegafdeling Orthopedie. Wan‐ neer uw behandelend arts of anes‐ thesist u uitgebreider wil onder‐ zoeken of voorbereiden, kan het nodig zijn u eerder op te nemen. Een verpleegkundige voert met u een opnamegesprek. In dit gesprek wordt de informatie uit het intake‐ gesprek nog eens met u doorge‐ nomen op mogelijke veranderin‐ gen. Als u overgevoelig bent voor een bepaalde stof, dan moet u dit laten weten aan de verpleegkundi‐ ge van de afdeling. Als u wondjes of infecties heeft, is het belangrijk dat u dit doorgeeft aan de verpleegkundige. Hierdoor kan de operatiewond geïnfecteerd raken. De operatie moet dan moge‐ lijk worden uitgesteld. Op het been dat geopereerd moet worden wordt een pijl gezet.
Dag van de operatie De verpleging treft de laatste voor‐ bereidingen. Uw bed wordt op een speciale manier opgemaakt. Ook krijgt u een operatiejasje aan, een armbandje met uw gegevens en (indien afgesproken) medicatie om rustig te worden. Als u een ge‐ bitsprothese heeft of piercings draagt, moet u deze uitdoen. Even‐ tuele make‐up moet u verwijderen. Daarna brengt een verpleegkundige u in bed naar de operatieafdeling. U gaat eerst naar de voorberei‐ dingskamer, waar een verpleeg‐ kundige u opvangt en u verder voorbereidt. Vervolgens gaat u naar de operatiekamer.
De operatie
In de operatiekamer legt men u op de operatietafel. Vervolgens brengt een anesthesie‐verpleegkundige een infuus bij u in. Via het infuus krijgt u vocht en medicijnen toege‐ diend. Vervolgens krijgt u antibioti‐ ca en mogelijk medicijnen die u rustig maken. Uw knie en been worden bestreken met jodium en er komen steriele doeken over u heen te liggen, behalve over uw knie.
Als u verdoofd bent, wordt een verticale snee gemaakt van onge‐ veer 20 cm (voor een totale knie prothese) of 10 cm (voor een halve knie prothese) over de voorkant van de knie. Tijdens de operatie verwijdert de orthopedisch chirurg de aangetaste gewrichtsvlakken. Vervolgens wordt met speciale instrumenten het bot aangepast aan de vorm van de prothese, waardoor er een goede verankering mogelijk is. Een kunststof ‘inlay’ tussen de metalen delen van de prothese zorgt er voor dat het scharnieren soepel verloopt. In het wondgebied wordt soms een slan‐ getje (drain) gelegd, waardoor het wondvocht kan aflopen naar een fles die er aan vast zit. Daarna wordt de wond dichtgemaakt met nietjes. De operatie duurt 1,5 tot 2,5 uur.
Mogelijke complicaties na de operatie Infecties Om infecties te voorkomen krijgt u tijdens en mogelijk ook ná de operatie antibiotica. Trombose en longembolie Bij trombose ontstaan er bloedstol‐ sels in de bloedvaten.
13
Als bloedstolsels een bloedvat af‐ sluiten, ontstaat een embolie. Het weefsel dat door dit bloedvat wordt voorzien van zuurstof, krijgt dan te weinig bloed. Hierdoor kan schade aan dat weefsel ontstaan. Om dit te voorkomen krijgt u een bloedverdunnend medicijn, tenzij uw arts u iets anders voorschrijft. Wanneer u bloedverdunnende middelen gebruikt en al bekend bent bij de trombosedienst, is dit waarschijnlijk anders. Beschadiging aan de zenuw Dit treedt slechts zelden op, maar kan aanleiding geven tot gevoels‐ stoornissen en krachtverlies in de voet. Dit geneest doorgaans geheel of grotendeels. Omdat er een snee in de huid wordt gemaakt, kunnen er huidzenuwen beschadigd wor‐ den. Dit geeft een dof of dood ge‐ voel in de huid rondom het litteken. Meestal verdwijnen deze klachten in de loop van de tijd. Soms zijn ze echter blijvend. Nabloeding. Hiervoor krijgt u na de operatie gedurende 24 uur een strak ver‐ band om de knie. 14
Het niet goed ‘sporen’ van de knieschijf Dit geeft pijn bij het buigen; traplo‐ pen en fietsen kunnen dan moei‐ zaam zijn. Na enkele jaren los gaan zitten van de prothese De prothese kan dan eventueel vervangen worden. Beperkte functie Soms gaat de revalidatie moeizaam en herstelt de buigfunctie van de knie traag. Er kan dan besloten worden om de knie onder verdo‐ ving ‘door te buigen’.
Na de operatie
Na de operatie gaat u naar de uit‐ slaapkamer. Hier wordt uw toe‐ stand heel goed in de gaten gehou‐ den. Uw bloeddruk, polsslag en ademhaling worden regelmatig gecontroleerd. Na een tot twee uur, als u goed hersteld bent, gaat u weer terug naar uw kamer op de verpleegafdeling. Op de verpleegafdeling Orthopedie wordt uw toestand geregeld gecon‐ troleerd.
Het kan zijn dat u nog wat slaperig of suf bent. Sommige patiënten voelen zich na de operatie misselijk en hebben geen zin in eten. In uw arm zit een infuus om vocht of medicijnen te kunnen toedienen als dit nodig is. Om te kunnen plassen hebt u een slangetje in de blaas (katheter). Een verpleegkun‐ dige verwijdert dit in principe de volgende dag. U mag tijdens en na de opname geen rolletje of kussentje onder de knie leggen. Dit om trombose te voorkomen en te voorkomen dat uw knie niet goed recht gemaakt kan worden. Er wordt dagelijks bekeken of u de knie al verder kan buigen. Het beste resultaat wordt behaald wanneer u binnen 4 dagen 90˚ of meer kunt buigen. Uw fysio‐ therapeut zal u hierbij helpen en ondersteunen. Wanneer het buigen problemen oplevert, kan worden besloten u te laten oefenen op een motorslede Dit apparaat helpt u met buigen en strekken van de knie. Naast het buigen van de knie is ook de strekking van de knie heel be‐ langrijk. Als de knie niet voldoende gestrekt kan worden, is het soms mogelijk dat u na de operatie een
strekspalk krijgt gedurende de nacht. Uw arts beslist hierover wanneer dit nodig is.
Fysiotherapie tijdens de opname Na de operatie krijgt u dagelijks fysiotherapie. Hierbij wordt aan‐ dacht besteed aan de beweeglijk‐ heid van uw knie, het lopen en traplopen met krukken. Om naar het ontslag toe te werken zijn twee zaken van belang; 1. Het volledig kunnen strekken en het 90° (haaks) kunnen bui‐ gen van de knie. Een snel her‐ stel van die beweeglijkheid heeft vaak een positief effect op het verloop van uw revalidatie. 2. Het goed zelfstandig kunnen (trap)lopen met krukken. Dit zijn voorwaarden om met ont‐ slag te mogen. Vanaf de eerste dag na de operatie werken we naar dit doel toe en wordt daags na de ope‐ ratie (zo mogelijk) gestart met het lopen. Het lopen wordt per dag uitgebreid. Tijdens uw opname oefent u een of meerdere malen in de oefenzaal van de fysiotherapie, samen met een aantal medepatiënten die ook
15
een nieuwe heup‐ of knieprothese hebben gekregen. Tevens krijgt u uitleg over situaties die u bij het naar huis gaan tegen kunt komen (bijvoorbeeld in‐ en uit de auto stappen, drempels opstappen en dergelijke).
Hulpmiddelen Het hele behandelteam zet zich ervoor in om u zo zelfstandig moge‐ lijk te maken. Om dit te realiseren wordt er gebruik gemaakt van di‐ verse hulpmiddelen. Dit zijn de ‘helping hand’, een lange schoenle‐ pel en/of elastische veters en/of een tenenwasser. Deze moet u zelf van tevoren regelen via een thuis‐ zorgwinkel.
De Quikstep Om het groepsgebeuren te stimule‐ ren is er een huiskamer, de Quik‐ step genoemd op de afdeling. Dit is onderdeel van het revalidatieplan. U verblijft hier met uw medepati‐ enten. U komt hier ook patiënten tegen die een totale heupoperatie hebben ondergaan. Verder gebruikt u hier de maaltijden, drinkt hier uw koffie en u kunt in de avonduren ook uw bezoek hier ontvangen. Het is dan ook de bedoeling dat u ge‐ wone kleren draagt. Ook geven de verpleegkundigen u hier voorlich‐ ting om u te helpen in de voorbe‐ reiding op de thuissituatie. 16
Quikverpleegkundige Op de afdeling Orthopedie werken we met het systeem van ‘eerst ver‐ antwoordelijk verpleegkundige: EVV, in dit geval quikverpleegkun‐ dige genoemd. U kunt uw vragen of klachten met de quikverpleegkun‐ dige bespreken. Deze verpleegkun‐ dige wisselt iedere 3 á 4 dagen. De quikverpleegkundige neemt con‐ tact met u op over verschillende zaken zoals: Hoe ervaart u de zorg? Bent u voldoende op de hoogte van de behandeling? Zijn alle voorbereidingen thuis getroffen en zijn eventuele hulp en hulpmiddelen goed geregeld als u thuis komt. Als deze verpleegkundige niet aan‐ wezig is, kunt u natuurlijk ook bij een andere verpleegkundige te‐ recht.
Ontslag uit het ziekenhuis
Als de specialist en de fysiothera‐ peut vinden dat uw toestand goed genoeg is, kunt u naar huis. Dit is meestal tussen de derde en zeven‐ de dag van uw opname.
U krijgt dan de volgende papieren mee: Afspraak op de polikliniek met de nurse practitioner na 2 we‐ ken. Een controle afspraak met de orthopeed op de polikliniek, voor ongeveer zes weken na de operatie; Een verwijsformulier voor het maken van een röntgenfoto. Deze foto moet u laten maken vóórdat u de controleafspraak heeft met de orthopeed, zes weken na de operatie. Dit kan zonder afspraak maar u moet hiervoor wel een half uur eer‐ der komen dan uw afspraaktijd bij de orthopeed; De verwijzing voor fysiothera‐ peutische behandeling en een overdracht voor uw fysiothera‐ peut; Een recept voor medicijnen. Deze moet u halen bij uw eigen apotheek.
Als alles normaal verloopt bij de operatie, bent u na drie tot zeven dagen weer uit het ziekenhuis ont‐ slagen. Thuis werkt u verder aan uw revalidatie, waarbij u door uw fysiotherapeut wordt begeleid. Hoe lang de revalidatie gaat duren is sterk afhankelijk van een aantal persoonlijke factoren, zoals uw conditie vóór de operatie, de wondgenezing, uw leeftijd en het soort inspanning dat van u wordt verwacht. Globaal moet u rekening houden met een herstelperiode van vier maanden, waarbij u de eerste zes weken de meeste beper‐ kingen zult ondervinden.
Vervoer
Fysiotherapie ná de opname
Zoals u al eerder heeft gelezen, mag u niet zelf naar huis rijden. Regel daarom van tevoren dat ie‐ mand anders u komt ophalen. De makkelijkste manier om in de auto te stappen is eerst op de stoel te gaan zitten en daarna de benen een voor een naar binnen te zetten. Bij
Na het ontslag kunt u gaan revali‐ deren in de ‘kniegroep’. U oefent dan samen met mensen die ook een knieprothese hebben gekre‐ gen. Een voordeel kan zijn dat u ervaringen kunt uitwisselen met medepatiënten. De fysiotherapeu‐
het in‐ en uitstappen is het raad‐ zaam om de auto een klein stukje van de stoeprand af te zetten, zo‐ dat de instap niet zo laag, en de uitstap niet zo laag is.
Na uw opname
17
ten werken hierbij nauw samen met uw orthopeed. Deze ‘kniegroep’ is drie keer per week: op maandag, woensdag en vrijdag. Het is misschien niet voor iedereen mogelijk om hier te ko‐ men revalideren, zeker wanneer u verder weg woont. Het is natuurlijk ook mogelijk om bij een fysiothera‐ peut bij u in de buurt te gaan reva‐ lideren. Houdt u er rekening mee dat niet alle zorgverzekeraars een eventuele taxi vergoeden. De fysio‐ therapeut bespreekt dit met u tij‐ dens uw opname.
De toekomst Na plaatsing van een knieprothese is de pijn meestal na 3‐6 maanden verdwenen en de loopfunctie sterk verbeterd. Meestal kunt u de knie verder dan 90˚ (haaks) buigen. Fiet‐ sen is meestal weer mogelijk na een aantal maanden. Wij raden u af de ‘nieuwe knie’ in werk en sport zwaar te belasten; de kans op be‐ schadiging is dan immers groot. De orthopedisch chirurg kan u hierover adviseren. Knieprothesen zijn van hoogwaar‐ dige kwaliteit en er wordt voortdu‐ rend gewerkt aan perfectionering. De levensduur bedraagt gemiddeld tien tot vijftien jaar. Voorzichtig‐ heid blijft echter geboden, bijvoor‐ 18
beeld als u extreme sporten beoe‐ fent. U blijft gedurende lange tijd jaarlijks of om de twee jaar onder controle. Dit is nodig omdat er al‐ tijd kans bestaat op loslating van de prothese. Een belangrijk onderdeel van deze controle is een röntgenfo‐ to van de knie.
Instructies voor thuis
Wanneer moet u contact opnemen? U dient contact op te nemen met de polikliniek Orthopedie, als een van de volgende problemen ont‐ staan. In overleg met uw behande‐ lend arts wordt dan bekeken wat er eventueel moet gaan gebeuren. Als de wond gaat lekken; Als de wond rood of dik wordt en/of meer pijn gaat doen; Als u niet meer op het geope‐ reerde been kunt staan, terwijl dit daarvoor goed mogelijk was; Als u temperatuurverhoging krijgt hoger dan 38,5º Celsius en als u zich hierbij niet lekker voelt. U kunt de polikliniek Orthopedie bereiken via telefoonnummer 040‐ 239 7180.
Leefregels voor de eerste zes weken thuis Gaan zitten en weer opstaan Als u wilt gaan zitten is het voor uw veiligheid belangrijk dat u het bed of de stoel tegen de achterkant van de benen voelt. Zet eerst de kruk‐ ken aan de kant of plaats ze om de polsen en steun met beide handen op de leuningen van de stoel of op het bed. Gemakkelijk is een hoge stoel met armleuningen. In een lage stoel kunt u eventueel een stevig kussen leggen, zodat u wat hoger zit. Als u wilt gaan staan, verplaatst u zich eerst naar de rand van de zitting, dus naar voren toe. Drukt u zich dan met beide armen naar voren vanaf de armleuningen.. De eerste tijd, totdat de hechtingen zijn verwijderd, dient u als u gaat zitten of staan het geopereerde been iets naar voren te plaatsen. Lopen U loopt na de operatie 6 weken met twee krukken. Als u met kruk‐ ken loopt, doe dit in een goede houding. Kijk niet naar de grond, maar vooruit. Als u naar de voeten kijkt, verhoogt dat het risico op struikelen of vallen. Bovendien raakt u hiervan ook meer vermoeid. Loop rustig.
Het is niet nodig dat u zich haast. Kijk uit voor natte en/ of gladde vloeren. Traplopen U oefent het traplopen met de fysi‐ otherapeut. Trap op: eerst het niet geope‐ reerde been neerzetten, dan het geopereerde been en de kruk bijzetten. Trap af: eerst de kruk met het geopereerde been neerzetten, dan het niet geopereerde been bijzetten. Een stevige trapleu‐ ning is nodig. Als u thuis gaat traplopen doe dit dan de eerste keren onder begeleiding. Slapen Wij raden u aan om op uw rug te slapen en geen kussen onder de knie te leggen. Zo strekt u uw knie goed wat erg belangrijk is! Als u de knie niet goed kunt strekken dan dient u ’s nachts met een strekspalk te slapen. Als deze voor u nodig is, krijgt u deze tijdens uw opname. Wilt u toch op de zij gaan liggen om de stuit te ontlasten, dan kan het prettig zijn om een kussen tussen de benen te leggen. Hechtingen De wond is gesloten met nietjes. Deze worden tijdens de afspraak
19
met de nurse practitioner na twee weken verwijderd. Nadat de hech‐ tingen zijn verwijderd en de wond goed gesloten is, mag u douchen. Als u zittend wil douchen, kunt u bijvoorbeeld een keukenstoel met leuningen in de douche zetten. Zwemmen Met zwemmen moet u nog even wachten. Tijdens uw controleaf‐ spraak met de orthopeed (6 weken na de operatie) kunt u vragen wan‐ neer dit weer mag. Autorijden U mag de eerste 6 weken niet zelf auto rijden omdat u hiervoor dan niet verzekerd bent. Fietsen Na het verwijderen van de hechtin‐ gen mag u voorzichtig beginnen met oefenen op de hometrainer bij de fysiotherapeut. In overleg met uw fysiotherapeut kunt u vanaf ongeveer 8‐10 weken na de opera‐ tie ook voorzichtig buiten fietsen, bij voorkeur op een fiets met een lage instap (damesfiets). Oefenen U krijgt van de fysiotherapeut oe‐ feningen om uw beenspieren te versterken en om de beweeglijk‐ heid van uw knie te verbeteren. 20
Dit doet u door regelmatig te be‐ wegen en te lopen en dit af te wis‐ selen met voldoende rust. Het kan zijn dat door het oefenen de knie reageert door wat dikker te worden of door warm aan te voelen. Het is dan raadzaam om de oefenactivi‐ teiten en de loopafstand iets te verminderen. Bij zwelling kunt u de knie koelen met ijspakkingen (cold‐ packs). Voorkomen van infectie van de knieprothese Als knieprothesedrager blijft de kans op infectie van de prothese ook in de toekomst bestaan. U moet uw huisarts, tandarts of spe‐ cialist van tevoren inlichten over uw knieprothese als tanden en kiezen getrokken worden, tandwor‐ telbehandelingen plaatsvinden, operaties of andere inwendige in‐ grepen verricht worden. Het is noodzakelijk dat u tijdens deze ingrepen beschermd wordt met antibiotica om zo het gevaar van infectie te voorkomen. In sommige gevallen leidt een infectie ergens anders in het lichaam tot een ern‐ stige infectie rond de prothese. Hetzelfde geldt ook als u ontstoken wonden heeft. Een infectie kan de oorzaak zijn dat een prothese los‐ laat. Neem contact op met uw huisarts als u denkt dat u een infec‐ tie of een ontstoken wond heeft.
Meest gestelde vragen na het plaatsen van een totale knieprothese Hoe lang blijft mijn knie pijnlijk? De pijn na het plaatsen van een knieprothese wordt geleidelijk aan minder. Na twee of drie maanden treedt een aanzienlijke verbetering op. Soms voelt men een doffe pijn na lange wandelingen. Startpijn kan nog een tijdje aanhouden, dit bete‐ kent niet dat de prothese niet goed functioneert of loszit! Hoe lang blijft mijn been en knie dik? De zwelling van het been vermin‐ dert meestal gedurende 6 weken na ontslag. Voor de zwelling van het been krijgt u een steunkous (TED‐kous) aangemeten. Het dik worden van de knie kunt u vermin‐ deren door ijs op de knie te leggen, een elastische kous om te doen en het been hoog te leggen. De hele knie blijft gedurende 6 tot 8 maan‐ den iets dikker en warmer dan normaal. De zwelling is over het algemeen ’s avonds het grootst en neemt af wanneer u goed de oefe‐ ningen blijft doen.
Hoe vaak moet ik oefenen en hoe weet ik of ik teveel geoefend heb? Drie keer per dag 10 tot 15 minuten oefenen is voldoende. Voert u de oefeningen serieus uit, maar over‐ drijf niet. Wanneer u te veel heeft geoefend merkt u dit aan uw knie: deze wordt dan dik, rood of gloei‐ end. U kunt uw knie dan het beste koelen door een ijszak tegen de knie te houden. Wanneer mag ik weer autorijden? Autorijden is een individuele aange‐ legenheid. In overleg met uw be‐ handelende arts mag u meestal na 6 weken weer gaan proberen auto te rijden, als de kracht in het been voldoende is. Lees hierover vooraf de polisvoorwaarden van uw verze‐ keringsmaatschappij door. Wanneer mag ik weer fietsen? Na ongeveer 6 weken mag u in overleg met uw behandelend arts weer fietsen. Gebruik een dames‐ fiets vanwege de lage instap. Het is aan te raden van tevoren te oefe‐ nen op een hometrainer. Wanneer mag ik in bad? U mag weer douchen zodra de niet‐ jes zijn verwijderd, dit is na 14 da‐ gen. In bad gaan mag na drie we‐ ken.
21
Moet ik een steunkous dragen? De eerste dag na de operatie krijgt u in het ziekenhuis een steunkous aangemeten, de zogenoemde TED‐ kous. Deze helpt de zwelling in het geopereerde been te verminderen. Deze steunkous hoeft u alleen overdag te dragen. Het is de be‐ doeling dat u deze blijft dragen zolang het been dik blijft (tot onge‐ veer 6 weken na de operatie.) U kunt dit overleggen met de behan‐ delende fysiotherapeut of ortho‐ peed. Hoe lang moet ik bloedverdun‐ nende medicijnen blijven gebrui‐ ken? Wanneer u tijdens deze opname gestart bent met het gebruik van bloedverdunnende medicijnen, dan blijft u deze gebruiken zolang uw arts dit heeft voorgeschreven. Deze medicatie wordt daarna gestopt. Mocht u al bloedverdunnende middelen gebruiken vóór de opera‐ tie, dan moet u met uw arts over‐ leggen wanneer u hiermee weer moet beginnen. Hoe verzorg ik mijn wond? De wond moet schoon en droog blijven. De huid rondom de nietjes kan er wat rood of geïrriteerd uit‐ zien. 22
Als na veertien dagen de nietjes verwijderd zijn, neemt deze rood‐ heid af, tot die tijd is een pleister ter bescherming van de hechtingen voldoende. Hoe lang moet ik gebruik maken van een loophulpmiddel? Patiënten met een knieprothese moeten tot 6 weken na de operatie een loophulpmiddel gebruiken. Binnenshuis mag u na thuiskomst eventueel met 1 kruk lopen, maar loop zoveel mogelijk met 2 kruk‐ ken. Overleg hierover met de fysio‐ therapeut. Buitenshuis moet u al‐ tijd met 2 krukken lopen. Wanneer kan ik weer seksueel actief zijn? Na de operatie en de herstelperio‐ de (6 tot 8 weken) kunt u voorzich‐ tig weer proberen hoe het voor u is. In principe zijn er geen belem‐ meringen meer.
Tot slot
Mocht u na het lezen van deze fol‐ der nog vragen hebben dan kunt u die stellen aan uw behandelend arts, of de verpleegkundige van de afdeling Orthopedie.
Tijdens kantooruren kunt u contact opnemen met de verpleegkundigen van de afdeling Orthopedie (040‐239 7550). Voor verdere informatie kunt u ook de volgende websites bekijken: www.catharinaziekenhuis.nl www.orthopedie.nl www.orthopaedie.nl
Ruimte voor uw vragen en aantekeningen
23