Faculteitssecretariaat-studentensector - Laarbeeklaan 103 - 1090 BRUSSEL telnr. 02/477.41.10 - faxnr. 02/477.41.59.
Organisatie en eindtermen per disicipline
Belangrijke opmerking
De disciplinegebonden eindtermen voor ieder van de klinische opleidingen worden door de coördinerende stagemeesters van ieder discipline in overleg met de stagemeesters van de geaffilieerde stagediensten, de klinische tutoren en professoren binnen hun dienst vastgelegd. Deze competenties vullen de algemene doelstellingen, die worden vermeld in hoofdstuk II paragraaf 3 van de “Regeling van de klinische stages” aan. Bij de beoordelingen tijdens de stages zal zowel met dicipline-overkoepelende als discipline-gebonden eindtermen rekening gehouden worden.
In functie van de aanpassingen aan het curriculum van de artsopleiding, worden deze eindtermen bijgestuurd. Dit zal voor iedere discipline gebeuren na overleg binnen het specialisme. Deze wijzingingen zullen steeds voorgelegd worden aan de onderwijscommissie artsopleiding alvorens doorgevoerd te worden.
1
Algemene Interne Geneeskunde Studenten 2de masterjaar
Eindtermen
* Opbouwen van systeemanamnese. * Verrichten van fysiek onderzoek. * Samenvatten bevindingen en conclusies. * Verwerven van basisvaardigheden : . Bloedafnames. . Perfusietechnieken. . Plaatsen van urinecatheters en maagsondes. * Kennismaken met intrinsieke operationele karakteristieken van diagnostische technieken (specificiteit, gevoeligheid). * Interpreteren van radiologische bevindingen (in klinische context). * Interpreteren van het EKG.
Evaluatie
. Opvolgen van een anamnese en fysiek onderzoek. . Orale of schriftelijke samenvatting van de vaststellingen. . Specifieke opdrachten kunnen geëist worden, vb. : “luister naar het hart”. Studenten 3de masterjaar
Eindtermen
* Verrichten van eenvoudige diagnostische puncties (ascites, pleura). * Ervaring ontwikkelen in verschillende ziektebeelden : . Prevalentie van ziektebeelden en ziekten (gebruik van databanken). . Basistherapieën van de meest prevalente pathologieën. * Voorstelling probleemstelling patiënt.
2
Evaluatie
* Bespreken uitwerking van de diagnostische strategie met de student, met aandacht voor kosten-efficiëntie benadering. * Toetsing van de therapiekennis. * Opzoekwerk van de student wordt getest door eenvoudige opdrachten, vb. : “wat zegt de literatuur over een test, de therapie, de therapie-interacties ?”. * Mondelinge voorstelling van een casus (communicatievaardigheden). Studenten 4de masterjaar (algemeen)
Eindtermen
* Kennis van minder prevalente ziektebeelden. * Inzicht verwerven in preventie en behandeling van ziekten (samenwerking). * Multidisciplinaire aanpak van de internistische pathologie. * Bijwonen van ambulante activiteiten (verwerving van verantwoordelijkheid van de patiënt), longitudinale follow-up, communicatie met verwijzende arts eerste lijn. * Toekenning van de volledige opvolging van een beperkt aantal patiënten onder supervisie van de hoofdarts met eindverslaggeving. * Leren omgaan met collega’s en gezondheidsmedewerkers (samenwerking).
Evaluatie
* Neerleggen en voorstellen aan de jury van Interne Geneeskunde van het eindejaarswerk. * Originele patiëntenstudie.
3
Studenten 4de masterjaar (pre-specialisatie interne geneeskunde) De algemene doelstellingen worden als volgt samengevat. Op het einde van het 4de jaar arts dient de student in de prespecialisatie het beginniveau te bereiken voor zijn/haar opleiding in de interne geneeskunde. Dit veronderstelt kennis, attitudes, vaardigheden (wetenschappelijke en communicatieve) om zelfstandig de meest frequente en acute problemen in de interne geneeskunde in het ziekenhuis op te vangen.
I.
De vaardigheden en kennis met betrekking tot de acute geneeskunde zijn terug te vinden in het onderdeel acute geneeskunde. Van de student wordt meer verwacht dan het kennen van de acute ziektebeelden. Zijn/haar niveau van functioneren omvat nu het kunnen opvangen van deze acute ziektebeelden zowel diagnostisch als therapeutisch (dit impliceert nieuwe vaardigheden die in deze cursus aan bod komen).
II.
Daarnaast is er keuzeonderwijs relevant voor alle studenten in de richting ziekenhuisgeneeskunde. Alle onderdelen zijn relevant voor de prespecialisatie interne geneeskunde.
Volgende onderdelen worden geadviseerd en streven volgende competenties na:
1. De wetenschapper en manager: introductie tot medische informatica / administratie. 2. Manager en professional: ziekenhuiswetenschappen. 3. Professionaliteit, health advocate: medische ethiek en geneeskundige deontologie (de maatschappelijke context van het medisch handelen). 4. De wetenschapper: module evidence based medicine met toepassing in het wetenschappelijk werk en het bedside onderwijs. 5. De
medicus
:
rationeel
voorschrijven
/
probleemoplossende
farmacotherapie, elektrocardiografie, geriatrie en spirometrie. III.
Specifiek disciplinegebonden onderwijs heeft vooral betrekking op de kennis, communicatie, wetenschapper. Dit onderwijs wordt georganiseerd 4
onder de vorm van interactieve zittingen met de nadruk op probleemoplossing en kennis die uitgebreid wordt tot de doelstellingen van de prespecialisatie interne geneeskunde. Voorbeeld : de student arts moet kunnen een Cushing syndroom
uitsluiten.
De
student
moet
op
het
einde
van
zijn/haar
prespecialisatie de differentieel diagnose kunnen opstellen van het Cushing syndroom en deze therapeutisch benaderen.
IV.
Stages in de interne geneeskunde : integratie van de kennis in het medisch handelen. De student wordt geëvalueerd continu voor zijn/haar kennis, samenwerking, communicatieve vaardigheden (met familie, patiënt en paramedici betrokken in de zorg van de patiënt) (schriftelijke en mondelinge verslaggeving) en organisatie van het werk. De student loopt stage op de verschillende afdelingen van het departement Interne Geneeskunde en participeert in de poliklinische activiteiten van deze diensten (longitudinale follow-up en communicatie met de arts die patiënt in eerste lijn opvolgt)
Toetsing prespecialisatie interne geneeskunde
Continue evaluatie met portfolio van de interactieve zittingen waarbij gevraagd wordt dat de student een schriftelijk verslag opmaakt met reflectief onderdeel over wat hij/zij heeft geleerd en nu zelfstandig kan oplossen. Voorstel tot examen over de inhoud van het portofolio door de volledige jury interne geneeskunde, aangevuld door de perifere stagemeesters en een lid van een ander departement op het einde van 4de jaar arts.
5
Cardiologie
Eindtermen Voor het 3de en 4de masterjaar
* Onderzoeken nieuwe patiënten : . Anamnese. . Klinisch onderzoek. . Voorstel differentiaaldiagnose. . Diagnostische en therapeutische strategie. * Dagelijks opvolgen van een tweetal patiënten vanaf opname tot ontslag. * Deelnemen aan de lezing van elektrocardiogrammen onder supervisie. * Raadpleging en verschillende technische onderzoeken bijwonen. Voor het 2de masterjaar
* Onderzoeken nieuwe patiënten onder supervisie van de specialisten : . Anamnese. . Klinisch onderzoek. . Voorstel differentiaaldiagnose. . Diagnostische en therapeutische strategie. * Veneuze en arteriële bloedafname. * Plaatsen van perfusies en urinesondes. * Deelnemen aan de lezing van elektrocardiogrammen onder supervisie. * (Raadpleging en verschillende technische onderzoeken bijwonen.)
Evaluatie
Het voorleggen van een patiëntencasus op basis van het dossier met het stellen van een aantal praktische en theoretische vragen.
6
Urologie Voor het 2de, 3de en 4de masterjaar
Eindtermen
* Zaalactiviteiten : . Ontwikkelen patiëntencontacten. . Verzorgen initieel opnamedossier. . Opvolgen en bespreken van therapiebeleid. . Interpretatie bijkomende onderzoeken op gebied van medische beeldvorming en routine urodynamica (urinedebietmeting en postmictioneel residu) = evaluatiecriterium. * Operatieactiviteiten : . Volgen van operatieactiviteiten o.a. om kennis te verwerven over courante heelkundige technieken bij het kind. . Volgen van minstens 1 volledige endoscopische resectie van de prostaat. . Volgen van grotere (agressievere) heelkundige technieken (nefrectomie, cystectomie, ...) om inzicht te verwerven in de eventuele morbiditeit. * Poliklinische activiteiten : . Inzicht verwerven in de indicaties voor diagnose dmv. endoscopies. . Behandelen van niersteenpathologie in de eerste lijn. . Indicatiestelling voor dringende endoscopische manipulaties of extracorporele steenverbrijzeling. . Volgen van gespecialiseerde raadplegingen Incontinetie en Impotentie. . Volgen van echografische transrectale onderzoeken. . Volgen van namiddagconsultatie (met 1 van de geneesheer-specialisten). . Sonderen van patiënt met inachtneming van de steriliteitsnormen = evaluatiecriterium.
7
Gynecologie-Verloskunde-Fertiliteit
Organisatie stage gynaecologie-verloskunde-fertiliteit in het UZ BRUSSEL
De stage gynaecologie-verloskunde-fertiliteit in het UZ Brussel verdeelt zich over de drie diensten van deze specialiteit met name : Gynaecologie
(consultatie
polikliniek
niveau
1,
hospitalisatie
D41,
niveau
1,
hospitalisatie
D22,
operatiezaal 5), Verloskunde
(consultatie de
verloskwartier 2
polikliniek
verdieping hoofdgebouw)
Fertiliteit (CRG verdieping 1 en 2).
Met het oog op een maximaal rendement voor alle studenten en een optimale verdeling van de activiteiten in de 4 weken stageperiode is het volgende schema van toepassing : Vrije te kiezen stage 2de masterjaar en de verplichte stage 3de masterjaar (= halftijdse stage)
Verloskunde
vm
MAANDAG Verloskamer
DINSDAG Postpartum Materniteit
WOENSDAG Prenatale echo
DONDERDAG Consultatie Prof Foulon
Nm
Wacht
vm
OK Prof Cammu
OK Dr Desutter
Septisch Kwartier Staffvergadering 13h
OK Dr Leunen
Urgentieraadpleging Echo gynaeco
vm
Consultatie Dr Verpoest
OK Prof Camus/ Dr Blockeel
OK Dr Verpoest + embryolabo
Consultatie Dr Blockeel
Consultatie Dr Verpoest
vm
Urgentieraadpleging Echo gynaeco
Consultatie Dr Breugelmans
Consultatie Dr Verpoest
Daghospitaal Materniteit
Consultatie Urogynaecologie Prof Cammu
Wacht
VRIJDAG Casus voorstelling Daghospitaal Wacht
ZONDAG Wacht Wacht
Gynaecologie
Fertiliteit
Consultatie
Eindexamenstage in het 3de masterjaar arts (= voltijdse stage) 8
Verloskunde
vm
MAANDAG Verloskamer
DINSDAG Postpartum Materniteit
WOENSDAG Prenatale echo
DONDERDAG Consultatie Prof Foulon
VRIJDAG Staffvergadering Casus voorstelling Daghospitaal Wacht
ZONDAG Wacht
Nm
Wacht
Prenatale Echo
Wacht
Consultatie Dr Laubach
vm
OK Prof Cammu
OK Dr Desutter
OK Dr Leunen
Urgentieraadpleging Echo gynaeco
nm
Urgentieraadpleging Echo gynaeco
Consultatie Dr Leunen
Septisch Kwartier Staffvergadering 13h Colposcopie Dr Desutter
Consultatie assistenten gyn
Septisch Kwartier
vm
Consultatie Dr Verpoest
OK Dr Verpoest
Consultatie Dr Blockeel
Consultatie Dr Verpoest
nm
14u Counseling 15h Seminarie Fertiliteit
OK Prof Camus/ Dr Blockeel Labo Andrologie
OK Dr Verpoest Embryolabo
Monitoring fertiliteit Staffvergadering
Consultatie Dr Verpoest
vm
Urgentieraadpleging Echo gynaeco Consultatie Dr Laubach
Consultatie Prof Foulon Consultatie Dr Breugelmans
Consultatie Dr Fatemi Urgentieraadpleging Echo gynaeco
Daghospitaal materniteit Prenatale echografie
Urogynaecologie Prof Cammu Urgentieraadpleging Echo gynaeco
Wacht
Gynaecologie
Fertiliteit
Consultatie
nm
Eventueel verlof wordt enkel genomen ten koste van week 4 (consultatieactiviteit).
Op het einde van deze stageperiodes wordt van de studenten verwacht, dat zij praktisch en theoretisch voldoen aan de verder geformuleerde “Eindtermen” van de stage Gynaecologie-Verloskunde-Fertiliteit .
Enkele praktische aspecten
Alle stagelopende studenten worden vanaf de eerste stagedag elke ochtend om 8.00 u op het verloskwartier verwacht om deel te nemen aan de wachtoverdracht.
Op de eerste stagedag wordt de verdeling ingevuld en aan Mevr. P. Uyttersprot, (secretariaat verloskwartier) overhandigd. Tevens vragen wij een copij van de studentenkaart, eveneens te overhandigen aan Mevr. P. Uyttersprot.
Eveneens
dient een copij van de stageverdeling en van de studentenkaart te worden overhandigd aan Mevr. S. Demoor (secretariaat Prof. Devroey).
In geval van praktische vragen staan klaar voor uitleg : •
Gynaecologie: Prof. H. Cammu, bij afwezigheid Dr. M. Leunen 9
•
Verloskunde : Dr. R. Breugelmans bij afwezigheid Dr. M. Laubach
•
Fertiliteit
: Dr. W. Verpoest bij afwezigheid Dr. C. Blockeel
Bij ziekte dient men voor 9 uur de dienst op de hoogte te brengen - telefonisch bij Mevr. S. Demoor (Tel 02/4774060) of in afwezigheid Mevr. P. Uyttersprot (02/4776782) of via het verloskwartier (02/4776788). Voor medische attesten is het algemene stagereglement geldig.
Men kan tijdens de stage gynaecologie-verloskunde-fertiliteit verlof nemen. De te volgen procedure staat beschreven in de "Regeling Klinische Stages".
Het omzetten van de halftijdse stage van een maand in een voltijdse stage van twee weken is niet toegestaan.
De wachtdiensten tijdens de stage gynaecologie-verloskunde-fertiliteit gaan door op het verloskwartier. De wachtdienst wordt gecombineerd met een ochtendstage verloskunde en duurt tot 23 uur. Er zijn geen inslapende wachten voorzien. Het aantal wachten is vastgelegd op 4 per stageperiode. Iedere student doet zijn wachten gedurende de stageweek verloskunde en dit op drie weekdagen en een weekenddag. In het weekend begint de wacht om 9 uur.
Aangezien de stage op 3 verschillende diensten plaatsvindt, zal de evualuatie enkel gebeuren op het einde van de stage. Er zal rekening gehouden worden met de prestaties op de verschillende diensten.
De evaluatieformulieren worden afgeven aan Mevr. S. Demoor (secretariaat Prof. Devroey).
Eindtermen Stage Gynaecologie Fertiliteit Verloskunde
Eindtermen Gynaecologie 10
Uitvoeren van gynaecologische anamnese
Uitvoeren van het routine klinisch onderzoek van de gynaecologische patiënt met inbegrip van : •
Onderzoek van het abdomen.
•
Correct invoeren van het speculum en visualiseren van de cervix en de vaginawanden.
•
Preleveren van het cervixuitstrijkje en cervixkweken.
•
Correct uitvoeren van het bimanueel gynaecologisch onderzoek.
•
Interpreteren van een rechtstreeks microscopisch onderzoek van het vaginale vocht
•
Assisteren van een gynaecologisch echografisch onderzoek
De courante therapie kennen van de meest frequente benige gynaecologische pathologie: vaginale mycose, menorraghie, functionele ovariële cyste, Bartholinitis, incontinentie
Raadgeving en voorlichting kunnen verstrekken omtrent ongewenste zwangerschap, anticonceptie en hormonale substitutietherapie
De indicaties, het verloop en het postoperatieve beleid kennen van de meest frequente gynaecologische ingrepen: (vaginale/ laparoscopische/ abdominale) hysterectomie,
incontinentie
ingrepen,
zuigcurettage,
laparoscopische
gynaecologische ingrepen, oncologische gynaecologische ingrepen
Eindtermen Fertiliteit
Uitvoeren van de anamnese van een infertiel koppel
Kennis en uitvoeren van de basisonderzoeken bij een infertiel koppel Kennis van de indicaties voor het opstarten van een fertiliteitbehandeling
Basiskennis van de verschillende fertiliteitbehandelingen 11
Interpretatie van de endocriene status
Basiskennis van de embryogenese
De indicaties en het verloop kennen van de meest frequente heelkundige behandelingen in de fertiliteit: diagnostische en therapeutische hysteroscopie, diagnostische en therapeutische laparoscopie, testiculaire biopsie, eicel pick-up, embryotransfer, re-anastomose na sterilisatie
Eindtermen Verloskunde
1. Prenatale begeleiding
Uitvoeren van de obstetrische anamnese
Kennen en uitvoeren van de bewaking van een laag-risico zwangerschap vanaf het preconceptueel onderzoek tot en met het controleonderzoek verricht 6 weken postpartum. •
Consultaties
•
echografische opvolging
•
bloedonderzoeken
•
screening voor diabetes en GBS
•
post-terme zwangerschap
Uitvoeren van het routine klinisch onderzoek van de zwangere vrouw met inbegrip van •
Bepaling van de fundushoogte
•
Bepaling van de foetale ligging dmv Handgrepen van Leopold
•
Beluisteren van de foetale harttonen Dopplertoestel
•
Inwendig onderzoek bij de zwangere vrouw: bepaling van de Bishopscore ter evaluatie van de cervix zowel ambulant als intrapartaal
Kennis van het beleid van de meest frequente obstetrische urgenties 12
•
Pre-eclampsie/eclampsie
•
Bloedverlies 1ste, 2de en 3de trimester
•
Acuut abdomen
De courante therapie kennen die voorgeschreven worden voor, gedurende en na de zwangerschap: plaats van foliumzuur, behandeling van anemie, varices en hemorroïden, pijnstilling en antibioticagebruik,anticonceptie
2. Peri- en postpartaal verloop
Kennis van intrapartale foetale en maternele bewaking.
Kennis van het theoretische verloop en de praktische uitvoering van een vaginale partus in hoofdligging
Het verloop en het beleid kennen van de meest frequente intrapartale problemen: •
Dystocie van de 1ste / 2de / 3de faze van de arbeid,
•
postpartum haemorragie,
•
vaginale laceraties
•
episiotomie
Kennis van het normale postpartum en uitvoeren van een postpartum bewaking van de moeder na een vaginale partus
Kennis van indicaties, het verloop en het postoperatieve beleid van een sectio caesarea.
De evaluatie zal gebeuren door de artsen werkzaam op de drie diensten aan de hand van de volgende elementen: •
Beheersing van de hogerop vernoemde vaardigheden 13
•
Evolutie van de kennis en de vaardigheden gedurende de stage
•
Voorstelling en uitwerking van een verloskundig case-report
•
Integratie in en participatie aan het werk in de verschillende diensten
•
Houding tov de toekomstige collegae, het verpleeg- en verloskundig personeel
14
Dermatologie
Eindtermen
*Afnemen van anamnese specifiek gericht op dermatologische aandoeningen. * Kunnen herkennen en beschrijven van elementaire huidletsels en voldoende klinische gegevens inwinnen om een differentiaaldiagnose te maken. * Therapiekennis van de frequentst voorkomende aandoeningen. * Uitvoeren van huidonderzoek, eventueel kleine eenvoudige suturen en dermatochirurgische ingrepen.
Evaluatie
. Het laten raadplegen van de student met een geneesheer op de consultatie of op zaal gedurende de eerste dagen. . Nadien ziet de student de patiënt eerst, neemt de anamnese af, onderzoekt de patiënt en bespreekt het geval met de dermatoloog die de nodige correcties aanbrengt en de therapie voorschrijft.
15
Keel-, Neus en Oorheelkunde
Eindtermen
* Correct en grondig uitvoeren van het routine KNO-onderzoek, met ondermeer het spiegelen van de larynx. * Uitvoeren en interpreteren van stemvorkproeven. * Kennis opdoen over de werking van de dienst, het afnemen van een anamnese en het uitvoeren van het KNO-onderzoek door in een eerste periode de arts te assisteren. * Zelf uitvoeren van deze handelingen op nieuwe patiënten en patiënten in urgentie. * Bijwonen bijzondere neus-, keel- en ooronderzoeken : audiovestibulair onderzoek, allergische testen, spraakrevalidatie, heelkundige ingrepen, ...
Evaluatie
Evaluatie binnen de lopende stage.
16
Oogheelkunde
Eindtermen
* Uitvoeren van basisonderzoeken : . Bepalen van de gezichtsscherpte. . Beoordeling van het externe oog. . Spleetlamponderzoeken. . Fundusscopieën. * Beoordelen van urgente situaties en verlenen van eerste hulp. * Deelname aan patiëntenbespreking en seminaries.
Evaluatie
De vaardigheden van de student worden getoetst en beoordeeld door de superviserende artsen.
17
Psychiatrie
Eindtermen Voor het 2de masterjaar
Meer passieve kennismaking met de psychiatrische patiënt. Voor het 3de en 4de masterjaar
* Kennis van belangrijkste psychopathologische beelden. * Omgaan met psychiatrische patiënten. * Uitvoeren van een mentaal onderzoek. * Opname onderhoud student-patiënt op video, waarna beoordeling met 1 of meerdere supervisoren. * Bijwonen onderhouden van patiënten met hun behandelaars op de opnameeenheid, de liaisonpsychiatrie, de raadpleging en de spoedgevallendienst. * Kennis van de somatische problematiek van opgenomen patiënten. * In de liaisonpsychiatrie of op de spoedgevallendienst eerste evaluatie van de patiënt, hierover rapporteren bij de psychiater en patiënt samen zien.
18
Pediatrie Voor het 2de masterjaar
Deze stage gebeurt “bij voorkeur” in het AZ-VUB
Eindtermen
Afnemen anamnese Uitvoeren lichamelijk onderzoek Opstellen van patiëntendossier Aanleren van differentieel diagnostisch denken Aanleren van medisch beleid Interpretatie van (resultaten van) onderzoeken Samenvatting van bevindingen en tot eindconclusie komen Gebruik van databanken en opzoeken literatuur (pubmed en andere) Leren omgaan met verpleegkundigen, paramedici en artsen Leren werken met Electronisch Medisch Dossier
Evaluatie
Door zaalarts en klinisch tutor. Persoonlijk gesprek tussen klinisch tutor en student halverwege stage en op het einde Voor het 3de masterjaar
Deze stage gebeurt “bij voorkeur” in geaffilieerde stagediensten (Aalst, Asse, Vilvoorde, Sint-Pieter, Saint-Etienne - Saint-Anne - Saint-Remy)
Voorkennis De competenties verworven tijdens het 2de masterjaar
19
Eindtermen
Opstellen van differentieel diagnose Beleid voorstellen en behandeling voorstellen bij frequente pathologie Therapiekennis (dosis frequent gebruikte medicatie, etc.) Uitvoeren van bijkomende opdracht behoort tot mogelijkheden (bv. liertatuuroverzicht ivm met casus die student gezien heeft…).
Evaluatie
Door zaalarts en klinisch tutor. Persoonlijk gesprek tussen klinisch tutor en student halverwege stage en op het einde. Voor het 4de masterjaar (pre-specialisatie kindergeneeskunde)
Voorkennis De competenties verworven tijdens het 2de en 3de masterjaar.
Eindtermen
Courante handelingen bij kinderen aanleren (wegen, meten,..) Leren plaatsen van vaccianties Leren uitvoeren van bloedafname en andere courante technieken. Bijwonen van specialistisch onderzoek (gastroscopie, firbroscopie, …) Deelname aan raadpleging (ambulante geneeskunde) Kennis van minder frequente ziektebeelden Stage gelopen hebben op meer specialistische sectoren (neonatologie, …) Preventieve kindergeneeskunde Niet-pediatrische geneeskunde bij kinderen (kinder-neurologie, kinder-KNO, radiologie, chirurgie, enz.) Actieve deelname in multidisciplinaire aanpak van patiënten met complexe pathologie Volledig opvolgen van een beperkt aantal patiënten onder supervisie Dossiers samenvatten 20
Leren opnemen van medische verantwoordelijkheden Actief voorstellen van enkele patiënten op klinische zittingen van de dienst Leren omgaan met collega’s
Evaluatie
Persoonlijk gesprek met klinisch tutor en stagemeester Neerleggen en verdedigen van eindejaarswerk aan jury Kindergeneeskunde
21
Anatomopathologie
Eindtermen
* Dossierkennis :
. Beschikbaarheid van een netwerkterminal voor het opzoeken van medische resultaten op het computernetwerk.
* Autopsiekennis :
. Samenvatten en integreren van de klinische gegevens. Associatie van ziekteklachten en resultaten van bijkomende onderzoeken aan de ziektegeschiedenis en de evolutie van de patiënt. Stellen van één of meerdere klinische diagnoses en voorstel van doodsoorzaak. . Presenteren van het klinisch dossier tijdens de autopsie. . Correlaties maken van de macroscopische bevindingen met de elementen van het klinisch dossier. . Aanleren van interpretatie van macroscopische gegevens onder begeleiding van assistenten en onder supervisie van een erkend patholoog-anatoom. Presentatie van de macroscopische bevindingen tijdens de autopsie. . Dagelijks aanleren van specifieke dissectietechnieken onder begeleiding van assistenten en een specifiek geschoolde autopsietechnicus. . Basisinterpretatie van microscopische beelden van geselecteerde autopsiegevallen waarvoor ter beschikking stellen van discussiemicroscopen alsook vrij gebruik van naslagwerken uit de bibliotheek.
* Biopsiekennis :
. Kennis van indicaties, mogelijkheden en beperkingen van biopsietechnieken. Basisnoties van bijkomende technieken. Interpretatie van een biopsieverslag. . Kennis van indicaties voor peroperatoire vriescoupes. Passieve deelname aan de vriescoupes olv. een erkend anatoom-patholoog.
22
. Deelname aan de dagelijkse discussie van neoplastische letsels aan de discussiemicroscoop met TV-monitor olv. 2 erkende anatoom-pathologen. . Interpretatie van klassieke microscopische beelden op het einde van de stage.
* Cytologiekennis :
. Basisnotities van indicaties en technieken van klinische cytologie. . Interpretatie van een cytologisch verslag.
Evaluatie
. Evaluatie van de stagelopende student op regelmatige tijdsstippen door de stafleden en de stagemeesters, met berekenen van een gemiddeld evaluatiecijfer. . Quoteren van individueel door de student uit te voeren opdrachten aan de hand van gestandaardiseerde evaluatieformulieren waar de verschillende facetten (theoretische kennis, persoonlijke inzet, technische vaardigheden, enz.) beoordeeld worden. . Onder supervisie van de stageverantwoordelijke autonoom voorbereiden en bespreken van een geselecteerd autopsiegeval aan het einde van de stage.
23
Geriatrie
Eindtermen Voor het 2de masterjaar
* Opstellen van een volledig opnamedossier met : . Volledige anamnese. . Klinisch onderzoek. . Besluit. . Differentiaaldiagnose. . Eventuele voorstellen tot onderzoek. . Opmaken van een opnamenota voor iedere nieuwe patiënt . Speciale aandacht besteden aan de volgende punten : volledige lijst van antecedenten opstellen, sociale omkadering met o.a. achterhalen thuissituatie, thuisbehandeling correct noteren met de juiste dosage. * Uitvoeren van routinebloedafnames. * Plaatsen van veneuze lijnen (bij niet te moeilijk te prikken patiënten) en arterieel kunnen prikken. * Afnemen van enkele routinescreeningstesten in gebruik op de dienst, zoals het afnemen van MMSE, berekenen van de creatinineklaring en de cardiothoracale index bij iedere patiënt. * Meetoeren met de assistent, op een zo actief mogelijke manier. * Actief deelnemen aan de patiëntenbesprekingen. Voor het 3de en 4de masterjaar
De competenties verworven tijdens het tweede masterjaar aangevuld door :
* Alleen volgen van enkele patiënten (supervisie door assistent of verantwoordelijke zaalgeneesheer). * Voorbereiden van het ontslag van de patiënt (ontslagbrief schrijven, voorschriften medicatie, thuisverpleging en kinesitherapie maken, terugbetalingsformulieren in orde brengen). 24
* Op de hoogte zijn van de sociale situatie en bij ontslag zich vergewissen van de continuïteit van de mantelzorg. *Uitvoeren van meer specifieke evaluatieschalen (vb. Katz-schaal, Elderly Mobility). * Ervaring verkrijgen in het uitvoeren van medische aktes, om zelf uit te voeren zo de gelegenheid zich voordoet.
Evaluatie
. Begeleiding van de student door de geneesheer : nakijken, bespreken en verbeteren van het dossier, hernemen van het klinisch onderzoek samen met de student om eventuele discrepanties na te gaan. . Om de technische vaardigheid te beoordelen krijgt de student de mogelijkheid geboden tot het uitvoeren van aktes en dit onder supervisie.
25
Orthopedie – traumatologie
Algemeen
Steriel werken Schrobben/ handen drogen/ handschoenen steriel aandoen
Sutuur subcutis en huid
Gips aanleggen Bovenste en onderste lidmaat
Heup en knieaandoeningen, prothesen
Heupgewricht Gewrichtspijn onderscheiden van andere pijn Gangpatronen herkennen / Trendelenburg teken / beenlengteverschil Trochanteritis herkennen en infiltratie Aanvraag onderzoeken Kinevoorschrift, voorschrift pijnstilling
Kniegewricht Klinisch onderzoek zie Schouder, sporttraumatologie Infiltratie / punctie van de knie Aanvraag onderzoeken Kinevoorschrift, voorschrift pijnstilling
Op Rx herkennen van Gecementeerde / Cementloze THP IHP / THP UKP / TKP Tekens van loslating THP / TKP
26
Rug, kinderen en voeten
Rug Klinisch onderzoek van rugmobiliteit / “lumbago” / beenlengteverschil Neurologisch onderzoek / zenuwuitval wortels L4, L5, S1 Aanvraag onderzoeken Kinevoorschrift, voorschrift pijnstilling
Radiologie op RX / CT / MR Herkennen discushernia, facetarthrose, spondylolyse, spondylolysthese, kanaalstenose
Voet en enkel Klinisch onderzoek voet en enkel (platvoeten, holvoeten, spreidvoet, Hallux valgus, Hallux rigidus, hamerteen, tendinopathieën) Voorschrift steunzolen Aanvraag onderzoeken
Kinderen Platvoeten, entoeing, scoliose onderzoek
Schouder, sporttraumatologie
Klinisch onderzoek en anamnese Schouder Differentiaal diagnose van tendinopathie/impingement vs rotator cuff scheur met functionele weerslag vs. instabiliteit vs AC-problematiek Knie Differentiaal diagnose meniscusletsel, pes anserinus, femoropatellaire pathologie en instabiliteit (zowel MCL als ACL), hydrops, alignatie (varus / valgus)
27
Beeldvorming RX Onderscheid types luxatie schouder Onderscheid types proximale humerusfracturen CT/MRI Herkennen "Bankart" letsel Herkennen rotator cuff scheur Herkennen normale/gescheurde meniscus Herkennen kruisbandletsel
Peroperatief Schouder Herkennen/benoemen structuren tijdens arthroscopie Herkennen bankartletsel, rotator cuff scheur Knie Herkennen/benoemen structuren tijdens arthroscopie Herkennen meniscusletsel, kruisbandletsel, kraakbeenletsel
Trauma, handchirurgie
Klinisch onderzoek Enkelverstuiking en laxiteit + taping Loge syndroom Algemeen pols, handonderzoek: Carpaal tunnelsyndroom, springvinger, Dequervain, scafoïd fractuur
Radiologie op Rx Herkennen: subcapitaal, pertrochanterisch, subtrochanterisch heupfractuur + therapie Pouteau, Goyrand polsfractuur + therapie meest frequente breuken + benoemen
28
Behandelingsopties Nagel, plaat, externe fixator, gips + idee over indicaties Opvang open fractuur
Activiteitsschema:
Student biedt zich aan bij het begin van elke week bij de klinische tutor waar hij/zij bij staat. De klinische tutor (of zijn vervanger) is verantwoordelijk voor de taakverdeling binnen de subspecialiteit en de beoordeling van de student tijdens zijn/haar verblijf in die subspecialiteit. Het nagaan of de “eindtermen” behaald werden, gebeurt op het einde van de stage door één van de klinische tutors en telt mee in de eindbeoordeling.
Rug, voeten, kind:
Peter Vorlat
Heup en knieaandoeningen, prothesen:
Thierry Scheerlinck
Schouder, sporttraumatologie:
Nicole Pouliart
Trauma:
Marleen Dezilie
29
Arbeidsgeneeskunde
Aanvraag Minimum 3 maanden voorafgaand aan de stageperiode
Duur Minimum één maand
Inhoud Theorie •
Beknopte omschrijving van de arbeidsgeneeskunde
•
Situering van de arbeidsgeneeskunde in de gezondheidszorg; samenwerking met collega’s artsen in andere disciplines van de gezondheidszorg
•
Externe/interne diensten voor preventie en bescherming op het werk
•
Kennismaking met de verschillende disciplines in een externe dienst voor preventie en bescherming van het werk.
Praktijk •
Bijwonen risico-analyse
•
Assisteren/uitvoeren consultaties arbeidsgeneeskunde
•
Assisteren bedrijfsbezoeken
•
Assisteren comité bescherming en preventie op het werk
•
Facultatief : in functie van de mogelijkheden tijdens de stageperiode kan men stafvergaderingen, seminaries, interne wetenschappelijke vergaderingen bijwonen.
Afsluiten van de stageperiode •
Maken van een rapport waarin een persoonlijke visie wordt weergegeven van de arbeidsgeneeskunde
•
Gesprek met de stageverantwoordelijke van de stageplaats en bespreking van het rapport
30
Acute geneeskunde en Urgentiegeneeskunde
In deze tekst worden de eindtermen en competenties weergegeven voor het graduaatonderwijs
(artsopleiding)
in
de
Acute
Geneeskunde
en
Urgentiegeneeskunde. Ook de organisatie van de stages en de wachten in de Spoedgevallendienst van het UZ Brussel wordt beschreven.
1.
Eindtermen
en
competenties
in
de
Acute
Geneeskunde
en
de
Urgentiegeneeskunde
1.1. Algemeen
Naast de disciplinegebonden eindtermen en competenties gelden de algemene leerdoelen en discipline-overkoepelende stagedoelstellingen zoals beschreven in art. 61, 62 en art. 68 t.e.m. 72.
1.2. Ziektebeelden
De student krijgt de kans om tijdens zijn opleiding tot arts een breed aantal domeinen binnen het specialisme urgentiegeneeskunde te beoefenen. De student verwerft tijdens de stages en/of de wachten specifieke kennis en vaardigheden in de onderstaande ziektebeelden en past deze toe in de praktijk.
1. De hartstilstand Leerdoel : het zich eigen maken van de effecten binnen de Chain of Survival in functie van de oorzaken van de hartstilstand (hypoxisch, niet-hypoxisch) en het uitvoeren van Advanced Cardiac Life Support met inclusie van de universele algoritmes; behandeling van peri-/post-arrest.
2. Hoofdpijn Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom van primaire hoofdpijn (hemicraniële
hoofdpijn)
of
secundaire
hoofdpijn
(cerebrovascalaire
aandoeningen, meningitis, encefalitis ). 31
3. Syncope Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom van brady-aritmie en andere oorzaken van syncope.
4. Convulsies Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : epilepsie en andere vormen van tonisch-clonische aanvallen.
5. Vertigo en duizeligheid Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : perifere vertigo, labyrinthitis, cupulolithiasis, ziekte van Menière, centrale vertigo en andere oorzaken van duizeligheid.
6. Coma en neurologische aandoeningen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : coma van metabole oorsprong ( hypoglycemie, encefalopathie,…
keto-acidose, ),
hyperosmolair
medicamenteuze
coma,
overdosage
hepatische
(intentioneel
en
accidenteel) en coma door aandoeningen van de hersenen. Aangevuld met andere urgenties van cerebrale oorsprong zoals CVA, Guillain-Barré, neurologische syndromen zoals MS opstoten, myasthenia gravis opstoot, en andere neurologische aandoeningen.
7. Dyspnee en respiratoir falen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom van hartfalen en acuut 32
longoedeem, respiratoir falen met hypoxie, respiratoir falen met hypercapnie, astma-aanval, pneumothorax, vreemd lichaam, infecties van de thorax.
8. Thoraxpijn Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom van het acuut coronair syndroom, longembolie, dissectie van de aorta,....
9. Palpitaties of harkloppingen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom van tachy- aritmie aangevuld met de therapeutische acute aanpak van elektrische cardioversie tot anti-aritmie medicatie.
10. Shock Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptomencomplex en accuraat behandelen. Hiertoe behoren onder andere hypovolemische, cardiogene, obstructieve, septische en distributieve (spinale en anafylactische) shock.
11. Buikpijn of abdominale pijn Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : het acuut abdomen, het abdominaal aorta-aneurysma, darmischemie, cholangitis, cholecystitis, acute pancreatitis, appendicitis en andere aandoeningen.
12. Braken en diarree Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste
aandachtspunten
hebben
we:
digestieve
obstructie,
subobstructie, colitis en enteritis, dehydratatie, en andere aandoeningen.
13. Pijn in het kleine bekken en de rug 33
Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van, tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : urinewegeninfecties, nefrolithiase, acute
nierinsufficiëntie,
inflammatoire
aandoeningen
van
het
kleine
bekken/PID, seksuele agressie, ectopische zwangerschap, epididymitis, torsie van de testikels, obstetrische urgenties en de spoedbevalling, bloedverlies tijdens de zwangerschap.
14. Pijn in de onderste ledematen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : diepe veneuze trombose, tromboflebitis, osteomyelitis, artritis, en andere oorzaken.
15. Koorts en infecties Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : koorts van onbekende oorsprong, systemisch inflammatoir syndroom/sepsis, tuberculose, malaria, HIV, hepatitis en
andere
infectieuze
aandoeningen
die
vermeld
staan
bij
andere
alarmsymptomen.
16. Metabole en endocriene aandoeningen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : elektrolytenstoornissen (Natrium, Kalium, Calcium, Magnesium en fosfaat); zuur-base stoornissen; acute aandoeningen van de schildklier en de bijnier.
34
17. Haematologische aandoeningen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste
aandachtspunten
thrombotische
hebben
we
thrombo-cytopenische
thrombocytopenie,…
;
kennis
hebben
:
intravasculaire
purpura, van
de
stolling,
heparine-induced eerste
aanpak
bij
myeloproliferatieve aandoeningen-leucemie.
18. Oogaandoeningen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : niet-traumatische aandoeningen (conjunctivitis, uveïtis, thrombose van de arteria centralis retinae, thrombose van de vena centralis retinae, acuut glaucoom en retinopathie, en andere) en traumatische aandoeningen (chemische brandwonden, traumatische letsels van de retina, hyphema, vreemd voorwerp / erosie van de cornea, en andere).
19. Intoxicaties en illegal drug induced pathologie Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het toxidroom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : het herkennen van het toxidroom, de initiële aanpak en de nood aan verdere therapie en follow-up.
20.Traumazorg Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen.Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : de pre-hospitaal benadering van het ongeval en de patiënt, het transport en de in-hospitaal benadering. Het herkennen van de potentiële nood aan life-saving en damage control surgery en het herkennen van specifieke letsels binnen de groep van hoofd en ruggenmergletsels,
thoraxtrauma,
stomp/
penetrerend,
blast
injury,
abdominaal trauma, pelvis/ genito-urinair trauma, bekkenfracturen en trauma van de ledematen (skelet, vasculair, weke delen, pees- en zenuwletsels), trauma van de zwangere. 21. Aandoeningen te wijten aan de omgeving 35
Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : brandwonden, letsels in verband met de hitte of hypothermie en vrieswonden, verdrinking en duikongevallen, elektrocutie en bliksem, nucleaire, biologische of chemische contaminatie.
22. Specifieke urgente aandoeningen bij het kind Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : pediatrische reanimatie en trauma,
luchtwegproblemen
(kroep
dehydratatie/gastro-intestinale
en
pseudokroep,
aandoeningen,
astma),
koorts,
meningitis
en
meningokokkensepsis, convulsies, kindermishandeling en pijnmanagement, en andere aandoeningen.
23. Dermatologische urgenties Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : erythrodermie, Lyell syndroom, Stevens-Johnson syndroom, Erysipelas, necrotiserende fasceïtis, herpes Zoster.
24. Musculo-skeletale aandoeningen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : verrekking/ verstuiking/fractuur, luxaties,….
25. Gedragstoornissen Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit het symptoom en behandelen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : gedragstoornissen als gevolg van organische aandoeningen, acute psychose, evaluatie van suïcidale neigingen, alcoholproblemen, acute problemen bij drugafhankelijkheid, agressief gedrag. 36
26. Sociale aspecten Leerdoel : het zich eigen maken van het evalueren van de totale zorg voor de patiënt met naast het somatische ook het sociale aspect.
27. Import pathologie Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van en tot een tentatieve diagnose komen vertrekkend vanuit een symptoom en behandelen bij patiënten die vanuit het buitenland komen. Als belangrijkste aandachtspunten weerhouden we : infectieziekten (malaria, ricketsia ),…
De student verwerft ook kennis over de volgende topics : •
Dossierbeheer
•
Infuusbeleid
•
Transfusiebeleid
•
Pijnbeleid
•
Klinische beleidsaspecten en deontologie :
DNR-beleid
Informed consent
1.3. Vaardigheden
De student zal naast het verwerven van inzicht in de hierboven beschreven ziektebeelden ook de eraan verbonden vaardigheden/technieken aanleren. De volgende procedurele vaardigheden zullen aan bod komen :
1. Management van de luchtwegen en van de cervicale wervelkolom Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste handeling te bepalen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : basale en geavanceerde luchtwegzorg (endotracheale intubatie en alternatieve procedures in luchtwegmanagement), immobilisatie van de hals,…
2. Elektrische therapie 37
Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste handeling te bepalen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : cardioversie/defibrillatie, cardiale pacing.
3. Management van de (poly)trauma-patiënt/organisatie van het trauma-team Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste handeling te bepalen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : shockbehandeling, immobilisatie, beeldvorming en gebruik van paracentesis; het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste wondzorg te bepalen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : voorbereiding van de wonde, hechting van de wonden (technieken), aanleggen van verbanden, gewrichtspuncties-inspuitingen in de weke delen; reductie van luxaties.
4. Respiratoire zorgprocedures Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste handeling te bepalen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : zuurstoftherapie, aerosoltherapie, elementaire principes van de invasieve ventilatie,
elementaire
principes
van
de
niet-invasieve
ventilatie,
thoracocentesis, naald/tube thoracostomie,…
5. Circulatoire zorgprocedures Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste handeling te bepalen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we :
centraal veneuze leiding, arteriële lijnen, pericardiocentesis, intra-
osseuse lijn; monitoring van electrocardiogram, drukken (arterieel, veneus en pulmonair ), zuurstofsaturatie en capnografie,…
6. Diagnostische vaardigheden Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste handeling te bepalen evenals de juiste interpretatie van het resultaat. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : a. medische beeldvorming 38
b. laboratoriumonderzoeken c. electrocardiogram
7. Decontaminatieprocedures Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste handeling te bepalen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : decontaminatie.
8. Lokale en regionale anesthesie Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste locoregionale handeling te bepalen en enkele eenvoudige technieken toe te passen (ringanesthesie, …)
9. Spoedbevalling
10. Keel, Neus en Oorprocedures Leerdoel : het zich eigen maken van het herkennen van de noodzaak en de aangepaste handeling te bepalen. Als belangrijkste aandachtspunten hebben we : indirecte laryngoscopie, neustamponade, vreemd voorwerp, scopie van het trommelvlies, …
11. Oftalmologie Leerdoel : elementaire onderzoeksmethoden in de oftalmologie
39
1.4. Beoordeling
De stagebeoordeling omvat steeds twee elementen van evaluatie, nl. de beroepshouding
of
attitude
(menselijke
contacten,
aanwezigheid)
en
de
beroepskennis (theoretische kennis, klinische werkzaamheden, interesse en technische vaardigheden). Deze beoordeling gebeurt op basis van de algemene discipline-overkoepelende eindtermen maar ook op basis van de disciplinegebonden eindtermen. Hierbij wordt uitgegaan van een progressieve groeicurve bij de student : in het tweede jaar arts/masterjaar moet hij/zij in staat zijn de elementaire aspecten van anamnese en lichamelijk onderzoek te ontwikkelen om tot een differentieel diagnose te komen; in het derde jaar arts/masterjaar moet de student in staat zijn naast anamnese, lichamelijk onderzoek en differentieel diagnose ook te komen tot een diagnostisch plan en voorstel tot behandeling (= elementen van het klinisch eindexamen op het einde van het derde jaar arts/masterjaar voor de vakken geneeskunde, heelkunde, gynaecologie-verloskunde en pediatrie); in het vierde jaar arts/masterjaar moet de student in staat zijn te functioneren als “junior-assistent”, m.a.w. hij/zij moet alle elementen van het derde jaar volledig beheersen maar moet bovendien ook kunnen zorgen voor een adequate follow-up in het diagnostisch en therapeutisch plan en dient ook in staat te zijn een eindverslag (ontslagbrief) en de nodige voorschriften (medicatie, kiné,...) te kunnen opstellen en schrijven. Daarnaast moet de student kunnen functioneren volgens de hoofdrol en de zes nevenrollen zoals beschreven in de CanMeds : Medical Expert, Communicator, Scholar, Manager, Professional, Collaborator, Advocate.
1.5. Opmerkingen •
Studenten
nemen
bij
de
aanvang
van
hun
activiteiten
op
de
Spoedgevallendienst (wachten) verplicht deel aan de inscholingsseminaries. Hierin worden de volgende items behandeld : o
Rondleiding op de Spoedgevallendienst
o Opvang van de internistische patiënt + medisch dossier o Auscultatie van hart- en longgeluiden o Gebruik van het intranet : richtlijnen, procedures, informatiebestanden o Perifere catheters en spalken 40
o Het lichamelijk onderzoek bij kinderen + medisch dossier o Blaassondage o ALS + BLS bij kinderen en volwassenen o Hechtingen o Pediatrische urgenties o Abdominale pijn bij kinderen o Protocoleren van een ECG •
De dienst organiseert ieder academiejaar tweewekelijkse seminaries in de Urgentie- en Rampengeneeskunde. De stagelopende studenten nemen verplicht deel aan deze seminaries tijdens hun stagemaand. De studenten die in het 4de jaar arts/masterjaar de pre-specialisatie Acute en/of Urgentiegeneeskunde volgen moeten verplicht alle seminaries volgen.
2. Organisatie van de stage op de Spoedgevallendienst van het UZ Brussel
2.1. Algemeen •
De studenten van het 2de tem 4de jaar arts/masterjaar kunnen een "vrij te kiezen stage" lopen op de Spoedgevallendienst.
•
De aanvraag dient hiervoor te gebeuren volgens de richtlijnen omschreven in de regeling klinische stages.
2.2. Aantal stagelopende studenten en uurregeling •
Per
maand
kunnen
maximum
2
studenten
stage
lopen
op
de
Spoedgevallendienst : o 1 student in de sector volwassenen o 1 student in de sector pediatrie •
De stage start om 08.00u en eindigt om 12.00u - 12.30u in geval van halftijdse stages en eindigt om 17.00u - 17.30u in geval van voltijdse stages.
2.3. Werkverdeling en taken 41
•
De student roteert tijdens de stage over de verschillende zones van de Spoedgevallendienst (Fast-Track, MASH, boxen, Holding Care Unit). Een stage in de Fast-Track alleen (bv. via Heelkunde) kan dus NIET. De student zorgt ervoor dat hij/zij tijdens de stage een zo breed mogelijke waaier aan ziektebeelden ziet.
•
De floormanager/supervisor kan in functie van de activiteit op de dienst de "allocatie" van de student herbepalen. Hij/zij heeft hiervoor alle bevoegdheden.
•
De studenten van het 2de en 3de jaar arts / masterjaar nemen NIET deel aan het MUG-gebeuren.
•
De studenten van het 4de jaar arts/masterjaar die een stage lopen in het kader van de pre-specialisatie Acute en/of Urgentiegeneeskunde, of in het kader van een vrij te kiezen stage binnen een andere pre-specialisatie kunnen aan de MUG-activiteit participeren mits voorafgaande afspraken met de stagemeester en de sectorverantwoordelijke MUG.
2.4. Begeleiding en beoordeling •
De student onderzoekt initieel de patiënt samen met de behandelend arts en bespreekt nadien het ziektebeeld en de aanpak ervan samen (2de jaar arts/masterjaar).
•
Naarmate de student meer groeit in zijn/haar opleiding ziet hij/zij de patiënt eerst alleen en stelt een differentieel diagnose en een voorstel tot diagnostische work-up voor. Nadien bespreekt de student dit met de behandelend arts (2de, 3de jaar arts/masterjaar).
•
In het laatste jaar werkt de student als "junior - arts". Hij/zij werkt met toenemende zelfstandigheid maar overlegt bij iedere stap van het zorgproces met de behandelde geneesheer (eind 3de jaar, 4de jaar arts/masterjaar).
42
•
Op het einde van de stage stellen de studenten een casus voor die zij tijdens hun stage hebben gezien en opgevolgd. De casus wordt besproken tijdens een meeting met de stafgeneesheren. Deze casusbespreking wordt eveneens beoordeeld en deze punten worden bij de stagebeoordeling gevoegd.
•
De beoordeling gebeurt door de ploeg van behandelende artsen en stafleden. Zij stellen op basis van overleg een beoordelingscijfer vast en leggen dit voor aan de stagemeester die dit met de student bespreekt.
•
Bij de beoordeling gelden de regels uit hoofdstuk II van de regeling van de klinische stages.
•
De studenten krijgen voor hun wachtactiviteit ook een beoordeling volgens de methodologie omschreven in de regeling van de klinische stages. Deze punten worden in een aparte rubriek "gearchiveerd" en worden besproken tijdens
de
"predeliberatievergadering"
van
de
stagecommissie.
De
beoordelingen bepalen mede het globaal stagecijfer (cfr. artikel 80)
2.5. Wachtoverdracht
De studenten die stage lopen op de Spoedgevallendienst nemen verplicht deel aan iedere wachtoverdracht.
2.6. Kledij •
Tijdens zijn/haar stage en/of wacht draagt de student verplicht een volledig wachtpak met of zonder witte doktersjas. Deze zijn te bekomen via de dienst Facility van het UZ Brussel. Er wordt enkel kledij van het UZ Brussel gedragen tijdens de stage/wacht !
•
Indien de student participeert aan de MUG-activiteit dan draagt hij/zij tijdens de interventie de specifieke uitrusting die hiervoor wordt voorzien (jas, kazuifel, veiligheidsschoenen ).
2.7. Seminaries 43
•
De studenten die stage lopen op de Spoedgevallendienst nemen gedurende de stageperiode deel aan de seminaries georganiseerd door de dienst.
•
Het staat alle studenten vrij om deel te nemen aan deze seminaries gedurende gans het academiejaar.
3. Organisatie van de wachtactiviteit op de Spoedgevallendienst van het UZ Brussel.
3.1. Algemeen •
Bij een stage gynaecologie/verloskunde loopt men wacht in deze dienst volgens de bepalingen omschreven in deze bijlage voor de "stage gynaecologie/verloskunde".
•
Bij een stage in de pediatrie loopt men wacht in de pediatrische spoedgevallenzorg van de Spoedgevallendienst.
•
Bij een stage in alle andere specialiteiten loopt men wacht in de sector volwassenen van de Spoedgevallendienst.
3.2. Aantal wachtlopende studenten en uurregeling •
Per dag zijn er maximum 4 (minimum 3) studenten van wacht.
o 1 student op de pediatrische spoedgevallenzorg o 3 studenten (minimum 2) op de spoedgevallenzorg voor volwassenen •
Van de 3 (minimum 2) studenten op de Spoedgevallenzorg voor volwassenen is (zijn) er : o minimum 1 student uit het 2de jaar arts/masterjaar; deze student loopt wacht van 8 tot 23.00u. 44
o 2 studenten uit het 3de en 4de masterjaar; deze studenten lopen wacht van 8u tot 8u de dag nadien (inslapend). •
Op de pediatrische spoedgevallenzorg lopen alle studenten (ongeacht hun opleidingsjaar) wacht van 8u tot 23u.
•
Tijdens de examenmaanden januari en juni zijn er geen wachtactiviteiten voor alle studenten. Voor diegenen die tweede zit hebben, geldt dit eveneens voor de maand september.
•
Een wacht begint dus steeds om 8 uur. De student meldt zich bij aanvang van de wacht op het secretariaat (aftekenen aanwezigheidsblad) en bij de floormanager/supervisor
(in
geval
van
een
wacht
pediatrie
bij
de
sectorverantwoordelijke van de pediatrische spoedgevallenzorg en/of de verantwoordelijke pediater).
3.3. Werkverdeling en taken •
De hoofdactiviteit tijdens de wacht ligt t.h.v. de Spoedgevallendienst. De studenten van het 3de en 4de jaar arts/master spreken onderling af (en verdelen dit onderling) wie van hen ook bij een oproep vanuit het beddenhuis/OK deze taak waarneemt (het is dus niet steeds dezelfde student die naar het OK en/of naar een afdeling gaat).
•
De studenten zien tijdens hun wachtactiviteit een zo breed mogelijke waaier van pathologieën, m.a.w. men ziet niet alleen patiënten op Fast-Track en/of boxen en/of MASH.
•
De taakverdeling kan door de floormanager/supervisor in functie van de activiteit op de dienst wel bijgestuurd worden. Hij/zij heeft hiervoor alle bevoegdheid.
•
De studenten van het 2de en 3de jaar arts/masterjaar nemen tijdens de wachtactiviteit NIET deel aan het MUG-gebeuren. 45
•
De studenten van het 4de jaar arts/masterjaar die een stage lopen in het kader van de pre-specialisatie Acute en/of Urgentiegeneeskunde of in het kader van een vrij te kiezen stage binnen een andere pre-specialisatie, kunnen tijdens hun
wachten
aan
voorafgaandelijke
de
MUG-activiteit
afspraken
gemaakt
participeren. met
de
Hiervoor
stagemeester
worden en
de
sectorverantwoordelijke voor het prehospitaal gebeuren.
3.4. Begeleiding en beoordeling •
De studenten bespreken de patiënt die zij hebben onderzocht met de behandelende geneesheer (assistent en/of staflid).
•
De assistenten en stafleden zijn mede verantwoordelijk voor de bijsturing en beoordeling van de studenten tijdens de wachtactiviteit.
•
Er wordt na iedere wachtactiviteit een beoordeling gegeven volgens de methodologie omschreven in de regeling klinische stages. Deze punten worden in een aparte rubriek "gearchiveerd" en worden besproken tijdens
de
"predeliberatievergadering"
van
de
stagecommissie.
Deze
beoordelingen bepalen mede het globaal stagecijfer. •
De studenten dienen zich bewust te zijn van de maatregelen die worden genomen bij onwettige afwezigheid voor een wachtactiviteit (cfr. regeling klinische stages, artikel 92 tem 94).
46
3.5. Wachtoverdracht
De studenten van "afgaande wacht" nemen verplicht deel aan de wachtoverdracht van de Spoedgevallendienst (volwassenen en/of pediatrie) tenzij zij een "geldige en grondige reden" hebben opgegeven aan de floormanager / supervisor (het "aanwezig moeten zijn op zaal/stage" is geen geldige / grondige reden).
3.6. Permanenties •
Per week moet 1 student 2de jaar arts/masterjaar beschikbaar zijn voor het geval er iemand die wacht heeft niet komt opdagen. De permanentielijst voor het 2de jaar arts/masterjaar wordt voor het eerst opgesteld na de proclamatie 1e zittijd van het 1e jaar arts/masterjaar voor de maanden juli, augustus en september. Deze lijst wordt aangevuld na de tweede zittijd.
•
Voor de studenten van het 3de en 4e masterjaar zijn er 2 studenten die beschikbaar zijn.
•
De "permanentieregeling" is niet van toepassing tijdens de maanden januari en juni.
•
Studenten die van permanentie zijn dienen :
o én bereikbaar te zijn o én ze moeten de vervanging ook daadwerkelijk kunnen verzekeren
3.7. Kledij •
Tijdens zijn/haar wacht draagt de student VERPLICHT een volledig wachtpak met of zonder witte doktersjas. Deze zijn te bekomen via de dienst Facility van het UZ Brussel. Er wordt enkel kledij van het UZ Brussel gedragen tijdens de wacht !
47
•
Indien de student participeert aan de MUG-activiteit dan draagt hij/zij tijdens de interventie de specifieke uitrusting die hiervoor wordt voorzien (jas, kazuifel, veiligheidsschoenen ).
3.8. Inscholingsseminaries De studenten van het 2de jaar arts/masterjaar nemen verplicht deel aan de inscholingsseminaries georganiseerd door de Spoedgevallendienst (cfr. paragraaf 1.5).
48