Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek / Netherlands Organisation for Applied Scientific Research
Laan van Westenenk 501 Postbus 342 7300 AH Apeldoorn www.tno.nl
TNO-rapport
T 055 549 34 93 F 055 549 98 37
2007-A-R0691/B
Opwarmen leidingwater in woningen t.g.v. stadsverwarming
Datum
juli 2007
Auteur(s)
Hans van Wolferen
Projectnummer
004.36010
Trefwoorden
leidingwater stadsverwarming
Opdrachtgever
Uneto-VNI t.a.v. W.J.H. Scheffer Postbus 188 2715 CA Zoetermeer
afleverset Legionella
VEWIN t.a.v. ir. P.A.M. van de Veerdonk Postbus 1019 2280 CA Rijswijk VROM Inspectie t.a.v. drs. L. Groen Postbus 30020 9700 RM Groningen Aantal pagina's Aantal bijlagen
64 (inclusief bijlagen) 9
Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan. © 2007 TNO
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
2 / 29
Samenvatting Doelstelling In opdracht van Uneto-VNI, VROM-Inspectie en VEWIN heeft TNO een praktijkonderzoek uitgevoerd naar de eventuele opwarming van leidingwater in woningen t.g.v. stads- of blokverwarming. Op basis van de resultaten worden richtlijnen ontwikkeld om opwarmen van drinkwater te voorkomen. Het onderzoek is begeleid door de projectgroep “Legionella en Stadsverwarming”, met als deelnemers de opdrachtgevers, de energiebedrijven Nuon en Essent, de waterleidingbedrijven Vitens, Evides, Hydron en de TVVL afdeling ST. Het onderzoek richt zich op de volgende knelpunten: − de kruipruimte van (grondgebonden) woningen; − meterkasten en leidingschachten; − de leidingdoorvoer door vloeren en wanden; − de situaties zoals we die aantreffen in gestapelde bouw, zoals de condities boven verlaagde plafonds, in leidingschachten, meterkasten en combinaties daarvan. De belangrijkste beoogde resultaten zijn: − Overzicht knelpunten opwarming leidingwater t.g.v. stads- of blokverwarming in de praktijk. − Mogelijke oplossingen voor bestaande situaties. − Toetsen van de richtlijnen in NEN 2768:2005 voor het ontwerp van nieuwe situaties. De resultaten dienen als de input voor de aanpassing/uitbreiding van: − Bouwbesluit − Waterleidingwet en –besluit − NEN 1006 − VEWIN-werkbladen − NEN 2768 voor meterkasten − ISSO-publicaties 30, 30.5 en 55 In 30 woningen is de installatie geschouwd en in 24 van deze woningen zijn tevens temperatuurmetingen uitgevoerd. In 8 woningen waarin ongewenste opwarming van drinkwater optreedt zijn eenvoudige aanpassingen aan de installatie verricht met als doel de opwarming te beperken. Tevens zijn in dit onderzoek de ervaringen van de Amstelstraat e.o. te Utrecht betrokken. Conclusies inventarisatie Samenvattend kan gesteld worden dat in ongeveer 2/3 van de geschouwde woningen drinkwatertemperaturen op (kunnen) treden die incidenteel of regelmatig boven 25°C komen. Deze situatie komt zowel in oudere (voor 2000) als nieuwere woningen voor. In ¼ van de woningen stijgt de watertemperatuur ter hoogte van de watermeter regelmatig tot ruim boven de 25°C.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
3 / 29
De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn: 1. Onvoldoende isolatie warme leidingen en afleversets. - Bij systemen met collectief warm water, dus zonder afleverset, zijn de cv-aansluitleidingen naar de woningen in de meterkast niet of ten dele geïsoleerd. Hierdoor kan, vooral in de winter, opwarming van de kast door de cv-leidingen optreden. Ook de warmwateruittapleiding is in de meterkast slechts ten dele geïsoleerd. Hierdoor kan een beperkte opwarming gedurende het gehele jaar optreden. - Bij systemen met een afleverset zijn de aansluitleidingen van de SV niet of ten dele geïsoleerd en worden veelal continue of met kort interval met warm SV water doorstroomd. De oudere afleversets zijn matig tot niet geïsoleerd; de moderne sets zijn goed geïsoleerd. De cv-leidingen voor de binneninstallatie zijn niet geïsoleerd. Hierdoor kan opwarming van de kast optreden, vooral bij oudere afleversets. Bij systemen met afleverset zal de warmteafgifte hoger liggen dan bij systemen met collectief warm water. Door onvoldoende isolatie kan de warmteafgifte oplopen tot boven de maximumwaarde van 100 W die in NEN 2768:2005 wordt voorgeschreven. 2. Onvoldoende ventilatie. In 1/3 van de kasten zijn geen ventilatievoorzieningen aanwezig waardoor de temperatuur in de kast kan oplopen. In vrijwel alle andere meterkasten zijn de ventilatieopeningen kleiner dan de in NEN 2768:2005 voorgeschreven afmetingen van 2 maal 200 cm2. 3. Stijgleiding drinkwater in meterkast. - In 3 van de 14 laagbouwwoningen loopt een drinkwaterleiding via de bovenzijde van de kast naar de volgende verdieping, waardoor de kans op warm drinkwater bovenin de kast groot is. - In 6 van de 16 hoogbouwwoningen lopen de drinkwaterleidingen en SV leidingen in de meterkast door naar de volgende verdieping, wat de kans op warm drinkwater bovenin de kast vergroot. En in 2 woningen lopen de drinkwaterleidingen en SV leidingen in één schacht naast de meterkast met vergelijkbaar risico. Stijgleidingen voor drinkwater in meterkasten met een afleverset voor warmtedistributie zijn in strijd met NEN 2768:2005. 4. Ongewenste warmtebron in meterkast. In vier woningen bevindt zich in de meterkast een ongeïsoleerde verdeler / verzamelaar voor de cv met 6 – 11 paar cv-aansluitingen in de kast, wat een forse warmteafgifte tot gevolg heeft. Volgens NEN 2768:2005 zijn dergelijke warmtebronnen niet toegestaan. 5. Onjuiste plaatsing watermeter. In 2 woningen is de watermeter hoog geplaatst, waarvan éénmaal op 70 cm hoogte boven een ongeïsoleerde verdeler/verzamelaar voor de verwarming. Volgens NEN 2768:2005 dient de watermeter in de onderste 330 mm te worden geplaatst. 6. Warme en koude leidingen in de vloer. In 12 van de 30 woningen zijn zowel de drinkwaterleiding als de cv-leiding(en) met mantelbuis ingestort in de vloer, op onbekende onderlinge afstanden, wat opwarming van drinkwater kan veroorzaken, zowel in als buiten de meterkast. Dit is overigens niet typisch voor stadsverwarming maar betreft een meer algemeen kenmerk van installaties die de afgelopen 15 jaar zijn gerealiseerd.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
4 / 29
De volgende aspecten zijn in de regel geen oorzaak van ongewenste opwarming: − De circulatieleidingen voor stadsverwarming en collectief warmwater zijn voor zover waarneembaar goed geïsoleerd; ook bij de doorvoer door vloeren in gestapelde bouw. − In vrijwel alle woningen is de watermeter laag geplaatst, waardoor het risico op opwarming wordt beperkt. Conclusies aanpassingen Een groot deel van de aanpassingen is gericht op het verhelpen van situaties die niet voldoen aan elementaire eisen, zoals: − Meterkasten zonder ventilatievoorzieningen − Ongeïsoleerde warme leidingen in meterkast − Ongeïsoleerde afleverset in meterkast − Ongeïsoleerde verdeler/verzamelaar CV in meterkast − Stijgleidingen drinkwater in meterkast. Hieruit blijkt dat in een groot deel van deze situaties isolatie van warme leidingen en de afleverset in combinatie met voldoende ventilatie vereist is om de temperatuur van het drinkwater bij de watermeter onderin de kast tot 25°C te beperken. Met dezelfde maatregelen wordt de temperatuur boven in de kast omlaag gebracht naar waarden rond 25°C of enige graden daarboven. Hiermee wordt het Legionella-risico in drinkwater stijgleidingen verminderd. De aanwezigheid van een verdeler/verzamelaar CV in de meterkast veroorzaakt opwarming die vrijwel niet te bestrijden valt. Door goede isolatie wordt de warmteafgifte beperkt maar kennelijk is de resterende warmteafgifte, ook door de vloer in de meterkast waarin de cv-leidingen zijn weggewerkt, zo hoog dat de temperaturen tot boven 25°C oplopen. Aanbevelingen De aanbevelingen voor bestaande installaties zijn: − Goede isolatie van circulatieleidingen voor stadsverwarming en collectief warmwater; ook bij de doorvoer door vloeren in gestapelde bouw (bij de meeste installaties is dat het geval). − Laag plaatsen watermeter in de meterkast (bij de meeste installaties is dat het geval). − Toepassen voldoende ventilatie (200 cm2) aan onder- en bovenzijde van de kast, bijvoorbeeld in de vorm van: - Kier onder de deur en boven de deur/bovenpaneel. - Ventilatieroosters in de deur/bovenpaneel. − Toepassen goed geïsoleerde afleversets. Eventueel na-isoleren huidige sets. − Vervanging “dubbele sets”, waarbij de warmtewisselaar voor warmtapwater hoog in de kast geplaatst is. − Isoleren alle warme leidingen in de kast (met uitzondering van uittapleidingen warm water). − Verwijderen verdeler/verzamelaar voor cv uit de meterkast. Als dat niet mogelijk is: maximaal isoleren van deze verdeler/verzamelaar en verder vergroten ventilatieopeningen. − Bij stijgleidingen drinkwater in de meterkast verder vergroten ventilatieopeningen. De belangrijkste aanbeveling voor nieuwe installaties is dat toepassing van NEN 2768:2005 voor meterruimten vanuit het Bouwbesluit verplicht wordt gesteld. Toepassing van de eisen uit NEN 2768:2005 is een eerste vereiste voor het voldoen aan de temperatuureis voor drinkwater in het waterleidingbesluit en NEN 1006:2002,
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
5 / 29
waardoor de legionella-risico’s bij de combinatie van een afleverset voor stadsverwarming en een watermeter in een meterkast worden beperkt. Door NEN 2768:2005 vanuit het Bouwbesluit verplicht te stellen, worden o.a. de volgende aspecten vastgelegd: − Laag plaatsen watermeter in de meterkast. − Toepassen voldoende ventilatie (200 cm2) aan onder- en bovenzijde van de kast. − Goede isolatie van circulatieleidingen voor stadsverwarming en collectief warmwater; ook bij de doorvoer door vloeren in gestapelde bouw. − Toepassen goed geïsoleerde afleversets. Geen toepassing “dubbele sets”, waarbij de warmtewisselaar voor warmtapwater hoog in de kast geplaatst is. − Isoleren alle warme leidingen in de kast (met uitzondering van uittapleidingen warm water). − Geen verdeler/verzamelaar voor cv in de meterkast. − Geen stijgleidingen drinkwater in een meterkast met afleverset. − Gescheiden warme en koude meterkast bij hoogbouw (voor SV en drinkwater, beide geventileerd) met goede onderlinge isolatie. Daarnaast zijn er de volgende aanbevelingen − Geen stijgleidingen cv in de meterkast. − Vermijden van in de vloer storten van leidingen voor CV in combinatie met drinkwater. Dit leidt tot veel verborgen opwarming, zoals in een recent rapport wordt onderbouwd [8]. Oplossingen: - Begane grond: drinkwaterleiding door de kruipruimte. - Verdiepingen: drinkwaterleiding door de wand of in opbouw - Anders voldoende afstand houden en/of isolatie CV-leidingen in de vloer toepassen. − Geen ongeïsoleerde verdeler/verzamelaar voor cv toepassen in kleine, slecht geventileerde, inpandige ruimte. De ongewenste warmteafgifte die dit veroorzaakt leidt tot te warme binnenruimten in woningen. − Aanpassen tekst van LC2 in de LegionellaCode voor woninginstallaties.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
6 / 29
Inhoudsopgave Samenvatting.................................................................................................................. 2 1 1.1 1.2
Inleiding .......................................................................................................................... 7 Doelstelling...................................................................................................................... 7 Werkwijze........................................................................................................................ 7
2 2.1 2.2
Systeemoverzicht............................................................................................................ 8 Systemen.......................................................................................................................... 8 Systeemoverzicht energiebedrijven ................................................................................. 9
3 3.1 3.2 3.3
Inventarisatie praktijkgegevens ................................................................................. 10 Werkwijze...................................................................................................................... 10 Resultaten temperatuurmetingen ................................................................................... 12 Analyse resultaten.......................................................................................................... 14
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Maatregelen ter verbetering ....................................................................................... 17 Overzicht maatregelen ................................................................................................... 17 Verbeteren ventilatie...................................................................................................... 18 Isoleren leidingen........................................................................................................... 19 Isoleren leidingen en verdeler/verzamelaar in meterkast............................................... 21 Isoleren drinkwaterleiding in kast.................................................................................. 23
5
Conclusies en aanbevelingen....................................................................................... 25
6
Referenties .................................................................................................................... 28
7
Verantwoording ........................................................................................................... 29 Bijlagen 1 Opdrachtomschrijving 2 Overzicht stadsverwarmingprojecten 3 Systeemoverzicht 4 Checklists 5 Brief aan bewoners 6 Resultaten schouw 7 Resultaten temperatuurmetingen 8 Temperatuurmetingen na aanpassingen 9 Achtergrondinformatie bij NEN 2768
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
1
Inleiding
1.1
Doelstelling
7 / 29
In opdracht van Uneto-VNI, VROM-Inspectie en VEWIN heeft TNO een praktijkonderzoek uitgevoerd naar de eventuele opwarming van leidingwater in woningen t.g.v. stads- of blokverwarming. Op basis van de resultaten worden richtlijnen ontwikkeld om opwarmen van drinkwater te voorkomen. Het onderzoek is begeleid door de projectgroep “Legionella en Stadsverwarming”, met als deelnemers de opdrachtgevers, de energiebedrijven Nuon en Essent, de waterleidingbedrijven Vitens, Evides, Hydron en de TVVL afdeling ST. Het onderzoek richt zich op de volgende knelpunten: − de kruipruimte van (grondgebonden) woningen; − meterkasten en leidingschachten; − de leidingdoorvoer door vloeren en wanden; − de situaties zoals we die aantreffen in gestapelde bouw, zoals de condities boven verlaagde plafonds, in leidingschachten, meterkasten en combinaties daarvan. De belangrijkste beoogde resultaten zijn: − Overzicht knelpunten opwarming leidingwater t.g.v. stads- of blokverwarming in de praktijk. − Mogelijke oplossingen voor bestaande situaties. − Toetsen van de richtlijnen in NEN 2768:2005 voor het ontwerp van nieuwe situaties. De resultaten dienen als de input voor de aanpassing/uitbreiding van: − Bouwbesluit − Waterleidingwet en –besluit − NEN 1006 − VEWIN-werkbladen − NEN 2768 voor meterkasten − ISSO-publicaties 30, 30.5 en 55 1.2
Werkwijze De volgende werkwijze is gevolgd. 1. Inventarisatie en selectie knelpunten in de praktijk. 2. Vaststellen checklist/werkwijze voor het verzamelen van gegevens van knelpunten. 3. Bepalen praktijkgegevens van geselecteerde knelpunten. 4. Beoordelen knelpunten en ontwikkelen mogelijke oplossingen. 5. Ontwikkelen richtlijnen die toekomstige knelpunten voorkomen. 6. Rapportage
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
8 / 29
2
Systeemoverzicht
2.1
Systemen Stadsverwarming (ook wel stadswarmte of warmtedistributie) is een vorm van verwarming en warmtapwaterbereiding, waarbij grote aantallen woningen en gebouwen zijn aangesloten op een externe warmtevoorziening. Het doel is een energiezuinig systeem op basis van restwarmte van elektriciteitscentrales of afvalverbranders of andere duurzame bronnen. Het warmtetransport gebeurt met warm water via een circulatiesysteem, waarop individuele cv-systemen van woningen en gebouwen zijn aangesloten. Hierbij zijn voor warmtapwatervoorziening de volgende twee systemen te onderscheiden: − Individuele warmtapwaterbereiding Hierbij wordt per woning drinkwater verwarmd met een warmtewisselaar t.b.v. de warmtapwatervoorziening (Figuur 1). De combinatie van warmtewisselaar, warmteverbruiksmeter en overige voorzieningen, zoals drukregelaars wordt veelal als één geheel samengebouwd en aangeduid als afleverset. − Collectieve warmtapwaterbereiding Hierbij wordt het warmtapwater op een centraal punt bereid en vervolgens met een apart circulatiesysteem beschikbaar gesteld (Figuur 2). In de meterkast worden dan twee warmteverbruiksmeters toegepast.
Warmtewisselaar
Warm tapwater Drinkwater
Aansluitleidingen stadsverwarming
Centrale verwarming (woning) Meting warmteverbruik Circulatieleidingen stadsverwarming
Figuur 1
Schema aansluiting stadsverwarming met individuele warmtapwatervoorziening.
Circulatieleidingen Collectief warmtapwater
Warm tapwater Meting warmteverbruik warmtapwater Aansluitleidingen stadsverwarming Centrale verwarming (woning) Meting warmteverbruik cv Circulatieleidingen stadsverwarming
Figuur 2
Schema aansluiting stadsverwarming met collectieve warmtapwatervoorziening.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
2.2
9 / 29
Systeemoverzicht energiebedrijven Een overzicht van stadsverwarmingprojecten is gegeven in Bijlage 2. In eerste instantie is geprobeerd om een overzicht van systeemuitvoeringen op te stellen op basis van de gegevens van de energiebedrijven Eneco, Nuon en Essent. De gegevens zijn door Nuon en Eneco op twee manieren beschikbaar gesteld en de resultaten zijn hieronder gegeven. Tabel 1
Overzicht aantallen aangesloten woningen.
Gegevens set 1
Nuon
Eneco
Essent
laagbouw met individuele wtw
26.560
20.300
laagbouw met collectieve wtw
29.750
25.200
hoogbouw met individuele wtw
16.560
10.900
hoogbouw met collectieve wtw
5.390
13.500
totaal met individuele wtw
43.120
31.200
totaal met collectieve wtw
35.140
38.700
totaal
78.260
69.900
totaal met individuele wtw
84.000
31.325
44.500
totaal met collectieve wtw
31.500
38.785
---
---
12.500
13.400
115.500
82.610
57.900
Gegevens set 2
blokverwarming, aangesloten op stadsverwarming totaal wtwwarmtapwatervoorziening
Aanvankelijk was het de bedoeling meer gedetailleerde gegevens te krijgen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen o.a.: − De ligging van de distributieleidingen (voor laagbouw): in de straat of onder de woningen − Gescheiden (dubbele) of gemeenschappelijke meterkast voor watermeter en afleverset − Gescheiden (dubbele) of gemeenschappelijke schacht voor stijgleidingen voor drinkwater en stadsverwarming (voor hoogbouw). Alleen Nuon bleek in staat meer gedetailleerde informatie te leveren (Bijlage 3). Het bleek niet mogelijk om op basis van de bij de energiebedrijven beschikbare informatie een compleet gedetailleerd beeld van systeemuitvoeringen te krijgen.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
10 / 29
3
Inventarisatie praktijkgegevens
3.1
Werkwijze Voor het inventariseren van praktijkgegevens en het meten van temperaturen in meterkasten zijn de volgende werkzaamheden verricht: − TNO heeft in overleg met de projectgroep een checklist opgesteld (Bijlage 4). − De drie energiebedrijven hebben in totaal 181 adressen voor inspectie afgegeven. Per project zijn 2 – 10 adressen afgegeven om zodoende een voldoende respons mogelijk te maken. − De VROM Inspectie heeft een brief voor de bewoners opgesteld waarin om hun medewerking wordt gevraagd. Deze brief is door TNO aan de bewoners gestuurd voordat zij telefonisch benaderd zijn voor deelname aan het onderzoek (Bijlage 5). − Het aantal bewoners dat daadwerkelijk kon worden bereikt is laag. Maar de respons van deze bewoners lag hoog: vrijwel zonder uitzondering wilde iedereen graag meewerken aan zowel het schouwen van de installatie als aan het uitvoeren van temperatuurmetingen. Het resultaat is dat 30 installaties in meterkasten zijn geschouwd en dat bij 24 installaties een temperatuurmeting is uitgevoerd. − Het schouwen van de installaties in de meterkasten verliep probleemloos. Bij laagbouw bleek het in een aantal gevallen door uiteenlopende oorzaken niet mogelijk om de kruipruimte te inspecteren. Bij hoogbouw bleek het niet altijd mogelijk de leidingloop buiten de meterkast te volgen, waardoor gegevens over de isolatie en temperatuur in schachten ontbreken. De gedetailleerde resultaten van de schouw zijn opgenomen in Bijlage 6. In Tabel 2 is een overzicht gegeven van de onderzochte installaties. Wat hierbij opvalt, is de bescheiden vertegenwoordiging van de jaren 80 (4 adressen) en de eerste helft jaren ’90 (3), tegenover de grote aanwezigheid van de tweede helft jaren ’90 (7) en het jaar 2000 en later (16). Hieronder is tevens een uitsplitsing gemaakt naar de vier hoofdtypen: laag/hoogbouw en individuele (ITW) tegenover collectieve (CTW) warmtapwatervoorziening. Woningtype en installatietype
Aantal
Laagbouw ITW
10
Laagbouw CTW
4
Hoogbouw ITW
11
Hoogbouw CTW
5
Ook de verdeling over de energiebedrijven is hieronder aangegeven. Deze volgt ruwweg de aantallen aansluitingen van de bedrijven. Energiebedrijf
Aantal
Nuon
14
Eneco
10
Essent
6
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Tabel 2
11 / 29
Overzicht woningen waarvan de installatie is geschouwd en (met *) temperaturen zijn gemeten.
Code
Plaats
Energiebedrijf
Woningtype en installatietype
Bouwjaar afleverset
1I*
Nieuwegein
Eneco
Laagbouw CTW
1980
1U*
Westervoort
Nuon
Laagbouw CTW
1980
1H*
Nieuwegein
Eneco
Hoogbouw CTW
1981
1V*
Duiven
Nuon
Laagbouw CTW
1986
1A*
Rotterdam
Eneco
Hoogbouw CTW
1992
1B*
Rotterdam
Eneco
Hoogbouw CTW
1992
1L
Tilburg
Essent
Laagbouw ITW
1992
2C*
Amsterdam
Nuon
Hoogbouw ITW
1997
1Z*
Heerhugowaard
Nuon
Laagbouw ITW
1997
2G*
Lent
Nuon
Hoogbouw CTW
1998
2F*
Zandvoort
Nuon
Hoogbouw ITW
1998
2A*
Heerhugowaard
Nuon
Laagbouw ITW
1999
1M*
Tilburg
Essent
Hoogbouw ITW
1999
2E*
Zandvoort
Nuon
Laagbouw ITW
1999
1Y
Heerhugowaard
Nuon
Laagbouw ITW
2000
1C*
Rotterdam
Eneco
Hoogbouw ITW
2000
1J
Utrecht
Eneco
Laagbouw ITW
2001
1K
Utrecht
Eneco
Laagbouw ITW
2001
2B*
Zuid-Scharwoude
Nuon
Hoogbouw ITW
2001
1O*
Breda
Essent
Hoogbouw ITW
2002
1S*
Wageningen
Nuon
Hoogbouw ITW
2002
1N*
Breda
Essent
Hoogbouw ITW
2003
1W*
Culemborg
Nuon
Hoogbouw ITW
2003
1T*
Ede
Nuon
Laagbouw ITW
2003
1P*
Eindhoven
Essent
Hoogbouw ITW
2003
1E*
Rotterdam
Eneco
Laagbouw CTW
2003
1R
’s-Hertogenbosch
Essent
Hoogbouw CTW
2003
2D
Leiden Roomburg
Nuon
Hoogbouw ITW
2005
1G*
Papendrecht
Eneco
Laagbouw ITW
2005
1F*
Papendrecht
Eneco
Laagbouw ITW
2005
Een woning (1D) is buiten beschouwing gelaten omdat de installatie dusdanig afwijkend is dat deze buiten het onderzoek valt.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
3.2
12 / 29
Resultaten temperatuurmetingen In 24 van de 30 woningen zijn temperatuurmetingen uitgevoerd. Hierbij zijn in de regel de volgende temperaturen gemeten: − drinkwatertemperatuur ter hoogte van de watermeter; − watertemperatuur aansluitleiding SV; − luchttemperatuur ter hoogte van watermeter; − luchttemperatuur bovenin de kast. Afhankelijk van de situatie zijn ook andere temperaturen gemeten, zoals: − bij een dubbele meterkast zijn de luchttemperaturen in beide kasten gemeten; − als een waterleiding in een kast stijgt naar de volgende verdieping, is de watertemperatuur hoog in de kast gemeten. De gebruikte control-one temperatuuropnemers hebben een meetbereik van -40 tot 70°C en een nauwkeurigheid van 0,1 °C. Deze meetopnemer meet de luchttemperatuur aan de vlakke onderzijde. Tevens kan een tweede temperatuur worden gemeten met een voeler die met de opnemer verbonden is. Deze voeler wordt in de meeste gevallen gebruikt om de watertemperatuur te meten door deze strak tegen de leiding te monteren. Figuur 3 geeft hiervan een voorbeeld. De meetopnemers 2 en 4 hangen vrij in de lucht op de gewenste hoogte om de luchttemperatuur te registreren. De voelers zijn op de punten 1 en 3 gemonteerd om de temperatuur van het drinkwater resp. SV-water te meten.
3
4
2 1
Figuur 3
Voorbeeld meterkast met temperatuuropnemers, woning 1G, Papendrecht.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
13 / 29
Temperaturen Woning 1G, Papendrecht 60 55 50 Temperaturen [gr.C]
45 Tl,kast,wm
40
Tkw Tl,kast,afleverset
35
Tsv
30
Tl,kast,hoog1 Tl,kast,hoog2
25 20 15 10
14-0315-0316-0317-0318-0319-0320-0321-03200600:15:00 200600:15:00200600:15:00 200600:15:00200600:15:00 200600:15:00 200600:15:00200600:15:00 Datum, tijd
Figuur 4
Voorbeeld gemeten temperaturen woning 1G, Papendrecht.
Tl,kast,wm Tkw Tl,kast,afleverset Tsv Tl,kast,hoog1/2
Luchttemperatuur in kast ter hoogte van watermeter Drinkwatertemperatuur ter hoogte van watermeter Luchttemperatuur in kast onder de afleverset Watertemperatuur SV Luchttemperatuur in kast boven afleverset – tweemaal gemeten
Figuur 4 geeft een voorbeeld van de gemeten temperaturen. Hieruit blijkt o.a.: − de afleverset wordt periodiek doorstroomd met warmwater, waarbij de temperatuur boven de 40°C blijft; − de luchttemperatuur bovenin de kast schommelt rond 25°C − de luchttemperatuur ter hoogte van de watermeter schommelt tussen 18 en 23°C − de drinkwatertemperatuur vertoont een grillig verloop ten gevolge van de tappingen en daalt tijdens tappingen tot 12°C om daarna weer snel op te lopen; de nachtperioden zijn goed herkenbaar; de watertemperatuur stijgt nergens boven de luchttemperatuur en blijft ruim onder de 25°C. Op deze manier zijn alle meetgegevens verwerkt. De resultaten zijn gegeven in Bijlage 7. Een aandachtspunt bij de interpretatie van de meetresultaten is de periode waarin de metingen zijn uitgevoerd. ’s Zomers is de buitentemperatuur hoog, waardoor een hogere temperatuur in de gehele woning kan optreden, maar wordt geen verwarming ingezet, waardoor een lagere temperatuur in de meterkast kan optreden. ’s Winters is de buitentemperatuur laag en wordt de binnentemperatuur bepaald door de thermostaatinstelling door de bewoner. De verwarming wordt dan regelmatig ingezet, waardoor een hogere temperatuur in de meterkast kan optreden.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
14 / 29
De beoordeling van de temperatuurmetingen is hieronder gegeven. Tabel 3
Resultaten temperatuurmeting drinkwater in meterkasten.
Code
Plaats
Woningtype en installatietype
Bouwjaar afleverset
Temperatuur drinkwater watermeter
Temperatuur overig drinkwater
1I*
Nieuwegein
Laagbouw CTW
1980
3
*
1U*
Westervoort
Laagbouw CTW
1980
---
*
1H*
Nieuwegein
Hoogbouw CTW
1981
3
*
1V*
Duiven
Laagbouw CTW
1986
1
*
1A*
Rotterdam
Hoogbouw CTW
1992
2
*
1B*
Rotterdam
Hoogbouw CTW
1992
2
*
2C*
Amsterdam
hoogbouw ITW
1997
3
*
1Z*
Heerhugowaard
laagbouw ITW
1997
2
*
2G*
Lent
Hoogbouw CTW
1998
1
2
2F*
Zandvoort
Hoogbouw ITW
1998
2
*
2A*
Heerhugowaard
laagbouw ITW
1999
1 (?)
3
1M*
Tilburg
Hoogbouw ITW
1999
1
! *
2E*
Zandvoort
Laagbouw ITW
1999
1
1C*
Rotterdam
Hoogbouw ITW
2000
3
*
2B*
Zuid-Scharwoude
hoogbouw ITW
2001
2 (?)
3
1O*
Breda
Hoogbouw ITW
2002
2
!
1S*
Wageningen
Hoogbouw ITW
2002
2
*
1N*
Breda
Hoogbouw ITW
2003
1
3
1W*
Culemborg
Hoogbouw ITW
2003
3
*
1T*
Ede
Laagbouw ITW
2003
1
*
1P*
Eindhoven
Hoogbouw ITW
2003
2
!
1E*
Rotterdam
Laagbouw CTW
2003
3
*
2D*
Leiden Roomburg
hoogbouw ITW
2005
3
*
1G*
Papendrecht
Laagbouw ITW
2005
1
(1)
1F*
Papendrecht
Laagbouw ITW
2005
1
*
Betekenis: 1
watertemperatuur onder 25°
2
watertemperatuur kortstondig en beperkt boven 25°C
3
watertemperatuur langdurig en ruim boven 25°C
*
nvt
--- meting niet bruikbaar !
3.3
Geen meting beschikbaar / wel relevante situatie
Analyse resultaten Uit de schouw en de metingen komt globaal het volgende beeld naar voren als het gaat om de kans op ongewenste opwarming van de meterkast: − De circulatieleidingen voor stadsverwarming en collectief warmtapwater zijn voor zover waarneembaar goed geïsoleerd; ook bij de doorvoer door vloeren in gestapelde bouw. − Bij systemen met collectief warmtapwater, dus zonder afleverset, zijn de cv-aansluitleidingen naar de woningen in de meterkast slechts ten dele geïsoleerd. Hierdoor
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
15 / 29
kan, vooral in de winter, opwarming van de kast door de cv-leidingen optreden. Ook de warmtapwater-aansluitleiding is in de meterkast slechts ten dele geïsoleerd. Hierdoor kan een beperkte opwarming gedurende het gehele jaar optreden. − Bij systemen met een afleverset zijn de aansluitleidingen van de SV ten dele geïsoleerd en worden veelal continue of met kort interval met warm SV water doorstroomd. De oudere afleversets zijn matig tot niet geïsoleerd; de moderne sets zien er goed-geïsoleerd uit. De cv-leidingen voor de binneninstallatie zijn niet geïsoleerd. Hierdoor kan opwarming van de kast optreden, vooral bij oudere afleversets. Bij systemen met afleverset zal de warmteafgifte hoger liggen dan bij systemen met collectief warm water. − In vier woningen bevindt zich in de meterkast een ongeïsoleerde verdeler verzamelaar voor de cv met 6 – 11 paar cv-aansluitingen in de kast, wat een forse warmteafgifte tot gevolg heeft. − In 1/3 van de kasten zijn geen ventilatievoorzieningen aanwezig waardoor de temperatuur in de kast kan oplopen. De kans op opwarming van drinkwater wordt door de volgende factoren bepaald: − De temperatuur in de kruipruimten ligt onder 25°C, waardoor geen ongewenste opwarming van drinkwater in de aansluitleidingen kan treden. − In vrijwel alle woningen is de watermeter laag geplaatst, waardoor het risico op opwarming wordt beperkt. In 2 woningen is de watermeter hoog geplaatst, waarvan éénmaal op 70 cm hoogte boven een ongeïsoleerde verdeler/verzamelaar voor de verwarming. − In 3 van de 14 laagbouwwoningen loopt een drinkwaterleiding via de bovenzijde van de kast naar de volgende verdieping, waardoor de kans op warm drinkwater bovenin de kast groot is. − In 6 van de 16 hoogbouwwoningen lopen de drinkwaterleidingen en SV leidingen in de meterkast door naar de volgende verdieping, wat de kans op warm drinkwater bovenin de kast vergroot. En in 2 woningen lopen de drinkwaterleidingen en SV leidingen in één schacht naast de meterkast met vergelijkbaar risico. − In 12 van de 30 woningen zijn zowel de drinkwaterleiding als de cv-leiding(en) met mantelbuis ingestort in de vloer, op onbekende onderlinge afstanden, wat opwarming kan veroorzaken. De geconstateerde watertemperaturen zijn: − In 7 van de 23 woningen stijgt de watertemperatuur ter hoogte van de watermeter regelmatig ruim boven de 25°C. − In 8 woningen stijgt de watertemperatuur tot waarden rond en incidenteel net iets boven 25°C − In 9 woningen blijft de watertemperatuur onder 25°C. − In 3 van de 6 hoogbouwwoningen waarin een drinkwaterleiding in de kast naar de volgende verdieping loopt is de luchttemperatuur of watertemperatuur bovenin de kast gemeten. In 2 van de drie woningen stijgt de temperatuur tot ruim boven 25°C en in de derde woning stijgt de temperatuur tot rond 25°C. − In 2 van de laagbouwwoningen waarin een drinkwaterleiding in de kast naar de volgende verdieping loopt is de luchttemperatuur of watertemperatuur bovenin de kast gemeten. In 1 van de twee woningen stijgt de temperatuur tot ruim boven 25°C, terwijl de temperatuur bij de watermeter aan de eisen voldoet, en in de andere woning blijft de temperatuur onder 25°C.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
16 / 29
Samenvattend kan gesteld worden dat in ongeveer 2/3 van de woningen temperaturen op (kunnen) treden die incidenteel of regelmatig boven 25°C komen. Deze situatie komt zowel in oudere als nieuwere woningen voor. Door de grote variëteit in installatie-uitvoeringen en –details blijkt het niet goed mogelijk een rechtlijnig verband te leggen tussen de mate van isolatie van de warme installatiedelen, de ventilatie van de kast en de optredende temperaturen. Maar in het algemeen blijkt dat bij installaties met voldoende ventilatiemogelijkheden aan onder- en bovenzijde en met een goede isolatie van de afleverset en warme leidingen, de opwarming onderin de kast beperkt is en de watertemperatuur onder 25°C blijft. De aanwezigheid van een verdeler/verzamelaar voor cv in de meterkast blijkt de temperaturen tot boven 25°C op te drijven. Geen van de meterkasten voldoet aan de eisen van de NEN 2768:2005 (norm meterkasten) Deze ervaringen worden bevestigd door onderzoeksresultaten in de Amstelstraat e.o. te Utrecht [6]. In deze woningen zijn de meterkasten over het algemeen voorzien van ventilatievoorzieningen onder- en bovenin de meterkast. De afleverset is deels geïsoleerd, evenals de distributieleidingen van de stadsverwarming. De lucht – en drinkwatertemperatuur onderin de kast blijft in de regel onder 25°C. Bovenin de kast stijgt de temperatuur tot waarden tussen 25 en 30°C. Omdat in de meeste woningen stijgleidingen met drinkwater in de meterkast aanwezig zijn levert dat op die plaats een gering Legionella-risico op (risico-beoordeling conform ISSO 55.2).
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
17 / 29
4
Maatregelen ter verbetering
4.1
Overzicht maatregelen De belangrijkste maatregelen om in bestaande situaties de ongewenste opwarming te verhelpen zijn: − Isoleren warme leidingen en installatiedelen. − Aanbrengen of verbeteren ventilatievoorzieningen − Verwijderen verdeler/verzamelaar uit meterkast − Verwijderen stijgleiding drinkwater uit meterkast. Alleen de eerste twee maatregelen zijn in de meeste situaties eenvoudig uitvoerbaar. Daarom is de aandacht erop gericht te bepalen in hoeverre deze maatregelen effectief zijn. De effectiviteit van de laatste twee maatregelen is bekend en vergt geen aanvullend onderzoek. Uit kostenoverwegingen zijn dat echter minder voor de hand liggende maatregelen in bestaande situaties. Daarom zijn deze maatregelen niet in praktijk gebracht. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die zijn uitgevoerd om de opwarming van leidingwater in de meterkast te beperken. Door temperatuurmeting is het effect op de watertemperaturen bepaald. De grafieken van de temperatuurmetingen na aanpassingen zijn opgenomen in Bijlage 8.
Tabel 4
Overzicht maatregelen.
Code
Plaats
Woningtype en installatietype
Bouwjaar afleverset
Temperatuur drinkwater watermeter
Temperatuur overig drinkwater
Maatregelen
1A*
Rotterdam
Hoogbouw CTW
1992
2
*
Aanbrengen ventilatie
1H*
Nieuwegein
Hoogbouw CTW
1M*
Tilburg
Hoogbouw ITW
1981
3
*
Isoleren leidingen
1999
1
!
Isoleren leidingen.
1N*
Breda
1O*
Breda
Hoogbouw ITW
2003
1
3
Isoleren leidingen. (als 1M)
Hoogbouw ITW
2002
2
!
1C*
Rotterdam
Isoleren leidingen. (als 1M)
Hoogbouw ITW
2000
3
*
Isoleren verdeler / verzamelaar en warme leidingen in beide kasten
2C*
Amsterdam
hoogbouw ITW
1997
3
*
Isoleren verdeler / verzamelaar en warme leidingen
2B*
Zuid-Scharwoude
hoogbouw ITW
2001
2 (?)
3
Isoleren stijgleiding kw in buitenhoek van de kast
Betekenis: 1
watertemperatuur onder 25°
2
watertemperatuur kortstondig en beperkt boven 25°C
3
watertemperatuur langdurig en ruim boven 25°C
*
nvt
!
Geen meting beschikbaar / wel relevante situatie
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
4.2
18 / 29
Verbeteren ventilatie In meerdere woningen met hoge drinkwatertemperaturen wordt dit o.a. veroorzaakt door de afwezigheid van ventilatievoorzieningen of door te krappe ventilatieopeningen. In woning 1A (Rotterdam, hoogbouw 10 verdiepingen, vier woningen rond centrale hal) grenzen de meterkasten voor de SV, het collectieve warmwater en het drinkwater aan de ruime centrale hal. De meterkasten zijn niet voorzien van ventilatieroosters en de drinkwatertemperatuur loopt op tot net boven 25°C (begin maart 2006). Als maatregel in dit onderzoek zijn in één van de meterkasten ventilatieroosters geplaatst (zie Figuur 5). De temperatuurmeting geeft het effect van het openen van dit rooster weer. Hieruit blijkt dat de watertemperatuur daalt van 28 - 30°C naar 24-28°C (begin maart 2007).
Figuur 5
1A. Ventilatieroosters in één meterkast.
Het belang van voldoende ventilatie wordt bevestigd door de resultaten van aanpassingen in de Amstelstraat e.o. te Utrecht [7]. Het aanbrengen of vergroten van de ventilatieopeningen leidt daar tot een temperatuurdaling van 1-2 K bij de watermeter en tot 3 K bij stijgleidingen bovenin de kast.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
4.3
19 / 29
Isoleren leidingen In meerdere woningen met hoge drinkwatertemperaturen wordt dit o.a. veroorzaakt door de aanzienlijke lengtes ongeïsoleerde warme leidingen. Woning 1H (Nieuwegein, 3 bouwlagen galerijwoningen) is voorzien van collectief warmtapwater (dus geen warmtewisselaar in de meterkast). De distributieleidingen lopen in een schacht naast de kast. De kwaliteit van de isolatie van de stijgleidingen is niet bekend. In de meterkast bevindt zich wel een drinkwaterleiding maar geen watermeter. De kast is voorzien van ventilatievoorzieningen. De drinkwatertemperatuur loopt op tot 28°C (eind maart 2006). Als maatregel in dit onderzoek zijn alle warme leidingen (cv en warmtapwater) in de kast geïsoleerd (Figuur 6). Helaas blijkt het effect hiervan gering: de luchttemperatuur bij de watermeter loopt snel op tot een temperatuur tussen 25 en 30°C en bovenin de kast tot 35°C (begin november 2006). Waarschijnlijk is de kier aan de onderzijde toch onvoldoende voor een goede ventilatie en treedt tevens opwarming op door de stijgleidingen naast de kast.
Figuur 6
1H - Installatie na isoleren alle warme leidingen. De ongeïsoleerde leiding is van het drinkwater, zonder watermeter.
De woningen 1 M (Tilburg), 1N en 1O (beide Breda) hebben vergelijkbare meterkasten en afleversets in gestapelde woningbouw. De woningen zijn alle drie voorzien van een dubbele meterkast, met de stijgleiding drinkwater en de watermeter in de ene kast en de stijgleidingen SV en de afleverset in de andere kast. Beide kasten zijn voorzien van ventilatievoorzieningen.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
20 / 29
De temperaturen bij de watermeter liggen onder 25°C (metingen mei 2006) maar de luchttemperatuur bovenin de watermeter-kast ligt tussen 25 en 30°C, wat niet gewenst is i.v.m. de stijgleiding. De afleverset is hier in twee delen uitgevoerd: − een onderste deel met de warmtemeter en de aftakking van de CV; − een bovenste deel met de warmwaterbereiding (warmtewisselaar). Bij alle drie woningen loopt tussen het onderste en bovenste deel de drinkwatertemperatuur in de toevoerleiding naar de warmtewisselaar op tot boven 30°C. Als maatregel in dit onderzoek zijn in alle drie woningen de warme leidingen (aansluitleidingen SV en CV) geïsoleerd (Figuur 7). Dit lijkt een gunstig effect te hebben: de temperaturen bovenin de kasten zijn over de hele linie lager dan voor isolatie. Maar de temperaturen liggen bovenin beide kasten nog boven 25°C. Wellicht kan een vergroting van de ventilatie en isolatie van de afleversets nog verbetering brengen. Tevens kan meespelen dat de meterkast door de onderliggende ruimte verwarmd wordt. De subtiele piekjes in de drinkwatertemperatuur aan de watermeter aan het begin van de tappingen in woning 1O suggereren een hoge temperatuur in de onderliggende ruimten.
Figuur 7
1M - afleverset na isolatie van alle warme leidingen (SV leidingen links waren reeds geïsoleerd). Rechts de kast met watermeter.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
4.4
21 / 29
Isoleren leidingen en verdeler/verzamelaar in meterkast In meerdere woningen met hoge drinkwatertemperaturen wordt dit o.a. veroorzaakt door de aanwezigheid van een ongeïsoleerde verdeler/verzamelaar en warme leidingen in de meterkast. In twee woningen zijn de warme installatiedelen geïsoleerd als maatregel in dit onderzoek. In woning 1C (Rotterdam, luxe torenflat) zijn de aansluitleidingen SV, de afleverset, de CV leidingen plus verdeler/verzamelaar en het oplaadcircuit voor het boilervat geïsoleerd (zie Figuur 8, Figuur 9, Figuur 10).
Figuur 8
1C - Dubbele meterkast met afleverset (omkasting verwijderd) en watermeter (links) en boiler met oplaadsysteem en verdeler/verzamelaar CV (rechts).
Figuur 9
1C - Isolatie afleverset en warme leidingen (linkerkast).
Figuur 10
1C - Isolatie verdeler/verzamelaar en warme leidingen.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
22 / 29
De meting laat zien dat de drinkwatertemperatuur daalt van ruim 30°C naar 27°C (topwaarden). Ook de bewoners merkten een duidelijke verlaging van de drinkwatertemperatuur. Ook de luchttemperatuur in de rechterkast met de verdeler/verzamelaar is gedaald van ruim 35°C naar 32°C. Vergroting van de bescheiden ventilatievoorzieningen kan de situatie nog verder verbeteren, nu de grootste warmtebronnen zijn geïsoleerd. In woning 2C (Amsterdam, hoogbouw met 5 bouwlagen) zijn de verdeler / verzamelaar en de warme leidingen geïsoleerd. Helaas laat de meting ter hoogte van de watermeter geen betekenisvolle temperatuurdaling zien: de drinkwatertemperatuur blijft steken rond de 30°C.
Figuur 11
2C - Afleverset (boven) en verdeler / verzamelaar met daarboven de watermeter. Rechts buiten beeld de stijgleiding drinkwater naar de volgende verdieping.
Figuur 12
2C - Na isolatie
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
4.5
23 / 29
Isoleren drinkwaterleiding in kast In woning 2B (Zuid-Scharwoude, hoogbouw met 3 bouwlagen) is de meterkast toegankelijk vanaf de galerij. De afleverset is matig geïsoleerd; de stijgleidingen SV zijn goed-geïsoleerd en de ook de stijgleiding drinkwater bevindt zich in de kast. De meterkast is niet voorzien van ventilatie (Figuur 13). De luchttemperatuur onderin de kast ligt rond de 25°C maar de drinkwatertemperatuur in de stijgleiding loopt op tot rond 30°C (meting eind juni 2006). Ventilatie van de kast is minder eenvoudig. Ventileren met buitenlucht middels roosters kan leiden tot bevriezing in strenge winters. Ventilatieroosters aan de binnenzijde lijken minder haalbaar. Daarom is hier gekozen voor isolatie over de volle hoogte van de hoek met de stijgleiding drinkwater, waardoor een “gescheiden schacht” ontstaat. Omdat deze hoek geheel aan buitenlucht grenst, kan een lagere temperatuur optreden in de gescheiden schacht. Figuur 14 illustreert de geïmproviseerde isolatie. De metingen naar het effect van de aanpassingen zijn uitgevoerd in december 2006, waardoor de resultaten moeilijk te vergelijken zijn met de eerdere metingen. Zo is de luchttemperatuur onder en bovenin de kast zo’n 5 K lager dan in de zomer. De drinkwatertemperatuur hoog in de stijgleiding ligt nu 1 à 2 K lager dan de luchttemperatuur bovenin de kast, waar deze eerst vrijwel gelijk was aan de luchttemperatuur. Als dit in de zomer ook zo is, is het een bescheiden verbetering maar niet voldoende om de temperatuur tot 25°C terug te brengen.
Figuur 13
2B – Matig geïsoleerde afleverset (boven), watermeter (onder), stijgleidingen SV (links) en stijgleiding drinkwater (rechts).
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Figuur 14
2B - Deel van de geïsoleerde hoek met daarin de stijgleiding drinkwater.
24 / 29
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
5
25 / 29
Conclusies en aanbevelingen Conclusies inventarisatie Samenvattend kan gesteld worden dat in ongeveer 2/3 van de geschouwde woningen drinkwatertemperaturen op (kunnen) treden die incidenteel of regelmatig boven 25°C komen. Deze situatie komt zowel in oudere (voor 2000) als nieuwere woningen voor. In ¼ van de woningen stijgt de watertemperatuur ter hoogte van de watermeter regelmatig tot ruim boven de 25°C. De belangrijkste oorzaken hiervoor zijn: 1. Onvoldoende isolatie warme leidingen en afleversets. - Bij systemen met collectief warm water, dus zonder afleverset, zijn de cv-aansluitleidingen naar de woningen in de meterkast niet of ten dele geïsoleerd. Hierdoor kan, vooral in de winter, opwarming van de kast door de cv-leidingen optreden. Ook de warmwateruittapleiding is in de meterkast slechts ten dele geïsoleerd. Hierdoor kan een beperkte opwarming gedurende het gehele jaar optreden. - Bij systemen met een afleverset zijn de aansluitleidingen van de SV niet of ten dele geïsoleerd en worden veelal continue of met kort interval met warm SV water doorstroomd. De oudere afleversets zijn matig tot niet geïsoleerd; de moderne sets zijn goed geïsoleerd. De cv-leidingen voor de binneninstallatie zijn niet geïsoleerd. Hierdoor kan opwarming van de kast optreden, vooral bij oudere afleversets. Bij systemen met afleverset zal de warmteafgifte hoger liggen dan bij systemen met collectief warm water. Door onvoldoende isolatie kan de warmteafgifte oplopen tot boven de maximumwaarde van 100 W die in NEN 2768:2005 wordt voorgeschreven. 2. Onvoldoende ventilatie. In 1/3 van de kasten zijn geen ventilatievoorzieningen aanwezig waardoor de temperatuur in de kast kan oplopen. In vrijwel alle andere meterkasten zijn de ventilatieopeningen kleiner dan de in NEN 2768:2005 voorgeschreven afmetingen van 2 maal 200 cm2. 3. Stijgleiding drinkwater in meterkast. - In 3 van de 14 laagbouwwoningen loopt een drinkwaterleiding via de bovenzijde van de kast naar de volgende verdieping, waardoor de kans op warm drinkwater bovenin de kast groot is. - In 6 van de 16 hoogbouwwoningen lopen de drinkwaterleidingen en SV leidingen in de meterkast door naar de volgende verdieping, wat de kans op warm drinkwater bovenin de kast vergroot. En in 2 woningen lopen de drinkwaterleidingen en SV leidingen in één schacht naast de meterkast met vergelijkbaar risico. Stijgleidingen voor drinkwater in meterkasten met een afleverset voor warmtedistributie zijn in strijd met NEN 2768:2005. 4. Ongewenste warmtebron in meterkast. In vier woningen bevindt zich in de meterkast een ongeïsoleerde verdeler / verzamelaar voor de cv met 6 – 11 paar cv-aansluitingen in de kast, wat een forse warmteafgifte tot gevolg heeft. Volgens NEN 2768:2005 zijn dergelijke warmtebronnen niet toegestaan. 5. Onjuiste plaatsing watermeter. In 2 woningen is de watermeter hoog geplaatst, waarvan éénmaal op 70 cm hoogte boven een ongeïsoleerde verdeler/verzamelaar voor de verwarming.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
26 / 29
Volgens NEN 2768:2005 dient de watermeter in de onderste 330 mm te worden geplaatst. 6. Warme en koude leidingen in de vloer. In 12 van de 30 woningen zijn zowel de drinkwaterleiding als de cv-leiding(en) met mantelbuis ingestort in de vloer, op onbekende onderlinge afstanden, wat opwarming van drinkwater kan veroorzaken, zowel in als buiten de meterkast. Dit is overigens niet typisch voor stadsverwarming maar betreft een meer algemeen kenmerk van installaties die de afgelopen 15 jaar zijn gerealiseerd. De volgende aspecten zijn in de regel geen oorzaak van ongewenste opwarming: − De circulatieleidingen voor stadsverwarming en collectief warmwater zijn voor zover waarneembaar goed geïsoleerd; ook bij de doorvoer door vloeren in gestapelde bouw. − In vrijwel alle woningen is de watermeter laag geplaatst, waardoor het risico op opwarming wordt beperkt. Conclusies aanpassingen Een groot deel van de aanpassingen is gericht op het verhelpen van situaties die niet voldoen aan elementaire eisen, zoals: − Meterkasten zonder ventilatievoorzieningen − Ongeïsoleerde warme leidingen in meterkast − Ongeïsoleerde afleverset in meterkast − Ongeïsoleerde verdeler/verzamelaar CV in meterkast − Stijgleidingen drinkwater in meterkast Hieruit blijkt dat in een groot deel van deze situaties isolatie van warme leidingen en de afleverset in combinatie met voldoende ventilatie vereist is om de temperatuur van het drinkwater bij de watermeter onderin de kast tot 25°C te beperken. Met dezelfde maatregelen wordt de temperatuur boven in de kast omlaag gebracht naar waarden rond 25°C of enige graden daarboven. Hiermee wordt het Legionella-risico in drinkwater stijgleidingen verminderd. De aanwezigheid van een verdeler/verzamelaar CV in de meterkast veroorzaakt opwarming die vrijwel niet te bestrijden valt. Door goede isolatie wordt de warmteafgifte beperkt maar kennelijk is de resterende warmteafgifte, ook door de vloer in de meterkast waarin de cv-leidingen zijn weggewerkt, zo hoog dat de temperaturen tot boven 25°C oplopen. Aanbevelingen De aanbevelingen voor bestaande installaties zijn: − Goede isolatie van circulatieleidingen voor stadsverwarming en collectief warmwater; ook bij de doorvoer door vloeren in gestapelde bouw (bij de meeste installaties is dat het geval). − Laag plaatsen watermeter in de meterkast (bij de meeste installaties is dat het geval). − Toepassen voldoende ventilatie (200 cm2) aan onder- en bovenzijde van de kast, bijvoorbeeld in de vorm van: - Kier onder de deur en boven de deur/bovenpaneel. - Ventilatieroosters in de deur/bovenpaneel. − Toepassen goed geïsoleerde afleversets. Eventueel na-isoleren huidige sets. − Vervanging “dubbele sets”, waarbij de warmtewisselaar voor warmtapwater hoog in de kast geplaatst is.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
27 / 29
− Isoleren alle warme leidingen in de kast (met uitzondering van uittapleidingen warm water). − Verwijderen verdeler/verzamelaar voor cv uit de meterkast. Als dat niet mogelijk is: maximaal isoleren van deze verdeler/verzamelaar en verder vergroten ventilatieopeningen. − Bij stijgleidingen drinkwater in de meterkast verder vergroten ventilatieopeningen. De belangrijkste aanbeveling voor nieuwe installaties is dat toepassing van NEN 2768:2005 voor meterruimten vanuit het Bouwbesluit verplicht wordt gesteld. Toepassing van de eisen uit NEN 2768:2005 is een eerste vereiste voor het voldoen aan de temperatuureis voor drinkwater in het waterleidingbesluit en NEN 1006:2002, waardoor de legionella-risico’s bij de combinatie van een afleverset voor stadsverwarming en een watermeter in een meterkast worden beperkt. Door NEN 2768:2005 vanuit het Bouwbesluit verplicht te stellen, worden o.a. de volgende aspecten vastgelegd: − Laag plaatsen watermeter in de meterkast. − Toepassen voldoende ventilatie (200 cm2) aan onder- en bovenzijde van de kast. − Goede isolatie van circulatieleidingen voor stadsverwarming en collectief warmwater; ook bij de doorvoer door vloeren in gestapelde bouw. − Toepassen goed geïsoleerde afleversets. Geen toepassing “dubbele sets”, waarbij de warmtewisselaar voor warmtapwater hoog in de kast geplaatst is. − Isoleren alle warme leidingen in de kast (met uitzondering van uittapleidingen warm water). − Geen verdeler/verzamelaar voor cv in de meterkast. − Geen stijgleidingen drinkwater in een meterkast met afleverset. − Gescheiden warme en koude meterkast bij hoogbouw (voor SV en drinkwater, beide geventileerd) met goede onderlinge isolatie. Daarnaast zijn er de volgende aanbevelingen − Geen stijgleidingen cv in de meterkast. − Vermijden van in de vloer storten van leidingen voor CV in combinatie met drinkwater. Dit leidt tot veel verborgen opwarming, zoals in een recent rapport wordt onderbouwd [8]. Oplossingen: - Begane grond: drinkwaterleiding door de kruipruimte. - Verdiepingen: drinkwaterleiding door de wand of in opbouw - Anders voldoende afstand houden en/of isolatie CV-leidingen in de vloer toepassen. − Geen ongeïsoleerde verdeler/verzamelaar voor cv toepassen in kleine, slecht geventileerde, inpandige ruimte. De ongewenste warmteafgifte die dit veroorzaakt leidt tot te warme binnenruimten in woningen. − Aanpassen tekst van LC2 in de LegionellaCode voor woninginstallaties [4].
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
6
28 / 29
Referenties 1.
Besluit tot wijziging van het Waterleidingbesluit en het Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (preventie van Legionella in leidingwater) (Stb. 2004, 576) VROM, Den Haag, december 2004 Internet: http://www.overheid.nl
2.
NEN 1006:2002, Algemene voorschriften voor leidingwaterinstallaties (AVWI2002), NEN, Delft, januari 2002
3.
VEWIN-Werkbladen 2004 VEWIN, Rijswijk, juli 2004 (verkrijgbaar bij de stichting SEI, Zoetermeer; de werkbladen 1.4 G en 3.8 zijn gratis beschikbaar via de VEWIN-site: www.vewin.nl/installatie/ )
4.
ISSO/Uneto-VNI richtlijn 30.5:2003 – LegionellaCode voor woninginstallaties ISSO, Rotterdam, 2003
5.
NEN 2768, Meterruimten en bijbehorende voorzieningen in een woonfunctie NEN, Delft, 2005
6.
Beoordeling Legionellaveiligheid leidingwaterinstallatie Amstelstraat e.o. Utrecht (2007-A-R0089/B) J. van Wolferen TNO, Apeldoorn, februari 2007
7.
Beoordeling effect aanpassingen op Legionellaveiligheid leidingwaterinstallatie Amstelstraat e.o. te Utrecht (2007-A-R0358-B) J. van Wolferen TNO, Apeldoorn, april 2007
8.
Aanbevelingen ter voorkoming van het opwarmen van drinkwaterleidingen in vloeren door vloerverwarming, cv- of warmwaterleidingen (2007-A-R0125-B) J. van Wolferen, R. Arendsen TNO, Apeldoorn, februari 2007
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
7
29 / 29
Verantwoording Naam en adres van de opdrachtgever:
Uneto-VNI t.a.v. W.J.H. Scheffer Postbus 188 2715 CA Zoetermeer VEWIN t.a.v. ir. P.A.M. van de Veerdonk Postbus 1019 2280 CA Rijswijk VROM Inspectie t.a.v. drs. L. Groen Postbus 30020 9700 RM Groningen
Namen en functies van de projectmedewerkers:
Ir. J. van Wolferen G.J. Borren
Namen van instellingen waaraan een deel van het onderzoek is uitbesteed:
−
Datum waarop, of tijdsbestek waarin, het onderzoek heeft plaatsgehad:
januari 2005 – juni 2007
Ondertekening:
Goedgekeurd door:
J. van Wolferen Projectleider
Ing. A.A.L. Traversari, MBA Hoofd afdeling
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 1.1/3
Bijlage 1 Opdrachtomschrijving Probleemschets In woningen kan drinkwater in het leidingnet opwarmen door de nabijheid van warme leidingen van stads- of blokverwarming, de warmteafgifteinstallatie in de woning of circulatieleidingen van warmtapwater. Hierdoor kan de drinkwatertemperatuur oplopen tot boven 25°C wat strijdig is met het Waterleidingbesluit en het Bouwbesluit (NEN 1006) en door vele bewoners als onaangenaam wordt ervaren. Tevens is deze hoge temperatuur bevorderlijk voor de ontwikkeling van Legionella en biofilm in de leiding met alle gevolgen van dien. Dit probleem is reeds gesignaleerd en onderzocht voor het geval zowel de watermeter als de afleverset van stadsverwarming in een meterkast van grondgebonden woningen zijn geplaatst. Op basis van dit onderzoek zijn concept aanbevelingen opgesteld door Vewin om opwarming in de meterkast van grondgebonden (eengezins-) woningen te voorkomen. In bestaande meterkasten met ongeïsoleerde afleversets kan opwarming tot boven 25°C optreden, zoals gebleken is in de wijk Camminghaburen te Leeuwarden. Isolatie van de afleverset en verbetering van de ventilatie van de kast kan dit probleem verhelpen. Tevens kwamen hier twee andere aandachtspunten naar voren, namelijk de doorvoer van de leidingen door de betonvloer en de kruipruimte. Bij onvoldoende isolatie van de verwarmingsleidingen kan hier opwarming van drinkwater tot boven 25°C optreden. Hiervoor zijn momenteel geen richtlijnen beschikbaar. Ook in schachten kan drinkwater door warme leidingen van stads- of blokverwarming of een warmwater-circulatieleiding worden opgewarmd. Hiervoor is een eenvoudig rekenmodel opgesteld waarmee de drinkwatertemperatuur wordt berekend. Hiermee kan een ontwerp worden getoetst en zonodig aangepast. In bestaande schachten kan opwarming tot ver boven 25°C optreden. Over de omvang van dit probleem en de omvang van de resulterende Legionellagroei is nog weinig bekend. Tevens zijn er indicaties dat in gestapelde bouw (portiekflats, galerijflats, woontorens) situaties zijn waarin de meterkast aan de leidingschacht grenst, waardoor opwarming versterkt wordt en een groot gebied ontstaat waarin ongewenste opwarming optreedt. Dit wordt wellicht versterkt door de opwarming van wanden en vloeren bij doorvoer van ongeïsoleerde warme leidingen en wegwerken van warme leidingen in wanden en vloeren. Een ander probleem is de soms hoog oplopende binnentemperatuur in de zomer, vooral in gestapelde bouw. Omdat de drinkwatertemperatuur na enige uren de omgevingstemperatuur aanneemt kunnen hierdoor eveneens problemen optreden. Doelstelling Onderzoek naar het opwarmen van leidingwater t.g.v. stads- en blokverwarming, om op basis van de resultaten richtlijnen te ontwikkelen om opwarmen van drinkwater te voorkomen. Het onderzoek richt zich op de volgende knelpunten: − de kruipruimte van (grondgebonden) woningen; − de leidingdoorvoer door vloeren en wanden; − de situaties zoals we die aantreffen in gestapelde bouw, zoals de condities boven verlaagde plafonds, in leidingschachten, meterkasten en combinaties daarvan.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 1.2/3
Werkwijze De volgende werkwijze wordt gevolgd. 1. Inventarisatie en selectie knelpunten in de praktijk. a. Opstellen enquête (TNO). b. Verzenden enquête naar een selectie van de leden van UNETO-VNI (< 100), de waterleidingbedrijven (< 30) en de energiebedrijven die stadsverwarming verzorgen (UNETO-VNI). c. Inventarisatie / verwerking reacties in een speadsheet (UNETO-VNI) plus verzamelen aanvullende reeds beschikbare praktijkinformatie (TNO). d. Selectie knelpunten voor aanvullend onderzoek (TNO en UNETO-VNI) . Voor de knelpunt kruipruimte en leidingdoorvoer worden maximaal drie situaties geselecteerd; voor de knelpunten in gestapelde bouw maximaal zes situaties. In totaal dus maximaal 12 situaties. 2. Vaststellen checklist/werkwijze voor het verzamelen van gegevens van knelpunten. Voor de verschillende typen knelpunten (kruipruimte, doorvoer, gestapelde bouw) wordt een checklist en werkwijze opgesteld voor het bepalen van gegevens, waaronder temperatuurmeting (lucht, drinkwater). Voor de acties 3 en 4 moet overleg plaatsvinden met de eigenaren van de gebouwen. Daarvoor wordt voor de eigenaren een motivatie geschreven opdat de eigenaren: a. bereid zijn medewerking te verlenen b. bereid zijn de kosten te dragen voor het in de praktijk toepassen van de oplossingen zodat deze op hun effectiviteit kunnen worden beoordeeld. 3. Bepalen praktijkgegevens van geselecteerde knelpunten. Voor de geselecteerde knelpunten worden praktijkgegevens bepaald volgens de checklist/werkwijze. Deze werkzaamheden omvatten: a. Voorbereiden meetapparatuur (TNO) b. Plaatsen meetapparatuur en opnemen situatie (TNO / installateurs of medewerkers van waterleidingbedrijven) c. Verwijderen meetapparatuur (installateurs of medewerkers van waterleidingbedrijven) d. Verwerken meetgegevens (TNO) 4. Beoordelen knelpunten en ontwikkelen mogelijke oplossingen. Op basis van de gegevens worden de knelpunten beoordeeld en zonodig mogelijke oplossingen voorgesteld. De oplossingen worden in de praktijk toegepast (uitvoering door derden) en op hun effectiviteit beoordeeld door herhaling van de werkzaamheden, zoals beschreven onder stap 3. (TNO / installateurs of medewerkers van waterleidingbedrijven). 5. Ontwikkelen richtlijnen die toekomstige knelpunten voorkomen. Op basis van de gegevens worden richtlijnen ontwikkeld om te hoge drinkwatertemperaturen te voorkomen. Of toetsing in de praktijk noodzakelijk is kan niet vooraf worden beoordeeld. 6. Rapportage Van de resultaten wordt een rapport opgesteld. Tevens wordt van de resultaten een publicatie en presentatie verzorgd. Voor de begeleiding van de werkzaamheden wordt een contactgroep ingesteld.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 1.3/3
Resultaten De belangrijkste resultaten zijn: − Overzicht knelpunten opwarming leidingwater t.g.v. stads- of blokverwarming in de praktijk. − Mogelijke oplossingen voor bestaande situaties. − Voorstellen voor richtlijnen voor het ontwerp van nieuwe situaties. De resultaten dienen als de input voor de aanpassing/uitbreiding van: − VEWIN-werkbladen − NEN 2768 voor meterkasten − ISSO-publicaties 30 en 55
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 2.1/1
Bijlage 2 Overzicht stadsverwarmingprojecten − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − − −
Almelo - Windmolenbroek Almere Stad Amersfoort - Vathorst Amsterdam - Zuidoost, IJsburg Amstelveen- Amstelveen Stadshart, Amstelveen Bankras Arnhem - Schuytgraaf Bergen op Zoom Breda - Haagse Beemden Capelle aan den IJssel (samen met Rotterdam Alexander) Delft Den Haag Deventer Duiven (samen met Westervoort) Ede - Kernhem Eindhoven - Meerhoven Enschede – Helmerhoek, Wesellerbrink, ’t Zwering Geertruidenberg Heerhugowaard Heerlen Helmond - Rijpelberg, Brouwhuis Hilversum Houten - Zuid Leeuwarden - Camminghaburen Leiden - Roomburg Leiden - Stevenshof Lelystad - De Landerijen Maastricht - Céramique Nieuwegein Nootdorp - Nieuwe Veen Oosterhout Purmerend Rotterdam - Centrum - Kop van Zuid - Alexander (samen met Capelle aan den IJssel) Sittard Tilburg - Reeshof Utrecht - o.a. Leidsche Rijn Vlissingen- Lammerenburg Westervoort (samen met Duiven) Zoetermeer - Oosterheem
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 3.1/1
Bijlage 3 Systeemoverzicht Lijst van systeem-combinaties. Opgave Nuon mei 2005 woning / type wtw
nr
variant
Nuon
laagbouw met individueel wtw:
1.1
individueel aangesloten direct vanuit de straat naar gemeenschappelijke meterkast volgens NEN 2768
5.560
1.2
direct vanuit de straat naar gemeenschappelijke meterkast afwijkend van norm
geen
1.3
direct vanuit de straat naar gescheiden meterkast
geen
1.4
direct vanuit de straat zonder meterkast
1.5
direct vanuit de kruipruimte naar gemeenschappelijke meterkast volgens NEN 2768
17.300
1.6
direct vanuit de kruipruimte naar gemeenschappelijke meterkast afwijkend van norm
geen
laagbouw met collectief wtw:
hoogbouw met individueel wtw:
hoogbouw met collectief wtw:
geen
1.7
direct vanuit de kruipruimte naar gescheiden meterkast
3.700
1.8
direct vanuit de kruipruimte zonder meterkast
geen
2.1
individueel aangesloten direct vanuit de straat naar gemeenschappelijke meterkast volgens NEN 2768
300
2.2
direct vanuit de straat naar gemeenschappelijke meterkast afwijkend van norm
geen
2.3
direct vanuit de straat naar gescheiden meterkast
geen
2.4
direct vanuit de straat zonder meterkast
2.5
direct vanuit de kruipruimte naar gemeenschappelijke meterkast volgens NEN 2768
29.450
2.6
direct vanuit de kruipruimte naar gemeenschappelijke meterkast afwijkend van norm
geen geen
geen
2.7
direct vanuit de kruipruimte naar gescheiden meterkast
2.8
direct vanuit de kruipruimte zonder meterkast
3.1
meterkasten in de woning boven elkaar stijgleidingen KW en Wa in zelfde stijgschacht
13.920
3.2
meterkasten in de woning boven elkaar stijgleidingen KW en Wa in gescheiden stijgschacht
2.640
3.3
meterkasten in centrale hal /trappenhuis stijgleidingen KW en Wa in zelfde stijgschacht
geen
3.4
meterkasten in centrale hal /trappenhuis stijgleidingen KW en Wa in gescheiden stijgschacht
geen
3.5
meterkasten op galerij stijgleidingen KW en Wa in zelfde stijgschacht
geen
3.6
meterkasten op galerij stijgleidingen KW en Wa in gescheiden stijgschacht
geen
3.7
zonder meterkasten (wkv op radiatoren) stijgleiding in vertrekken wtw met warmtewisselaar/afleverset aan stijgleidingen
geen
3.8
zonder meterkasten (wkv op radiatoren) stijgleiding in vertrekken wtw met afzonderlijk toestel
geen
4.1
meterkasten in de woning boven elkaar stijgleidingen KW, WW en Wa in zelfde stijgschacht
5.390
4.2
meterkasten in de woning boven elkaar stijgleidingen KW, WW en Wa in gescheiden stijgschacht
geen
4.3
meterkasten in centrale hal /trappenhuis stijgleidingen KW, WW en Wa in zelfde stijgschacht
geen
4.4
meterkasten in centrale hal /trappenhuis stijgleidingen KW, WW en Wa in gescheiden stijgschacht
geen
4.5
meterkasten op galerij stijgleidingen KW, WW en Wa in zelfde stijgschacht
geen
4.6
meterkasten op galerij stijgleidingen KW, WW en Wa in gescheiden stijgschacht
geen
4.7
zonder meterkasten (wkv op radiatoren) stijgleiding in vertrekken; stijgleidingen KW en WW in zelfde stijgschacht
geen
4.8
zonder meterkasten (wkv op radiatoren) stijgleiding in vertrekken; stijgleidingen KW en WW in gescheiden stijgschacht
geen
geen
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 4.1/6
Bijlage 4 Checklists Checklist voor bepalen gegevens meterkasten – 3e versie Checklist algemeen Algemene gegevens Naam Straat Postcode, plaats Telefoon nr. Bouwjaar (periode) woning Bouwjaar afleverset (laatste aanpassingen) Datum opname gegevens Foto nrs. Buitenzijde (ventilatie onder en bovenzijde) Binnenzijde onderkant (doorvoeren) Binnenzijde leidingloop SV / warmwater Binnenzijde stijgleidingen Leidingloop in kruipruimte /schacht
Installatie in meterkast Voorziening warmtapwater Type meterkast
Opties o individueel (afleverset) o collectief (circulatiesysteem warmwater) o gemeenschappelijke meterkast volgens NEN 2768 o gemeenschappelijke meterkast afwijkend van norm o gescheiden meterkasten voor watermeter en stadsverwarming Ventilatie meterkast met o geen Afmetingen stadsverwarming o ventilatierooster onder en ventilatieroosters: bovenzijde rooster boven (ja/nee) o andere ventilatievoorzieningen: B……………H………cm …………………………………… of rond…………..cm rooster onder (ja/nee) B……………H………cm of rond…………..cm Belemmering ventilatie in o geen belemmering meterkast? o planken over volle oppervlak van de kast o andere belemmeringen: ……………………………………. Positie watermeter in kast o onderzijde kast (< 20 cm boven de vloer) o op …… cm boven de vloer o anders Vertakking o niet van toepassing, één uitgaande drinkwaterleiding drinkwaterleiding in kast o aantal uitgaande drinkwaterleidingen: ….
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Installatie in meterkast Verder verloop drinkwaterleiding(en) uit kast naar woninginstallatie (meerdere opties mogelijk) Isolatie drinkwaterleiding bij doorvoeren door steen/beton wand of vloer
Bijlage 4.2/6
Opties o door de vloer naar de kruipruimte (laagbouw) o in de vloer (ingestort) o via zijwand(en) kast o via bovenzijde kast naar eerste/volgende verdieping o anders, namelijk: …………………. o niet geïsoleerd o mantelbuis o isolatie ……. Cm o n.v.t. Toepassing circulatieo Nee, alleen uittapleidingen systeem warmwatero Ja, circulatiepomp continu aan leiding? o Ja, circulatiepomp geschakeld, …………………………… Vertakking warmwatero niet van toepassing, één uitgaande warmwaterleiding leiding in kast o aantal uitgaande warmwaterleidingen: …. Verder verloop warmo door de vloer naar de kruipruimte (laagbouw) waterleiding(en) uit kast o in de vloer (ingestort) naar woninginstallatie o via zijwand(en) kast (meerdere opties mogeo via bovenzijde kast naar eerste/volgende verdieping lijk) o anders, namelijk: …………………. Isolatie warmwatero niet geïsoleerd leiding bij doorvoeren o mantelbuis door steen/beton wand of o isolatie ……. cm vloer o n.v.t. Vertakking CV-leiding(en) o niet van toepassing, één uitgaand paar CV-leidingen in kast o verdeler/verzamelaar in kast met ….. groepen o anders, namelijk: …………………………. Verder verloop CVo door de vloer naar de kruipruimte (laagbouw) leiding(en) uit kast naar o in de vloer (ingestort) woninginstallatie o via zijwand(en) kast (meerdere opties o via bovenzijde kast naar eerste/volgende verdieping mogelijk) o anders, namelijk: …………………. o niet geïsoleerd Isolatie CV-leiding bij o mantelbuis doorvoeren door isolatie ……. cm steen/beton wand of vloer o o n.v.t. Isolatie SVo geheel geïsoleerd Indien geïsoleerd: aansluitleidingen in o gedeeltelijk geïsoleerd isolatie dikte: ……….cm meterkast o niet geïsoleerd isolatie materiaal: ……………………….. Indien individueel warmtapwater: Type afleverset wtw o warmtewisselaar (doorstroomsysteem) o voorraadvat – direct verwarmd met SV-water o voorraadvat – met oplaadcircuit Isolatie afleverset wtw o geheel geïsoleerd o gedeeltelijk geïsoleerd o niet geïsoleerd
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Installatie in meterkast Indien collectief warmtapwater: Isolatie wtwaansluitleidingen in meterkast
Bijlage 4.3/6
Opties
o o o
geheel geïsoleerd gedeeltelijk geïsoleerd niet geïsoleerd
Indien geïsoleerd: isolatie dikte: ….…… cm isolatie materiaal: …………………………………
Toelichting: * Voorbeelden slechte staat isolatie: gaten in de oorspronkelijke isolatie, isolatie (deels) vergaan, verpulverd, losgelaten. ** Voorbeelden gedeeltelijk isolatie: als de oorspronkelijke isolatie niet overal is aangebracht, bijvoorbeeld ontbreekt bij bochten, Tstukken, afsluiters, opnemers.
Overige gegevens, bv.: − temperatuur in aangrenzende ruimte(n) – meestal de hal − temperaturen in kast(en) en schacht(en) – eerste indruk − temperaturen drinkwaterleiding bij doorvoer door vloer of wand − bijzondere voorzieningen in meterkast – zoals extra opvoerpomp drinkwater in hoogbouw − bijzondere gebeurtenissen / ervaringen volgens bewoners – zoals lekkage en aanpassingen
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 4.4/6
Checklist laagbouw Installatie Wijze van aansluiten
Toevoer waterleiding in kast Isolatie SV-aansluitleidingen bij doorvoer door vloer van kruipruimte naar meterkast (of bij ander doorvoerpunt) Isolatie SV-aansluitleidingen in kruipruimte
Indien circulatieleidingen SV in kruipruimte: Isolatie SV-distributieleidingen in kruipruimte
Indien collectief warmtapwater: Isolatie wtw-aansluitleidingen bij doorvoer door betonvloer van kruipruimte naar meterkast (of bij ander doorvoerpunt) Isolatie wtw-aansluitleidingen in kruipruimte
Isolatie wtw-distributieleidingen in kruipruimte
Opties o circulatieleidingen SV onder de straat / niet in kruipruimte o circulatieleidingen SV in kruipruimte o door de vloer van de kast o anders, namelijk: …………………. o isolatie, dikte …… cm o mantelbuis o niet geïsoleerd o niet zichtbaar o geheel geïsoleerd, in oorspronkelijke staat o geheel geïsoleerd, in slechte * staat o gedeeltelijk ** geïsoleerd, in oorspronkelijke staat o gedeeltelijk geïsoleerd, in slechte staat o niet geïsoleerd o niet zichtbaar
o o o o o o
geheel geïsoleerd, in oorspronkelijke staat geheel geïsoleerd, in slechte * staat gedeeltelijk ** geïsoleerd, in oorspronkelijke staat gedeeltelijk geïsoleerd, in slechte staat niet geïsoleerd niet zichtbaar
o o o o o o o o o o o o o o o o
isolatie, dikte …… cm mantelbuis niet geïsoleerd niet zichtbaar geheel geïsoleerd, in oorspronkelijke staat geheel geïsoleerd, in slechte * staat gedeeltelijk ** geïsoleerd, in oorspronkelijke staat gedeeltelijk geïsoleerd, in slechte staat niet geïsoleerd niet zichtbaar geheel geïsoleerd, in oorspronkelijke staat geheel geïsoleerd, in slechte * staat gedeeltelijk ** geïsoleerd, in oorspronkelijke staat gedeeltelijk geïsoleerd, in slechte staat niet geïsoleerd niet zichtbaar
Toelichting: * Voorbeelden slechte staat isolatie: gaten in de oorspronkelijke isolatie, isolatie (deels) vergaan, verpulverd, losgelaten. ** Voorbeelden gedeeltelijk isolatie: als de oorspronkelijke isolatie niet overal is aangebracht, bijvoorbeeld ontbreekt bij bochten, Tstukken, afsluiters, opnemers.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 4.5/6
Checklist hoogbouw Installatie Positie stijgleidingen KW en SV/WW voor distributie Positie stijgleidingen KW (en SV/WW bij zelfde schacht)
Indien stijgleidingen KW in schacht Ventilatie schacht KW (en SV/WW bij zelfde schacht)
Opties o zelfde positie (kast/schacht) voor KW en SV/WW o gescheiden positie voor KW en SV/WW o stijgleidingen in meterkast o stijgleidingen in schacht grenzend aan meterkast o stijgleidingen in schacht op …. meter afstand van meterkast o o o
Toevoer waterleiding naar meterkast
o o o
Indien gescheiden schachten voor KW en SV/WW Positie stijgleidingen SV/WW
o o o
Indien stijgleidingen SV/WW in schacht Ventilatie schacht SV/WW
Isolatie SV-stijgleidingen voor distributie bij doorvoer door vloer/plafond o.i.d.
Indien stijgleidingen SV in schacht Isolatie SV-aansluitleidingen bij doorvoer door wand(en) van schacht naar meterkast
stijgleidingen in meterkast stijgleidingen in schacht grenzend aan meterkast stijgleidingen in schacht op …. meter afstand van meterkast
o o o o o o o
Afmetingen geen ventilatieroosters: ventilatieroosters rooster boven (ja/nee) per verdieping B……………H………cm andere ventilatievoorzienin rooster onder (ja/nee) B……………H………cm gen …………………… …….. geheel geïsoleerd, in oorspronkelijke staat geheel geïsoleerd, in slechte * staat gedeeltelijk ** geïsoleerd, in oorspronkelijke staat gedeeltelijk geïsoleerd, in slechte staat niet geïsoleerd niet zichtbaar isolatie, dikte …… cm mantelbuis niet geïsoleerd niet zichtbaar
o o o o
isolatie, dikte …… cm mantelbuis niet geïsoleerd niet zichtbaar
o o o
Isolatie SV-stijgleidingen voor distributie
Afmetingen geen ventilatieroosters: ventilatieroosters rooster boven (ja/nee) per verdieping B……………H………cm andere ventilatievoorzienin rooster onder (ja/nee) B……………H………cm gen …………………… …….. via vloer meterkast via wand van de meterkast, hoogte……………….. cm anders, namelijk: …………………………………………….
o o o
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Installatie Isolatie SV-aansluitleidingen in schacht
Indien collectief warmtapwater: Isolatie wtw-distributieleidingen
Isolatie wtw-distributieleidingen bij doorvoer door vloer/plafond o.i.d.
Indien stijgleidingen WW in schacht Isolatie wtw-aansluitleidingen bij doorvoer door wand(en) van schacht naar meterkast Isolatie wtw-aansluitleidingen in schacht
Bijlage 4.6/6
Opties o geheel geïsoleerd, in oorspronkelijke staat o geheel geïsoleerd, in slechte * staat o gedeeltelijk ** geïsoleerd, in oorspronkelijke staat o gedeeltelijk geïsoleerd, in slechte staat o niet geïsoleerd o niet zichtbaar o o o o o o o o o o o o o o o o o o o o
geheel geïsoleerd, in oorspronkelijke staat geheel geïsoleerd, in slechte * staat gedeeltelijk ** geïsoleerd, in oorspronkelijke staat gedeeltelijk geïsoleerd, in slechte staat niet geïsoleerd niet zichtbaar isolatie, dikte …… cm mantelbuis niet geïsoleerd niet zichtbaar isolatie, dikte …… cm mantelbuis niet geïsoleerd niet zichtbaar geheel geïsoleerd, in oorspronkelijke staat geheel geïsoleerd, in slechte * staat gedeeltelijk ** geïsoleerd, in oorspronkelijke staat gedeeltelijk geïsoleerd, in slechte staat niet geïsoleerd niet zichtbaar
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 5.1/1
Bijlage 5 Brief aan bewoners Project opwarming drinkwater
Geachte heer, mevrouw, Hierbij vraag ik uw medewerking voor een onderzoek dat door de VROM-Inspectie is opgedragen aan de onderzoeksorganisatie TNO. Het is de bedoeling dat de verwarmingsinstallatie en de drinkwaterinstallatie globaal worden getoetst op warmteoverdracht. Een eerste observatie wordt uitgevoerd bij 100 woningen. Daaruit worden 12 woningen geselecteerd voor een verder onderzoek. Het is gebleken dat de plaatsing van de aansluitingen voor verwarming en drinkwater in een gezamenlijke meterkast of leidingkoker in sommige gevallen kan leiden tot een te hoge temperatuur van het drinkwater. Dat is hygiënisch niet gewenst en ook wettelijk niet toegestaan. Om zicht te krijgen of meer van deze situaties aanwezig zijn, worden tijdens en na het bezoek van de 100 woningen, 12 woningen geselecteerd voor verder onderzoek. In die woningen worden metingen uitgevoerd in de ruimte van de meterkast en/of leidingschacht en aan de drinkwaterleidingen. Door een medewerker van TNO worden temperatuuropnemers geplaatst die na enkele dagen weer worden verwijderd. Hierover worden met u ter plaatse afspraken gemaakt. Ik waardeer het zeer als u aan dit onderzoek uw medewerking wilt verlenen. Als u naar aanleiding van deze brief vragen heeft dan kunt u contact opnemen met ondergetekende. Hij zal u in ieder geval persoonlijk benaderen of u aan het onderzoek wilt meewerken. Met vriendelijke groeten,
Hans van Wolferen projectcoördinator
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 6.1/3
Bijlage 6 Resultaten schouw Hieronder worden de resultaten van de schouw samengevat, waarbij opvallende samenhangen zijn vermeld. Eerst worden de algemenen resultaten besproken, waarna de specifieke resultaten voor laagbouw en hoogbouw worden gegeven. Algemene resultaten: − Gescheiden meterkast. - Zes woningen met gescheiden (dubbele) meterkast; allen in het Essent bestand. − Ventilatie meterkast. - In 10 woningen geen voorzieningen, min of meer gelijkelijk verdeeld over de jaren. - In 19 woningen uiteenlopende ventilatievoorzieningen, zoals kieren onder en boven de deuren en in enkele woningen een afzuigpunt van het ventilatiesysteem in de kast. - In één woning ventilatievoorzieningen met roosters aan boven en onderzijde van de kast(deur). − Belemmeringen van ventilatie in de meterkast. - In 17 woningen geen belemmeringen - In 12 woningen één of meer planken over de volle breedte van de kast - In 1 woning andere belemmeringen − Positie watermeter. - In 23 woningen gemonteerd op maximaal 20 cm hoogte in de meterkast. - In 2 woningen zit de watermeter hoger: éénmaal op 30 cm en éénmaal verticaal gemonteerd tot een hoogte van 70 cm. - In 5 woningen niet in de woning maar elders gemonteerd. In vier van deze situaties betreft het hoogbouw met centrale opstelling van watermeters. − Aantal uitgaande drinkwaterleidingen, afgezien van de noodzakelijke aftakking van de toevoerleiding naar de afleverset (indien aanwezig). - In 12 woningen slechts één uitgaande leiding - In 10 woningen twee uitgaande leidingen - In 7 woningen drie uitgaande leidingen - In één woning loopt de drinkwaterleiding niet door de meterkast. − Type uitgaande drinkwaterleidingen. - In 6 woningen door de vloer naar kruipruimte (allen laagbouw) - In 14 woningen in de vloer (ingestort) - In 12 woningen via zijwanden kast - In 3 woningen via bovenzijde kast naar volgende verdieping (allen laagbouw) − Eén woning met een circulatiesysteem voor warmwater. − Aantal uitgaande cv-leidingen - In 24 woningen slechts één paar uitgaande cv-leidingen in de meterkast - In twee woningen splitst de cv in de kast waardoor er zich twee paar cvleidingen bevinden - In vier woningen bevindt zich in de meterkast een ongeïsoleerde verdeler verzamelaar voor de cv met 6 – 11 paar cv-aansluitingen in de kast. − Type uitgaande cv-leidingen. - 4 door de vloer naar kruipruimte (allen laagbouw) - 17 in de vloer (ingestort) - 10 via zijwanden kast - 1 via bovenzijde kast naar volgende verdieping (laagbouw)
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 6.2/3
− Isolatie cv-leidingen. - 11 niet geïsoleerd, waarvan driemaal in een woning waarbij de cv-leidingen en de drinkwaterleidingen in de vloer zijn gestort - 17 in mantelbuis - 3 geïsoleerd − Isolatie aansluitleidingen SV in de meterkast. - 9 geheel geïsoleerd - 9 gedeeltelijk geïsoleerd - 12 niet geïsoleerd − Type afleverset. - 19 doorstroomtoestellen - 2 met voorraadsysteem. - 9 systemen zonder afleverset, want collectief warm water met circulatiesysteem − Isolatie afleverset. - 5 sets goed geïsoleerd Hierbij is de gehele afleverset omsloten met isolatie. Deze sets worden vanaf 2001 aangetroffen. - 11 sets matig geïsoleerd Hierbij is alleen de warmtewisselaar geïsoleerd en de rest van het leidingwerk niet of nauwelijks geïsoleerd. - 5 sets niet geïsoleerd Deze sets zijn ook na 2002 toegepast. Overzicht laagbouw (14 woningen) − Plaats van de circulatieleidingen van de SV. - 11 woningen in de kruipruimte - 3 woningen onbekend. − Plaats toevoerleiding drinkwater - In alle 14 gevallen uit de kruipruimte door de vloer van de kast. − Isolatie SV-aansluitleidingen bij doorvoer. - 12 woningen goed geïsoleerd bij doorvoer - 1 woning met mantelbuis - 1 woning niet goed zichtbaar. − Isolatie SV-aansluitleidingen in kruipruimte. - 6 woningen goed geïsoleerd - 1 woning niet geïsoleerd (oudste woning uit 1980) - 7 woningen kruipruimte niet begaanbaar. − Isolatie SV-circulatieleidingen in kruipruimte. - 7 woningen goed geïsoleerd - 7 woningen kruipruimte niet begaanbaar. Vier van deze woningen hebben collectief warm water. − Isolatie WW-aansluitleidingen bij doorvoer. - 3 woningen goed geïsoleerd bij doorvoer - 1 woning met mantelbuis − Isolatie WW-aansluitleidingen in kruipruimte. - 2 woningen goed geïsoleerd - 2 woningen kruipruimte niet begaanbaar. − Isolatie WW-circulatieleidingen in kruipruimte. - 2 woningen goed geïsoleerd - 2 woningen kruipruimte niet begaanbaar.
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 6.3/3
Overzicht hoogbouw (16 woningen) − Plaats van de circulatie/stijgleidingen van de SV/WW en drinkwater. - 6 woningen samen in de meterkast - 2 woningen samen in de schacht grenzend aan meterkast - 6 woningen met de SV/WW leidingen in de meterkast en de drinkwaterleiding afzonderlijk, waarvan 2 woningen in aangrenzende schacht en 4 woningen met onbekende positie - 1 woning met de SV/WW leidingen op onbekende positie en de drinkwaterleiding in een schacht grenzend aan meterkast - 1 woning onbekend − De 7 woningen waarbij het drinkwater in een afzonderlijke schacht wordt toegevoerd is de ventilatie van deze schacht in 6 woningen onbekend en in 1 woning afwezig. − Isolatie stijgleidingen SV - 13 woningen goed geïsoleerd - 1 woning gedeeltelijk geïsoleerd - 2 woningen niet zichtbaar − Isolatie stijgleidingen SV bij doorvoer door vloeren - 10 woningen goed geïsoleerd - 3 woningen niet zichtbaar - 3 onbekend
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.1/11
Bijlage 7 Resultaten temperatuurmetingen Temperaturen Woning 1A, Rotterdam 60 55 50 Temperaturen [gr.C]
45
Tl,kast,hoog,achter
40
Tl,kast,hoog,voor Tl,kast,laag
35
Tww,doorvoer Tl,kast,wm
30
Tkw
25 20 15
10 06-03-200613:00:00
07-03-200613:00:00
08-03-200613:00:00
Datum, tijd
Temperaturen Woning 1B, Rotterdam (bovenste verdieping) 60 55 50 Temperatuur [gr.C]
45 Tl,wm
40
Tkw
35
Tl,helft
30
Tcv
25 20 15
10 06-03-200613:00:00
07-03-200613:00:00 Datum, tijd
08-03-200613:00:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.2/11
Temperaturen Woning 1C, Rotterdam 70 65 60 55 K2-Tl,kw
Temperatuur [gr.C]
50
K2-Tkw 45
K2-Tl,halfhoog K2-Tww
40
K1-Tl,wm K1-Tkw
35
K1-Tl,halfhoog 30
K1-Tsv,a
25 20 15 10 06-03-200615:00:00
07-03-200615:00:00
08-03-200615:00:00
Datum, tijd
Temperaturen woning 1E, Rotterdam 70 65 60
Temperaturen [gr.C]
55 50 45
Tl,kast,laag Tkw,wm
40
Tl,kast,wm
35
Tsv
30 25 20 15 10 21-03-06 15- 22-03-06 11- 23-03-06 07- 24-03-06 03- 24-03-06 23- 25-03-06 19- 26-03-06 15- 27-03-06 11- 28-03-06 0701-00 01-00 01-00 01-00 01-00 01-00 01-00 01-00 01-00 Datum, tijd
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.3/11
Temperaturen Woning 1F, Papendrecht 70 65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 Tl,afleverset,1
45
Tkw 40
Tl,afleverset,2 Tsv
35
Tl,hoog Tl,midden
30 25 20 15
10 09-0310-0311-0312-0313-0314-0315-0316-0317-03200614:19:00 200614:19:00 200614:19:00 200614:19:00 200614:19:00 200614:19:00 200614:19:00 200614:19:00 200614:19:00 Datum, tijd
Temperaturen Woning 1G, Papendrecht 60 55 50 Temperaturen [gr.C]
45 Tl,kast,wm
40
Tkw Tl,kast,afleverset
35
Tsv
30
Tl,kast,hoog1 Tl,kast,hoog2
25 20 15 10
14-0315-0316-0317-0318-0319-0320-0321-03200600:15:00 200600:15:00200600:15:00 200600:15:00200600:15:00 200600:15:00 200600:15:00200600:15:00 Datum, tijd
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.4/11
Temperaturen Woning 1H, Nieuwegein 70 65 60
Temperaturen [gr.C]
55 Tl,kast,wm
50
Tkw Tl,kast,afleverset
45
Tsv
40
Tl,kast,op_plank Tl,kast,onder_plank
35 30 25 20 15 10
21-03200609:37:00
22-03200609:37:00
23-03200609:37:00
24-03200609:37:00
25-03200609:37:00
26-03200609:37:00
27-03200609:37:00
28-03200609:37:00
Datum, tijd
Temperaturen Woning 1I, Nieuwegein
70 65 60
Temperaturen [gr.C]
55 50 Tl,kast,wm
45
Tkw
40
Tl,halfhoog
35
Tsv
30
Tl,hoogst
Tl,hoog
25 20 15 10 21-03200608:15:00
22-03200608:15:00
23-03200608:15:00
24-03200608:15:00
25-03200608:15:00
Datum, tijd
26-03200608:15:00
27-03200608:15:00
28-03200608:15:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.5/11
Temperaturen Woning 1M, Tilburg
60 55 50
Temperaturen [gr.C]
45 40 Tl,kast_wm,hoog Tkw
35
Tl,kast_sv,hoog Tsv
30 25 20 15
10 2-05-200611:33:00
03-05-200611:33:00
04-05-200611:33:00
05-05-200611:33:00 Datum, tijd
06-05-200611:33:00
07-05-200611:33:00
Temperaturen Woning 1N, Breda
70 65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45
Tl,kast_wm,hoog Tkw
40
Tkw,wm
35
Tkw,toevoer_ww
30 25 20 15
10 02-05-200609:52:00
03-05-200609:52:00
04-05-200609:52:00
05-05-200609:52:00 Datum, tijd
06-05-200609:52:00
07-05-200609:52:00
Temperaturen Woning 1O, Breda
65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45 Tl,kast_sv,hoog
40
Tsv Tl,kast_wm,hoog
35
Twm 30 25 20 15
10 2-05-200610:31:00
03-05-200610:31:00
04-05-200610:31:00
05-05-200610:31:00 Datum, tijd
06-05-200610:31:00
07-05-200610:31:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.6/11
Temperaturen Woning 1P, Eindhoven
65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45 Tl,kast_sv,hoog
40
Tsv Tl,kast_wm,hoog
35
Tkw 30 25 20 15
10 02-05-200613:39:00
60
03-05-200613:39:00
04-05-200613:39:00
05-05-200613:39:00 Datum, tijd
06-05-200613:39:00
07-05-200613:39:00
Temperaturen Woning 1S, Wageningen
55 50
Temperaturen [gr.C]
45 40
Tl,hoog Tsv
35
Tl,laag Tkw
30 25 20 15
10 08-05-200615:00:00 09-05-200615:00:00 10-05-200615:00:00 11-05-200615:00:00 12-05-200615:00:00 13-05-200615:00:00 14-05-200615:00:00 15-05-200615:00:00 Datum, tijd
65
Temperaturen Woning 1T, Ede
60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45 Tl,hoog
40
Tsv Tl,laag
35
Tkw 30 25 20 15
10 08-05-200616:01:00 09-05-200616:01:00 10-05-200616:01:00 11-05-200616:01:00 12-05-200616:01:00 13-05-200616:01:00 14-05-200616:01:00 Datum, tijd
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.7/11
Temperaturen Woning 1U, Westervoort 30
Temperaturen [gr.C]
25
Tl,laag Twm
20
Tl,hoog Tsv
15
10 16-05-200613:44:00
17-05-200613:44:00
18-05-200613:44:00
19-05-200613:44:00
Datum, tijd
Temperaturen Woning 1V, Duiven
30
Temperaturen [gr.C]
25
Tl,kast_sv,hoog Tsv
20
Tl,kast_wm,hoog Tkw
15
10 16-05-200613:09:00
17-05-200613:09:00
18-05-200613:09:00 Datum, tijd
19-05-200613:09:00
Temperaturen Woning 1W, Culemborg
70 65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45
Tl,hoog Tsv
40
Tafleverset 35
Tkw
30 25 20 15
10 08-05200613:03:00
09-05200613:03:00
10-05200613:03:00
11-05200613:03:00
12-05200613:03:00 Datum, tijd
13-05200613:03:00
14-05200613:03:00
15-05200613:03:00
16-05200613:03:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.8/11
Temperaturen woning 1Z, Heerhogowaard 70 65 60
Temperaturen [gr.C]
55 50 45
Tl,kast,wm Tkw,wm
40
Tl,kast,hoog
35
Tsv
30 25 20 15 10
21-0622-0623-0623-0624-0625-0626-0627-06200610:40:00 200606:40:00 200602:40:00 200622:40:00 200618:40:00 200614:40:00 200610:40:00 200606:40:00 Datum, tijd
Temperaturen woning 2A, Heerhugowaard 70 65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45
Tl,kast,laag Tkw,hoog
40
Tl,kast,hoog
35
Tsv
30 25 20 15
10 21-06200610:06:00
22-06200610:06:00
23-06200610:06:00
24-06200610:06:00 Datum, tijd
25-06200610:06:00
26-06200610:06:00
27-06200610:06:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.9/11
Temperaturen woning 2B, Zuid-Scharwoude 70 65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45
Tl,kast,wm Tkw,hoog
40
Tl,kast,hoog
35
Tsv
30 25 20 15
10 21-06-200612:18:00 22-06-200612:18:00 23-06-200612:18:00 24-06-200612:18:00 25-06-200612:18:00 26-06-200612:18:00 Datum, tijd
Temperaturen woning 2C, Amsterdam
70 65 60
Temperaturen [gr.C]
55 50 45
Tl,kast,laag Tkw,wm
40
Tl,kast,hoog
35
Tsv
30 25 20 15 10
27-06-200610:17:00
28-06-200606:17:00 Datum, tijd
29-06-200602:17:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.10/11
Temperaturen Woning 2D, Leiden 65 60 55
Temperatuur [gr.C]
50
Tl,kw
45
Tkw Tcv,a
40
Tww
35
Tl,laag
30
Tl,hoog
Tsv,r Tl,hal
25 20 15 10 6-feb-2007 13:02:42
7-feb-2007 13:02:42
8-feb-2007 13:02:42
9-feb-2007 13:02:42
10-feb-2007 13:02:42
11-feb-2007 13:02:42
12-feb-2007 13:02:42
Tijdstap [min]
Temperaturen woning 2E, Zandvoort
30
Temperaturen [gr.C]
25
Tl,kast,wm Tkw,wm
20
Tl,hal Tsv
15
10 15-06-06 1351-00
16-06-06 0951-00
17-06-06 0551-00
18-06-06 0151-00
18-06-06 2151-00
Datum, tijd
19-06-06 1751-00
20-06-06 1351-00
21-06-06 0951-00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 7.11/11
Temperaturen woning 2F, Zandvoort
30
Temperaturen [gr.C]
25
Tl,kast,hoog
20
Tkw,wm
15
10 15-jun-2006 1306-00
16-jun-2006 1306-00
17-jun-2006 1306-00
18-jun-2006 1306-00
19-jun-2006 1306-00
20-jun-2006 1306-00
21-jun-2006 1306-00
Datum, tijd
Temperaturen woning 2G, Lent 30
Temperaturen [gr.C]
25
Tl,kast,wm Tkw,wm
20
Tl,kast,hoog Tkw,afleverset
15
10 16-0517-0518-0519-0520-0521-0522-0523-0524-05200611:16:00 200611:16:00 200611:16:00 200611:16:00 200611:16:00 200611:16:00 200611:16:00 200611:16:00 200611:16:00 Datum, tijd
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 8.1/4
Bijlage 8 Temperatuurmetingen na aanpassingen Temperaturen Woning 1A, Rotterdam - na aanpassingen 55 50 45
Tl,kast,op_plank Tl,kast,hoog,achter
Temperaturen [gr.C]
40
Tl,kast,hoog,voor Tww
35
Tl,kast,wm
30
Tkw
25 20 15 10
07-0308-0309-0310-0311-0312-0313-03200710:42:00200710:42:00200710:42:00200710:42:00200710:42:00200710:42:00200710:42:00 Tijdstap [min]
De ventilatievoorzieningen zijn halverwege de meetperiode geopend.
Temperaturen Woning 1C, Rotterdam - na aanpassingen 75 70 65
Temperatuur [gr.C]
60
K2-Tl,kw
55
K2-Tkw
50
K2-Tl,halfhoog
45
K2-Tl,halfhoog
40
K2,Toplaad?
K2-Tww
K1-Tl,halfhoog
35
K1-Tsv,a K2-Tl,half
30
K2,Toplaad
25 20 15 10 08-02200713:02:00
09-02200713:02:00
10-02200713:02:00
11-02200713:02:00
12-02200713:02:00
13-02200713:02:00
Tijdstap [min]
De bewoners zijn gedurende de tweede helft van de meetperiode afwezig.
14-02200713:02:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 8.2/4
Temperaturen Woning 1H, Nieuwegein 70 65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45
Tl,kast,hoog Tl,kast,hoog
40
Tl,wm
35
Tsv
30 25 20 15
10 02-11-200613:54:00
03-11-200613:54:00
04-11-200613:54:00
05-11-200613:54:00
06-11-200613:54:00
Datum, tijd
Temperaturen Woning 1M, Tilburg, na aanpassingen
60 55 50
Temperaturen [gr.C]
45 40 Tl,kast_wm,hoog Tkw,wm
35
Tl,kast_sv,hoog Tsv
30 25 20 15
10 2-11-200609:59:00
03-11-200609:59:00
04-11-200609:59:00 05-11-200609:59:00 Datum, tijd
06-11-200609:59:00
07-11-200609:59:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 8.3/4
Temperaturen Woning 1N, Breda, na aanpassingen
70 65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45
Tl,kast_wm,hoog Tkw
40
Tkw,wm 35
Tkw,toevoer_ww
30 25 20 15
10 2-11-200610:40:00
03-11-200610:40:00
04-11-200610:40:00 05-11-200610:40:00 Datum, tijd
06-11-200610:40:00
07-11-200610:40:00
Temperaturen Woning 1O, Breda, na aanpassingen
65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45 Tl,kast_sv,hoog
40
Tsv Tl,kast_wm,hoog
35
Twm 30 25 20 15
10 25-10-200609:25:00
26-10-200609:25:00
27-10-200609:25:00
28-10-200609:25:00 Datum, tijd
29-10-200609:25:00
30-10-200609:25:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 8.4/4
Temperaturen woning 2B, Zuid-Scharwoude, na aanpassingen 70 65 60 55
Temperaturen [gr.C]
50 45
Tl,kast,wm Tkw,hoog
40
Tl,kast,hoog
35
Tsv
30 25 20 15
10 19-12-200610:12:0020-12-200610:12:00 21-12-200610:12:0022-12-200610:12:00 23-12-200610:12:0024-12-200610:12:00 Datum, tijd
Temperaturen woning 2C, Amsterdam, na aanpassingen 75 70 65 60
Temperaturen [gr.C]
55 50 Tl,kast,laag
45
Tkw,wm
40
Tl,kast,hoog
35
Tsv
30 25 20 15
10 07-11200611:18:00
08-11200611:18:00
09-11200611:18:00
10-11200611:18:00 Datum, tijd
11-11200611:18:00
12-11200611:18:00
13-11200611:18:00
TNO-rapport | 2007-A-R0691/B
Bijlage 9 Achtergrondinformatie bij NEN 2768
Bijlage 9.1/5
legionella
Ing. P. Smits, ing. J.M. ten Have
NEN 2768 geeft richtlijnen tegen temperatuurverhoging
Hoge temperaturen in meterruimte voorkomen
Door de warmtedistributie-units in de meterkast te plaatsen bestaat de kans op opwarming van de drinkwaterleiding. Deze situatie geeft een verhoogde kans op de groei van de Legionellabacterie. De oude norm voor meterkasten voorzag niet in richtlijnen. De nieuwe NEN 2768;2005 heeft wel aandacht voor ongewenste opwarming van de meterkast en geeft richtlijnen om dit te voorkomen.
Bij het ontwerp van drinkwaterinstallaties moet rekening worden gehouden met het risico van opwarming van de drinkwaterinstallatie. Opwarming van de koudwaterleiding geeft immers een risico op ongewenste bacteriegroei, zoals de Legionellabacterie. Bij toepassing van warmtelevering ontstaat onder andere in de meterruimte een knelpunt: leidingen van de drinkwaterinstallatie en de warmtelevering komen in deze ruimte samen. De oude norm voor meterruimten, NEN 2768 ‘Meterruimten en bijbehorende voorzieningen voor leidingaanleg in een
1. Minimale afmetingen van meterruimten met gaslevering bij grondgebonden woningen.
woonfunctie’ gaf geen richtlijnen voor de indeling van meterruimten voorzien van warmtelevering. In de praktijk hebben de verschillende energiebedrijven daarom hun eigen eisen over de indeling en afmetingen van meterruimten met warmtelevering vernieuwd.
EEN
NIEUWE NORM
In december 2005 is een vernieuwde NEN 2768 gepubliceerd waarin wel aandacht wordt besteed aan warmtelevering in de meterruimte. In deze vernieuwde norm wordt onderscheid gemaakt in laagbouw (grondgebonden woningen) en hoogbouw (gestapelde woningen). Het Bouwbesluit 2003 wijst NEN 2768 in afdeling 4.12 aan voor de binnenafmetingen en de indeling van de meterruimte. Voor leidingdoorvoeren en mantelbuizen stelt de Regeling Bouwbesluit 2003 de eis dat deze moeten voldoen aan NEN 2768. Vooralsnog wordt echter de NEN 2768 uit 1998 (inclusief correctieblad A1/2001) aangewezen en in deze versie zijn geen eisen voor warmtelevering opgenomen. Ondanks het feit dat NEN 2768;2005 nog niet wordt aangestuurd door het Bouwbesluit is het verstandig deze norm in het geval van warmtelevering toe te passen. Dit kan bijvoorbeeld door de norm privaatrechtelijk in het bestek op te nemen. Door toepassing van deze vernieuwde norm is het mogelijk, zonder legionellarisico, meterruimten met warmtelevering te ontwerpen. Met welke wijzigingen moet rekening worden gehouden bij toepassing van de vernieuwde NEN 2768? Hieronder wordt een overzicht gegeven van de nieuwe richtlijnen bij toepassing van warmtelevering.Verder worden enkele recente praktijksituaties belicht om inzichtelijk te maken hoe energiebedrijven op dit moment met warmtelevering in de meterruimte omgaan.
GRONDGEBONDEN
2. Minimale afmetingen van meterruimten met warmtelevering bij grondgebonden woningen.
194
maart 2006
vv+
EN GESTAPELDE WONINGEN
De minimale afmetingen voor meterruimten bij grondgebonden woningen zijn voor meterruimten met gasaansluiting 310x750x2400 mm (afbeelding 1). Deze maatvoering is ongewijzigd ten opzichte van NEN 2768;1998. Nieuw is de minimale maatvoering van de meterruimte met warmteleve-
ring. Om in plaats van een gasmeter de plaatsing van een afleverset voor warmtelevering mogelijk te maken is de indeling van de meterruimte gewijzigd. In dit geval moet de minimale diepte van de meterruimte 40 mm groter zijn dan bij gaslevering (afbeelding 2). Bij gestapelde woningbouw is het risico op opwarming van de drinkwaterinstallatie door de warmtelevering groter dan bij laagbouw. Door de aanwezigheid van doorgaande stijgleidingen van de warmtedistributie is de warmteafgifte in de meterruimte groter. Om te voorkomen dat deze extra warmteafgifte leidt tot temperaturen boven de 25 ºC vereist NEN 2768 bij gestapelde bouw een fysieke scheiding tussen de warmtedistributie en de drinkwaterinstallatie. Voor de afmetingen van de meterruimten heeft dit forse consequenties. NEN 2768 geeft twee varianten om een fysieke scheiding tussen het warme en koude deel van de meterruimte te realiseren. 1. De stijgruimte voor warmtedistributie bevindt zich aan de zijkant van de meterruimte (afbeelding 3); 2. De stijgruimte voor warmtedistributie bevindt zich aan de achterzijde van de meterruimten (afbeelding 4). Bij variant 1 bedraagt de totale inwendige afmeting van de meterruimte (warm + koud) 350x1455x2400 mm; bij variant 2 is de inwendige totaalmaat 490x1220x2400 mm. De keuze voor variant 1 of 2 kan op basis van de ruimte in de woningplattegronden worden gemaakt. Als in de gestapelde bouw sprake is van gasdistributie, zijn de afmetingen van de meterruimte niet afwijkend ten opzichte van grondgebonden woningen. Bij warmtedistributie moet conform NEN 2768 echter rekening worden gehouden met fors grotere meterruimten.
3. Minimale afmetingen van meterruimten met warmtelevering bij gestapelde bouw met de stijgruimte aan de zijkant van de meterruimte.
4. Minimale afmetingen van meterruimten met warmtelevering bij gestapelde bouw met de stijgruimte aan de achterzijde van de meterruimte.
VENTILATIE In afdeling 3.12 van het Bouwbesluit is aangegeven dat een meterruimte met een voorziening voor gas een ventilatiecapaciteit moet hebben van ten minste 2 dm3/s per m3 nettoinhoud, met een minimum van 2 dm3/s. Bij een berekening conform NEN 1087 komt de Bouwbesluit-eis neer op een netto-doorlaat van de ventilatievoorziening van circa 100 cm2. Deze voorziening moet aan de onder- en bovenzijde van de meterruimte worden aangebracht. In de praktijk wordt dit nu meestal gerealiseerd door een kier van 15 mm tussen onderkant van de meterruimtedeur en bovenkant van de vloerafwerking en één of meer openingen in het paneel bovenin de meterruimte (afbeelding 5). De eis met betrekking tot ventilatie van de meterkast is belangrijk, omdat nabij een aansluiting van een gasmeter onver-
5. Ventilatievoorzieningen meterkast bij gasdistributie.
hoopt enige gaslekkage kan optreden. Bij de voorgeschreven ventilatiecapaciteit wordt deze voldoende verdund om explosiegevaar te beperken. In het geval van warmtedistributie bestaat geen risico op gaslekkage, maar op het ontstaan van legionella bij opwarming van de meterkast. Om dit te voorkomen vereist NEN 2768;2005 ventilatievoorzieningen met een maart vv+
2006
195
6. Bewonersinstructies in de meterkast om opwarming van de drinkwaterinstallatie te voorkomen.
netto-doorlaat van 200 cm2 (toe- en afvoervoorziening). Deze capaciteit moet met roosters op 200 mm van respectievelijk de onder- en bovenzijde van de deur worden gerealiseerd. Met een kier onder de meterruimtedeur kan dus niet langer worden voldaan aan NEN 2768;2005. De aanscherping van de ventilatiecapaciteit in meterruimten met warmtedistributie is gebaseerd op metingen van TNO in meterruimten met warmtelevering. Zonder extra ventilatievoorzieningen en isolatie van de leidingen voor warmtedistributie liep de temperatuur boven in de meterruimte op tot 30 – 40 ºC. Er moet worden voorkomen dat de ventilatie van de meterruimte in de praktijk wordt verhinderd doordat de meterruimte als bergkast wordt gebruikt. Hiervoor is goede voorlichting aan bewoners noodzakelijk. Het aanbrengen van obstakels, zoals bergplanken, moet worden voorkomen. Energiebedrijf Eneco doet dit in Leidsche Rijn door twee A4-tjes met bewonersinstructies aan de binnenzijde van de meterkastdeur aan te brengen (afbeelding 6).
ISOLATIE Naast een goede ventilatie van de meterkast is het belangrijk warmteafgifte in de meterkast te voorkomen. NEN 2768
196
maart 2006
vv+
vereist dat de totale warmteafgifte niet meer mag bedragen dan 100 W. Aan deze eis wordt voldaan door isolatie van de aansluitleidingen en de warmtedistributie-unit. Fabrikanten van warmtedistributie-units leveren daarom hun units in een warmte isolerende box (afbeelding 7). De isolatie van de distributieleidingen moet ten minste 20 mm dik zijn met een warmtegeleidingscoëfficiënt kleiner of gelijk 0,035 W/mK. Isso 30.5 ‘LegionellaCode voor Woninginstallaties’ adviseert de warmtapwaterleidingen en cv-leidingen niet te isoleren in verband met de opwekking van enige thermische trek. Ventilatie van de meterruimte heeft onvoldoende effect indien zich in de nabijheid van de meterkast een warmtebron bevindt. NEN 2768 geeft aan dat de afstand tussen de warmtebron (bijvoorbeeld een radiator in de entreehal) en de meterruimte minimaal 500 mm moet zijn. Om te voorkomen dat opwarming van de meterruimte plaats kan vinden via de vloer van de meterruimte moeten doorvoeringen van warmtedistributieleidingen geïsoleerd worden uitgevoerd. Het toegepaste isolatiemateriaal voorkomt niet alleen opwarming van de meterruimte, maar kan ook bijdragen aan de brandwerendheid tussen boven elkaar gelegen meterruimten. De doorvoeren tussen boven elkaar gelegen meterruimten moeten brandwerend worden uitge-
voerd. Bij toepassing van onbrandbaar isolatiemateriaal, zoals steenwol, zijn geen aanvullende maatregelen om de doorvoering brandwerend te maken noodzakelijk. Isso heeft samen met Uneto-VNI een rapport gepubliceerd over ‘Brandveilige doorvoeren in de sanitaire techniek’ (32.17). Voor andere typen doorvoeren is een publicatie in voorbereiding.
DE
PRAKTIJK
De afmetingen en inrichting van de huidige meterruimten voor warmtedistributie verschillen per energiebedrijf. Enkele energiebedrijven vergroten de ‘standaard meterruimte’ aan één zijde met circa 200 mm, zodat daar de stijgleidingen voor de warmtedistributie kunnen worden geplaatst. Deze stijgleidingen zijn door een afneembare multiplexplaat gescheiden van de rest van de meterruimte (afbeelding 8). Andere energiebedrijven hanteren al de indeling en afmetingen volgens de nieuwe NEN 2768;2005. Naast een fysieke scheiding tussen de ‘koude’ en ‘warme’ meterruimte wordt soms ook een verticale afscherming vereist. Dit ‘spatscherm’ moet voorkomen dat het ‘natte’ gedeelte in de meterruimte (drinkwater en warmtedistrubitie) bij calamiteiten kortsluiting kan veroorzaken in het elektrische gedeelte van de meterruimte (afbeelding 9). Met de publicatie van NEN 2768;2005 ligt het in de lijn der verwachting dat alle energiebedrijven in Nederland deze norm zullen gaan hanteren, ook al is deze nog niet via het Bouwbesluit aangewezen. Bij het ontwerp van woningen met warmtedistributie kan de architect de meterruimte in het ontwerp positioneren zonder eerst overleg te voeren met de nutsbedrijven over de voorschriften.
7. Warmtedistributie-unit in geïsoleerde box. (bron: AGH)
8. Afwijkende indeling van de meterruimte in het project Ahornstraat te Utrecht.
Auteurs Ing. P. Smits en ing. J.M. ten Have, Adviesburo Nieman Utrecht.
9. De toepassing van een ‘spatscherm’ in de meterruimte.
maart vv+
2006
197