Opvang Oostenrijkse kinderen in Makkum
In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) kwamen meer dan 150.000 Hongaarse en Oostenrijkse kinderen voor een vakantie bij Nederlandse pleegouders. Vooral de situatie in Wenen was ellendig. Oostenrijk was één van de grote verliezers van de oorlog en had veel grondgebied verloren aan buurlanden. In Makkum werden tijdelijke 47, voornamelijk Oostenrijkse kinderen opgevangen. Hoewel het de bedoeling was dat ze tijdelijk in Nederland zouden verblijven is een deel uiteindelijk nooit meer teruggekeerd. De komst van buitenlandse pleegkinderen was een nieuw fenomeen in Nederland. Verschillende landelijke organisaties, van katholieke, protestantse of socialistische signatuur werden opgezet om de komst en opvang van de kinderen te organiseren. Onder deze landelijke organisaties viel een netwerk van lokale commissies. Deze burgercomité’s zamelden geld in, zochten naar geschikte pleeggezinnen en regelden het vervoer van de kinderen vanuit Wenen naar de plaats van bestemming.
De kinderen werden voor een korte periode naar Nederland gehaald. Acht tot tien weken om aan te sterken en ze kregen nieuwe kleding en schoeisel. Nederlandse hulporganisaties regelden deze vakanties.
Aankomst groep kinderen uit Wenen op station Zevenaar. Zij reisden via Duitsland
Vooral de Oostenrijkse kinderen uit de omgeving van Wenen waren zwaar ondervoed en verzwakt. Van de destijds 6 miljoen Oostenrijkers woonden er 2 miljoen in Wenen. Bij het uiteenvallen van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk kon de stad niet langer rekenen op de aanvoer van voedselproducten vanuit Hongarije waarvan het afhankelijk was. Wenen werd een somber oord waar besmettelijke ziektes genadeloos toesloegen en ook geld niets meer kon kopen.
Het tijdens de eerste wereldoorlog neutraal gebleven Nederland organiseerde per trein regelmatig voedseltransporten richting Wenen. Eind 1919 werd besloten om ter leniging van de nood dan in ieder geval iets te doen voor de kinderen van de slachtoffers.
Makkum
17 november 1919 stuurde burgemeester Willem Beukenkamp aan alle predikanten en pastoors in de gemeente het verzoek tot instelling van plaatselijke dorpscomité's tot leniging van de nood in Oostenrijk en Hongarije.
'Het is u bekend dat de nood te Weenen ten toppunt is gestegen. En niet alleen te Weenen, maar ook in andere plaatsen van Oostenrijk-Hongarije. Menschelijk erbarmen kan niet anders dan hier alles in het werk stellen om hulp te verlenen. Daarom zou het mij hoogst aangenaam zijn, indien van U het initiatief kon uitgaan, om binnen deze Gemeente verschillende dorps-comité 's te organiseren. Indien de geestelijken in elke plaats zich onderling konden verstaan, om de leiding daarvan op zich te nemen, zou binnen zeer korten tijd – en dit is noodig – de geheele Gemeente voor dit doel bewerkt kunnen worden, enz'.
Zoals vaker was Makkum de gemeente voor en bestond hier al een organisatie genaamd ''Comité ter verpleging en verzorging van Oostenrijksche kinderen''. Tot die tijd actief met de inzameling van kleding en voedsel. Het verzoek werd daarom gericht aan de secretaris van het comité; timmerman Marten Hellingwerf.
Aldnijs 47/48 - okt. 2013
16
Nu de burgemeester zijn medewerking had verleend ging het Comité voortvarend te werk. Al de volgende dag werden met intekenlijsten de nodige gelden binnengehaald. De collectes gingen door tot 22 december waarbij ook Idsegahuizum en Piaam werden aangedaan. In 1921 volgde een nieuwe ronde. In totaal werd ruim f. 600,- opgehaald.
Het comité bestond verder uit voorzitter Pier S. De Boer, penningmeester mevr. A. Tichelaar-Kramer en de jongedames B. De Boer, G. Salverda en Klaaske Runia (1).
Geen namen
In januari 1920 arriveerden de eerste kinderen in Makkum. De treinreis ging van Wenen naar Amsterdam en via Leeuwarden naar Harlingen, van daar met de stoomtram naar Harkezijl en het laatste stukje met de paardentram. Door 38 gezinnen werden 47 kinderen opgevangen variërend in leeftijd van 6 tot 14 jaar. Zie bijgaande lijst pleeggezinnen. Opmerkelijk is dat nergens namen van de kinderen te vinden zijn. Niet bij het Comité en ook niet in de gemeentelijke administratie. Het ging weliswaar om een tijdelijke 'aansterkingsvakantie' maar er zal toch een naamlijst geweest moeten zijn.
WENKEN VOOR PLEEGOUDERS
De kinderen moeten vooral in ‘t begin als halve zieken behandeld worden. Geef de eerste weken vooral NIET TE VEEL en NIET TE VET voedsel RIJST en KAAS zijn goede voedingsmiddelen HOOGSTENS ½ liter MELK per dag. Eerst melk verdunnen met water GEEN ALCOHOL DAGINDELING: Bij het opstaan: Elf uur: Middageten:
melk of thee met dun gesmeerde boterhammen Boterhammen met kaas, desnoods glas melk Bijv. Rijst, aardappelen, groenten (heel goed is zuurkool) melkkost, bijv. pap geen VET of VET VLEESCH Vier uur: Boterhammen met melk Voor het naar bed gaan: Boterhammen of pap Uit brochure van het ANCO (Algemeen Comité Nederland-Oostenrijk).
Tegen de avond stonden op het Plein de pleegouders te wachten. Vooraf hadden die kunnen opgegeven waar hun voorkeur naar uitging: een jongen of een meisje en in welke leeftijdscategorie. De kinderen hadden in Wenen een naamkaartje opgespeld gekregen of droegen dat aan een touwtje om de hals. Zowel voor de opvangouders als voor de kinderen moet dit een bizarre gebeurtenis zijn geweest. De kinderen waren al verzwakt voor ze aan de lange reis begonnen. De meesten zullen geen idee hebben gehad waar ze precies naar toe gingen. Toen duidelijk werd dat het eindpunt was bereikt werden ze meegenomen door volstrekt onbekende mensen die ook nog eens een onbegrijpelijke taal spraken. In die vreemde omgeving moesten ze zich eerst uitkleden, terwijl buiten hun schamele bezit werd verbrand, werden zij gewassen. Na in een schoon nachthemd te zijn gehesen volgde een lichte maaltijd waarna ze in hun slaapplaats werden gestopt.
De volgende dagen kwam iemand van het Comité langs. Was er een dokter nodig, moest er worden ontluisd, was de kleding nog te gebruiken enz. Op kosten van het Makkumer Comité konden kledingstoffen worden besteld en nieuwe schoenen. Behalve de dagelijkse vergoeding voor het eten tracteerde het comité ook regelmatig op iets extra’s zoals eierkoeken of cacao.
Op 11 mei 1920 vertrokken de eerste 20 in Makkum opgevangen kinderen weer richting Leeuwarden waar ze per trein, onder begeleiding, naar Amsterdam reisden. Daarna, ook weer per trein naar Wenen.
17
1. Van Pieter J. Tichelaar ontving de stichting het bescheiden archiefje van het comité 19191921 (1923). Het bestaat uit o.a. de inteken-lijsten, een kasboekje, diverse nota's en losse correspondentie. Onder naamlijst pleeggezinnen, aantal en leeftijd van de kinderen.
M. Hellingwerf P.S. de Boer M. Lolkema Kl. Tiemersma J. Westendorp Boonstra D. Westendorp wed. S. Hellingwerf T. Hellingwerf B. de Boer S.P. Hellingwerf Ds. Smit R. Elzinga Sietse van der Werf Wagenaar Tj. Bruinsma C. Wagenaar Tj. Bruinsma C. Lutgendorff L. de Vries Jan Harms Westendorp O. Ydema G. Prins A. Bakker Kl. Wielenga Feike de Vries P. Alta O. Houtema K. v.d. Eems J.A. v.d. Veen T.H. Rinia J. van Popta A. Helfrich H. Amels G. de Boer fam. op de Hoek R. Hoornstra Joh. Werkhoven R. Westendorp H. de Bruin
1 1 2 1 1 2 1 1 2 2 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 2 1 1 1 (2)
10 10 10 10 11 8 en 10 10 10 8 en 10 8 en 9 10 11 10 en 10 9 6 9 6 9 8 10 11 10 12 10 8 en 10 10 10 10 8 10 10 9 en 7 6 10 8 14 en 12 9 10 10 10
Aldnijs 47/48 - okt. 2013
In 1921 volgde nog één grotere groep ditmaal via Arnhem naar Amsterdam. Tot december dat jaar zijn het steeds tweetallen of een enkel kind die deze route volgden. Namen van kinderen werden niet genoemd wel die van de begeleiders. Dat zijn meestal de opvangouders, zij leverden de kinderen op de stations af waarna de begeleiding werd overgenomen door het Landelijke Comité. Opvallend is de post reiskosten ten bedrage van f. 1,95 voor ''2 Weensche kinderen vanuit Leeuwarden'', terug naar Makkum. Dat was in oktober 1921. In december 1921 vertrekken de twee kinderen die bij H. de Bruin onderdak vonden. Dit is de laatste aantekening in het kasboek over vertrekkende kinderen. Het werk van het Makkumer comité werd in februari 1923 afgesloten met een klein batig saldo.
Landelijk is bekend dat veel opvangouders na de terugkeer contact hielden met hun 'pleegkinderen' en ze soms een hernieuwde vakantie in Nederland aangeboden. In het geval één of beide ouders waren overleden leidde dat in enkele gevallen tot adoptie en een definitief verblijf in Nederland.
Kaart Herbert Brandhuber. De adreszijde is nooit ingevuld. (archief Oostenrijksche Kinderen Makkum)
De enige die in het Comité-archiefje bij naam wordt gemoemd is Herbert Brandhuber, mogelijk door ziekte mistte hij een transport en moest alleen terug-reizen. De trein naar Oostenrijk kostte f. 6,- verder weten we niets over hem.
Wel bekend is Franz Leo Karafiat, die kwam volgens het bevolkingsregister in 1924 van Wenen bij veehouder Jan Westendorp. Volgens de lijst van het comité gaf landbouwer Jan Jans Westendorp in 1920 onderdak aan een kind van 11 jaar en dat moet, gezien zijn geboortejaar 1907, wel Franz Karafiat zijn. Hij keerde terug, woonde daarna nog lang bij de weduwe Westendorp en huwde later de Makkumse Trude Rinia.
Het blijft een moeilijke zoektocht. De officiële archieven laten ons in de steek en navraag bij nazaten van de opvangfamilies leverde weinig op. Zo hoorde ik over ene Leni, vermoedelijk de naam van de evacué bij timmerman Marten Hellingwerf en Lotte die mogelijk bij de familie Tichelaar was ondergebracht. Al komt deze familie weer niet op de lijst van tijdelijke pleegouders voor. Iets meer weten we over Ludwig en Anna Schmid.
Broer en zus Schmid
Haitsmastate
Aldnijs 47/18 - okt.. 2013
Jelle en Antje van Popta die vanaf 1918 boerden op Klein Haitsma aan de Engwierderlaan namen twee kinderen op. De toen negenjarige Ludwig Anna Schmid en zijn zevenjarige zusje Anna Ludovica Schmid. Beiden geboren in Purkersdorf gemeente Untertullnerbach in de buurt van Wenen. Zij waren de jongsten uit een gezin van zeven kinderen. Vader Josef Schmid en echtgenote Maria Anna Svalug woonden in een kleine ambtswoning bij een stuwmeer. De bosrijke omgeving strekte zich uit tot aan Wenen. Omstreeks 1916 stierf moeder Maria en kwam er een huishoudster. Na verloop van tijd trok ze met twee kinderen in bij het gezin. In de oorlogsperiode dienden de oudste zonen Schmid in het leger en werkte een oudere zus in een restaurant. Het laatste oorlogsjaar was het voedselgebrek al voelbaar. Na de vrede in 1918 brak een ellendige periode aan. Gebrek aan alle noodzakelijke behoeften gepaard met een uitbraak aan besmettelijke ziekten. Begin 1920 wees niets erop dat er spoedig verbetering in deze situatie zou komen. In deze gedachte zette vader Josef de twee kleintjes op de trein naar Nederland.
18
Ludwig (Wieki) en Anna werden als enigen wel in het bevolkingsregister bijgeschreven. Opmerkelijk genoeg op de datum 20 januari 1920. Dat was de dag van aankomst van de eerste groep kinderen in Makkum. Wat precies de reden geweest is zal wel nooit meer bekend worden. Wieki en Anna moeten ook in grote twijfels hebben geleefd. Terwijl de andere kinderen klaar stonden om weer naar huis te gaan, kwam er een brief. Jelle van Popta en vader Josef Schmid hadden contact. Wat er werd afgesproken is niet bekend. Mogelijk achtte vader het, gezien de omstandigheden in Wenen, beter dat zijn kinderen in het welvarende Nederland bleven. Tijdelijk, of voor altijd? Het is bij beide familie’s niet bekend. In ieder geval werden de kinderen met terugwerkende kracht officiël ingeschreven als pleegkind van het gezin Van Popta.
Van Wieki is het niet bekend maar zus Anna keerde wel terug naar Oostenrijk. Van september 1926 tot mei 1927 verbleef ze in Wenen. Na terugkeer in Makkum huwde ze eind 1928 met de Makkumer Jan Attema. Jan en Anna waren tot 1929 inwonend bij Catrinus van der Meer aan de Singel. (huidige kaatsatelier van Jan Scheepvaart). Na de geboorte van dochter Maria betrokken ze het kleine boerderijtje onderaan de Zuiderzeedijk. De familie Van Popta verliet in 1930 de boerderij aan de Engwierderlaan. Jelle van Popta was benoemd tot kassier-boekhouder bij de Raiffeissenbank. Aan de Laan liet hij een nieuwe woning bouwen. Tot dat deze gereed was woonde het gezin tijdelijk op Krommesloot 17-19. Wieki verhuisde mee.
Workumerdijk 17
Voor Jelle van Popta in 1930 nieuw gebouwde woning aan de Laan (Ds.L. Touwenlaan 32)
Singel (huidige adres Bleekstraat 32)
In 1932, Wieki was inmiddels timmerknecht, trok hij in bij zuster Anna en zwager Jan Attema op Workumerdijk 17. Daar bleef hij tot 1935 en ging toen in de kost bij Jantje de Boer, de weduwe van hoef- en grofsmid Willem Hogeboom die in de Wijde Steeg woonde (huidige Middenstraat 16). In mei 1936 trouwde Wieki met Trijntje Roode oudste dochter van timmerman Willem Roode en Ruurdtje Horjus. Het stel betrok het kleine huisje Schans 9. De kinderen Willem, Maria en Ruurdtje werden daar geboren. Het huisje was in 1880 gebouwd en eigendom van de familie Roode. Koopman en later visser Ynze Jarigs Roode was de eerste bewoner en daarna zijn zoon, schipper Dooitze Ynses Roode. Toen deze het huis verliet werd het voornamelijk gebruikt als personeelswoning voor het timmerbedrijf van Willem Roode. De werkplaats was aan de overzijde van de Schanssteeg. Mocht iemand niet op tijd zijn, dan hoefde de baas maar op het raam te kloppen. Opvallende zijn de kostbare Lucas IJsbrandszpannen waarmee het dak is belegd. Na een verbouwing zal de timmerman een partijtje over hebben gehad.
19
Schans 9 (links) en de tegenover gelegen timmerwerkplaats.
Aldnijs 47/48 - okt. 2013
In 1946 betrekt het gezin Wieki Schmid de woning Zeedijk 28, in 1949 vernummerd tot Workumerdijk 9. Vanaf 1912 oefende schoonvader Willem Ferdinand Roode hier het timmervak uit. Hij was zijn vader Yetze Jans Roode opgevolgd, die in 1898 daar een timmerwinkel begon. Zoon Josef Johann zag daar het levenslicht. Wieki had de zaak kunnen overnemen, maar besloot anders. Emigratie naar Canada werd overwogen, toen hem in 1955 een baan in Enschede werd aangeboden verhuisde het gezin Schmid naar Twente.
Workumerdijk 9
Zuiderzeedijk met in het midden de zeilmakerij van Pieter Horjus. Vanaf 1898 woning van timmerman Roode.
Een Oostenrijker in het verzet
In de oorlogsperiode 1940-1945 broeide het verzet in de visrokerij in de Schans, slechts een steegje verder dan de woning van Wieki en Trijntje. Even voor de oorlog had timmerman Willem Roode de nieuwe visrokerij achter Vallaat 16 voor de gebroeders Van den Berg gebouwd met hierin ondermeer de Hang, de palingrokerij van het bedrijf. Tijdens de oorlog was het niet meer dan logisch dat de bedrijfspraam van Roode beschikbaar was voor de munitietransporten na droppingen onder Exmorra. Wieki was er bij als de containers bedekt met stroo onder de ogen van de bezetter naar Makkum werden gevaren. Dan volgde de opslag; in de conservenfabriek aan het Vallaat of op de zolder van de garage in de Kerkstraat naast de winkel van de Boer en Zondervan. Soms, bij wisseling van medewerkers, werd gekozen voor een alternatieve locatie. Bijvoorbeeld het Houtstek in de Brouwerssteeg. Dit risicovolle werk werd steeds uitgevoerd door een klein groepje vertrouwelingen.
Aldnijs 47/48 - okt. 2013
20
Wieki was 's avonds vaak te vinden op het kantoor van de gebroeders. Als Tijmen van den Berg weer eens een bespreking had met hoge Duitse militairen moest hij tolken. Om ze te paaien gebruikte Tiemen de overvloedig aanwezige gerookte paling en de nodige jonge genever. Tolk Wieki kreeg dan van Tijmens vrouw Dina steeds een 'waterborrel' ingeschonken. Werden de Duitsers loslippig dan ging de verworven informatie snel naar de verzetsleiders ds. Touwen en R.P. de Boer. Zo konden lang represailles worden voorkomen. Gezochten werden tijdig ingelicht, vertrokken of doken onder op een veilig adres. De Duitsers vermoeden al lang dat Makkum mogelijk een broeinest van verzet was. Men kon echter moeilijk aanknopingspunten vinden.
Totdat de verrader Brouwer zich inwerkte in het Makkumer verzet. Gewantrouwd door de top van het lokale verzet, kreeg hij sympathie bij een aantal jongeren uit de organisatie door zijn vermeende 'heldendaden' elders in het land uitgevoerd.
Op 7 april 1945, de meest zwarte dag die Makkum ooit meemaakte liep Brouwer voorop, wees links en rechts de adressen aan waar leden van het verzet zaten. Hij had zich vermomd, droeg een hoed en zonnebril, maar werd zonder pardon door iedere betrokkene herkend. Wieki had die (zater)dag een klusje bij boer Nauta aan de Skusterkant van de Kleine Zijlroede. Daar werd hij getipt over wat er in Makkum gaande was, zijn naam was ook genoemd. Wieki vluchtte naar een opslagschuurtje in het Skusterfjild. Ook deze schuilplaats wisten de Duitsers. Hij werd opgepakt en geboeid naar Makkum gevoerd. Bij het Wopkespaad stopte de overvalwagen. Het hele gebied van sluis tot de Krommeslootbrug was hermetisch afgezet en werd huis voor huis doorzocht. Tijdens de stop kreeg Wieki de kans een paar woorden met zijn vrouw Trijntje te wisselen. Oudste zoon Willem herinnerd zich nog helder de aanblik van zijn geboeide Heit in de overvalwagen.
Wieki Schmid (1909-1967)
Evenals de andere opgepakten werd hij naar de marechausseekazerne aan de Laan gebracht. Hier deden ze of ze elkaar niet kenden, ook tijdens de verhoren. De mannen, waarvan velen nog jongens waren, werden in willekeurige groepen verdeeld. Er werd gedreigd met executie. Hetgeen de mannen die het zwaarst waren mishandeld tijdens de verhoren ook overkwam. De groep van Wieki was toen al op transport gezet naar de gevangenis in Sneek. Daar slaagden ze een week later te ontvluchtten. Lopend via betrouwbare boeren die ze kenden van de droppingen en wapenoefeningen kwamen ze rond de 15e april weer in Makkum. Uit de herinneringen van Willem waren hier o.m. bij: Lou en Bauke v.d.Weerd, Pier de Boer de zoon van leider Romke de Boer, Aart van den Berg, Wiebe Amels en anderen. De Canadezen waren Makkum al genaderd en beschoten zwaar de Duitse stellingen. In het laag gelegen en door de zeedijk beschermde huisje school het gezin Schmid. Ook zus Anna en de kinderen hadden daar hun toevlucht gezocht. De 18e april, toevallig de geboortedag van Trijntje, klopte een Canadees op de deur met de vraag of hij een sleutel had van de sluisbrug. Wieki ging mee en wist de brug in beweging te krijgen. Shermantanks rolden vanaf de Workumerdijk Makkum binnen en wisten de laatste Duitse verzetshaarden uit te schakelen. 's Avonds om 20.00 uur was Makkum bevrijd.
Na het overlijden van Wieki Schmid op 29 januari 1967 ontving de familie een brief van Romke de Boer. Hij schreef daarin: Zojuist had ik nog een telefoongesprek met Tijmen van den Berg en die vertelde mij dat Uw vader en man erg ziek was. Zoals U misschien weet was er een hechte verbondenheid tussen de verzetstrijders om elkaar in alle omstandigheden te helpen. Dat is hier het geval omdat ik door hulp van Tiemen en Uw Man van een wisse dood ben gered.
Otto Gielstra, sept. 2013
Plattegrond visrokerij Gebr. van den Berg. Met in het kantoor de door Wieki Schmid gemaakte bergplaats voor de radio-zender. Tekening gemaakt door Willem Schmid. 21
1. Binnenplaats 2. Tonnen natte paling 3. Snijtafel paling 4. paling maalmachine 5. Specerijtafel 6. Vultafel bussen 7. Velsmachine 8. Steriliseerketel bussen 9. Afkoelbak 10. Opslagkelder 11. Ketelhuis 12. Stoomketel 13. Kolenopslag 14. Toilet 15. Opslag kisten 16. ladder naar zolderopslag
Kantoor A. Schrijbureau B. Kast met daarin radio/zender C. Kast
Aldnijs 47/48 - okt. 2013