Opslag in beslag genomen vuurwerk bij de politie Implementatievoorstel de dato april 2004 1. Inleiding Geconstateerde overtredingen van vuurwerkregelgeving leiden niet zelden tot inbeslagname van vuurwerk door de politie. Dit vuurwerk dient na een beslissing van de officier van justitie tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer te worden afgevoerd naar de Domeinen1 . Het is onder andere vanuit logistieke overwegingen niet altijd mogelijk dat in beslag genomen vuurwerk direct naar de Domeinen wordt afgevoerd. Omdat in verband met de gevaarzetting van de opslag of de openbare orde het vuurwerk meestal ook niet kan blijven liggen op de plaats waar het is aangetroffen, dient de politie over een opslag voor vuurwerk te beschikken2 . Het Vuurwerkbesluit is niet van toepassing op vuurwerk dat bij de politie in gebruik of beheer is (art. 1.1.3 Vwb). Dit betekent dat de opslag van vuurwerk bij de politie niet aan de voorschriften van het Vuurwerkbesluit is gebonden. Dat wil niet zeggen dat er aan deze opslag geen (veiligheids)eisen kunnen worden gesteld. Een inrichting voor het opslaan van vuurwerk bij de politie is vergunningplichtig krachtens de Wet milieubeheer (categorie 3, bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer). Gezien het feit, dat ook professioneel vuurwerk of vuurwerk dat als zodanig moet worden aangemerkt bij de politie kan worden opgeslagen, zijn gedeputeerde staten van de provincie het bevoegde gezag.
2. Beleidsmatige uitgangspunten Vanaf het moment van inbeslagname tot het moment van vernietiging, is het noodzakelijk dat het vuurwerk op een veilige manier tijdelijk wordt opgeslagen. Hierbij dient de voorkeursvolgorde volgens onderstaand schema te worden gehanteerd: In beslaggenomen vuurwerk
(2)
(3)
(1)
Opslag landelijke faciliteit bij Do meinen
Verniet iging van het vuurwerk
(tijdelijke) opslag regionale faciliteit
Zekerstelling op lokaal politiebureau
Figuur 1: Voorkeursvolgorde afvoer van in beslag genomen vuurwerk. Toelichting schema: 1. Afvoer van vuurwerk on middellijk naar Do meinen. 2. Afvoer naar Do meinen na tussenkomst van tijdelijke opslag bij een regionale opslagfaciliteit bij de politie. 3. Vanaf het mo ment van inbeslagname tijdelijke zekerstelling op het lokale polit iebureau waarna het vuurwerk wordt afgevoerd voor tijdelijke opslag bij een regionale opslagfaciliteit waarvandaan het vuurwerk wordt afgevoerd naar Do meinen.
opslag van vuurwerk bij de politie”, versie april 2004
blz 1/6
De toepassing van de voorkeursvolgorde is mede afhankelijk van de gevaarseigenschappen van het in beslag genomen vuurwerk. Voor de categorisering van het vuurwerk wordt aangesloten bij prEN 14035-2:2002. Per categorie wordt vervolgens een indeling gemaakt in de volgende twee gevaarstypen: – Gevaarstype A: vuurwerk met gevaar voor massa-explosie en/of met aanzienlijke warmtestraling, beperkte scherfwerking en met aanzienlijke warmtestraling (vergelijkbaar met ADR-klasse 1.1, 1.2 en 1.3) – Gevaarstype B: vuurwerk met beperkte warmtestraling (vergelijkbaar met ADR-klasse 1.4) Het doel is dat de indeling in gevaarstypen plaatsvindt op basis van de ADR-classificatie. Dit stuit echter op praktische problemen in de dagelijkse uitvoering. In de praktijk zijn alleen fysische parameters, zoals afmeting en gewicht, eenvoudig vast te stellen. Grensgevallen waarbij antwoord moet worden gegeven op de vraag of er sprake is vuurwerk uit klasse 1.4 of 1.3 kunnen alleen proefondervindelijk worden vastgesteld. Met de aanduiding in gevaarstypen wordt de juiste balans gezocht tussen praktische uitvoerbaarheid en het gevaar tijdens de opslag van vuurwerk. De consequentie van een dergelijke systematiek, waarbij het type vuurwerk in combinatie met alleen de fysische parameters in ogenschouw worden genomen, niet voor andere doeleinden mag worden toegepast voor het vaststellen van de ADR-klasse. Deze indeling mag dus niet worden toegepast voor bureauclassificatie van vuurwerk en dient niet ter vervanging of aanvulling van de zogenaamde defaultlijst. Het samenspel tussen de voorkeursvolgorde en de indeling in gevaarstypen vormt de basis voor de hierna verder uitgewerkte beleidslijn voor de opslag van in beslaggenomen vuurwerk bij de politie. Zekerstelling op lokaal politiebureau Vuurwerk van gevaarstype B mag tijdelijk in zekerheid gesteld worden op het lokale politiebureau. Het is beter om in deze context te spreken van een tijdelijke onderbreking van het transport dan van (tijdelijke) opslag. Het doel van deze onderbreking van de transportstroom is dat een surveillant die een vuurwerkartikel in beslag neemt het daaropvolgend niet direct over hoeft te brengen naar een regionale opslagplaats. Vanuit efficiëntie staat het direct overbrengen niet in verhouding tot de risico’s. Om de risico’s te beperken zijn drie voorwaarden aan deze handelswijze gekoppeld: – Op het lokale politiebureau mag nooit vuurwerk van gevaarstype A aanwezig zijn. – Op het lokale politiebureau mag gezamenlijk maximaal 25 kg 3 vuurwerk van het gevaarstype B aanwezig zijn. – Het in beslaggenomen vuurwerk moet binnen 24 uur vanaf het moment van inbeslagname zijn overgebracht naar de regionale opslagplaats. Voor deze activiteit blijft het bevoegde gezag ingevolge de Wet milieubeheer het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente waar het politiebureau is gelegen. Indien het lokale politiebureau een inrichting is op grond van de Wet milieubeheer, kunnen aan deze activiteit voorschriften worden opgenomen. Hierbij kan, in aanvulling op eerder vermelde voorwaarden, gedacht worden aan: – Permanent toezicht op het vuurwerk door bijvoorbeeld de wachtcommandant. – Vuurwerk uitsluitend in UN goedgekeurde verpakking aanwezig mag zijn. – Vuurwerk op een minimale afstand van ontstekingsbronnen en brandgevaarlijke materialen. – De aanwezigheid van een brandslanghaspel. – Losse brandwerende kast, cat. tot 50 kg volgens CPR 15-1. opslag van vuurwerk bij de politie”, versie april 2004
blz 2/6
Er wordt naar gestreefd om voor deze activiteit algemene regels op te nemen in het Besluit woon- en verblijfsgebouwen milieubeheer. Tijdelijke opslag op regionale locatie In deze notitie gaat de meeste aandacht uit naar de regionale opslag van het in beslaggenomen vuurwerk. Op regionale locaties kunnen grotere hoeveelheden vuurwerk worden opgeslagen, waarbij niet altijd aan alle criteria kan worden voldaan waaraan de opslagplaatsen van vuurwerkbedrijven moeten voldoen. Daarom dienen adequate beheersmatige maatregelen te worden getroffen en dienen de best beschikbare opslagtechnieken te worden toegepast. In hoofdstuk 3 en 4 zal voor beide onderwerpen het beleidskader nader worden uitgewerkt. Uiteindelijk moet dit resulteren in een protocol dat wordt opgesteld door de politie waarin de beschrijving en borging van de organisatorische maatregelen gericht op de veilige opslag van vuurwerk zijn vastgelegd. Voor de technische uitvoering van een opslagplaats voor in beslaggenomen vuurwerk is waar mogelijk aangesloten bij de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit. In aanvulling daarop zal voor de opslag van vuurwerk van gevaarstype A maatwerk moeten worden toegepast met name als het gaat om de opslag van vuurwerk dat als massa-explosief moet worden aangemerkt. Opslag bij Domeinen De opslag bij Domeinen valt buiten de reikwijdte van deze notitie. Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer is zodanig aangepast dat deze activiteit valt onder de bevoegdheid van de minister van VROM. 3. Organisatorische maatregelen De politie schenkt in het protocol zoals eerder vermeld, ten minste aandacht aan de volgende organisatorische onderwerpen: 1. voorraadbeperking regionale opslagplaats voor de opslag van vuurwerk van gevaarstype A: – de gezamenlijke hoeveelheid vuurwerk bedraagt maximaal 200 kg 3,4 met dien verstande dat het als massa explosief aan te merken vuurwerk altijd binnen drie werkdagen wordt afgevoerd naar Domeinen. – met regelmatige tussenpozen wordt, ten minste 6 maal per jaar, al het vuurwerk vanuit de regionale opslagplaatsen afgevoerd naar Domeinen, waarna de opslagplaats wordt gereinigd. 2. voorraadregistratie: de volgende gegevens van het aanwezige vuurwerk worden geregistreerd: – datum aanvoer (met herkomst) en datum afvoer (bestemming, in hoofdzaak Domeinen en in sommige gevallen naar het NFI) – categorie vuurwerk (en indien mogelijk: het artikelnummer, het productiejaar, de producent en de importeur); – het gevaarstype van het vuurwerk; – het gewicht van het vuurwerk, uitgedrukt in hoeveelheden onverpakt vuurwerk. 3. deskundigheid: a. Voor iedere regionale opslag waar vuurwerk van gevaarstype A wordt opgeslagen zijn ten minste twee vuurwerkdeskundigen in dienst. Deze deskundigheid moet worden verkregen door opleiding en scholing. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de (algemene) eindtermen professioneel vuurwerk uit hoofdstuk 2 van bijlage VA, behorend bij artikel 4.17b, eerste lid, onder a, van de Arbeidsomstandighedenregeling.
opslag van vuurwerk bij de politie”, versie april 2004
blz 3/6
b.
4.
Het inbrengen of uitnemen van vuurwerk of het betreden van de opslagplaats mag uitsluitend geschieden door of onder toezicht van een vuurwerkdeskundige (sleuteldiscipline). instructie personeel: a. De handelswijze bij inbeslagname van vuurwerk wordt in het protocol vastgelegd. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de wijze van verpakking, de wijze van transport, inschakelen vuurwerkdeskundigen, etc. b. Het personeel dat betrokken is bij vuurwerkzaken moet geïnstrueerd worden over hoe te handelen in overeenstemming met het protocol en algemene in acht te nemen veiligheidsprocedures.
4. Afstandseisen en Technische maatregelen Voor de opslagplaatsen waar slechts vuurwerk van gevaarstype B wordt opgeslagen kan worden volstaan met relatief korte veiligheidsafstanden overeenkomstig de eisen in het Vuurwerkbesluit. De vergunningvoorschriften zullen in lijn zijn met bijlage1 van het Vuurwerkbesluit. Door berging van consumentenvuurwerk, en daarmee voor wat betreft lading en effect vergelijkbaar vuurwerk, in bijvoorbeeld de door TNO ontwikkelde en goedgekeurde gaascontainer, kan dit vuurwerk voor de opslag behandeld worden als vuurwerk van de gevaarsklasse 1.4. De opslag van mortierbommen e.d. kan niet plaatsvinden in een opslagplaats voor vuurwerk van gevaarstype B maar moet plaatsvinden in opslagplaatsen die geschikt zijn om vuurwerk van gevaarstype A op te slaan. Indien (ook) vuurwerk van gevaarstype A opgeslagen moet kunnen worden dan is afstand tot kwetsbare objecten van groot belang. Het hanteren van een pure effectbenadering in lijn met het Vuurwerkbesluit ligt niet voor de hand. Opslagen van in beslaggenomen vuurwerk zijn immers bewust uitgesloten van het vuurwerkbesluit om door maatwerk in de eisen en de voorzieningen optimaal invulling te kunnen geven aan de maatschappelijke taak van de overheid. VROM staat een beleidslijn voor waarbij naar analogie met het beleid t.a.v. munitieopslagen en opslagen van explosieven voor nieuwe situaties een effect gerichte benadering van toepassing is en voor bestaande situaties een tweetraps benadering wordt gevolgd. In deze tweetraps benadering wordt in eerste instantie gekeken of aan de veiligheidsafstanden van de effect gerichte benadering kan worden voldaan. Indien er sprake is van strijdigheden zal de situatie nader worden bekeken en zal getoetst worden aan de risicobenadering (10-6 contour). Bij geen van de regionale bureaus zal, zo is de verwachting, voldaan kunnen worden aan de uit de effectbenadering volgende veiligheidsafstanden. Het Vuurwerkbesluit gaat bij hoeveelheden tot en met 750 kg netto explosieve massa uit van een veiligheidsafstand van 400 meter. Bij de opslag van explosieven voor civiel gebruik gaat het eveneens om enige honderden meters bij hoeveelheden van rond de 300 kg netto explosieve massa. Voorzover er sprake is van een bestaande situatie, zal in lijn met de boven beschreven benadering voor munitieopslagen getoetst worden aan het kunnen voldoen aan de risicobenadering (10-6 contour). In briefrapport 097/2004 CEV Pla/sij Bijlage A is ingegaan op de relatie tussen de opgeslagen hoeveelheid en de aan te houden afstand tot kwetsbare objecten bij een bepaalde risicocontour. De vergunningvoorschriften zullen ook voor deze opslagen geënt zijn op het Vuurwerkbesluit. Bijlage B geeft een indicatie van de vergunningvoorschriften
opslag van vuurwerk bij de politie”, versie april 2004
blz 4/6
Bijlage 2 is normaliter van toepassing bij opslag van profi-vuurwerk. De eisen zijn op een aantal punten zwaarder dan de eisen zoals verwoord in bijlage 1. De belangrijkste verschillen tussen bijlage 1 en bijlage 2 zijn: - automatische doormelding aan de brandweer - aandacht voorkomen domino effecten - eisen aan vloer en instrumentarium ter voorkoming van vonkvorming - bliksemafleidingsinstallatie
5. Implementatie Niet in elke politieregio is de aanwezigheid van een opslag voor alle gevaarstypen noodzakelijk. Vanuit de politie wordt vooralsnog gedacht aan een beperkt aantal locaties voor de opslag van vuurwerk van gevaarstype A en realisatie van een opslagvoorziening voor vuurwerk van gevaarstype B in het merendeel van de andere regio’s. Locatiekeuze voor vuurwe rk gevaarstype A Gekozen is voor de mogelijkheid om op 5 of 6 plaatsen in het land vuurwerk van gevaarstype A tijdelijk op te slaan t.b.v. onderzoek en om te voorkomen dat in spontane inbeslagnemingsituaties dit gevaarstype vuurwerk over grote afstanden vervoerd moet worden. In het kader van spreiding wordt vooralsnog gedacht aan de volgende locaties: • Ulicoten (locatie Domeinen) voor de politieregio’s in de provincies Limburg, NoordBrabant, Zeeland en de politieregio’s Gelderland-Zuid en Gelderland-Midden in de provincie Gelderland • Amsterdam voor de politieregio’s in de provincie Utrecht en Noord-Holland • Haarlem • Den Haag • Rotterdam voor de politieregio’s in de provincie Zuid-Holland • Zuid-Laren voor de politieregio’s in de provincie Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel, Flevoland en de politieregio Noord-Oost Gelderland Voor de specifieke locaties zal nagegaan moeten worden in hoeverre wordt voldaan aan de criteria om daar een opslaglocatie voor vuurwerk gevaarsklasse A te realiseren. Om te beginnen moet vastgesteld worden of voldaan kan worden aan de veiligheidsafstanden volgend uit de effectgerichte benadering. Indien dit niet het geval is zal nagegaan moeten worden of er daadwerkelijk sprake is van een bestaande situatie ( is opslag van vuurwerk op de betreffende locatie toegestaan op basis van de Wm-vergunning) en wordt voldaan aan de risicobenadering ( 10-6 contour). Locatiekeuze voor vuurwe rk gevaarstype B Groningen, Utrecht Friesland Noord-Holland Noord Drenthe Zaanstreek-Waterland IJsselland Kennemerland Twenthe Amsterdam- Amstelland Noord-Oost Gelderland Gooi- en Vechtstreek Gelderland-Midden Haaglanden Gelderland-Zuid Hollands Midden Flevoland
opslag van vuurwerk bij de politie”, versie april 2004
Rotterdam- Rijnmond Zuid-Holland-Zuid Zeeland Brabant-Midden- en West Brabant-Noord Brabant-Zuid-Oost Limburg-Noord Limburg-Zuid
blz 5/6
1
De procedure voor het afhandelen van in beslag genomen vuurwerk zoals beschreven in het Handhavingsdocument vuurwerk 2002.
2
Behalve in beslag genomen vuurwerk slaat de politie ook ‘vuurwerk’ op voor eigen gebruik. Het gaat daarbij om ‘vuurwerk’ dat wordt gebruikt voor instructiedoeleinden of voor de training van paarden en honden, zoals Thunderflashes (oefengranaten), rooksignalen en lichtfakkels. Dit betreft geen vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit, o mdat het niet wordt gebruikt voor vermakelijkheidsdoeleinden. Het is niet wenselijk dat de opslag van in beslag genomen vuurwerk en trainingsvuurwerk worden samengevoegd, om de volgende redenen: Degenen die train ingsvuurwerk gebruiken zijn geen deskundigen op het gebied van vuurwerk(regelgeving). Het is ongewenst dat zij een opslagplaats kunnen betreden waar in beslag genomen vuurwerk ligt opgeslagen; De opslag van trainingsvuurwerk dient in de buurt van trainingskampen te zijn, o mdat anders de kans groot is dat trainingsvuurwerk op het trainingskamp wordt opgeslagen. De opslag van trainingsvuurwerk valt onder categorie 3 van het Ivb en is dus Wm-vergunningplichtig. Deze opslag kan in o mvang beperkt zijn (max. 100 kg). Voorliggende handreiking heeft uitsluitend betrekking op de opslag van in beslag genomen vuurwerk bij politie. 3
Als onverpakt vuurwerk: vuurwerk inclusief de verpakking voor zover het vuurwerk zich daarin bevindt, doch exclusief de vervoersverpakking als bedoeld in het ADR. 4 De hier opgenomen hoeveelheid is gerelateerd aan de aan te houden afstand tot kwetsbare objecten om te voldoen aan een PR van maximaal 10-6. In voorko mende gevallen kan gekozen worden voor een andere hoeveelheid.
opslag van vuurwerk bij de politie”, versie april 2004
blz 6/6