Opmerkelijke commentaar van wapenheraut Cornelius Gailliard op het familiewapen Despars anno 1555 1 Pieter Donche
De familie Despars Op 27 juni 1592 beëindigde Niklaas Despars, raadslid, schepen en later burgemeester van Brugge zijn Cronijcke van den Lande ende Graefschepe van Vlaenderen. Met deze kroniek van Vlaanderen van 405 tot 1492 plaatste hij zich definitief op de lijst van grote Vlaamse geschiedschrijvers2. Zijn handschrift wordt sinds eeuwen bewaard bij zijn erfgenamen in het kasteel Ten Berge in Koolkerke (N.O. van Brugge). In 1837-1840 werd het in vier delen uitgegeven.3 In 1866 werd te Brugge bij de herinrichting van de wijk ten noorden van de Markt de vroegere Bezemstraat omgedoopt tot de Niklaas Desparsstraat. Hij behoorde tot een familie die rond 1440 vanuit Doornik in Brugge was ingeweken. 4 Volgens Niklaas’ genealogische aantekeningen was de eerste Despars te Brugge Mark Despars († 1477, gehuwd te Brugge in 1441 met Margareta Metteneye, † 14755), een neef van Jacob Despars, kanunnik van de Metropolitaanse kerk te Parijs en van de Doornikse kathedraal, die een loopbaan als geneesheer van de Franse koning Karel VII en later in dienst van Philips de Goede doorliep.6 Deze Mark had een zoon Jacob Despars, geboren in 1444 die huwde met Elisabeth de Louf en daarna met Catharina Metteneye. In 1485 kocht hij de heerlijkheid Ten Berge (Koolkerke) aan. Hij werd hoofdman, schatbewaarder en burgemeester van Brugge, schout van Brugge en het Brugse Vrije en voogd van Onze-Lieve-Vrouwehospitaal van de Potterie.7 Hij overleed 1 2 3
4
5 6
7
Gebruikte afkortingen: BnF: Biblothèque nationale de France, KBR: Koninklijke Bibliotheek, Brussel, SAB: Stadsarchief Brugge, SBB: Stadsbibliotheek Brugge. Niettegenstaande zijn tekst voornamelijk gebaseerd was op aantekeningen van zijn grootvader Jacob. (ed. J. de Jonghe), Cronijcke van den Lande ende Graefschepe van Vlaenderen, gemaect door Jor Nicolaes Despars, poortere ende inboorlinck der stede van Brugge, bacelier in die rechten, van de jaeren 405 tot 1492. Voor de eerste mael thans in het licht gegeven naer het oorspronkelijk handschrift, eigendom van M. den Burggrave de Croeser de Berges, en met de noodige aenteekeningen opgehelderd, Brugge, 1837-40, (2de ed.), Brugge, Rotterdam, 1839-40. Voor de genealogie Despars zie: J.-J. Gailliard, Bruges et le Franc ou leur magistrature et leur noblesse, avec des données historiques et généalogiques sur chaque famille, 5 vols. † suppl., Brugge: Edw. Gailliard, 1857-1864, II, pp. 460-471 (zonder enige bronvermeldingen) maar vooral W.H.J. Weale, ‘Généalogie des familles Brugeoises – Les Despars’, in: La Flandre, XI (1868-69), pp. 353-412, die veel meer bronnen met precieze referenties vermeldt en vaak in extenso citeert. Alle data oude stijl worden door hem omgezet in nieuwe stijl (zonder evenwel de lezer attent te maken op de omzetting). Volgens Gailliard, Bruges …, op. cit., p. 462 op 13 maart 1470 (1471 ns), volgens Weale, ‘Généalogies …’, p. 372 op 12 mei 1475, beiden op basis van de tekst van een grafschrift. Volgens Gailliard, Bruges …, op. cit., p. 461 overleed hij in 1459 bij zijn neef Mark te Brugge, volgens Weale, ‘Généalogies …’ p. 364 (en recente publicaties) overleed hij in zijn kanunnikwoning te Parijs op 3 januari 1458 [ns] en werd hij begraven in de St.-Jacobskapel van de Notre Dame te Parijs. Over dit hospitaal zie vooral: A. Maertens, Onze Lieve Vrouw van de Potterie, Brugge, 1937, 587 pp.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
481
in 1500 en werd begraven in de Onze-Lieve-Vrouwekerk onder een witte steen ingelegd met koper met grafschrift en met zijn wapenschild. Een andere zoon van Mark Despars was Wouter Despars, ridder van het H. Graf van Jeruzalem en van de orde van de koning van Portugal, forestier van het gezelschap van de Witte Beer, proost van de confrérie van het H. Bloed en ook voogd van het Potteriehospitaal. Ook hij had een loopbaan in het Brugge stadsbestuur: raadslid en burgemeester. Hij huwde Judoca Metteneye. Hij overleed in 1515 en werd begraven in de Karmerskerk onder koperen grafplaat met grafschrift en zijn familiewapen. Jacob Despars had een zoon Cornelius Despars, heer van Ten Berge en eveneens raadslid, hoofdman, schepen en burgemeester van Brugge, proost van de confrérie van het H. Bloed en lid van de St.-Jorisgilde. Hij huwde met Catharina Strabant. Hij overleed in 1537 en werd in de St.-Jacobskerk begraven onder een blauwe steen met koperen boord met grafschrift en met zijn wapenschild. Hij was de vader van Niklaas:
Niklaas Despars in 1569 op 47-jarige leeftijd (Copyright Bureau voor Iconografie, Brussel (V.A.K.B.), nr. 2248-2)
Niklaas Despars, geboren te Brugge in 1522, werd licentiaat in de beide rechten en heer van Ten Berge. Ook hij doorliep een loopbaan in het Brugse stadsbestuur: raadslid, schepen, hoofdman en tenslotte burgemeester van schepenen in 1578 en 1584 en was ook voogd van het Potteriehospitaal.
Stadsgenoot Cornelius Gailliard Een van zijn tijd- en stadsgenoten was de bekende Cornelius Gailliard (ca 1520 – 1563), wapenheraut van keizer Karel V en één van de vroegste genealogen van Vlaanderen. Maar voor hij zich ten volle aan de heraldiek en genealogie wijdde had hij een avontuurlijk leven 482
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
geleid. Op 17-jarige leeftijd was hij naar Italië getrokken. Na in Padua in dienst geweest te zijn bij een Engelse kardinaal, begon hij een militaire loopbaan in dienst van paus Paulus III. Na nog een kort verblijf als kamerling bij een Venetiaanse kardinaal, ging hij in het gevolg van de paus weer gans Italië rondzwerven. In 1543 vergezelde hij de paus bij een ontmoeting met keizer Karel V waar de paus trachtte te bemiddelen in het conflict met zijn aartsvijand Frans I van Frankrijk. De ontmoeting werd besloten met grote feesten en vele aanwezigen werden toen tot ridder geslagen, waaronder ook Cornelius Gailliard voor bewezen diensten aan de paus. In 1545 keerde hij na 8 jaar Italië naar Vlaanderen terug. Maar twee jaar later, in 1547 trok hij op bedevaart naar Jeruzalem. In januari 1549 was hij terug in zijn geboortestad Brugge die hij nu niet meer zou verlaten. Hij huwde in 1550 en kreeg vijf kinderen. De volgende 15 jaar van zijn eerder korte leven, want hij overleed op 43-jarige leeftijd, besteedde hij geheel aan heraldische en genealogische opzoekingen. Al van toen hij de kinderjaren verlaten had was dit één van zijn geliefkoosde studieonderwerpen geweest. Tussen 1549 en 1563 stelde hij een groot aantal handschriften, zowel wapenboeken als genealogieën, kronieken als geschiedkundige aantekeningen samen. Zijn gespecialiseerde erudiete kennis op dat terrein werd gewaardeerd door keizer Karel V die hem aanstelde tot zijn wapenheraut voor Vlaanderen. Cornelius Gailliard overleed op 17 september 1563 en werd begraven in de H. Sacramentskapel van de Brugse Onze-Lieve-Vrouwekerk.8 De meeste van zijn werken zijn thans in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (afd. handschriften).9 Eén van zijn afstammelingen in de 9de generatie was de Bruggeling Jan Jacob Gailliard (18011867). Hij was boekbinder en drukker maar hield zich voornamelijk bezig met genealogische en geschiedkundige studiën. Zijn bekendste werken zijn Bruges et Le Franc, een verzameling van 185 genealogieën van Vlaamse families vooral uit Brugge en het Brugse Vrije en Inscriptions funéraires … Bruges, grafschriften en grafmonumenten in de Brugse kerken. 10 Cornelius Gailliard betrok in zijn opzoekingen, naast koninklijke en hoogadellijke families ook heel wat Vlaamse edele of vooraanstaande families. Genealogieën die de families zelf in overlevering bewaard hadden kopieerde hij en trachtte hij aan te vullen met genealogische en heraldische gegevens op grafstenen en grafmonumenten die hij overal in Vlaanderen ter plaatse ging bekijken en waarvan hij de essentie noteerde in zijn aantekenboeken. Dat hij ook een bijzondere belangstelling had voor de families uit zijn geboortestad Brugge of het Brugse Vrije zal wel niemand verwonderen.
8
9
10
Voor zijn biografie, zie vooral de inleiding van Van Malderghem in: C. Gailliard, Le Blason des Armes. L’anchiene Noblesse de la très-haulte, très-noble et très puissante Contée de Flandres avecques leurs armes blasonnez, uitgave door J. van Malderghem, Brussel, 1866. Het hiervoor geciteerde werk bevat ook een gedetailleerd overzicht van de inhoud van een zestal van zijn handschriften in de algemene verzameling van de KBR en één in het Fonds Goethals (ook aldaar bewaard), naast de vermelding van enkele in privaat bezit (toen bij baron de Croeser de Ten Berge op het kasteel Ten Berge in Koolkerke) en de vermelding dat in 1862 te Londen een groot aantal genealogieën van de hand van Cornelius werden geveild. Nog niet zo lang geleden werd door de KBR, afd. handschriften een ander heraldisch handschrift van Cornelius Gailliard ‘La ancienne noblesse du contee de Flandres avecques leurs armes painctes…’ aangekocht op de veiling H. Godts, Brussel (maart 1997). Zijn zoon Edward (1841-1922) nam aanvankelijk het drukkersbedrijf van zijn vader over, maar na een faling van een bank ging dit overkop. Hij werd archivaris te Brugge en later conservator van het Rijksarchief te Antwerpen. Hij is vooral bekend om zijn uitstekende Glossaire flamand de l’inventaire des archives de Bruges (1879-82).
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
483
En zo kwam ook de familie Despars in zijn vizier. Er kon ook moeilijk naast gekeken worden, met de vele openbare functies die tal van familieleden Despars sinds 70 jaar in zijn stad uitoefenden. De ervaren Gailliard die een grote kennis in de heraldiek en de genealogie had opgebouwd, wist ook wel dat vele families hun voorouderlijke afstamming vaak prestigieuzer voorstelden dan wat die in werkelijkheid geweest was en dus slikte hij niet zomaar alles wat de families graag wilden doen geloven. In verband met de familie Despars vonden we hiervan een wel heel opmerkelijke aantekening met betrekking tot het wapen dat deze familie gebruikte. Het staat genoteerd in één van zijn handschriften dat veel minder bekend is dan deze bewaard in Brussel, want het bevindt zich te Parijs in de Bibliothèque nationale de France.11 In dit aantekenboek vindt men een rubriek memorien van nieuwe ghesclachten ende nieuwe wapens nu opgheco(m)men binnen mansghedincken te weten beginnende 1464, 1480 en(de) 1598 en 150 ende alsoe voordt.12 Nieuwlichters worden hier dus even kritisch onder de loep genomen…
Herkomst en opgang van de familie Despars in Brugge We geven hieronder een vrije vertaling van de tekst uit het handschrift van Cornelius Gailliard (in bijlage leest men de letterlijke transcriptie). Omstreeks 1440 kwamen vanuit Doornik te Brugge wonen, een meester Jacob Despars (een geneesheer) en een Mark Despars, zijn broer (de genealogieën Despars noemen Mark daarentegen een neef van Jacob en vermelden ook niet dat deze laatste ooit in Brugge woonde). Mark zou door zijn broer (oom) uitbesteed geweest zijn in de apotheek op Cranenburg teneinde er ook het vak van geneesheer te leren. Maar Mark koos een andere weg: hij ging in de leer bij een Wouter Metteneye (die C. Gailliard een bastaard noemt), een specerijengroothandelaar ‘bij de crane in de Galleye’. Hij werd een cruwenier (kruidenhandelaar). Hij zou een eerste maal gehuwd zijn met een dochter uit de familie Ferlingetz, maar na haar overlijden, omdat Mark steeds zijn meester trouw had gediend kreeg hij één van diens dochters in huwelijk: Margareta Metteneye.
11 12
484
BnF, Ms. Néérlandais, nr. 75: Antiquiteyten Sepulturen Annotatien en(de) genealogieen van Vlaenderen gheschreven anno 1540 et post door mijn heer Corn. Gaillaert Ridder. 1598 moet allicht 1498 zijn (Gailliard kon niet in de toekomst kijken…) en aan 150 ontbreekt allicht een nulletje. Andere onderwerpen in dit handschrift zijn: chronologische gerangschikte losse historische gegevens met lijsten van Vlaamse edelen, deelnemers aan een steekspel te Brugge uit 1392, reizigers naar het H. Land, grafschriften te Brugge en elders, genealogieën van families in Vlaanderen of Brabant, bastaardafstammelingen van de graven van Vlaanderen of de hertogen van Bourgondië, uittreksels uit leenboeken of kronieken, enz.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
Jan Despars ° Doornik x N. de Meruwe
Jacob Despars dr. medicijnen ° Doornik † 1459
Mark Despars ° Doornik † Brugge, 1477 (ns) x Brugge, 1441 (ns) Margareta METTENEYE † Brugge, 1471 (ns)
Jacob Despars heer van Ten Berge burg. van Brugge schout van Brugge Brugge, ° 1444, † 1500 x Elisabeth de LOUF xx 1496, Catharina METTENEYE
Catharina Maria Despars Jan Despars Wouter Despars Despars ° 1448 ° 1449 ridder van Jeruzalem ° 1446 † Brugge, 1479 † na 1505 en v.d. orde van Portugal † Brugge, burg. van Brugge 1466 (ns) x 1470, Jan x Anna BAVE † Brugge, 1515 x 1464 Pieter van den HEEDE xx Barbara x Judoca METTENEYE van AERTRYCKE † 1501 van de VELDE † Brugge, 1526 † Brugge, 1467(ns)
Cornelius Despars Jacob Despars heer van Ten Berge burg. van Brugge ° 1483 (ns) † Spanje † Brugge, 1537 (ns) x Catharina STRABANT † Brugge, 1553
Mark Despars h. v. Ten Berge schepen v. Br. ° 1516 x Maria TENTE
Niklaas Despars Lodewijk Despars lic. rechten schepen Brugge heer van Ten Berge burg. van Brugge ° Brugge, 1522 † Brugge, 1597 † Brugge, 1558 x Anna AVESOETE x 1552 Maria van gezegd CLAYSSONE VLAMINCKPOORTE
Jacob Despars ridder, schout burg. van Brugge † Brugge, 1558 x Barbara de LANDAS † Brugge, 1534
Jacob Despars burg. van Brugge voogd St.-Jans ° Brugge, 1524 † Brugge, 1618
Genealogische schets van enkele Despars
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
485
Na het overlijden van zijn schoonvader bleef Mark Despars in de groothandelswinkel wonen en zette hij de handel verder tot hij die overliet aan zijn eigen oudste zoon. Hij ging daarna rentenieren in de St.-Jansstraat in het huis genaamd de Eenhoorn. Hij werd begraven in de St.-Walburgakerk en zijn kinderen lieten op zijn grafsteen een schild afbeelden met daarin een steigerende eenhoorn. De familie Despars had niet zelf een familiewapen en dus was de huisnaam inspiratie voor een nieuw wapen … 10 of 12 jaar later vonden zijn kinderen dit wapen niet zo goed en corrigeerden ze het tot een rood schild met een uitkomende (d.w.z. halve) eenhoorn (zoals C. Gailliard het in de linkermarge van zijn tekst tekende).
‘Nog later’ was er een Wouter Despars (in feite ook gewoon één van de kinderen van Mark), die naar Portugal was getrokken en toen hij terugkwam vond hij het wapen met de eenhoorn andermaal maar niets en ontwierp hij een geheel ander, gevierendeeld wapen. C. Gailliard noemt het een wapen samengesteld uit de wapens van twee andre ghesclachten die hem niet an en ghijngen te weten van die Silly en(de) van de Hoeft. M.a.w. een uit de lucht gegrepen wapen. Wouter zou zelfs rondgebazuind hebben dat hij dit wapen van de koning van Portugal gekregen had… En na zijn overlijden beweerden zijn zoon Jacob en andere familieleden Despars, dat dit gevierendeelde wapen zelfs hun oude oorspronkelijke wapen Despars was… Maar C. Gailliard merkt schamper op: twelc alle fabels waren want zij van sympele vrienden van Dornicke … waren die gheen wapen hadden en(de) dese Despars hebben alle te Brugghe grossyers, cruweniers en(de) comschepe in de holye (?) ghedaen alsoet noch wel blict: allemaal verzinsels want ze waren van eenvoudige komaf van Doornik, waar zij geen wapen voerden en die in Brugge waren allen groothandelaars, kruideniers en ‘komscheppers’ (allicht wordt hiermee een winkelier in voedingswaren bedoeld die de waren met de schep verkochten, zoals ook blijkt uit een ander oud woord voor handelaars in voedingswaren: schuppenier). Maar omdat Jacob, zoon van Wouter schout van Brugge werd (en een jaar nadat C. Gailliard dit schreef, in 1556 zelfs geridderd werd), met de Brugse adel begon om te gaan en zijn kinderen in de adel huwden, begonnen ook de kinderen van Cornelis Despars, die een olijf koper was in de Oude Zak (een straat in Brugge) nl. Mark en Niklaas Despars (de kroniekschrijver) rapieren (dolken) en flouelen bonetten (fluwelen mutsen) te dragen (iets wat volgens de toen geldende kledingsvoorschriften alleen voorbehouden was aan edelen). En overal waar zij kwamen, spraken zij van hun edele afkomst en beweerden ze zelfs dat ze van de hertogen van Bourgondië en Bretagne afstamden, twelc alle fabels waren en(de) alle de werelt wiste de contrarie want zij haddent de contrarie ghesyen: allemaal verzinsels want de hele wereld (d.w.z. de Bruggelingen) wist wel beter, want ze hadden de Despars altijd al als groothandelaars bezig gezien. C. Gailliard maakte in de marge een tekening van dit ‘nieuwe’ wapen Despars en schrijft er – schamper – boven: de nieuwe ghedroemden wapen van Despars: het wapen zoals het alleen in de dromen van de familieleden Despars bestond. 486
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
Cornelius Gailliards tekst zelf kritisch onder de loep genomen Als Cornelius Gailliard zijn Brugse stadsgenoten kritisch doorlicht, zal hij het ons wel niet kwalijk nemen als we dat zelf ook eens doen met zijn eigen tekst. Over Jacob Despars, geneesheer van koning Karel VII van Frankrijk en van Philips de Goede is het duidelijk dat deze inderdaad een historische figuur is. Getuige daarvan zijn meerdere recente wetenschappelijke bijdragen over hem. Maar zij laten hem wel overlijden op 3 januari 1458 te Parijs en niet te Brugge.13 Wat de plaatsaanduidingen in het verhaal betreft is er een grote consistentie: alle vermelde plaatsen zijn in dezelfde stadsbuurt: het gekende huis Cranenburch14 is op de noordwestelijke kant van de Markt, de andere plaatsen zijn alle in of nabij de St.-Jansstraat (een straat ten noordoosten van de Markt): bij de crane in [het huis] de Galleye15 is pal tegenover de stedelijke houten loskraan in de Vlamingstraat ter hoogte van het westelijke einde van de St.-Jansstraat, [het huis] de Eenhoorn wordt vermeld als in de St.-Jansstraat en lag inderdaad in het stuk tussen het St.-Jansplein en de Ridderstraat, waarachter zich in de verste helft de noordzijde van de oude St.-Walburgakerk uitstrekte.16 Het is ook in die kerk dat Mark Despars begraven werd. Dat hij niet in de St.-Janskerk begraven werd, betekent misschien dat zijn woning tot de St.-Walburga parochie behoorde. Jacob, zoon van Mark Despars kocht in oktober 1484 het huis Ten Nieucasteele, opnieuw gelegen vlakbij de stadskraan: staende te voorhoofde in de Vlamijncstrate bij der Buerse an de oostzijde van der strate naesten den Weichuuse en de plaetse van der Crane an deen zijde en de sher Lievin Moreels huuse dictus den Cop altera. 17 13
14
15
16
17
W.H.J. Weale, ‘Généalogies …’, op. cit. geeft van hem een uitgebreide biografie; Th. Glick, St. J. Livesey, F. Wallis, Medieval Science, Technology, and Medicine. An encyclopedia, Routledge, 2005, vooral gebaseerd op artikelen van Danielle Jacquart, waarvan we er hier één citeren: ‘Le regard d’un médecin sur son temps: Jacques Despars (1380?-1458)’, in: Bibliothèque de l’école des chartes, Vol. 138 (1980), nr. 1, pp. 35 – 86, een samenvatting van haar universitaire thesis uit 1971. Zie ook Wikipedia, ‘Jacques Despars’. In deze bronnen wordt hij vermeld als geboren te Doornik en overleden op 3 januari 1458 te Parijs. In Doornik is er ook een rue Despars. Cranenburch is nu het café op de westkant van de Grote Markt (nr. 16), het rechterhoekhuis met de St.-Amandsstraat, de naam staat in grote letters op de gevel. Het is het huis waar in 1488 Maximiliaan van Oostenrijk door de boze Bruggelingen enkele maanden werd opgesloten. (Met dank aan J. D’Hondt, Stadsarchief Brugge voor deze en de volgende identificaties van plaatsen en huizen.) De crane is de houten loskraan die stond op het huidige kleine pleintje aan de hoek van de Vlamingstraat en de St.-Jansstraat. Vroeger liep de waterweg die nu eindigt aan het Biskajerplein nog verder door tot aan de Grote Markt (thans de straat Kraanrei, het verdere stuk tot de Markt is dichtgebouwd). Hier werden de schepen, komend via de Lange rei en de Spiegelrei gelost. De Gallye (galeischip) is een huisnaam. Er waren twee huizen ‘de Gallye’ in de buurt van de St.-Jansstraat: één aan de westzijde van de Vlamingstraat (links van de 19de-eeuwse stadsschouwburg, dus pal tegenover het linkereinde van de St.-Jansstraat), het andere was het hoekhuis Wijnzakstraat - Biskayerplaats, iets ten noorden dus van het midden van de Sint-Jansstraat. Het moet duidelijk om het eerste gaan (by de crane). In 1580 wordt het genoemd: Eertyts de Vijf Banden nu Den Eenhoorne. De Sint-Walburgkerk in die tijd stond op de hoek van de St.-Jansstraat met de Ridderstraat. Deze kerk werd afgebroken in 1781 en als nieuwe parochiekerk werd de wat verder op het St.-Maartensplein gelegen Jezuïetenkerk in gebruik genomen. SAB, handelsregister Jacob Despars 1478-99, fo 82v. Bij der Beurse moet niet begrepen worden als nabij het huis Ter Beurse, dat zich een honderd meter noordelijker aan de rechterkant van de Vlamingstraat staat, maar ‘nabij het Beursplein’. Dat plein was redelijk groot. De huisnaam Ten Nieucasteele staat niet vermeld in de Zestendelen, maar wel het buurhuis Den Cop (Carmers folio 9) in de Zouterstraat (nu Vlamingstraat nr. 58, Zouterstraat is de oude naam voor de huidige Academiestraat) als het eerste huis vertrekkend van het Kraanplein richting Beursplein.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
487
Deel van het stadsplan van Brugge van Marcus Gerards uit 1562 (het noorden is onderaan, rechtsboven bij de letters B E is de noordoosthoek van de Grote Markt). 1: het huis de Galleye, 2: de loskraan, 3: de St.-Janskerk. De St.-Walburgakerk valt net buiten dit plannetje maar bevindt zich achter de huizen die getekend zijn boven de ‘Sint’ in de aanduiding Sint jans straete. Op dit plan herkent men ook nog het huidige uitzicht van de Poortersloge (rechts midden, met de hoge uitkijktoren).
Waar de 19de-eeuwse genealogieën, zowel die van Jan Jacob Gailliard als Weale compleet aan voorbijgaan zijn de beroepsactiviteiten van de familieleden Despars. Beide auteurs hebben enkel oog voor de openbare functies of functies in gilden en broederschappen die de familieleden bekleedden. De 16de-eeuwse Cornelius Gailliard doet dit aspect van de familiegeschiedenis wél uit de doeken: de Despars waren grossier van specerie, cruwenier, olijvcopre: dus (groot)handelaars in specerijen, kruiden en olijvenhandelaars. Dit wordt volledig bevestigd in de 20ste-eeuwse economisch-historische literatuur.18 Reeds Mark Despars had contacten met Portugal en in elk geval stuurde hij zijn zoon Jacob naar dit land (deze laatste hield er de gewoonte aan over om maandnamen in zijn handelsregister in een verportugeesde vorm te noteren). In 1480 reisden de broers Jacob en Wouter samen naar Portugal, terwijl hun andere broer Jan Despars te Brugge de boekhouding waarnam tijdens hun afwezigheid. Deze Jan, die in 1477 nog lakenhandelaar was geweest, zat in 1483 volop in de suikerhandel (suikerriet uit Madeira) (diens zoon Jacob was later handelaar in Spanje in Valentia (invoerder van zuidervruchten), waar hij overleed). Midden 1481 keerde Jacob terug, maar Wouter bleef nog minstens 7 jaar in Portugal. Na het overlijden 18
488
(red.) A. Vandewalle, Hanzekooplui en medicibankiers, pp. 45-49 (‘Brugge en Portugal’) en p. 50 (‘Brugse suiker uit Madeira. Het handelshuis Despars tijdens de late 15de eeuw’); O. Mus, ‘De Brugse Compagnie Despars op het einde van de 15de eeuw’, in: Handelingen van het genootschap voor Geschiedenis, CI (1964), Brugge, pp. 5-118.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
van hun vader Mark in 1477 had Jacob Despars met zijn broer Wouter een handelscompagnie opgezet voor de verkoop en distributie van Portugese landbouwproducten: madeirasuiker, melasse (stroop), olijfolie en zuidvruchten zoals vijgen en rozijnen. Omgekeerd probeerden zij in Lissabon Vlaamse en Zuid-Duitse producten te verkopen: laken, tapijt, fusteinen en Nürnbergse ringen en vaatwerk in koper en messing ten behoeve van de Portugese ruilhandel met West-Afrika. Van Jacob Despars († 1500) is nog een lijvig verkoopsregister over de jaren 1478-1499 bewaard (SAB). Het was Wouter die in Lissabon de handelsbelangen van de firma behartigde, hij vestigde er in 1480 een bijhuis en coördineerde de handelsoperaties met Madeira. In de jaren 1490 ageerde hij als zelfstandig suikerhandelaar en plantageeigenaar in Funchal en vergaarde hij een aanzienlijk fortuin. Andere Brugse handelshuizen zoals Nieulant, Lem en de handelaars Parmentier en Lombaert boerden ook bijzonder goed met deze suikerhandel en investeerden in plantages op Madeira. De buurt waar de Desparsen verbleven, nl. om en rond de St.-Jansstraat, is ook de buurt waar de Portugese handelaars verbleven: toen in 1494 de stad beloofde voor hen een natiehuis ter beschikking te stellen, was het huis dat in aanmerking kwam gelegen aan de oostzijde van de Ridderstraat tegenover de oude St.-Walburgakerk19, dus vlakbij de hoek met de St.-Jansstraat. En wat met het wapenschild Despars waar het Cornelius Gailliard allemaal om te doen is? In de repertoria van J.-J. Gailliard en V. Vermeersch20 worden diverse grafstenen of –monumenten beschreven met al dan niet vermelding of er wapenschilden op voorkomen: - Mark Despars († 1477 (n.s.)) x Margareta Metteneye. Wapen Despars: een omgewende zittende eenhoorn (Gailliard, St.-Walburga, p. 30). - Catharina Despars († 1466 (n.s.)), dochter van Mark [en Margareta Metteneye], echtgenote van Pieter van Aertrycke21: een kop van een eenhoorn (geen voorpoten) (Vermeersch, p. 240-241, nr. 245). In de tekening van Gailliard is het wapen Despars: in keel een uitkomende eenhoorn van zilver (met de voorpoten) (Gailliard, St.-Donaas, p. 132). - Maria Despars († 1479), dochter van Mark en Margareta Metteneye. Op de tekening zien we een gedeeld wapen van den Heede – Despars. Het wapen Despars is: in keel een uitkomende eenhoorn van zilver (Gailliard, O.L.Vrouw, p. 396).22
19 20
21
22
A. Vandewalle, ‘Het natiehuis van de Portugezen te Brugge op het einde van de 15de eeuw’, in: Getuigen in polderklei. Huldeboek dr. historicus Godgaf Dalle, Veurne, 1990, pp.171-180, i.h.b. p. 173. J.-J. Gailliard, Inscriptions funéraires et monumentales de la Flandre occidentale avec des données historiques et généalogiques. Arrondissement de Bruges. T I, 1e p., Bruges. Eglise de St.-Donat, Eglise de St.-Walburge, Brugge: Edw. Gailliard, 1861; J.-J. Gailliard, Inscriptions funéraires et monumentales de la Flandre occidentale avec des données historiques et généalogiques. Arrondissement de Bruges. T I, 2e p., Bruges. Eglise de Notre Dame, Brugge: Edw. Gailliard, 1866; V. Vermeersch, Grafmonumenten te Brugge voor 1578, 3 vols., Brugge: Raaklijn, 1976. Vermeersch blazoeneert de wapens niet, Gailliard tekent ze altijd. Op de afbeelding uit het hs. Molo (SBB) in Vermeersch, Grafmonumenten … op. cit., op p. 240 lezen we in de golvende tekstband van de omlijsting: Hier leghet begraeven joncvr. Kathelijne Marc Despaers dochter Pieter van Aertijckens wijf was. In de beschrijving nr. 245 (p. 241) vergist de auteur zich, want hij noemt haar: Catharina Despars, echtg. van Marc van Aertrijcke. In Gailliard, Bruges …, op. cit., II, p. 463 staat nog dat zij nog een tweede maal huwde met een Jan Losschaert, maar dit is niet mogelijk gezien zij voor haar eerste echtgenoot Jan vanden Heede († 1501) overleed in 1479, zoals aangegeven in de tekst van het grafschrift van dit echtpaar in Gailliard, Inscriptions funéraires …, O.L.Vrouwkerk, p. 296. In Bruges et le Franc laat Gailliard haar overlijden in 1521. Weale, ‘Généalogies …’, op. cit. vermeldt inderdaad geen tweede echtgenoot maar Jan Losschaert als de tweede echtgenoot van haar zuster Adriana Despars.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
489
- Jacob Despars († 1500) x Elisabeth de Louf (Vermeersch, p. 420, nr. 389, geen vermelding van een wapen). - Wouter Despars († 1515) en Lodewijk Despars (†1558), zoon van Jacob [zoon van Wouter] (Vermeersch, p. 477, nr. 451). - Cornelis Despars († 1537 (n.s.)) x Catharina Strabant (†1553) (Vermeersch, p. 578, nr. 523, geen vermelding van een wapen, wel vermelding, maar geen beschrijving in hs. De Hooghe, SBB Hs 449, III, p. 182). - Jacob Despars († 1558) x Barbara de Landas († 1534) (Vermeersch, p. 572, nr. 519). Dit familiewapen is in vorm en kleuren nog duidelijker zichtbaar in enkele nog bestaande portretten van familieleden Despars: - Portret bewaard in het kasteel Ten Berge, Koolkerke, waarvan kopie in het Potteriemuseum Brugge, oude ziekenzaal (aan de balie)�: Wouter Despars († 1515): gevierendeeld, in 1 en 4: in goud 3 schuinbalken van lazuur met een blokzoom van keel en sabel, in 2 en 3: in hermelijn een schuinbalk van keel beladen met 3 ringen van goud. - H. Bloedkapel Brugge, archiefkamer: op een tweeluik gemaakt in 1556 door de Brugse schilder Pieter Pourbus� staan op het linkerluik 16 van de 31 leden van de Confrérie van het H. Bloed afgebeeld (waaronder een Despars) met op het kader hun wapenschilden. Het wapen Despars is er: gevierendeeld, in 1 en 4: in goud 3 schuinbalken van lazuur met een blokzoom van sabel en keel, in 2 en 3: in hermelijn een schuinbalk van keel beladen met 3 ringen van goud, over alles heen een hartschild: in keel, een uitkomende eenhoorn van zilver. Vermoedelijk gaat het hier om Jacob Despars, zoon van de hiervoor genoemde Wouter, schout en burgemeester van Brugge, die overleed in 1558.� Deze Jacob Despars werd in 1524 verkozen als lid van de confrerie van het H. Bloed en was proost van de confrérie in 1526-27.� In 1541 werd een groot glasraam vervaardigd met daarop 31 familiewapens, waaronder een wapen Despars. Een Jacob Despars wordt vermeld onder de 28 personen die giften deden om dit glasraam te bekostigen. � - Portret bewaard in het kasteel Ten Berge, Koolkerke: Niklaas Despars († 1597) (hier afgebeeld), gemaakt in 1569 (een kopie hiervan werd in de 17de eeuw gemaakt voor de portrettengalerij van het Potteriehospitaal te Brugge, thans in de refter): gevierendeeld, in 1 en 4: in lazuur 3 schuinbalken van goud met een blokzoom van keel en zilver, in 2 en 3: in hermelijn een schuinbalk van keel beladen met 3 ringen van goud. 23 - Memlingmuseum Brugge, St.-Janshospitaal, oude apotheek, voogdenkamer: Jacob Despars (° 1524, † 22 juli 1622)24, zoon van Jacob en Barbara de Landas (een leeftijdsgenoot en achterneef van Niklaas Despars): gevierendeeld: in 1 en 4: gedwarsbalkt van goud en lazuur van 8 stukken met een blokzoom van keel en zilver van 28 stukken, in 2 en 3: in hermelijn een schuinbalk van keel beladen met 3 ringen van goud. Men ziet dat er wat variatie is in de kwartieren 1 en 4 in de interpretatie van wat de kleur van het veld en de schuinbalken is (maar met netto-effect hetzelfde beeld) en in de blokken
23 24
490
Met in de bovenrand: 1569 en in de onderrand: Atatis.Sui.47. Gailliard, Bruges …, op. cit., II, p. 471; A. de Schietere de Lophem, ‘Iconographie Brugoise. I. L’Hôpital St.-Jean’, in: Tablettes des Flandres, T. 3, Brugge 1950, pp. 351-371, i.h.b. p. 356-357. Dit portret noemt hem wel Joannes Despaers factus tutor, i.p.v. Jacobus en vermeldt als overlijdensdatum: obiit 10 martii 1618, dit laatste is evenwel de einddatum van zijn mandaat als voogd. De tekst schijnt hier dus nogal onoplettend aangebracht te zijn. Blazoenering volgens de Schietere, een visuele inspectie in situ liet niet toe alle details van het wapen op het schilderij, hoog opgehangen in een donkere hoek, te verifiëren, maar zeker is dat er geen hartschildje op staat.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
in de zoom (keel en sabel of keel en zilver25), maar vooral in het al dan niet voorkomen van het hartschild met de eenhoorn. Maar men mag wel niet over het hoofd zien dat de portretten in het Potteriemuseum niet alle geschilderd zijn tijdens het leven van de betrokkenen! Zo zijn de portretten van voogden van het Potteriehospitaal die overleden aan het eind van de 15de eeuw (zoals Martinus Lem, † 1487 of Joos van Varsenare, † 1498) helemaal in dezelfde stijl als die van voogden overleden in de 17de eeuw... Deze portretschilderijen zijn niet eerder dan de 17de eeuw gemaakt! Men weet helaas niet wanneer precies met die portrettenreeks werd begonnen. Maar het betekent wel dat het wapenschild op ‘oude’ portretten niet noodzakelijk voorgesteld is in de vorm zoals de geportretteerde dat voerde, maar wel zoals zijn afstammelingen - naamdragers die ergens in de 17de eeuw voerden. Maar dit kan ook gelden voor het ‘originele’ portret van Wouter Despars († 1515). Op zijn portret ziet hij eruit als een dertiger. Geboren circa 1455 moet dit hem dus voorstellen in de jaren 1480-90. Maar de stijl is helemaal niet laatmiddeleeuws! De globale vormgeving (in een ovaal) en alle andere kleine details zijn volledig identiek met dit van de kopie in het Potteriehospitaal. Misschien werd het ‘origineel’ zelfs gelijktijdig gemaakt met die kopie en is het dan ook vroeg 17de-eeuws. Wij vermoeden dan ook sterk dat het wapen op het portret van Wouter in feite geschilderd werd naar het wapen zoals gevoerd door de familie Despars in de 17de eeuw, en dat Wouters wapen allicht ook nog het hartschild met de eenhoorn bevatte, zoals dit in het wapen van zijn zoon Jacob nog voorkomt.26 Deze reserve is uiteraard ook van toepassing voor het portret in het Potteriehospitaal27 van Niklaas Despars († 1597). En wat met het ‘origineel’ uit het kasteel Ten Berge? Hier doet het portret wel zeer eigentijds aan: in de bovenrand staat een jaartal: 1569 en in de onderrand: Atatis.Sui.47. Het ziet er echt 16de-eeuws uit en is ook anders vormgegeven dan zijn kopie in het Potteriehospitaal. Het wapen is dan allicht wel dit zoals hij Niklaas het in 1569 voerde. Daarnaast zijn er nog andere eigentijdse voorstellingen van zijn familiewapen: er is zijn grafmonument in de kerk van het Onze-Lieve-Vrouwhospitaal van de Potterie zelf, dat zijn wapen en die van zijn vier grootouders afbeeldt maar ook nog zijn wapenbord in dezelfde kerk (rechtse muur, helemaal achteraan): een groot rechthoekig bord met zijn wapen en dit van zijn vier grootouders en de tekst ‘Obiit 20 nov 1597’. De wapens zijn in overeenstemming met dit in zijn portret. Ook over het wapen van de vermoedelijke Jacob Despars, lid van de Confrérie van het H. Bloed uit 1556 zijn we zeker wegens de datering die de schilder Pourbus zelf aanbracht. Samengevat is het wapen dus: - 1466: een kop van een eenhoorn (maar allicht een vereenvoudiging van de tekenaar). - 1477: een omgewende zittende eenhoorn. - 1479: in keel een uitkomende eenhoorn van zilver. 25
26 27
Wouter en zijn zoon Jacob hebben keel en sabel. Niklaas (kleinzoon van Jacob, broer van Wouter) heeft keel en zilver. Men zou kunnen afleiden dat beide broers een kleine variatie in de blokzoom aanhielden om de takken te onderscheiden, maar Jacob, kleinzoon van Wouter, zoon van Jacob heeft dan wel weer keel en zilver, zoals zijn achterneef Niklaas! De opmerking van W.H.J. Weale, ‘Généalogies …’, op. cit., p. 401 dat het hartschild met de eenhoorn een breuk zou zijn op het wapen van zijn vader is dus niet terecht. In de blazoenering van dit portret uit het Potteriehospitaal is volgens de Schietere de tweede kleur van de blokzoom sabel i.p.v. zilver en de ringen van sabel i.p.v. goud. Dit portret bevindt zich in de refter die niet behoort tot de ruimtes die door het museum voor bezoekers opengesteld zijn, zodat we niet konden vaststellen of die afwijking een fout in de kopie of een fout in de blazoenering is.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
491
- « 1515 » en 1556: gevierendeeld, in 1 en 4: in goud 3 schuinbalken van lazuur met een blokzoom van keel en sabel (of sabel en keel), in 2 en 3: in hermelijn een schuinbalk van keel beladen met 3 ringen van sabel, over alles heen een hartschild: in keel een uitkomende eenhoorn van zilver. - 1569: gevierendeeld, in 1 en 4: in lazuur 3 schuinbalken van goud met een blokzoom van keel en zilver, in 2 en 3: in hermelijn een schuinbalk van keel beladen met 3 ringen van goud. - 1622 of eerder: gevierendeeld: in 1 en 4: gedwarsbalkt van goud en lazuur van 8 stukken met een blokzoom van keel en zilver van 28 stukken, in 2 en 3: in hermelijn een schuinbalk van keel beladen met 3 ringen van goud. De evolutie van een volle naar een halve eenhoorn, naar een volledig nieuw wapen maar met het oorspronkelijke schild nog als een hartschild en tenslotte zonder het oorspronkelijke schild wordt dus inderdaad ook door deze iconografische bronnen bevestigd. De wapens van twee andre ghesclachten die hem niet an en ghijngen noemt Gailliard: te weten van die Silly en(de) van de Hoeft. We vinden inderdaad op een schepenzegel van 1455 een wapen Hooft: in hermelijn een schuinbalk van keel beladen met 3 ringen van goud.28 Voor het wapen in de kwartieren 1 en 4 die Gailliard, Silly noemt vonden we niet meteen iets overeenstemmend tenzij van ver gelijkend op het wapen Trazegnies, pairs van Silly.29 Gailliard vermeldt dat de Despars rondbazuinden dat zij van de hertogen van Bourgondië en Bretagne afstamden. Bevatte dit nieuw ontworpen wapen verwijzingen in die richting? Het lijkt er wel op. Men kan immers niet ontkennen dat het nieuwe wapen nogal ‘Bourgondische’ trekjes heeft. De kwartieren 1 en 4 van Wouter Despars’ wapen zijn: in goud 3 schuinbalken van lazuur met een blokzoom van keel en sabel. Dat lijkt wel erg goed op de kwartieren 2 en 3 van het gevierendeelde wapen van hertog Jan zonder Vrees († 1419): geschuinbalkt van lazuur en goud van 8 stukken met een blokzoom van keel en zilver [Bourgondië]. En net zoals Jan zonder Vrees over alles heen nog een hartschildje had (met een klimmende leeuw [Vlaanderen]), had Wouter Despars ook een hartschildje (met een uitkomende eenhoorn). En is er ook een Bretoens trekje in dit wapen terug te vinden? Misschien toch wel: in de kwartieren 2 en 3 is het veld nl. hermelijn. Nu was het wapen van de Bretoense hertogen een zeer eenvoudig wapen: hermelijn (zonder meer). Maar vooral: in de 16de eeuw werd door een aantal Vlaamse families die hermelijn in hun wapen voerden het verhaal verspreid dat zij dit eind van de 14de eeuw van de hertogen van Bretagne zouden gekregen hebben uit erkentelijkheid voor de deelname van een voorouder in een erfopvolgingsstrijd (1341-1364) voor het hertogdom Bretagne. Het huis van Bretagne had eind van de 16de eeuw een groot prestige verworven dat afstraalde op het hermelijn van hun wapen. Om van dit prestige een 28
29
492
Archief Groot Seminarie Brugge, Oorkonden abdij Ter Duinen, nr. 2359. Maar meestal is de schuinbalk in het wapen Hooft beladen met 3 penningen van goud. Zie: P. Donche, Wapenboek van Veurne-Ambacht, 440 familiewapens uit de periode 1229-1952, Berchem, 2008 (meestal zegels, de kleuren worden gegeven door A. Merghelynck in zijn werk over het kasteel Beauvoorde). Het gemeentewapen van het dorp Silly (Opzullik, in Henegouwen nabij de grens met Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen) is: gedwarsbalkt van goud en lazuur met een schaduwleeuw over alles heen en een uitschulpte zoom van keel. Alleen de dwarsbalking komt overeen met het wapen in de kwartieren 1 en 4. De familie de Hembyze voerden hetzelfde wapen en met wapenspreuk Silly! Silly!. Zij zouden afstammen van de familie de Trazegneis, pairs van Silly, die hetzelfde wapen voerden (en dat ook het gemeentewapen is van het dorp Trazegnies in Henegouwen ten zuidoosten van Silly). Dit wapen wordt ook bij Rietstap vermeld onder Silly.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
graantje mee te pikken claimden deze families dat het hermelijn in hun wapen hen door de Bretoense hertogen verleend was. Inmiddels is wel aangetoond dat de hermelijnverlening één grote fabel is, maar die fabel was in de 16de eeuw springlevend en ook in de volgende vier eeuwen helemaal nog niet ontkracht.30 Één van de families (van Stavele) claimde zelfs van de hertogen van Bretagne af te stammen, hun wapen was: in hermelijn een schuinbalk van keel.31 Het verschil met kwartieren 2 en 3 bedraagt enkel de drie ringen van goud op de schuinbalk. Besluit Het verhaal van Cornelius Despars wordt bijna volledig bevestigd door archiefbronnen of in bewaarde iconografische bronnen. Alleen dat geneesheer Jacob Despars zijn broer/neef Mark Despars in een Brugse apotheek had geplaatst om er het vak van geneesheer te leren kon niet bevestigd (noch ontkend) worden, maar dit is ook in Gailliards tijd, al meer dan 100 jaar geleden. Maar al wat erna komt doorstaat de toetsen. We mogen aan Gailliards verhaal dus veel geloof hechten. Het is een mooi en exemplarisch verhaal van hoe families evolueerden van handelaars tot groothandelaars, een fortuin opbouwden, zitting namen in de schepenbanken, zelfs burgemeesters van hun stad werden, functies bekleedden in openbare instellingen zoals hospitalen en in broederschappen en hun netwerk van relaties steeds verder uitbouwden. Zij kochten ook weldra heerlijkheden op, namen de uiterlijke kenmerken van de adel over (dragen van wapens, overname van kledingselementen voorbehouden aan de adel) en kozen zich een prestigieus uitziend wapen. In enkele generaties slaagden zij er zo in zich in de adel te assimileren. Adel was in het laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Vlaanderen een dynamisch fenomeen, ertoe behoren was een kwestie van sociale consensus: doorslaggevend hierin was hoe de gevestigde adel er over dacht. Door de opbouw van een vermogen, het bezit van heerlijkheden, het overnemen van de adellijke levensstijl en het huwen binnen de gevestigde adel, kon men er uiteindelijk in opgaan. Tegen het einde van de 16de eeuw veranderde die situatie: adeldom werd voortaan vastgelegd in een juridisch statuut en de vorst trok de erkenning naar zich toe.32 De Desparsen zouden het een stuk moeilijker gehad hebben wanneer hun ambities pas een halve eeuw later zouden opgeborreld hebben. Cornelius Gailliard was zijn tijd vooruit en had het er al eerder moeilijk mee …
30
31 32
Dit kan men lezen in de oude genealogieën van de families van der Burch, Masin, Schinckelle en van Stavele, deze laatste familie beweerde zelfs rechtstreeks van de Bretoense hertogen af te stammen. Ook Cornelius Gailliard in zijn handschriften neemt deze beweringen over zonder kritiek. Zie over deze fabel: P. Donche, ‘De hermelijn, een heraldisch fabeldier?’, in: Heraldicum Disputationes, jrg. 5 (2000), nr. 3, pp. 55-73 en idem, ‘Nog meer Vlaamse strijders’, in hetzelfde tijdschrift, jrg. 5 (2000), nr. 4, pp. 75-84 en P. Donche, ‘L’hermine, animal héraldique fabuleux? ou la fable de l’origine bretonne des armes flamandes à l’hermine’, in: Le Parchemin, jrg. 69, nr. 352 ( juli-aug. 2004) pp. 308-315 en nr. 353 (sept.-okt. 2004) pp. 355-370. J. Van Acker, ‘De familie van Stavele (1298-1603) in de kasselrijen van Veurne en Kortrijk’, in: Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, Nieuwe reeks, LIV, Kortrijk, 1988. Vergelijk met F. Buylaert, ‘Edelen in de Vlaamse Stedelijke samenleving. Een kwantitatieve benadering van de elite van het laatmiddeleeuwse en vroegmoderne Brugge’, in: Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis, 4 (2007), nr. 2, pp. 29-56, vooral p. 30.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009
493
Bijlage:33 1440 ofte daero(m)trent quam te Brugghe wonen van Doernicke e(ne) m(eester)e Jacop Despars, medecijn en(de) Marcx Despars zijn broeder. En(de) desen Marcx was van zijn broeder de medecijn bestedt up Cranenburch in d’apotekrije om dat te leeren om dat hij ooc een medesijn zoude worden. En(de) daer naer ghync hij wonen bij de Crane in de Galleye met de bastardt Woutre Metteneye grossier van specerie daer hij zoe wel diende dat zijn meestre dede hem hebben een dochtre van de Ferlingetz. En(de) hij wierdt een cruwenier en(de) naer de doodt van dat wijf zoe was Marcx Despars wel gheproffyters en(de) bleef altijts zijn mester Woutre Metteneye onderdanich en(de) bedienstych, waero(m)me hij een van zijn dochters in huwelyc ghecreech. En(de) naer t’hoverlijden van de(n) vors(eide) bastardt Metteneye zoe bleef Marcx Despars in dye grossiers wincle wonende en(de) houdende tot dat die zijn houdtste zoene over hadde en(de) hij ghync doens wonen in de Eenhoorne in St Jans strate. En(de) als hij doet was zoe deden zijn kynderen een schildt met een eenhoorne op zijn sepulture stellen want hij en hadde gheen wapene en(de) was begraven Sint Wouburghe in die cappelle neffens dat sacrament. En(de) daer naer X ofte XIJ jaer zoe dochte zijn kynderen de voors(eide) wapen niet goet zynde, accordierden dat zij draghen zouden een roden schildt met een alven eenhoorne alsoo ghy hier op de margeien zien muecht. Een(de) daer naer quam Woutre Despars en(de) die troc in Portugael. En(de) als hij wedero(m)me quam zoo dochte hem die wapen niet goet en(de) singierde een andre wapene warin twee andre ghesclachten die hem niet an en ghijngen te weten van die Silly en(de) van de Hoefts en(de) zeyde dat hem de conync van Portugael die ghegeven hadde. En(de) naer zijn doot zoe zeyden zijn zoene Jacob en(de) d’andre Despars dat de vors(eide) wapen haerlyeden houde wapen was, twelc alle fabels waren want zij van sympele vrienden van Dornicke … waren die gheen wapen hadden. En(de) dese Despars hebben alle te Brugghe grossyers, cruweniers en(de) comschepe in de holye (Galye?) ghedaen alsoet noch wel blict. En(de) om dat Jacop fs Woutre Despars schoudt van Brugghe wiert en(de) die noblesse begonste te anthuwen met zijn kynderen zoo begonsen de kynderen van Cornelys Despars in d’Ouden Zac, den olijvcopre Marcx en(de) m(eester) Niclays de rapieren en(de) flouelen bonetten te draghen en(de) den hedelmannen te maken maer, met gherbter mede. (?) En(de) waer zij quame, sproken altijts van haerlyeden noblesse en(de) zeyden dat zij van den hertoch van Bourgoigne en(de) Bretaingne ghecom(m)en waren twelc alle fabels waren en(de) alle de werelt wiste de contrarie want zij haddent de contrarie ghesyen. 33
494
BnF, Ms. Néérl.,75, fo 70r-70v. De hele tekst staat er als één enkele zin. Voor de leesbaarheid hebben we zelf zinseinden, nl. een punt en een hoofdletter aan het volgende woord (meestal En(de)) ingevoerd.
Vlaamse Stam, jg. 45, nr. 5, september-oktober 2009