Opleiding Radiodiagnostiek in de jaren tachtig
Hans Aarts De onderzoeksapparatuur evalueerde van conventioneel naar minder conventioneel: Doorlichtsystemen en bucky met of zonder planigrafie. Angiosystemen, mammografie en echografie, van statisch naar real time. Met als overgang naar het niet conventioneel in de vorm van de CT-hoofdscanner, waarbij de single slice CT-bodyscanner een scantijd had van 3”. In 1989 eerste spiraal CT Siemens, in 1983 eerste Philips MRI (0,15T) in het Academisch Ziekenhuis Leiden (AZL) en in 1984 in het AZL de eerste supergeleidende 0,5T MRI.
De administratie was nog eenvoudig. Verslagen werden via de dictafoon uitgetypt, en de fotomappen werden opgeslagen in een fysiek aanwezig archief. De foto’s waren in die tijd ook vaak zoek en werden teruggevonden in de bureaulade van een chirurg of andere collega. Ook werd er gebruik gemaakt van een oervorm van het Radiologie Informatie Systeem (RIS).
Administratie
Archief
Het bestaan van de radioloog was overzichtelijk. Het grootste deel van de dag werd ingenomen door het uitvoeren van de arbeidsintensieve ‘hands-on’ onderzoeken:
intraveneus pyelogram (IVP) en cholangiogram (IVC), lymfografie, dacrocystografie en doorlichtwerk met contrast, zoals X-oes / maag / dunnedarm / colon, HSG, MCUG, artro/ myelo- / broncho- / laryngografie. Verder werd de dag gevuld met verslagwerk van de bucky: skelet, thorax en buikoverzichten. Mammogrammen en echografie, maar ook interventies vroegen om aandacht. De CT-scanning was gelukkig nog niet zo snel dat het verslagwerk hiervan in het gedrang kwam.
Thorax
POZ
Mammo De opleidingseisen waren vrij eenvoudig: “de assistent moet kennis verkrijgen van en vaardigheid ontwikkelen in alle soorten van beeldvormende tech- nieken, zoals ……. die ten tijde van de opleiding behoren of kunnen behoren tot het werkterrein van de radioloog” “In het 1e jaar moet de assistent algemene basiskennis verkrijgen van apparatuur, filmeigenschappen, verschillende beeldvormende technieken en de methode van beoordelen en verslaan” “…moet geconfronteerd worden met breed scala aan afwijkingen, onder meer door een dagelijkse fotobespreking” “…..dient vaardigheid te ontwikkelen in het bespreken van de resultaten…” “ …voordracht of publicatie…..”
De opleiding duurde toen vier jaar, nadat ze was gesplitst in een radiotherapeutische en een radiodiagnostische tak. Einde jaren tachtig werd de opleiding vijf jaar, en met toestemming van de radiotherapie werd het specialisme radiologie genoemd. Er was een koppeling met de opleidingen Interne en Heelkunde.
Er waren toen ook al visitaties. Aandachtspunten hierbij waren: -
Opleider, erkenning gekoppeld aan persoon Draagvlak opleiding radiodiagnostengroep Inhoud opleiding Eenheid in protocollen Werkbelasting assistenten Supervisie Kwaliteit diagnostiek, steekproef archief Besprekingen Heilig Uur
Stage echografie anno 1982: - echo hals, echo buik - punctie, eerst na lokalisatie, later real time
De opleiding radiodiagnostiek in de jaren tachtig Stages 2-3 maanden - Combinatie van ‘iets doen’ en bucky beoordelen/verslaan - Geen vaste volgorde Jaar 1: - ‘botjes’, thorax en buikoverzicht
Jaar 1-2: - GE bariumonderzoeken - uroradiologie: IVP, MCG, urethrogram - artrografie - kinderen en mammografie Jaar 3: - neuro CT, myelografie - echo en body CT - angiografie (diagnostisch) - (nucleaire geneeskunde) Jaar 4: - herhalen - (interventies) - (MRI)
Angiografie / Interventiestage Diagnostische angiografie (TLA), Seldinger-techniek
De dagindeling was anders dan tegenwoordig en bestond uit ‘s ochtends aanleren van de onderzoekstechnieken, waaronder de contrastonderzoeken met o.a. barium- of jodiumhoudende middelen. De vroegere echotechnologie was zeer traag, maar later ‘real-time’, en ook puncties en lokalisaties gingen op den duur tot de mogelijkheden behoren tijdens de echostage. De interventiestage besloeg de diagnostische angiografie, maar ook (vaat)interventies met behulp van o.a. de Seldinger-techniek.
Heilig Uur
Supervisie
Beoordelen
Verslaan
Tot de neuro-/bodystage behoorde het begeleiden van de CTonderzoeken. Het onder de hoede hebben van de CT-scanner was veel tijdrovender dan nu: het toedienen van contrast na i.v. punctie, en daarna het wegkijken van de onderzoeken. Per dag werden maximaal 15 CT’s beoordeeld. De middagindeling bestond uit beoordelen van de ochtendproductie, waarna supervisie, verslaan en besprekingen. Het Heilig Half Uur is sindsdien qua opzet niet sterk veranderd, en ook werd in deze periode de basis gelegd voor de multidisciplinaire besprekingen, toen nog de ‘Röntgenbespreking’ genoemd, en gericht op de overdracht van radiologische bevindingen.
Rontgenbespreking De diensten gingen via de semafoon (voor de jeugdige lezers: een semafoon [ook wel bieper/pieper, pager, buzzer] is een apparaat dat kan worden gebruikt om iemand een signaal of een tekstbericht te sturen. Daarvoor is een semafoon uitgerust met één of meer telefoonnummers, die door de oproeper kunnen worden gekozen). Er waren academisch 24-uurs aanwezigheidsdiensten en perifeer bereikbaarheidsdiensten waarop geen compensatie volgde. De werkzaamheden waren vooral conventioneel en neuro-CT, later aangevuld door echografie. Het onderwijs was er in eerste instantie alleen voor assistenten - Landelijke bijscholing in Utrecht voor assistenten - Boerhaavecursus Stralenbescherming - 1983: tien deelexamens Radiodiagnostiek - AFIP: zes weken, vaak op eigen kosten De sandwichcursus als bijscholing voor radiologen kwam pas in september 1988. Ook de opleidingscapaciteit was een issue in die jaren. Er werd niet gereguleerd, en er waren grote verschillen per ziekenhuis. In de jaren tachtig jaren was er voor radiologen een moeilijke arbeidsmarkt met weinig vacatures, en in 1987 dreigde er een stuwmeer aan ‘jonge klaren’. Ook toen bleek de capaciteitsplanning moeilijk, en er was een door de NVvRd afgedwongen reductie naar 100 assistenten (ter vergelijking: in 1980 landelijk 154 en in 1982 177 assistenten).
Kenmerkende aspecten van de opleiding in de ‘Eighties’ aanleren van onderzoekstechnieken, veel handvaardigheid, ambacht veel kortdurend patiëntencontact directe supervisie radioloog, meestergezel veel nieuwe technische ontwikkelingen; echo, CT en interventie Centraal punt: de ‘wegkijk’
ontwikkeling klinische radiologie persoonlijk contact met clinici op afdeling radiologie besprekingen gericht op overdracht bevindingen gezellig
De opleiding in die dagen werd gekenmerkt door goede sfeer, waarbij de nog analoge foto’s op een centraal punt op de lichtkast werden weggekeken, en er was een nauwe samenwerking met de laboranten.
Hans Aarts radioloog Deventer Ziekenhuis
��������������������������������������������������������������������������� ��������������������������������������������������������������������������������� �����������������������������������������������������