Opleiding Mondziekten, Kaak-‐ en Aangezichtschirurgie AMC
Opleidingsplan Stage Hoofdhals Oncologie
Locatie Antoni Van Leeuwenhoekziekenhuis Afdeling Hoofdhalsoncologie en -‐chirurgie
Introductie Naast de al langer bestaande KNMG erkende stageopleiding Hoofd-‐Halsoncologie voor AIO’s KNO, heeft de afdeling Hoofd-‐Halsoncologie en –chirurgie van het NKI-‐AVL sinds 2012 ook een officiële samenwerking met de afdeling Mondziekten, Kaak-‐ en Aangezichtschirurgie van het AMC. Doordat er nu sprake is van een opleidingseenheid, zullen AIO’s MKA een 4 maanden durende full time oncologiestage in het NKI-‐AVL lopen. Specifieke leerdoelen en eindtermen De stage Hoofd-‐Halsoncologie en –chirurgie biedt de AIO’s MKA van het AMC de gelegenheid om gedurende een periode van 4 maanden kennis en vaardigheden op te doen met betrekking tot diagnostiek, behandeling en revalidatie van patiënten met maligne en/of benigne Hoofd-‐Halstumoren. -‐Kennis van de hoofdhals anatomie -‐onderkennen van de symptomatologie van Hoofd-‐Halstumoren en in staat zijn deze na uitgebreid onderzoek van het hoofdhalsgebied (o.a. FLS) te diagnosticeren en met behulp van aanvullende diagnostiek (CT/MRI/PET/CP/Biopt) a.h.v. de TNM indeling te stadieren. -‐Op basis van onderzoek en aanvullende diagnostiek een behandelplan op kunnen stellen -‐kennis hebben van de behandelopties, protocollaire richtlijnen en nuances en individualisatie hierin -‐beheersen van het onderzoeksprotocol halskliermetastasen van onbekende primaire tumoren -‐kennis hebben van de reconstructieve mogelijkheden na ablatieve chirurgie, inclusief de tandheelkundige rehabilitatie. -‐kennis hebben van de implicaties van dentogene problematiek in de Hoofd-‐Hals oncologische zorg -‐kennis hebben in de behandeling van de meest voorkomende huidtumoren -‐kennis hebben van en voorlichting geven over risicofactoren, op tijd onderkennen van psychosociale problematiek -‐kennis hebben van de indicaties voor radiotherapie, chemotherapie en chemoradiatie, inclusief beperkingen en bijwerkingen -‐participeren in multidisciplinaire samenwerking in de behandeling van Hoofd-‐ Halstumoren (radiotherapie, logopedie, tandarts, medische oncologie, radiologie etc.) -‐voldoende expositie aan en assisteren bij hoofd-‐halsoperaties (onderzoek onder narcose, commando, tracheotomie, parotidectomie, laryngectomie etc.) Voor de minimale verrichtingen voor deze stage wordt verwezen naar Thema 13 sub B & C. -‐uitvoeren van biopsieen/excisiebiopten, onderzoek onder narcose en microlaryngoscopie -‐ verrichten van tracheotomien Opleidingsschema stage hoofd-‐halsoncologie en –chirurgie voor AIOS MKA-‐ chirurgie AMC Duur: 4 maanden (full-‐time) Aanmelding
Om te zorgen voor een goede start en vanwege de mogelijk niet continue aanwezigheid van een AIO MKA-‐chirurgie op de afdeling Hoofd-‐Hals chirurgie van het AvL, wordt de AIO aangeraden een maand voor de start van de oncologiestage zijn/haar aanvang van de stage aan te kondigen. De AIO dient zichzelf hiervoor aan bij de secretaresse van de afdeling Marion van Zuilen (
[email protected]) met in de –cc de opleider (
[email protected]) en roostermaker (
[email protected]). Deze aankondigingsemail bevat de volgende gegevens: Naam, geboortedatum, adres/woonplaats, telefoonnummer, BSN nummer, periode van de stage, voorkeur voor een parkeerpas en bijgesloten papierwerk voor officiële inschrijving met kopie van het paspoort (zie bijlage). De AIO dient zelf een dag af te spreken om ingewerkt te worden voor aanvang van de stage. Dezelfde dag kan ook het papierwerk in orde gemaakt worden en de badge/parkeerkaart worden opgehaald. Week 1 & 2 Introductie: De eerste maandag ochtend start met een introductie. De secretaresse van de werkgroep zal samen met de nieuwe AIOS een badge laten maken en de inlogcodes/registraties regelen. Hierna volgt een introductieprogramma voor het EPD (Chipsoft) Kliniek: Vervolgens kan de AIO zich melden op de artsenkamer op afdeling 5C. De eerste twee weken zal de arts-‐assistent hier geïntroduceerd worden tot de zorg en logistiek rondom de patiënten met een Hoofd-‐Halstumor. Zo snel mogelijk krijgt de AIOS verantwoordelijkheid over eigen patiënten op de afdeling. Week 3 & volgende: Maandag: 8.00 – 8.15 Algemene overdracht (zaal 4) 8.15 – 15.00 OK 15.00 – 16.30 Multidisciplinair overleg (afdelingsproblematiek, voordracht nieuwe patiënten door AIOS, problemen polikliniek, voorbespreken OK programma) Dinsdag: 08.00 Bespreking afhankelijk van werkgroepschema 09.00 – 12.30 Polikliniek (anamnese/diagnostiek, regelen vervolgafspraken inclusief correspondentie nieuwe patiënten, consulten ander specialisme, controles) 13.30 – 16.30 Adminstratie/brieven 16.30 Pre-‐operatieve screening OK patiënten Woensdag 08.00 – 08.15 Algemene overdracht (zaal 4) 08.00 – 16.00 OK 16.30 – 17.00 Algemene Multidisciplinaire Oncologische bespreking 17.30 Pre-‐operatieve screening OK patiënten Donderdag 08.00 – 08.15 Algemene overdracht (zaal 4) 08.15 – 10.00 Grote visite 10.00 – 13.00 Onderzoek – Behandel-‐ Centrum (OBC) 13.00 – 16.00 OK of Onderzoek – Behandel – Centrum (OBC) Vrijdag 08.00 – 08.15 Algemene overdracht (zaal 4) 09.00 – 12.30 Polikliniek (anamnese/diagnostiek, regelen
12.30 – 13.30 13.30 – 16.00
vervolgafspraken inclusief correspondentie nieuwe patiënten, consulten ander specialisme, controles) Radiologiebespreking (1x/4 weken) Polikliniek(anamnese/diagnostiek, regelen vervolgafspraken inclusief correspondentie nieuwe patiënten, consulten ander specialisme, controles)
Stages Vanaf week 3 dient de AIO in overleg met de vertegenwoordigers van de desbetreffende disciplines een stage af te spreken op de afdeling Radiotherapie en de afdeling Medische Oncologie. Deze stages duren 2 dagen, waarbij de AIO in de kliniek ‘meeloopt’. Indien gewenst, kan er nog een keuzestage Radiologie en/of Pathologie van 2 dagen worden afgesproken. Praktische handleiding Op de website www.hoofdhalskanker.info kan onder de link taken arts-‐assistenten MKA meer informatie worden gevonden over de dagelijkse gang van zaken. Hier is onder meer praktische informatie te vinden over: -‐Taken van de AIO -‐Doelstellingen -‐Praktische zaken -‐Werkplekken -‐Werkwijze Afsluiting De stage dient te worden afgesloten met een ‘Critically Appraised Topic’ (CAT) voor de Werkgroep Hoofd-‐Halschirurgie. Dit is een presentatie, waarin een samenvatting wordt gegeven van een antwoord op een scherp omschreven klinische vraag op basis van een literatuuronderzoek, volgens een vaste procedure. Een dergelijke exercitie begint bij het formuleren van een bruikbare vraagstelling in overleg met de opleider. De vraagstelling wordt vervolgens door de AIO omgezet in een gericht literatuuronderzoek, waarna selectie van relevante literatuur plaatsvindt. Het eindigt vervolgens met een conclusie die antwoord geeft op de initiële vraag. De 10 geboden voor de AIO Werkplek Polikliniek: 1. Je werkt op poli in kamer 3. Als er 4 stafleden/fellows poli doen dan werk je in de 5e kamer in de 2e gang, aangezien de omloopsnelheid bij stafleden/fellows groter is. 2. Nieuwe patiënten zien, uitleggen wat je functie is en dat straks supervisors meekijken. Een tweede consult wordt gepland bij staflid. Het dossier en afspraken voor patiënt: 3. Goede statusvoering: anamnese, voorgeschiedenis, medicatie, tekening, ASA klasse, ook sociale anamnese (oa beroep), roken/alcohol, namen supervisors, duidelijke vraagstelling voor MDO noteren na overleg supervisor. 4. Kijk op Trial lijst of patiënt mee kan doen met experimenteel onderzoek. 5. Bij chemoradiatie: ook altijd consult HHV. 6. Bij labbepaling: ook DNA hoofdhals aanvragen. Alleen dan wordt er DNA opgeslagen en wordt routine lab uitgevoerd.
7. Patient formulier meegeven en laten tekenen voor weefsel afname tbv research. 8. Zorg ervoor dat de sneldiagnostiek plekken van de dinsdag en vrijdag gevuld worden. Zeer belangrijk. Bij opname (setje): 9. Bij opname: opname formulier in chipsoft geheel invullen (denk om OK duur, Surpass, etc) en formulier met behandelsbeperking invullen. Overleg over stoppen van bloedverdunners met een staflid en/of anesthesist. Bij een medische voorgeschiedenis die van belang kan zijn, moet correspondentie hierover opgevraagd worden. MDO aanmelden: 10. Patienten via EZIS aanmelden voor MDO HHC. Duidelijke vraagstelling voor radioloog. Aldus MDO voorbereiden op vrijdag. Brieven en chipsoft: 11. Brieven schrijven van NPen nadat aanvullend onderzoek bekend is (behalve OON). Verwijzers zijn van grootste belang voor het AvL. Vul verwijzer(s) en andere betrokken specialisten in bij voorgeschiedenis (en vermeldt ze bij het dicteren). De correspondentie dient secuur te zijn opgesteld en gecontroleerd door de assistent. Voorbeeld: Meier, dermatoloog, Diakonessenhuis Utrecht. 12. Zorgtrajecten in chipsoft invullen. DBC, vermoedelijke diagnose, maar ook ambulant verrichtingen die je doet zoals biopten, laryngoscopie en oesofagoscopie. En verder: 13. Minimaal gedurende 6 weken na vertrek voorganger zijn/haar uitslagen en brieven checken in chipsoft door met zijn/haar code in te loggen. 14. Beleefd zijn, ja professor zeggen, op tijd lachen…..:-‐) Hoofdzaak In 2009 heeft het Centraal College Tandheelkundig Specialisten (CCTS) het Consilium Chirurgicum Oris (CCO) van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak-‐ en Aangezichtschirurgie verzocht om een ontwikkelgroep in te stellen om een opleidingsplan te ontwikkelen conform de gestelde kaders. Dit heeft geleid tot het opleidingsplan Hoofdzaak. Dit nieuwe opleidingscurriculum is vanaf 1 januari 2013 geïmplementeerd voor de AIO MKA-‐chirurgie. De opleiding tot MKA-‐chirurg duurt vier jaar. De opleiding wordt in Nederland aangeboden binnen de onderwijs-‐ en opleidingsregio’s, waarin alle acht medische centra participeren en circa acht perifere ziekenhuizeninstellingen. Tenminste 36 maanden en maximaal 42 maanden moeten in een universitair ziekenhuis worden doorgebracht. Competenties Het CCMS Kaderbesluit heeft competenties geformuleerd die iedere in Nederland werkzame medisch specialist moet bezitten. Hiervoor is aangesloten bij het model van de Canadian Medical Education Directives for Specialists 2000 (CANMEDS 2000). Deze gelden ook voor de CCTS. Voor verder toelichting omtrent de competenties wordt verwezen naar Hoofdzaak of de bijlage. Thema’s
Om de inhoud van de opleiding vorm te geven, hebben de competenties een thema gerelateerde uitwerking gekregen, waarbij de competenties zijn geoperationaliseerd in deelcompetenties, zodat de AIO ook op meer gedetailleerd niveau weet wat van hem/haar wordt verwacht. Een thema is te zien als een onderdeel van het specialisme MKA-‐chirurgie waarin logisch samenhangende beroepsactiviteiten of kenmerkende beroepssituaties zijn geclusterd. Binnen de opleiding tot MKA-‐chirurg in het AMC, is gekozen voor blokleren. Van de 17 thema’s komen in de oncologiestage (het blok ‘Oncologie’ ) 4 thema’s aan bod, nl in hiërarchische volgorde: 1. Thema 13: Oncologie 2. Thema 14: Reconstructieve chirurgie 3. Thema 1: Diagnostiek -‐ Algemeen 4. Thema 16: Dermatochirurgie (en esthetische chirurgie) 5. Thema 2: Mondziekten (Oral Medicine, inclusief Speeselklierpathologie en Orale Pathologie) 6. Thema 8: Goedaardige gezwellen en cysten 7. Thema 3: Peri-‐operatieve zorg 8. Thema 5: Pijn en pijnbestrijding De themakaart vermeldt de bijbehorende Kenmerkende Beroepssituaties (KBS), vaardigheden en verrichtingen. Zie hiervoor de bijlagen. De themakaarten geven richting aan de opleiding, het onderwijs, de te organiseren feedbackmomenten, toetsing en beoordeling. Cursorisch onderwijs Naast het werkplekleren en Discipline Overstijgend Onderwijs (DOO) kent de opleiding tot MKA-‐chirurg ook het cursorisch onderwijs. De speciele cursus die op landelijk niveau wordt aangeboden, met betrekken op het blok ‘Oncologie’ is: Maxillofaciale Oncologie, reconstructieve chirurgie en dermatochirurgie. De cursus wordt eens in de 3 jaar georganiseerd onder de regie van het Consilium Chirurgicum Oris. De cursus staat derhalve los van het blok ‘Oncologie’. Het afsluitende examen van deze cursus dient met goed gevolg te worden afgelegd. Op de werkplek van de AIO is een map samengesteld met artikelen, die categorisch zijn gerangschikt. Deze artikelen geven de AIO de kans zich te verdiepen in de klinische problematiek. Elke week wordt verwacht dat de AIO een artikel hiervan heeft gelezen. Beoordeling -‐Beheersingsniveaus: Na het afsluiten van het blok ‘Oncologie’ zal, mede gelet op de resultaten van de verschillende KPF’s en OSATS die met betrekking tot de thema’s 13/14/1/16/2/8/3/5 bij de AIO zijn afgenomen, het bereikte beheersniveau van de AIO worden aangegeven. Hierbij zal worden gerefereerd aan de mate van supervisie , die de AIOS bij de uitvoering van de verschillende taken vallende binnen dit thema nodig heeft. Op deze wijze kan het competentieniveau worden aangegeven, waarbij voor deze thema’s de volgende 2 tot 5 niveaus van competentie worden gehanteerd: 1. De AIO heeft adequate kennis van het onderwerp 2. De AIO kan de bij dit thema behorende taken uitvoeren, maar onder strikte supervisie. 3. De AIO kan de bij dit thema behorende taken onder beperkte supervisie uitvoeren 4. De AIO kan de bij dit thema behorende taken zonder supervisie uitvoeren
5. De AIO superviseert en onderwijst anderen adequaat bij de bij dit thema behorende taken. Er wordt verwezen naar het lokale opleidingsplan voor het te behalen beheersingsniveau per thema. -‐Kenmerkende beroepssituaties (KBS): de competenties komen niet in alle thema’s gelijke mate aan de orde; er zijn themagebonden prioriteiten. De prioriteiten zijn in kaart gebracht met behulp van KBS’s. Criteria bij de selectie van de KBS’s: 1. de situatie is prototypisch voor de invulling van rollen en/of 2. Het raakt de kern van het thema en/of 3. Een situatie die verplicht gekend moet worden, omdat als die miskend wordt de gevolgen ernstig zijn en/of 4. Er is sprake van risico en/of 5. De situatie herbergt een bekende valkuil in zich. -‐Vaardigheden en verrichtingen: De per thema vereiste verrichtingen en vaardigheden hebben voornamelijk betrekking op de competentie medisch handelen. De AIO dient aan het einde van het blok ‘Oncologie’ minimaal te hebben voldaan aan de aantallen zoals vermeld op de themakaart. -‐Critically Appraised Topic (CAT): De stage dient te worden afgesloten met een Critically Appraised Topic van voldoende niveau voor de Werkgroep Hoofdhalschirurgie. De CAT wordt beoordeeld aan de hand van een specifiek beoordelingsformulier in een vorm van formatieve feedback. -‐Eindgesprek: In een eindgesprek in de laatste week van de stage met de lokale opleider (Prof. Dr. L.E. Smeele) worden de bovenstaande punten systematisch besproken, wat leidt tot een eindbeoordeling voor de stage en een tussenbeoordeling voor de opleiding.
Bijlage: Themakaarten Thema 1: Diagnostiek –algemeen A. Beschrijving competenties Diagnostiek -‐ Algemeen Competentiegebieden 1. Medisch Handelen -‐Is op de hoogte van de basale epidemiologie, etiologie, pathogenese en pathofysiologie van relevante MKA afwijkingen. -‐Heeft hiertoe grondige kennis van zowel de klinische als ook de radiologische anatomie van het hoofd-‐halsgebied (exclusief het neurocranium) -‐Is in staat afwijkingen van het MKA-‐gebied te diagnosticeren door middel van een klinisch onderzoek zo nodig in combinatie met aanvullend radiodiagnostisch onderzoek en een differentiële diagnose op te stellen. -‐Is in staat van de in de MKA-‐praktijk gebruikelijke röntgenopnamen (tandfilm, occlusale opname, OPG, Waters/Lilienfeld, Towne, LSP, CBCT) te beoordelen en te verslaan. -‐Is in staat specifiek radiologische beeldvomring (CT/MRI) en nucleair geneeskundig onderzoek (technetium botscan, leucocytenscan, PET) op de juiste wijze te interpreteren. -‐Heeft grondige kennis over stralingshygiëne met betrekking tot alle ingezette beeldvormende technieken. -‐Is in staat een representatieve biopsie te indiceren, te nemen, aan de patholoog aan te bieden en de uitslag ervan te interpreteren. -‐Is in staat om langs een logische weg een goede differentiële diagnose en strategie voor he behandelen van aandoeningen in het MKA-‐gebied op te stellen. -‐Beschikt over kennis met betrekking tot histopathologisch onderzoek voor wat betreft het MKA-‐gebied. -‐Heeft een grondige kennis over standaard laboratoriumonderzoeken evenals over microbiologisch onderzoek. -‐Kan gericht laboratoriumonderzoek aanvragen en de uitslagen ervan correct interpreteren. -‐Kan kweken afnemen, aan de microbioloog aanbieden en de uitslagen van microbiologisch onderzoek correct interpreteren. -‐is op de hoogte van de gevolgen van chemo-‐, immuuntherapie en bestraling in het MKA-‐gebied. -‐Is op de hoogte van aandoeningen in het MKA-‐gebied als bijwerking van geneesmiddelengebruik. 2. Communicatie -‐Is in staat doelmatige uitleg te geven aan patiënt en diens naasten, zowel over het te verrichten klinisch onderzoek als over de lasten en ongewenste neveneffecten die dit onderzoek met zich kunnen meebrengen. -‐Heeft bij het organiseren en bespreken van diagnostische procedures oog voor de gevoelens van patiënt en diens naasten en geeft hen de ruimte om hieraan uiting te geven. -‐Is in staat de bevindingen van een ziekte of afwijking adequaat aan de patient en dienst naasten uit te leggen.
3.
4. 5.
6.
7.
-‐Is in staat de behandelingsmogelijkheden van een ziekte of afwijking adequaat aan de patiënt en diens naasten uit te leggen. -‐Kan een slecht nieuwsgesprek leiden, in het bijzonder bij oncologische bevindingen. -‐De communicatie sluit aan bij het bevattingsniveau van patiënt en diens naasten. -‐Is in staat op adequate wijze het medisch dossier in te richten. Samenwerking -‐Werkt goed samen met ondersteunend personeel. -‐Leert op relevante wijze leiding te geven aan ondersteunend personeel. -‐Overlegt zo nodig met collegae, ook van andere disciplines, over de bevindingen. -‐Informeert de tandarts, huisarts en andere zorgverleners die de patiënt behandelen, begeleiden of hebben verwezen, tijdig en adequaat over de bevindingen en voorgestelde therapie. Kennis en Wetenschap -‐heeft een gefundeerde kritische houding ten opzichte van de wetenschappelijke kennis waarop het medisch handelen is gebaseerd. Maatschappelijk handelen -‐Ziet erop toe dat verantwoord wordt omgegaan met het gebruik van ioniserende straling. -‐Is bekend met de belangrijkste aspecten van de stralingshygiëne en past deze consequent toe volgens het ALARA-‐principe (as low as reasonably possible). -‐Vermijdt onnodige diagnostische processen. -‐Gaat bij diagnostiek, therapie en nazorg op verstandige wijze om met het beschikbare budget in de gezondheidszorg. -‐Kent de procedures met betrekking tot verdenking op kindermishandeling en past deze toe. Organisatie -‐Ziet er op toe dat het diagnostisch proces efficiënt en effectief verloopt, geen onnodige overlast voor de patiënt veroorzaakt en binnen een acceptabele termijn wordt afgerond. -‐Laat zien over de kennis en vaardigheden te beschikken om op passende wijze gebruik te maken van de beschikbare middelen en voorzieningen in de zorg. -‐Draagt bij aan een zo effectief en efficiënt mogelijke bedrijfsvoering en benutting van gezondheidszorgsysteem door de indicatie voor eventueel aanvullend onderzoek adequaat te stellen. -‐Houdt in de afweging tussen wel of geen aanvullend onderzoek rekening met: -‐De relevantie voor het verdere besluitvormingsproces. -‐De wensen van de patiënt. -‐De belasting voor de patiënt en zijn sociale omgeving. -‐De eventuele complicaties en de kosten. Professionaliteit -‐ Ziet er op toe dat het lichamelijk onderzoek verloopt in een zakelijke medische sfeer. -‐Ziet er op toe dat de privacy van de patiënt gewaarborgd is en dat het onderzoek niet onnodig belastend is voor de patiënt.
-‐Vermijdt elke overbodige, voor de patiënt belastende handeling. B. Kenmerkende beroepsituatie Diagnostiek –algemeen -‐patient met vraag naar prothetische rehabilitatie (KPF) -‐patient met slijmvliesafwijking (KPF) -‐patient met toevalsbevinding op het OPT (KPF) -‐patient voor focusonderzoek (KPF) C. Vaardigheden & verrichtingen, feedback Diagnostiek –algemeen -‐Anamnese afnemen (KPF 4x) -‐Intra-‐oraal onderzoek (KPF 2x) -‐Extra-‐oraal onderzoek (KPF 2x) -‐Palperen hals (KPF 1x) -‐Nemen van een biopt (intra-‐oraal en/of extra-‐oraal) (OSATS 2x) – Aantal 10 (5) -‐Zelfstandig beoordelen en interpreteren van conventionele en relevante andere beeldvormende technieken (KPF 5x) -‐Aspiratie cytologie -‐MRI/CT aanvragen (KPF) -‐Botscan, PET/CT aanvragen (KPF)
Bijlage: Themakaarten Thema 2: Mondziekten (Oral Medicine, inclusief Speekselklierpathologie en Orale Pathologie) A. Beschrijving competenties Mondziekten (Oral Medicine, inclusief Speekselklierpathologie en Orale Pathologie) Competentiegebieden 1. Medisch Handelen -‐Herkent, diagnosticeert en behandelt de meest voorkomende ziekten van het MKA-‐gebied. -‐Diagnosticeert en behandelt verschijnselen van systemische ziekten die zich in het MKA gebied presenteren. -‐Herkent, diagnosticeert en behandelt speekselklieraandoeningen. -‐Heeft grondige kennis over de symptomatologie van systemische ziekten die in het MKA-‐gebied presenteren en de speekselklieraandoeningen. -‐Bezit basale kennis van immunologie en pathofysiologie voor het behandelen van slijmvliesafwijkingen ten gevolge van bestraling/chemotherapie. -‐Kan systemische ziekten herkennen en adequaat doorverwijzen. -‐Bezit benodigde farmacologische kennis met betrekking tot manifestaties van bijwerkingen van systemische medicatie. -‐Kent de technieken van het histopathologisch verwerken van operatiepreparaten. -‐Is op de hoogte van de histopathologische kenmerken van de meest voorkomende aandoeningen in het MKA-‐gebied. -‐Is op de hoogte van de meest voorkomende histopathologische markertechnieken en immunofluorescentietechnieken. -‐Kan representatieve biopsieën nemen van intra-‐ en extra-‐orale pathologie in het MKA-‐gebied. -‐Kan de uitslag van het histopathologisch verslag interpreteren. 2. Communicatie -‐Is in staat de bevindingen van een mondziekte of speekselklieraandoening adequaat aan de patiënt en diens naasten uit te leggen. -‐Is goed in staat een patiënt gerust te stellen en/of voor te lichten over de aard van een aandoening. -‐Weet in begrijpelijke taal aan de patiënt uit te leggen wat de voor-‐ en nadelen van de voorgestelde therapie zijn. -‐Bemiddelt zo nodig bij het verkrijgen van een second opinion, wanneer bij de patiënt de wens daartoe bestaat. 3. Samenwerking -‐Overlegt en werkt samen met de patholoog en microbioloog voor wat betreft de diagnostiek en behandeling van mondziekten of speekselklieraandoeningen. -‐Kan de uitslag van het histopathologisch verslag met kennis van zaken met de patholoog bespreken. -‐Overlegt over de bevindingen zo nodig met MKA-‐collegae of collegae uit andere disciplines, met name dermatologen en internisten, bij systemische afwijkingen met presentaties in het MKA-‐gebied.
-‐Betrekt zo nodig andere specialismen bij de diagnostiek en behandeling van mondziekten of speekselklieraandoeningen en werkt constructief met hen samen. -‐Koppelt beleid terug aan de 1e lijn en bespreekt en begeleidt de decursus. 4. Kennis en Wetenschap -‐Is op de hoogte van de basale epidemiologische, etiologie, pathogenese en pathofysiologie van alle relevante mondziekten en speekselklieraandoeningen. -‐Heeft basale kennis van de orale pathologie en ziet de orale pathologie als een specifiek onderdeel van het kennisgebied pathologie. -‐Kan vanuit eigen vakgebied anderen over bovengenoemde problematiek adequaat kennis over orale pathologie uitdragen. -‐Is op de hoogte van de gevolgen van chemotherapie en bestraling in het MKA-‐gebied. -‐Is op de hoogte van aandoeningen in het MKA-‐gebied als bijwerking van geneesmiddelen gebruik. 5. Maatschappelijk handelen -‐Zie algemene competentieprofiel van de MKA-‐chirurg 6. Organisatie -‐Zie algemene competentieprofiel van de MKA-‐chirurg 7. Professionaliteit -‐Kent en bewaakt zijn eigen grenzen met betrekking tot mondziekten, speekselklieraandoeningen of orale pathologie en schakelt collega in wanneer dit noodzakelijk is. B. Kenmerkende beroepsituatie Mondziekten (Oral Medicine, inclusief Speekselklierpathologie en Orale Pathologie) -‐Patiënt met witte slijmvliesafwijking (KPF) -‐Patiënt met zwelling van het mondslijmvlies (KPF) -‐Patiënt met rode of gepigmenteerde slijmvliesafwijking (KPF) -‐Patiënt met ulcererende slijmvliesafwijking (KPF) -‐Patiënt met vesiculobulleuze slijmvliesafwijking (KPF) -‐Patiënt met manifestatie van systeemziekte in het hoofd-‐halsgebied (KPF) -‐Patiënt met orale bijwerkingen van geneesmiddelen of chemo-‐radiotherapie (KPF) -‐Patiënt met muceus retentiefenomeen (KPF) -‐Patiënt met speekselklieraandoeningen (KPF) -‐Patiënt met dermatologische aandoening in het hoofd-‐halsgebied (KPF) -‐Patiënt met botziekte (KPF) -‐Beoordeling van een histopathologisch verslag van een patiënt met een benigne slijmvliesafwijking (KPF) -‐Beoordeling van een histopathologisch verslag van een patiënt met een (pre) maligne slijmvliesafwijking (KPF) -‐Beoordeling van een histopathologisch verslag van een patiënt met een botafwijking (KPF) -‐Beoordeling van een histopathologisch verslag van een patiënt met een cyste (KPF) C. Vaardigheden & verrichtingen, feedback Mondziekten (Oral Medicine, inclusief Speekselklierpathologie en Orale Pathologie) -‐Intern Geneeskundig georiënteerde anamnese (KPF 1x)
-‐Klinisch intra-‐oraal onderzoek -‐Klinisch extra-‐oraal onderzoek -‐Nemen intra-‐oraal biopt -‐Nemen extra-‐oraal biopt -‐Schrijven van interdisciplinair consult voor verdere diagnostiek (KPF 1x) -‐Verwijdering speekselsteen (OSATS 1x) – Aantal 5 (2) -‐Operatieve behandeling mucocele of ranula (OSATS 1x) – Aantal 8 (3) -‐Operatieve verwijdering glandula sublingualis (OSATS x) – Aantal # (2) -‐Operatieve verwijdering glandula submandibularis (OSATS 1x) – Aantal 3 (3) -‐Oppervlakkige parotidectomie (OSATS x) – Aantal # (5) -‐Volledige parotidectomie (OSATS x) – Aantal # (1) -‐Casuspresentatie tijdens pathologiebespreking (KPF 1x)
Bijlage: Themakaarten Thema 3: Peri-‐operatieve zorg A. Beschrijving competenties Peri-‐operatieve zorg Competentiegebieden 1. Medisch Handelen -‐Is in staat het peri-‐operatieve proces te initiëren en voltooien conform de CBO richtlijn en de afspraken binnen het ziekenhuis. -‐Interpreteert op juiste wijze uitkomsten van consultatie van andere specialisten evenals laboratoriumuitslagen en kan mede op grond daarvan beslissingen nemen c.q. andere specialisten consulteren. -‐Is in staat de postoperatieve zorg te verlenen. 2. Communicatie -‐Is in staat aan de patiënt en diens naasten de diverse aspecten van de verschillende behandelingsalternatieven in begrijpelijke taal uiteen te zetten, inclusief de nadelen en eventuele complicaties. -‐Weet in begrijpelijke taal de ingestelde therapie aan de patiënt uit te leggen. -‐Is in staat de patiënt en diens naasten te begeleiden tijdens een ziekenhuisopname. -‐Heeft oog voor angstgevoelens en onzekerheden van de patiënt en weet desgewenst psychosociale begeleiding te verzorgen. 3. Samenwerking -‐Is in staat te participeren in multidisciplinair overleg. -‐Werkt op betrokken wijze samen met afdelingsverpleegkundigen. -‐Is in staat een heldere consultvraag te stellen aan collega-‐specialisten en paramedici. 4. Kennis en Wetenschap -‐Heeft kennis van de invloed van aanwezige comorbiditeit op de geplande behandeling. -‐Heeft kennis van de invloed van de geplande behandeling op aanwezige comorbiditeit. -‐Weet op grond van comorbiditeit en behandelzwaarte welke peri-‐operatieve zorg moet worden toegepast. -‐Is op de hoogte van vigerende regels en richtlijnen aangaande tromboseprofylaxe. 5. Maatschappelijk handelen -‐Is in staat om te gaan met juridische aspecten van het systeem van de gezondheidszorg en handelt in overeenstemming met vigerende peri-‐ operatieve veiligheidsprotocollen. 6. Organisatie -‐Is in staat op efficiënte en economische verantwoorde wijze de werkzaamheden rondom operatieve ingrepen te organiseren. -‐Heeft specifieke kennis over voedingsbeleid en pijnscore rond maxillofaciale ingrepen en overige IGZ kwaliteitsindicatoren. 7. Professionaliteit -‐Verwijst de patiënt tijdig naar een deskundig collega wanneer de eigen kennis en kunde ontoereikend zijn. B. Kenmerkende beroepsituatie Peri-‐operatieve zorg
-‐Patiënt die wordt opgenomen voor een electieve MKA-‐ingreep (KPF) -‐Patiënt met angst voor ingreep onder algehele anesthesie (KPF) -‐Patiënt met beperkte mondopening voor ingreep onder algehele anesthesie (KPF) -‐Patiënt met diabetes mellitus voor ingreep onder algehele anesthesie (KPF) -‐Patiënt met een cardiale voorgeschiedenis (bijv klepvervanging) gepland voor ingreep onder algehele anesthesie (KPF) -‐Patiënt met morbide obesitas voor ingreep onder algehele anesthesie (KPF) -‐Opgenomen patiënt, postoperatief, met risico op decubitus (KPF) -‐Opgenomen patiënt, postoperatief, met onvoldoende pijnbestrijding (KPF) -‐Opgenomen patiënt, postoperatief, met persisterende misselijkheid (KPF) -‐Opgenomen patiënt, postoperatief, met problematische vochtbalans (KPF) -‐Opgenomen patiënt, postoperatief, kortademigheid (KPF) C. Vaardigheden & verrichtingen, feedback Peri-‐operatieve zorg -‐Klinische opname organisatorisch managen (KPF 2x) – Aantal 25 -‐Medicatiebeleid bij de medisch gecompromitteerde patiënt afstemmen op de te verwachten operatie (KPF 2x) -‐Algeheel lichamelijk onderzoek van opgenomen patiënten (KPF 1x) -‐Postoperatieve begeleiding van opgenomen patiënten (KPF 2x) – Aantal 25
Bijlage: Themakaarten Thema 5: Pijn en Pijnbestrijding A. Beschrijving competenties Pijn en Pijnbestrijding Competentiegebieden 1. Medisch Handelen -‐Is in staat om pijnbestrijding toe te passen bij alle vormen van acute pijn in het MKA-‐gebied. -‐Is in staat tot begeleiding van patiënten met chronische pijn in het MKA-‐ gebied in multidisciplinair verband. -‐Is in staat nociceptieve pijn te onderscheiden van niet-‐nociceptieve pijn, zoals neuropathische pijn. -‐Is in staat de uitkomsten van consultatie van een pijnteam juist te interpreteren. 2. Communicatie -‐Toont empathie met de patiënt met pijn. -‐Is in staat uitleg te geven over de bevindingen en over de voorgestelde pijntherapie. 3. Samenwerking -‐Is in staat tot begeleiding van patiënten met chronische pijn in multidisciplinair verband. -‐Werkt samen met het pijnteam. 4. Kennis en Wetenschap -‐Maakt gebruik van de inspectierichtlijnen met betrekking tot pijnmetingen. -‐Heeft kennis van de medicamenteuze en niet-‐medicamenteuze technieken voor pijnbestrijding en volgt de ontwikkelingen hierin. -‐Heeft kennis van verschijningsvormen van pijn bij somatoforme en nagebootste stoornissen. 5. Maatschappelijk handelen -‐Houdt met de persoonlijke en sociale omstandigheden van de patiënt rekening bij zijn onderzoek, advies, behandeling en begeleiding. -‐Is bedacht op mogelijke secundaire ziektewinst. 6. Organisatie -‐Zie algemene competentieprofiel van de MKA-‐chirurg 7. Professionaliteit -‐Kan omgaan met onmachtgevoelens. B. Kenmerkende beroepsituatie Pijn en Pijnbestrijding -‐Patiënt met acute pijnklachten (KPF). -‐Patiënt met chronische pijnklachten (KPF). -‐Patiënt met moeilijk te duiden pijnklachten (KPF). -‐Patiënt met tendomyogene pijn (KPF). -‐Patiënt met neuralgiforme pijn (KPF). -‐Pijnbestrijding bij medisch gecompromitteerde patiënten (KPF). C. Vaardigheden & verrichtingen, feedback Pijn en Pijnbestrijding -‐Proefanesthesie (KPF 1x) -‐Primaire diagnostiek van trigeminusneuralgie, hortonse neuralgie, chronische paroxysmale hemicrania (KPF)
-‐Diagnostisch proces met betrekking tot andere vormen van aangezichtspijn en hoofdpijnklachten (KPF) -‐Casuspresentatie met betrekking tot kaakgewrichtsklachten (KPF 2x) -‐Gesprek kunnen voeren met patiënt met mondbranden (KPF 1x)
Bijlage: Themakaarten Thema 8: Goedaardige gezwellen en cysten A. Beschrijving competenties Goedaardige gezwellen en cysten Competentiegebieden 1. Medisch Handelen -‐Kan goedaardige gezwellen en cysten in het MKA-‐gebied diagnosticeren en behandelen. -‐Kan complicaties na het uitvoeren van een behandeling van een goedaardig gezwel of een cyste in het MKA-‐gebied diagnosticeren en behandelen. -‐Is in staat om biopsieen en/of puncties uit te voeren bij aanwezigheid van een gezwel of cyste in het MKA-‐gebied. 2. Communicatie -‐Is in staat een patient en dienst naasten gerust te stellen en voor te lichten over de aard van een aandoening, de behandeling en de prognose. -‐Is in staat om het onderscheid tussen goedaardige en kwaadaardige aandoeningen op een begrijpelijke manier aan een patient duidelijk te maken. -‐Kan op begrijpelijke wijze adviseren en voorlichten, met als doel om de patient zo veel mogelijk te betrekken bij de besluitvorming over het diagnostisch en therapeutisch beleid. (informed consent) -‐Zorgt voor adequate verslaglegging. 3. Samenwerking -‐Is in staat, zo nodig in overleg met de tandarts, een behandelplan op te stellen bij het voorkomen van cystes. -‐Overlegt adequaat, met huisarts, tandarts, kinderarts, KNO-‐arts, algemeen chirurg, dermatoloog en/of patholoog. -‐Koppelt beleid terug aan behandelend tandarts en zo nodig huisarts en bespreekt c.q. organiseert de nacontroles van patient. 4. Kennis en Wetenschap -‐Is op de hoogte van het relevante wetenschappelijk onderzoek op het gebied van diagnostiek en therapie van benigne tumoren en cysten en beschouwt de resultaten ervan volgens de principes van evidence based c.q. best clinical practice. 5. Maatschappelijk handelen -‐ Zie algemeen competentie profiel van de MKA-‐chirurg. 6. Organisatie -‐ Zie algemeen competentie profiel van de MKA-‐chirurg. 7. Professionaliteit -‐ Zie algemeen competentie profiel van de MKA-‐chirurg. B. Kenmerkende beroepsituatie Goedaardige gezwellen en cysten -‐Patiënt met dentogene cyste (KPF). -‐Patiënt met niet-‐dentogene cyste (KPF). -‐Patiënt met een botcyste (KPF). -‐Patiënt met een fibro-‐osseuze afwijking (KPF). -‐Patiënt met een (epi)dermoidcyste (KPF). -‐Patiënt met cyste in atrofische onderkaak (KPF). -‐Patiënt met cysteuze afwijking gerelateerd aan een geretineerd gebitslement (KPF).
-‐Patiënt met een dentogene tumor (KPF). -‐Patiënt met een laterale halscyste (KPF). C. Vaardigheden & verrichtingen, feedback Goedaardige gezwellen en cysten -‐Verwijdering goedaardige gezwellen (OSATS 1x) – Aantal 5 (5) -‐Verwijdering (epi)dermoidcysten (OSATS) – Aantal # (3) -‐Enucleatie grote kaakcyste (OSATS 2x) – Aantal 5 (3) -‐Marsupialisatie kaakcyste (OSATS) – Aantal # (1) -‐Verwijdering keratocysteuze dentogene tumor (OSATS) – Aantal # (1) -‐Verwijdering van een odontoom (OSATS) – Aantal 2
Bijlage: Themakaarten Thema 13: Oncologie A. Beschrijving competenties Oncologie Competentiegebieden 1. Medisch handelen -‐Kan op oncologisch verantwoorde wijze een biopsie nemen. -‐Kan op efficiënte wijze verwijzen en samenwerking met een erkend oncologisch centrum. -‐Is in staat gecompliceerde peri-‐operatieve zorg te verlenen aan oncologie patiënten. -‐Is in staat een tracheotomie uit te voeren. -‐Is in staat een functionele en esthetische orale rehabilitatie uit te werken voor patiënten met een tumor in het hoofd-‐hals gebied. 2. Communicatie -‐Kan op een begrijpelijke en humane wijze adviseren en voorlichten, met als doel de patiënt zo veel mogelijk te betrekken bij de besluitvorming over het diagnostisch en therapeutische beleid. -‐In staat een slecht nieuws gesprek te leiden. 3. Samenwerking -‐Communiceert met alle andere specialismen die deelnemen aan een oncologische hoofdhalswerkgroep. 4. Kennis en wetenschap -‐Kent de richtlijn cq protocollen van de Nederlandse werkgroep voor hoofd-‐ halstumoren (NWHHT) en stemt zijn handelen hierop af. -‐Kent het TNM classificatiesysteem en kan het toepassen. -‐Kent de chirurgische anatomie van het hoofdhalsgebied en kan aan de hand hiervan inschatten wanneer van functionele inoperabiliteit sprake is. -‐Kent de indicaties, werkingsmechanismen en neveneffecten van chemotherapie en radiotherapie. -‐Kennis van werkingsmechanismen van hyperbare zuurstof. 5. Maatschappelijk handelen -‐Is op de hoogte van het predisponerende oncogene risico van roken, alcohol, HPV infecties en voert waar mogelijk een ontmoedigingsbeleid. -‐Is in staat om extra-‐murale patientenzorg na ontslag uit het ziekenhuis te organiseren. 6. Organisatie -‐Draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en oncologische ketenzorg. -‐Is op de hoogte van voorlichtingsmateriaal met betrekking tot hoofd-‐hals oncologie. -‐Is op de hoogte van de rol van integrale kankercentra. -‐Is op de hoogte van de richtlijnen van de Inspectie Gezondheidszorg ten aanzien van hoofd-‐hals oncologie. 7. Professionaliteit -‐Controleert of de patiënt begrijpt wat er wordt gezegd en houdt rekening met evt. Voorkennis en angsten over de aard van de ziekte en de consequenties van de ziekte voor alle aspecten van kwaliteit van leven.
-‐Is in staat de ethische standpunten met argumenten te verduidelijken en tegenover patiënten en collegae gezondheidsmedewerkers te verantwoorden. -‐Is in staat de oncologische patiënt te coachen in het nemen van besluiten tijdens het behandeltraject. B. Kenmerkende beroepsituatie Oncologie -‐Patiënt met maligne tumor van huid of slijmvliezen (KPF) -‐Patiënt met maligne bottumor (KPF) -‐Patiënt met maligne speekselkliertumor (KPF) -‐Patiënt met maligne lymfoom (KPF) -‐Patiënt met metastase in het MKA-‐gebied afkomstig van elders in het lichaam gelegen primaire tumor (KPF) C. Vaardigheden & verrichtingen, feedback Oncologie -‐Intra-‐ en extra-‐orale incisie biopsie (OSATS zie ad 1.2.5) -‐Intra-‐ en extra-‐orale excisie biopsie (OSATS zie ad 1.2.5) -‐Operatieve behandeling van maligne tumoren in mond-‐, kaak-‐ en aangezicht – Aantal # (15) -‐Halsklierdissectie – Aantal # (5) -‐Tracheotomie (OSATS 1) – Aantal 1 (3) -‐Voeren slecht nieuws gesprek (KPF 1) – Aantal # (10)
Bijlage: Themakaarten Thema 14: Reconstructieve chirurgie A. Beschrijving competenties Reconstructieve chirurgie Competentiegebieden 1. Medisch handelen -‐Weet op basis van de klachten van de patiënt en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek een adequaat plan van aanpak op te stellen, daarbij rekening houdend met de functionele en esthetische reconstructieve ladder, met de verwachtingen en wensen van de patiënt en met de potentiele risico’s en morbiditeit. -‐Is in staat om vrije, niet gevasculariseerde weefsels te oogsten en te transplanteren. -‐Is in staat om intra-‐ en extra-‐orale gesteeld regionale plastieken uit te voeren. -‐Is in staat om gebruik te maken van enkelvoudige en samengestelde transplantaten. -‐Beheerst de basisvaardigheden van de maxillofaciale prothetiek. 2. Communicatie -‐Is in staat om het spanningsveld tussen functionele reconstructieve enerzijds en esthetisch mogelijk optimum anderzijds inzichtelijk te maken voor een patiënt en zijn begeleiding. 3. Samenwerking -‐Werkt goed samen met collegae en medewerkers van aangrenzende specialismen. 4. Kennis en wetenschap -‐Kent de richtlijnen c.q. protocollen betreffende de reconstructieve chirurgie en stemt zijn handelen hierop af. 5. Maatschappelijk handelen -‐Is zich bewust van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid, inclusief kostenbewustzijn, met betrekking tot het verrichten van reconstructieve chirurgie. -‐Heeft een kritisch oog voor irreële wensen. 6. Organisatie -‐Neemt verantwoordelijkheid op in de coordinatie van multidisciplinaire behandelplanning op weg naar functionele en esthetische orofasciale rehabilitatie. 7. Professionaliteit -‐Zie algemene competentieprofiel van de MKA-‐chirurg B. Kenmerkende beroepsituatie Reconstructieve chirurgie -‐Patiënt met een status na ablatieve tumorchirurgie (KPF) C. Vaardigheden & verrichtingen, feedback Reconstructieve chirurgie -‐Nemen van een mucosa-‐ of een vrij huidtransplantaat (OSATS zie ad 11.2.6) -‐Reconstructie m.b.v. vrij bot of gesteeld bottransplantaat (OSATS) – Aantal # (10) -‐Reconstructie met behulp van een individueel vervaardigd allotransplantaat (OSATS) – Aantal # (5)
-‐Aanbrengen van klos of vrij huidtransplantaat na bovenkaaksresectie (OSATS) – Aantal # (1) -‐Reconstructie bij weke delen-‐defecten met vrije of gesteelde huid-‐ of spiertransplantaten – Aantal # (5)
Bijlage: Themakaarten Thema 16: Dermatochirurgie (en esthetische chirurgie) A. Beschrijving competenties Dermatochirurgie Competentiegebieden 1. Medisch handelen -‐Heeft kennis van de chirurgische anatomie van het gelaat. -‐Weet op basis van de patholgoie een plan van aanpak op te stellen, daarbij rekening houdend met de functionele en esthetische reconstructieve ladder, met de verwachtingen en wensen van de patient en met de potentiele risico’s en morbiditeit. -‐Implementeert de richtlijn van de NWHHT in de dermato-‐oncologische chirurgie -‐Kan excisies van huidaandoeningen in het gelaat uitvoeren en de chirurgische reconstructie van het veroorzaakte defect plannen en uitvoeren. 2. Communicatie -‐Weet esthetische problematiek inzichtelijk te maken voor een patient. -‐Kan bij een vermoeden op psychopathologische motieven een patient begeleiden naar een passende, niet snijdende, hulpverlener 3. Samenwerking -‐Werkt samen met de dermato(onco)loog cq. de patholoog. 4. Kennis en wetenschap -‐Weet wanneer het aangewezen is in een tempo dan wel in twee tempi dermato-‐oncologisch te handelen. -‐Kent de principes van Mohs-‐chirurgie. 5. Maatschappelijk handelen 6. Organisatie -‐Zorgt voor specifieke patientendocumentatie en fotografie. 7. Professionaliteit B. Kenmerkende beroepsituatie Oncologie -‐Patient met een benigne dermale laesie in het hoofd-‐hals gebied (KPF). -‐Patient met een maligne dermale laesie in het hoofd-‐hals gebied (KPF). C. Vaardigheden & verrichtingen, feedback Oncologie -‐Excisie dermale laesie in het hoofd-‐hals gebied (OSATS) – Aantal (5) -‐Plastische reconstructie na excisie dermale laesie in het hoofd-‐hals gebied (OSATS) – Aantal # (3)
Bijlage: Competenties De competenties zijn ingedeeld in zeven competentiegebieden. In het CANMEDS model gaat het om zeven elkaar overlappende rollen waarbij de rol als medical expert de centrale integrerende rol vertegenwoordigd. De zeven competentiegebieden zijn hieronder verder uitgewerkt, zodat de AIOS op een meer gedetailleerd niveau weet wat van hem/haar verwacht wordt. 1. Medisch Handelen a. De MKA-‐chirurg bezit adequate kennis en vaardigheid naar de stand van het vakgebied. b. De MKA-‐chirurg past het diagnostisch, therapeutisch en preventief arsenaal van het vakgebied adequaat en op evidence based gronden toe. c. De MKA-‐chirurg levert effectieve en ethisch verantwoorde patientenzorg. d. De MKA-‐chirurg vindt snel de vereiste informatie en past deze goed toe. 2. Communicatie a. De MKA-‐chirurg bouwt effectieve behandelrelaties met patienten op. b. De MKA-‐chirurg luistert goed en verkrijgt doelmatig relevante patienteninformatie. c. De MKA-‐chirurg bespreekt medische informatie goed met patienten en familie of naasten. d. De MKA-‐chirurg doet adequaat mondeling en schriftelijk verslag over patientencasus. 3. Samenwerking a. De MKA-‐chirurg overlegt doelmatig met collegae en andere zorgverleners. b. De MKA-‐chirurg verwijst adequaat. c. De MKA-‐chirurg levert effectief intercollegiaal consult. d. De MKA-‐chirurg draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg. 4. Kennis en wetenschap a. De MKA-‐chirurg beschouwt medische informatie kritisch. b. De MKA-‐chirurg bevordert de verbreding en ontwikkelt de wetenschappelijke vakkennis. c. De MKA-‐chirurg ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij-‐ en nascholingsplan. d. De MKA-‐chirurg bevordert de deskundigheid van studenten, aios, en van collegae, patienten en andere betrokkenen bij gezondheidszorg. 5. Maatschappelijk handelen a. De MKA-‐chirurg kent en herkent de determinanten van ziekte b. De MKA-‐chirurg bevordert de gezondheid van patienten en de gemeenschap als geheel. c. De MKA-‐chirurg handelt volgens de relevante wettelijke bepalingen. d. De MKA-‐chirurg treedt adequaat op bij incidenten in de zorg. 6. Organisatie a. De MKA-‐chirurg organiseert het werk naar een balans in patiëntenzorg en persoonlijke ontwikkeling. b. De MKA-‐chirurg werkt effectief en doelmatig binnen een gezondheidszorgorganisatie.
c. De MKA-‐chirurg besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoord. d. De MKA-‐chirurg gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg, en voor bij-‐ en nascholing. 7. Professionaliteit a. De MKA-‐chirurg levert hoogstaande patiëntenzorg op integere, oprechte en betrokkenwijze b. De MKA-‐chirurg vertoont adequaat persoonlijk en interpersoonlijk professioneel gedrag c. De MKA-‐chirurg kent de grenzen van de eigen competentie en handelt daarbinnen. d. De MKA-‐chirurg oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische normen van het beroep.
Bijlage: Aanmelding Voor aanvang van de stage meldt de AIO zichzelf per email aan bij de secretaresse van de afdeling (
[email protected]), de lokale opleider (
[email protected]) en de roosteraar (
[email protected]). De volgende gegevens moeten in deze mail worden verstrekt: 1. Naam 2. Geboortedatum 3. Adres/Woonplaats 4. Telefoonnummer 5. BSN Nummer 6. Periode van de stage met eventuele vakantiedagen 7. Voorkeur voor een parkeerkaart Aan deze mail moet een kopie van het paspoort, het TBC vragenformulier, Geheimhoudingsverklaring, Hepatitis B verklaring en MRSA verklaring worden toegevoegd als attachment.
TBC vragenformulier (voor het NKI-AVL)
Naam + initialen
_______________________________________
Geboortedatum
_______________________________________
Nationaliteit + geboorteland
_______________________________________
Tel/mobiele tel
_______________________________________
Start dienstverband
_______________________________________
Start- en einddatum (gast)werkzaamheden
Van
Naam leidinggevende
_______________________________________
Functie / afdeling
_______________________________________
_____________ t/m ________________
Ik zal bij het NKI-AVL langer dan 3 maanden werken op een afdeling waar patiënten verblijven: □ Nee □ Ja
> ga naar de ondertekening. > kruis hieronder aan wat van toepassing is:
1.
Bent u ooit behandeld voor Tuberculose (TBC)?
□ Ja
□ Nee
2.
Heeft u ooit een positieve Tuberculine huidtest (Mantoux) of IGRA test gehad?
□ Ja
□ Nee
3.
Bent u gevaccineerd tegen Tuberculose (BCG vaccinatie)?
□ Ja
□ Nee
4.
Heeft u hiervoor op een risico-afdeling voor TBC gewerkt? (o.a.: poli + afdeling longziekten / bronchoscopie, Eerste Hulp/ laboratorium TBC diagnostiek , afdeling behandeling van HIV patiënten + drugsverslaafden / Röntgenafdeling, etc.) Zo ja, wanneer was dit ? (datum)
□ Ja
□ Nee
•
____________
4a. Bent u na afloop van deze werkzaamheden onderzocht op TBC? • Zo ja, wanneer vond dit onderzoek plaats ? (datum)
□ Ja □ Nee ____________
5. • •
□ Ja □ Nee ____________ ____________
Heeft u in een risicoland voor TBC gewoond en/of heeft u daar gewerkt? Zo ja, welk land was dit ? (check lijst risicolanden TBC, GGD 2011) Wanneer woonde en/of werkte u in dit desbetreffende land ? (datum)
5a. Bent u na afloop van dit verblijf onderzocht op TBC? • Zo ja, wanneer vond dit onderzoek plaats ? (datum)
□ Ja □ Nee ____________
Indien u vraag 2, 4 en/of 5 met □ Ja heeft beantwoord dient u voor aanvang van de werkzaamheden (of e uiterlijk op de 1 dag) contact op te nemen met de arbo afdeling op tel: 5122888 of e-mail naar:
[email protected] voor een verdere triage. Medewerker Voor akkoord Datum Handtekening
_____________________ _____________________ _____________________
Formulier e-mailen naar:
[email protected] of sturen naar: Arbo afdeling Locatie: H6.008 Antwoordnummer 3524 1000 SE Amsterdam
Geheimhoudingsverklaring De ondergetekende, Naam
:
Adres
:
Postcode + plaats
:
Geboortedatum
:
Start werkzaamheden
:
Functie / afdeling
:
Verklaart hierbij, 1. dat hij/zij verplicht zich tegenover onbevoegden strikte geheimhouding te betrachten ten aanzien van alles wat tengevolge de door hem/haar te verrichten werkzaamheden binnen het NKI-AVL bekend wordt en waarvan hij/zij weet of kan vermoeden dat deze informatie van vertrouwelijke aard is. 2. dat hij/zij zich ervan bewust is dat schending van deze geheimhoudingsplicht, gedurende de werkzaamheden bij het NKI-AVL, hetzij na beëindiging hiervan, onderhevig is aan de sancties bij de wet (art. 272 van het Wetboek van Strafrecht) gesteld. Schending van zijn/haar geheimhoudingsplicht geschiedt door op enigerlei wijze aan derden direct of indirect, in welke vorm ook, enige mededeling te doen van of aangaande enige bijzonderheden van het NKI-AVL of de werkzaamheden betreffende of daarmee verband houdende zoals onder paragraaf 1 beschreven. 3. hij/zij op de hoogte is van het artikel 7 van de Auteurswet. Dit artikel bepaalt dat als een werknemer in dienst is, en zijn/haar werk het maken van bepaalde werken omvat, de werkgever dan de maker van het werk is en dus alle rechten heeft. Eventuele octrooirechten (artikel 12 Rijksoctrooiwet) en rechten van intellectueel eigendom berusten bij de werkgever. In geval deze rechten niet ingevolge enige wettelijke bepaling aan de werkgever toekomen, zal de werknemer zijn/haar rechten van intellectuele eigendom aan de werkgever overdragen. Voor akkoord getekend in Amsterdam op ………………..2011 Naam: _______________ Handtekening
Hepatitis B verklaring (gastmedewerkers / studenten / gedetacheerden) (n.b. bent u een risicoloper en geen risicovormer dan kunt u hier volstaan met NAW gegevens en uw vaccinatiestatus, d.w.z.: ik ben □ niet / □ niet volledig / □ volledig gevaccineerd > aankruisen van wat van toepassing is).
Naam + initialen
_______________________________________
Geboortedatum
_______________________________________
Tel/mobiele tel
_______________________________________
Datum in dienst
_______________________________________
Functie
_______________________________________
Afdeling
_______________________________________
Naam leidinggevende
_______________________________________
Bent u een risicovormer ? (SW checkt lijst, ‘Risicovormers in het NKI-AVL’ d.d. juli 2009). Indien ja, onderstaande vragen invullen. Aankruisen wat van toepassing is:
□
Ik ben niet of niet volledig gevaccineerd.
□
Ik ben reeds volledig gevaccineerd. Indien ja, laatste vaccinatiedatum: ______________ Titer:
______________ (voeg vaccinatiepaspoort bij)
Controle op vaccinatiestatus als volgt: a. Indien volledig gevaccineerd, d.w.z. titer = > (hoger dan) 100 IU/L > er mogen wel risicovolle handelingen worden uitgevoerd. b. Indien geen kopie vaccinatie paspoort > er mogen geen risicovolle handelingen worden uitgevoerd. c. Indien risicovormer niet (volledig) is gevaccineerd > er mogen geen risicovolle handelingen worden uitgevoerd. d. Indien titer = < (lager dan) 100 IU/L > er mogen geen risicovolle handelingen worden uitgevoerd. e. Indien risicoloper > er mogen wel risicovolle handelingen worden uitgevoerd.
Medewerker voor akkoord Datum Handtekening
__________________________ __________________________
Bepalen vaccinatiestatus Er mogen □ wel / □ geen* risicovolle handelingen worden uitgevoerd (aankruisen wat van toepassing is). * bij geen risicovolle handelingen >>> SW neemt direct (voor aanvang werkzaamheden) contact op met de arbo-assistente op tst 2888 of met infectiepreventie op tst 2874.
Formulier per omgaande naar: Het secretariaat van de bedrijfsarts H-Gebouw, kamer 06.008 Antwoordnummer 3524 1000 SE Amsterdam
MRSA verklaring (voor het NKI-AVL) (ook voor gasten / stagiaires / studenten / tijdelijke medewerkers, e.d.) Gasten/stagiaires uit het buitenland die tot 2 maanden voor aanvang van de werkzaamheden in het NKI-AVL in een buitenlands ziekenhuis patiëntencontact hebben gehad, dienen in het land van herkomst MRSA neus- en keelkweken (de uitslagen zijn max. 1 maand oud) te laten afnemen. De uitslagen dienen bij aankomst te worden overlegd aan de ARBO afdeling van het NKI-AVL. - Indien de MRSA neus- en keelkweek uitslagen positief zijn dient de gast in haar/zijn land van herkomst behandeld te worden. Er dienen eerst drie (3x) negatieve MRSA kweeksets (1 kweekset bestaat uit : neus-, keel- en perineumkweek) overlegd te worden, voordat de gast bij het NKI-AVL kan starten. Hierna e worden op de 1 werkdag opnieuw MRSA neus- en keelkweken afgenomen door de ARBO afdeling. e - Indien de MRSA neus- en keelkweek uitslagen negatief zijn, dient de gast op de 1 werkdag opnieuw MRSA neus- en keelkweken te laten afnemen door de ARBO afdeling.
Naam + initialen
______________________________________
Geboortedatum
______________________________________
Tel/mobiele tel
______________________________________
Start- en einddatum gastperiode /stage
________________ t/m __________________
Functie + afdeling (NKI-AVL)
______________________________________
Naam leidinggevende/gastvrouw/gastheer
______________________________________
Ik heb patiëntencontact in het NKI-AVL (ik zal werken op een afdeling waar patiënten verblijven). □ Ja / □ Nee (indien nee > ga naar de ondertekening). Indien Ja, kruis aan wat van toepassing is.
□ □ □
Ik heb in de afgelopen 2 maanden in een buitenlands ziekenhuis gewerkt. Ik ben regelmatig in een buitenlands ziekenhuis werkzaam / ik begeleid patiënten van een buitenlands naar een Nederlands ziekenhuis. Ik ben in de afgelopen 2 maanden in een buitenlands ziekenhuis opgenomen geweest en/of heb een ingreep ondergaan.
*
Indien u 1 of meerdere vragen hierboven heeft aangekruist > er moeten MRSA neus- en e keelkweken afgenomen worden (in ieder geval op de 1 werkdag) door de ARBO afdeling (nb. bij een opname en/of ingreep in een buitenlands ziekenhuis geldt een werkverbod tot er negatieve MRSA neus- en keelkweek uitslagen zijn).
*
HR Services / Service Center neemt (vóór aanvang van de werkzaamheden) contact op met tst 2888 (arbo assistente) of tst 2950 (arbocooördinator).
□
Ik heb in de afgelopen 2 maanden niet in een buitenlands ziekenhuis gewerkt, heb geen buitenlands ziekenhuis bezocht, ben niet opgenomen geweest of heb een ingreep ondergaan in een buitenlands ziekenhuis.
Indien u de vraag hierboven heeft aangekruist > er hoeven geen MRSA neus- en keelkweken afgenomen worden. Medewerker Datum Handtekening
___________________ ___________________
Formulier sturen naar:
[email protected] of inleveren bij: Arbo afdeling Locatie: H6.008 Antwoordnummer 3524 1000 SE Amsterdam