Kikker Opgave 1 – Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kikker’.
kikker
Opgave 2 – Puzzelen met woorden Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord. winterslaap | sperma | kikkerdril | bevruchten | longen | amfibie | kieuw | zwemvliezen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
dunne huid tussen de tenen hiermee halen dieren zuurstof uit het water als het mannelijk sperma de vrouwelijke eitjes bereikt een klont kikkereitjes in kleverige gelei een vloeistof van het mannetje dat de eitjes van het vrouwtje kan bevruchten een winter lang rusten organen waarmee mensen en dieren kunnen ademen een dier dat zowel op het land als in het water kan leven 1 2
3 4 5 6 7 8
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind! dichtbij------------------- ver weg piepklein loslaten heleboel veilig vastkleven weinig gevaarlijk reuzengroot
zoeken nieuw veranderen doodstil
oud gelijk blijven beweeglijk vinden
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind! kikker------------------------------ sprong kikker vlooien reuzen slaap zwem kikker winter honger zuur zakjes boom vliezen water stof kieuw dril Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 23 uit je boek. Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven. voedsel | aangenamer | gigantisch | ontwaken | hol | voorjaar Als het in het _ _ _ _ _ _ _ _ _ weer wat _ _ _ _ _ _ _ _ _ wordt, _ _ _ _ _ _ _ _ _ de kikkers. Ze hebben _ _ _ _ _ _ _ _ _ veel honger. Ze kruipen uit het _ _ _ _ _ _ _ _ _ en springen weg, op zoek naar _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kikker’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord! als kikkers op een kluitje zitten (o) | een kikker in je keel hebben (l) | van een kale kikker kan je geen veren plukken (d) | hij heeft zoveel geld als een kikker veren (o) | een koele kikker zijn (s) | waar kikkers zijn, daar is ook water (d) | wie een prins wil trouwen, moet veel kikkers kussen (t) | hij wil een kikker villen voor een cent (i) __ __ __ __ __ __ __ __
waar niets is, is ook niets te halen hij bezit niets dicht op elkaar zitten in elk verhaal zit wel een kern van waarheid gevoelloos zijn de juiste keuze maken door veel ervaring op te doen hij doet alles voor geld een schorre stem hebben
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!
Tuinboon Opgave 1 – Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘tuinboon’.
tuinboon
Opgave 2 – Puzzelen met woorden Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord. steeltje | nectar | wortel | veldmuis | inblikken | peul | fabrieken | stengel | scheut 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
de eerste stengel met blaadjes van een nieuwe plant zoet sap in het midden van een bloem een stevige dikke schil waarin bonen groeien verpakken in blikjes ander woord voor ‘bedrijven’ muisachtig knaagdier de steel van een plant verbinding tussen boon en peul deel van de plant dat in de grond groeit 1 2 3 4 5
6 7 8 9 Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind! stuifmeel-------------------------- zetmeel ---------------------------stuifzaad scheut steel zaaigoed stengel uitloper kroot wortel kiem halm zaad peen loot
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind! peul-------------vrucht bonen bonen zij staak tuin zaad bonen blad zon knop veld kant bloem licht bloem muis Wat hoort bij ‘peulvruchten’? Kies uit: erwt | pinda | insect | sojaboon | worm | aarde | mest | tuinboon peulvruchten
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 11 uit je boek. Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven. loof | gewas | enorm | steel | aarde Water uit de _ _ _ _ _ _ _ _ _ gaat door de wortels en de _ _ _ _ _ _ _ _ naar het _ _ _ _ _ _ _ _ _ . De plant groeit _ _ _ _ _ _ _ _ _ snel. Dan komen er bloemknoppen aan het _ _ _ _ _ _ _ _ _. Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘bonen’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord! hij is in de bonen en plukt erwten (e) | hij doet voor spek en bonen mee (n) | honger maakt rauwe bonen zoet (d) | een heilig boontje (o) | boontje komt om zijn loontje (b) | zijn hart is geen boontje groot (a) | zijn eigen boontjes kunnen doppen (z) | een blauwe boon (a) | ik ben een boon als het niet waar is (n) __ __ __ __ __ __ __ __ __
verdiende straf iemand die overdreven braaf doet hij telt niet mee hij is in de war ik geloof er eigenlijk weinig van voor zichzelf kunnen zorgen een kogel hij is heel bang als je honger hebt, lust je alles
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Kangoeroe Opgave 1 – Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kangoeroe’.
kangoeroe
Opgave 2 – Puzzelen met woorden Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord. dingo | stoeien | boksen | buidel | adelaar | paren | omsingelen | python | tepel 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
vechten met je handen een roofvogel een grote slang een soort wilde hond speels vechten een bobbeltje op de borst waaruit een baby melk kan drinken vrijen om jongen te kunnen krijgen insluiten een stuk huid in de vorm van een zak op de buik van een kangoeroe 1 2
3 4 5 6 7 8 9 Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind! roepen ----------------------------gillen -------------------------------schreeuwen omsingelen dollen daveren boksen denderen omringen stoeien omsluiten stoten paren drinken bevruchten dreunen dekken sabbelen zuigen stompen ravotten
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Maak van de werkwoorden zelfstandige naamwoorden. Kijk naar het voorbeeld en vul het schema in. werkwoord jagen bevruchten paren dekken dreunen drinken springen schieten dreigen
zelfstandig naamwoord de jacht de de de de de de het de
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 6 uit je boek. Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven. alvorens | jong | prepareert | plaatsje | weken Het _ _ _ _ _ _ _ _ van een kangoeroe groeit maar vier _ _ _ _ _ _ _ in de buik van zijn moeder. _ _ _ _ _ _ _ _ het jong geboren wordt, _ _ _ _ _ _ _ _ zij zijn _ _ _ _ _ _ _ _ _ voor hem. Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘springen’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord! van de hak op de tak springen (l) | uit zijn vel springen (e) | een gat in de lucht springen (o) | uit de band springen (o) | in het oog springen (g) | voor iemand in de bocht springen (v) | de dans ontspringen (o) | men moet niet verder springen dan zijn polsstok lang is (r) | de pieken laten springen (f) ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___
men moet geen dingen doen die men niet aankan het gevaar ontlopen heel blij zijn veel geld uitgeven voor een ander opkomen zich gek gedragen opvallen woedend worden steeds van onderwerp veranderen
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Cavia Opgave 1 – Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘cavia’.
cavia
Opgave 2 – Puzzelen met woorden Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord. speciaal | dutje | gulzig | tepel | kleverig | condor | Andesgebergte | paren | poema 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
plakkerig een grote vogel een grote, wilde kat een bergketen in Zuid-Amerika schrokkerig een kort (middag)slaapje bijzonder een bobbeltje op de borst waaruit een baby melk kan drinken vrijen om jongen te kunnen krijgen 1 2
3 4 5 6 7 8 9 Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind! verbergen ------------------------verstoppen -----------------------verhullen paren kauwen hazenslaapje gulzig behaard knagen dutje bevruchten vraatzuchtig harig tukje vrijen knabbelen gretig wollig
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind! woorden ---------------- lijst hand stil melk dood slaapje gras hazen tand huis voor stand vee
vlakte klier voer dier
Wat hoort bij ‘knaagdier’? Vul het schema in en kies uit: hamster | hond | rat | poes | paard | eekhoorn | bever | koe knaagdier
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 10 uit je boek. Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven. grote | vlakbij | knaagt | angstig | jonkies De _ _ _ _ _ _ _ _ zijn nog een beetje _ _ _ _ _ _ _ . Ze blijven _ _ _ _ _ _ _ _ hun moeder. Dit kleintje _ _ _ _ _ _ _ _ met zijn _ _ _ _ _ _ _ _ tanden aan het gras. Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘tanden’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord! met lange tanden eten (n) | haar op de tanden hebben (s) | het bit tussen de tanden nemen (d) | met de mond vol tanden staan (n) | zijn tanden laten zien (a) | tot de tanden gewapend zijn (a) | staken de handen, zo staken de tanden (d) | oog om oog, tand om tand (h) | wie vet eet, graaft zijn graf met zijn tanden (t) ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___ ___
wraak nemen veel wapentuig hebben met tegenzin eten kwaad worden iemand die zich met woorden flink kan verweren wie veel vet voedsel eet, verkort zijn leven laten zien dat je je niet zomaar gewonnen geeft niet weten wat te zeggen zonder werk geen eten
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Vlinder Opgave 1 – Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘vlinder’.
vlinder
Opgave 2 – Puzzelen met woorden Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord. melkplant | nectar | insect | eitje | paren | spinnen | rupsje | vervellen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
andere benaming voor ‘zijdeplant’ of ‘wolfsmelk’ het maken van een zijden draad de eerste levensfase van een vlinder de fase na het eistadium het afgooien van de huid een dier met zes poten, twee voelsprieten en een driedelig lijf een zoete kleverige stof door bloemen gemaakt het vrijen van dieren 1 2 3 4
5 6 7 8
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn tegenstellingen. Verbind! warm ------------------------------koud drogen glad uitrollen dichtslaan verkreukeld nauw openbarsten bevochtigen ruim loslaten vastgrijpen oprollen
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind! achter ------------------- lijf melk hand open tocht dennen luis onder boom vlinder weg blad barsten trek plant mensen tuin Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 24 uit je boek. Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven. regelmatig | gedurende | getroffen | vrijen | tocht _ _ _ _ _ _ _ _ _ de lange _ _ _ _ _ _ _ _ rusten de vlinders _ _ _ _ _ _ _ _ _ uit. Dit mannetje heeft een vrouwtje _ _ _ _ _ _ _ _ _ dat wel wil _ _ _ _ _ _ _ _ _. Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met de woorden ‘vlinder’, ‘bladeren’ en ‘smaak’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord! vlinders in de buik hebben (e) | omdraaien als een blad aan de boom (c) | als een boom zonder bladeren (i) | geen blad voor de mond nemen (n) | in de smaak vallen (n) | er zit kraak noch smaak aan (e) | dat heeft een nare bijsmaak (s) | over smaak valt niet te twisten (t) __ __ __ __ __ __ __ __
een leven zonder geluk erg gewaardeerd worden er is een onprettige herinnering aan verbonden verliefd zijn opeens van mening veranderen over verschil van mening moet je geen ruzie maken smakeloos, nietszeggend zeggen wat je denkt
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ Klaar? Tijd om na te kijken!
Kip Opgave 1 – Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘kip’.
kip
Opgave 2 – Puzzelen met woorden Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord. paren | bevrucht | broeden | ras | kam | eitand | schuilen | snavel | spiermaag 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
de felrode, vlezige kuif van een haan een klein hard puntje op een kuikensnavel om de eierschaal te kunnen breken een speciale maag van de kip ander woord voor ‘vrijen’ wanneer het mannelijk sperma bij een vrouwelijk eitje komt de harde bek van een vogel een groep dieren die er ongeveer hetzelfde uitzien een veilige plek zoeken het op de eieren zitten om ze warm te houden en om ze uit te laten komen 1 2 3 4 5 6 7
8 9
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind! snavel ---------------------------- vogelbek -------------------------- snater bevruchten fier fijn malen ras verpulveren familie vermalen soort parmantig boerderij dekken boerenbedrijf trots hoeve paren Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind! kippen --------- ei ei ren rond veertjes dons om kippen tand
staart spier kippen leg
batterij veren maag vel
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 13 uit je boek. Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven. holt | rap | verheugd | verlaten | angstig Dit kuiken is _ _ _ _ _ _ _ . Hij is _ _ _ _ _ _ _ zo alleen. Dan hoort hij _ _ _ _ _ _ zijn moeder kakelen en hij _ _ _ _ _ _ _ zo _ _ _ _ _ _ als hij kan naar haar toe. Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘kip’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord! een kale kip kun je niet plukken (r) | kakelen als een kip zonder kop (e) | als de vos de passie preekt, boer pas op je kippen (m) | er als de kippen bij zijn (p) | er was geen kip te bekennen (a) | met de kippen op stok gaan (s) | zich kiplekker voelen (a) | de kip met de gouden eieren slachten (g) | kippenvel krijgen (i) __ __ __ __ __ __ __ __ __
vroeg gaan slapen direct reageren tinteling in de huid door schrik of andere emotie onzin vertellen van een arm persoon kun je geen geld krijgen kijk uit voor mooie praatjes zich goed voelen er was niemand aanwezig iets heel doms doen
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Zonnebloem Opgave 1 – Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘zonnebloem’.
zonnebloem
Opgave 2 – Puzzelen met woorden Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord. zaad | oogsten | verwelken | bevrucht | kiemblaadjes | meeldraden | wortels | nectar | stampers | mineralen | bloempje | stuifmeel 1. 2. 3. 4. 5.
verdorren een zoete, kleverige vloeistof door bloemen gemaakt de delen van een plant die onder de grond groeien de eerste blaadjes die aan een plant komen als de vrouwelijke delen van een bloem in aanraking komen met stuifmeel van de mannelijke delen 6. een fijn, kleverig poeder dat gemaakt wordt door de mannelijke delen, de meeldraden 7. de vrouwelijke delen van een bloem, die nectar aanmaken 8. speciale voedingsstoffen in de grond 9. plantenvoortbrengsel 10. verkleinwoord van ‘bloem’ 11. de mannelijke delen van een bloem 12. het verzamelen van volgroeide gewassen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind! bladeren ----------------blad ----------------------loof mineralen verdorren zaaigoed oogsten afkomst verkommeren verwelken voedingsstoffen bakermat oorsprong kiem vergaren zaad plukken delfstoffen Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind! bloemen ---------------- zaad oor blaadje kiem sprong zon machine oogst licht
bloem kelk honing dieren
voedsel knop blaadjes bij
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 11 uit je boek. Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven. ontwikkeling | boven | bewaakt | steel | stekelige _ _ _ _ _ _ _ _ _ op de _ _ _ _ _ _ _ _ is een bloemknop in _ _ _ _ _ _ _ _ _ . De bloemknop wordt _ _ _ _ _ _ _ _ _ door _ _ _ _ _ _ _ _ _ groene kelkblaadjes. Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met de woorden ‘bloem’ en ‘zon’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord! bloemen verwelken, schepen vergaan (e) | iets verbloemen (v) | de bloemetjes buiten zetten (e) | iemand in het zonnetje zetten (w) | er is niets nieuw onder de zon (r) | hij kan de zon niet in het water zien schijnen (l) | smelten als sneeuw voor de zon (n) | voor niets gaat de zon op (e) | na regen komt zonneschijn (k) __ __ __ __ __ __ __ __ __
iets verbergen feest vieren alles is al eens eerder zo geweest iemand in het middelpunt van de belangstelling zetten niets duurt eeuwig hij is jaloers na tegenslag komt er altijd weer een periode van voorspoed alles kost geld iets dat snel verdwijnt
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!
Appel Opgave 1 – Woordweb maken Vul je woordweb met woorden uit het boek die passen bij het woord ‘appel’.
appel
Opgave 2 – Puzzelen met woorden Welk woord hoort waar? Kijk naar de omschrijvingen en vind het verticale woord. bloesem | boomgaard | twijg | vruchtvlees | meeldraden | kweker | rotten | stuifmeel | snoeien 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
het sappige deel van een vrucht het gele poeder op de meeldraden in een bloem een tuin met verschillende vruchtbomen een klein takje een heleboel bloemen aan een fruitboom stuifmeel vormend orgaan in een bloem iemand die een boomgaard heeft met een heleboel vruchtbomen takken van een plant of boom halen, waardoor hij sterker wordt vergaan, bederven 1
2 3 4 5 6 7 8 9 Het verticale woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ Opgave 3 – Synoniemen en tegenstellingen oefenen Welke woorden horen bij elkaar? Dat zijn synoniemen. Verbind! kweker------------------------rijp rotten snoeien twijg
teler------------------------------afsnijden bederven takje volgroeid
tuinder ontbinden loot voldragen uitdunnen
Opgave 4 – Spelling en woordbouw oefenen Welke woorden vormen met elkaar een samenstelling? Verbind! fruit------------- boom boom vlees appel mand vrucht draden bloem tak meel boom fruit moes appel gaard boom blaadje Wat hoort bij ‘fruit’? Kies uit: vlinder | bij | perzik | rups | peer | appel | konijn | mandarijn fruit
Opgave 5 – Gatenteksten en zinsbouw oefenen Lees bladzijde 7 uit je boek. Welk woord hoort nu waar? Let op: de betekenis van de zin moet gelijk blijven. ontluiken | voorjaar | vele | loot | scheuten Op elke _ _ _ _ _ _ _ _ zitten _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ . Als het in het _ _ _ _ _ _ _ _ warmer wordt, _ _ _ _ _ _ _ _ _ de scheuten. Opgave 6 – Spreekwoorden oefenen Er bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met het woord ‘appel’. Zet de letter achter het spreekwoord op de juiste plaats en vind het verborgen woord! een appeltje voor de dorst bewaren (s) | een appeltje met iemand schillen (e) | dat is geen appelsap (u) | appelen voor citroenen verkopen (c) | door de zure appel heen bijten (r) | de appel valt niet ver van de boom (v) | appels met peren vergelijken (e) | een appelflauwte krijgen (l) | voor een appel en een ei (v) | de appelman komt om zijn geld (t) | iemands oogappel zijn (h) __ __ __ __ __ __ __ __ __ __ __
kinderen lijken vaak op hun ouders een vervelend karwei opknappen het is geen kleinigheid bedriegen een heel geliefd persoon zijn ziek worden van te veel fruit heel goedkoop doen alsof je het benauwd krijgt dingen vergelijken die niet te vergelijken zijn iemand een standje geven rekening houden met de toekomst
Het verborgen woord is: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _
Klaar? Tijd om na te kijken!