OPENLUCHTSMUSEA EN VOLKSKUNST IN SKANDINAVIE. t t t t DOOR DORA DE GIJSELAAR. ï t t t „Die steinalte, zittemde Frau. die dein groszen Schranke gegenüber, hinterm Ofen sasz, mag dort schon eiu Viertel Jahvhundeit lang gesessen haben, und ihr Denken und Fühlen ist gewisz innig verwachsen mit allen Keken dieses Ofens und allen Schnitzeleien dieses Schrankes. Und Schrank und Ofen leben, clenn ein Mensch hat ilinen einen 't'heil seiner Seele eingellöszt." IIKIXK— IIAKZRKISK.
ook Arthur Hazelius, de oprichter van het Nordiska Museet in Stockholm, dat zijn museum in beeld zou brengen het geheele Zweedsche volk, zoo 't geleefd en gewerkt had. Even buiten Stockholm zijn op een schaduwrijk en glooiend terrein, geheele huizen uit verschillende deelen van Skandinavië overgebracht. Die huizen liggen daar heel natuurlijk tusschen de boomen verscholen, de tuintjes zijn aangelegd zooals de menschen in die streek dat plegen te doen en in elk huis staat alles wat men er in vond toen 't overgebracht werd.
Elk ding maakt deel uit van zijn omgeving en is zonder die omgeving voor ons onbegrijpelijk : één enkele noot aangeslagen op de piano zegt niets, 't is een dood ding, maar in samenhang met andere noten wordt Voor de talrijke overzij tot een levend gecomplete voorwerpen, heel, eene melodie die kostbare weefsels en AFli. I. I i r i S UIT SAKTF.RSDALKN. iets in ons oproept. de interieurs uit de Deze regel is wel in 't bijzonder van toe- steden bestaat een groot gebouw in de onpassing op gebruiksvoorwerpen, dingen die middellijke nabijheid van bedoeld terrein. moeten voldoen aan de cischen van menschen, Toen ik Skansen bezocht was 't nog voorlevende in een bepaalden tijd en omgeving jaar: een koude dag, overal smeltende sneeuw ; en die zoodoenik ging een van de door 't gede eerste huizen bruik met menbinnen ; kijk, schen en omgedaar brandt een ving zijn samengroot houtvuur gegroeid. De onder de menschen zijn schouw, de zon ten allen tijde schijnt zoo vroowel 't zelfde lijk door de kleimaar zij spreken ne ramen; een zich steeds in boerenmeisje in andere vormen haar kleurige uit en die verkleederdracht schillende vorzit bij 't vuur men leert ons te werken, 't Is de geschiedenis, zoo stil buiten en AKH. 2. HUIS UIT SAETERSDAI.EN. deze opgevat in binnen, alles is den ruitnsten zin van 't woord. Zóó wilde netjes aangeveegd en de tafel is gedekt: er 34
op staan tinnen kandelaars, platte houten gebracht opdat ook zij tot nieuw leven geschalen voor boter, tinnen borden met de zware sterkt zouden worden. zilveren bierkroezen er naast en midden op Op Bygdö bij Kristiania (een soortgelijk tafel 2 groote stapels brooden, brooden in Museum als op Skansen) staat een heel oud allerlei vorm. Zóó is ook de tafel gedekt op huis (afb. i, 2). In het eigenlijke woonverden avond vóór Kerstmis; alles is netjes schoon- trek is één licht- en luchtopening die met een gemaakt, de vloer met stroo belegd, de ge- klep gesloten kan worden, 't Vuur brandt in weven kleeden („bonader") langs de wanden 't midden en langs de wanden staan banken gehangen; 't is dan al donker, op 't vuur (het buffet en de bedsteden zijn uit later tijd). worden groote houtblokken gestapeld die hoog Zóó ongeveer moeten de woningen geweest opvlammen en de kaarsen aangestoken, 't zijn in den vikingentijd, alieen waren de Julmaal op Julavond was vroeger een heilige afmetingen dikwijls grooter. (De feesthal handeling waartoe men zich bereidde door van Egill Skalagrimsson op IJsland kon 100 wassching in een heilige bron. Dan werd er menschen bergen, zegt men). Om het dak gegeten van 't meel. dat gemalen was uit bij die grootere afmetingen te schragen stonden de laatste garf, daarin op bepaalde afstanden was opeengehoopt al zware steunbalken, die de sterkende kracht 't huis verdeelden als van de vruchtbare aareene kerk in middende en de ever werd schip en zijbeuken. Die gebraden: 't heilige zijbeuken werden indier, gewijd aan Freyr genomen door een verden vruchtbarende. hoogde bank; de ziten ligplaatsen.In'tmidEn de mede werd den brandden vuren, gedronken die vol honing is; levenwekkend tussschen elke 2 paar Af». 3. HUIS UIT 11LEKINGE. is de honing want in steunbalken een vuur. den boom Yggdrasill den levensboom, weidt 't Midden van elk der 2 langbanken vormde liet hert Eikthyrnir en van zijn gewei vallen de ,,hoogbank" voor den huisheer en zijn druppels die voornaamste nieuw leven I ^ ^ ^ M M I ^ H H B gasten. Deze
geven aan de ^ ^ ^ ^ H dorstende ^ ^ ^ ^ H aarde en al i ^ ^ ^ B die dauw- ; | ^ ^ ^ | druppels lign l gen 's och- H H H | tends vroeg H i 111 np
oofMi
bloemkelken, daarvan maken de bijen den honing. Versterkend en Ie-
^B^H IMnHH
••K
^^E^^^^^l ^
I«IM« JalsMI huis, daar was flKKj een ieder veii ^ 1
•Kl»*£
JT"^-
•tJPCT ••ril K M | KiMl K | L 'Ki|Mp
venwekkend •JKnt^ was dit heilig '—~ maal en ook AK11. 2 . I I l ' I S 1' aan de goddelijke machten werd eerbiedig hun deel
' ' heiligdom van 't
PI
- nsixiS til
KKrMMM
- f-* -
lig; aan '1 hoi den huisgod was ze ge... , wijcl met de steunbalken, die 2 aan 2 de hoogbank omsloten, en die met beelden van Thor versierd wa-
ren. Rij feestelijke ])lechtigheid werden de donkerbruine wanden met
T SAETI:KS]>AI.FN.
35
AI»,
t;.
IS I i r TIIKI.KMAKKKN.
weefsels behangen en de banken niet kussens en kostbare stoffen belegd die de vikingen uit vreemde landen hadden meegebracht. Veel hout werd op de vuren gegooid dat hoog opvlamde: een flikkerlicht gloeide even in 't staal van een wapen of in een gouden sieraad en een rood schijnsel gleed over de gesneden godenbeelden boven in de rijkversierde dakspanten, die in zwarte schaduw stonden. Zooals staat in 't Beowulflied: „Veel mannen en vrouwen kwamen Heorot, de hal, versieren ; met rijke weefsels werden de wanden behangen. Dan trad Hrodgar, Healfdene's zoon, de hal binnen: bij 't feestmaal wilde de vorst aanzitten met zijne vrienden. Vroolijk zetten zich de helden op de banken en genoten van den overvloed. Ook Wealchtheow, Hrodgars vrouwe, de halle binnentrad : een hoorn met mede gevuld bood zij eiken gast. Vriendelijk groetend ging de goudgesmukte de zaal rond. aan allen schatten reikend. Veel werd in Heorot de hal verteld dien avond, toen Hrodgars skalden zongen van het volk der Oost-Denen; luid geroep klonk dan van de banken." Van al die heerlijkheid uit den bloeitijd der Skandinavische landen is niet veel meer overgebleven. De vikingetochten hielden op, 't iand verviel door de voortdurende onderlinge twisten, en de meest aanzienlijke woningen verdvve36
nen 't eerst: ,,hooge boomen vangen veel wind." En toch, hoe klein en eenvoudig dit huis uit Saetersdalen ook is, toch denkt men onwillekeurig aan vroeger tijd. 't Komt misschien door de verlichting: dat doezelige licht dat door de eenige opening naar beneden zweeft en hoe langer hoe meer vervaagt — in de hoeken staat alles donker met een enkel glimlicluje in tingerij of koperen kandelaar — en dan 't massieve van balken en meubels! Koninklijk in allen eenvoud! 't Is trouwens geen wonder dat dit huis een beeld oproept van 't leven in den tijd der vikingen: het is uit Satersdalen, een der meest afgelegen dalen van Noorwegen, waar de menschen voor een 50 jaren nog net waren als de Noren uit de I2f eeuw: ruw van zeden, maar vol trotschen moed. En zooals zij zelf in deze huizen, zoo leefden ook hun gedachten in een geheimzinnig halfduister, vol van geweldige, sombere gedaanten die de menschen dreigen te verpletteren in de wilde stormnachten of in de klare, wonderlijke maanlichtnachten vol zilverglanzende elfen, die verraderlijk lokken in t diepe water of in de wilde bergen. Heel anders zijn de huizen, afb. 5 en 6 uit Hove in Thelemarken op Bygdö en afb. 3 en 4 uit Bleckinge op Skansen: ze staan dichter bij onzen tijd; door de ramen
A H . 4. II! IS l"IT RLEKINOK.
schijnt een vriendelijk gelijkmatig licht, geen zwart donkere hoeken meer niet enkel een rossig schijnsel van 't vuur. Toch zijn beide huizen onderling nog zeer verschillend; dat uit Blckinge met 't ruime, lichte vertrek, 't vriendelijk tuintje ervoor, met bloemen en bijenkorven, komt uit een weiNarende streek; een golvend heuvelland, 't Andere, kleiner, waarin alles nog massiever en donkerder van kleur is, zonder tuintje of iets ervóór komt uit Thelemarken in Noorwegen, een streek met nauwe dalen en donkere dennenbosschen. In beide huizen brandt 't vuur niet m er midden in 't vertrek, maar op den open haard in een hoek met een schoorsteen om den rook af te voeren, 't Huis uit Bleckinge heeft nog 't oude licht- en luchtgat boven in 't dak, maar in de wanden zijn ramen gekomen. De banken zijn met stroo gevuld waarop geweven kleeden liggen, ook langs 't schuin oploopend dak en den gevelwand zijn bij plechtige gelegenheden weefsels gehangen. Op afb. 6 is nog duidelijk de hoogbank te zien: de verhooging onder 't raam aan 't „hoofd' van de tafel, geflankeerd door hoekkastje en buffet. (Deze eereplaats, die vroeger in 't midden van den lange wand stond, is verplaatst naar de gevelzijde na de invoering van ramen, die 't eerst in de gevelzijde gemaakt werden en de vaste tafel die een plaats kreeg vóór de ramen). Het huis uit Bollnas op Skansen (afb 8)
AFB. 6.
HIIS
VIT
THKLEMARKKX.
AFH.
II.
HuKKDKKI.I
II!'
/.IIDZWKUKN.
is uit nog lateren tijd. Van de stad uit zijn nieuwigheden op t land gekomen : lichte muren en geschilderde behangsels moesten nagemaakt en 't geheel is er niet beter op fjc worden. o
De plattelandsbewoner spreekt zich niet meer uit in z'n eigen natuurlijke vormen, maar volgt de mode en wordt stadsmensen ; 't verband met de omgeving is weg. En juist dat verband met de omgeving is zoo treffend, zoolang de menschen nog onbewust hun gang gaan. Kijk bv. bij ons eens naar boerenhuizen uit de zandstreken, daar waar de donkerpurpre hei zich uitstrekt en de ernstige oude denneboomen staan, waaide natuur zelfs in 't voorjaar nooit uitgelaten vroolijk is: vredig liggen de huizen onder 't laag overhangend rieten dak; 't houtwerk staat in een zwaar oud rood of een uitgevreten grijs-groen: vrindelijk zijn ze de huizen, soms met een tuintje vol goudsbloemen, zonnebloemen of stokrozen, maar er ligt toch zoo iets gedempts en droomerigs over. 't Is er net mee als met de duinplanten, die hebben zich ook zoo heelemaal met hun omgeving vereenzelvigd. In 't vlakke land van Holland is alles veel sterker: de wind blaast er onbarmhartig en nergens is een beschut plekje tegen den regen; de huizen zijn tie cenige bescherming van de menschen en zij voelen hun waardigheid ; zij beheerschen 't land-
37
schap: kijk maar, hoe trotsch zoon vierkant men zij te samen een rythmisch geheel. Noord-Hollandsch huis daar staat met z'n Dan komt men in de kerk, die heel donker liooge puntdak, 't Licht is er ook sterker is van binnen; als de mis gelezen werd en de kleuren zijn feller; zoo houdt ook de brandden er kaarsen op 't altaar, maar in Hollander en de tijden is er geen Fries van bonte mis gelezen en kleuren : groen, nu hangt er de wit, rood en stilte: de angblauw, alles zoo stige stilte als je jolig door elverwacht dat er kaar, net zoo iets gebeuren jolig als een zal. Hollandschewci Maar als de op een zonnige stormwind gieJunidag als ze rend komt gevol staat met reden op de paardebloemen koppen van de en margrieten. golven, dan is Zooals op de 't uit niet de afbeeldingen te stilte daarbinAKB. 7. GAISTAKIIXD IHELKMARKKN. zien is, waren nen ; dan kraken de huizen in Skandinavic van eenvoudige de gebinten, dan piepen de dakspanten en constructie, maar wat een kostelijk timmer- dan bulderen de planken in de zijwanden: werk ! De oude houten kerk (stavekirke) te „Hei-ho, zoo was 't in vroeger tijd, in oorBorgund dateert van pl.m. 1150, en op Bygdo logstijd!, toen Kirik Jarl vocht met dejoms, staat een huis met 't inschrift 1250! vikingers, maar aan Vagn Aakesön genade gaf om zijn dap't Mooist perheiden Sizijn wel de gurd Buesón ,.stavekirker" vrijliet omdat die houten hij zoo jong kerken uit was en zoo den eersten mooi; toen Kristentijd : Gydaaan Haingevreten rald Haarfazijn ze door ger liet weten weer en wind dat zij niet en toch staan eer zijn vrouw ze nog even werd voor hij vast en sterk koning was boven op een over heel heuvel of op Noorwegen." een rots die Ik weet wel uitsteekt in 't dat't Kristenwater. Als kerken waren, men binnenAKB. 8. l i r i S TIT BnLI.NÜSS. maar de nieugaat door de we leer had alleen de vormen veranderd; galerij dan staat daar 1 >m de deur een versiering uitgehouwen : fantastische dieren en planten, de levensbeschouwing was die der heiwild door elkaar geslingerd: slinger voor denschc vikingen gebleven; die kerken slinger is bijna niet te volgen en toch vor- zijn eenzame, sombere overblijfsels uit een 38
veel bewogen tijd van veel strijd en veel sloeg het twee heele huizen; voortdurend bloed, maar ook van veel edelmoed en man- was er geldgebrek, dikwijls wist Hazelius den lijkheid. dag voor 't betalen der huur, niet waar hij Zoo heeft elk voorwerp wat te vertellen: 't geld vandaan moest halen, maar hij ver,,Denn ein Mensen hat ihnen einen Teil seiner trouwde o]) 't goed recht van z'n onderSeele eingefloszt. ' Maar als oude menschen neming, en op een of andere manier kwam die veel doorleefd hebben, zijn zij ook ge- er altijd hulp. In 18.S0 gaf hij 't museum, sloten en teruggetrokken en ze vertellen zoo dat ook wel voorwerpen uit de stamverwante maar niet altijd en zeker niet als men ze in landen bezat, aan het Zweedsche volk onder glazen kasten zet als „wetenschappelijk mate- den naam van „l)et nordiska museet" en 't motto: „Kann dig sialf" (ken u zelve); het riaal." Xu nog iets over museum werd een de geschiedenis zelfstandige instelvan 't museum in ling onder toezicht Stockholm, als bevan een commissie wijs hoe met kleivan 10 menschen, ne middelen iets terwijl Hazelius begroots tot stand stuurder bleef en gebracht kan worzich ook aanspraden, wanneer ei' kelijk stelde voor met toewijding en de schulden. volharding aan geVerschillende inwerkt wordt. terieurs waren in In [872 bij een 't museum ingevoetreis door ,,Daricht, maar men larne" was 't Arwas gebonden aan tur Ilazelius opbepaalde afmetingevallen hoe zelfs gen en ook 't licht in de/e afgelegen kon niet goed aandalen de oude gebracht worden; traditie verloren zoo gaarne wilde ging en hoe merkHazelius heele huibaar de invloed zen overbrengen van de steden met alles wat er werd. Hazelius, die in hoorde en zoo zoo veel van zijn een levend beeld land hield en die geven van 't leven 't zoo door en op 't platteland Alll. 9. BORGUNUh KIRKE. door kende, had uit alle deelen van al lang rondgeloopen met plannen voor een Ethnologisch museum: waarom met zooveel kosten opgraven diep uit den grond, voorwerpen uit een lang verganen tijd en niet letten op 't geen dichtbij ligt. Maar geld had hij niet; toch kocht hij op deze reis eenige dingen, leende bij een vriend IOOO kronen, kocht nog meerdere dingen en huurde een tweetal kamers waar alles opgesteld werd. Het museum groeide snel en in 1880 be-
Zweden. Het stadsleven en de interieurs uit de steden, dat vloekte niet zoo met een stadshuis, die konden wel in 't museum blijven, maar dat andere van 't land dat moest ergens buiten onder gebracht worden. In 1891 kreeg hij een stuk grond ten geschenke dicht bij de stad en toch buiten. Xog 't zelfde jaar kocht hij een groot stuk erbij, opdat 't een ruim geheel zou zijn, dit kostte 100,000 Kr. en moest in 10 jaar afbetaald worden. Geld had hij niet, toch kocht 39
hij 't terrein en wist ioo menschen te vinden musea, zoo mooi als 't maar kan, b.v. op die zich verbinden wilden gedurende i o jaar Marken en op nog eenige plaatsen. Die elk jaar ioo kronen te geven. Toen kon hij plaatsen zijn zelfs nog veel mooier dan een aan 't bouwen gaan en daar staan nu be- museum, want alles is er op en top levend, halve Kskimo- en Lappenwoningen en talrijke maar hue lang zal dat nog duren: Zeker kleine huizen, 5 groote huizen, een geheele niet lanti' meer. boerderij en eenige voorraadschuren. Verder De minst kostbare manier om nog wat te is er een volledige bewaren is wel om collectie van al de zoo spoedig mogelijk in 't wild groeiende teekeningrondige planten, terwijl nu gen en afbeeldingen weldra 't oude mute laten maken van seum in de stad veroude huizen, meubeplaatst wordt naar len en werktuigen een groot gebouw, door bekwame mendat daarvoor geheel schen, die ook voor naar alle eischen is 't aardige en mooie ingericht. wat oog hebben, en In Noorwegen is dan hier en daar men begonnen met een mooi exemplaar een vereeniging op aan te koopen, welte richten, die zich ke collectie dan geten doel stelde oude zamenlijk met reeds merkwaardige geboubestaande collecties wen aan te koopen vercenigd kon woren te onderhouden, den tot een Nederdaaraan is 't o.a. te landsen museum voor danken dat nog eenivolkskunde zooals is ge ,,stavekirker" beaangegeven door waard zijn gebleven, Prof. Dr. J. H. Gallee die anders zeker verin een artikel in dwenen zouden zijn, „Onze Keuw". want niets is tegen't Geldt hier ;/?/ woordig meer veilig of «00//, want een voor de moderne stuk van ons volksmovers: de Amerileven gaat onherroekanen. (Ook in Nepelijk verloren: onderland halen zij gegeschreven geschienoeg van de oude denis, diezelfde ongeAH!. 10. PORTAAL VAN MAXKIRKIvoorwerpen weg, die schreven geschiedelater /»/« musea benis waarvoor men nu langrijk voor onze beoefenaars van volks- zooveel geld en moeite geeft om die te leeren kunde zullen maken). kennen van de Grieken, Romeinen en de Christiania heeft nu een dergelijk open Germanen uit den eersten tijd van onze jaarlucht museum als Stockholm. Wij Hollanders telling en die men over IOO jaar zal willen wij hebben eenige prachtige Ethnologische kennen uit de 17de en 18de eeuw.