VOL K SKU NST INSTITUUT VOOR VLAAMSE VOLKSKUNST
België P.B. 9160 Lokeren 1 8/4264
INSTITUUT VOOR VLAAMSE VOLKSKUNST
INHOUD EDITORIAAL - 120.000 x Zorg
VOL K SKU NST
1
PUBLICATIES Van hoed tot ondergoed
4
Uitzonderlijk boekenaanbod blijft behouden
6
VOLKSMUZIEK Volksdansleiders: ga de uitdaging aan !
7
FLANDRIENS - Interview - Renaat Van Overbeke
9
WERKING IVV Algemene Vergadering
12
Unesco
12
SPROKKELINGEN
12
FEESTEN & FESTIVALS - Hello Festivals ...
13
AANKONDIGING Cursus ‘Vendelen voor beginners’
15
Cursus ‘Dansen uit Essen’
15
Verbroedering der Vlaamse Vendeliers
17
STREEKDRACHTEN De 18de eeuwse mode in het Huis de Lalaing te Oudenaarde
19
VOLKSVERHALEN Kludde achtervolgt tot in de slaapkamer
VLAAMS DANSARCHIEF * VLAAMS VENDELARCHIEF * STREEKDRACHTEN COMMISSIE
25
VOLKSDANS - Spiegel der Jongheyd
27
COLOFON
32
v.u. G. Laekeman, Dorpsstraat 83, 9190 Stekene
JAARGANG 35 NUMMER 3 SEPTEMBER 2010
DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT VOOR DE STUDIE EN DE VERSPREIDING VAN DE VLAAMSE VOLKSCULTUUR
UNESCO
EDITORIAAL
Het IVV is geaccrediteerd door UNESCO als Expertisecentrum voor Cultureel Erfgoed
120.000 x ZORG
COLOFON Volkskunst is het kwartaalblad van het Instituut voor Vlaamse Volkskunst. Jaargang 35 - nummer 3 - september 2010 Aan dit nummer werkten mee: Ivo & Koen De Cock, Frans De Schutter, Stefaan Haesen, Gert Laekeman, Johan Lambrechts, Marcel Oelbrandt, Henri Vannoppen en Jos Van Eyken. Iedere auteur is inhoudelijk verantwoordelijk voor zijn/haar bijdrage. Overname van artikels is toegestaan mits bronvermelding. Het abonnementsgeld voor 2010 bedraagt 10 euro, over te schrijven op bankrekening 416-3079451-83 van IVV, Dorpsstraat 83 te 9190 Stekene, met vermelding van 'Volkskunst' en het adres van de abonnee. Buitenlandse abonnees betalen 15 euro, over te schrijven naar IBAN nr. BE14 4163 0794 5183, BIC code KREDBEBB. Verenigingen en organisaties kunnen zich abonneren voor 12,5 euro en ontvangen elk kwartaal twee gedrukte exemplaren. Voor 25 euro krijgt je groep daarnaast een gepersonaliseerde toegang tot de IVV-website. Daarmee kan je samenvattingen van dansen en vendelreeksen afhalen en Volkskunst in digitaal formaat. Proefnummers van dit tijdschrift kunnen gevraagd worden aan: IVV-secretariaat, Markt 40 bus 4, 9160 Lokeren, tel. 0476 35 59 76, e-post
[email protected] Alle IVV-uitgaven kunnen ook besteld worden bij onze medewerker: Paula Wouters, Herentalsebaan 73, 2240 Zandhoven (Viersel), Tel. & Fax 03 475 12 05, e-post
[email protected] of via de IVV-website www.instituutvlaamsevolkskunst.be
32
We worden met meer steeds minder jong. Dat vraagt eenvoudigweg om meer zorg. De komende 10 jaar moeten 120.000 nieuwe professionele zorgers gevonden worden, wanneer we tenminste het huidig model in stand willen houden. Wat heeft volkskunst daar mee te maken? We gaan 50 jaar terug in de tijd. Er werd nog niet van gemeentelijke fusies gesproken. En nog veel minder van fusies tussen ziekenhuizen. We kenden gezondheidszorg als een regionaal gebeuren. De ziekenhuizen waren kleiner. Een degelijke chirurg en een bekwame internist volstonden als professionele bovenbouw. Ziekenhuiszusters en –broeders coördineerden de onderbouw. Zij werkten als quasi-vrijwilliger, overdag en ook ’s nachts als het moest. De technische middelen waren beperkt. Nog geen nierdialyse, overbruggingen of transplantaties. Wie kanker kreeg moest berusten, want oncologische behandelingen stonden nog in de kinderschoenen. Ernstige infecties konden al wel behandeld worden, zij het dan met basisantibiotica. In de periferie vertouwden we op ‘mijnheer doktoor’. De huisartsen van toen filterden: zoveel mogelijk ambulant behandelen. Enkel ernstige gevallen met enig perspectief gingen naar het ziekenhuis. Geen filevorming in de spoedopname. Het systeem werkte en was betaalbaar. We hadden nog geen minister van cultuur. Toch kenmerkten de gemeenschappen zich door een levendige culturele bezigheid. Verenigingen haalden energie uit creatieve inzet. Het immaterieel cultureel erfgoed borrelde spontaan uit een volkse bodem. IVV put nog steeds uit deze bronnen. Ze zijn steeds minder tastbaar als levend gegeven, maar wat archieven ons nalaten vraagt om exploiteren. Onze gemiddelde leeftijd steeg ondertussen naar 78 jaar voor mannen en 83 jaar voor vrouwen. Het aantal jaren van ons leven dat we zonder chronische inname van geneesmiddelen doorbrengen daalt daarentegen. Eens boven de 50 begint het. Of we het willen of niet, cardiovasculaire problematiek steekt de kop op. Verhoogde bloeddruk, cholesterol, hartkramp: producten van onze samenleving. Artrose maakt het knielen bij ‘Boer en boerinneke’ steeds moeilijker. Prostaatlijden en menopauze (het tweede al meer dan het eerste) zijn onderwerpen tijdens koffiegesprekken. Slaapmiddelen doen hun intrede. Dementie 1
en Alzheimer spoken door onze ijle hoofden. We reserveren onze griepvaccin maanden op voorhand. We zijn beducht voor longontsteking en chronische bronchitis. Immaterieel cultureel erfgoed is in deze omstandigheden een welgekomen medicijn. De oudere generatie heeft een rijkdom aan ervaringen. Ze vormen mogelijks een brug naar de jongere generatie op zoek naar authenticiteit. Liederen van vroeger oefenen een aantrekkingskracht uit op kinderen. Eenvoudige dansvormen leven verder in boom- en andere bals. Wie nog kan mag zelf de dansvloer betreden om de gewrichten soepel te houden, al dan niet met een dagelijkse dosis glucosamine. Bewegen zo lang het ons gegeven is: het geeft leven aan de jaren. Bejaardentehuizen vragen naar initiatieven waarbij jong en minder jong elkaar kunnen ontmoeten. Een culturele paraplu waaronder we mekaar deugddoend ontmoeten: het komt de gezondheid zeker ten goede. En er is dus toekomst in de zorg. We zoeken ze: die 120.000, liefst jonge mensen die zich in het zorgcircuit willen storten. We hebben ze nodig als weldoende omringing in de bejaardenzorg. We willen ze inzetten in ziekenhuizen, dag en nacht. De ziekenhuiszusters en – broeders zijn immers nagenoeg verdwenen. Ook in de ambulante zorg wachten hen uitdagingen. We willen immers zo lang mogelijk in ons huis of appartementje vertoeven. We zullen ze vinden, die 120.000. De zorgreflex bij jonge mensen zal zich vertalen in voldoende kandidaten. Alleen: blijft hun inzet betaalbaar? België besteedt ongeveer 9,5% van het bruto nationaal product aan gezondheidszorg. De besteding gaat in stijgende lijn. Sommige gezondheidseconomen spreken van een verdubbeling tegen 2030. Zo’n vaart zal het wellicht niet lopen, maar toch blijft de betaalbaarheid van de zorg een uitdaging. Niet voor niets stond de sociale zekerheid als een hete patat helemaal boven op de agenda tijdens de jongste regeringsonderhandelingen. Ook voor de gemeenschappen blijft gezondheidszorg een steeds belangrijker studieobject en een aanstormende uitdaging. Zal er dan nog geld overblijven voor cultuur, laat staan volkskunst? We kunnen een vergelijking maken tussen de culturele en de gezondheidssector. Behoeften ten over, geld tekort. Onze jonge minister heeft gezocht naar een beperkte hoeveelheid centen om onze publicatie ‘Van hoed tot ondergoed’ een steuntje in de rug te geven. Zij wist (en wij eigenlijk ook) dat de centen eenvoudigweg op zijn. Een beoordelingscommissie wordt aangezocht om de feitelijke armoede om te buigen in een gemotiveerd negatief advies. In tegenstelling met het budget voor de sociale zekerheid wordt er geen groeinorm voorzien voor 2
stam, als stam, aan een meiboomplanting deelneemt. (Dit is de zaak van de Commissaris van Voortrekkers en van het Verbond). Deze richtlijnen kunnen nog scherper gezet en aangevuld worden. Heel de zaak spitst zich toe op het feit of de voortrekker de stam verkiest boven de volksdansgroep, of andersom. Een troebele toestand zal steeds moeilijkheden meebrengen en daarom zal iedere stam er voordeel bij hebben, hier een scherpe lijn te trekken. Ik meen dus niet dat het nodig is m deze zaak tot een bruikbare “modus vivendi” te komen. Zo zie ik er geen bezwaar in dat een stam “oudere voortrekkers” zou deelnemen aan een meiboomplanting, als de inrichtende volksdansgroep de nodige garanties biedt. Wellicht kunnen deze gegevens aanleiding geven tot verdere bespreking en scherpzetten van het probleem. L. Sterckens, S.J. De antwoorden van de verschillende groepen zullen zeker en vast aan bod komen tijdens onze verdere gesprekken met de “anciens en flandriens” van onze groepen. Ondertussen zal pastoor Konings vanuit de hemel al wel gezien hebben dat zijn maatregel om de drie jonge meisjes uit de kajotsters te zetten niet veel zin had. Imelda, Matilleke en Maria zijn gehuwd, maar niet met een volksdanser. Zij hebben bij “Zilverberk” en Jong Davidsfonds wel op een gezonde manier leren omgaan met die “gevaarlijke wezens van het andere geslacht”. En ik, ik was wel niet bij de kajotters, en ben dus wel gehuwd… met Cécile, uit een volksdansgroep, maar dan wel een andere als “Zilverberk”. En, we hebben heel ons leven lang gedanst en muziek gemaakt ... in korte mouwen. Johan Lambrechts
31
Principieel mag de oplossing in de meeste gevallen vrij eenvoudig lijken, in de praktijk loopt het vaak anders. Ik herinner mij vlak na de oorlog deze zaak besproken te hebben, bij de oprichting van een volksdansgroep in het Leuvense (Reuzegom), die gesticht werd door Voortrekkers en die de mannelijke partners voor het grootste deel in scoutsmilieu rekruteerde. Het dansen - ook in ongewenste vorm en gezelschap - rukte in die tijd als een lawine over ons land. Mijn overtuiging blijft, dat men toen heel wat minder goede dingen en kwaad heeft voorkomen, door het oprichten van katholieke, Vlaamse volksdansgroepen, waar de leiding haar verantwoordelijkheid kende en ook durfde opnemen. In principe werd toen de overeenkomst gesloten, dat geen voortrekkers beneden de achttien jaar in deze volksdansgroep zouden opgenomen worden, terwijl de oudere voortrekkers er zich toe verplichtten de stamactiviteiten steeds de voorrang te geven. Dat was des te gemakkelijker omdat de leider van de volksdansgroep zelf een voortrekker was. Daarbij beperkte het zich in die tijd tot volksdans en muziek. Van trekken was toen nog geen sprake. Natuurlijk kan zoiets snel evolueren, en het trekken is nu vrij algemeen geworden, zodat het lidmaatschap van een actief werkende voortrekkersstam en tegelijk van een volksdansgroep samen kunnen gaan. Een voorstel Daarom zou ik de stammen volgende richtlijnen willen voorstellen. Beneden een minimum leeftijd, door de stamleiding te bepalen (bijvoorbeeld achttien jaar) mag geen voortrekker lid worden van een volksdansgroep. De oudere voortrekkers, die wel lid worden, moeten beloven de stamactiviteiten de voorrang te geven. Misschien kan hieromtrent wel een overeenkomst worden getroffen met de leiding van de volksdansgroep.Wie dit niet aanvaardt, kan geen voortrekker blijven en zal de stam moeten verlaten. Lidmaatschap wordt alleen erkend in en volksdansgroep, die op katholiek gebied de nodige waarborgen biedt. Aan activiteiten van een volksdansgroep wordt nooit deelgenomen in voortrekkersuniform. Hier kan misschien een uitzondering gemaakt worden, wanneer de 30
cultuur. Alvorens het is toegekend, is het geld al gereserveerd voor wie het niet kan missen: de balans tussen een puur administratief gegeven en een glimp van beleid dat zich noodgedwongen beperkt tot het beleefd ‘neen’ zeggen. Gezondheidszorg en cultuur kunnen niet verder bestaan op louter professionele basis. Voor de gezondheidszorg bestaat nog de piste van de gedeeltelijke privatisering: wie geld heeft krijgt zorg. Voor cultuur ligt dat enigszins anders: wat aanslaat zal leven bij de gratie van gezonde belangstelling en actief engagement van de basis. Luisteren en met de nodige deskundigheid inspelen op wat mensen raakt is de boodschap. Vrijwillers staan garant voor spontaan engagement en voor het kloppend hart van immaterieel cultureel erfgoed. Hierbij moeten we het niet te ver zoeken. We eten, spreken en kleden ons. We doen aan allerlei kunstige vormen van vermaak. Het dagelijkse leven blijft een bron van inspiratie, vooral wanneer we ook op zoek gaan de oorsprong van wat ons draagt in dat dagelijks bezig zijn. Dat platform van waardevolle eenvoud is sterk genoeg om rond de tafel te gaan zitten met verschillende verenigingen die telkens met deelaspecten bezig zijn. Uit onderling overleg kan een sterke organisatie groeien waarin dienstbaarheid aan het immaterieel cultureel erfgoed een leidmotief blijft. Wanneer we niet dienen, dienen we tot niets. Gert Laekeman Voorzitter IVV
de dansende Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde van Essen (1930)
3
PUBLICATIES Van hoed tot ondergoed Hoe evolueerde de mode de afgelopen eeuwen? Waren er grote verschillen in klederdracht tussen de verschillende provincies? Waarom droegen arme mensen klompen? Wat is passende kledij voor een huwelijk? Welke invloed hebben streekdrachten op de mode? In april verscheen het nieuwe boek ‘Van hoed tot ondergoed’, dat kan besteld worden aan de prijs van 37,50 euro (excl. port). Van hoed tot ondergoed: kledij is een belangrijk onderdeel van ons dagelijks leven. Het boek reist door de geschiedenis en behandelt alle aspecten van onze klederdracht van de middeleeuwen tot nu in een sociologisch, geografisch en thematisch luik. Wat je draagt, hangt niet alleen samen met je persoonlijke smaak, maar ook met je beroep en de gelegenheid. Ontdek hoe deze tradities evolueerden doorheen de geschiedenis. Lees alles over oude Vlaamse kledingstukken, zoals klompen, de blauwe kiel en een faas. Ga op zoek naar de verschillen en gelijkenissen in kledij tussen de verschillende provincies. De gevarieerde, complete inhoud en de vele, verhelderende illustraties maken van Van hoed tot ondergoed het standaardboek over streekkledij in Vlaanderen. Het boek is bovendien het resultaat van een unieke samenwerking binnen de streekdrachtencommissie van het IVV, tussen verschillende onderzoekers die elk expert zijn in hun vakgebied. 4
Dit zegt een studentenliedje, maar als we de verordeningen en raadgevingen van Monseigneur Van Waeyenberg letterlijk opvolgen, dan zal het wel bij dromen gebleven zijn ... Wij grasduinen nog even verder in “Ons Leven”: “Het is den studenten en meisjesstudenten ten strengste verboden samen op straat te wandelen, met mekaar andere dan wetenschappelijke gesprekken te voeren - en dan moeten deze gesprekken tot een minimum herleid worden. De meisjesstudenten zijn verplicht steeds uiterst zedig gekleed te zijn, liefst donkere kleuren. Korte mouwen zijn ten strengste verboden evenals décolleté, geverfde lippen, gepoeierde wangen en gepolierde nagels, want alle uiterlijk schoon is verderfelijk voor de Heer. Professoren, zoo wereldlijke als geestelijke, worden aanzien als neutrale wezens, tenminste gedurende de uren dat zij les geven. Hetzelfde geldt echter niet voor de assistenten, die gebonden zijn door deze schikkingen. Wanneer een studentin in de pedagogie in uitzonderlijke gevallen bezoek ontvangt van een mannelijk wezen, dan zullen de Eerwaarde zusters belast met de orde, er voor zorgen steeds op behoorlijke afstand te blijven, ik bedoel hier het meisje-studente en haar bezoeker; liefst zullen zij aan weerszijden van een tafel plaats nemen. Het is ook noodzakelijk dat een Eerwaarde zuster, discreet, deze bezoeken volgt. Het weze de zeer Eerwaarde Oversten der onderscheiden pedagogieën op het hart gedrukt mij de meisjesstudenten te signaleren die een uitzonderlijk groot aantal brieven ontvangen ...” Het is dan ook niet te verwonderen dat de leiding van volksdansroepen al eens op moeilijkheden stuitte om volksdansers in “eer en geweten” te laten dansen. De parochieoverheid en de proosten van jeugdbewegingen waren het niet altijd eens met deze gemengde activiteiten. In september 1954 verscheen er in Kompas, Maandblad van de scoutsbeweging, onder de titel “Gemengd trekken en volksdans” een artikel dat we hier ook even zullen publiceren. Gemengd trekken en volksdans - Moeilijkheden Het is niet te verwonderen dat er af en toe tussen deze twee bewegingen (VVKS en Volksdans) moeilijkheden en conflicten rijzen.
29
lost aen alle dertelheyd, de vriendinne is van de boosheyd, een verweksel tot de onkuysheyd, eene vyandinne van d’eerbaerheyd, en onweerdig van deugdelyke menschen geprezen te worden (p. 101)”.
Uittreksel uit ‘Van hoed tot ondergoed’
We glimlachen nu even met deze zinnen uit de “Spieghel der Jongheyd”, maar ook in de twintigste eeuw, tijdens mijn jonge tijd, konden jongens en meisjes niet zomaar samen werken, studeren, laat staan ontspanning nemen en dansen. Toen Reuzegom in 1995 vijftig jaar bestond deed ik hieromtrent een klein onderzoek voor het boek “Reuzegom 50 jaar, een kroniek”. Hieruit volgen enkele bedenkingen: In een universiteitsstad als Leuven, waar zoveel jonge mensen woonden, was “het gevaar van losbandigheid” groot. De geestelijke overheid waakte dan ook zeer streng over de “zuiverheid” van de studentenbevolking. “Het wordt den heeren studenten op het hart gedrukt dat zij hier te Leuven aan de Hoogescbool gekomen zijn, eerst en vooral om te studeren. Zoolang zij aan de vaderlijke zorgen van de bisschoppelijke en andere colleges toevertrouwd waren, was het grote gevaar dezer tijden, namelijk de vrouw, voor hen een gesloten boek. Aan de Universiteit gekomen staan zij alleen tegenover dit gevaar. Daarom, wees op uw hoede”. Dit schreef Monseigneur Van Waeyenberg, toen vice-rector in het studentenblad “Ons Leven” in 1936. Tot in de late jaren vijftig, begin zestig - de jaren van mijn studententijd - werd er tot zelfs in de leslokalen op ons gelet ... want daar zaten de meisjesstudenten vooraan. Daarachter kwamen als buffer de nonnetjes en de priesterstudenten, en pas daarna mochten de overige mannelijke studenten plaatsnemen. Overigens “zullen de meisjesstudenten door hun houding, hun naarstigheid en stilzwijgendheid, hun aanwezigheid doen vergeten aan de studenten, voor wie zij geene afleiding mogen betekenen in het ijverig volgen van de geleerde woorden der heeren professoren.” “Er liep eens een schachtje door Leuven, Hij was vol ijver en vlijt Toen zag hij de schoonste schachtin van het jaar En droomde van vrijen gaan met haar.” ■ 28
■
■ 5
Uitzonderlijk boekenaanbod blijft behouden !
‘Streekdrachten in onze gewesten’ aan 21 euro De laatste exemplaren van het eerste boek (‘Streekdrachten in onze gewesten’, 1994) worden in 2010 verkocht aan de liquidatieprijs van 21 euro (excl. port). Geniet van deze liquidatieprijs van een boek, algemeen erkend als standaardwerk, dat in de catalogus van IVV tot nu toe vermeld stond aan de prijs van 42 euro (excl. port).
Pakket van de 2 boeken 50 euro!!! Wie de twee boeken (‘Van hoed tot ondergoed’ en ‘Streekdrachten in onze gewesten’) in één pakket aankoopt, geniet van een superaanbod van 50 euro (excl. port).
+
6
VOLKSDANS Spiegel der Jongheyd Begijntjes en kwezelkes dansen wel ! Ik herinner me het nog als gisteren. Imelda, Matilleke en Maria werden door de pastoor van Rotselaar uit de kajotsters gezet omdat ze bij Jong Davidsfonds elke veertien dagen kwamen volksdansen, in korte mouwen dan nog wel! Deze pastoor had waarschijnlijk de “Spiegel der Jongheyd” gelezen, een boekje dat omstreeks het midden van de 19de eeuw bij Joseph Meyer op de Grote Markt te Leuven werd gedrukt. Hierin werden alle mogelijke argumenten aangehaald om de jeugd te wijzen op “hoe gevaerlyk en hoe zondig het is te Danssen, Comedien, Tonneelspelen, en diergelyke vermaeken by-te-woonen”. Hieruit een kleine bloemlezing: “Men ziet jongelingen loopen daer’t hun aenstaet, naer Herbergvergaderingen van d’een Dogter naer d’andere, en dat nog erger is, de dagen zyn by hun al te kort: men knoopt’ er den nagt aen, of ten minsten een groot deel daer van, men ziet Dogters die volkomen vryheyd hebben tot alle vergaderingen; ondertusschen Vader en Moeder is gerust: de Jongmans, zegt men moeten hun fortune maeken, zy en zyn geen kinderen meer, zy hebben hun verstand, zy weten wat ze doen en laeten moeten, de Dogters moeten hun vermaeken &c. en zy bemerken d’ontelbaere zonden niet die bedreven worden, en waer van zy hun zelven pligtig maeken. Wonderbaere zaeke! Als’ er een besmettelyke ziekte is in een huys, zy beletten hun kinderen daer te gaen; ondertusschen men laet-ze gaen daer de pest is van de ziele, ö Zorgelooze Vaders en moeders! (p. 93) De konst van Dansen, die zoo aengenaem is aen de jongheyd en die van hun met zulke zorgvuldigheyd, geleert en geoeffent word halve nachten lang, zonder dat zy verzaedigt worden, den toom 27
wat verder. Die vliegt thuis binnen, de kelderkamer op en hij het bed in met klederen en alles aan. Zijn moeder en zijn vader kwamen zien wat er scheelde, want de Narre was onder het deksel [deken] gekropen. Hij zei: ‘Zwijg stil, want Kludde zit binnen. Hij is me achterna gekomen tot hier in huis.’ ‘Maar dat kan toch niet, dat kan toch niet.’ ‘Maar ziet dan hier, hij moet hier in de kamer ergens zitten.’ Ja ja, Kludde lag aan de andere zijde van het bed. En weet ge wie Kludde was? Dat was een geit met een belletje rond haar nek die daar uit een weide gebroken was of zoiets. En als ge zo een geit achter je hebt, zoveel te harder ge loopt, zoveel te harder komt dat op je aan. Die mannen hadden niet één keer achter zich gekeken. En daar is nog lang mee gelachen daarna. Verhaal 286. Bron: 25: 2-3 = VVB 25091. Maurice D., arbeider 68 jaar, Scherpenheuvel Vlaamse Sagen Op verhaal komen, Vlaams-Brabants Sagenboek Stefaan Top Davidsfonds/Literair Uitgeverij Davidsfonds NV, Blijde Inkomststraat 79-81,3000 Leuven 2005
VOLKSMUZIEK Volksdansleiders: ga de uitdaging aan! In Volkskunst 2/2010, blz.13, schreven we over het nieuwe boek van Hubert Boone ‘Dansmelodieën uit de Vlaamse volksmuziektraditie’ (48 euro, ISBN978-90-429-2192-4). Dat boek met meer dan 600 melodieën van traditionele Vlaamse volksmuziek, kan eigenlijk gezien worden als een heuse uitdaging voor volksdansleiders. Zij voelen immers vaak behoefte om eenvoudige Vlaamse dansjes in een podiumvoorstelling of een volksdansfeest te gebruiken. “Maar er zijn zo weinig melodietjes en dansjes beschreven in de bundels van het IVV”, wordt dan terecht opgemerkt. Het boek biedt aan deze dansleiders de unieke kans om volksdansjes te creëren op de melodietjes die Hubert Boone voor hen opgediept heeft. Op vraag van het IVV suggereert Hubert om alvast aan de slag te gaan met nr. 46, Mazurka uit Winksele, een melodie die heel wat mogelijkheden biedt. Ga met deze melodie aan de slag! Het IVV is zeker bereid om de verschillende creaties, na een gezamenlijk toonmoment, naast elkaar te publiceren in een nieuwe bundel ‘Dans Nu’. Bovendien hoeft de inspiratie zich niet te beperken tot de genoemde mazurka. Ook creaties op andere melodieën uit het boek van Hubert Boone kunnen aan bod komen in dezelfde nieuwe ‘Dans Nu’.
26
7
VOLKSVERHALEN Kludde achtervolgt tot in de slaapkamer September is in zeer veel dorpen de periode van de kermis. Het werk op het land is (bijna) gedaan, de winter staat voor de deur, en men wil nog eens feesten. Maar kermis betekent ook drinken….en wanneer de jongemannen dan diep in de donkere nacht, al dan niet dronken, huiswaarts keerden, maakten zij nogal eens kennis met heksen, spoken, de duivel, kludde… Lees maar. We waren thuis met acht jongens en één meisje. Want daar was thuis zelfs de koning peter: zeven zonen achter elkaar. We hadden allemaal kameraden, de jongens, en dan kwamen ze thuis met de kaarten spelen. Op zekere keer hadden ik en mijn jongere broer vernomen dat ze naar Rillaar-kermis gingen. De Narre en Jul zeiden: ‘We gaan ook naar Killaar, maar we zeggen het niet. We gaan eens zien wat ze daar uitzetten [doen], want ze zitten hier altijd te stoefen... te stoefen.’ En ze gingen naar Rillaar, die mannen, de Narre en de Jul. Ze hadden daar wat op de foor rondgelopen. Ze gingen naar de tent om te kijken of die oudsten daar niet waren. En dan moest ge inkom betalen in die tent, en dat was al erg in die tijd, maar ze hadden het daarvoor over. Ze hadden gezocht en gezocht, maar ze vonden ze niet. Maar nu werd het al later en het werd donker. In die tijd was de weg slecht, en ze moesten van Rillaar te voet langs de binnenweg. En daar waren van die karsporen, en waar de paarden gingen, waren van die putten... dus slechte weg. En het was pikdonker, langs beide zijden stond daar graan langs die weg. Ze gingen van Rillaar naar Schoonderbuken. De Jul hoorde achter zich iets als een bel, maar die zei daar niets van. Nog wat verder gegaan, en hij werd gewaar dat de Narre het ook gehoord had, want die kwam zo dicht bij hem gekropen, en precies dat zijn adem sneller begon te gaan.
Hubert Boone signeert zijn nieuwe boek
8
‘Ik dacht,’ zei de Jul, ‘de Narre heeft Kludde ook gehoord, want dat is Kludde met zijn bel.’ Ik ging sneller, maar de Narre ging ook sneller. Hoe sneller we gingen, des te korter kwam dat gebel bij ons. En op zeker moment schiet de Narre op de loop, ik hem achterna, maar ik kon harder lopen dan de Narre. Zoveel te harder wij liepen, zoveel te korter kwam dat belletje op ons af. Op den duur kwamen we Schoonderbuken binnen. Wij het dorp omhoog. Ik thuis binnen - ik was de eerste - de Narre woonde 25
9.
Aan tafel in de 18de eeuw
Het dressoir werd in de eetzaal vervangen door het buffet of de wandconsolekast. Het diner was de ‘service à la française’. Per gang werden alle gerechten op tafel gezet. Een diner bestond uit: • entrées, soepen, vis- en vleesgerechten • entremets met groot gebraad • zoetigheden. Besluit De rococo was de periode van de schone schijn en dat in al zijn facetten: de mode, de gepoederde pruiken, de make-up, de interieurs, de diners, de etiquette, kortom de levenswijze van de high society. Bibliografie Naast de gegevens uit Oudenaarde consulteerden we L.STROOBANT. Het dragen van den degen - Brabantse Folklore, 18de jg., 1938-39,p. 465. Haute-Nouveauté. 300 jaar modecreaties 1600-1900. Stedelijk Museum Leuven, 1992 (catalogus expo). L.VAN BEURDEN. Over mode en mensen. Tien eeuwen kostuumgeschiedenis. Nijmegem, 1994, p. 101-126. M.CONRADS. Handboek kostuumaccessoires. Baarn, p. 88-103. J.LAVER. Cantecleer Kostuumgeschiedenis, p. 127-153. M.LAKEMAN en A. VAN DE STADT. Cultuur en kleedgedrag, p. 102-103. S.JONAS. Dumonts Kleine Mode Lexicon. Ontwerpers-Trends-Confectie. Rebo, 2007, p. 14.
Illustraties 1. Een rijke dame in de 18de eeuw in de ‘Galerie des Modes et Costumes français’ van 1778-1787. 2. De kleding van een dame en haar dienstmeisjes uit ‘La Couturière’ (midden 18de eeuw). 3. Half miniatuurmodel van een herenhabijt in Frankrijk rond 1750. 4. Het atelier van een naaister en een knippatroon (Encyclopédie Méthodique, 1748).
FLANDRIENS Interview - Renaat Van Overbeke In de wielersport noemt men ze “de Flandriens”, zwoegende helden die de Vlaamse kasseien en de Franse cols in alle weersomstandigheden bedwongen en overwonnen. Deze “flandriens” bestaan ook in de volkskunstwereld, maar Silveer Maes, Briek Schotte… heten hier Louis Doms, Nest Van Eynde, Bert De Backer ... Zij waren de opvolgers van Jan Bols en zij trokken in de moeilijk oorlogsen naoorlogsjaren van dorp tot dorp om te noteren wat er nog gedanst werd in de gilden, om te noteren wat er nog restte van de vroegere vendelgebruiken en om op te schrijven wat de speelmannen nog uit hun oude trekzak haalden. Ook zij trokken – in navolging van de wielerhelden – er op uit met de fiets. Auto’s, ze waren zeldzaam. Telefoon? Wie had dat thuis? Een bandopnemer, die hadden we pas in de late zestiger jaren. Deze pioniers laten we vanaf nu aan het woord. We hopen ze zo te danken voor het mooie werk dat ze in die moeilijke jaren geleverd hebben, zodat wij nu kunnen putten uit een rijke schat van de Vlaamse Volkskunst, toch op sterven na dood na de oorlog. Als eerste in de rij ontmoetten we Renaat van Overbeke. Het was een zonnige vrijdagmorgen. Renaat genoot van de eerste echte lentezon op een bank tegen de muur van zijn woning. ”Pas gekregen van mijn kinderen”, verwelkomt hij ons. “Zet u erbij, wat wil je weten?” “Laat ons maar beginnen met het begin zeker”. We spreken dan van 1943. Marcel en ik waren toen nog niet of maar pas geboren. In het Vlaanderen van toen was dansen voor zijn 18de meer dan taboe, een echte doodzonde! en toch, voor zijn achttiende had Renaat al een jaar lang immens genoten van de volksdans. “Ik moest mee met mijn zus, er waren immers jongens te kort”, was het mooie excuus. In die periode leerde ik mensen als Fred Engelen, Bert De Backer en Nest Van Eynde kennen als over hun gepraat werd “door de grote mensen”. Het VIVO (het Vlaams Instituut voor Volksdans en Volksmuziek) was toen het overkoepelende orgaan van de Vlaamse volksdans. Het zag
24
9
voor zichzelf een grote, misschien wel romantisch-nostalgische taak weggelegd: Het wou over heel Vlaanderen groepen oprichten, de opleiding van dansleiders organiseren en cursussen van muziek en volksdans inrichten. “Met Jan Wouters was ik het helemaal oneens”, zegt Renaat. “Er waren geen Vlaamse dansen beweerde deze … ” Als je het repertoire van de groepen van toen bekijkt, moet je hem inderdaad gelijk geven. Dat bestond inderdaad vooral uit Engelse, Duitse en Scandinavische dansen. Hier en daar kwam er al eens een Nederlandse of Vlaamse dans bij kijken, maar dat was een zeldzaamheid. Maar wat Nest en Fred en anderen wel zagen en apprecieerden, was het feit dat deze buitenlandse volkeren hun dansen als hun eigen dansen beschouwden. Zij hadden hun dansen opnieuw samengesteld via veldonderzoek. Bij het VIVO kwam zo de roep om ook een eigen Vlaams dansrepertoire op te sporen. In die moeilijke oorlogsperiode leerde Renaat dus dansen en vendelen. “Mag ik die vlag eens vasthouden” vroeg hij aan Bert De Backer. Dit werd het begin van een lange vruchtbare vendelperiode. En de “bevrediging” van de jonge gast bleef hij behouden, zijn ganse leven lang: tijdens zijn legerdienst, tijdens zijn werk als leraar, zijn huwelijk met Hilde, tot nu toe als senior bij “Hopsenioorkes”. Later, ouder geworden, wou Renaat echter meer. Hij vond nog meer voldoening in het opzoekingwerk. Midden Brabant was zijn geliefkoosd werkterrein. Boortmeerbeek, Winksele, Werchter, Rotselaar….kregen hem regelmatig op bezoek. Sla de dans- en vendelbundels vanaf dan maar eens open en tracht er een te vinden waaraan hij niet meegewerkt heeft. Het “Er zijn geen Vlaamse dansen” bleef hem zwaar op de maag liggen. Omdat het VIVO wegens culturele collaboratie na de oorlog verboden werd, bleef Vlaanderen zonder overkoepelende organisatie achter en ontbrak de stimulerende kracht om deze Vlaamse dansen op te zoeken. Het Vlaamse Dansarchief en het Vlaams Vendelarchief waren hierop een antwoord. Maar dan zijn we reeds in de zestiger jaren. Louis Doms en Suske Schellens waren de eerste voornaamste informatiebron. Al wat Louis over Achel en Hoogstraten vertelde, werd letterlijk overgenomen. Idem met het Westerlo van Sus Schellens. Maar was dat allemaal historisch correct? “Daar heb ik mijn twijfels over. Er stond immers bijna niets op papier, dansen en muziek werden mondeling overgeleverd. En dat was zeker zo met wat andere “informanten” vertelden. Neem nu bijvoorbeeld Werchter. De bron was hier een oude vrouw die ”vanuit haar kamer de zaal kon zien waar gedanst werd”. 10
Afbeelding 4
om de hals werd geplooid. Bij de alledaagse kledij werd ‘een halve halsdoek’ gedragen, een driekante i.p.v. een vierkante. Deze halsdoeken hadden ook hun invloed op de streekdrachten. De naaisters en de kleermaker werden vaste beroepen met de adel en de burgerij als cliënteel. Op het platteland begon men zelf zijn kledij te maken.
23
werd bij het paardrijden. De redingote had twee kragen, waarvan men er één opzette, brede manchetten en een ceintuur. Op het hoofd droeg de heer een ‘tricorne’ of driesteek, het symbool van het Ancien Régime. De tricorne werd meestal onder de arm gedragen. Men sprak dan ook van ‘le chapeau bras’. In Brabant stond de adel nog zeer sterk op haar privileges. Volgens de plakkaten uit die tijd mocht niemand, tenzij hij tot de adel behoorde een met zwart lijnwaad bedekte of zwarte degen dragen op straf van 100 florijnen boete. In 1767 werd de heer Deprez, drossaard van Sint-PietersJette bij Brussel vervolgd om het dragen van die zwarte degen. 8. Pruiken, ‘têtes de moutons’, ‘dormeuses’, ‘boudoirs’ en vlooienkokertjes zonder de ‘fichu’ te vergeten Het ‘boudoir’ of ‘cabinet’ diende o.a. als toiletkamer, waar de rijke dame opgesmukt werd. In de rococo-periode werden de allongepruiken afgezworen. De man droeg voortaan de cadoganpruik. De cadoganpruik was een dikke streng haar, die men dubbelvouwde en op het achterhoofd vastzette. De lange haren werden aan de slapen gekruld. Het haar van de pruik werd in de nek vastgebonden met een lint of een grote zwarte strik. Keizer Jozef II droeg gewoonlijk een cadoganpruik. De Verlichting was niet mals voor de pruiken. Ze werden gepoederd met een poeder op basis van tarwemeel. Jean-Jacques Rousseau reageerde daarop: “De armen zijn zonder brood, omdat wij poeder op ons haar moeten hebben”. Algemeen kan men zeggen dat de man in deze tijd zeer vrouwelijk uitgedost was met kleding in zachte pasteltinten, veel kostbare kant, een geprononceerde taille en zware parfums. Frankrijk bepaalde duidelijk de mode in Europa, alhoewel men zich in Engeland iets eenvoudiger kleedde. De vrouwen droegen hun haar als ‘une tête de mouton’, een schapekopje versierd met bloemen pompons. De ‘dormeuse’ was de bekendste muts uit deze periode. De vrouwenpruiken evolueerden tot torens. Voor dure pruiken gebruikte men echt vrouwenhaar. Goedkopere pruiken waren uit paardenhaar. De Haarteuten in Noord-Limburg kochten haar van vrouwen om het te verkopen aan pruikenmakers. Hygiëne bleef een probleem. Vlooienkokertjes gevuld met ossenbloed werden in de kledingsstukken genaaid om de vlooien te bestrijden. In de 18de eeuw kwam ook de halsdoek of de ‘fichu’ in de mode. Het was een vierkante doek van mousseline, linnen of zijde, die dubbelgevouwen 22
Een andere Werchterse bron was de onderpastoor, want hij wist het van zijn zus-nonneke die er heel wat van wist”. (Werchter schijnt een vruchtbare bodem te zijn voor priester-volkskunstenaars: hier werd immers Jan Bols geboren). Wetenschappelijk werk is gans wat anders! Boeiend was het wel deze methode van opzoeken, soms ook frustrerend. Hier en daar weet er wel iemand hoe sommige stukken in mekaar zaten. Maar dan werd men doorgestuurd naar iemand anders die het ooit ook meegedaan heeft… Ongelooflijk maar waar, uit dit puzzelwerk zijn er 25 dansbundels tot stand gekomen. “Wil je een tas koffie?” mengt Hilde zich in het gesprek. De tijd vliegt voorbij. Renaat vertelt honderduit verder over het vendelen en opzoekingen naar Vlaamse “reeksen”. Stan Gijsen (Brecht) en Hein Smets (Retie) waren de eersten die hun vlaggespel demonstreerden en het lieten noteren door de medewerkers van het Vendelarchief. Gelukkig hadden klanken beeldmateriaal toen reeds hun intrede gedaan, wat in vergelijking met enige jaren vroeger enorme mogelijkheden bood. Bij een laatste tas koffie blijkt nogmaals hoe bezeten Renaat is van dans en vendelen. Hij kan tevreden terugblikken en herinneringen ophalen aan zijn tijd bij Roeland, Die Blidscap, Uylenspieghel, de Garve, de Pioentjes, die Pioene, Hopsenioorkes … En hij is tevreden omdat de huidige volkskunstwereld zich niet alleen vastpint op oude tradities, maar ook vernieuwing wil brengen. Deze vernieuwing moet wel passen in de Vlaamse cultuur (mag een ‘tweesprong’ in Vlaamse dansen?) en er moet nauwkeurig gekeken worden op de juiste en afgewerkte houdingen, passen en bewegingen. Mag een Vlaamse groep dan geen vreemde dansen doen? “Natuurlijk wel, maar zeker niet tijdens een optreden in het buitenland.” Een mooie afsluiter van een “echte flandrien”. En een bewijs dat het IVV en de volkskunstwereld ook die honderden enthousiaste mensen zijn die prachtige verhalen kunnen vertellen en ervoor zorgen dat kwaliteit en plezier samen dicht bij de mensen gebracht worden. Johan Lambrechts 11
WERKING IVV Algemene Vergadering De volgende Algemene Vergadering heeft plaats op zaterdag 27 november 2010 om 10.30 uur in het Erfgoedhuis Kortenberg, Dorpsstraat 16 te Erps-Kwerps. De effectieve leden van IVV zijn van harte uitgenodigd. Ook de toegetreden leden zijn welkom, maar hebben geen stemrecht. Op de agenda staan o.m. de jaarplanning 2011 en de problematiek rond het nieuwe beleidsplan 2012-2016. ■
■
■
De vrouwen droegen een hoepelrok of een ‘panier’ onder de jurk. De ‘panier’ ontstond in 1710 en bereikte zijn hoogtepunt rond 1740. Op de panier kwam in het begin heel wat kritiek. Er werd ook de spot mee gedreven. Jonathan Swift schreef dat ‘een vrouw er een minnaar van gematigde lengte zou kunnen onder verbergen’. De panier had een koepelvorm en bestond uit 5 metalen hoepels, die werden verbonden door katoen en linnen. Walvisbaleinen waren lichter en buigzamer. Ze namen enkele jaren later de plaats in van de metalen hoepels. De Hollanders waren de grote leveranciers van walvisbaleinen in Europa. De vrouwen droegen mooie versierde borstlappen met strikken. De jurken waren uit zijde, satijn en damast. Maar langzamerhand kwam er ook concurrentie van katoenen sitsen of ‘indiennes’. Thuis droeg de vrouw muiltjes van zijde of fluweel. Wanneer men uitging, droeg men schoenen van leer of stof met hakken tot wel 15 cm hoog.
UNESCO Na het Intergouvernementeel Comité (6/11/2008), keurde ook de Algemene Vergadering (24 juni 2010) van de ledenlanden van de ‘UNESCO-conventie voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed’, de accreditatie goed van 97 NGO’s. Eén van deze 97 wereldwijd erkende organisaties, is het IVV.
Afbeelding 2
7.
De Franse mode met de ‘habit à la française’ voor de heer
SPROKKELINGEN
Het ‘habit à la française’ bestond uit: een jas, een vest en een kuitbroek.
Overlijden
De habit werd gemaakt uit laken, zwarte zijde of fluweel. De jas had strakke mouwen en grote manchetten. De vest was uit zijde. Hij was korter dan de jas, maar meestal uit dezelfde stof vervaardigd.
Te Mortsel overleed op 12 september Gaby ‘Bobonne’ Verhoeven, moeder en schoonmoeder van onze leden Dirk Janssens en Nicole Verbist. Mevrouw Verhoeven, weduwe van Gustaaf Janssens, overleed op de gezegende leeftijd van 85 jaar en werd in Edegem-Elsdonk ten grave gedragen. De redactie van Volkskunst en IVV vzw betuigen hun oprecht medeleven aan de ganse familie, bijzonder aan Dirk en Nicole, medewerkers van het Vlaams Dansarchief. 12
De gewone vrouw droeg een witte muts met een roze strik, een wit onderlijfje, een rok, een lange jak en een voorschoot met een borststuk. De kleine kanten of batisten muts noemt men ‘dormeuse’.
Ook het woord ‘cravat’ kwam op. Het was een witte linnen das, die de heren om de hals knoopten. Als ze geen ‘cravat’ droegen was er een kanten ‘jabot’ of waren er ruches. Uit Engeland kwam de ‘redingote’. Het woord kwam van ‘ridingcoat’, een jas die gedragen
Afbeelding 3
21
hier woonde in de 16de eeuw. Het huidig uitzicht is 18de eeuws. Ook het interieur werd grondig aangepast in de 18de eeuw. Hier is ook het Textielcentrum gevestigd. Er is het restauratieatelier waar Oudenaardse tapijten gerestaureerd worden en er is ook het weefatelier VASA, waar moderne wandtapijten geweven worden. Het Huis de Lalaing is het kader voor een expo over de 18de eeuwse rococo-mode. Men gebruikte hiervoor echte schilderijen, echte kledingsstukken en toneelkostuums van het Huis Baeyens te Wommelgem (03/239.16.26). 4.
De rococo
De rococo omvat de periode 1720-1775. Het was de tijd van de zachte tinten, van de pastelkleuren. Koffie, thee en chocolade waren de nieuwe dranken. Snuiftabak kwam in de mode. De zilveren snuifdoos daagde op. Ook de vrouwen snoven. Snuiven was maatschappelijk ook beter aanvaard dan pijp roken. Ook de hoge society kon tabak snuiven. Porselein paste bij de mode van de chinoiserieën. 5.
De kindermode in de 18de eeuw
Kinderen werden vanaf hun 5de jaar beschouwd als mini-volwasseneen en dat kwam ook tot uiting in hun kleding. De meisjes droegen een korset en een hoepelrok. De jongetjes droegen in de 2de helft van de 19de eeuw een drieledig kostuum: een halflange jas, een vest en een kniebroek. Daarbij pasten gladde kousen en schoenen met gespen. Onder de kin droegen ze een kanten jabot in ruches naar beneden. Op de expo in het Huis de Lalaing zagen we ook valhoedjes voor kleine kinderen. 6. De Franse mode met de ‘robe à la française‘ voor de vrouw De ‘robe à la française’ bestond uit een japon met sleep. Op de rug had men een dubbele rij plooien. De japon had afstaande mouwopslagen. Aan de mouwen had men ruches of ‘engageants’, wijde stroken kant, soms in drie of vier lagen. Afbeelding 1
20
FEESTEN & FESTIVALS Hello festivals ... We mochten ook dit jaar weer aan tafel zitten met de wereld in Schoten. Maar ook in Kemzeke was er een en ander te beleven. Een ooggetuigenverslag. Schoten en de wereld: een jaarlijks terugkerend begrip waarbij een gemeente de wereld omarmt. Dit jaar koos het festivalcomité voor een vernieuwde aanpak. Op het podium bleef alles grosso modo hetzelfde. De omgeving daarentegen stak in een nieuw kleedje, of zeggen we maar “kleed’. Het gehele podium werd immers dit keer in een reusachtige tent opgesteld, en dat op de plaats waar tot vorig jaar de openluchtvoorstellingen plaatsgrepen. Eén wand en een deel van het dak waren doorschijnend met zicht op het kasteel van Schoten. Zonder meer een originele aanpak waarbij inderhaast verhuizen naar de tent omwille van dreigende of vallende regen niet meer hoeft. Een wereldreis was het ook weer dit jaar. Tijdens de slotvoorstelling kregen we geen Vlaamse groepen te zien. ‘Gelmel’ (Schoten), ‘Drieske Nijpers (Sint-Gillis-Waas), ‘Gelmelzwaaiers’ (Hoogstraten) en ‘De Kegelaar’ (Wilrijk) hadden eerder in de festivalweek al opgetreden. Alles begon rustig met ‘Awa O Whanganui’ uit Nieuw-Zeeland en de ‘Aboriginal Dance Culture & Arts Group’ uit Taiwan. De eerste groep demonstreerde de bekende strijddansen (met grimassen) terwijl de tweede een ethnische evocatie gaf van het alledaagse leven. De Braziliaanse groep ‘Boi de Morros’ deed ons twijfelen: blijven we zitten of springen we mee op het podium op het ritme van de samba. De Italiaanse groep ‘Urbanitas’ uit het zuidelijke Apiro was zonder meer een revelatie door de rijkdom aan beweging. Vooral hun ‘santarello’ kwam bijzonder levendig over. De groep ‘Mengo’ kwam uit het schiereiland Kamtsjatka. Dit deel van Oost-Siberië krijgt te maken met koude temperaturen en de zee is nooit ver af. Dat was te merken aan de eenvoudige mooie kledij waarin dons (van zeehondjes ?) was verwerkt. Met kunstig gekrijs van meeuwen voerden ze ons dansend mee 13
naar de verre kusten. Voor knappe choreografie reisden we mee naar Montenegro. In de Balkan wijken ritmes af van wat we gewoonlijk in de voeten krijgen. De meeslepende muzikale begeleiding deed de rest. Het geheel kreeg een schitterend einde met ‘Khorumi’ uit Georgië. De kunstig ‘glijdende’ meisjes effenden de weg voor ontstuimige zwaarddansers. ‘Khorumi’ is trouwens de naam van een krijgsdans. Indrukwekkende knievallen en duizelingwekkende pirouettes deden ons verlangen naar het volgende festival. Een heel andere omgeving zochten we op in Kemzeke waar ‘Reintje Vos’ zijn 40-jarig jubileum vierde met een minifestival op het kerkplein. Franse (Montréal) en Duitse (Lauterbach) en Vlaamse volksdansen werden gemengd met Ierse folk (Cobh). De organisatoren wisten een ganse dorpsgemeenschap de hele zondagnamiddag op 15 augustus te boeien, onder een dreigend grijze hemel zonder een spatje regen. Vier maanden eerder moest de groep haar stichter en oud-voorzitter Chris Vanremoortel ten grave dragen aan hetzelfde kerkplein. Chris’ foto werd met een kroon van zwaarden geëerd op het einde van de zevenster. Een aangrijpend moment van bezinning. Anderzijds was er de internationale verbroedering met landen dicht bij ons, de eenvoudige kracht van immaterieel cultureel erfgoed illustrerend. Mij blijft het beeld bij van het kleine Franse meisje, in traditionele kledij, dansend met een bijna even grote speelpop, helemaal opgenomen in haar wereld van verbeelding. Van wieg tot graf: dansen zullen we ! Gert Laekeman Foto’s: 1. Festival Schoten: www.helloschoten.be 2. Festival Reintje Vos (Kemzeke): Koen & Ivo De Cock
14
STREEKDRACHTEN De 18de eeuwse mode in het Huis de Lalaing te Oudenaarde of een kijkje in de modewereld van de rococo zonder de streekdrachten te vergeten Dr. Henri Vannoppen 1.
De slag van Oudenaarde van 1708
De veldslag van Oudenaarde van 11 juli 1708 was een deel van de Spaanse Successieoorlog. De geallieerden - vooral Engelsen (80.000 soldaten met Marlborough) - vochten tegen de Franse soldaten (90.000 soldaten van Lodewijk XIV). Nieuw in de strijd waren de bajonet en het vuursteengeweer. Twee expo’s in Oudenaarde waren voor de Streekdrachtencommissie belangrijk. In het stadhuis had men ‘Oudenaarde 1708. Een stad, een koning, een veldheer’ en in het Huis de Lalaing had men de expo ‘Schoon Volk’, die liep van 14 juni tot 26 oktober 2008. We bezochten de expo’s op vrijdag 29 augustus 2008. 2.
De allongepruik van Brouchoven de Bergeyck
Op de expo ‘Oudenaarde 1708’ in het stadhuis van Oudenaarde vonden we het schilderij van Jean de Brouckhoven, Graaf van Bergeyck, Baron van Leefdaal (1644-1725), de Vlaamse Colbert. Hij droeg een allongepruik (een grote pruik van golvend haar, van voren hoog opgekamd) zoals koning Lodewijk XIV. Lodewijk XIV lag aan de basis van de allongepruik. De Franse koning verloor zijn haar en de allongepruik zorgde voor een oplossing en iedereen volgde hem na. Het was de tijd toen de adel alleen het recht had om rode schoenhakken te dragen. Ook de Brabantse hoge adel leefde toen in de pruikentijd. Jan-Baptist Christyn, de eerste baron van Meerbeek, werd in 1687 nog afgebeeld op zijn schilderij in het kasteel van Perk met een allongepruik. Kunstschilder Largillière portretteerde in 1721 Philippe-François de Merode, de tweede Prins van Rubempré en Prins van Everberg eveneens met een allongepruik. 3.
Het Huis de Lalaing en ‘Schoon Volk’
Het Huis de Lalaing (Bourgondiëstraat 9, 9700 Oudenaarde) is genoemd naar Philippe de Lalaing, heer van Schorisse en stadsgouverneur, die 19
Goed om weten: • Op deze dag te koop: alle publicaties van het Vlaams Vendelarchief met een korting van 10%. • Inschrijven om 9.10 uur, aanvang 9.30 uur, einde omstreeks 16 uur • Knapzak meebrengen, drank ter plaatse verkrijgbaar • Deelname in de kosten: 8 euro per persoon Inlichtingen en aanmeldingen demonstratie: • Frans De Schutter, Amelbergastraat 90, 2240 Zandhoven, tel. 03/484.57.41 - e-mail:
[email protected] • Stefaan Haesen, Lakenmakersstraat 321 bus 401, 2800 Mechelen, tel. 015/633.499 - e-mail:
[email protected] • www.instituutvlaamsevolkskunst.be ■
■
■
Ontstaan en doelstelling Verbroedering In 1984 kwam, op voorstel van een aantal vendeliers, de ‘Verbroedering van Vlaamse Vendeliers’ tot stand. Een initiatief zonder enige verenigingsvorm, zonder leden, zonder bestuur, waar iedereen die enige belangstelling heeft voor de oude gildendiscipline van het vendelzwaaien welkom is. In dit opzet heeft het Vlaams Vendelarchief, werkgroep van het Instituut voor Vlaamse Volkskunst, slechts de taak op zich genomen om éénmaal per jaar de vendeliers/vendelierskorpsen bijeen te roepen op een daartoe geschikte plaats. Iedereen zonder onderscheid van federatie of organisatie, is van harte welkom. De bedoeling van deze bijeenkomst is meervoudig: • kennismaking met andere vendeliers/korpsen, wellicht andere werkwijzen, • kennismaking met zowel traditionele als nieuwe vendelspelen, • uitwisselen van ideeën en wederzijds hulpbetoon, • gelegenheid bieden tot voorlichten, opleiden en vervolmaken van vendeliers.
18
AANKONDIGING Cursus ‘Vendelen voor beginners’ Brasschaat, zondag 17 oktober 2010 Kaderdag vendelen voor beginnende en pas gestarte vendeliers in samenwerking met Danspunt en de Hoge Gildenraad der Kempen Deze vendelcursus is bedoeld voor mensen met weinig of geen voorkennis van vendelen. Overweeg je om te beginnen vendelen en wil je eens ervaren wat vendelen is, dan is deze cursus zeker iets voor jou ! Op het programma staan enkele basistechnieken vendelen en vendelreeksen met deze basistechnieken. Wie al een vendel heeft, brengt dit mee. Indien je nog geen vendel hebt, is dat ook geen enkel probleem. Op aanvraag kan er voor vendels gezorgd worden. Neem hiervoor contact op met Morwenna (morwenna.buysse@ danspunt.be of 09/269.45.38) • • • •
Datum: zondag 17 oktober 2010 van 13 tot 17 uur Plaats: Sporthal Mariaburg, Annadreef 7, 2930 Brasschaat Bijdrage: 8 euro voor leden; 12 euro voor niet-leden Inschrijven: voor 3 oktober 2010 bij Danspunt. Code: V10/34 ■
■
■
Cursus ‘Dansen uit Essen’ Essen, zondag 21 november 2010 Op 9 mei werd ter gelegenheid van de Keizerskroning bij de Koninklijke Sint-Sebastiaansgilde Essen de nieuwe dansbundel ‘Dansen uit Essen’, voorgesteld. De bundel is een coproductie van deze Gilde en het IVV. De traditionele Vlaamse volksdansen uit deze bundel zijn een mooie aanvulling van het bestaande repertoire. Daarom nodigen het IVV, de Sint-Sebastiaansgilde van Essen en de Hoge Gilderaad der Kempen je graag uit op zondag 21 november 2010 voor de cursusdag over deze dansbundel. Om in de Kempense sfeer te blijven, heeft de cursusdag plaats in zaal Gildenhuys, Stationsstraat 57-59, 2910 Essen, naast het lokaal van de Sint-Sebastiaansgilde. 15
Deze dag kadert in de Week van de Smaak. Wie en wat: De cursus omvat drie danssessies met alle dansen uit de nieuwe bundel ‘Dansen uit Essen’ (naast een aantal aantrekkelijke eenvoudige dansjes, is er ook de mooie Kadril van Essen en de lansierskadril van Essen). Muzikanten van de Sint-Sebastiaansgilde van Essen spelen ten dans en de lesgevers zijn May Anthonissen, Johnny Ooye en Andrea Sterck. Dagindeling: 10 u.: welkom met toonmoment van archief Gilde van Essen ; 10u30 – 12u: danssessie ; 12 u.: middagpauze met lunch in het teken van de ‘Week van de Smaak’: gaspacho en hopas (=streekgerechtjes met streekbier) ; 13u30 – 14u45: danssessie ; 14u45: koffiepauze met toonmoment van streekkledij uit het nieuwe streekdrachtenboek ‘Van hoed tot ondergoed’ ; 15u15 – 16u30: danssessie ; 16u45: einde Inschrijving: • 3 EUR voor de danscursus en 10 EUR voor de lunch, over te schrijven op rek.nr 416-3079451-83 van het Instituut voor Vlaamse Volkskunst vzw, Dorpsstraat 83, 9190 Stekene, met vermelding ‘Cursus Dansen uit Essen, 21/11/2010’ en het aantal deelnemers aan danscursus en lunch. • Schrijf zo vlug mogelijk in! Er is een beperkt aantal plaatsen en in verband met lunch is inschrijving en betaling vooraf noodzakelijk. Uiterste datum voor inschrijving én betaling: maandag 8 november. Goed om weten: • Een lunchpakket kan wel meegebracht worden, maar uiteraard verkiezen wij dat je (alleen al voor de sfeer) zou meegenieten van de lunch. • Speciaal voor deze cursusdag is er een korting van 10% op bestellingen van alle dansbundels. 16
Verbroedering der Vlaamse Vendeliers Hoogstraten, zondag 5 december 2010 Verbroederingsbijeenkomst 2010 in de Veiling Hoogstraten (hoofdingang Loenhoutseweg). Dit jaar niet op de traditionele laatste zondag van november, maar op zondag 5 december om 9.10 uur. Op het programma staan 3 sessies, die ieder een halve dag in beslag nemen. Gedurende een ganse dag kan iedere deelnemer dus 2 sessies naar keuze volgen: Sessie 1: Aanleren van de reeks ‘De Ring’, uit de bundel ‘Vendel Nu 7’. Het gaat om een muziekreeks op volksmuziek, van vendelgroep Alferi uit Kaulille. De vendelbewegingen zijn zeer harmonieus op de muziek gelegd. Sessie 2: Herhaling van de vorig jaar aangeleerde reeks ‘Potpourri’ - eveneens uit VN7 - , een bij momenten snelle muziekreeks van vendelgroep Ansfried (Sint-Sebastiaansgilde) uit Westerlo. Sessie 3: Aanleren van de reeks ‘Den Dool’. Deze muziekreeks voor gevorderden werd samengesteld door de vendeliers van Die Landouwe uit Genk en verscheen in ‘Vendel Nu 5’. Voor nieuwe vendeliers (minimum 12 jaar): • de eerste vendelbewegingen • aanleren van de reeksen ‘Groet ven Leefdaal’ en ‘Noordkempische reeks’. • op aanvraag kan worden gezorgd voor vendelmateriaal. • deze sessie voor beginners is tevens opgezet als vervolg op de Kaderdag vendelen voor beginners van Danspunt, HGK & IVV, van 17 oktober 2010. Verder nog op het programma: • rondetafelgesprek • gelegenheid tot demonstratie van nieuwe vendelreeksen (graag vooraf een seintje) 17