Open, Offensief en Ondernemend een nieuwe Beleidsagenda voor Internationaal Ondernemen 1.
Prioriteit voor internationaal ondernemen bij EZ en andere ministeries • • • •
2.
Een onverminderd belang van open grenzen en een gelijk speelveld • • • •
3.
Versterk de regie en slagkracht van EZ op het terrein van internationaal ondernemen Veranker internationaal ondernemen in het hart van het economische beleid Vergroot de factor economie in een samenhangend buitenlandbeleid Creëer een echte ‘business class’ aanpak voor de afgifte van visa aan zakelijke reizigers
Blijf inzetten op een akkoord in de Doharonde en versterking van het WTO-stelsel Bepaal snel de prioriteiten voor bilaterale handelsakkoorden van de Europese Unie Maak handelsembargo's, exportcontroleregimes en douaneregels minimaal belastend. Houdt bedrijven sturend bij MVO en versterk de dialoog met de niet-OESO landen
Een sterke Europese thuismarkt als basis voor onze concurrentiepositie • Voltooi de interne markt en voer uit wat Europees is afgesproken • Versterk kwaliteit van EU-besluitvorming en concentreer op grensoverschrijdende problemen • Betrek de burger meer bij Europa en vergroot het draagvlak Europese samenwerking • Zet het uitbreidingsproces van de Europese Unie voort, maar respecteer de voorwaarden
4.
Naar een succesvolle publiek-private samenwerking • • • •
5.
Een concurrerend financieel buitenlandinstrumentarium • • • •
6.
Stimuleer de positionering van ketens en clusters van bedrijven in kansrijke sectoren Versterk de aanjaagfunctie van de Dutch Trade Board op internationaal ondernemen Professionaliseer het postennetwerk, hét ‘front office’ voor Nederland in het buitenland Versterk afstemming en inzet van bedrijfslevenmissies; creëer een strategische reisagenda
Reserveer een adequaat budget voor 'matching' en 'benchmark' periodiek het instrumentarium Verhoog het ambitieniveau en de strategische inzet van de exportkredietverzekering Leg bij de toepassing nadruk op het bredere Nederlands belang (van 'made in' naar 'made by') Versterk toegang van het MKB tot financiering voor de ontwikkeling van nieuwe markten
Het Nederlandse bedrijfsleven als partner in ontwikkeling • • • •
Maak private sector ontwikkeling en economische samenwerking leidende beleidsthema's Houdt Nederlandse operationele kennis voor uitvoering van OS-projecten op peil Stimuleer duurzame publiek/private samenwerking en private geldstromen naar OS-landen Bouw de middelen voor het bedrijfsleveninstrumentarium (inclusief ORET) verder uit
Open, Offensief en Ondernemend een nieuwe Beleidsagenda voor Internationaal Ondernemen Inleiding Internationalisering van markten is een onomkeerbaar, steeds sneller voortschrijdend proces. Het economische zwaartepunt in de wereld verschuift; nieuwe spelers, zowel landen als multinationals uit de opkomende economieën, treden toe in de ‘eredivisie’ van de wereldeconomie; schaalvergroting en concentratie bepalen in de meeste sectoren het speelveld; de traditionele internationale arbeidsverdeling vervalt zodat de nieuwe spelers met steeds geavanceerder producten de wereldmarkt betreden. China overtrof in 2006 Duitsland met het aantal patentaanvragen. Globalisering beïnvloedt niet alleen met wie we concurreren, maar ook de wijze waarop we concurreren. Deze ontwikkeling is van grote invloed op de concurrentiepositie van het open handelsland Nederland. Dit blijkt manifest uit: - de ingrijpend veranderende samenstelling van het Nederlandse exportpakket: vanaf 2007 zal de wederuitvoer de binnenlands geproduceerde export overtreffen - een nieuwe daling van 6,5% van het relatieve marktaandeel van de binnenlands geproduceerde uitvoer op wereldmarkt in 2006/07 - het toegenomen belang van uitgaande én inkomende investeringsstromen. Nederland wordt dus scherp uitgedaagd. Protectionisme is echter niet het antwoord. Het vraagt juist van bedrijven én overheid een open, offensieve, ondernemende en optimistische opstelling en een goede samenwerking. Het vraagt van bedrijven maximale flexibiliteit en alertheid, investeringen in nieuwe producten en groeimarkten en optimale organisatie van productieketens en afzet. Het vraagt van Nederland ten eerste investeringen in het flexibiliseren van onze economie en het aantrekkelijker maken van het vestigingsklimaat. Daarnaast dwingt het ons land continu tot het maken van heldere keuzes om een onderscheidende positie te behouden in de internationale economie, en dus meer aandacht voor de economie in het buitenlandbeleid. Een open houding naar de wereld en het vechten voor open grenzen en een gelijk speelveld blijven cruciaal. Evenzeer als een open houding naar Europa en het bouwen aan een sterke Europese thuismarkt. Voorts moet meer energie worden gestoken in stimulering van internationaal ondernemerschap en het positioneren van het bedrijfsleven op vaak moeilijk toegankelijke opkomende markten. Internationaal ondernemen is veel meer dan export alleen. Het betekent het versterken van de positie en concurrentiekracht van Nederlandse bedrijven op buitenlandse markten; door export, toeleverantieketens en 'insourcing', 'outsourcing' en 'offshoring', internationale samenwerking én door investeringen in het buitenland. Ook aspecten als buitenlandse eigendom van Nederlandse bedrijven (meer dan een half miljoen Nederlanders werken bij een bedrijf van buitenlandse origine) en het aantrekken van buitenlandse investeerders spelen in toenemende mate een beleidsbepalende rol. Het Nederlandse internationaal economische beleid moet gebaseerd zijn op een helder begrip van de fundamentele economische veranderingen in de wereld. En het budget moet adequaat zijn. Het besef over wat globalisering betekent voor de concurrentiepositie van Nederland is echter onvoldoende doorgedrongen in het Nederlandse politieke debat. Verkrampte discussies over 'export van banen' en 'sluiten van de grenzen' illustreren dat. Er is moed voor nodig om de voor- én nadelen van globalisering te incasseren. Het onderwerp internationaal ondernemen kan niet langer zo weinig samenhangend en met onvoldoende aandacht worden behandeld in de politiek en in het algemene buitenlandse beleid. Het is hoogst riskant om in
2 deze wereld de huidige internationale economische positie van Nederland als motor van groei als een vanzelfsprekendheid te beschouwen. Het bedrijfsleven is overtuigd van de sterke Nederlandse uitgangspositie om van de globalisering van de economie, ook in termen van werkgelegenheid en consumentenvoordeel, te kunnen blijven profiteren. Het recente CPB-rapport over de opkomst van China illustreert dit. Door onze ligging, traditie en kennis hebben we een goede positie om onze regiefunctie in internationale productie-, handels- en investeringstromen te versterken. Maar dan is het wel noodzakelijk dat in de nieuwe regeerperiode een samenhangend en strategisch beleid op internationaal ondernemen wordt ontwikkeld, waarin zowel vaste bakens worden herbevestigd als nieuwe beleidslijnen worden neergelegd. Deze agenda geeft daarvoor in zes pijlers de hoofdpunten aan. 1. Prioriteit voor Internationaal Ondernemen bij EZ en andere ministeries -
Veranker internationaal ondernemen in het hart van het economische beleid en maak het een kerncompetentie van de minister van Economische Zaken. Voor een economie die dusdanig afhankelijk is van haar prestaties in het buitenland is het van belang dat internationaal ondernemen een integraal onderdeel wordt van het takenpakket van Economische Zaken. Versterk met name de samenhang in innovatie-, industrie- en exportbeleid. In een open economie is export een essentiële schakel in de keten van het ontwikkelen, produceren en vermarkten van (industriële) producten en diensten. Met name voor het versterken van de positie van de 'made in Holland' export is innovatie het concurrentiewapen van de toekomst. Leg dus niet eenzijdig de aandacht op één schakel (ontwikkeling) in de keten en werk aan een gericht en concurrerend instrumentarium voor de 'vermarkting' van innovatieve producten. Een logische stap is dat ook de minister van Economische Zaken internationaal ondernemen tot zijn of haar kerncompetentie rekent.
-
Versterk de regie en slagkracht van het ministerie van Economische Zaken op het terrein van internationaal ondernemen. Benodigde aandacht voor de positionering en concurrentiekracht van Nederlandse bedrijven op buitenlandse markten vraagt om een sterk departement voor het bedrijfsleven dat beschikt over de middelen en de slagkracht om een regiefunctie voor (internationaal) ondernemen binnen de rijksoverheid te kunnen vervullen. De voor internationaal ondernemen relevante beleidsterreinen en -instrumenten zijn in de huidige situatie verspreid over diverse departementen en hoewel Nederland op basis van een sterke economische positie beschikt over ruime middelen voor internationaal beleid (7e postennetwerk in de wereld; 7e in bijdrage aan officiële ontwikkelingshulp) wordt slechts een zeer beperkt deel ingezet voor de behartiging van onze economische belangen. Om regie en slagkracht te versterken dient het ministerie te beschikken over: a. een groter budget voor de strategische positionering van kansrijke sectoren; b. een grotere capaciteit voor economische diplomatie en dienstverlening aan het bedrijfsleven in het postennetwerk; Zorg voor een verdubbeling van het beschikbare budget (EUR 80 miljoen extra; verdeel deze 50/50 over a. en b.); c. sterkere (aan)sturingsmogelijkheden bij plaatsingen op de posten en het bepalen van prioriteiten.
-
Streef naar een goede balans tussen het strategisch positioneren van kansrijke sectoren en het stimuleren via maatwerk van andere specifieke groepen die internationaal actief zijn zoals het mkb. In het huidige beleid is sprake van een sterke nadruk op kansrijke sectoren en een zeer beperkt budget voor de stimulering van internationaal ondernemen in den brede. Zorg voor een betere balans en lever meer
3 maatwerk, rekening houdend met bedrijfsgrootte, mkb, ontwikkelingsfase en exportervaring. Bepaal kansrijke sectoren in nauw overleg met branches en werkgevers. -
Zet het samenhangend onderzoek van aspecten van de globalisering en de effecten ervan op Nederland voort. Sinds 2006 is er door het DG BEB een samenhangend programma opgezet voor onderzoek naar de economische en andere effecten voor Nederland van aspecten van de globalisering. Dit programma moet worden voortgezet om de politieke discussie in Nederland van de juiste feitelijke basis te voorzien. Jaarlijks moeten de prioriteiten voor nieuwe onderzoeken worden bepaald. Het bedrijfsleven moet nauw betrokken worden bij dit onderzoek.
-
Vergroot de factor economie in het geïntegreerd buitenlandbeleid. In grote delen van de wereld is sprake van een groeiende verstrengeling van economische, politieke en culturele aspecten die vragen om een samenhangende Nederlandse reactie. Globalisering maakt de wereld kleiner. De trend naar verdere fragmentatie van de productieketen maakt de Nederlandse economie kwetsbaarder voor verstoringen uit politieke, sociale of veiligheidsoverwegingen in de wereldwijd georganiseerde 'supply chain'. Tenslotte voeren steeds meer (vak)departementen een zelfstandig internationaal beleid. Verkokering en gebrek aan samenhang liggen daarbij op de loer. De regering moet bij de start van een nieuwe kabinetsperiode een nota 'Nederland in de wereld' opstellen waarin de strategische prioriteiten (én posterioriteiten) voor een samenhangend buitenlandbeleid worden vastgesteld, met volle aandacht voor economische belangen en economische samenwerking.
-
Creëer een 'business class' aanpak bij de verlening van visa aan zakenreizigers en kennismigranten. Gezien onze spilfunctie voor de Europese markt, het economische belang van onze 'mainports' (Rotterdam, Schiphol), het toenemende aandeel van 'foreign ownership' en de groeiende markt voor toerisme en internationale beurzen en congressen is het van belang dat Nederland een gastvrij land blijft voor zakelijk verkeer. Ons imago is op dat terrein danig aangetast. Voor zakelijke bezoeken aan Nederland moeten er snellere procedures komen, moet de bewijslast voor bedrijven worden verminderd, moet de flexibiliteit worden vergroot (b.v. het eenvoudiger verstrekken van zgn. 'multiple entry' visa) en moet er meer helderheid komen over de voorwaarden waaronder visa worden verleend. De behandeling van zakenreizigers en kennismigranten op Schiphol moet worden verbeterd.
-
Werk aan een versterking van de relevante kennis van de beroepsbevolking. Met het geleidelijk wereldwijd afbouwen van formele handelsbelemmeringen (o.a. via de WTO) worden informele handelsbelemmeringen en het ontwikkelen van 'soft skills' als het omgaan met andere culturen en het opbouwen van vertrouwen tussen handelspartners belangrijker. Stimuleer internationaal ondernemerschap en uitbouw van de handelsfunctie van Nederland door te werken aan 'upgrading' en een betere aansluiting bij de markt van het relevante onderwijsaanbod, meer aandacht te besteden aan de regiefunctie (van o.a. het groothandelsbedrijf) en het bevorderen van kennis- en ervaringsuitwisseling tussen internationaal opererende bedrijven onderling en met de onderwijsinstellingen. Versterk het vreemde talenonderwijs (de kennis van moderne talen anders dan Engels, een traditionele 'asset' van Nederlanders, is dramatisch teruggelopen terwijl talenkennis in andere landen groeit). Meer aandacht is nodig voor aansluiting onderwijs op trends in het bedrijfsleven (outsourcing vraagt om andere kennis dan bijvoorbeeld exporteren).
-
Bevorder de instroom van buitenlandse studenten. Jarenlange ondersteuning van studenten uit opkomende markten en ontwikkelingslanden aan kennisinstituten en aan
4 Universiteiten in Wageningen en Delft heeft een belangrijk netwerk aan Nederlands georiënteerde professionals opgeleverd. Bevordering van de instroom van nieuw potentieel en nauwere banden met alumni verbreedt het netwerk van 'NL ambassadeurs'. -
Verlaag de drempels voor buitenlandse medewerkers en kenniswerkers om in Nederland te komen werken. De arbeidsmarkt in Nederland komt weer onder druk te staan. Er zijn in veel sectoren grote tekorten. Deze tekorten zitten op alle niveaus. Buitenlandse werknemers en kenniswerkers zijn hard nodig. Helaas zijn er nog veel drempels om dit te realiseren. Denk daarbij aan de vele instanties waar ingeschreven moet worden (belastingdienst, IND, gemeente), de verplichting om pensioenen af te dragen aan bedrijfstakpensioenfondsen, de verplichte ziektekostenverzekering etc. Kom daarom met één centraal punt waar de buitenlandse medewerker en kenniswerker zijn formaliteiten kan afwikkelen.
-
Check arbeidswetgeving op de gevolgen voor de internationale arbeidsmarkt. De vraag is of in het nationale arbeidsrecht voldoende rekening wordt gehouden met de dynamiek van de internationale arbeidsmarkt. Juist in de uitwerking, waar veelal voor allerlei doelgroepen uitzonderingen en aanpassingen worden gemaakt, wordt onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen voor werknemers die vanuit het buitenland in Nederland gaan werken en vice versa.
2. Een onverminderd belang van open grenzen en een gelijk speelveld -
Blijf inzetten op een succesvolle afsluiting van de WTO Doharonde en op verdere versterking van het multilaterale 'rules based system'. Het WTO-systeem blijft een cruciale randvoorwaarde voor internationaal ondernemen. Het opschorten van de WTO onderhandelingen mag niet tot gevolg hebben dat de aandacht ervoor verslapt.
-
Maak snel een economische analyse van de geografische en thematische prioriteiten voor eventuele bilaterale handelsakkoorden van de EU. Nu de WTO-onderhandelingen in een impasse zijn beland werken de EU en andere landen aan initiatieven voor bilaterale handelsakkoorden. De Nederlandse overheid moet – in samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven – tijdig analyseren wat de meerwaarde en de prioriteiten op dit gebied voor bedrijven zijn, zowel geografisch als inhoudelijk. Bilaterale akkoorden moeten primair een economische invalshoek hebben, en niet een politieke.
-
Zorg voor transparantie in de onderhandelingen over bilaterale akkoorden. Het opereren van de Europese Commissie inzake bilaterale akkoorden is tot nu toe zeer ondoorzichtig. De informatievoorziening erover moet worden verbeterd. Bedrijven moeten vóór en tijdens de onderhandelingen op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen en input kunnen leveren.
-
Zorg voor een strikt gereguleerd, maar effectief, handelspolitiek instrumentarium. Openheid in de internationale handel is alleen mogelijk als zij hand in hand gaat met een gelijk speelveld. Dat betekent gelijke concurrentievoorwaarden en doortastend optreden tegen marktverstorende partijen. De EU werkt aan een evaluatie van het handelspolitieke instrumentarium (anti-dumping-, anti-subsidie- en vrijwaringsmaatregelen). Dergelijke instrumenten zijn een noodzakelijke component van het WTO-stelsel. Het bedrijfsleven streeft naar een instrumentarium dat niet protectionistisch is en daarom aan strikte criteria gebonden, maar dat waar gerechtvaardigd snel en effectief kan worden ingezet.
5 -
Stem handelsembargo's altijd internationaal af. Regelmatig worden in de Nederlandse politiek initiatieven genomen voor handelsembargo's. Unilaterale embargo's belemmeren de vrije handel en moeten zoveel mogelijk worden tegengegaan. Zij zijn ook vrijwel steeds in strijd met EU-recht of WTO-regels. Daarom moeten embargo-initiatieven altijd internationaal worden afgestemd. Extraterritoriale werking van unilaterale handelsbelemmeringen moeten ter discussie worden gesteld.
-
Zorg dat export- en importregelgeving minimaal belastend zijn. De huidige regelgeving brengt door zijn complexiteit bedrijven ertoe uit te wijken naar het buitenland, bijvoorbeeld de Antwerpse haven. De regelgeving moet met name ook rekening houden met uitvoerbaarheid door het mkb.
-
Zorg dat exportcontroleregimes minimaal belastend zijn voor bedrijven. Er moet een werkbaar regime komen voor de afgifte van exportvergunningen voor 'dual-use' goederen in het kader van het Wassenaar Arrangement. Procedures moeten handhaafbaar, effectief en minimaal administratief belastend zijn. Daarnaast kan wederzijdse erkenning van exportvergunningen tussen de deelnemers aan de diverse multilaterale exportcontrole regimes voor strategische/militaire goederen een bijdrage leveren aan de vereenvoudiging van procedures voor afgifte van exportvergunningen voor defensieopdrachten.
-
Stel bij douaneherzieningen de handelsketen als geheel centraal. De Europese douanewetgeving wordt herzien met het oog op het toenemende belang van veiligheidsaspecten en het monitoren van handelsstromen. Dit raakt de bedrijfsprocessen van internationaal opererende ondernemingen direct. Invoering is voorzien per 1 januari 2008. Bij de beoordeling van de voorstellen moet de handelsketen als geheel centraal staan. De status van zgn. 'Autorised Economic Operator' (AEO) moet, als zij door één van de lidstaten is toegekend, op basis van wederzijdse erkenning in alle lidstaten geldig zijn. Ondernemingen moeten deze status zo snel en eenvoudig mogelijk kunnen krijgen. Ten slotte moeten initiatieven op andere terreinen inzake 'safety & security' waar mogelijk worden gekoppeld aan de vereisten en certificeringprocedure voor de AEO-status.
-
'Non-trade concerns' mogen geen verkapt protectionisme worden. In de handel wordt in toenemende mate aandacht gevraagd voor de zgn. 'non-trade concerns' (consumenten, milieu, sociaal, dierenwelzijn etc.). Het beleid moet oog hebben voor de invloed van dergelijke maatschappelijke eisen op de concurrentiepositie. 'Non-trade concerns' mogen echter onder geen beding een aanleiding vormen voor handelsmaatregelen die neerkomen op verkapt protectionisme. Om op de lange termijn een oplossing te vinden moet de 'outreach' naar niet-Oeso-landen over 'non trade concerns' en de OESO-'guidelines' geïntensiveerd worden. Op termijn moeten er wereldwijde, effectieve afspraken komen.
-
Ga niet over tot overheidsregulering van MVO of een eenzijdige verbindend verklaring van de zgn. OESO Guidelines. Het is goed dat de overheid voorbeeldgedrag op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen stimuleert, maar er ligt voor de overheid op dit terrein geen sturende rol. MVO is vooraleen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. Kernelement van de Guidelines is dat ze niet verbindend zijn.
-
Haal meer toegevoegde waarde uit onze ligging en kennis van handel. De explosieve groei van de wederuitvoer illustreert dat ook de maakindustrie kan profiteren van de traditionele kracht in het regisseren/verhandelen van producten en diensten. Met name exporterende/importerende (groot)handelsbedrijven spelen een belangrijke rol bij het openen van kanalen naar nieuwe exportmarkten, het toegankelijk maken van het wereldwijde aanbod van goederen en het optimaliseren van goederenstromen. Handel en industrie zijn bondgenoten in het bewerken en innoveren van markten.
6 3. Een sterke Europese thuismarkt als basis voor de internationale concurrentiepositie -
Voltooi de interne markt en voer uit wat Europees is afgesproken. De Europese Interne Markt heeft in de eerste 10 jaar van zijn bestaan meer dan 10% welvaart voor de EU als geheel gerealiseerd. Nederland heeft bovengemiddeld geprofiteerd van deze ene markt. De interne markt is echter nog niet voltooid. Zet nieuwe belangrijke stappen voor o.a. een open Europese energiemarkt, een vrije Europese postmarkt, maar ook het toepassen van het principe van wederzijdse erkenning voor de relevante markten. Voer bovendien uit wat Europees reeds is afgesproken. In de praktijk ontstaan weer opnieuw ongewenste belemmeringen doordat lidstaten bij de uitvoering van Europese afspraken nieuwe nationale vereisten stellen of Europese afspraken niet correct handhaven. De Europese Commissie zou meer bevoegdheden moeten hebben om correcte uitvoering en handhaving van Europese interne markt regels te bewerkstelligen.
-
Werk aan een beter Europa. Na 'wake up call' van referendum kan vertrouwen alleen worden teruggewonnen door betere prestaties. Versterk daarom de kwaliteit van besluiten door geen nationale 'koppen' op Europese regelgeving toe te laten, regels van te voren door een onafhankelijk orgaan te laten checken op hun impact op de concurrentiekracht en een sterker toezicht uit te oefenen op lidstaten die door nationaal beleid het 'level playing field' binnen de Interne Markt aantasten (inzet 'crash team'). Verbeter het markttoezicht door een grotere samenwerking tussen nationale overheid en de Europese regelmaker.
-
Werk aan een selectief ambitieus Europa. Een beter Europa betekent ook een Europa dat selectief is en haar activiteiten beperkt tot daar waar het meerwaarde heeft: bij het oplossen van echt grensoverschrijdende problemen. Laat Europa daar dan ook de ambitie hebben maximaal effectief te zijn.
-
Handhaaf strikt de voorwaarden bij verdere uitbreiding van de EU. Uitbreiding, zoals per mei 2004 en laatstelijk in januari 2007 met Roemenië en Bulgarije, houdt de EU scherp, creëert nieuwe afzetmarkten en versterkt de economie in de oude EU en de nieuwe lidstaten. Ga daarom door met het uitbreidingsproces van de EU, maar handhaaf strikt de Kopenhagencriteria en de aanvullingen daarop uit 2004 en 2006.
4. Naar een succesvolle publiek-private samenwerking -
Versterk de positionering van Nederlandse bedrijven op buitenlandse markten. Globalisering, schaalvergroting en nieuwe concurrenten vormen een uitdaging voor het Nederlandse bedrijfsleven om zich op wereldmarkten te blijven onderscheiden. Door afbouw van handelsbarrières via WTO, alsmede 'outsourcing' en offshoring ontstaan nieuwe ketens tussen handelszones en opkomende markten als China en India. Steeds vaker gaat het om nieuwe handelsketens die Nederland niet 'aandoen'. Deze ontwikkeling spoort met de constatering dat we een sterke positie hebben in product- en exportmarkten waar de vraagontwikkeling statisch is, maar dat we terrein verliezen in innovatieve productmarkten en snelgroeiende – veelal moeilijk toegankelijke – opkomende markten. Deze trend vraagt in een toenemende mate om een succesvol samenspel tussen overheid en bedrijfsleven bij het ontwikkelen van groeimarkten én over een breed front een sterker ondernemende opstelling van de overheid; via effectieve publiek-private samenwerking, meer aandacht voor 'vermarkting' van innovatieve producten, een eenduidigere presentatie van handelsbevorderende activiteiten in het buitenland (campagne "Holland, pioneers in international business" is een goede aanzet), door op te treden tegen marktverstoringen van concurrerende overheden én deze desnoods te matchen.
7 -
Versterk de rol van de Dutch Trade Board (DTB). De twee jaar geleden opgerichte DTB heeft als doelstelling het versterken van de positie en concurrentiekracht van Nederlandse ondernemingen op buitenlandse markten. Als afgeleide heeft de DTB een aanjaagfunctie bij het bevorderen van publiek-private samenwerking. Van belang is om – met inachtneming van ieders taken en verantwoordelijkheden – de gemeenschappelijke doelstelling scherp voor ogen te houden, prioriteiten te bepalen en deze systematisch inhoud te geven. De samenstelling van de DTB moet worden aangepast. Deze weerspiegelt nu te zeer de vertegenwoordiging van de dienstverlenende organisaties. Het exporterende bedrijfsleven zélf zit onvoldoende aan tafel. Ook de vertegenwoordiging vanuit kansrijke (sleutel-) sectoren moet worden versterkt. Om haar rol naar behoren te kunnen vervullen dient de DTB verder te beschikken over een eigen secretariaat (+ eigen budget). Aangezien voor internationaal ondernemen relevant beleid over verschillende ministeries is verspreid moet bovendien de ministeriële 'backing' worden versterkt.
-
Stimuleer de positionering van ketens en clusters van bedrijven in sleutelgebieden als agribusiness, water, high-tech systemen & materialen of de creatieve industrie. Let daarbij speciaal op het mkb. Sectoren waar Nederland zich van origine onderscheidt, maar waar relatief veel kleinere bedrijven en weinig Nederlandse multinationals opereren die op basis van hun omvang mondiale ketens kunnen integreren c.q. totaaloplossingen kunnen bieden. Voorstellen voor een zgn. programmatische aanpak (vanaf 1 januari 2007 onder de naam 2g@there), waarmee bedrijven in een aantal sleutelsectoren worden gestimuleerd om zich op een aantal kansrijke buitenlandse markten in samenwerkingsverbanden strategisch te organiseren verdienen serieuze aandacht en een dito financieel 'commitment'. Nadruk op continuïteit en maatwerk (alle beschikbare instrumenten kunnen in onderlinge samenhang worden ingezet; dus geen lappendeken van allerlei potjes) zijn sterke punten van deze aanpak. Stimuleer ook initiatieven ('pilots') die uit het bedrijfsleven zelf komen en stimuleer de samenwerking met clusters uit andere landen. Zorg hierbij voor een goede balans tussen de positionering van sleutelgebieden en het stimuleren van internationaal ondernemen in den brede. Lever maatwerk voor de diverse doelgroepen (starters, snelle groeiers, mkb, etc.).
-
Professionaliseer de dienstverlening van het postennetwerk- een onmisbaar 'front office' van Nederland in het buitenland. Gezien de uitdagingen die globalisering en de dynamiek in het internationale opererende bedrijfsleven stellen moet het ambitieniveau – ondanks stijgende waardering voor het werk van de posten – hoger liggen. Leg sterkere nadruk op economie en economische diplomatie, werk aan een samenhangende aansturing vanuit 'Den Haag' en 'ontschotting' op de post en zorg voor kwalitatieve én kwantitatieve versterking van de bemensing op de posten. Onderzoek of het Concordaat nog voldoet. Geef meer aandacht aan (her)scholing, uitwisseling, detachering, selectie en specialisatie van medewerkers. Creëer bovendien een carrièreperspectief voor economische specialisten, vergroot de inzet van lokaal gekwalificeerde medewerkers en zet in op een verdere uitbreiding van kostenefficiënte en flexibele (makkelijk te openen/sluiten) 'Netherlands Business Support Offices' (NBSO's). Betrek ook het bedrijfsleven nauwer bij besluitvorming omtrent het openen, sluiten en het functioneren van posten.
-
Versterk de afstemming en inzet van door de overheid georganiseerde handelsmissies In de praktijk heeft de inzet van economische missies een sterk ad hoc/politiek karakter en is de missiekalender tussen ministeries (en lagere overheden) onvoldoende afgestemd. Creëer een strategische reisagenda voor bewindslieden (inclusief de MP) en maak telkens de afweging of koppeling aan een bedrijfslevenmissie toegevoegde waarde heeft. Leg de regie voor handelsmissies onder leiding van een bewindspersoon bij EZ. Door de overheid georganiseerde missies moeten alleen aanspraak op overheidsondersteuning kunnen maken als zij voldoen aan de voorwaarden die hieraan door de DTB zijn erkend.
8 -
Versterk de basisinfrastructuur van de publieke dienstverlening. De EVD heeft zich ontwikkeld tot hét agentschap voor internationaal ondernemen. Samen met het postennetwerk in het buitenland en Kamers van Koophandel in de regio is de EVD de basisinfrastructuur van de overheid voor het bevorderen van internationaal ondernemen. Uitdaging is dat het agentschap – onder regie van Economische Zaken – zich verder ontwikkeld als uitvoerder voor andere ministeries en de coördinatie van het netwerk binnen Nederland versterkt. Gewaarborgd moet worden dat de EVD zich ontwikkelt als een netwerkpartij die voldoende ruimte laat voor initiatieven uit de private sector. Uitgangspunten zijn complementariteit (eerstelijnszorg vs. maatwerk) en laat aan de markt, wat de markt zelf kan doen. Dat betekent een helder uitbestedingsbeleid voor activiteiten die marktpartijen ook kunnen uitvoeren.
5. Een concurrerend financieel buitenlandinstrumentarium -
Reserveer toereikend budget voor 'matching' acties van concurrerende overheden. Uit analyses als die in de Industriebrief komt naar voren dat verstoringen in het 'level playing field' nog steeds een belangrijke rol spelen. Verwacht wordt dat de overheid deze actief pareert. Het is enigszins naïef om te veronderstellen dat – hoe wenselijk ook – via instrumenten als het 'crash team' en een grotere nadruk op de pre-transactiefase het concurrentieveld kan worden platgestreken. De ervaring leert dat de overheid het één (aanpakken verstoringen) moet doen en het andere (matching) niet moet laten. Reactiveer dus b.v. de renteoverbruggingsfaciliteit door daar – net als in andere OESO-landen – een adequaat budget voor te reserveren. Het is echter zorgelijk dat – waar het bedrijfsleven in een 'exportbrief' van 2002 al aangaf dat het budget voor handelsbevordering reeds lang het absolute minimum had bereikt – moet worden geconstateerd dat de beschikbare middelen verder zijn afgenomen. De meest recente 'herijking van het instrumentarium' heeft geleid tot nog eens een extra reductie van 30%. De overheid dient steeds te beschikken over een 'up to date', integraal inzicht in de inzet van overheden uit andere landen in de diverse schakels van de keten van ontwikkelen, produceren en vermarkten van (industriële) producten en diensten.
-
Blijf werken aan een 'state of the art' exportkredietverzekering. De EKV is één van de belangrijkste en strategische instrumenten bij het bevorderen van de 'made in Holland export'. Kracht van de EKV is dat de herverzekering van transacties door de Staat volledig wordt gefinancierd uit de bijdragen van alle gebruikers en dat de faciliteit daarmee kostendekkend is. De laatste jaren levert de EKV een fors surplus op kasbasis op (2006: naar verwachting ca. EUR 800 miljoen). Ambitieniveau en strategische inzet van de EKV kunnen worden verbeterd. In de zgn. Rijkscommissie wordt hier – in goed overleg tussen overheid en het exporterende bedrijfsleven – constructief aan gewerkt. Aandacht is nodig voor een versnelling van de doorlooptijd en een flexibele, oplossingsgerichte opstelling bij de behandeling en besluitvorming van aanvragen. Daartoe kan een bijdrage worden geleverd door een groter mandaat voor de uitvoerder (naar een zelfstandige afhandeling van 70 á 80% van aanvragen; ook voor de RHI) en een 'up to date' kennis bij de uitvoerders van markt- en productinnovaties (versterk uitvoerder als 'sparring partner').
-
Voorkom aanbodsturing door een te stringent landenbeleid bij de EKV. Houdt beter rekening met de concrete afzetmarkten van het Nederlandse bedrijfsleven. Dit betekent dat door de overheid tijdig moet worden geanticipeerd op 'knellende' landenplafonds door een actief portefeuillebeheer en het zoeken naar nieuwe wegen voor risicospreiding (o.a. 'risk pooling' met andere 'export credit agencies'). Ook moet opnieuw naar de hoogte van de landenplafonds worden gekeken omdat onder de nieuwe systematiek meer aspecten (oude vorderingen, aanvragen voor de investeringsverzekering) onder de plafonds zijn
9 gebracht. Tenslotte kan meer evenwicht in de totale portefeuille worden gebracht door het afdekken dan wel participeren van risico's in goede landen of het afdekken van dan wel participeren in risico's van delen van grote transacties boven te bepalen drempelbedragen. -
Houdt steeds een scherp oog voor een concurrerend premieniveau bij de toepassing van het risicomanagementbeleid, o.a. door de premies regelmatig te 'benchmarken' met die van concurrerende overheden, eventuele overschotten terug te laten vloeien in de premies en pas geen premieverhogingen als instrument voor spreidingsbeleid toe. Als er al premieverhogingen moeten worden doorgevoerd dan moeten deze vóór invoering tijdig worden gemeld zodat de exporteur daar in contractonderhandelingen op kan anticiperen.
-
Van 'made in' naar 'made by': leg bij de EKV meer nadruk op 'nationaal belang'. Hou bij de bepaling van het minimaal vereiste nationale aandeel in exporttransacties meer rekening met de toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie (in brede zin). Mede om te kunnen anticiperen op de toekomstige positie van de Nederlandse economie dient bij aanvragen van in Nederland gevestigde ondernemingen niet alleen te worden gekeken naar de mate waarin producten in Nederland worden geproduceerd, maar moet ook een groter gewicht worden toegekend aan aspecten als dienstverlening, management, inzet van immateriële activa, R&D en het neerslaan van de winst in Nederland. Recent zijn in de Rijkscommissie de eerste stappen in deze richting genomen.
-
Versterk het bereik van het instrumentarium voor het MKB. Drempels voor het gebruik door het MKB van sommige instrumenten als de EKV zijn in de praktijk te groot. Aandacht is nodig voor de inzet van 'onorthodoxe' distributiekanalen (b.v. inzet banken en tussenpersonen op provisiebasis) teneinde iedere MKB'er te bereiken. Ook moet worden voorkomen dat nieuwe drempels worden opgeworpen, zoals het 'dichtmetselen' van de faciliteit door de invoering van allerlei nieuwe toetsen (na milieutoets, ook diverse toetsen voor sociale normen, mensenrechten, 'know your customer' gedachte etc.).
-
Creëer een zgn. 'trade facility' waarmee de uitvoerder van de EKV risico's van banken in LC's (Letters of Credit) deels overneemt indien bijvoorbeeld banken hun (interne) plafonds voor bepaalde landen hebben bereikt. Hiermee kan de handel van met name het MKB op snel opkomende, maar bovengemiddeld risicovolle markten worden bevorderd.
-
Creëer een faciliteit voor 'promotional loans' voor de export van kapitaalgoederen. Verschillende opkomende markten leggen hoge importheffingen op binnenkomende kapitaalgoederen ter bescherming van hun eigen industrie. Door financieringen dusdanig te structureren dat deze een 'state-to-state' karakter krijgen is het mogelijk om – met instemming van de importerende overheid – voor hun economische ontwikkeling relevante importtransacties vrij te stellen van importheffingen en BTW. Daarmee wordt ook de druk verlicht om lokaal te produceren en te financieren. Diverse OESO-lidstaten (o.a. Frankrijk, Duitsland, VS, 'Nordics') hebben ter versterking van de concurrentiepositie van hun kapitaalgoederenindustrie een dergelijke faciliteit opgebouwd en nemen dit aspect mee in onderhandelingen over bilaterale investeringbeschermingsovereenkomsten.
-
Versterk toegang MKB tot financiering voor de ontwikkeling van nieuwe markten. Integratie van Europese markten en globalisering zijn in toenemende mate ook voor het MKB 'incentives' voor het betreden van nieuwe markten. In deze grote, diffuse groep bedrijven is een groot potentieel aanwezig en waar grotere ondernemingen veelal op eigen kracht markten ontwikkelen, zijn voor MKB-bedrijven de (transactie)kosten soms te groot. Zo is het verkrijgen van 'stand alone' financiering van buitenlandse dochters (ook in de EU-25) een struikelblok. Inzet bij het oplossen van dit probleem is om te faciliteren en niet te subsidiëren. Het verkrijgen van kapitaal voor buitenlandse expansie van het MKB
10 kan – naar analogie in omliggende landen – door bestaande (garantie)instrumenten als de BBMKB aan te passen. De inzet van de verzekeringsgedachte bij verkenning van nieuwe markten (cf. 'assurance prospection' in Frankrijk) biedt interessante aanknopingspunten. -
Blijf werken aan uitbreiding van het netwerk van bilaterale belasting- en investeringbeschermingsovereenkomsten. Deze overeenkomsten zijn van groot belang en dragen bij aan een helder investeringsklimaat voor het opereren in en vanuit Nederland.
-
Creëer een nieuw instrument voor de inzet van technische assistentie. Succesvolle (TA-)instrumenten voor het stimuleren van duurzame economische samenwerking tussen bedrijven in Nederland en in opkomende markten en ontwikkelingslanden zijn de afgelopen jaren helaas gesloten (TAOM van EZ), dan wel niet langer open (IBTA van OS) voor individuele aanvragen uit het Nederlandse bedrijfsleven. Juist in een tijdperk waarin kennisoverdracht en economische samenwerking met ketens en clusters van bedrijven aan belang toenemen is het van belang dat er een Nederlands loket bestaat voor de inzet van technische assistentie, met name in die sectoren c.q. sleutelgebieden waarin Nederlandse kennis en kunde sterk is ontwikkeld.
6. Het Nederlandse bedrijfsleven als partner in ontwikkeling -
Maak private sector ontwikkeling en de rol voor economische samenwerking zichtbaar als leidend beleidsthema. Het private sectorbeleid en de economische samenwerking in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking bestaan momenteel uit een verzameling instrumenten en activiteiten die strategische eenheid en een bindend en zichtbaar kader ontberen en onvoldoende herkenbaar zijn als leidend beleidsthema.
-
Zet fors in op versterking van het ondernemingsklimaat in ontwikkelingslanden. Een leidend beleidsthema moet ook in de begroting als zodanig terug te vinden zijn. Dat is nu onvoldoende het geval (€ 280 miljoen op een totaal van rond € 5 miljard). Gebruik de economische groei om in de komende regeerperiode de middelen voor de versterking van de private sector in ontwikkelingslanden en het bedrijfsleveninstrumentarium fors te vergroten. Ondernemerschap en versterking van het investeringsklimaat zijn ook in ontwikkelingslanden het beste recept tegen armoedebestrijding. Geldstromen van buitenlandse directe investeringen zijn veel groter dan de officiële ontwikkelingshulp. Er moet meer gericht onderzocht worden hoe het bedrijfsleven een bijdrage kan leveren aan ontwikkeling in sectoren die traditioneel als overheidsdomein worden beschouwd, zoals watervoorziening of gezondheidszorg. Daarnaast moeten mogelijkheden van het inzetten van cofinanciering met de multilaterale instellingen zodanig worden ingericht dat ook daar maximale 'leverage' met de inspanningen het NL bedrijfsleven kan worden bereikt.
-
Nederland moet zijn operationele kennis voor de uitvoering van OS op peil houden. Het onder eigen verantwoordelijkheid door Nederland zelf (laten) uitvoeren van OSprojecten, samen met lokale partners en met behoud van het principe van vraagsturing, vergroot de band met projecten en kan de kwaliteit ten goede komen. In landen als Denemarken, het VK en Duitsland wordt de operationele capaciteit voor OS juist vergroot. Leg daarom een groter accent op bilaterale economische samenwerking en benut de kennis en ervaring van het Nederlandse bedrijfsleven.
-
Stimuleer duurzame publiek/private samenwerking met private partijen en overheden in partnerlanden en ontwikkel een PPS-faciliteit. Creëer meer mogelijkheden om Nederlandse kennis en kunde in te zetten voor economische ontwikkeling in partnerlanden. Focus op sectoren waar Nederland een duidelijke meerwaarde heeft te
11 bieden en verruim mogelijkheden voor het bieden van technische assistentie en duurzame kennisoverdracht aan lokale overheden en bedrijven. -
Bouw het ORET-programma verder uit. Het programma 'OntwikkelingsRelevante Export Transacties' (ORET) is een effectief en succesvol instrument dat een brug weet te slaan tussen specifieke kennis en kunde van het Nederlandse bedrijfsleven en de behoefte van ontwikkelingslanden om hun infrastructuur (in brede zin) te versterken en zich aldus economisch te ontwikkelen. Mogelijkheden om het programma nog beter af te stemmen op het beleid dat zich richt op armoedebestrijding en het bereiken van de 'Millennium Development Goals' moeten worden benut. Ook moet het budget omhoog en de uitvoering worden gestroomlijnd om de groeiende stroom aanvragen te kunnen accommoderen.
-
Stimuleer Nederlandse private geldstromen naar ontwikkelingslanden. We zien een ontwikkeling in West-Europa en Nederland waarin zowel particulieren als institutionele beleggers in toenemende mate serieus willen investeren in fondsen (van 'micro finance' tot 'private equity') in ontwikkelingslanden. De overheid kan deze wenselijke ontwikkeling stimuleren door ook te participeren in dergelijke private initiatieven. Met relatief bescheiden middelen kan hier veel worden bereikt.
2 april 2007