Open of gesloten geloofsgemeenschap Leen den Besten
Eenheid en verscheidenheid Een geloofsgemeenschap kan een exclusieve club van gelijkgezinden vormen. Ze kan ook een bont geheel zijn van mensen met grote verschillen in herkomst, maatschappelijke positie, leeftijd, grondhouding, denkwijze, geloofsbeleving, politieke standpunten, enz. Zelden is het eerste het geval en bijna altijd het tweede. Gelukkig maar. Een geloofsgemeenschap die veel weg heeft van een vereniging van gelijkgezinden werkt op den duur verstikkend en verstart gemakkelijk. Ze roept bij me het beeld op van een baksteen: je weet precies waar je aan toe bent, maar je kunt er weinig mee en je bent er gauw op uitgekeken. Een geloofsgemeenschap bestaande uit heel verschillende mensen met heel diverse gaven, denk- en levenswijzen is, geeft je ruimte om te ademen en houdt de noodzakelijke spanning erin. Ze roept het beeld op van een diamant; deze is des te mooier naarmate hij meer facetten heeft: een enkele lichtstaal die erin tot breking komt, ontbloeit er tot een veelvoudige pracht. Je staat telkens weer voor verrassingen; je raakt er niet op uitgekeken. Gesloten of open Mensen kunnen min of meer op een 'gesloten' of op een 'open' wijze geloven, denken en handelen. Een gesloten is veelal onverdraagzaam en autoritair van aard, wijst veranderingen af en is met vooroordelen behept. Een open wijze is meestal verdraagzaam en niet-autoritair van aard en stelt zich open voor veranderingen. Ook de geloofs-, denk- en gedragswijze van een groep of zelfs van een hele geloofsgemeenschap kan een min of meer gesloten of een min of meer open karakter hebben. Een gesloten geloofsgemeenschap a. streeft naar eenvormigheid (uniformiteit) in leer en leven, b. is statisch van karakter, c. komt tegemoet aan de behoefte aan veiligheid van haar leden en erkent hun bang zijn voor chaos en de daarin werkende machten van het kwaad, d. verdedigt de status-quo (de 'geheiligde orde'), e. bevordert dat haar leden hechten aan vertrouwde gedachtegangen en gedragspatronen, f. zoekt in het isolement haar kracht,
g. legt de nadruk op het anders-zijn, anders-denken, anders-geloven dan de anderen (antithese), h. jaagt de armoede van haar eigen idee na, i. kan nauwelijks andere opvattingen in de eigen beoordeling betrekken, j. denkt antagonistisch en exclusief (haar leden sluiten een verbond met gelijkgestemden om samen sterk te staan tegenover de anderen die een bedreiging vormen; hun ideologie vereist saamhorigheid: een zich samen afzetten tegen anderen), k. maakt het individu ondergeschikt aan de (kleine) groep, l. legt de onderlinge solidariteit bureaucratisch, theocratisch of dominocratisch op, m. bevordert dat haar leden sterk afhankelijk zijn van de eigen autoriteiten, n. en staat toe dat haar leden elkaar tot de gevangene van hun relatie maken. Een open geloofsgemeenschap a. ziet veelvormigheid (pluriformiteit) als uitdaging tot creativiteit in de eigen geloofsverwoording en -verwerkelijking, b. is dynamisch van karakter, c. waardeert het dat haar leden een sterke behoefte hebben aan menswording en leven en handelen uit een verlangen naar zelfstandigheid, d. kent en waardeert nieuwsgierigheid naar het onbekende, e. stimuleert dat haar leden zich uitgedaagd weten door experimenten, f. zoekt in het in gesprek zijn met evangelie en cultuur haar kracht, g. legt de nadruk op het verbonden zijn met anderen ondanks alle verschillen (solidariteit), h. weegt opvattingen van anderen en laat zich er zo mogelijk door verrijken, i. denkt inclusief (haar leden gaan ervan uit dat hun welzijn niet verkregen kan worden ten koste van de anderen of zonder de anderen, maar alleen als ze de anderen de kans geven om tot hun recht, hun welzijn, hun bestemming te komen), j. schept ruimte, zodat bezielde individuen, zoals mystici en profeten, uit de groep naar boven kunnen komen en zich zonodig tegenover de groep opstellen, k. beseft dat het aan de verbondenheid geen afbreuk doet als ieder vrijuit zichzelf blijft, l. zet haar 'autoriteiten' ertoe aan ruimte te scheppen voor de geestelijke zelfstandigheid en persoonlijke verbeeldingskracht van de leden,
m. en waardeert het dat haar leden enige afstand tot elkaar bewaren (leven in een soort BAT-relatie: Believing Apart Together). Werkelijkheid en ideaal Ik heb hier een gesloten en open geloofsgemeenschap nogal schematisch en dus ongenuanceerd tegenover elkaar geplaatst. De werkelijkheid is complexer. Er is niet alleen maar zwart of wit. Er is ook grijs in allerlei nuances. Bovendien betekent wit op één front nog niet automatisch wit op alle fronten. In een open geloofsgemeenschap vind je bijvoorbeeld ten aanzien van bepaalde zaken een houding die meer past bij een gesloten dan bij een open gemeenschap. Het omgekeerde is ook het geval. Een geloofsgemeenschap heeft, net als elk individu, soms een wat ambivalente houding. Op grond van deze ambivalente houding kan ze bij veranderingen in de samenleving zich bedreigd voelen, vervolgens meer tot geslotenheid neigen en zich defensief en/of autoritair opstellen. Ze kan veranderingen ook als positief ervaren en vervolgens meer tot openheid neigen. Ik zelf zie als ideaal een open geloofsgemeenschap. Ik hoop er altijd weer op dat de kerk zo'n gemeenschap is of wordt. Mijn ervaring is dat de werkelijkheid vaak ver van dit ideaal afstaat. In vrijwel elke kerk zijn er diverse stromingen, richtingen, bewegingen, groepen, vleugels, modaliteiten. Sommige zijn vooral gesloten, andere vooral open van karakter. Ik ervaar ze als een verrijking voor de kerk als geheel als ze de moed en de geestelijke souplesse opbrengen om in alle openheid een onbevreesde dialoog met 'de anderen' aan te gaan én in denken, besluitvorming en handelen in voldoende mate die diversiteit toe te staan die aan de menselijke soort eigen is, vooral waar het gaat om de diepste werkelijkheden van het bestaan. Maar ik ervaar ze als schadelijk als ze zich inkapselen, zich afscheiden van de gemeenschap en vervreemding of splitsing in de kerkelijke gemeenschap brengen. De levensnoodzaak van de dialoog Niet alleen verscheidenheid van geloofsgemeenschappen maakt het leven boeiend en rijk maar ook verscheidenheid van mensen, geloofsovertuigingen en levenswijzen. Waar geloofsgemeenschappen of mensen vanuit een nogal uiteenlopende grondhouding (gesloten of open en wat daartussenin zit) zeer divers op veranderingen reageren, ontstaan gemakkelijk spanningen, conflicten, elkaar niet begrijpen, elkaar passeren als schepen in de nacht, elkaar nog slechts gedogen, maar elkaar niet meer willen/kunnen horen, polarisatie en tenslotte scheiding. Alleen waar groepen en individuen steeds weer opnieuw open, onbevreesd
en moedig een gesprek met elkaar aangaan, alleen waar het 'dynamisch contact van leven met leven' aanwezig is, krijgt verscheidenheid geen negatieve uitwerking. Alleen daar worden exclusieve posities ontmaskerd en nieuwe, rijkere wegen gevonden om het geloof te belijden. Waar het gesprek wordt geweigerd of afgebroken, scheiden zich de wegen en breekt vroeg of laat de oorlog uit. Waar het gesprek mislukt, begint de repressie en regeert het vuistrecht van diegenen die het machtigst, sterkst en/of slimst zijn. Wie met de ander praat, schiet niet. Wie zich open stelt voor de dialoog, grijpt niet naar disciplinering, verafschuwt discriminatie van anders-denkenden en anders-gelovenden en grijpt niet naar gewelddadige bestrijding van ketters. Wil een geloofsgemeenschap niet aan de verscheidenheid ten onder gaan, dan is de dialoog een levensnoodzaak. Spanningen Spanningen ontstaan als vanzelf tussen diegenen die vanuit een nogal uiteenlopende grondhouding (gesloten of open) met elkaar in gesprek komen over bijvoorbeeld de strategie, de organisatie en de prioriteiten van de zending van de kerk. Spanningen zijn lang niet erg. Ze kunnen zelfs goed en nodig zijn om een gemeenschap in beweging en vitaal te houden en aanzetten tot vernieuwing van verouderde instellingen of aanpassing aan veranderde omstandigheden. Maar ze kunnen ook te hoog oplopen en grote schade veroorzaken in het leven van de kerk en haar leden. Conflicten Waar het profetisch ambt functioneert, kunnen bevrijdende conflicten het gevolg zijn. Ze kunnen helderheid scheppen. Voorwaarde is dan wel dat de strijders meningsverschillen niet als een persoonlijke aanval opvatten of gebruiken. Veel mensen beseffen helaas niet dat het mogelijk is over een zaak te twisten, zonder daarmee elkaars oprechtheid in twijfel te trekken of een aanval te doen op elkaars integriteit. Als persoon en zaak niet gescheiden worden, loopt verschil in houding tegenover een centraal probleem gemakkelijk uit op antipathie: 'Ik ben het niet met je eens' betekent dan ook: 'Ik mag jou niet'. Vervolgens blijft het vaak hier niet bij, want antipathie leidt al gauw tot geroddel, minachtend of veroordelend spreken, iemand laten afgaan of links laten liggen. De manier waarop conflicten uitgevochten worden, is van grote betekenis. Als conflicten op de zaak betrokken blijven, kunnen ze de strijders bij het uitvechten tot elkaar brengen en dus een positieve waarde hebben. Als conflicten zo diep gaan dat zelfs de waarheid van het geloof in het geding is,
dan nog (of misschien wel dan vooral) is het van belang de strijd te zien als een geestelijke strijd: d.w.z. niet de partners strijden tegen elkaar, want geen van hen kan beweren dat zijn/haar positie eenvoudig met de waarheid is gelijk te stellen. Beiden zijn betrokken bij de worsteling tussen waarheid en dwaling. Beiden willen de waarheid zien overwinnen. Wanneer de zaak waarom conflicten gaan slechts aanleiding is om eigen onzekerheid te beschermen, wanneer het in conflicten dus niet gaat om vechten om met elkaar verder te komen, dan ontstaat polarisatie. Deze polarisatie brengt vervreemding van elkaar in plaats van verzoening met elkaar. Lang niet alle conflicten scheppen helderheid of zijn bevrijdend. Conflicten die niet zozeer met de zaak te maken hebben, maar voortkomen uit onzekerheid, angst, machtsbegeerte of vooroordelen, en conflicten die gepaard gaan met een houding van eigendunk en eigenwaan, jaloezie, wantrouwen, neerkijken op de ander of onverdraagzaamheid, werken dikwijls verwoestend. Het priesterlijk ambt van bevrijdende verzoening heeft hier een grote opgave. Blijven conflicten voortduren, dan zullen ze betrokkenen op den duur wellicht geheel in beslag nemen en hen afhouden van hun opdracht. Een leus uit de begintijd van de oecumenische beweging luidde: 'Voor een verdeelde kerk is de pluralistische wereldsamenleving te sterk!' Deze leus bedoelde niet te zeggen: 'Eendracht maakt macht' en bedoelde evenmin op te roepen een gemeenschappelijk front te vormen ter verdediging van de eigen geloofswaarheid en -praktijk. Ze bedoelde te zeggen dat een kerk die haar tijd zoekbrengt met interne conflicten, geen gevoel voor de juiste dimensies heeft en daarom niet in staat is haar opdracht in de wereld te vervullen laat staan het grote gesprek met de diverse religies en culturen te voeren. Elkaar niet begrijpen Waar we sterk van elkaar verschillen, kost het heel wat (langdurige) inspanning om in het vizier te krijgen wat ons met de ander verbindt en wat ons van elkaar scheidt, alsook om elkaar echt te begrijpen. Die inspanning getroosten we ons niet altijd. Gevolg: misverstanden. Misverstanden ontstaan vaak ook omdat we niet goed luisteren. Woorden gaan het ene oor in en het andere uit. Of we denken al snel te weten of te begrijpen wat de ander zegt. Of we luisteren over de dingen heen. Of we zitten zo vol van onszelf, we zijn zo druk, zo vol zorgen of negatieve gevoelens, dat de woorden van de ander weggedrukt worden. Goed luisteren gebeurt alleen, als we luisteren met aandacht, in openheid en welwillendheid.
Misverstanden ontstaan eveneens als we als gesprekspartners uitgaan van feiten die de ander niet kent of van andere feiten dan de ander. Misverstanden ontstaan vooral ook als we aannemen dat de ander woorden en kernbegrippen op precies dezelfde wijze gebruikt als wijzelf. Niet-specifiek technische woorden hebben zelden in alle gevallen dezelfde betekenis. (Woorden betekenen pas wat binnen de context van een taal; uitspraken functioneren pas binnen de context van een taalspel, bijvoorbeeld humor; en dat alles staat weer niet los van een bepaalde kijk op de wereld of van een nog breder zingevingeskader). Willen we de ander begrijpen, dan zullen we geduldig moeten luisteren en meermalen moeten vragen wat hij/zij bedoelt met bepaalde woorden of begrippen. Geeft de ander een eigen definitie van bepaalde 'zaken', dan kunnen we discussiëren over de juistheid ervan. Doen we dat niet, dan moeten we als gesprekspartners ons houden aan de afgesproken definitie. Een gesprek gaat aan verwarring ten onder als de ander niet de moeite neemt om zich te specificeren of zich niet houdt aan zijn/haar eigen betekenisdefinitie èn als wij de ander tegenspreken zonder te begrijpen waar deze het over had of onnadenkend vanuit onze eigen betekenisdefinitie beoordeel wat een ander zegt. Misverstanden ontstaan verder doordat we dezelfde zaken verschillend zien. In dit geval is er geen sprake van verwarring van feiten of een misverstand over het gebruik van een woord, maar van een dieper liggend verschil dat in de wijze van waarnemen is gelegen. Ten aanzien van iemand met een andere zienswijze kunnen we ons als volgt opstellen: a. We vegen de zienswijze van de ander van tafel, omdat we niet willen praten over wat ons onmogelijk, ondenkbaar, verkeerd, onwaar, onbelangrijk of belachelijk voorkomt. b. We laten onze achterdocht of ons wantrouwen blijken: we beschuldigen de ander ervan op eigen voordeel, macht, aanzien of populariteit uit te zijn. c. We lachen de zienswijze van de ander weg: we laten op een 'goedmoedige' manier voelen, dat wat de ander voorstelt, gewoon geen ampele beschouwing waard is. d. We stellen ons onverschillig op; we laten de ander uitspreken, ofschoon het ons moeite kost; we luisteren, hoewel wat onwillig; we vragen de ander geen toelichting, maar wijzen de zienswijze van de ander ook niet bij voorbaat af. e. We doen pogingen om de zienswijze van de ander en de achtergronden daarvan te begrijpen; we zijn daarbij bescheiden ten aanzien van onze eigen wijsheid, snel in het toegeven van onze kwetsbare feilbaarheid, bereid om het ware en het goede, waar we dit ook maar aantreffen, te koesteren. In het respectvol met elkaar omgaan acht ik 'e' wenselijk. Ik ben het eens met Sophocles die zei: '...Koester dan niet één stemming in uzelf; denk niet dat uw woord en het uwe alleen het juiste is. Want als een mens denkt dat hij
alleen wijs is - dat hij in spreken of in denken zijns gelijke niet heeft - dan wordt zo'n ziel, als zij wordt opengelegd, altijd leeg bevonden. Nee, al is een man wijs, het is voor hem geen schande vele dingen te leren en waar het nodig is te buigen.' In een geloofsgemeenschap als de kerk is, zijn we allemaal spoorzoekers. We hebben als gelijkwaardige metgezellen steeds weer behoefte aan meer wederzijdse informatie, meer wederzijdse uitdaging en meer alzijdige transformatie bij het gezamenlijk zoeken naar de grotere waarheid, naar het mysterie van de ene ware God en naar een sociale, plurale, partnerschappelijke, vreedzame, natuurvriendelijke en oecumenische wereldorde. Tenslotte: een blokkade in het de ander begrijpen is hem/haar benaderen vanuit een vooroordeel: 'Jij behoort tot die en die groep, jij zult dus wel zus en zo denken, voelen en geloven'. Dit indelen van mensen en dingen komt vaak voort vanuit een liefde-haat verhouding. We maken onderscheid tussen hen die bij ons horen (de 'in-group') en de anderen (de 'out-group'). We zijn geneigd de anderen als vijanden te beschouwen. Iemand etiketteren of stigmatiseren, een opvatting van de ander direct classificeren heeft een dodende invloed op de communicatie. Een echt luisteren is dan even ver te zoeken als bij de politieagent die eens een toeschouwer bij een optocht met zijn knuppel sloeg, terwijl hij hem voor communist uitschold. 'Maar ik ben een anticommunist!' protesteerde de toeschouwer. 'Het kan me niet schelen wat voor communist je bent', zei de agent. 'Ga hier weg!' Elkaar passeren als schepen in de nacht Als we elkaar benaderen vanuit een vestingsstrategie of vanuit een bagatelliseringsstrategie passeren we elkaar als schepen in de nacht. Hebben we een vestingsstrategie, dan houden we alleen onze eigen geloofsvisie voor waar. We doen alsof de Geest niet in de ander werkt. Pas als de ander wordt als wij zijn, en gelooft wat wij geloven, zien we hem/haar als gelijkwaardige en serieus te nemen partner. Als onze superioriteitshouding daarbij nog (zoals vaak het geval is) wordt begeleid door contactvrees, onverdraagzaamheid, blind waarheidsfanatisme en/of eigengerechtigheid, zijn we een bron van ellende. Godsdienstig imperialisme en triomfalisme gaat gepaard met een eigengereide, nooit iets lerende theologische apologetiek die meer problemen schept dan oplost. Hebben we een bagatelliseringsstrategie, dan relativeren we alle verschillen en tegenstellingen zo sterk dat ze te onbelangrijk worden om ons druk over te maken. Een gevolg hiervan is een gebrek aan oriëntatie en normloosheid.
Een gesprek willen voeren veronderstelt evenwel dat er bij onze gesprekspartner en bij onszelf een visie, een standpunt is dat een gesprek de moeite waard maakt. Grondhouding van oecumeniciteit Willen we elkaar in een gesprek niet passeren als schepen in de nacht, dan is een grondhouding van oecumeniciteit nodig. Deze houding kent geen agressief gedrag tegenover andersdenkenden en ook geen vluchtgedrag voor beslissingen. Ze kent geen dogmatische bestrijding van andere geloofsvisies en ook geen neutralisering van alle zienswijzen. Ze kent een besef van relativiteit tegenover al die menselijke verabsoluteringen die een productieve coëxistentie van verschillende wijzen van geloven verhinderen. Ze kent een onverschilligheid tegenover een zogenaamde orthodoxie die zich verheft tot norm voor heil en onheil van mensen en met machts- en dwangmiddelen de waarheid voor zich opeist. Kortom, ze kent een gespreksbereidheid in standvastigheid. Met standvastigheid bedoel ik niet zoiets als een moraliserende onwrikbaarheid, een stoerheid van 'zo en niet anders', een star vasthouden aan achterhaalde standpunten, een verliefdheid op dierbaar geworden gewoonten. Met standvastigheid bedoel ik: standhouden, een vaste houding bewaren, trouw zijn aan jezelf, je verzetten tegen machten en machtigen van buiten. Gespreksbereidheid in standvastigheid vanuit een houding van oecumeniciteit houdt in: a. optimale trouw aan eigen godsdienstig geloof en maximale openheid voor de ander; b. niet bij voorbaat al eigen opvattingen opgeven en ook niet bij voorbaat al de legitimiteit van de waarheidsclaim van de ander aanvechten; c. rekenschap afleggen van eigen overtuigingen en het goed vinden dat de ander deze overtuigingen kritisch bevraagt; d. weerstand bieden aan maatregelen die bestemd zijn om geprononceerde overtuigingen te neutraliseren en één uniforme kleinste gemene deler voor alle filosofieën en geloofsbelijdenissen te creëren; e. bereid zijn alle kaarten op tafel te leggen en geen enkele vraag te netelig of te moeilijk vinden om haar te bespreken; f. zich kwetsbaar op durven stellen; g. zich (over)geven in de ontmoeting; h. er niet op uit zijn als (over)winnaar te voorschijn te komen; i. zich kritisch bezinnen op eigen houding en inzichten;
j. werkelijk luisteren naar het diepste wat in de ander omgaat. Als we vanuit deze houding een dialoog aangaan, komen we tot een dieper verstaan van onszelf en van de ander. We stuiten op eigen zwakheden en gebreken, maar ook die van de ander. Dat is moeilijk en doet zelfs geregeld pijn. De dialoog bevrijdt ons dan ook niet voorgoed van inzinkingen, teleurstellingen en verwijdering, maar toch is ze nodig om steeds weer naar elkaar op weg te gaan en gaandeweg opnieuw de saamhorigheid te beleven. Elkaar nog slechts gedogen en niet meer kunnen/willen horen Waar een houding van oecumeniciteit ontbreekt, komen we er al snel toe anders-denkenden en anders-gelovenden nog slechts te gedogen en hen niet meer te kunnen of willen horen. Dit is funest voor het leven van een geloofsgemeenschap. Als ik iemand gedoog, sta ik eigenlijk al negatief tegenover haar/hem: ik beoordeel de ander als minder goed of zelfs dwalend Tegen de christenen in Filippi (1:9) die zich bedreigd weten door ketterse ideeën, zegt Paulus niet: 'Neem je dogmatiek nog eens goed door. Zorg ervoor dat je redeneringen net iets spitser zijn dan die van de ketters.' Nee, Paulus bidt dat hun liefde alsmaar groter wordt en gepaard mag gaan van kennis, inzicht en fijngevoeligheid om te onderscheiden waar het op aan komt. Van Paulus leer ik dat het er in een geloofsgemeenschap op aan komt dat we prioriteit aan de liefde geven en elkaar dus positief benaderen. De liefde moet het gewoon doen. Die moet ons zo radicaal aan elkaar (en zó aan Jezus Christus) verbinden, dat alles wat niet uit Jezus Christus is in het midden van onze geloofsgemeenschap geen kans maakt. Van Paulus leer ik verder dat het vervolgens van groot belang is dat we kennis nemen van wat de ander gelooft en een 'Fingerspitzengefühl' ontwikkelen om te beoordelen waar het op aan komt in het geloofsleven en in het functioneren als gemeente van Jezus Christus. Polarisatie Waar we op veranderingen reageren, komen tegenstellingen tussen mensen of groepen bloot. Sommigen waarderen de veranderingen positief en willen ze doorvoeren, anderen waarderen ze als negatief en willen ze tegenhouden. Als er dan al een gebrekkige communicatie is, als er verzwegen conflikten zijn en onuitgesproken teleurstellingen en als gevoelens versluierd worden, is polarisatie, het ontstaan van partijen met partijbelangen, bijna onontkoombaar. Als een van de partijen of beide dan ook nog gebruik gaan maken van bruut geweld (bijvoorbeeld verdachtmaking) of verfijnd geweld (bepaalde benoemingen), raken de geesten snel verbitterd en is de weg naar
elkaar terug lang en moeizaam. Wil er een uitweg uit polarisatie zijn, dan moeten we allereerst ophouden met projectielen op elkaar af te schieten. Vervolgens moeten we proberen inzicht te krijgen in de problemen die aan de orde zijn, alsook inzicht in de vooroordelen met betrekking tot de andere partij en in de eigenaardigheden (de grondhouding) van de andere partij en van onszelf. Hierdoor kunnen de angstgevoelens die de polarisatie mee veroorzaken, worden afgezwakt. Een begin van een herordening van de relatie ontstaat als we met elkaar in contact willen treden, elkaar serieus nemen en proberen te respecteren, niet langer meer onaangename emoties op elkaar afreageren en elkaar als subject zien. Positieve samenwerking is slechts mogelijk als we het principe van wederkerigheid erkennen en als we ervan uitgaan dat we elkaar iets te bieden hebben. De basis daarvan is gegeven in het geloof dat de Geest aan de gelovigen gaven schenkt ten dienste van het geheel. Erkenning van de wederkerigheid moet tot uiting komen in het gemeenschappelijk dragen van verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld de gesprekken die we voeren. Dat betekent macht delen door ondermeer ten aanzien van een onderwerp waarover we verschillend denken, samen een agenda opstellen, samen de thematiek vaststellen, samen afspraken maken over de gespreksleiding. Voor een situatie van polarisatie is kenmerkend dat 'de zaak' of zelfs 'DE ZAAK' alle aandacht krijgt en dat er geen aandacht is voor de persoon van de ander. Vaak staat er zoveel op het spel, dat aandacht voor de persoon van de ander eigenlijk beschouwd wordt als 'oponthoud' 'luxe' of 'gezeur'. Toch denk ik dat aandacht voor de persoon van de ander van groot belang is om polarisatie te boven te komen, en dat ruim de tijd nemen voor informele ontmoetingen en gesprekken geen overbodig iets is. Ontmoetingen en gesprekken van mens tot mens krijgen veel waarde als het erbij niet allereerst en alleen gaat om meningen en standpunten, maar ook en vooral om gevoelens. Niet zozeer het weten wat we van onszelf en van elkaar vinden helpt om in een positieve en productieve relatie tot elkaar te komen, maar vooral het enigszins weten wie we zijn. Het omgaan met eigen en elkaars gevoelens is moeilijk, omdat de meeste mensen dat niet (goed) geleerd hebben, maar niettemin belangrijk. Wanneer we namelijk met onze gevoelens niet bij elkaar terecht kunnen, groeit er verwijdering en vervreemding, ook al praten we nog over van alles en nog wat. Scheiding Relaties blijven niet vanzelf in stand. Ook het gebouw van een geloofsgemeenschap wordt op den duur een ruïne als het niet regelmatig wordt onderhouden. Telkens weer komen we voor de vraag of die
geloofsgemeenschap wel zoveel voor ons betekent dat we ook bereid zijn de onderhoudskosten daarvoor te betalen. Maar ook als we het gebouw zo goed mogelijk onderhouden, kunnen er scheuren en barsten in komen, zo erg zelfs dat het gebouw niet meer te redden is. Een relatie kan door allerlei oorzaken in verkilling en vervreemding overgaan. Een relatie kan ontaarden in een niet ophoudende machtsstrijd, waarbij de partners elkaar bewust of onbewust kapot maken. Wantrouwen, een niet meer naar elkaar luisteren, het gevoel elkaar niets meer te zeggen te hebben, kan een relatie zover uithollen, dat er niets meer van overblijft. Onwil of onmacht de verstoorde communicatie te herstellen kan het einde van een relatie betekenen. Soms is het de beste oplossing dat partners uiteengaan. Scheiden is een proces van onthechten. We nemen afscheid van gebondenheid (al was het een negatieve gebondenheid) aan elkaar. Scheiding roept vaak sterke gevoelens van verbijstering, verdriet, woede en agressie op, zeker bij degene die wordt 'verlaten'. Ook gevoelens van schuld komen boven, zeker bij de partij die de ander 'in de steek laat'. Bij zoiets ingrijpends als een scheiding zoeken we naar een schuldige: meestal wordt de ander die rol toebedeeld. Het onderzoeken van het eigen aandeel waardoor de relatie uiteenviel, is vooral de eerste, zeer emotioneel geladen tijd na de scheiding een bijna onmogelijke opgave. Een deel van de pijn stellen we graag nog wat uit. Het afweren van pijn en verdriet na een scheiding is funest voor de verwerking ervan: de 'rouwarbeid' moet, vroeg of laat, verricht worden. Bij de verwerking van de scheiding is het feit of we zelf hiertoe gekomen zijn of dat we ons 'slachtoffer 'voelen van de handelswijze en beslissing van de ander van grote invloed. Rouw verwerken is wat anders dan 'even slikken, diep ademhalen en het leven gaat weer door'. Rouw verwerken betekent enerzijds emotioneel werk verrichten: het verdriet, het leed toelaten, de werkelijkheid onder ogen zien, het protest toelaten, rouwen om wat verloren is gegaan en om gemiste kansen. Rouw verwerken betekent anderzijds leren: emoties op een rijtje zetten om ze stabiel en beheersbaar te maken, eigen bijdragen aan het echec onderzoeken, zien wat je allemaal fout hebt gedaan en nagaan hoe je in de toekomst die fouten kunt voorkomen. Is de scheiding 'verwerkt', dan kan er ruimte komen voor herstel van de relatie of voor het opbouwen van een nieuwe relatie. Ruimte scheppen voor een nieuwe bestaanswijze gaat meestal niet zonder bekennen wat je fout hebt gedaan, weten dat sommige fouten onherstelbaar zijn, en de ander en zonodig jezelf vergeven. Samenwerking Er hoeft nog geen duidelijke relatie te zijn gegroeid om toch met de ander te
kunnen samenwerken. Er is geen gemeenschappelijke leerstellige basis nodig en geen syncretistisch compromis vereist, wanneer mensen van verschillende overtuigingen ad hoc samenwerken aan specifieke gemeenschappelijke taken op het gebied van sociale gerechtigheid en internationaal begrip. Er is geen geloofseenheid nodig om samen met anderen te werken aan een sociale, plurale, partnerschappelijke, vreedzame, natuurvriendelijke, oecumenische wereldorde. Voor een duurzame (wereld)samenleving is het van belang dat we samen (als individuen èn als geloofsgemeenschappen) een weg te zoeken naar - een maatschappij waarin mensen gelijke rechten hebben en in solidariteit met elkaar leven, - een verzoende veelheid van tradities, culturen en groepen, - een vernieuwde gemeenschap van mannen en vrouwen in kerk en maatschappij, waarin vrouwen op alle niveaus een even groot deel van de verantwoordelijkheid dragen als de mannen en waarin zij hun begaafdheden, inzichten, waarden en ervaringen vrij kunnen inbrengen, - een maatschappij waarin het stichten van vrede en de vreedzame oplossing van conflicten gesteund worden, - een gemeenschap die zich ervan bewust is dat ze steeds opnieuw vergeving en vernieuwing nodig heeft. © Leen den Besten Zevenaar, 2 januari 1993