OPDRACHTVERLENING 0-METING
Van:
Regieorgaan SIA Contactpersoon; W. van Gastel
Datum:
6 maart 2014
Inleiding
Vanaf 2005 heeft de Stichting Innovatie Alliantie (verder de Stichting) de RAAK-subsidies ingezet om de ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek bij hogescholen te stimuleren via de regelingen RAAK-mkb, RAAK-publiek, RAAK-internationaal en RAAK-Pro.
Naast de RAAK-regelingen heeft de Stichting ook andere stimuleringsactiviteiten ingezet: -
Een beperkt ondersteuningsarrangement op projectniveau, bedoeld om de deelname vanuit het MKB en de publieke sector te bevorderen. Deze ondersteuning is inmiddels afgebouwd.
-
Thematische Impulsen waarmee de thematische afstemming en samenwerking tussen hogescholen onderling en tussen hogescholen en de praktijk worden gestimuleerd.
-
Sinds kort het arrangement “Ondersteuning Inhoudelijke Zwaartepunten” waarlangs hogescholen advies kunnen inwinnen ten behoeve van de ontwikkeling van de inhoudelijke zwaartepunten.
De RAAK-subsidies, aangevuld met stimulerings- en ondersteuningsactiviteiten zijn de instrumenten van de Stichting om haar doelstelling te bereiken. Het versterken van praktijkgericht onderzoek bij Hogescholen. De nadruk ligt hierbij op het ontwikkelen van innovatie en nieuwe kennis, in samenwerking met de beroepspraktijk en in relatie met kennisinstellingen. Kenmerkend voor deze kennisontwikkeling is dat a) het praktijkveld leidend is in de vraagsturing, b) de kennis wordt ontwikkeld binnen een netwerk en c) de kennis leidt tot resultaten, toepasbaar voor het veld en het onderwijs.
Vanaf 2014 is de taak van de Stichting overgenomen door het NRPO SIA (verder het Regieorgaan), met dezelfde doelstelling. Deze doelstelling is samengevat het versterken van de onderzoeksexpertise en kennispositie van hogescholen.
Naast de RAAK-regelingen is het Regieorgaan voornemens het aanvullende stimulerings- en ondersteuningsarrangement te handhaven en uit te breiden. Dat betekent dat naast de RAAK-regeling en het aanvullende arrangement ‘Ondersteuning inhoudelijke zwaartepunten’ mogelijk ruimte is voor andere initiatieven op het gebied van kennisontwikkeling, netwerkvorming, vraagsturing en doorgeleiding van onderzoeksresultaten naar het werkveld, onderwijs of vervolgonderzoek. Het bestuur zal in het voorjaar van 2014 de strategie bepalen. De eerste evaluatie van het beleid is voorzien in 2017.
De 0-meting is in de eerste plaats bedoeld om de onderzoeksexpertise en kennispositie van hogescholen op dit moment te bepalen. Deze meting kan in 2017 worden herhaald, om te evalueren of de expertise en positie in deze periode mede door toedoen van het Regieorgaan is toegenomen cq beklijfd.
In de tweede plaats is de 0-meting bedoeld om richting te geven aan het ondersteunings- en stimuleringsarrangement voor de periode 2014-2017. Het uitgangspunt hierbij is dat het arrangement aansluit bij de beleidskaders rondom onderwijs en onderzoek èn bij de ambitie en ondersteuningsbehoefte van hogescholen. De RAAK- regeling en de Ondersteuning Inhoudelijke Zwaartepunten zullen in dit arrangement worden gecontinueerd. Deze 0-meting wordt aangegrepen om deze initiatieven te beoordelen op doelmatigheid en te onderzoeken of en waar mogelijk verbeteringen zijn door te voeren. Aangezien de Ondersteuning Inhoudelijke Zwaartepunten net van start is gegaan, is het nog te vroeg om ook deze te beoordelen op doelmatigheid.
De 0-meting valt uiteen in vier deelonderzoeken:
Deelonderzoek 1: Inventarisatie van de huidige onderzoeksexpertise en kennispositie van hogescholen die gebruik maken van de RAAK-regelingen en/of ondersteuning Zwaartepunten. Deelonderzoek 2: Ambities van hogescholen en hun netwerk en verwachtingen t.a.v. het Regieorgaan om deze binnen de huidige en toekomstige beleidskaders te verwezenlijken. Deelonderzoek 3: Doelmatige inzet van de RAAK-regelingen Deelonderzoek 4: Aanbevelingen t.a.v. totale stimulerings- en ondersteuningsarrangement van het Regieorgaan.
De resultaten van de 0-meting leiden, in samenspraak met de Externe Beoordelingscommissie (de commissie met als hoofdtaak het bestuur adviseren t.a.v. honorering van projecten), tot aanbevelingen aan het bestuur voor de strategie en het te voeren beleid.
De 0-meting wordt uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Drie bureaus zijn uitgenodigd om een offerte uit te brengen waarin onderstaand voorstel nader is uitgewerkt.
Voor de 0-meting wordt maximaal € 60.000 euro (excl. Btw) beschikbaar gesteld voor het extern onderzoeksbureau. Voor de 0-meting wordt een klankbordgroep samengesteld. Secretaris van de klankbordgroep is Willemijn van Gastel.
Planning: •
Installeren klankbordgroep: eind januari 2014
•
Opvragen offertes: begin maart 2014
•
Ontvangst offertes: uiterlijk 26 maart
•
Opdrachtverlening v.a. 7 april 2014
•
Eerste klankbordbijeenkomst t.a.v. plan van aanpak 14-25 april 2014
•
Tussentijds terugkoppeling aan het bestuur begin april en eind juni;
•
Tweede klankbordgroep bijeenkomst eind juni 2014
•
Presenteren tussenresultaat aan bestuur juli 2014
•
Derde klankbordgroep bijeenkomst begin september 2014
•
Eindrapportage gereed eind september 2014.
VOORSTEL VRAAGSTELLINGEN EN METHODEN
Deelonderzoek 1: De huidige onderzoeksexpertise en kennispositie van hogescholen die gebruik maken/hebben gemaakt van de stimuleringsregeling RAAK of ondersteuningsarrangement Zwaartepunten
Dit deelonderzoek is een inventarisatie van de onderzoekexpertise en kennispositie van hogescholen om in 2017 de invloed van het Regieorgaan hierop te kunnen te evalueren.
Aangrijpingspunten voor deze inventarisatie zijn de lectoraten die actief zijn binnen RAAK (lopende RAAK projecten in 2011/2012/2013) en de geregistreerde zwaartepunten. Vanuit het Regieorgaan wordt de ‘landkaart’ aangereikt waarop per hogeschool de actieve lectoraten en zwaartepunten opstaan. Per lectoraat/zwaartepunt is duidelijk hoeveel en welke Raak projecten hiertoe behoren. Aanvullend levert het Regieorgaan ook de namen van lectoraten aan die niet gebruik maken van RAAK.
Per zwaartepunt en lectoraat (een representatieve* selectie hiervan) brengt het externe bureau in kaart de wijze waarop de lectoraten/zwaartepunten vorm geven aan de door het Regieorgaan relevant bevonden aspecten: -
Hoe en de mate waarin het zwaartepunt/lectoraat zich bij de onderzoeksactiviteiten laat leiden door vragen vanuit het veld (hoe komen de onderzoeksthema’s tot stand, welke rol spelen veldpartijen hierin?);
-
Aard en omvang van het betrokken netwerk van een lectoraat/zwaartepunt (duurzame relaties, project overstijgend);
-
Kennisontwikkeling; thema’s, werkwijzen en uitkomsten (algemene beschrijving, project overstijgend)
-
Doorgeleiding van de resultaten naar onderwijs, de praktijk en wetenschap (o.a. hoe onderwijs en onderzoek binnen de hogeschool aan elkaar zijn gerelateerd, welke relaties de hogeschool heeft met het werkveld en kennisinstellingen en welke producten zij afleveren).
* voor de representativiteit wordt een evenredige verdeling voorgesteld naar domein (zorg, techniek etc), hogeschool, en aantal RAAK projecten per lectoraat.
Methode Het extern onderzoeksbureau verzamelt middels kwantitatieve en/of kwalitatieve methoden data om een representatief beeld te krijgen van de wijze waarop hogescholen bovenstaande aspecten vorm geven. Nadrukkelijk wordt voorgesteld om hierbij ook het publieke praktijkveld en het MKB te bevragen. Voor de zwaartepunten is kwantitatieve informatie deels beschikbaar in een door het Regieorgaan uitgevoerde enquête.
Deelonderzoek 2: Welke ambities hebben de hogescholen en hun netwerk en welke verwachtingen t.a.v. het Regieorgaan zijn nodig om deze te verwezenlijken?
In dit deelonderzoek wordt aan hogescholen (CvB en lectoren) en hun netwerk (publieke instellingen en MKB) gevraagd wat hun ambities zijn op het gebied van praktijkgericht onderzoek en welke ondersteunings- en stimuleringsaanbod zij hierbij verwachten van het Regieorgaan.
Het is van belang dat de informanten/respondenten zich ervan bewust zijn dat het stimulerings- en ondersteuningsarrangement wordt vormgegeven binnen de doelstelling van het Regieorgaan, waarin toepasbare kennisontwikkeling in samenspraak en in samenwerking met het veld altijd centraal zal blijven staan. Daarnaast sluit het arrangement van het Regieorgaan aan bij de huidige en toekomstige beleidskaders rondom hoger onderwijs en onderzoek. Een voorbeeld van een beleidsplan dat invloed heeft op de inrichting van praktijkgericht onderzoek en daarmee het arrangement is het topsectorenbeleid.
De uitkomst van dit onderzoek is 1. een contextanalyse, waaruit blijkt binnen welke (toekomstige) beleidskaders het praktijkgericht onderzoek op hogescholen zich komende jaren bevindt. 2. ambities van hogescholen en netwerkpartners op het gebied van praktijkgericht onderzoek, met in achtneming van de contextanalyse. 3. verwachtingen van lectoren en netwerkpartners t.a.v. het Regieorgaan om deze ambities te kunnen verwezenlijken; 4. conclusie in hoeverre het huidig aanbod (Raak regeling en Zwaartepuntenondersteuning), aansluit op de (toekomstige) beleidskaders en de ambities van hogescholen.
Methode Extern onderzoeksbureau voert voor dit deel van onderzoek deskresearch uit, heeft gesprekken met stakeholders, aangevuld met een kwalitatieve en/of kwantitatieve dataverzameling onder CvB van hogescholen, lectoren, netwerkpartners (dit kunnen dezelfde personen zijn als in deelonderzoek 1). Uitkomsten van de zwaartepunten-enquête kunnen gebruikt worden voor het deels beantwoorden van deelvraag 3.
Deelonderzoek 3: Reflectie op de Raak-regeling
Afgelopen jaren heeft de stichting SIA de RAAK-regelingen uitgevoerd. Het gaat hierbij om een (financiële) stimuleringsregeling waarmee lectoraten de kans krijgen om praktijkgerichte onderzoeksprojecten op te zetten en uit te voeren. Het Regieorgaan zet deze regeling voort. Een noemenswaardige wijziging in de uitvoer van de regeling is dat vanaf 2014 de subsidie jaarlijks wordt toegekend, afhankelijk van de voortgang. Dit vraagt om een goed monitoringssysteem voor de programmamanagers van het Regieorgaan: “welke aspecten zijn van belang bij de beoordeling van de voortgang?” Een andere wijziging is dat na een jaar een Communicatie- Implementatieplan wordt verwacht, waarin staat beschreven hoe de beoogde resultaten zullen worden doorgeleid naar het veld en onderwijs en zullen leiden tot vervolgonderzoek. Het Regieorgaan heeft het voornemen om te ondersteunen in de uitvoer van het communicatie- en implementatieplan. Hoe precies is nog niet uitgekristalliseerd.
De 0-meting geeft de mogelijkheid om op dit moment te evalueren of de RAAK gelden de afgelopen jaren doelmatig zijn ingezet. De volgende onderwerpen zijn hierbij relevant: a) Overzicht van de uitgaven, per regeling per jaar (2011/2012/2013) b) Projecten die hieruit voort zijn gekomen c) Het verloop van deze projecten d) De resultaten van de projecten en doorwerking ervan in het onderwijs en de praktijk
Uitkomsten uit dit deelonderzoek geven tevens antwoord op de vraag: “wat zijn de aandachtspunten om te beoordelen of de voortgang van een project voldoende is?”, en “hoe kan het Regieorgaan ondersteunen in het opstellen en uitvoeren van een communicatie- en implementatieplan”.
Vanuit het Regieorgaan wordt het overzicht van uitgaven (a) verzorgd als ook de lijst met projecten (b). Ten aanzien van ‘verloop’ is per project de status weergegeven (lopend, wel/niet vertraagd, afgerond, voortijdig gestaakt). Ook wordt ad random de steekproef getrokken, 10 projecten per regeling (mkb, publiek, pro), waarvan 7 lopend en 3 afgerond. Raak Int en Raak Pro Sko zitten niet in de steekproef.
Methode Het voorstel is dat na het inlezen van een aantal projecten, er eerst kennis wordt genomen van de midtermevaluaties (rapportages van site visits door EBC commissie). Deze evaluaties geven zicht op de voortgang van Raak Pro projecten (n=26) en de conclusies zoals getrokken door de commissieleden. Vervolgens vindt een aantal interviews plaats met commissieleden, lectoren, en netwerkpartners. Deze opgedane kennis wordt gerapporteerd en daarnaast gebruikt voor het opstellen van een analysekader voor dossieronderzoek, waarbij de voortgangs- en eindverslagen van de geselecteerde projecten (n=30) worden onderzocht op bovenstaande punten.
Deelonderzoek 4: Aanbevelingen t.a.v. totale stimulerings- en ondersteuningsarrangement
Deelonderzoek 2 geeft zicht op de verwachtingen ten aanzien van het stimulerings- en ondersteuningsarrangement van het Regieorgaan. Deelonderzoek 3 bevat aanbevelingen om het huidige arrangement, bestaande uit de RAAK-regeling en de Ondersteuning Inhoudelijke Zwaartepuntvorming doelmatig(er) in te zetten.
Dit laatste deelonderzoek beantwoordt de vraag ‘wat zijn de aanbevelingen t.a.v. het totale stimulerings- en ondersteuningsarrangement’, en in het verlengde daarvan ‘wat zijn de concrete doelstellingen per voorgesteld arrangement?”
Dit totale arrangement zal bestaan uit de reeds bestaande, maar mogelijk aangescherpte RAAKregelingen en Inhoudelijke Ondersteuning Zwaartepuntvorming, aangevuld met één of enkele initiatieven op het gebied van kennisontwikkeling, vraagsturing, netwerkvorming of doorgeleiding van resultaten. De concreet geformuleerde doelstellingen geven het Regieorgaan komende jaren de mogelijkheid om tussentijds het stimulerings- en ondersteuningsarrangement te evalueren en eventueel aan te passen.
Methode Een extern bureau voert dit onderzoek uit. Het voorstel is dat de resultaten uit deelonderzoek 2 en 3 worden voorgelegd aan focusgroepen. De samenstelling van de focusgroepen is grotendeels afhankelijk van de thema’s die uit bovenstaand onderzoek naar bovenkomen. Daarnaast wordt er belang gehecht aan de regionale component, de landsverdeling van de KvK volgend.
VERWACHTINGEN EXTERN ONDERZOEKSBUREAU EN WERKWIJZE KLANKBORDGROEP
Het onderzoeksbureau zal de projectleiding op zich nemen. Het onderzoeksbureau neemt eveneens de uitvoering van de deelonderzoeken op zich, tenzij anders aangegeven.
Drie bureaus schrijven een offerte en versturen deze uiterlijk 26 maart per mail naar: W. van Gastel (
[email protected]). In deze offerte staat: -
een inhoudelijk plan van aanpak inclusief evaluatiekader voor deelonderzoek 1;
-
een taakomschrijving van de projectleiding en uitvoer van onderzoeker, geformuleerd in een gedetailleerd activiteitenplan;
-
overzicht van de tijdbesteding en tarief
Een klankbordgroep is betrokken bij beoordeling van het onderzoeksvoorstel, de formulering van de aanbevelingen en de inhoud van de rapportage. De voorzitter van de klankbordgroep is tevens vertegenwoordiger van de Externe Beoordelingscommissie.
De klankbordgroep geeft gevraagd en ongevraagd advies inzake: -
de globale opzet op basis waarvan de offertes worden aangevraagd (per mail)
-
beoordeling van de opgevraagde offertes (per mail)
-
aanscherping van het onderzoeksvoorstel en plan van aanpak in de offerte (1 bijeenkomst)
-
voortgang van de deelonderzoeken; tweede bijeenkomst
-
inhoud van de conceptrapportage; derde bijeenkomst
-
goedkeuring van de eindrapportage. Per mail
e
De klankbordgroep zal drie keer overleggen met de projectleider van het extern onderzoeksbureau: bij aanvang van de opdracht, tijdens de opdracht en voor afronding van de rapportage. De externe projectleider en de secretaris van de klankbordgroep bereiden deze overleggen voor.
Daarnaast zal de klankbordgroep schriftelijk advies geven. De secretaris van de klankbordgroep en (indien van toepassing) de externe projectleider zorgen ervoor dat op tijd de relevante informatie wordt toegezonden.
Het onderzoeksbureau wordt gevraagd het onderzoek af te sluiten met een rapportage met hierin: -
Managementsamenvatting;
-
Inleiding
-
Opzet van onderzoek, vraagstelling en evaluatiekader;
-
Resultaten
-
Conclusie en discussie
-
Aanbevelingen voor het bestuur van het Regieorgaan t.a.v. uitvoer van de RAAK-regeling en overige stimuleringsactiviteiten en, in bredere zin de strategievorming.