Archeologische Rapporten Oranjewoud 2013/12 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende boringen) Koningstraat Ewijk, gemeente Beuningen projectnr. 257144 revisie 00 13 maart 2013
auteur(s) L.J. van der Haar P.C.Teekens
Opdrachtgever
Ravenstein Bouwmanagement BV Utrechtsestraat 36 3445 AS Woerden
datum vrijgave 13-03-2013
beschrijving revisie revisie 00
goedkeuring P.C.Teekens
vrijgave G. Sophie
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Colofon Titel: Auteur(s):
Archeologische Rapporten Oranjewoud 2013/12. Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende boringen) Koningstraat Ewijk, gemeente Beuningen L.J. van der Haar en P.C.Teekens
ISSN: 1570-6273 © Oranjewoud B.V. Postbus 24 8440 AA Heerenveen Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ingenieursbureau Oranjewoud bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt, door een derde of voor enig ander werk of doel dan waarvoor het is vervaardigd. Disclaimer Archeologisch vooronderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud bv de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het archeologisch onderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek. Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.
blad 2 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Inhoud
blz.
Administratieve gegevens ........................................................................................................... 4 Samenvatting............................................................................................................................... 5 1 Inleiding ....................................................................................................................................... 7 2 Bureauonderzoek ........................................................................................................................ 9 2.1 Beschrijving onderzoekslocatie ................................................................................................... 9 2.1.1 Begrenzing onderzoeks- en plangebied ...................................................................................... 9 2.1.2 Huidig en toekomstig gebruik ..................................................................................................... 9 2.1.3 Landschappelijke situatie .......................................................................................................... 10 2.1.4 Historische situatie en mogelijke verstoringen ......................................................................... 13 2.2 Bekende waarden...................................................................................................................... 15 2.2.1 Archeologische waarden ........................................................................................................... 15 2.2.2 Ondergrondse bouwhistorische waarden ................................................................................. 15 2.3 Archeologische verwachting ..................................................................................................... 15 2.3.1 Bestaande verwachtingskaarten ............................................................................................... 15 2.3.2 Gespecificeerde archeologische verwachting ........................................................................... 17 2.4 Conclusies en advies voor vervolgonderzoek............................................................................ 18 3 Veldonderzoek .......................................................................................................................... 19 3.1 Doel- en vraagstelling ................................................................................................................ 19 3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze ................................................................................................ 19 3.3 Resultaten ................................................................................................................................. 20 3.3.1 Bodemopbouw .......................................................................................................................... 20 3.3.2 Verstoringen .............................................................................................................................. 21 3.3.3 Archeologie ............................................................................................................................... 22 3.3.4 (Archeologische) interpretatie .................................................................................................. 22 4 Conclusies en advies.................................................................................................................. 23 4.1 Conclusies.................................................................................................................................. 23 4.2 (Selectie)advies.......................................................................................................................... 24 Literatuur en geraadpleegde bronnen ....................................................................................................... 25 1 2 3a 3b 4
Bijlagen Archeologische perioden AMZ-cyclus AMK-terreinen uit ARCHIS Archeologische waarnemingen uit ARCHIS Boorbeschrijvingen
Kaarten 257144-S1 Situatiekaart met locatie boringen 257144-ARCHIS IKAW, AMK-terreinen, Waarnemingen en Onderzoeken uit ARCHIS
blad 3 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Administratieve gegevens OW Projectnummer OM-nummer Provincie Gemeente Plaats Toponiem
257144 55399 Gelderland Beuningen Ewijk Koningstraat
Kaartblad 39H Coördinaten 179090/430550 179240/430490 Kadaster Opdrachtgever Uitvoerder Datum uitvoering Projectteam
179170/430580 179180/430440
Ravenstein Bouwmanagement BV Oranjewoud februari 2013 A. Vissinga (KNA-archeoloog en projectleider) G. Sophie (senior KNA-archeoloog) L.J. van der Haar (archeoloog en uitvoerder BO) P.C.Teekens (senior KNA-archeoloog en uitvoerder IVO)
Bevoegd gezag gemeente Beuningen Beheer documentatie Oranjewoud Almere Vondstdepot -
Afbeelding 1 Locatie plangebied (globaal weergegeven in rood) (Topografische Kaart 1:25.000 (niet op schaal), © Topografische Dienst Kadaster, Emmen)
blad 4 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Samenvatting Ravenstein Bouwmanagement BV is van plan om een autowerkplaats aan de Koningstraat te Ewijk te slopen en te vervangen door nieuwbouw. De te onderzoeken locatie (de percelen E1636 en E1637) 2 heeft een oppervlakte van ongeveer 4950 m . De zone waarbinnen de geplande grondwerkzaamheden 2 zullen worden uitgevoerd heeft een oppervlakte van ongeveer 1750 m . In het kader van het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient conform het gemeentelijk beleid een archeologisch (voor)onderzoek uitgevoerd te worden. Immers, de voorgenomen herontwikkeling brengt bodemverstorende werkzaamheden met zich mee die eventueel aanwezige archeologische resten kunnen verstoren dan wel vernietigen. Ingenieursbureau Oranjewoud BV heeft opdracht gekregen om het archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Het vooronderzoek bestaat in dit geval uit een bureauonderzoek gevolgd door een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen. Een bureauonderzoek dient om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wat vervolgens in het veld wordt getoetst door een verkennend booronderzoek. Op basis van het bureauonderzoek werd rekening gehouden met de aanwezigheid van een intacte meandergordel binnen het plangebied. Tevens luidde de verwachting dat, indien deze stroomgordel nog (grotendeels) intact aanwezig zou zijn, hierop archeologische resten uit de periode neolithicum - nieuwe tijd maar vooral uit de ijzertijd/Romeinse tijd aanwezig zouden kunnen zijn. Het veldonderzoek heeft de aanwezigheid van een stroomgordel bevestigd; het bovenste gedeelte van het bodemprofiel bestaat uit oeverafzettingen, waaronder beddingafzettingen aanwezig zijn. Mogelijk gaat het hier om afzettingen behorende tot de meandergordel van Winssen, die actief was tussen 5391 en 3891 v. Chr. Deze meander heeft zich in het verleden naar het noorden verplaatst; immers, direct ten noorden van het plangebied is een bekende restgeul aanwezig. Naar mate deze geul zich naar het noorden verplaatste verzandde de oude geul, en werden vanuit de nieuwe geul ten noorden van het plangebied opnieuw oeverafzettingen afgezet op de oude bedding. Archeologisch gezien zijn intacte oeverafzettingen alsmede verzande geulen interessant, omdat deze hogere delen in het landschap bij uitstek geschikt waren voor menselijke bewoning. Er zijn echter, in tegenstelling tot de verwachting, geen aanwijzingen gevonden om te veronderstellen dat in de top van de beddingafzettingen bodemvorming heeft plaatsgevonden of dat hier bewoningsresten op te verwachten zijn. De afwezigheid van archeologische lagen en/of vegetatiehorizonten is een belangrijke aanwijzing voor het ontbreken van een vindplaats binnen het plangebied. Voor wat betreft de bovenliggende oeverafzettingen geldt dat deze weliswaar ook archeologisch interessant zijn, maar dat het grootste gedeelte hiervan ook is verstoord. Bovendien zijn ook hierin geen archeologisch relevante indicatoren aangetroffen. Op basis van al deze factoren wordt de kans op de aanwezigheid van intacte archeologische waarden binnen het nu onderzochte deel van het plangebied dan ook laag ingeschat. (Selectie)advies Op basis van het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat de kans op de aanwezigheid van (intacte) archeologische resten binnen het onderzochte deel van het plangebied laag kan worden ingeschat. Dientengevolge wordt aanbevolen om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ontwikkeling. Het gedeelte van het plangebied dat thans niet is onderzocht, dient de hoge trefkans te behouden. Bij vergunningplichtige activiteiten dient daar dan alsnog nader onderzoek plaats te vinden. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHISmeldpunt, telefoon 0334227682). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook. blad 5 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Het bureauonderzoek en veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2. Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Almere, maart 2013
blad 6 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
1
Inleiding Ravenstein Bouwmanagement BV is van plan om een autowerkplaats aan de Koningstraat te Ewijk te slopen en te vervangen door nieuwbouw. De te onderzoeken locatie (de percelen E1636 en E1637) 2 heeft een oppervlakte van ongeveer 4950 m . In het kader van het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient conform het gemeentelijk beleid een archeologisch (voor)onderzoek uitgevoerd te worden. Immers, de voorgenomen herontwikkeling brengt bodemverstorende werkzaamheden met zich mee die eventueel aanwezige archeologische resten kunnen verstoren dan wel vernietigen. Ingenieursbureau Oranjewoud BV heeft opdracht gekregen om het archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Het vooronderzoek bestaat in dit geval uit een bureauonderzoek gevolgd door een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen. Een bureauonderzoek dient om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wat vervolgens in het veld wordt getoetst door een verkennend booronderzoek. Het bureauonderzoek en veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.
blad 7 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
blad 8 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
2
Bureauonderzoek Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Waar kunnen we wat verwachten? Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, bodemkundige gegevens en informatie over de landschappelijke situatie. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, de omvang, datering en eventuele (mate van) verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied.
2.1 2.1.1
Beschrijving onderzoekslocatie Begrenzing onderzoeks- en plangebied Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de Koningstraat, nummer 11 en heeft een oppervlakte van ongeveer 4950 m² (zie afbeelding 2). Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de bebouwde kom van Ewijk, gemeente Beuningen. Het gebied waar binnen daadwerkelijk bodemverstorende werkzaamheden 2 zullen gaan plaatsvinden is echter een stuk kleiner; circa 1750 m (zie hiervoor de blauwe markering in afbeelding 2).
Afbeelding 2. Satellietfoto van het plangebied (weergegeven in rood) en het te vergraven gebied (in blauw). (Bron: maps.google.nl)
2.1.2
Huidig en toekomstig gebruik Huidig gebruik plangebied Het plangebied is op dit moment voor een deel in gebruik als autowerkplaats. Tevens is er een woonhuis en tuin aanwezig. De rest van het gebied bestaat uit gras en weidegrond. Men is voornemens de blad 9 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
bestaande autowerkplaats te slopen en te vervangen door een nieuwe; tevens zal de bestaande woning worden gesplitst. Er vinden alleen bodemverstorende werkzaamheden plaats in het kader van de bouw van de nieuwe autowerkplaats (zie blauwe markering in afbeelding 2). Consequenties toekomstig gebruik De voorgenomen herontwikkeling brengt in een beperkte zone binnen het plangebied bodemverstorende werkzaamheden met zich mee die eventueel aanwezige archeologische resten kunnen verstoren dan wel vernietigen.
2.1.3
Landschappelijke situatie Geologie Het plangebied ligt in het Midden-Nederlandse rivierengebied. In dit gebied komen voornamelijk Holocene afzettingen aan het oppervlak voor (ca. 11.500 jaar geleden tot heden), afzettingen die 1 worden gerekend tot de Echteld Formatie. De Holocene afzettingen in het rivierengebied zijn fluviatiel van aard, dat wil zeggen dat bodemmateriaal, in de vorm van grind, zand, zavel en klei, door rivieren is aangevoerd en afgezet. De fysische geografie in dit rivierengebied laat zich grofweg onderverdelen in vier kenmerkende elementen: stroomgordels, fossiele stroomruggen, crevasses en komgebieden. Een stroomgordel omvat naast de watervoerende rivierbedding van een actieve rivier, ook beddingafzettingen bestaande uit (grof) zand en grind en oeverafzettingen, die voornamelijk uit lichte klei en zavel bestaan. Langs de oevers van een actieve rivier wordt alleen materiaal afgezet bij hoogwater. Op den duur worden door deze oeverafzettingen zogenaamde oeverwallen gevormd, een soort natuurlijke dijken. Net als dijken kunnen oeverwallen bij hoogwater doorbreken of overstromen. Bij een dergelijk oeverwaldoorbraak stroomt het rivierwater het lagergelegen komgebied in. Hierbij wordt tot op enkele honderden meters achter de oeverwal een pakket aan bodemmateriaal van gevarieerde sortering afgezet. Zo'n pakket wordt een crevasse genoemd. Een enkele keer kan een rivier zijn loop verleggen door de oude bedding te verlaten en een nieuwe te vormen. Het stroomafwaarts gelegen deel van de oorspronkelijke stroomgordel maakt nu geen onderdeel meer uit van de actieve rivier. We spreken dan van een fossiele stroomrug, waarvan de restbedding geen water meer voert en langzaamaan dichtslibt met zware klei en veen. Tussen de actieve en fossiele stroomruggen zijn de komgebieden gesitueerd. Deze kommen zijn lager gelegen dan de actieve (en aanvankelijk de meeste fossiele) stroomgordels. De sedimentatie in deze komgebieden bestaat uit zware klei, afgezet door rivierwater van buiten de oevers getreden rivieren. Fossiele stroomruggen kunnen zo in de loop der tijd door opeenvolgende pakketten klei- en veenafzettingen in het komgebied afgedekt raken.
1
De enige niet holocene afzettingen die hier aan het oppervlak verschijnen zijn rivierduinen (donken).
blad 10 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Afbeelding 3. Paleogeografische kaart van de gemeente Beuningen met daarop de ligging van het plangebied in rood. (Bron: gemeente Beuningen).
Op de kaart van Stouthamer en Cohen zijn de stroomgordels in het rivierengebied gekarteerd (zie 2 afbeelding 4). Het plangebied ligt op de stroomgordel van Winssen (663). Deze is gedateerd tussen 3 6430 - 5105 BP. Direct aan of relatief dicht onder het oppervlak is sprake van een pleniglaciaal terras (701). De afzettingen hiervan behoren tot de Formatie van Kreftenheye. Zie overigens ook afbeelding 3.
Afbeelding 4. Uitsnede uit de kaart van Stouthamer en Cohen met daarop de verschillende stroomgordels en het plangebied (groene stip in rode cirkel). (Bron: Stouthamer & Cohen, 2012)
2 3
Stouthamer & Cohen, 2012. BP = before present (1950).
blad 11 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Geomorfologie en AHN Op de geomorfologische kaart van Nederland is te zien dat het plangebied drie geomorfologische eenheden kruist die samenhangen met een stroomgordel (zie afbeelding 5). Van onder naar boven zijn dit een rivierkom en oeverwalachtige vlakte (2M22, mintgroen), de rivieroeverwal (3K25, geel) en de geul van een meanderend afwateringsstelsel (2R11, felgroen).
Afbeelding 5. Uitsnede uit de geomorfologische kaart met daarop de ligging van het plangebied in rood. (Bron: ARCHIS)
Op het kaartbeeld van het Actueel Hoogtebestand Nederland is te zien dat de omgeving van het plangebied een gevarieerd reliëf heeft (zie afbeelding 6). Het plangebied zelf ligt op een hoogte van ongeveer 7,9 m +NAP.
Afbeelding 6. Uitsnede uit het kaartbeeld van het Actueel Hoogtebestand Nederland met daarop de ligging van het plangebied in rood. Het plangebied ligt op circa 7,9 m +NAP. (Bron: ahn.nl/viewer)
Bodem en grondwater Op de bodemkaart (zie afbeelding 7) is te zien dat het plangebied binnen een zone van kalkloze poldervaagronden ligt (Rn95C, zware zavel, lichte klei). Het profielverloop is 5, wat inhoudt dat het een redelijk homogeen profiel betreft. Ten oosten van het plangebied is een terp gekarteerd, een oude woongrond. De grondwatertrap van het plangebied is VI, wat inhoudt dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) 0,4 tot 0,8 m -mv ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) meer dan 1,2 m -mv.
blad 12 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Afbeelding 7. Uitsnede uit de bodemkaart met daarop de ligging van het plangebied in rood. (Bron: ARCHIS).
2.1.4
Historische situatie en mogelijke verstoringen Bewoningsgeschiedenis Het plangebied ligt in het buitengebied ten zuiden van de kern van Ewijk. Zoals in de vorige paragraaf is gesteld, vindt bewoning op de stroomrug plaats vanaf het neolithicum. De meeste vindplaatsen binnen de gemeente Beuningen uit deze periode bevinden zich overigens op deze stroomrug (en dan met name de zuidelijke oever). Er was voor de eerste boeren een gunstige combinatie van iets hoger gelegen stevige (gerijpte) oevergronden, grenzend aan het dynamische 4 rivierenlandschap van de Winssense stroomgordel. Er is sprake van continue bewoning tot de nieuwe tijd. Het dorp Ewijk ontstaat in de vroege middeleeuwen naast de dorpen Winssen en Beuningen onder kerkelijke invloeden en centraal gezag. Historische kaarten Op de oudste kadastrale minuut van 1811-1832 is in het gebied al bebouwing aanwezig (zie afbeelding 8). Hetzelfde geldt voor de gemeenteatlas van Kuypers uit 1868. Op die kaart heeft het gebied de naam Ewijksche Velden. In de historische atlassen uit 1900 (zie afbeelding 9) en 1930 is deze situatie 5 ongewijzigd.
4 5
Heunks & Van Hemmen, 2007. Via de cultuuhistorische waardenkaart van de provincie Gelderland; http://geodata2.prv.gelderland.nl/apps/chw/
blad 13 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
N
Afbeelding 8. Uitsnede uit het minuutplan van 1811-1832 met daarop de globale ligging van het huidige perceel (rood) met de daarbinnen aanwezige bebouwing. (Bron:watwaswaar.nl).
Afbeelding 9. Uitsnede uit het Bonneblad van 1900 met daarop de ligging van het plangebied in rood. (Bron: ARCHIS).
Mogelijke verstoringen Binnen het plangebied is reeds bebouwing aanwezig, waarbij de aanleg ervan de bodem (deels) verstoord kan hebben. Ook verstoringen als gevolg van (sub-)recente landbouwactiviteiten, met name diepploegen, kunnen tot aantasting van archeologische waarden leiden.
blad 14 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
2.2 2.2.1
Bekende waarden Archeologische waarden Om een beeld te krijgen van de aanwezigheid van archeologische waarnemingen is een onderzoeksgebied gekozen met een straal van ongeveer 500 m rondom het plangebied. Voor een beeld van terreinen met een archeologische status is dezelfde radius gekozen. De gegevens die daarbij in ARCHIS bekend zijn, zijn weergegeven op kaartbijlage 257144-ARCHIS. Gegevens uit ARCHIS: AMK-terreinen Binnen het plangebied zelf zijn geen AMK-terreinen aanwezig, maar direct ten oosten van het plangebied ligt wel een terrein van hoge archeologische waarde (AMK-terrein 4604), een terrein met bewoningssporen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. Ter plaatse van de oude woongrond zijn met name fragmenten handgevormd aardewerk aangetroffen. Ongeveer 350 m ten noordoosten van het plangebied ligt AMK-terrein 4602, eveneens een terrein met bewoningssporen uit de ijzertijd/Romeinse tijd van hoge archeologische waarde. Circa 530 m ten zuiden van het plangebied ligt een beschermd monument: AMK-terrein 309. Het betreft een terrein met sporen e van bewoning uit de Romeinse tijd. Losse sporen en vondsten maar ook een huisplattegrond uit de 1 en e de 2 eeuw na Chr. zijn ter plaatse aangetroffen. Circa 560 m ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich eveneens een beschermd monument: AMK-terrein 308. Hier zijn sporen van bewoning uit de ijzertijd, de Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen aangetroffen. Plaatselijk bevinden zich ook sporen van de Vlaardingencultuur uit het neolithicum. Deze sporen zijn aangetroffen in de klei van een oude oeverwal. Voor een visuele weergave van de terreinen wordt verwezen naar kaartbijlage 257144ARCHIS en voor een beknopte beschrijving wordt verwezen naar Bijlage 3a. Gegevens uit ARCHIS: archeologische waarnemingen Binnen het plangebied zelf zijn geen waarnemingen geregistreerd, maar uit de grote hoeveelheid vondstmeldingen kan als grote lijn worden gezien dat op de hoger gelegen oeverwallen en oude woongronden in de omgeving intensief bewoning heeft plaatsgevonden, met nadruk op bewoning in het neolithicum en de ijzertijd/ Romeinse tijd.
2.2.2
Ondergrondse bouwhistorische waarden KICH is tegenwoordig niet meer in gebruik, zodat de aanwezigheid van ondergrondse bouwhistorische waarden niet meer kan worden nagegaan. Er is echter op basis van historisch kaartmateriaal reden om aan te nemen dat in het oostelijke deel van het plangebied sprake is van bebouwing. Het gaat hier zeer waarschijnlijk om de locatie van het huidige woonhuis, dat net buiten het plangebied ligt.
2.3 2.3.1
Archeologische verwachting Bestaande verwachtingskaarten IKAW De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is een door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed opgestelde kaart waarop aan de hand van eerder gedane archeologische waarnemingen en de bodemkundige gegevens is aangegeven wat de kans is in een bepaald gebied archeologie aan te treffen: laag, middelhoog of hoog. Zoals de naam al aangeeft gaat het hier - vanwege schaal en extrapolatie slechts om een ruwe indicatie. blad 15 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Conform de criteria van de IKAW geldt voor het plangebied een hoge trefkans (zie ook kaartbijlage 257144-ARCHIS) Provinciale verwachtingskaart De kaart historisch landschap, historische stedenbouw en archeologie van de provincie Gelderland werkt niet met verwachtingsgebieden. Wel is hierop te zien dat het plangebied direct naast een oude woongrond uit de ijzertijd/Romeinse tijd ligt en dat het plangebied zelf deel uitmaakt van een ruwe diamant. Ruwe diamanten zijn potentieel van provinciaal belang. Gemeentelijke verwachtingskaart Op de gemeentelijke beleidskaart is te zien dat voor het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde geldt en dat ter plaatse mogelijk sprake is van een historische huislocatie (zie afbeelding 10). Het plangebied wordt aan de zuidzijde omsloten door oude woongronden. De verwachtingskaart van de gemeente Beuningen is uitgewerkt tot een beleidskaart (zie afbeelding 11). Hierop is te zien dat voor het plangebied een vrijstellingsgrens geldt van 100 m² in combinatie met een verstoringsdiepte van 0,3 m -mv. Op basis hiervan geldt voor het huidige plangebied een onderzoeksplicht.
Afbeelding 10. Uitsnede uit de gemeentelijke verwachtingskaart met daarop de ligging van het plangebied in geel. (Bron: gemeente Beuningen).
blad 16 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Afbeelding 11. Uitsnede uit de gemeentelijke beleidskaart met daarop het plangebied in blauw. De vrijstellingsgrens bedraagt 100 m². (Bron: gemeente Beuningen).
2.3.2
Gespecificeerde archeologische verwachting datering Als er in het plangebied archeologische waarden aanwezig zijn, kunnen die, gezien de geologische /fysisch geografische ontwikkeling van het Gelders rivierengebied en de aanwezigheid van de Winssense stroomgordel dateren vanaf het neolithicum tot en met de nieuwe tijd. complextype De aanwezigheid van voor landbouw en vestigingsplaatsen geschikte relatief hoog gelegen stroomruggen in combinatie met de aanwezigheid van zoet water, grondstoffen, en vis- en jachtgronden, maakte het gebied uiterst geschikt voor de mens. Het type te verwachten complex kan een nederzetting of grafveld zijn. Indien het een nederzetting betreft kan dat één erf of, vanaf de ijzertijd, een klein cluster erven. omvang De omvang van vindplaatsen varieert van enkele honderden vierkante meters voor een vindplaats van de Vlaardingen-cultuur tot enkele hectares voor nederzettingen van een cluster erven uit de periodes vanaf ijzertijd. diepteligging Archeologische resten kunnen worden aangetroffen direct onder de bouwvoor als het om sporen uit de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd gaat. Oudere sporen bevinden zich waarschijnlijk op de oeverafzettingen die gerelateerd zijn aan de Winssense stroomgordel. De top van de Winssense stroomgordel bevindt zich tussen 6,00 en 5,50 m +NAP. Maaiveldhoogte in het plangebied is circa 7,9 + NAP. De top van de Winssense stroomgordel valt dan ook te verwachten tussen 1,9 en 2,4 m - mv. locatie Stroomgordel- en oeverwalafzettingen kennen een hoge verwachting. Het plangebied ligt op blad 17 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
de Winsssense stroomgordel, die door RAAP al grotendeels in kaart is gebracht. Naar het zuiden toe is sprake van komgronden. Het noordelijke deel lijkt dan ook het meest kansrijk, hoewel aan de zuidzijde juist weer sprake is van oude woongronden.. uiterlijke kenmerken Vindplaatsen uit de periode vanaf het neolithicum tot en met de nieuwe tijd zijn doorgaans te traceren aan de hand van aardewerkfragmenten. Vindplaatsen uit het neolithicum en de bronstijd kenmerken zich ook door de aanwezigheid van vuursteen. Voorts zijn ook fragmentjes verbrande leem, verbrand en onverbrand bot, steengruis, tefriet en dergelijke materialen die binnen een nederzettingslocatie kunnen worden gevonden. In het rivierengebied kenmerken nederzettingen zich vaak door de aanwezigheid van een archeologische laag, waarin voornoemde materiaalcategorieën zijn opgenomen. Resten van paalsporen, afval- en waterkuilen, greppels en andere percelering- en verkavelingrestanten bevinden zich onder deze laag. Naast nederzettingslocaties kunnen er ook grafvelden worden aangetroffen. Deze kunnen voorkomen in de vorm van urnenvelden of crematiegrafvelden, of als inhumatiegrafvelden (begravingen). Qua vondstmateriaal kunnen in graven alle voorkomende materialen aanwezig zijn. Ecofacten als bot, zaden en pollen zullen door de gunstige conserveringsomstandigheden goed bewaard zijn. mogelijke verstoringen Binnen het plangebied is reeds bebouwing aanwezig, waarbij de aanleg ervan de bodem (deels) verstoord kan hebben. Ook verstoringen als gevolg van (sub-)recente landbouwactiviteiten, met name diepploegen, kunnen tot aantasting van archeologische waarden leiden.
2.4
Conclusies en advies voor vervolgonderzoek Het plangebied heeft een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde. Op basis van de gegevens uit het bureauonderzoek kunnen sporen en indicatoren vanaf het neolithicum worden aangetroffen, mits de bodem intact is. Om dit te onderzoeken wordt geadviseerd een inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen uit te voeren.
blad 18 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
3 3.1
Veldonderzoek Doel- en vraagstelling Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting, zoals deze op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is opgesteld. Het uitgevoerde onderzoek betreft een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen, verkennende fase. Een verkennend onderzoek heeft als doel het in kaart brengen van eventuele verstoringen in de bodem, het verkrijgen van enig inzicht in de bodemopbouw van het gebied en aldus het in kaart brengen van kansrijke en kansarme zones wat betreft archeologie. In de oorspronkelijke onderzoeksopzet was uitgegaan van 6 boringen voor het totale plangebied. Dit zou een dichtheid van ongeveer 10 boringen per hectare opleveren. Op verzoek van opdrachtgever zijn de boringen alleen geplaatst in de zone waar daadwerkelijk bodemingrepen plaats gaan vinden, met een oppervlakte van 2 ca 1015 m . Daarmee wordt een dichtheid van circa 59 boringen per hectare bereikt. Hiermee is ons inziens sprake van een karterend booronderzoek. Een inventariserend veldonderzoek door middel van karterende boringen heeft als doel het in kaart brengen van eventuele verstoringen in de bodem, het verkrijgen van enig inzicht in de bodemopbouw van het gebied en het bepalen van de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen. Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen: Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen? Is er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig en/of zijn er archeologische indicatoren aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard, conserveringstoestand en datering van deze indicatoren/vindplaats? Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke diepte bevinden deze zich en wat is de maximale diepte? Waaruit bestaat of bestaan deze archeologische laag of lagen? In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaats verstoord door realisatie van geplande bodemingrepen? Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? In welke mate stemmen de resultaten van het veldwerk overeen met de verwachtingen van de bureaustudie? Wat zijn de aanbevelingen? Is nader onderzoek noodzakelijk? En zo ja, waaruit kan deze bestaan?
3.2
Onderzoeksopzet en werkwijze Datum uitvoering
6 7
27 februari 2013.
Veldteam
P.C.Teekens (senior KNA-archeoloog).
Weersomstandigheden
Bewolkt, ca. 4 graden celsius en droog.
Boortype
10 cm Edelmanboor en indien nodig aangevuld met een guts.
Positionering boringen (boorgrid)
Willekeurig verspreid binnen het te vergraven deel van het 7 plangebied.
6
Omdat in de ondergrond sprake van was zand, en de bovengrond zeer stevig was, kon niet overal de guts worden ingezet.
Op verzoek van de opdrachtgever/eigenaar van het terrein is alleen daar geboord waar daadwerkelijk bodemverstorende werkzaamheden zullen gaan plaatsvinden (zie afbeelding 2 en kaartbijlgae 257144-S1). blad 19 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Aantal boringen
6 (001 - 006).
Diepte boringen
1,5 à 1,75 m - mv (tot minimaal 0,25 m in de C-horizont).
Methode conform 8 Leidraad SIKB Oriëntatie grid t.o.v. geomorfologie/paleolandschap Wijze inmeten boringen
N.v.t. (verkennend).
Overige toegepaste methoden Wijze onderzoek / beschrijving boorkolom Verzamelwijze archeologische indicatoren Bemonstering Vondstzichtbaarheid aan oppervlak Omschrijving oppervlaktekartering
3.3
N.v.t.
Handheld GPS en ten opzichte van bestaande gebouwen. N.v.t. NEN 5104/ASB. Snijden, brokkelen, doorwoelen en visuele inspectie van de boorkernen. N.v.t. Nul (grasland). N.v.t.
Resultaten Voor een overzicht van de boringen wordt verwezen naar de boorprofielen in bijlage 4 en de situatiekaart in de kaartenbijlage.
3.3.1
Bodemopbouw De bodemopbouw binnen het plangebied kan worden beschreven op basis van drie aangetroffen afzettingen; 1) oeverafzettingen, 2) overgangszone oever- naar beddingafzettingen en 3) beddingafzettingen. Er zijn geen archeologische lagen of vegetatiehorizonten aangetroffen. 1) Oeverafzettingen Het bovenste gedeelte van het bodemprofiel, vanaf het maaiveld tot op een diepte van 0,65 à 0,70 m mv, wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een pakket uiterst siltige klei. Het betreffen hier (sub)recente oeverafzettingen van de Waal. Binnen dit pakket kan een onderscheid worden gemaakt tussen de bouwvoor of A-horizont en het onderliggende gedeelte. De A-horizont wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van uiterst siltige, zwak humeuze klei waarin sporen grind en baksteenresten aanwezig zijn. Ter plaatse van boring 001 is hierin ook sprake van enkele aardewerkfragmenten en in het bovenste gedeelte van deze A-horizont werden ter plaatse van boringen 002 en 003 ook houtskoolspikkels aangetroffen (meer hierover in paragraaf 3.3.3.). Vanaf een diepte van 0,20 à 0,60 zijn vervolgens intacte oeverafzettingen aanwezig, bestaande uit uiterst siltige, licht grijsbruine klei. De dikte van deze intacte oeverafzettingen varieert van 0,1 m in boringen 002 en 003 tot 0,5 m in boring 005. Voor een overzicht van de diepteligging en dikte van deze intacte oeverafzettingen per boring, wordt verwezen naar de onderstaande tabel.
8
Tol e.a. 2006. blad 20 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Boorpunt 001 002 003 004 005 006
Diepteligging top -mv 50 60 60 40 20 25
Dikte 20 10 10 28 50 40
Tabel. Diepteligging top van en dikte intacte oeverafzettingen per boorpunt (in cm).
2) Overgangszone oever- naar beddingafzettingen Onder de hierboven beschreven oeverafzettingen bevindt zich in alle boringen een 0,22 à 0,45 m dikke laag zwak zandige, lichtgrijsbruine klei (boringen 001, 005 en 006) dan wel matig fijn, matig tot sterk kleiig, licht grijsbruin zand. Dit pakket afzettingen kan worden geïnterpreteerd als een overgangszone van de bovenliggende oever- naar de onderliggende beddingafzettingen. Echter, gesteld kan worden dat deze laag ter plaatse van boringen 001, 005 en 006 meer gezien kunnen worden als oeverafzettingen en de zandige laag ter plaatse van boringen 002, 003 en 004 ook gerekend kunnen worden tot de onderliggende beddingafzettingen. Opvallend is dat deze laag overal min of meer op dezelfde diepte aanwezig is (tussen de 0,65 en 0,70 m - mv). Voor een overzicht van de diepteligging van de top en de dikte van deze overgangslaag wordt verwezen naar de onderstaande tabel. Boorpunt 001 002 003 004 005 006
Diepteligging top -mv 70 70 70 68 70 65
Dikte 45 30 30 22 25 25
Aard zandige klei kleiig zand kleiig zand kleiig zand zandige klei zandige klei
Tabel. Diepteligging top van en dikte overgangslaag per boorpunt (in cm).
3) Beddingafzettingen De natuurlijke ondergrond van het plangebied wordt gevormd door een pakket matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin tot licht grijsbeige zand. Het gaat hier om beddingafzettingen, die vanaf een diepte van 0,90 à 1,15 m - mv aanwezig zijn. Voor een overzicht van de diepteligging van deze beddingafzettingen per boorpunt wordt verwezen naar de onderstaande tabel. Boorpunt 001 002 003
Diepteligging top 115 100 100
Boorpunt 004 005 006
Diepteligging top 90 95 90
Tabel. Diepteligging top beddingafzettingen (in cm - mv).
3.3.2
Verstoringen De waargenomen bodemverstoring is vrij beperkt gebleven (tot de A-horizont), en reikt tot op een diepte variërend van 0,2 m - mv in boring 005 tot 0,6 m - mv in boringen 002 en 003. Voor een overzicht van de verstoringsdiepten per boring wordt verwezen naar de onderstaande tabel.
Boorpunt 001 002 003
Verstoringsdiepte 50 60 60
Boorpunt 004 005 006
Verstoringsdiepte 40 20 25
Tabel. Verstoringsdiepte in cm - mv.
blad 21 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
3.3.3
Archeologie Tijdens het veldonderzoek zijn in enkele boringen archeologische indicatoren aangetroffen, die hieronder worden besproken en op waarde geschat. Er zijn geen archeologische lagen dan wel vegetatiehorizonten aangetroffen (de afwezigheid hiervan is juist een sterke aanwijzing zijn voor het ontbreken van een vindplaats). 1. Baksteenresten Ter plaatse van de meeste boringen, alleen niet boringen 001 en 005, zijn in de A-horizont baksteenresten aangetroffen. Het gaat hier echter om sterk gefragmenteerd en verweerd (sub)recent materiaal. Aangenomen kan worden dat deze resten te maken hebben met erfverharding en/of de bouw- sloop van eerdere bouwsels op het terrein. Deze resten zijn derhalve niet verzameld en er wordt ook geen archeologisch relevante betekenis aan gegeven. 2. Houtskoolspikkels Ter plaatse van boringen 001 - 003 werden in het bovenste gedeelte van de A-horizont wat houtskoolspikkels aangetroffen. De aanwezigheid van houtskool kan een indicatie zijn voor menselijke activiteiten in het verleden. In dit geval wijst er ook op menselijke activiteiten, maar zeer waarschijnlijk op (sub)recente activiteiten. Mogelijker gaat het om houtskool dat enige tijd geleden als gevolg van een boerderijbrand bij de buren binnen het plangebied terecht is gekomen.
3.3.4
(Archeologische) interpretatie Binnen het plangebied is vanaf het maaiveld tot op een diepte van circa 1 m sprake van een grotendeels verstoord pakket oeverafzettingen. Hieronder is sprake van zandige beddingafzettingen. Vermoedelijk gaat het hier om afzettingen behorende tot de meandergordel van Winssen, die actief was tussen 5391 en 3891 v. Chr. Deze meander heeft zich in het verleden naar het noorden verplaatst; immers, direct ten noorden van het plangebied is een bekende restgeul aanwezig. Naar mate deze geul zich naar het noorden verplaatste verzandde de oude geul, en werden vanuit de nieuwe geul ten noorden van het plangebied oeverafzettingen afgezet op de oude bedding. Archeologisch gezien zijn intacte oeverafzettingen alsmede verzandde geulen interessant, omdat deze hogere delen in het landschap bij uitstek geschikt waren voor menselijke bewoning. Er zijn echter geen aanwijzingen gevonden om te veronderstellen dat in de top van de beddingafzettingen bodemvorming heeft plaatsgevonden of dat hier bewoningsresten op te verwachten zijn. De afwezigheid van archeologische lagen dan wel vegetatiehorizonten is een sterke aanwijzing voor het ontbreken van een vindplaats. Voor wat betreft de bovenliggende oeverafzettingen geldt dat deze weliswaar ook archeologisch interessant zijn, maar dat het grootste gedeelte hiervan ook is verstoord. Bovendien zijn ook hierin geen archeologisch relevante indicatoren aangetroffen. Op basis van al deze factoren wordt de kans op de aanwezigheid van intacte archeologische waarden binnen het nu onderzochte deel van het plangebied laag ingeschat.
blad 22 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
4 4.1
Conclusies en advies Conclusies Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kunnen de onderzoeksvragen uit paragraaf 3.1. als volgt worden beantwoord: 1. Wat is de bodemopbouw en zijn er aanwijzingen voor bodemverstoringen? Binnen het plangebied is sprake van een gemiddeld 1,0 m dik pakket oeverafzettingen, waaronder zandige beddingafzettingen aanwezig zijn. Het grootste deel van de oeverafzettingen is echter verstoord (tot op een diepte van 0,2 à 0,6 m - mv). Daarnaast zijn er geen archeologische lagen of vegetatiehorizonten aangetroffen. 2.
Is er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig en/of zijn er archeologische indicatoren aangetroffen die hierop kunnen wijzen? Zo ja, wat is de aard, conserveringstoestand en datering van deze indicatoren/vindplaats? Nee, er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die zouden kunnen wijzen op de aanwezigheid van een (intacte) archeologische vindplaats in de ondergrond. De afwezigheid van archeologische lagen en/of vegetatiehorizonten is een belangrijke aanwijzing voor het ontbreken van een vindplaats binnen het plangebied. 3.
Indien archeologische lagen aanwezig zijn; op welke diepte bevinden deze zich en wat is de maximale diepte? Niet van toepassing (er zijn geen archeologische lagen aangetroffen). De afwezigheid van archeologische lagen en/of vegetatiehorizonten is een belangrijke aanwijzing voor het ontbreken van een vindplaats binnen het plangebied. 4. Waaruit bestaat of bestaan deze archeologische laag of lagen? Niet van toepassing (er zijn geen archeologische lagen aangetroffen). 5.
In welke mate wordt een eventueel aanwezige vindplaats verstoord door realisatie van geplande bodemingrepen? De voorgenomen bodemingrepen zullen weliswaar vrij beperkt zijn, maar zullen wel degelijk tot op/in de beddingafzettingen reiken. Eventueel aanwezige archeologische resten zullen hierbij worden verstoord. Er zijn echter geen aanwijzingen gevonden om de aanwezigheid van een dergelijke vindplaats te veronderstellen en bovendien is het bovenste gedeelte van het plangebied verstoord. 6. N.v.t.
Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt?
7.
In welke mate stemmen de resultaten van het veldwerk overeen met de verwachtingen van de bureaustudie? Op basis van het bureauonderzoek werd rekening gehouden met de aanwezigheid van een intacte meandergordel binnen het plangebied. Tevens luidde de verwachting dat, indien deze stroomgordel nog (grotendeels) intact aanwezig zou zijn, hierop archeologische resten uit de periode neolithicum - nieuwe tijd maar vooral uit de ijzertijd/Romeinse tijd aanwezig zouden kunnen zijn. Het veldonderzoek heeft de aanwezigheid van een stroomgordel bevestigd; het bovenste gedeelte van het bodemprofiel bestaat uit oeverafzettingen, waaronder beddingafzettingen aanwezig zijn. Mogelijk blad 23 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
gaat het hier om afzettingen behorende tot de meandergordel van Winssen, die actief was tussen 5391 en 3891 v. Chr. Deze meander heeft zich in het verleden naar het noorden verplaatst; immers, direct ten noorden van het plangebied is een bekende restgeul aanwezig. Naar mate deze geul zich naar het noorden verplaatste verzandde de oude geul, en werden vanuit de nieuwe geul ten noorden van het plangebied opnieuw oeverafzettingen afgezet op de oude bedding. Archeologisch gezien zijn intacte oeverafzettingen alsmede verzande geulen interessant, omdat deze hogere delen in het landschap bij uitstek geschikt waren voor menselijke bewoning. Er zijn echter, in tegenstelling tot de verwachting, geen aanwijzingen gevonden om te veronderstellen dat in de top van de beddingafzettingen bodemvorming heeft plaatsgevonden of dat hier bewoningsresten op te verwachten zijn. De afwezigheid van archeologische lagen en/of vegetatiehorizonten is een belangrijke aanwijzing voor het ontbreken van een vindplaats binnen het plangebied. Voor wat betreft de bovenliggende oeverafzettingen geldt dat deze weliswaar ook archeologisch interessant zijn, maar dat het grootste gedeelte hiervan ook is verstoord. Bovendien zijn ook hierin geen archeologisch relevante indicatoren aangetroffen. Op basis van al deze factoren wordt de kans op de aanwezigheid van intacte archeologische waarden binnen het nu onderzochte deel van het plangebied dan ook laag ingeschat. 8.
Wat zijn de aanbevelingen? Is nader onderzoek noodzakelijk? En zo ja, waaruit kan deze bestaan? Zie hiervoor paragraaf 4.2.
4.2
(Selectie)advies Op basis van het veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat de kans op de aanwezigheid van (intacte) archeologische resten binnen het onderzochte deel van het plangebied laag kan worden ingeschat. Dientengevolge wordt aanbevolen om het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven ten gunste van de voorgenomen ontwikkeling. Het gedeelte van het plangebied dat thans niet is onderzocht, dient de hoge trefkans te behouden. Bij vergunningplichtige activiteiten dient daar dan alsnog nader onderzoek plaats te vinden. Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten die niet door middel van een booronderzoek kunnen worden opgespoord. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHISmeldpunt, telefoon 0334227682). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.
Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. Almere, maart 2013
blad 24 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
Literatuur en geraadpleegde bronnen Barends et. al., 1986: Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Uitgeverij Matrijs, Utrecht. e
Berendsen, H.J.A. 2004 (4 druk): De vorming van het land. Inleiding in de geologie en geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer. 2001. Paleogeographic development of the Rhine-Meuse Delta, The Netherlands. Assen. Van Gorcum. Berkel, G. van & K. Samplonius. 2006: Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie. Het Spectrum, Houten. Heunks, E. & drs. F. van Hemmen, 2007. Gemeente Beuningen; Een archeologische en cultuurhistorische inventarisatie. RAAP-RAPPORT 1603 Tol, A. , P. Verhagen & M. Verbruggen. 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek. SIKB. Stouthamer, E. & K.M. Cohen, 2012: Vernieuwd Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn‐Maas delta. Universiteit Utrecht Ven, G.P. van den (red.), 1993: Leefbaar laagland. Geschiedenis van de waterbeheersing en landaanwinning in Nederland. Utrecht. Kaarten Bodemkaart van Nederland, 1:50000, STIBOKA, kaartblad 39H Grote Historische Atlas (1830-1855), Wolters Noordhoff, Groningen Minuutplan ca. 1830 (http://www.watwaswaar.nl) Topografische kaart 1:25000 (http://kadata.kadaster.nl) Topografisch-militaire kaarten 1879, 1900 ( www.watwaswaar.nl) Internet www.watwaswaar.nl www.ahn.nl www.beuningen.nl www.
blad 25 van 26
Projectnr. 257144 maart 2013, revisie 00
blad 26 van 26
Bijlage 1: Archeologische perioden
Bijlage 1: Archeologische perioden Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. Gedurende het paleolithicum (300.000‐8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager‐verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager‐verzamelaars exploiteerden kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties. In het mesolithicum (8800‐4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als jager‐verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen vuurstenen spitsjes. De hierop volgende periode, het neolithicum (5300‐2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een overschakeling van jager‐verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. Het begin van de bronstijd (2000‐800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen, zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel omgeven door een greppel. In de ijzertijd (800‐12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid‐Nederland, maar de meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden. Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. Over de middeleeuwen (450‐1500 na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen (450‐1000 na Chr.), zijn nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na e het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10 eeuw ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als nieuwe tijd.
Bijlage 2: Archeologische Monumentenzorg (AMZ) • •
schematisch overzicht AMZ verklarende woordenlijst AMZ
Verklarende woordenlijst Archeologische Monumentenzorg (AMZ) Archeologische begeleiding (STAP 5c) Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd wanneer proefsleuven of en opgraving niet mogelijk zijn door bijvoorbeeld civieltechnische beperkingen. Archeologische indicatoren Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal, vondstlagen, etc. Archis Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen. Bureauonderzoek (STAP 1) Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en archeologische publicaties. Fysiek beschermen (STAP 4c) De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld planaanpassingen. Geofysisch onderzoek Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld door radar‐, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen. Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2) Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoek‐ overig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden en de aard van de vindplaats. Inventariserend veldonderzoek ‐ overig (IVO‐o) (STAP 2b of 2c) Bij een Inventariserend veldonderzoek ‐ overig door middel van boringen (IVO‐ o) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts. Inventariserend veldonderzoek ‐proefsleuven (IVO‐p) (STAP 2f) Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Verkennende fase (STAP 2b) Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend veldonderzoek ‐ verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal uitgevoerd door middel van boringen. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Karterende fase (STAP 2c of 2f) Tijdens een inventariserend veldonderzoek ‐ karterende fase wordt het plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische sporen en/of vondsten. De intensiteit van onderzoek is groter dan in de
verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per hectare of door het aanleggen van proefsleuven. Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Waarderende fase (STAP 2f) Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek karterende fase. Opgraving (STAP 5c) Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden. Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a) Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt. Programma van Eisen (PvE) (STAP 2d of 5a) Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek ‐ proefsleuven, archeologische begeleiding of opgraving is een Programma van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk). Quickscan In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Selectieadvies (STAP 3) In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of opgegraven moeten worden. Selectiebesluit (STAP 4) De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat nodig acht. Veldkartering Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.
Bijlage 3a: AMK-terreinen uit ARCHIS II
projectnr. 257144
monumentnr. waarde
Archeologisch Rapporten Oranjewoud 2013/12
308 Terrein van zeer hoge archeologische waarde
kaartblad + volgnr. 39H 006 provincie plaats
complextype
Gelderland Ewijk
gemeente
Beuningen
toponiem
De Hoge Woerd; Ewijksche Velden; Industriet
coordinaten
monumentnr. waarde
178832
plaats
Gelderland Ewijk Ewijksche Velden; Woerdje aan de Oooygraaf 179390
plaats
complextype
Gelderland Hoeve Beuningen ALST; DEN ALST
waarde
179621
plaats
datering tot
IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC
4604 Terrein van hoge archeologische waarde complextype
Gelderland Hoeve
gemeente
Beuningen
toponiem
EWIJKSCHE VELDEN; KONINGSTRAAT/ALST; D
coordinaten
Nederzetting, onbepaald
datering van
430747
kaartblad + volgnr. 39H 033 provincie
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Terrein van hoge archeologische waarde
toponiem
monumentnr.
datering tot
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
4602
gemeente coordinaten
Nederzetting, onbepaald
datering van
429859
kaartblad + volgnr. 39H 031 provincie
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
complextype
Beuningen
waarde
Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC
Terrein van zeer hoge archeologische waarde
toponiem
monumentnr.
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
309
gemeente coordinaten
datering tot
IJzertijd midden: 500 - 250 vC
429827
kaartblad + volgnr. 39H 007 provincie
Nederzetting, onbepaald
datering van
179404
430479
Pagina 1 van 1 ARCHIS: Terreinen met archeologische status
Nederzetting, onbepaald
datering van
datering tot
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Bijlage 3b: Waarnemingen uit ARCHIS II
projectnr.
257144 Archeologische Rapporten Oranjewoud
waarnemingsnr.
2013/12
4230
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
Ewijk
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Neolithicum midden A: 4200 - 3400 vC
Neolithicum midden A: 4200 - 3400 vC
toponiem
WOERDSESTRAAT
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179320
430000
Niet-archeologisch: onbepaald -1
vondstdatum 9999 waarnemingsnr.
4231
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
Ewijk
datering van
tot
gemeente
Beuningen
IJzertijd midden: 500 - 250 vC
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
toponiem
WOERDSESTRAAT
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179320
430000
Niet-archeologisch: onbepaald -1
vondstdatum 9999 waarnemingsnr.
25626
bron ARCHIS
type vindplaats
Weg
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
toponiem
KONINGSSTRAAT
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179300
430620
Niet-archeologisch: onbepaald -1
vondstdatum 9999 waarnemingsnr.
25743
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
Ewijk
datering van
tot
gemeente
Beuningen
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
toponiem
BOERDERIJ DE AALST ; DEN ALST
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179600
430650
Niet-archeologisch: kartering -1
vondstdatum 1948 waarnemingsnr.
25744
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
Romeinse tijd midden: 70 - 270 nC
toponiem
WOERD AAN DE KONINGSSTRAAT
Romeinse tijd midden: 70 - 270 nC
Romeinse tijd midden: 70 - 270 nC
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC
Niet-archeologisch: kartering
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC
-1
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
179450
430500
vondstdatum 1948 waarnemingsnr.
25745
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
Ewijk
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
toponiem
DE WOERD
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179440
430520
Archeologisch: inspectie -1
vondstdatum 14-09-1967
Pagina 1 van 5
ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr.
257144 Archeologische Rapporten Oranjewoud
waarnemingsnr.
2013/12
33648
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
Ewijk
datering van
gemeente
Beuningen
Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC
Neolithicum laat: 2850 - 2000 vC
toponiem
OOIGRAAF-N
Neolithicum laat A: 2850 - 2450 vC
Neolithicum laat A: 2850 - 2450 vC
Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC
Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC
Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC
Romeinse tijd midden: 70 - 270 nC
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179370
429910
Archeologisch: inspectie
type vindplaats
-1
vondstdatum 12-03-1993
waarnemingsnr.
gemeente
vondstomstandigheden OM-nr.
datering van
tot
Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC
Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
Ewijk
datering van
tot
Beuningen
Neolithicum laat A: 2850 - 2450 vC
Nieuwe tijd A: 1500 - 1650 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Middeleeuwen vroeg A: 450 - 525 nC
Middeleeuwen vroeg A: 450 - 525 nC
toponiem coordinaten
Onbekend
45819
bron ARCHIS plaats
tot
179170
429920
Niet-archeologisch: onbepaald -1
vondstdatum 1992 waarnemingsnr.
56021
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
Ewijk
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Paleolithicum: tot 8800 vC
Nieuwe tijd: 1500 - heden
toponiem
Den Alst
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
Nieuwe tijd: 1500 - heden
IJzertijd: 800 - 12 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
Archeologisch: booronderzoek
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
6941
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Nieuwe tijd: 1500 - heden
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
Nieuwe tijd A: 1500 - 1650 nC
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179486
430618
vondstdatum 05-2004 waarnemingsnr.
56101
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
Ewijk
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Paleolithicum: tot 8800 vC
Nieuwe tijd: 1500 - heden
toponiem
Den Alst
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
Nieuwe tijd: 1500 - heden
430618
IJzertijd: 800 - 12 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Archeologisch: (veld)kartering
IJzertijd: 800 - 12 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
6941
IJzertijd midden: 500 - 250 vC
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Nieuwe tijd: 1500 - heden
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179486
vondstdatum 05-2004
waarnemingsnr.
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
Nieuwe tijd B: 1650 - 1850 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
Nieuwe tijd A: 1500 - 1650 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
Nieuwe tijd: 1500 - heden
Nieuwe tijd: 1500 - heden
137705
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Beuningen
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Paleolithicum: tot 8800 vC
Nieuwe tijd C: 1850 - heden
toponiem
PLAS VAN MELSSNER
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
Nieuwe tijd C: 1850 - heden
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
178632
430349
Archeologisch: booronderzoek -1
vondstdatum 01-07-1998
Pagina 2 van 5
ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr.
257144 Archeologische Rapporten Oranjewoud
waarnemingsnr.
2013/12
137706
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
IJzertijd: 800 - 12 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
toponiem
DE STEEG
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
178863
430208
Archeologisch: booronderzoek -1
vondstdatum 1998 waarnemingsnr.
137708
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
IJzertijd: 800 - 12 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
toponiem
KONINGSTRAAT
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179326
430475
Archeologisch: booronderzoek -1
vondstdatum 1998 waarnemingsnr.
137709
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
IJzertijd: 800 - 12 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179386
430134
Archeologisch: booronderzoek -1
vondstdatum 1998 waarnemingsnr.
137710
bron ARCHIS
type vindplaats
Akker/tuin
plaats
Onbekend
datering van
gemeente
Beuningen
Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC
Middeleeuwen vroeg: 450 - 1050 nC
toponiem
KONINGSTRAAT/ DE STEEG
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
430439
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Archeologisch: (veld)kartering
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
-1
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
179069
vondstdatum 1998 waarnemingsnr.
tot
137711
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Paleolithicum: tot 8800 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
toponiem
KONINGSTRAAT ZUID
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
Nieuwe tijd C: 1850 - heden
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
Archeologisch: booronderzoek
IJzertijd: 800 - 12 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
-1
IJzertijd: 800 - 12 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
179632
430223
vondstdatum 1998
Pagina 3 van 5
ARCHIS: Archeologische waarnemingen
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Romeinse tijd midden: 70 - 270 nC
Romeinse tijd midden: 70 - 270 nC
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
Middeleeuwen laat B: 1250 - 1500 nC
projectnr.
257144 Archeologische Rapporten Oranjewoud
waarnemingsnr.
137712
bron ARCHIS plaats gemeente
type vindplaats
vondstomstandigheden OM-nr.
Onbekend
Ewijk
datering van
tot
Beuningen
Paleolithicum: tot 8800 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
429968
IJzertijd: 800 - 12 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
Archeologisch: (veld)kartering
IJzertijd: 800 - 12 vC
IJzertijd laat: 250 - 12 vC
toponiem coordinaten
2013/12
179455 -1
vondstdatum 1998 waarnemingsnr.
137719
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Paleolithicum: tot 8800 vC
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
toponiem
DEN ALST
Paleolithicum: tot 8800 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
Onbekend
Onbekend
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179623
430533
Archeologisch: (veld)kartering -1
vondstdatum 01-02-1998 waarnemingsnr.
137721
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
IJzertijd: 800 - 12 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
toponiem
DEN ALST
Romeinse tijd vroeg: 12 - 70 nC
Romeinse tijd laat A: 270 - 350 nC
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179630
430603
Archeologisch: (veld)kartering -1
vondstdatum 01-02-1998 waarnemingsnr.
137722
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Onbekend
Onbekend
toponiem
PLAS VAN MELSSNER
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
178571
430202
Archeologisch: booronderzoek -1
vondstdatum 01-02-1998 waarnemingsnr.
137723
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Paleolithicum: tot 8800 vC
Bronstijd: 2000 - 800 vC
toponiem
KLAPHEKSTRAAT
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179635
431026
Archeologisch: booronderzoek
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
Bronstijd: 2000 - 800 vC
Onbekend
Onbekend
-1
vondstdatum 01-02-1998 waarnemingsnr.
137724
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
toponiem
KLAPHEKSTRAAT
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
Bronstijd: 2000 - 800 vC
Onbekend
Onbekend
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179521
430909
Archeologisch: booronderzoek -1
vondstdatum 01-02-1998
Pagina 4 van 5
ARCHIS: Archeologische waarnemingen
projectnr.
257144 Archeologische Rapporten Oranjewoud
waarnemingsnr.
2013/12
137726
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Paleolithicum: tot 8800 vC
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
178778
430687
Archeologisch: (veld)kartering -1
vondstdatum 01-02-1998 waarnemingsnr.
137727
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
gemeente
Beuningen
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC
Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1050 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
Middeleeuwen laat A: 1050 - 1250 nC
toponiem coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179110
430903
tot
Archeologisch: (veld)kartering -1
vondstdatum 01-02-1998 waarnemingsnr.
137730
bron ARCHIS
type vindplaats
Onbekend
plaats
Onbekend
datering van
gemeente
Beuningen
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
toponiem
KLAPHEKSTRAAT
Onbekend
Onbekend
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179398
tot
430678
Archeologisch: booronderzoek -1
vondstdatum 01-02-1998 waarnemingsnr.
425756
bron ARCHIS
type vindplaats
Nederzetting, onbepaald
Ewijk
datering van
tot
gemeente
Beuningen
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC
toponiem
Omgeving Klaphekstraat
Neolithicum: 5300 - 2000 vC
Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
Bronstijd: 2000 - 800 vC
IJzertijd: 800 - 12 vC
plaats
coordinaten vondstomstandigheden OM-nr.
179601
430906
Archeologisch: proefputten/proefsl
Bronstijd: 2000 - 800 vC
Bronstijd: 2000 - 800 vC
34373
Bronstijd vroeg: 2000 - 1800 vC
Bronstijd midden: 1800 - 1100 vC
Bronstijd midden: 1800 - 1100 vC
Bronstijd midden: 1800 - 1100 vC
Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
Bronstijd laat: 1100 - 800 vC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
Middeleeuwen laat: 1050 - 1500 nC
vondstdatum 14-04-2009
Pagina 5 van 5
ARCHIS: Archeologische waarnemingen
Bijlage 4: Boorprofielen
Projectnr.: 257144
IVO Koningstraat Ewijk
Bijlage 4: Profielbeschrijvingen met waarnemingen Boring: 001
Boring: 002
Coördinaten: 179132,96 / 430502,37
0
0
gras
50
0
0
-75
-100
0
Klei, uiterst siltig, zwak humeus, sporen grind, matig baksteenhoudend, sporen houtskool, bruingrijs, A-horizont, oeveafzetting.
-25
60
Klei, uiterst siltig, licht grijsbruin, oeverafzetting Zand, matig fijn, kleiïg, licht grijsbruin, overgang oevernaar beddingafzetting
100
70
-75
-100
-150
-125
-150
Klei, uiterst siltig, licht grijsbruin, oeverafzetting Zand, matig fijn, kleiïg, licht grijsbruin, overgang oevernaar beddingafzetting
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, C-horizont, beddingafzetting Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, C-horizont, beddingafzetting
m NAP
gras
-50
115
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, C-horizont, beddingafzetting -125
150
-150
150
175
Boring: 004
Boring: 005
Coördinaten: 179157,13 / 430487,46
0
Coördinaten: 179133,18 / 430495,56
60
70
Klei, zwak zandig, licht grijsbruin, overgang oevernaar beddingafzetting
-100
-175
gras
-50
70
-125
m NAP
Klei, uiterst siltig, zwak humeus, sporen grind, matig baksteenhoudend, sporen houtskool, bruingrijs, A-horizont, oeveafzetting.
-25
Klei, uiterst siltig, licht grijsbruin, oeverafzetting
-75
Boring: 003
Coördinaten: 179137,14 / 430492,16
0
Klei, uiterst siltig, zwak humeus, sporen grind, sporen aardewerk, bruingrijs, A-horizont, oeveafzetting. AA tussen 0 en 30
-25
-50
m NAP
0
m NAP
gras
Coördinaten: 179161,3
0
Klei, uiterst siltig, zwak humeus, sporen grind, sporen baksteen, bruingrijs, A-horizont, oeveafzetting. -25
Boring: 006 / 430490,32 0
20
-25
m NAP
gras
Coördinaten: 179142,99 / 430491,71
0
Klei, uiterst siltig, zwak humeus, sporen grind, bruingrijs, A-horizont, oeveafzetting. Klei, sterk siltig, licht grijsbruin, oeverafzetting
-25
0
25
Klei, sterk siltig, licht grijsbruin, oeverafzetting
-50
Klei, uiterst siltig, zwak humeus, sporen grind, brokken klei, brokken baksteen, bruingrijs, A-horizont, oeveafzetting. Klei, uiterst siltig, licht grijsbruin, oeverafzetting
40
-50
m NAP
gras
-50 65
68
70
Zand, matig fijn, kleiïg, licht grijsbruin, overgang oevernaar beddingafzetting
-75
-75
90
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, C-horizont, beddingafzetting
-100
-75
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbeige, C-horizont, beddingafzetting
-100
Klei, sterk zandig, licht grijsbruin, overgang oevernaar beddingafzetting 90
95
-100
-125
-125
-150
-150
-175
Klei, sterk zandig, licht grijsbruin, overgang oevernaar beddingafzetting
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht grijsbruin, C-horizont, beddingafzetting
-125
150
-150
150
175
Schaal 1:20 Getekend volgens NEN 5104
Legenda (NEN 5104 en ASB)
laaggrens (wordt bepaald voor de ondergrens van de beschreven laag)
£ D E
< 0,3 cm
scherpe overgang
0,3 - < 3 cm
overgang geleidelijk
> 3 cm
diffuse overgang
amorfiteit veen (veraardheid)
? A @
zwak amorf niet tot zwak veraarde resten matig amorf structuur nog zichtbaar sterk amorf
sterk veraard, structuurloos
gezeefd traject
Kaartenbijlage
179150
179200
430550
430600
179100
430500
001
! (
003
! (
002
! (
004
! (
006
005
! (
430450
! (
0 00
04-03-2013
definitief
NR
DATUM
WIJZIGING
OPDRACHTGEVER
Ravenstein Bouwmanagement B.V.
Legenda:
430400
Plangebied
Onderzoeksgebied ! (
Boorpunt met nummer
°
40 m
PROJECTOMSCHRIJVING
IVO Koningstraat 11 te Ewijk KAARTTITEL
Situatie met ligging boringen
MM GET. GIS-specialist
SCHAAL
P.C.Teekens
1:750
PROJECTLEIDER
FORMAAT
A.Vissinga
A4
BLAD IN BLADEN
1 IN 1
KAARTNUMMER
257144-S1
WIJZ.NR
00
STATUS
definitief (t:\00170000\00170918\ArcGIS\170918-S1.mxd)
257144-ARCHIS IKAW, AMK-terreinen en waarnemingen
180071 / 431278 Ewijk 43240016100
433669
57007 433671 25627
Legenda WAARNEMINGEN
137717
MONUMENTEN archeologische waarde
137723
hoge archeologische waarde
137725
zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd
137724 425756
137727
137718 4603 435055 25629
ONDERZOEKSMELDINGEN
137714 TOP10 ((c)TDN) HUIZEN
56117
137715
PLAATSNAMEN
4602 137726
PROVINCIES
IKAW
137730
zeer lage trefkans
25743 25626
56101 56021
25745 25744 137708 4604
lage trefkans
137721
middelhoge trefkans
56109
137719
403380
hoge trefkans lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water)
426280
hoge trefkans (water)
137720
137710
water niet gekarteerd
Hoeve 137705
137713 25621 137711
137706
137722
25864 42167 137709
40603 4230 4231 137712 45819 25617 404390
420986 25752 21482 25751 308 423483 2574925753 32266 25750 7855
178482 / 429688
33648 25747 406093 17906 41855 25746 309 432364 21481
433617
0
100 m N
Archis2