'Ontwikkelingshulp helpt?' Lezing Conferentie 'De toekomst van Fondsen in de Filantropie'
Ik wil graag beginnen met een korte illustratie van wat er kan gebeuren als een mens ophoudt te zoeken naar de zin en het effect van zijn dagelijks handelen. Voor iemand als professor Webbink, die onderzoek hiernaar tot zijn dagtaak gemaakt heeft, voorwaar een verhaal om over na te denken. Het gevolg van nutteloosheid. Een paar jaar geleden, of misschien is het al veel langer, maar beginnen ook bij mij de jaren hun tol te eisen, beluisterde ik een radiohoorspel dat ging over een nieuwe collega. De man was keurig op tijd en keurig in het pak gehesen bij zijn nieuwe werkgever aangekomen, ordende zijn zaakjes netjes in en op zijn bureau, ging zitten en keek uit het raam. Welke aansporingen zijn collega’s hem ook gaven, er was geen beweging in hem te krijgen. Hij bleef door niets of niemand te bewegen, als een zombie uit het raam staren. Tussen de middag at hij de van huis meegebrachte boterhammen op en vertrok, zonder die dag een woord gesproken te hebben, en ook zonder iets anders dan uit het raam staren te hebben gedaan, precies op tijd weer naar huis. Dit gedrag hield hij weken vol tot het moment kwam waarop hij ook weigerde naar huis terug te gaan. Men liet hem maar zitten. Op een ochtend, een paar dagen later, werd hij dood achter zijn bureau aangetroffen. Pas toen gingen zijn collega’s op zoek naar wie deze man eigenlijk was geweest. Na enig speurwerk ontdekten zij dat hij bij de Post had gewerkt. Nou behoeft dat op zich niets nadeligs in te houden, de PTT deed destijds bijzonder nuttig werk. Alleen deze man werkte in de voorlaatste fase van het traject van onbestelbare poststukken. Die worden, nadat op allerlei verschillende manieren getracht is ze toch bezorgd te krijgen, uiteindelijk verbrand. Deze man had tot taak om, vóór dat ze de verbrandingsoven in gingen, de onbestelbare poststukken netjes op alfabetische volgorde te leggen.
1
Een zachte dood en ons verzoek naar effectmeting Een eenzame, onbegrepen, maar zachte dood achter je bureau is in dit verhaal het resultaat van volstrekt nutteloos handelen. Angst hiervoor was echter niet de drijfveer om het ECSP te verzoeken onderzoek te verrichten naar het effect van ons naschoolse hulpprogramma voor kinderen in de sloppenwijken in Brazilië, PEDE. Daarvoor staat dit verhaal, hoewel we altijd waakzaam moeten blijven, toch net iets te ver van ons af. Nee, de reden voor dit verzoek lag in de vele positieve berichten die wij uit onze projecten kregen. Naar zeggen maakten de kinderen enorme stappen in hun cognitieve en sociale ontwikkelingen door en vroegen schooldirecteuren zich af wat wij met die kinderen deden om ze in zo'n korte tijd zo enorm vooruit te helpen. Wanneer je deze verhalen één op één aan je achterban doorvertelt, iets wat wij uiteraard vol trots deden, dan krijg je echter al gauw te horen: “Je overdrijft”. En soms werden onze woorden zelfs rechtstreeks in twijfel getrokken en kregen we het verwijt te manipuleren. Om zowel de positieve kant van al die verhalen als ook de negatieve bijeffecten ervan op hun waarde te kunnen beoordelen, deed ik medio 2010 het verzoek aan professor Webbink om dit onderzoek te starten. Natuurlijk realiseerde het bestuur van Children Asking zich dat hier een risico aan verbonden was. Het zou immers kunnen blijken dat onze critici gelijk kregen en die verhalen inderdaad uit de grote duim van onze medewerkers kwamen. In dat geval zouden we dat echter maar beter nu kunnen weten om daarmee dan te voorkomen dat wij ooit zelf eenzaam achter ons eigen bureau een roemloos einde zouden moeten vinden. Wellicht wat overmoedig en te zeer overtuigd van ons gelijk werd de uitnodiging doorgezet waarbij het bestuur van Children Asking zich ook heel duidelijk openstelde om eventuele verbeterpunten op te pakken. Mochten er zaken zijn die verbetering behoefden, het bestuur sprak bij voorbaat de bereidheid uit die, in het belang van de kinderen waar we het allemaal voor doen, naar vermogen op te pakken. En hoe kan het ook anders, natuurlijk zijn die er. Zo arrogant waren we nu ook weer niet dat we ons terdege realiseerden dat wij en ons programma nog lang niet de staat der volmaaktheid bereikt hadden. Ik kom hier later op terug.
2
De effectiviteit van onze ontwikkelingsstrategie De resultaten van het onderzoek heb ik graag door Drs. Hubers laten toelichten. In dit verhaal wil ik slechts de populaire samenvatting die professor Webbink hier van gaf, herhalen. “In dit rapport wordt vastgesteld dat kinderen door hun deelname aan het PEDE project veel beter gaan presteren op school. Deelname aan het PEDE programma levert dezelfde effecten op als een jaar regulier onderwijs. Dit is een opmerkelijk resultaat.” Dit is dan de objectieve constatering van een statisticus en dus gevrijwaard van iedere verdenking van overdrijving of manipulatie. Voor ons en voor u is de vraag hoe wij tot dit resultaat zijn gekomen echter veel belangrijker. Hier valt iets te leren. Daarom een kort verhaal over ons ontstaan en de keuzes die wij gemaakt hebben. Maar laat ik eerst even uitleggen wat een PEDE is. PEDE is het enkelvoud van het werkwoord PEDIR wat vragen of smeken betekent en verwijst dus in haar naam naar de moederorganisatie Children Asking. De letters P.E.D.E. staan voor Programa Educacional de Desenvolvimento Escolar en betekent Opvoedkundig Programma voor Schoolloopbaan Ontwikkeling. Het is een naschools hulpprogramma dat gedurende 4 dagen in de week anderhalf uur in het vrije dagdeel van de kinderen wordt uitgevoerd door locale sloppenwijkkerkjes. Children Asking is een relatief jonge, centraal geleide en kleine, flexibele organisatie die is opgericht naar aanleiding van het gelijknamige UNESCO project dat tot doel had aandacht te vragen voor het treurige lot van Kinderen in Moeilijke Omstandigheden, en in het bijzonder van die kinderen die leven in de zogenaamde Braziliaanse favelas. Als nieuwkomer het veld van spelers op het gebied van hulpverlening aan kinderen en specifiek dat van de talloze organisaties die vanuit een verwante identiteit opereren, overziend, was één ding al direct duidelijk. Wij geven geen zak met geld, zelfs niet als we in staat zouden zijn het beheer van die zak volledig te controleren. Dat dit laatste zo wie zo binnen de context van een sloppenwijkcultuur nauwelijks mogelijk is, moge duidelijk zijn. Mensen zonder geld die zijn opgegroeid in een wereld waarin corruptie tot de politieke cultuur behoort, zijn altijd in staat je met een keurig verhaal te bedotten. Een predikant van een 3
bekende denominatie die beweert dat hij net op het moment dat hij US$ 20.000,-- voor de aanbesteding van een keuken naar de bank wil brengen, onder bedreiging van een pistool dat geld heeft moeten afgeven, is helaas geen uitzondering. Controle is dus moeilijk, maar zelfs als je dat zou lukken, ontkom je niet aan een veel groter negatief effect. Door het geven van een zak geld ontneem je mensen de uitdaging zelf hun lot en dat van de minderbedeelden uit hun samenleving in eigen hand te nemen. Als Noordelijke weldoener maak je de Zuiderling tot afhankelijke tweederangsburger die het zonder onze superieure Noordelijke hulp niet zou kunnen redden. Maar nog afgedacht van dit in feite neokoloniale denken is ook de invloed van het pompen van geld naar onze behoeftige medemens in het Zuiden vaak desastreus voor de locale sociale structuren. Voorbeelden van bloeiende kerkgemeenschappen die een actieve rol in de ontwikkeling van hun buurt speelden, maar die als gevolg van onderlinge ruzie over het uitdelen van baantjes, wat zo’n zak met geld nu eenmaal met zich meebrengt, uit elkaar zijn geklapt, zijn te over. De titel van het boekje “White man give me money” van de hand van een Nederlandse ambassadeursvrouw in Afrika, legt voor een goede verstaander haarfijn uit waar het probleem ligt. Children Asking heeft er dus van aanvang af aan voor gekozen om niet alleen het juridische maar ook het morele en financiële ownership van de projecten in handen van de locale uitvoerende partij te leggen. Zij zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor de ontwikkeling van hun eigen samenleving. Zij weten veel beter dan wij waar de noden en gebreken liggen en zij kunnen ook veel beter dan wij, vaak hele creatieve oplossingen aandragen. Praktisch betekent dit dat wij de kosten voor de uitvoering van onze projecten slechts voor maximaal 50% financieel ondersteunen. De andere helft, en afhankelijk van de mogelijkheden van de uitvoerende kerk, soms meer, moet men dat zelf bij elkaar scharrelen. Hiernaast hanteren wij een systeem van zogenaamde A (rijke), B (middenklasse) en C (arme) kerken. De mate van financiële ondersteuning wordt bepaald door de status van de kerk en er wordt naar gestreefd dat kerken naar een hogere klasse opschuiven zodat ze op den duur volledig op eigenbenen komen te staan. Op dit moment hebben wij deze status voor bijna al onze partnerkerken bereikt. Deze benadering van het ownership en deze exit policy 4
heeft ons vooral bij leken op het gebeid van ontwikkelingshulp veel kritiek opgeleverd. “Wij zouden mensen blij maken met een dooie mus” en “We zouden ons moeten schamen voor de hondenfooi die wij gaven” waren opmerking die we meer dan eens te horen kregen. Door vakmensen daarentegen werd deze strategie zeer gewaardeerd. Het probleem is echter dat die over het algemeen niet tot onze donateurs gerekend kunnen worden. Door deze benadering is de betrokkenheid van de eigen bevolking op de verbetering van de locale situatie enorm toegenomen. Nog belangrijker is echter het stimuleren van het gevoel van eigenwaarde bij onze uitvoerende partners een gevoel dat doorgegeven moet worden aan de kinderen die binnen hun verantwoordelijkheid worden opgevangen. Wat je hebt, dat straal je uit en wat je niet hebt, kan je ook niet delen. Op dit moment is ons beleid er op gericht de financiële armslag van de uitvoerende partnerkerken te vergroten door hen te begeleiden in het opzetten van eigen fondswerving bij rijkere kerken en het helpen opzetten van kleine commerciële activiteiten. Ook helpen wij hen, door het opzetten van de 100% Braziliaanse Associação PEDE-Brasil, hun eigen fondsen te werven bij het Braziliaanse bedrijfsleven en de overheid. Een hengel in plaats van en vis” is de bekende slogan die in ons beleidsplan 2012-2016 als leidraad is opgenomen. Met onze Nederlandse fondsen houden wij een professioneel coördinatricenetwerk en de daarbij behorende leerplanontwikkeling en begeleiding in stand. Een zogenaamde HRontwikkeling met een bijbehorend positief effect. Donateurs, die bij ons padrinho’s heten, zijn niet gekoppeld aan een kind, maar aan een zogenaamde leerplek. Dat is, populair gezegd, een tafeltje en een stoeltje in een kerkje in een sloppenwijk. Deze leerplek maken zij middels hun donatie mogelijk. Ons coördinatricenetwerk zorgt er dan voor dat dit stoeltje bemand wordt en wordt voorzien van kwalitatief hoogstaand lesmateriaal en leidt de vrijwilligers uit de locale kerken op en begeleidt hen in de uitvoering van het PEDE leerplan. De uitvoerende kerk zorgt voor de rest. Dat wil zeggen; de vrijwillige juffen, een lokaal, licht, water, schoonmaken en al wat er nog meer nodig is om een project goed te laten functioneren.
5
Drie belangrijke keuzes die bijdragen aan het succes van het PEDE concept Het grote probleem binnen het Braziliaanse onderwijssysteem is het ontbreken van leerbevorderende omstandigheden. Door hier op in te spelen en de kinderen een veilige, schone en hygiënische leeromgeving te bieden waar orde en rust heersen leveren wij een belangrijke bijdrage aan het vermogen om überhaupt leerstof op te kunnen nemen. Zo leren bijvoorbeeld analfabetische kinderen van 9 of 10 jaar in een PEDE binnen een paar weken vaak wel lezen en schrijven. Hierdoor neemt hun gevoel van eigenwaarde en de honger naar meer kennis enorm toe. Wij hebben om meer redenen afgezien van het verstrekken van maaltijden. De plaatjes van smullende kinderen doen het bij de Noordelijke fondswervingsacties altijd enorm goed. Ze tonen echter niet de keerzijde van de medaille. Bergen weggegooid eten en ouders die hun verantwoordelijkheid ontlopen door hun kinderen uitsluitend voor een maaltijd naar een gemeenschappelijke projectkeuken te sturen. Het geld dat aan eten voor hun kinderen zou moeten worden besteed, verdwijnt dan in de zakken van drugsdealers en bareigenaars. Wij willen ouders stimuleren wel die zorg op zich te nemen. Dat er uitzonderingen op deze regel zijn en dat er ouders zijn die echt geen eten voor hun kinderen kunnen kopen, is duidelijk. Dit laten wij dan echter door de locale partners beoordelen. Zij zullen in die gevallen dan wel een maaltijd verstrekken. Children Asking doet dat niet en houdt daarmee de kosten van het PEDE programma laag. Hierdoor blijft het ook gemakkelijk vermenigvuldigbaar. Children Asking discrimineert niet. Ook geen positieve discriminatie van bijvoorbeeld meisjes of jongens of kinderen uit armere of minder arme gezinnen. Children Asking kiest voor een sociaal geografisch gebied dat tot de zogenaamde risicogebieden behoort. Een omgeving waar kinderen zonder hulp van buitenaf niet kunnen opgroeien volgens de rechten van het kind die door de Verenigde Naties zijn vastgesteld. Binnen dat gebied is iedereen welkom. Religieuze of sociale achtergrond spelen bij toelating geen enkele rol. Hierdoor 6
grijpen wij niet in in de bestaande sociale structuur en zo kan het dus voorkomen dat een kind van een succesvolle sloppenwijkbewoner met de auto naar het project wordt gebracht. De keuze om niet in te grijpen binnen de bestaande sociale structuur is gemaakt om binnen deze toch al marginale omgeving geen extra laag van arme kinderen te creëren die dan naar een PEDE zouden moeten gaan. Onze inspanningen zijn er juist op gericht om het sociale bewustzijn en de verantwoordelijkheden binnen die omgeving te vergroten. Dat doe je niet door die omgeving eerst zelf te verdelen in sociale klassen. De aanbevelingen uit het rapport Zoals reeds gezegd heeft het bestuur er op voorhand al voor gekozen om eventuele aanbevelingen naar vermogen op te volgen. Welnu die zijn er. Zo blijken de recent ingevoerde vakken Aardrijkskunde en Geschiedenis achter te blijven bij de positieve scores van Taal en Rekenen. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in het ontbreken van voldoende kennis bij de vrijwillige PEDE juffen. Zelf afkomstig uit een verarmde omgeving is deze kennis van nature niet aanwezig. Tijdens onze periodieke trainingen gaan wij daar dan ook meer aandacht aan besteden. Een ontwikkeling die inmiddels reeds in gang is gezet. Een tweede opmerkelijk punt uit het rapport is het verschil in groeicijfers tussen jongens en meisjes. Meisjes profiteren volledig van hun deelname aan het PEDE project, terwijl jongens dat in veel mindere mate doen. In een enkel geval hollen ze zelfs achteruit. De reden hiervoor wordt ook in het rapport vermeld; namelijk substitutiegedrag. Jongens houden het na een PEDE bezoek vaak wel voor gezien en hun verzuim op de Escolas Publicas is dan ook hoger dan van jongens die niet aan het PEDE project deelnemen. De oorzaak van dit substitutie gedrag moet gezocht worden in de sociaal/psychologische ontwikkeling bij jongens die opgroeien in de Latijns Amerikaanse sloppenwijken. Hier wordt op dit moment nader onderzoek naar verricht door de psychologe Cristiane Merkus van de faculteit Psychologie van deze Universiteit. Op voorhand is er echter wel een verklaring te 7
bedenken. Een verklaring die ook terug te vinden is in de ontwikkeling bij Antilliaanse jongens in Nederland. Het vrijwel geheel ontbreken van de vaderrol in deze samenlevingen onthoudt jongens een belangrijk identificatiemodel. Hierdoor raken ze op drift en wordt het machogedrag van hun idolen gemakkelijk overgenomen. De eerste maatregel die wij, naast het reeds vermelde onderzoek, genomen hebben, is het aanstellen van meer mannen voor de klas. Die kunnen een deel van het vaderrolmodel gaan innemen. Maar zoals reeds gezegd om hier echt op te kunnen acteren, is nadere studie gewenst. Ik zou het bijna vergeten, maar uiteraard monitoren wij nu ook de verzuimcijfers van onze PEDE leerlingen bij de Escolas Publicas. Conclusie U heeft kunnen constateren dat vrijwel al onze keuzes er op gericht waren de bewustmaking van en de verantwoordelijk voor het probleem van Kinderen in Moeilijke Omstandigheden bij de locale bevolking te stimuleren. Hierdoor hebben wij in hoge mate bijgedragen aan het vergroten van de sociale cohesie binnen de Braziliaanse sloppenwijkencultuur. Omdat deze conferentie gehouden wordt onder het thema ’De toekomst van Fondsen in de Filantropie', kan ik u meedelen; ‘die is er’. Maar dan alleen wanneer we in staat zijn de sociale cohesie binnen de doelgroepen in het Zuiden te vergroten. Volgens de theorie van William David Hamilton ligt (b x r > c) aan de basis van altruïsme. Althans het verklaart hoe het werkt. Wanneer wij dus in staat zij de r (= relatie) oftewel de sociale cohesie te vergroten, dan leert een eenvoudige rekensom ons dat bij gelijkblijvend resultaat (b = benefit) de bereidheid om de c (c = cost), oftewel de fondsen in de filantropie, op te brengen, enorm zal toenemen. Altruïsme of zelfopoffering wordt vaak gezien als een Christelijke deugd. Maar ondanks het feit dat Jezus Christus het tot levensdoel heeft verheven en het door Tacitus als een ‘Oproerige beweging uit Judea die door Pontius Pilatus de kop zou zijn ingedrukt, maar die desondanks nu ook tot in Rome zou zijn doorgedrongen’ werd omschreven, blijkt dat dit toch niet het geval is. In de zeer Christelijke Braziliaanse maatschappij is het een beslist nog onderontwikkeld fenomeen. Men lijdt daar nog 8
steeds onder de morele gevolgen van kolonialisme en slavernij. De cultuur van het gericht zijn op het zoeken van het eigenbelang vinden we in alle lagen van de maatschappij, dus ook binnen de kerken, terug. In de strijd voor een rechtvaardige wereld moet het kennelijk ook bij veel Christenen nog aangeleerd worden. Dat dit ook in ons eigenbelang is, moge duidelijk zijn. In een wereld waarin de regel “Ieder voor zich en God voor ons allen” geldt, zouden wij, ook als Christelijke organisatie, niet willen leven. Ik neem aan, u ook niet. Eric Visser.
9