Ontwikkelingen in de organisatie van de oogheelkundige zorg en de toegevoegde waarde van een goede samenwerking. Op weg naar “geintegreerde oogzorg” Samenwerking tussen oogheelkunde, orthoptie en optometrie. De drie beroepsgroepen kunnen samen meer. Onderlinge afhankelijkheid en verantwoordelijkheid.
Visie Nederlands Oogheelkundig Gezelschap - 2010
Bestuur en Beroeps Belangen Commissie (BBC) van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) Datum: 5 -10 - 2010 Versie: 3.0
Inhoudsopgave
Pagina
Samenvatting: Visie NOG
3
1.
Inleiding samenwerking oogheelkunde, orthoptie en optometrie
4 t/m 5
2.
Achtergrond
6
3.
Definities
7
4.
Algemene vraagstelling
8
5.
Huidige situatie oogheelkunde, orthoptie en optometrie
9 t/m 12
6.
Huidige autonome ontwikkelingen en de toekomstvisie 13 t/m 18 van het NOG op werkdomeinen en samenwerking tussen oogheelkunde, orthoptie en optometrie, op weg naar “geïntegreerde oogzorg”.
7.
Knelpunten en oplossingen
19 t/m 24
8.
Conclusie
25 t/m 26
9.
Literatuurlijst
27
10.
Bijlagen
28 t/m 37
2
Samenvatting Visie van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) op noodzakelijke ontwikkelingen binnen de medisch specialistische Oogheelkundige zorg (2e lijn) in Nederland. 1. het NOG vindt het behoud en verdere uitbouw van de kwaliteit van de oogheelkundige zorg van het grootste belang. De patient en de zorgvraag moeten centraal staan. 2. Er is door toenemende vergrijzing en nieuwe behandelmethoden en -technieken een sterk toenemende zorgvraag in de oogheelkunde te verwachten. 3. Het NOG pleit voor een geïntegreerde oogheelkundige zorg waarbij oogartsen, orthoptisten en optometristen binnen de tweede lijn gezamenlijk werkafspraken maken hoe die zorg te verdelen en te verlenen. Deze werkafspraken kunnen in de ontwikkelingsfase een regionaal/lokaal verschillende inhoud hebben. 4. Door deze samenwerking wordt de oogheelkundige zorg effectiever en efficiënter, en kwalitatief beter. 5. Orthoptisten zijn reeds werkzaam in de tweede lijn. Afhankelijk van de werkafspraken is aanvullende opleiding noodzakelijk. 6. Voor optometristen die werkzaam zullen zijn in de tweede lijn is een brede aanvullende opleiding noodzakelijk. 7. Introductie van validatie van niet-face-tot-face trajecten binnen DOT naast de huidige oogartsDBC is noodzakelijk om onderscheid te kunnen maken tussen zorg waar de oogarts wel/niet direct bij betrokken is. 8. Voor registratie en declaratie van de verschillende vormen van deze oogheelkundige trajecten zijn twee aanvullende optometrie registratiecodes (NZa-zorgactiviteiten) noodzakelijk, die tevens afleiden naar het niet-face-to-face DOT traject 9. In het niet-face-to-face DOT traject kan de honorariumcomponent voor de oogarts ivm opleiding en supervisie zeer beperkt zijn. 10. In de tweede lijn kunnen de kosten verbonden aan de orthoptie en optometrie ondergebracht worden in de kostprijs van het niet-face-to-face DOT traject 11. Goede werkafspraken zijn belangrijk voor de transparantie van zorg en inzicht van de verschillende verantwoordelijkheden naar patient, binnen zorginstellingen, naar zorgverzekeraars en beleidsmakers. 12. Het totale budget voor oogzorg in Nederland hoeft bij toenemende vraag minder te stijgen vanwege “geintegreerde oogzorg” in de 2e lijn.
3
1. Inleiding samenwerking oogheelkunde, orthoptie en optometrie, op weg naar “geintegreerde oogzorg”. Het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) heeft de kwaliteit van oogheelkundige zorg als hoogste doel.Met een patiëntgerichte blik kijkt het NOG daarom naar de toekomst van de oogzorg in Nederland van de eerste tot en met de derde lijn. Kwaliteit van zorg betekent voor de patiënt dat hij goed, snel en tijdig geholpen wordt en dat de zorg waar nodig gecontinueerd wordt.
Belangrijk uitgangspunt voor de kwaliteit van oogzorg is het principe dat de juiste zorgvraag terecht dient te komen bij de juiste professional. De juiste zorgvraag op de juiste plek draagt bij aan principes als: in één keer goed, geen fouten en korte toegangstijden. Het streven naar die kwaliteit kan het best bereikt worden als de omstandigheden van de oogheelkundige zorg optimaal zijn ingericht en de oogzorg geïntegreerd 1 aangeboden wordt. Oogheelkundige zorg omvat een aantal BIG geregistreerde beroepsgroepen: Oogartsen Huisartsen Orthoptisten Optometristen Oogartsen en huisartsen zijn BIG geregistreerd; orthoptisten en optometristen zijn beroepen die onder de wet BIG (artikel 34, opleidingstitel bescherming) vallen. Iedere beroepsgroep heeft zijn eigen omschreven werkdomeinen. Deze werkdomeinen zijn verschillend maar hebben ook overlap. Voor de patiënt (en ook voor vele zorgverleners) is het vaak onduidelijk voor welke zorgvraag men bij welke beroepsgroep terecht kan of moet. Ook voor beleidsmakers en zorgverzekeraars dient helder te zijn welke zorg waar thuis hoort en welke verantwoordelijkheden daarbij passen. Om kwalitatief goede geïntegreerde oogzorg te bereiken is het van belang dat oogartsen, optometristen en orthoptisten, elkaar als schakel in het geheel erkennen met ieder haar eigen kennis- en werkdomein. Alleen dan kan men tot optimale samenwerking en dus optimaal en efficiënt geïntegreerde oogzorg komen. In deze notitie zoomt het NOG specifiek in op de samenwerking en samenhang van oogheelkunde met de orthoptie en optometrie in de tweedelijn. 2
1
Het NOG stelt de zorgverlening aan de patiënt centraal. Het totale aanbod in de eerste lijn: huisartsen, opticiens, optometristen, de medisch specialistische zorg in tweede/derde lijn en de revalidatiezorg maken het mogelijk de patient een geïntegreerde zorg aan te bieden. 2 situaties in de tweedelijn kunnen zich vergelijkbaar ook voordoen binnen zorginstellingen die vallen onder de AWBZ
4
Doel van de notitie Het NOG beoogt een nieuwe samenwerkingsvorm te ontwikkelen voor de oogzorg in de tweede lijn (medisch specialistische zorg) in Nederland. Deze vorm wordt “geintegreerde oogzorg” genoemd. De aanleiding hiervoor is drieledig: het NOG ziet een enorme toename van oogpatiënten in de nabije toekomst als gevolg van vergrijzing en ontwikkeling van nieuwe behandelmethoden en technologie; ingevoerde taakherschikking moet een duidelijk en transparant kader krijgen binnen de tweede lijn; financiele onderbrenging in het DBC systeem moet goed geregeld zijn. Het doel van deze notitie is om met deze nieuwe vorm van samenwerking de kwaliteit van oogzorg te borgen. Zo kan tevens naar de patiënt en anderen duidelijkheid verschaft worden over de verschillende verantwoordelijkheden van oogartsen, orthoptisten en optometristen.
Doelgroep Dit visiedocument is specifiek gericht op de samenwerking tussen oogheelkunde, orthoptie en optometrie en is daarmee niet van toepassing op overige, niet BIG geregistreerde beroepsgroepen werkzaam in de eerste lijn zoals contactlensspecialisten en opticiens. Deze notitie is bedoeld voor alle partijen en personen die betrokken zijn of zouden moeten zijn bij de oogzorg in Nederland, waaronder ook de verwijzers ( vnl. huisartsen), verzekeraars en beleidsmakers.
5
2. Achtergrond De behoefte aan oogheelkundige zorg neemt sterk toe door toename van vergrijzing gerelateerde ziektes zoals diabetes, cataract en leeftijdsgebonden maculadegeneratie enerzijds en toename van onderzoek- en behandelmogelijkheden anderzijds. In het verleden hebben zich binnen de oogheelkundige zorg in Nederland verschillende initiatieven ontplooid die gericht waren op samenwerking dan wel taakherschikking . Een van die initiatieven was het Landelijk Platform Oogzorg dat heeft geleid tot het rapport Samenwerking in de oogzorg, Prismant Utrecht, September 2001 A.J.J. van der Kwartel, LPO. Aan dit initiatief hebben verschillende beroeps- en belangenorganisaties meegewerkt hetgeen een uitgangspunt was voor samenwerking binnen de oogzorg. Na dit rapport zijn verschillende publicaties verschenen waarin partijen zich uitspreken over de wenselijkheid en mogelijkheden van taakherschikking binnen de verschillende gebieden van de oogzorg. Ook zoeken de beroepsgroepen orthoptie en optometrie naar verdere ontwikkelingsmogelijkheden. Niet alleen vanwege de toenemende zorgvraag, maar ook vanwege de specifieke expertise van orthoptisten en optometristen vindt het NOG een nadere uitwerking van de samenwerking tussen orthoptisten, optometristen en oogartsen van groot belang.
Alleen gezamenlijk kunnen oogartsen, orthoptisten en optometristen door middel van geïntegreerde oogzorg de kwaliteit verder verbeteren en meer zorgvraag opvangen op een effectieve en efficiënte wijze.
6
3. Definities Eerstelijnszorg is “rechtsstreekstoegankelijke hulp”. Dit houdt in dat men zonder verwijzing terecht kan. Tweedelijnszorg is medische specialistische zorg waar je alleen met verwijzing (van de huisarts/of andere medisch specialist) terecht kunt. Medisch specialistisch zorg is tweedelijns zorg die gepleegd wordt door medisch specialisten (in deze notitie: oogartsen en AIOS), die (tot op heden) gefinancierd wordt binnen de kaders van de DBC-systematiek. DBC: DBC staat voor Diagnose Behandel Combinatie en is een weergave van alle activiteiten en verrichtingen die een patiënt in een zorginstelling doorloopt gedurende een specifiek behandeltraject. DOT: DBC op weg naar Transparantie het nieuwe registratie/declaratie systeem voor medische specialistische zorg dat voorbereid wordt om in 2012 te kunnen worden ingevoerd. Zorgtrajecten: De trajecten die ontstaan binnen DOT op basis van de nieuwe registratie regels. Niet-face-tot-face-trajecten: Zorgtrajecten binnen Dot waarin geen face-to-face-contacten zijn geregsiteerd. Taakherschikking in de tweedelijns oogzorg omvat medisch specialistische zorg waarvoor een HBO opgeleide OPT/ORT adequaat toegerust is deze uit te kunnen voeren. Dit binnen afgesproken kaders onder verantwoordelijkheid van een OA. Screening: het opsporen van oogheelkundige afwijkingen bij personen zonder klachten of symptomen, binnen een vóóraf gedefinieerde risicogroep (bijvoorbeeld het opsporen van diabetische retinopathie bij diabeten) of in de algemene bevolking (bijvoorbeeld glaucoom). Screening vindt in het algemeen plaats in de 1e lijn. NOG: Nederlands Oogheelkundig Gezelschap OVN: Optometristen vereniging Nederland NVvO: Nederlandse Vereniging van Orthoptisten CVZ: Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) coördineert en financiert de uitvoering van de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Kennisdomein Waartoe is een beroepsbeoefenaar in principe in staat
7
Werkdomein Welke taken oefent een beroepsbeoefenaar gewoonlijk uit en in welke deelsector (in dit geval van de oogzorg).
8
4. Algemene vraagstelling: Welke visie heeft het NOG op samenwerking tussen orthoptie en optometrie in relatie tot de oogartsen binnen de medisch specialistische zorg?
Specifieke vraagstellingen: A. Wat is de visie van het NOG op taakherschikking tussen Oogheelkunde en Orthoptie in de tweedelijn? B. Wat is de visie van het NOG op taakherschikking tussen Oogheelkunde en Optometrie in de tweedelijn? C. Wat is de visie van het NOG op oogzorg in de eerstelijn? D. Welke knelpunten ziet het NOG ten aanzien verantwoordelijkheid, registratie en financiering?
Opzet van de notitie: Om bovenstaande vragen te kunnen beantwoorden zal eerst de huidige situatie beschreven worden. Daarin worden de beroepsgroepen van orthoptisten, optometristen, en oogartsen onderscheiden. Vervolgens zal de toekomstvisie beschreven worden. Door middel van een schematische weergave zullen de verschillende ( al dan niet samenhangende) vormen van zorgverlening die de verschillende beroepsgroepen leveren uitéén gezet en beschreven worden. Hierin zijn tevens de nieuwe ontwikkelingen aangegeven. Vervolgens zullen voor de beroepsgroepen orthoptie, optometrie en oogheelkunde de mogelijke knelpunten en oplossingen ten aanzien van de toekomstvisie uiteengezet worden. De notitie eindigt met de conclusies van het NOG.
9
5. Huidige situatie oogheelkunde, orthoptie en optometrie Van de beroepsgroepen orthoptie, optometrie, en oogheelkunde wordt hieronder de huidige situatie beschreven ten aanzien het kennis- en werkdomein. Dit dient als uitgangspunt voor de verschillende mogelijkheden om medisch specialistische oogzorg geïntegreerd aan te bieden aan de patiënt. Kennis- en werkdomein Orthoptie Het kennisdomein van de Orthoptisten bestaat uit 3 het op door verwijzing van een oogarts of huisarts: A. onderzoeken van een patiënt op de aanwezigheid van monoculaire- en binoculaire functies en van stoornissen in het monoculaire- en binoculaire zien met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van in het kader van het onderzoek passende oogdruppels, en op basis van de verkregen gegevens opstellen van een behandelplan; B. het behandelen van stoornissen in het monoculaire- of binoculaire zien van de patiënt door middel van: a. het geven van instructie en advies aan de patiënt aangaande het monoculaire- en binoculaire zien; b. oefentherapie met orthoptische hulpmiddelen en apparatuur; c. amblyopiebehandeling met behulp van occlusiemateriaal, accommodatieverlammende oogdruppels of speciaal daartoe voorgeschreven brillenglazen; d. het aanmeten van brillenglazen of speciale brilcorrecties; C. adviseren aan de oogarts inzake de indicatiestelling voor operatieve oogspiercorrecties. Het werkdomein van de orthoptist wordt in het algemeen binnen de tweedelijns gezondheidszorg (99%) uitgeoefend. ( Bron: Samenwerking in de oogzorg, Landelijk Platform Oogzorg, 2001 en is sedertdien nog niet wezenlijk gewijzigd.) Volgens het in 2009 uitgevoerde Capaciteitsonderzoek (door KPMG in opdracht van het NOG) is binnen de oogheelkundige praktijken 0,24 fte orthoptist werkzaam per oogarts. Dit komt neer op ongeveer 123 fte Orthoptist in Nederland werkzaam binnen de tweede lijns oogheelkundige praktijk. Orthoptisten zijn ook werkzaam binnen instituten voor slechtzienden en blinden. Artikel 34 van de Wet BIG geeft Orthoptisten een wettelijk beschermde titel. Sinds 2005 worden Orthoptisten geregistreerd in het kwaliteitsregister Paramedici (BIG).
Deze deskundigheidsgebieden zijn beschreven in de AmvB bij de Wet BIG (25-10-1997) bij “Opleidingseisen en deskundigheidsgebied orthoptist”.
3
10
Tweedelijn De orthoptist is werkzaam in de tweedelijns gezondheidszorg waar de patient wettelijk gezien alleen terecht kan op verwijzing van huisarts of oogarts. De orthoptie dat volgens het CVZ 4 onder medisch specialistische en verzekerde zorg valt is orthoptische zorg bij amblyopie, strabismus, diplopie, asthenopie en refractie-afwijkingen. Binnen een oogheelkundige praktijk heeft (binnen bepaalde werkafspraken) de oogarts de eindverantwoordelijkheid. Orthoptie kent binnen de tweedelijn wel registratiecodes (= zorgactiviteiten-codes voor 1e consult orthoptie / herhaalconsult ortoptie) om de werkzaamheden/patiëntencontacten vast te leggen. De orthoptie kent geen eigen DBC’s zodat werkzaamheden worden toegekend aan de DBC-trajecten van de oogartsen waarbij noodzakelijkerwijs een face-to-face contact met de oogarts moet hebben plaatsgevonden om tot werkelijke declaraties te kunnen overgaan. Kennis- en werkdomein Optometrie Optometrist is een relatief nieuw beroep dat in 2000 in een wettelijke regeling tot stand is gekomen onder artikel 34 (Wet BIG). Het kennisdomein van de optometristen binnen de individuele gezondheidszorg is als volgt onderverdeeld 5 : A. Het screenen van de cliënt op oogaandoeningen met behulp van daartoe geëigende apparatuur of door het toedienen van voor het onderzoek noodzakelijke, door de minister van VWS aangewezen, farmaca en bij constateren van een oogaandoening verwijzen naar een huisarts. B: Het op aanwijzing van een huisarts met daartoe geëigende apparatuur of door toediening van onder A. bedoelde farmaca uitvoeren van vervolgonderzoeken met betrekking tot oogaandoeningen bij daarvoor in aanmerking komende patiënten met chronische ziekten.
Werkdomein: de meeste optometristen werken binnen de eerste lijn in de optiekbranche (ongeveer 1400 6 ). Soms zijn inhoudelijke werkafspraken gemaakt met huisartsen wat betreft verantwoordelijkheid. Optometristen mogen wettelijk niet verwijzen naar de tweede lijn.
4
Bronvermelding CVZ: Uitspraken College Voor Zorgverzekeringen www.cvz.nl - 27067442 (28090538)
5
bron: Samenwerking in de oogzorg, Landelijk Platform Oogzorg, 2001; oorspronkelijke bron: opleidingseisen en deskundigheidsgebied optometrist 6 SGVB/Optiek
11
Volgens het in 2009 uitgevoerde Capaciteitsonderzoek (door KPMG in opdracht van het NOG) is binnen de oogheelkundige praktijk 0,26 fte optometrist werkzaam per oogarts. Dit komt neer op ongeveer 114 fte optometrist in Nederland in de tweedelijn. Omdat binnen de tweede lijns oogheelkundige praktijk steeds meer gezocht wordt naar mogelijkheden om optometristen aan te stellen is de verwachting dat dit aantal verder zal stijgen. 7 8 Ook zijn optometristen werkzaam binnen instituten voor slechtzienden en blinden, researchlaboratoria en de optische industrie. Eerstelijn Eerstelijnszorg is “rechtsstreekstoegankelijke hulp”. Dit houdt in dat je zonder verwijzing terecht kan bij een optometrist in de eerste lijn. In sommige gevallen zal een optometrist werkzaam zijn op aanwijzing van een huisarts. De huisarts is dan eindverantwoordelijk. Tweedelijn Tweedelijnszorg is zorg waar de patiënt alleen op verwijzing (van de huisarts of andere medisch specialist) terecht kan. Optometristen zijn niet opgeleid om een oogheelkundige diagnose te stellen. Het NOG ziet echter mogelijkheden om optometristen te bekwamen in het herkennen en vervolgen van bepaalde ziektebeelden. Deze kennis en vaardigheden dienen dan te worden opgedaan binnen de oogheelkundige praktijk in de tweede lijn en onder de verantwoordelijkheid van de betrokken oogarts kunnen dan diagnostische werkzaamheden binnen bepaalde aandachtsgebieden aan de optometrist gedelegeerd worden. Ten behoeve van een duidelijk onderscheid met de eerste-lijns optometrist zou dan gesproken moeten worden van een tweede-lijns optometrist. In de tweedelijn vallen de activiteiten van deze tweede-lijns optometrist altijd onder verantwoordelijkheid van een oogarts. Er zijn (nog) geen registratiecodes voor tweede-lijns optometrie beschikbaar. Daardoor ontbreekt de mogelijkheid om de werkzaamheden van deze optometrist binnen de tweedelijn te registeren. Het NOG acht het noodzakelijk om optometrie-zorgactiviteiten codes beschikbaar te hebben voor de tweede-lijns optometrie, vergelijkbaar met de bestaande codes voor orthoptie (te onderscheiden in 1e consult en herhaalconsult). Als er een optometrie registratie komt moet deze op dezelfde wijze gehanteerd kunnen worden binnen DOT als de bestaande orthoptie zorgactiviteit.
7 Bronvermelding: capaciteitsonderzoek NOG december 2009. 8 In 2005 is er ook al een verkenning geweest naar de mogelijkheid van taakherschikking van oogartsen naar optometristen. (Optometristen in de oogheelkundige praktijk, H. Bussemakers e.a.,2005). Uit deze verkenning blijkt dat het capaciteitsorgaan een groei van de vraag naar deze beroepsgroep voorziet. Het NOG stelt dat het daarbij essentieel is onderscheid te maken tussen taakherschikking in binnen de eerstelijn en taakherschikking binnen de tweedelijn. Verantwoordelijkheden, inhoud van zorg, registratie en financiering zijn essentieel verschillend en dienen onderscheiden te blijven. Toekomstige rapporten dienen dit onderscheid zichtbaar te houden.
12
Kennis- en werkdomein oogartsen Het kennisdomein van de oogarts is als volgt omschreven 9 : De oogarts is in staat afwijkingen van het oog, het visuele systeem, de oogkas, de oogleden en de traanwegen en daarmee samenhangende ziekten te diagnostiseren. Hij legt de relatie tussen de oogheelkundige afwijking en de algemene gezondheid vast. De oogarts kan een behandelingsplan opstellen en dit behandelingsplan uitvoeren. Zowel bij de diagnostiek als bij de behandeling wordt waar nodig samengewerkt met de huisarts, met andere specialisten en met gesuperspecialiseerde oogartsen. Onder dit behandelplan vallen alle noodzakelijke medicamenteuze en (laser)chirurgische handelingen. Oogartsen zijn medisch specialisten en derhalve BIG geregistreerd. Het werkdomein van de oogarts ligt voornamelijk in de tweedelijns gezondheidszorg. Volgens het in 2009 uitgevoerde Capaciteitsonderzoek (door KPMG in opdracht van het NOG) zijn er 582 oogartsen, in totaal 475 fte. 10 Oogartsen kunnen werkzaam zijn binnen zorginstellingen (zoals: ziekenhuizen, ZBC’s) en binnen instellingen voor blinden en slechtzienden. Oogartsen kunnen werkzaam zijn binnen screeningsactiviteiten (b.v. in kader van Diabetes Mellitus). Deze screeningswerkzaamheden behoren echter niet tot de tweedelijnszorg 11
Bron: www.oogheelkunde.org
9
10
uit de Capaciteitsraming opleidingsplaatsen 2010 -2015, onderzoek KPMG in opdracht van het NOG in 2009 blijkt dat het te kort aan oogartsen in 2015 slechts zal uitkomen op 4,2 Fte bij een verdere verwachte uitbreiding van fte voor 2e-lijnsoptometristen (naar 0,32 fte optometrist per oogarts).
11
Uitspraken College Voor Zorgverzekeringen www.cvz.nl - 27067442 (28090474)
13
6. Huidige autonome ontwikkelingen en de toekomstvisie van NOG op werkdomeinen en samenwerking tussen oogheelkunde, orthoptie en optometrie, op weg naar “geintegreerde oogzorg”. De verschillende beroepsgroepen zijn continu bezig met het optimaliseren van de kwaliteit van oogzorg en het afstemmen van de toenemende zorgvraag op de mogelijkheden binnen het kennisen werkdomein. Hierdoor worden de grenzen van het kennis- en werkdomein opgezocht en geëxploreerd. Ook wordt over de grenzen van het vakgebied heen gekeken. Onderzoeksmethoden en behandeltechnieken veranderen sterk waardoor het aanbod en de zorgvraag van (potentiële) patiënten veranderen. Hierbij kunnen verschuivingen van werkdomeinen en verbreding van kennisdomeinen soms een goede oplossing zijn om zorgaanbod af te stemmen op de zorgvraag. De juiste zorgvraag dient terecht te komen bij de juiste professional. De capaciteit van zorgaanbod kan middels taakherschikking binnen goede werkafspraken toenemen, zodat de kwaliteit geborgd is. Het NOG is voorstander van de juiste taakherschikking binnen de medisch specialistische zorg, met heldere werkafspraken en verantwoordelijkheden, zodat voor de patient, de verwijzer, de verzekeraar, de beleidsmakers, bestuurders en niet in het laatst voor de professionals zelf een overzichtelijke oogheelkundige geintegreerde zorg gaat ontstaan.
14
Het NOG stelt vast dat de oogzorg in Nederland nu georganiseerd is binnen en buiten instellingen. Er vinden momenteel autonome verschuivingen in deze werkdomeinen plaats waarvoor de onderstaande figuur een schematisch overzicht geeft. Zorgvelening buiten een instelling
Zorgvelening binnen een instelling
A1. Orthoptie, zelfstandig
B1. Orthoptie, binnen DBCOogheelkunde
Orthoptie A2. Orthoptie op aanwijzing huisarts
Verschuiving
B2. Orthoptie buiten DBCOogheelkunde
A3. Orthoptie zelfstandig = eerstelijn
D1. Optometrie, binnen DBCOogheelkunde
C1. Optometrie, zelfstandig Optometrie Verschuiving C2. Optometrie, op aanwijzing huisarts
D2. Optometrie, buiten DBCOogheelkunde C3. Optometrie zelfstandig in instelling = eerstelijn
Oogheelkunde
E. Oogartsen, screenen
F. Oogartsen, medisch specialistische zorg
Legenda:
Eerstelijnszorg
Tweedelijnszorg
15
Hieronder wordt het schema verder uitgewerkt en worden per beroepsgroep en werkdomein de verschillende vormen van zorgverlening uitgelicht: A: Orthoptie in de eerstelijn: Op dit moment is de Orthoptie in de eerstelijns nagenoeg afwezig. Voor de volledigheid van het overzicht zullen hieronder de mogelijke vormen van Orthoptie in de eerstelijn uiteen gezet worden: A.1
A.2
A.3
Zelfstandig zorg verlenen buiten een instelling (direct toegankelijk) (voorbeeld: een orthoptist heeft een afspraak met huisarts dat patiënten met klachten over het zien door de orthoptist onderzocht worden op gezichtsvermogen en mogelijke afwijkingen aan het binoculair zien. De orthoptist kan een bepaalde behandeling adviseren en inzetten. Berichtgeving over bevindingen worden gerapporteerd aan de huisarts. Zo nodig kan de huisarts de patient doorverwijzen naar de 2e lijn.) Op aanwijzing van een huisarts zorg verlenen buiten de muren van een zorginstelling (voorbeeld: buiten de muren van een ziekenhuis (b.v. in een eigen praktijk) is een orthoptist werkzaam. De orthoptist onderzoekt patiënten met mogelijke amblyopie (lui oog) op verzoek van de huisarts. De orthoptist beoordeelt zelf de onderzoeken en bericht aan de huisarts.) Zelfstandig zorg verlenen, binnen de muren van een instelling (voorbeeld: binnen de muren van een ziekenhuis is een orthoptist werkzaam. De orthoptist onderzoekt patiënten met mogelijke amblyopie (lui oog) op verzoek van de huisarts. De optometrist beoordeelt zelf de onderzoeken en bericht aan de huisarts.)
B: Orthoptie in de tweedelijn: Orthoptisten zijn op dit moment voornamelijk (99%) werkzaam in de tweedelijn. Er zijn twee vormen te onderscheiden: B.1
De werkzaamheden van de Orthoptist zijn onderdeel van het behandeltraject van de oogarts en vallen daarmee binnen DBC van de oogarts. (voorbeeld: een patient met een lui oog wordt periodiek gecontroleerd in het kader van een behandeling en er is een chronische DBC is geopend. De orthoptist heeft een behandelplan opgesteld samen met de oogarts. De orthoptist past zo nodig het behandelplan aan en kan ten allen tijde de oogarts raadplegen. Op enig moment bespreekt de orthoptist met de oogarts een voorstel voor operatieve correctie. Minimaal 1 maal per jaar wordt de patient ook door de oogarts gezien)
B.2
De werkzaamheden van de Orthoptist zijn geen onderdeel (meer) van een behandeltraject van de oogarts en vallen daarmee niet binnen de DBC van de oogarts. De werkzaamheden worden altijd vastgelegd door middel van de NZa-zorgactiviteit voor Orthoptie. Financiering zal in het laatste geval op een andere manier plaats moeten vinden. Dit zou volgens het NOG kunnen volgens een nog te ontwikkelen DBC. (voorbeeld: nadat een operatieve correctie van scheelzien heeft plaatsgevonden is nog een langdurig behandeltraject noodzakelijk om te voorkomen dat er toch een amblyopie op gaat treden. De oogarts sluit het operatieve DBC-traject af, en na overleg start de orthoptist zelfstandig het behandeltraject ter voorkomen van amblyopie. De orthoptist kan ten allen tijde de oogarts raadplegen.
16
De vraag is hoe werkzaamheden zoals onder B2 benoemd zouden moeten worden. Het NOG heeft de voorkeur om deze werkzaamheden (die behoren tot de oogheelkunde) apart te registeren in een nieuwe vorm van orthoptie-DBC. In een dergelijke orthoptie-DBC zou dan slechts een gering oogartsenhonorarium (i.v.m opleiding/supervisie) aanwezig moeten te zijn. Op deze wijze blijft zichtbaar dat het gaat om oogheelkundige zorg. C: Optometrie in de eerstelijn: Er bestaan drie vormen van Optometrie die onder eerstelijnszorg vallen: C.1
Zelfstandig zorg verlenen buiten een instelling (direct toegankelijk). (voorbeeld: een optometrist is werkzaam binnen een optiekwinkel en een cliënt wil zijn ogen laten doormeten en onderzoeken op de aanwezigheid van afwijkingen).
C.2
Op aanwijzing van een huisarts zorg verlenen buiten de muren van een zorginstelling. (voorbeeld: een optometrist in een optiekwinkel heeft een afspraak met huisarts dat patiënten met klachten over het zien door de optometrist onderzocht worden op gezichtsvermogen en mogelijke afwijkingen. De optometrist kan een bril adviseren. Berichtgeving over bevindingen worden gerapporteerd aan de huisarts. Zo nodig kan de huisarts de patient doorverwijzen naar de 2e lijn.)
C.3
Zelfstandig zorg verlenen, binnen de muren van een instelling. Deze vorm van Optometrie komt minder voor, maar houdt in dat binnen de muren van een instelling door een Optometrist eerstelijnszorg wordt verleent. (voorbeeld 1: binnen de muren van een ziekenhuis is een optometrist als zelfstandig ondernemer werkzaam als contactlensspecialist. Cliënten maken zelf afspraken met de optometrist en er is geen sprake van een medische indicatie. Voorbeeld 2: de optometrist is in dienst van de zorginstelling en verricht werkzaamheden in het kader van screening op diabetische retinopathie op verzoek van de huisarts. De optometrist beoordeelt zelf de onderzoeken en bericht aan de huisarts.)
D: Optometrie in de tweedelijn: Wat betreft de tweedelijn werkt de optometrist te allen tijde onder eindverantwoordelijkheid van een oogarts. Immers, samen maken zij werkafspraken en de hoogstopgeleide professional is eindverantwoordelijk. Er zijn 2 vormen van Optometrie denkbaar die onder tweedelijnszorg vallen: D.1
Optometrie, binnen DBC-oogheelkunde: Een Optometrist (te benoemen als 2e-lijns optometrist) kan werkzaam zijn binnen een instelling, binnen de DBC van oogheelkunde waarbij gedurende het DBC-traject een faceto-face contact met de oogarts heeft plaatsgevonden. (voorbeeld: een patient met een beginnende diabetische retinopathie wordt periodiek gecontroleerd en een chronische DBC is geopend. De optometrist heeft van de oogarts geleerd om diabetogene afwijkingen in het oog te kunnen onderzoeken en benoemen. De oogarts delegeert binnen de oogheelkundige praktijk enkele periodieke controles aan de optometrist. De optometrist kan te allen tijde de oogarts raadplegen. Minimaal 1 maal per jaar wordt de patient ook door de oogarts gezien)
17
D.2
Optometrie, zelfstandig buiten DBC-oogheelkunde: Een Optometrist (te benoemen als 2e-lijns optometrist) zou werkzaam kunnen zijn binnen een instelling, maar zijn werkzaamheden worden verricht buiten de looptijd van de DBC van oogheelkunde. In dit geval handelt de optometrist (gedelegeerd) ook onder verantwoordelijkheid van een oogarts, maar niet binnen een DBC van Oogheelkunde omdat er gedurende de onderzoeksperiode geen contact tussen een oogarts en de patiënt is geweest. Men spreekt dan van een DBC zonder face-tot-face-contact. (voorbeeld: in de familie van een patient komt veel glaucoom voor. De patient is op een leeftijd dat hierop jaarlijks gecontroleerd moet worden. Er dient tevens periodiek functieonderzoek te worden gedaan. De 2e-lijns optometrist is door de oogarts bijgeschoold in het herkennen van afwijkingen die op glaucoom wijzen. De patient wordt onderzocht binnen de zorginstelling. De optometrist doet de jaarlijkse controle en het functieonderzoek. De optometrist kan ten allen tijde de oogarts raadplegen.)
De vraag is hoe werkzaamheden zoals onder D2 benoemd zouden moeten worden. Het NOG heeft de voorkeur om deze werkzaamheden apart te registeren in een nieuw gedefinieerd nietface-to-face DOT traject . In een dergelijke declarabel traject zou dan slechts een gering oogartsenhonorarium (i.v.m opleiding/supervisie) aanwezig moeten te zijn. Op deze wijze blijft zichtbaar dat het gaat om oogheelkundige zorg. Om alle 2e-lijns optometristwerkzaamheden te registeren is een zorgactiviteiten code voor optometrie noodzakelijk. E: Oogartsen in de eerstelijn: Oogartsen zijn op dit moment voornamelijk werkzaam binnen de tweedelijn. Men zou zich echter ook bezig kunnen houden met eerstelijns werkzaamheden, zoals screening. F: Oogartsen in de tweedelijn Oogartsen verlenen medisch specialistische zorg binnen een instelling. Zorg wordt verleend binnen DBC’s.
18
Visie NOG: Geintegreerde Oogzorg in de Tweede Lijn
Het NOG ziet de samenwerking binnen de medisch specialistische (2e lijn) oogzorg als een gezamenlijke afspraak tussen optometristen, orthoptisten en oogartsen. Hieronder een schematische weergave van de samenwerking en financieringsstructuur in DBC’s voor de medisch specialistische oogzorg in de tweede lijn t.o.v. de eerste lijn: zorgverlening in de eerste lijn
huisartsen
medisch specialistische zorg
oogartsen + oogarts-DBC +
optometristen
optometristen + optometrie-DBC +
orthoptisten
orthoptisten + orthoptie - DBC
Deze samenwerking in de medisch specialistische (2e lijn) oogzorg zal van grote waarde zijn omdat een grotere capaciteit samengaat met behoud en verbetering van kwaliteit. Echter, een dergelijke samenwerking kan alleen tot stand komen als knelpunten in het huidige registratie- en declaratiestelsel opgelost worden. In het volgende hoofdstuk zullen deze knelpuntn aandachtspunten beschreven worden waarbij tevens passende oplossingen worden aangegeven.
19
7. Knelpunten en oplossingen in financieringssystematiek Als gevolg van de verschuiving van de werkdomeinen van de verschillende beroepsgroepen in de tweede lijn zullen een aantal knelpunten en aandachtspunten ontstaan die onderkend en ondervangen dienen te worden: Financiering- en registratie Juiste zorgvraag bij de juiste professional Verantwoordelijkheden Ontbreken opleiding 2e-lijns optometrist Hieronder zullen de belangrijkste aandachtspunten en knelpunten uiteen gezet worden. 7.1 Knelpunten orthoptie Orthoptie in de eerstelijn: De Orthoptist is tot heden vrijwel altijd werkzaam in de tweedelijn. De NVvO geeft aan dat de orthoptist in de toekomst ook in de eerstelijn werkzaam zal kunnen zijn. Afstemming met verwijzers, coördinatie binnen die eerstelijn en borging van kwaliteit zijn de knelpunten die belangrijk zijn voor Orthoptie in de eerstelijn en deze zijn vergelijkbaar met optometrie, zie paragraaf 7.2. Het NOG geeft hierbij nadrukkelijk aan dat het van belang is een duidelijk budgettair onderscheid te maken tussen eerste- en tweedelijn: als de orthoptist eerstelijnswerkzaamheden verricht (al dan niet binnen de muren van een zorginstelling) dienen die gefinancierd te worden uit het eerstelijnsbudget. Knelpunt: Oplossing:
verantwoordelijkheden en afstemming binnen eerste lijn. orthoptie in de eerste lijn heeft een geheel eigen verantwoordelijkheid. Er dient duidelijk te zijn welke onderzoeken een orthoptist in de eerstelijn wel verricht en welke niet. Commitment naar duidelijke afspraken is daarvoor essentieel. Die duidelijkheid dient er te zijn voor de cliënt die zich tot een 1e-lijnsorthoptist wendt, maar deze duidelijkheid moet ook aanwezig blijven voor de verwijzende huisarts: wat kan en mag een 1e-lijnsorthoptist, en wie is waarvoor verantwoordelijk. Daarnaast is het belangrijk dat de huisarts de regiefunctie blijft behouden om optimale afstemming en coördinatie in de eerstelijn mogelijk te maken. Bij afspraken binnen de eerste lijn dient voor betrokkenen duidelijk te zijn dat de werkzaamheden niet geschieden onder verantwoordelijkheid van de oogartsen.
Knelpunt: Oplossing:
financiering. orthoptie in de eerste lijn moet gefinancierd kunnen worden vanuit het eerstelijnsbudget.
Orthoptie in de tweedelijn: Orthoptisten registreren hun werkzaamheden door middel van een eigen NZa-zorgactiviteitcode. De huidige activiteiten worden geregistreerd binnen een oogarts-DBC. Om deze binnen het DBC stelsel anno 2011 te kunnen declareren dient een face-to-face contact met de oogarts plaats te vinden.
20
Binnen taakherschikking in de tweedelijn is echter een face-to-face contact niet altijd noodzakelijk. Daartoe zou een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject geïntroduceerd moeten worden. Die bestaat echter nog niet. Financiering van de orthoptie middels dit traject acht het NOG daarmee mogelijk. Knelpunt: declaratie orthoptie in 2e lijn. Oplossing: invoer van een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject met een gering oogartsenhonorarium (i.v.m opleiding/supervisie).
21
7.2 Knelpunten optometrie Optometrie in de eerstelijn: Wat betreft het zelfstandig of op aanwijzing van de huisarts zorg verlenen van de optometrist in de eerstelijn blijft de situatie qua financiering naar verwachting zoals die nu bestaat : Optometristen worden incidenteel (vrijwillig) gefinancierd door de zorgverzekeraar (zie ook bijlage 6: CVZ over financiering optometrie). In het kader van screeningswerkzaamheden kan een optometrist afspraken maken met opdrachtgever. Er is in de huidige situatie wel een aantal knelpunten te onderkennen, te weten: Knelpunt Oplossing
Afstemming en coördinatie in de eerstelijn Er dient duidelijk te zijn welke onderzoeken een optometrist in de eerstelijn wel verricht en welke niet. Commitment naar duidelijke (reeds bestaande) afspraken is daarvoor essentieel. Die duidelijkheid dient er te zijn voor de cliënt die zich tot een 1e-lijnsoptometrist wendt, maar deze duidelijkheid moet ook aanwezig blijven voor de eventueel samenwerkende huisarts: wat kan en mag een 1e-lijnsoptometrist, en wie is waarvoor verantwoordelijk. Daarnaast is het belangrijk dat de huisarts de regiefunctie blijft behouden om optimale afstemming en coördinatie in de eerstelijn mogelijk te maken. Bij afspraken binnen de eerste lijn dient voor betrokkenen duidelijk te zijn dat de werkzaamheden niet geschieden onder verantwoordelijkheid van de oogartsen.
Knelpunt Oplossing
Mogelijk kwaliteitsverlies Onduidelijkheid over kennisdomein heeft het risico voor cliënt en/of huisarts dat er (al dan niet ernstig) kwaliteitsverlies optreedt en/of schade ontstaat. Controle hierop zou gewaarborgd moeten zijn.
Knelpunt Oplossing
Eerstelijnswerkzaamheden binnen een instelling Indien Optometristen eerstelijnswerkzaamheden (b.v. screening) uitvoeren binnen de muren van een instelling dienen duidelijke afspraken gemaakt te worden ten aanzien van de financiering door middel van een apart of eerstelijnsbudget.
De stijging van het eerstelijnsbudget die nodig is om de stijgende vraag naar oogzorg op te vangen zal minder groot zijn wanneer de samenwerking binnen de eerstelijn goed georganiseerd gerealiseerd is. Duidelijk werkafspraken tussen huisartsen en Optometristen in de eerstelijn zijn daarvoor essentieel.
22
Optometrie in tweedelijn: Voor Optometristen werkzaam in de tweedelijn binnen een oogarts-DBC of met een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject voorziet het NOG de volgende knelpunten: Knelpunt Oplossing
Opleiding optometrist De huidige opleiding HBO-optometrie is niet gericht op werkzaamheden binnen de tweedelijn. In de huidige opleiding optometrie zou een stage in de tweede lijn een aanzet kunnen zijn om binnen die tweede lijn te willen werken. Bovendien kunnen oogartsen een belangrijke rol spelen in het kader van de aanvullende opleiding voor 2e-lijnsoptometrist binnen de muren van de instelling.
Knelpunt Oplossing
Taakverlichting of taakverzwaring Inzet van 2e-lijnsoptometristen zou in eerste instantie een taakverlichting kunnen betekenen voor de oogarts. Daardoor zal ook het aantal oogartsen-DBC’s toe kunnen nemen, omdat de optometrist een aantal werkzaamheden van de oogarts binnen de oogarts-DBC zal kunnen gaan overnemen. Hierdoor krijgt de oogarts meer tijd voor de zorg in die DBC bij moeilijke zorgvragen dan wel kan de oogarts meer nieuwe patiënten zien. Extra inzet van 2e-lijnsoptometristen zou ook taakverzwaring voor de oogarts kunnen betekenen. De oogarts moet zorgdragen voor een adequate aanvullende opleiding van de optometrist en is eindverantwoordelijk voor het werk van de optometrist binnen de oogheelkunde afdeling. Daarnaast is er ook sprake van taakverzwaring omdat de oogarts minder betrokken zal zijn bij “eenvoudige” zorgvragen en meer bij ingewikkelde zorgvragen. Er is in de toekomst door uitbreiding van werkzaamheden van optometristen in de tweedelijn dus voor de oogarts sprake van zowel taakverzwaring en toenemende verantwoordelijkheid als van taakverlichting.
Knelpunt Oplossing
Financiering van de werkzaamheden van de 2e-lijnsoptometrist. Het NOG is van mening dat, indien er duidelijk afspraken worden gemaakt over taakherschikking tussen oogarts en 2e-lijns optometrist, de financiering voor de behandeling waarbij contact met de oogarts heeft plaatsgevonden middels een (oogartsen-)DBC’s moet blijven bestaan. Daarnaast vindt het NOG dat 2e-lijnsoptometristen ook werkzaamheden moeten kunnen verrichten binnen de tweedelijn, maar buiten de oogarts-DBC. De oplossing hiervoor is financiering middels een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject, waarin slechts een gering oogartsenhonorarium (i.v.m opleiding/supervisie) aanwezig moet zijn. De kosten behoren dan wel tot het tweedelijnsbudget. Het NOG acht het mogelijk dat daarbij tevens de nieuwe NZa zorgactiviteitcodeoptometrie gebruikt kan worden specifiek voor de werkzaamheden die verricht zijn door de optometrist (vergelijkbaar aan de zorgactiviteitcode voor de orthoptist). Op die manier wordt de inzet van de 2e-lijnsoptometrist inzichtelijk gemaakt en kan onderscheid gemaakt worden tussen een oogartsen DBC (met face to face
23
contact) en een een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject.
Knelpunt Oplossing
Registratie en declaratie optometrie in 2e lijn Introductie van zorgactiviteitencodes optometrie (1e consult, herhaalconsult) en invoer van een aparte nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject zonder oogartshonorarium Het NOG acht het noodzakelijk een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject voor optometrie in te stellen. Van belang is in dit geval dat zorgverlening gefinancierd door een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject goedkoper is dan zorg verleend middels een oogarts-DBC, omdat de honorariumcomponent (opleiding/supervisie) van de oogarts bij een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject gering is. Op deze wijze zal een transparante taakherschikking met behoud van kwaliteit kunnen optreden waarbij oogartsen en 2e-lijnsoptometristen samen afspreken welke werkzaamheden door wie gedaan worden en welke niet. Daarnaast zullen duidelijke afspraken over onderlinge ‘verwijzing’ binnen de tweedelijn gemaakt moeten worden. Dit alles zal bijdragen aan geïntegreerde oogzorg in de tweedelijn. Het NOG voorziet dat door deze verandering een effectieve en efficiente oogzorg het hoofd kan bieden aan de toenemende vraag naar oogzorg in de toekomst. Dit draagt tevens bij aan geïntegreerde oogzorg in de tweedelijn omdat samenwerking hierbij van groot belang is en daarmee relatie tussen oogartsen en optometristen versterkt wordt.
Knelpunt Oplossing
Bekostiging salaris 2e-lijnsoptometrist Er zijn hiervoor twee situaties te onderscheiden in de tweedelijn: 1. In het geval dat de Optometrist werkzaamheden verricht binnen de DBC van de oogarts waarbij face-to-face contact met de oogarts is geweest kan de oogarts het honorarium declareren wat bij die DBC hoort, terwijl hij (binnen de huidige normtijden) niet alle daarbij gecalculeerde inzet (normtijd) zelf heeft gedaan. In een dergelijke situatie is het mogelijk dat de oogarts bijdraagt aan de bekostiging van de optometrist. 2. In het geval dat de 2e-lijnsoptometrist werkzaamheden verricht buiten de DBC van de oogarts kan registratie plaats vinden door middel van de (nieuwe) NZa zorgactiviteitcode voor optometrie, vergelijkbaar met de zorgactiviteitcode voor orthoptie. De oogarts heeft voor die activiteiten waarvoor afgesproken is dat ze buiten de oogarts-DBC vallen geen direct belang bij de opbrengst uit hoofde van de werkzaamheden van de optometrist. Er zal dus slechts een gering oogartsenhonorarium (i.v.m opleiding/supervisie) aanwezig moeten zijn. De kosten voor de optometrist dienen dan gedekt te worden uit de opbrengst van een nieuw gedefinieerd niet-face-to-face DOT traject zelf.
24
Uiteraard zal de oogarts wel betrokken zijn bij de verdere training en opleiding van de 2e-lijnsoptometristen in zijn/haar praktijk. Over de mate en vergoeding daarvan moeten dan nadere afspraken gemaakt worden. Er kunnen aparte productie afspraken gemaakt worden voor dergelijke DBC’s inclusief een ziekenhuiskostprijs.
7.3 Knelpunt orthoptie en optometrie Knelpunt Oplossing
Hoe liggen de verschillende verantwoordelijkheden in de verschillende werksituaties? Verantwoordelijkheden binnen de tweede lijn tussen de verschillende professionals in de oogzorg blijkt juridisch niet eenvoudig te liggen. In de praktijk blijkt reeds dat sommige zorgverleners wijzigingen in de onderlinge relatie aanbrengen zonder daarbij op de gewijzigde verantwoordelijkheden te letten. Zo blijken de verantwoordelijkheden mede afhankelijk van wie naar wie verwijst, of er een oogarts-DBC geopend is, dan wel reeds is afgesloten,etc. Dergelijk onderscheid is uitermate belangrijk in de communicatie naar de patient: wie draagt op welk moment waarvoor zorg? Maar evenzo is dit belangrijk voor de zorginstelling zelf, aangezien orthoptisten en optometristen in de 2e lijn veelal in dienst zijn van de instelling, waardoor een werkgever-werknemer relatie ontstaat, maar de instelling binnen de huidige wetgeving een eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de geleverde zorg. Het NOG heeft juridisch advies ingewonnen voor de verschillende situaties zoals die zich hoofdzakelijk voordoen binnen de instelling. Daarbij is belangrijk te constateren dat binnen de instelling dus ook eerstelijns zorg geleverd kan worden die geheel anders is dan de verantwoordelijkheden binnen de tweedelijn. Communicatie naar verwijzer, patient, professionals en de organisatie van de instelling is essentieel gebleken. In bijlage 5 zijn de belangrijkste verwijspatronen uitgeschreven met de daaraan gekoppelde verantwoordelijkheden, doorafgegaan door een nadere toelichting. Dit schema is geënt op de orthoptie maar kan volgens het NOG eveneens gelden voor optometrie.
25
8. Conclusie Het NOG vindt behoud van kwaliteit van oogheelkundige zorg van het hoogste belang. De zorgvraag naar medisch specialistische oogzorg neemt door vergrijzing en voortschrijdende technische mogelijkheden steeds verder toe. Taakherschikking tussen orthoptisten, optometristen en oogartsen zal in de nabije toekomst noodzakelijk zijn teneinde oogheelkunde zorg veilig, transparant en kosten-efficiënt te kunnen leveren. In de volgende alinea’s wordt deze taakherschikking verder toegelicht. Samen Alleen in onderlinge samenhang zullen de 3 verschillende beroepsgroepen elkaar kunnen versterken om een geïntegreerd oogheelkundig systeem te kunnen bereiken. Patiëntgerichtheid staat daarbij hoog in het vaandel en de patiënt is geholpen door duidelijkheid over verantwoordelijkheden. De patiënt is uiteindelijk gebaat bij geschetst geïntegreerd oogheelkundig systeem. De 3-samen zijn beter en efficiënter dan de 3-apart. Kwaliteit Het NOG streeft naar behoud van de hoge mate van kwaliteit en professionaliteit van de verschillende beroepsgroepen binnen de oogzorg. Een duidelijke omschrijving van afhankelijkheden en verantwoordelijkheden is daarin essentieel. Het streven van het NOG is om geen aparte, elkaar beconcurrerende beroepsgroepen te krijgen, maar om juist constructief samen te werken in de oogzorg, met duidelijke eigen taken, gebaseerd op de wet BIG en geïntegreerde oogzorg. Patiënt Zoals eerder in deze notitie gesteld staat voor het NOG de patiëntgerichtheid in de oogheelkundige zorg hoog in het vaandel. De interpretatie die het NOG daar op in dit visiedocument aan geeft is dat de oogheelkundige zorg in Nederland kwalitatief hoogwaardig moet zijn en blijven, en dat de oogheelkundige zorg op een geïntegreerde en transparante wijze aangeboden moet worden, met passende financiering en budget. Duidelijke afspraken over de kwaliteit van zorg dienen niet alleen binnen de beroepsgroepen gemaakt te worden maar ook tussen de beroepsgroepen onderling. Dit zal niet alleen de oogheelkundige zorg nog beter maken, maar vooral bijdragen aan een hogere patiënttevredenheid en efficiency. Eerstelijn In de eerstelijn houdt de 1e-lijnsoptometrist zich bezig met screening (pluis/niet pluis) als het gaat om individuele gezondheidszorg. In geval van “niet pluis” verwijst de optometrist terug naar de huisarts (regiefunctie). Daarnaast kan de 1e-lijnsoptometrist zich bezig houden met het op aanwijzing van een huisarts uitvoeren van onderzoeken met betrekking tot mogelijke oogaandoeningen bij daarvoor in aanmerking komende patiënten met een verhoogd risico (screenen). Heldere onderlinge afspraken binnen de eerstelijn over de inhoud van die taken zijn daarvoor noodzakelijk. Het NOG constateert een mogelijke verschuiving van Orthoptie (van de tweedelijn) naar de eerstelijn.
26
Financiering van oogzorg in de eerste lijn dient niet ten laste te komen van het budget van de tweede lijns oogzorg. Tweedelijn Geintegreerde oogzorg in de tweedelijn is van groot belang om de stijgende vraag naar oogzorg op te vangen en zorgprocessen optimaal en efficiënt te kunnen laten verlopen. Orthoptisten in de 2e lijn hebben reeds een taak binnen de oogheelkundige zorg. Het aantal orthoptisten zal niet (veel) toenemen. De steeds verder stijgende zorgvraag (ook na 2015) zou opgevangen kunnen worden door herschikking van taken van de oogarts naar de 2e-lijnsoptometrist. Het inzetten van 2elijnsoptometristen zorgt voor optimale benutting van de kwaliteiten van de verschillende professionals mits men zorg draagt voor duidelijke afspraken over afbakening van taken. Aandacht dient te worden geschonken aan het opleiden van de 2e-lijnsoptometrist. In de tweedelijn zijn optometrist en orthoptisten binnen taakherschikking te allen tijde werkzaam onder verantwoordelijkheid van de oogarts. Bij face-to-face contact met de oogarts valt de financiering binnen de DBC. De optometrist of orthoptist dient betaald te kunnen worden vanuit het ziekenhuis-kostendeel. Afhankelijk van de vrijgevallen normtijddeel kan een bijdrage geleverd worden vanuit het oogartsenhonorarium. (Dit is verschillend per instelling). Wanneer er geen face-to-face contact met de oogarts is geweest zal registratie en declaratie middels respectievelijk de NZa-zorgactiviteitencode en de nieuwe optometrie/orthoptie-DBC plaats kunnen vinden. Financiering kan plaats vinden op basis van een nieuw gedefinieerd niet-face-toface DOT trajecten. Voor orthoptie is er wel een NZa-zorgactiviteitcode voor optometrie dient dit nog gerealiseerd te worden. Beide beroepsgroepen hebben tot heden nog geen eigen DBC’s. Het NOG acht de invoer daarvan wenselijk. Optimaliseren totale budget voor oogzorg in Nederland Het totale budget voor oogzorg in Nederland zal in de toekomst moeten stijgen vanwege de vergrijzing en nieuwe behandelmethoden en technieken. Het NOG heeft een nieuwe visie ontwikkeld op geintegreerde oogzorg waarbij taakherschikking tussen oogartsen, orthoptisten en optometristen in de tweedelijn op een andere wijze georganiseerd wordt en op die wijze bijdraagt aan een efficientere zorg en betere kwaliteit. Bovendien draagt het er mogelijk aan bij dat het totale budget in vergelijking met de stijgende vraag naar oogzorg minder dan evenredig zal hoeven te stijgen. Het NOG is steeds op zoek naar verdere optimalisatie van de geïntegreerde oogheelkundige zorg om de patiënt de best passende zorg te bieden en nodigt iedere betrokken partij uit om hierover mee te denken.
Orthoptisten, optometristen en oogartsen kunnen gezamenlijk tot verdere optimalisatie van de oogheelkundige zorg komen.
27
Literatuurlijst
Samenwerking in de oogzorg, Prismant Utrecht, September 2001 A.J.J. van der Kwartel, LPO (Optometristen in de oogheelkundige praktijk, H. Bussemakers, D.J. Treskes, J.C. Bleeker, H.J. Klomp(2005)) Uitspraken College Voor Zorgverzekeringen www.cvz.nl - 27067442 (28090474) Uitspraken College Voor Zorgverzekeringen www.cvz.nl - 27067442 (28090538) Capaciteitsraming opleidingsplaatsen 2010 -2015, Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, dec 2009 Differentiatie-Methodiek, aanpassing honoraria medisch specialisten 2010, NZA directie cure mei 2010 Vision 2020, the right tot sight Netherlands, maart 2005, Dr. Hans Limburg De effecten van taakherschikking op de behoefte aan (para)medici en verpleegkundigen, mei 2005, Drs. Henk Bussemakers http://www.svgb.nl/files_content/arbeidsmarkt-%20onderwijsinformatie/2009-2010/Optiek.pdf
28
Bijlage 1: Wettelijke mogelijkheden en beperkingen De Wet BIG Wet BIG staat voor Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. De Wet BIG regelt de zorgverlening door beroepsbeoefenaren. Optometrie valt onder artikel 34 van de Wet BIG. Dit betekent dat er geen verplichte wettelijke registratie is, maar dat bepaalde handelingen voorbehouden zijn aan optometristen. Dit houdt in dat de titel “optometrist” wettelijk beschermd is. Het ten onrechte gebruiken van de titel optometrist of daarmee vergelijkbare bewoordingen zoals register-optometrist is een strafbaar feit
Van belang verder is artikel 38 van de Wet BIG. Dit houdt in dat de beroepsbeoefenaar onder bepaalde omstandigheden opdracht mag geven tot het uitvoeren van voorbehouden handelingen onder verantwoordelijkheid van de geregistreerde beroepsoefenaar:
indien de opdrachtgever, indien redelijkerwijs nodig, aanwijzingen geeft. Dit kan via protocollen, maar ook mondeling de mogelijkheid tot tussenkomst voldoende gegarandeerd is de opdrachtgever kan aannemen dat de opdrachtnemer redelijkerwijs bekwaam is om de handeling behoorlijk uit te voeren.
Het staat beroepsgroepen en instellingen vrij om in verschillende situaties te bepalen wat 'redelijkerwijs' of 'voldoende' is. De inspectie voor de gezondheidszorg ziet toe op een juiste interpretatie. Voorbehouden handelingen: welke geneeskundige handelingen zijn voorbehouden? De wet onderscheidt 13 voorbehouden handelingen: 1. heelkundige handelingen (verstoren van de samenhang der lichaamsweefsels) 2. verloskundige handelingen 3. endoscopieën 4. catheterisaties 5. injecties 6. puncties 7. onder narcose brengen 8. handelingen waarbij radioactieve stoffen of ioniserende stralen worden gebruikt 9. electieve cardioversie 10. defibrillatie 11. electroconvulsieve therapie 12. steenvergruizing 13. handelingen met menselijke geslachtscellen en embryo’s voor kunstmatige zwangerschap. Hoe is de bevoegdheid geregeld in de Wet BIG? In de wet staat aangegeven welke van de 8 onderscheiden beroepen (zelfstandig) bevoegd zijn voor welke van de 13 voorbehouden handelingen. Alle andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg kunnen in opdracht van deze (zelfstandig) bevoegden ook voorbehouden handelingen verrichten, maar dit is aan voorwaarden gebonden. Deze beroepsbeoefenaren noemt men de niet-zelfstandig bevoegden. Hieronder vallen ook beroepsbeoefenaren die een niet wettelijk geregeld beroep uitoefenen en geen erkende opleiding hebben gevolgd.
29
Welke voorwaarden stelt de Wet BIG aan de opdrachtgever en de opdrachtnemer? Een zelfstandig bevoegde kan als opdrachtgever een niet-zelfstandig bevoegde als opdrachtnemer een voorbehouden handeling opdragen. De voorwaarden daarbij zijn: o de opdrachtgever moet deskundig en bekwaam zijn, aanwijzingen geven, toezicht houden, tussenkomst regelen en vaststellen dat de opdrachtnemer bekwaam is o de opdrachtnemer handelt in opdracht en op aanwijzing en stelt vast of hij bekwaam is de handeling te verrichten. Wat is het onderscheid tussen deskundigheid en bekwaamheid? Kort gezegd duidt deskundigheid op de juiste opleiding en de erkende titel. Bekwaamheid duidt op de praktische ervaring om een handeling naar behoren uit te voeren. Deskundigheid is aan regels gebonden, bekwaamheid wordt overgelaten aan de beoordeling van de zorgverlener zelf.
30
Bijlage 2: enkele definities rond thema taakherschikking. Taakherschikking: komt niet voor in ‘van Dale’ woordenboek. Taakherschikking ( STG, Bussemakers, leiden 2005) herschikking van taken , die traditioneel toegerekend worden tot het medische beroepsdomein en uitgevoerd worden door artsen , naar andere beroepsgroepen, zoals nurse practicionars, physician assistants en paramedici Aanvullend: taakherschikking betekent niet automatisch dat de medicus een eindverantwoordelijkheid blijft houden over de herschikte taken Taakherschikking (Raad voor de volksgezondheid en zorg: 2002, taakherschikking in de gezondheidszorg. Zoetermeer) het structureel herverdelen van taken tussen beroepsgroepen. Taakherschikking (wikipedia) (of beter gezegd: taakdelegatie) omvat die zorg die vanwege het routinematige karakter binnen het medisch specialistisch oogheelkunde werk gedaan kan worden door HBO opgeleiden ( in dit kader bedoeld: optometristen) onder verantwoordelijkheid va de oogarts. Wat wordt verstaan onder Taakdelegatie (wikipedia) Delegeren is het overdragen van bevoegdheden, inclusief de verantwoordelijkheid. Dit in tegenstelling tot mandateren, wat ook het overdragen van bevoegdheden betekent, maar dan zonder die verantwoordelijkheid. Volgens de organisatiekunde bestaan er verschillende niveaus van delegeren[1]: 1. Onderzoek en rapporteer terug 2. Onderzoek en maak aanbevelingen voor bepaalde acties 3. Onderzoek en maak aanbevelingen voor de acties die gepland zijn 4. Onderzoek, onderneem actie en maak aanbevelingen met betrekking tot de ondernomen acties 5. Onderzoek en neem actie De keuze voor een niveau van delegeren is gebaseerd op: · de mate waarin iemand in staat is bevoegdheden en verantwoordelijkheden te dragen. · de bereidheid van de delegerende om bevoegdheden en verantwoordelijkheden over te dragen. Hiermee samen hangt de behoefte van de delegerende controle te behouden. In het Nederlandse staatsrecht gaat het om het overdragen van een bestaande bevoegdheid tot het nemen van besluiten door een orgaan dat krachtens attributie bevoegd is, aan een ander orgaan dat de bevoegdheid onder eigen verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. De wet wijst daarbij uit of delegatie is toegestaan, meestal door te spreken van het "regelen" van de bevoegdheid. Zie Delegatie (staatsrecht). · De delegans is de instantie die de bevoegdheid delegeert. · De delegataris is de instantie die de bevoegdheid ontvangt. Een speciale vorm van delegatie is subdelegatie, waarbij degene die door delegatie bevoegd is geworden deze bevoegdheid weer overdraagt aan een ander, die daarmee de bevoegdheid onder eigen verantwoordelijkheid gaat uitoefenen. Is Mandaat de juiste term in deze ? Het begrip mandaat komt dichter bij de omschrijving die we bedoelen: de optometrist in de 2e lijn die onder verantwoordelijkheid van de oogarts werkt heeft een mandaat om bepaalde onderzoeken/handelingen te verrichten. Dit mandaat is beschreven tussen de betrokken partijen en kan per situatie verschillen.
31
Bijlage 3: enkele definities rond thema screening en preventie Screening (van Dale) Onderzoek doen door een test. Screening (wikipedia) : Screening of bevolkingsonderzoek is het onderzoeken van een in principe gezonde populatie om asymptomatische gevallen van een ziekte of aandoening op het spoor te komen, in de veronderstelling dat deze aandoening in een vroeg stadium misschien beter te behandelen is. Om voor screening in aanmerking te komen moet een aandoening aan een aantal voorwaarden voldoen: er moet een test bestaan met een hoge specificiteit en sensitiviteit, zodat het percentage fout-positieven laag is, evenals het percentage fout-negatieven. De aandoening in kwestie moet een asymptomatisch voorstadium hebben. De aandoening moet bij behandeling in een vroeg stadium een duidelijke betere prognose hebben dan bij latere ontdekking. De test mag zelf niet tot merkbare ziekte of bijwerkingen aanleiding geven Het onderzoek moet betaalbaar zijn. (er moeten in relatie tot de kosten van het onderzoek voldoende vaak gevallen worden gevonden om het de moeite waard te maken) Wat is selectieve preventie? (CVZ / optometristen / PAK 28064361) Het CVZ heeft in een rapport “van preventie verzekerd” aangegeven welke vormen van preventie onderdeel kunnen zijn van verzekerde zorg. Hierin is vastgesteld dat vormen van selectieve en universele preventie niet tot de verzekeren prestaties van de zorgverzekeringswet behoren. Er is sprake van selectieve of universele preventie als de cliënt geen klachten en symptomen van oogpathologie heeft Screening versus diagnostiek: b.v. Diabetische retinopathie: (CVZ / optometristen / PAK 28064361) Onder screening wordt verstaan het opsporen van diabetische retinopathie terwijl onder diagnostiek het bepalen van de ernst van de retinopathie wordt verstaan. Screening wordt in toenemende mate door niet-oogartsen verricht, maar kan ook een onderdeel zijn van een oogheelkundig consult. Diagnostiek vindt altijd in een oogheelkundige praktijk plaats. Verzekerd of niet verzekerde zorg (CVZ / optometristen / PAK 28064361) Wanneer er geen sprake is van klachten en symptomen van oogpathologie is er dus sprake van universele en/of selectieve vormen van preventie. Deze vallen niet onder verzekerde zorg ZVW. Routinematig optometrisch basis onderzoek is dus in principe geen verzekerde zorg. Wanneer er sprake is van klachten of symptomen van oogpathologie of een sterk verhoogd risico als gevolg van andere aandoeningen op bijkomende oogpathologie, kan er wel een indicatie zijn voor oogheelkundige diagnostiek en/of behandeling en kan er sprake zijn van verzekerde zorg ZVW. Van oudsher is visuscontrole (refractie onderzoek) als onderdeel van het aanmeten van brillen en contactlenzen en het uitvoeren van controles van contactlenzen geen verzekerde zorg. Dit geldt ook voor diagnostiek vooraf en controle naderhand als onderdeel van refractiechirurgie.
32
Bijlage 4: Toelichting bij schema verantwoordelijkheden tussen oogartsen en orthoptisten. NOG‐bestuur / OvA / 16/12/2009 ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ 1. De opzet: Het opzet is om de vele juridische aspecten over de verantwoordelijkheden van de oogarts ten aanzien van handelingen van orthoptisten, in een handzaam schema te zetten op basis van varianten, opdat de uitwerking ten grondslag kan liggen aan werkafspraken binnen de poli. 2. Afbakening: De relatie met en verantwoordelijkheden van het ziekenhuis of instelling blijven buiten beschouwing. Artikel 3 Kwaliteitswet, aansprakelijkheid werknemers etc, blijft daarmee buiten schot. Voor huisarts dient ook gelezen te worden de jeugdarts/CB‐arts. Er wordt vanuit gegaan dat er geen sprake is van een “verlengde arm constructie”, en dat de orthoptist, in welk onderdeel van de varianten dan ook, binnen het eigen deskundigheidsgebied handelt. 3. Uitgangspunten van de opzet: Het geheel van mogelijkheden binnen verschillende verwijspatronen is alleen hanteerbaar als basis voor afspraken binnen de poli/behandelcentrum indien in ieder geval van 4 normen (in de nabije toekomst wettelijke vereisten) wordt uitgegaan: (A) Er is een hoofdbehandelaar voor de patiënt binnen het ziekenhuis, (B) De hoofdbehandelaar maakt het centrale behandelplan (C) De hoofdbehandelaar heeft de regie in de keten en is aanspreekpunt voor de patiënt (ook voor de intramurale keten). (D) De hoofdbehandelaar koppelt terug naar verwijzer . (E) De DBC structuur beïnvloedt de juridische verantwoordelijkheden niet maar ondersteunt wel de mate van betrokkenheid en zelfstandigheid. Indien een oogarts bijv eerder de DBC sluit dan een orthoptist, dan is er een belangrijke aanwijzing voor de stelling dat de oogarts vanaf het moment van sluiten niet meer verantwoordelijk gesteld kan worden ook niet in de “tenzij” gevallen. 4. Opmerkingen voorliggend schema: De verantwoordelijkheden van de huisartsen worden niet behandeld. De huisarts dient in beginsel naar een bekwaam en deskundig persoon te verwijzen en de regie te voeren. Dit geldt evenzo voor de jeugdarts. Indien de verwijzer een medisch specialist is, zullen er duidelijke afspraken gemaakt worden binnen de zorginstelling, waarbij het NOG stelt dan dat altijd een verwijzing van medisch specialist naar medisch specialist plaats dient te vinden, en dus de oogarts altijd betrokken dient te zijn in het onderzoek/behandel proces.
33
5. Strekking verantwoordelijkheid: Ofschoon het schema de indruk wekt dat de afwijkingen op inhoudelijk gebied beperkt zijn, kan de “tenzij” clausule grote gevolgen hebben indien de oogarts bijvoorbeeld veel meer en beter kennelijke fouten van de orthoptist kan onderkennen dan andersom. Met de “tenzij” kanttekening wordt de jurisprudentie van met name het tuchtcollege bedoeld, die weergeeft dat diverse specialismen weliswaar een eigen verantwoordelijkheid hebben voor een onderdeel van de behandeling als zij in consult worden geroepen, maar toch mede verantwoordelijk zijn voor het handelen of nalaten van de ander als diens fout of misverstand kenbaar was voor de ander (zelfs met zijn beperkte kennis van het andere specialisme). Een voorbeeld was de chirurg die afging op het advies van een radioloog terwijl op de foto ook voor de chirurg kenbaar had moeten zijn dat de radioloog een fout maakte. Voor zover bekend is er nog geen jurisprudentie over de omvang van de “tenzij” kanttekening in het geval de ander een beroepsbeoefenaar is die weliswaar minder zwaar opgeleid is maar mogelijk op een klein deelgebied meer kennis heeft. Indien bijvoorbeeld na een jaar blijkt dat deze “tenzij”verantwoordelijkheid, feitelijk neer komt op een eind‐inhoudelijke verantwoordelijkheid, in die zin dat de oogarts regelmatig moet corrigeren of overleggen omdat hij/zij vaststelt dat het behandelplan hapert of aspecten ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten, dan dient dit schema onherroepelijk te worden herzien. Dan is de zelfstandige deskundigheid in de praktijk kennelijk maar beperkt werkbaar. Geadviseerd wordt om dit regelmatig te controleren. Ofschoon de vergelijking niet geheel opgaat is van belang dat diverse malen is bepaald dat een huisarts op de huisartsen post regelmatig zich er van moet vergewissen dat protocollen worden nageleefd en de triagisten het werk naar behoren doen. Ook dienen zij dagelijks te controleren of hulpvragen goed zijn afgehandeld. Zo zwaar zal de verantwoordelijkheid voor de oogarts niet zijn, maar een regelmatige gezamenlijke controle kan zeker geen kwaad. 6. De diverse soorten verantwoordelijkheid in het schema: Inhoudelijk: de kwaliteit van het betreffende deel van de behandeling (deskundigheid en bekwaamheid) Keten/procedureel: aanspreekpunt patiënt, rapportages en communicatie tussen hulpverlener en terugkoppeling verwijzer Eindverantwoordelijkheid: kwaliteit en deskundigheid, bekwaamheid van de gehele behandeling binnen de instelling inclusief andere zorgverleners maar dan voor zover een oogarts dit kan overzien (derhalve kenbare onjuistheden). 7. Wat moet terugkomen in de afspraken? a. Wie is hoofdbehandelaar en derhalve: ‐ maakt het behandelplan op ‐ is aanspreekpunt patiënt ‐ is aanspreekpunt externe verwijzer ‐ is verantwoordelijk regie. ‐ is eindverantwoordelijk. b. dat ieder verantwoordelijk is op het eigen gebied en verantwoordelijk voor opvallende afwijkingen bij de ander. c. Overleg indien volgende schakel wil afwijken van het behandelplan d. Wanneer overleg? e. Overdracht gegevens f. Rapportage g. Hoe wordt patiënt geïnformeerd over hoofdbehandelaar en aanspreekpunt?
34
h. Wie regelt toestemming patiënt? i. Omstandigheden waarin overleg gevoerd moet worden. j. Periodieke terugblik k. De methode waarop in het patiëntendossier wordt geregistreerd wanneer (dus op welk moment) de directe betrokkenheid van de oogarts wordt beëindigd, in het geval dat dit plaats vindt vóór de afronding van de behandeling door de orthoptist.
35
Bijlage 5: Verwijspatronen en verantwoordelijkheden in keten: huisarts *) – oogarts – orthoptist verwijspatroon Inhoud verantwoordelijk Ketenverantw Eindverantwoordelijk oordelijk = gehele traject Procedureel 1. Huisarts verwijst naar Oogarts (hoort behandelplan op te Oogarts Oogarts, sluit pas aan oogarts; oogarts stellen!), einde van consulteert orthoptist. Orthoptist voor orthoptie‐onderdeel, behandeltraject de DBC Oogarts opent DBC; tenzij oogarts kennis heeft van kennelijke oogarts en orthoptist onjuistheid, blijven samen betrokken Orthoptist dient zich aan behandelplan te bij behandeling. houden tenzij, dan dient overleg met oogarts plaats te vinden. 2. Huisarts verwijst naar Oogarts, voor deel betrokkenheid, Orthoptist Oogarts/orthoptist afd orthoptie; orthoptist orthoptist geheel, Indien betrekt oogarts in Oogarts heeft grotere medebehandeling door behandeling; oogarts verantwoordelijkheid met name in deze oogarts beëindigd is opent DBC, keten; de oogarts heeft verantwoordelijk (en DBC gesloten) vóór behandelplan orthoptist over adequaatheid van behandelplan of beëindiging en oogarts samen deskundigheid van orthoptist behandeling door orthoptist, dan is orthoptist verantwoordelijk; zo niet dan de oogarts 3. Huisarts verwijst naar Oogarts (moet nog behandelplan Oogarts, tot Oogarts tot overdracht oogarts; oogarts verwijst opstellen), orthoptist voor orthoptie‐ evt. overdracht naar orthoptist (en na initieel eigen onderdeel, tenzij etc. behandelplan en sluiting DBC sluiting DBC); daarna onderzoek door naar orthoptie moet aansluiten op die van orthoptist orthoptie. oogarts en anders overleg, indien er Behandelplan orthoptist; sprake is van “overdracht ” aan orthoptist oogarts sluit DBC na het en oogarts niet meer betrokken is na initiele onderzoek **), consult orthoptist en oogarts dus DBC op dus voor afronding dat moment sluit, oogarts behandeling door verantwoordelijk tot DBC sluiting orthoptie 4. a Huisarts verwijst Orthoptist Orthoptist Orthoptist inhoudelijk verantwoordelijk naar afd orthoptie voor geheel; (met kanttekeningen binnen Oogarts voor oogarts‐onderdeel. voor oogarts) ziekenhuis/instelling. Kanttekening: als oogarts twijfel heeft Orthoptist consulteert over handelswijze orthoptist: oogarts oogarts, orthoptist heeft dan grotere verantwoordheid; maakt behandelplan op. Oogarts dient aan orthoptie Oogarts opent en sluit behandelplan te houden tenzij duidelijk is DBC alleen voor dat dit niet voldoet, dan overleg. deelhulpvraag oogarts. Oogarts wel verantwoordelijk voor eigen deelbehandelplan
36
Orthoptist Orthoptist (met Orthoptist is verantwoordelijk voor 4b.. Huisarts verwijst geheel; kanttekening oogarts) naar afd orthoptie Oogarts op onderdeel: oogarts zal wel op extramuraal. kennelijke fouten moeten wijzen Orthoptist consulteert Oogarts maakt eigen behandelplan dat oogarts, orthoptist maakt behandelplan op. moet aansluiten bij vraag tenzij hiervan afgeweken gaat worden, dan overleg 5. Huisarts verwijst naar Orthoptist Orthoptist Orthoptist afd orthoptie. Geen oogarts betrokken. Orthoptist maakt behandelplan. *) Waar huisarts staat kan ook gelezen worden: andere gerechtigde verwijzer zoals consultatiebureauarts, jeugdarts of een medisch specialist (ander vakgebied). **) Waar staat: ‘sluit DBC’ kan ook gelezen worden: legt in dossier vast dat directe betrokkenheid beëindigd wordt. ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
37
Bijlage 6: Het CVZ over financiering van Optometrie Volgens het CVZ ziet de financiering van optometrie in de eerstelijn en in de tweedelijn er als volgt uit. Het deel van de diagnostiek die optometristen leveren dat overeenkomt met de algemeen gebruikelijke diagnostische technieken binnen de oogheelkundige zorg, behoren tot de geneeskunde en vallen dus onder de zorgverzekeringswet. Deze verrichting worden in de tweedelijn gefinancierd binnen DBC’s van oogheelkunde. Het deel dat niet onder de zorgverzekeringswet valt zijn refractiemetingen voor het aanmeten van brillen en contactlenzen(incl. controles) en refractiemetingen als voorbereiding van voorgenomen refractiechirurgie. Daarnaast valt ook niet onder de zorgverzekeringswet de selectieve preventiestrategieën die in de basisonderzoeksrichtlijn (BOR) worden genoemd. Screening zoals in de definitielijst omschreven (eerstelijn) valt hiermee dus ook niet onder de zorgverzekeringswet, aldus het CVZ.
38