ONTWIKKELINGEN EN OVERWEGINGEN BIJ TRANSPARANTIE
TRANSPARANTIE bij de VROM Inspectie
Eindessay ten behoeve van de afronding van de NSOB cursus Toezicht voor Toezichthouders 2006 Opgesteld door: Rob Jansen, VROM-Inspectie KFD Wim Munters, VROM-Inspectie Regio Noord
april 2006
1
Samenvatting In dit essay zijn de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de te stellen eisen aan een transparante toezichthouder geïnventariseerd. Deze inventarisatie heeft plaatsgevonden aan de hand van een tweetal publicaties in het cursusmateriaal: het artikel van Prof. Mertens “Trends in de inspectiemethodologie” (2002) en de Kaderstellende Visie op Toezicht 2005. Daarnaast is gebruik gemaakt van een zeer recente publicatie van de commissie Stevens: “Het gezicht van toezicht” (maart 2006). Op basis van de drie documenten is een punten lijst van “eisen” ten aanzien van een transparantie toezichthouder afgeleid. Dit zijn de volgende 7 punten: 1. Nut en noodzaak verhelderen; duidelijk maken waarom toezicht wordt gehouden en hoe zich dat verhoudt in het stelsel van checks en balances. 2. Onafhankelijkheid waarborgen; vastgelegd in een organisatieregeling en in bijzondere gevallen voorzien van een wettelijke basis. 3. Maatschappelijke groeperingen betrekken, bij de beleidsvorming van de toezichthouder; (groeperingen die belang hebben bij het toezicht) 4. Keuzes vooraf vastleggen; toezichtobjecten, doelen methoden en capaciteitsinzet vastgelegd in een zoveel mogelijk openbaar toezicht- en handhavingsplan. 5. Actief openbaar maken toezichtbevindingen; ten minste op geaggregeerd niveau. 6. Resultaat van toezicht in jaarverslag; verantwoording over effectiviteit en doelmatigheid van gemaakte keuzes en over de wijze van functioneren. Effecten en profijt van toezicht inzichtelijk maken. 7. Eigen werkwijze van de toezichthouder regelmatig laten toetsen. Toets openbaar maken. Vervolgens zijn de organisaties van de stellers (VROM-Inspectie en KFD) langs deze maatlat gelegd om na te gaan in hoeverre thans al sprake is van een transparante toezichthouder. Geconcludeerd kan worden dat de VI op het terrein van transparantie goed op weg is. Op onderdelen is het vormgeven van transparantie echter nog in ontwikkeling, waarvan de belangrijkste zijn: ¾ ¾ ¾
het actief openbaar maken van toezichtbevindingen het betrekken van maatschappelijke groeperingen het extern laten toetsen van de eigen werkwijze
2
Inhoudsopgave Samenvatting ......................................................................................................................................................... 2 1. Inleiding ......................................................................................................................................................... 4 2. Inspectie en transparantie ............................................................................................................................ 6 2.1 Stand van zaken bij VROM-Inspectie ................................................................................................ 6 2.2 Stand van zaken bij de KFD ................................................................................................................. 7 3. Conclusie, opgaven voor de toekomst en bijbehorende dilemma’s........................................................... 9
3
1. Inleiding Transparantie wordt al een aantal jaren als een essentieel kenmerk van de werkwijze van toezichthouders beschouwd. Ze kan niet los van andere essentiële kenmerken worden bezien, zo is transparantie nauw verbonden met de onafhankelijke positie van de toezichthouder. Transparantie is een vereiste om die positie te kunnen rechtvaardigen. De commissie Stevens omschrijft de rol van transparantie in het rapport “Het gezicht van toezicht” (maart 2006) als volgt. “Transparantie is gericht op het verhelderen van het functioneren van toezichtorganen”. Mertens schetst in zijn artikel “Trends in de inspectiemethodologie” uit 2002 de ontwikkeling bij toezichthouders van besloten beleidsvorming naar transparantie. Mertens verstaat er onder andere onder dat inspecties: • zichtbaar maken hoe ze werken en met welke resultaten; • uitleg geven over de gevolgde werkwijze en de gemaakte keuzes verantwoorden. • maatschappelijke groeperingen die belang hebben bij het toezicht betrekken bij de beleidsvorming van de toezichthouder. Doel van die transparantie is in de ogen van Mertens mede om de positie en de rol van de toezichthouder te verhelderen. Die is er niet primair om overtredingen bestraffen, maar is gericht op de verbetering van de werking van het systeem. Transparantie is één van de zes principes van goed toezicht uit de kaderstellende visie op toezicht 2005 van het kabinet, naast onafhankelijkheid, professionaliteit, selectiviteit, slagvaardigheid en samenwerking. Transparantie was als één van de leidende principes al opgenomen in kaderstellende visie op toezicht van 2001. In de kaderstellende visie op toezicht 2005 wordt het principe “transparant toezicht” als volgt verwoord. “Een goede toezichthouder legt uit waarom hij toezicht houdt en maakt de keuzes in het toezicht inzichtelijk. Waarborgen van zijn onafhankelijkheid worden vastgelegd. De toezichthouder maakt zijn bevindingen zoveel mogelijk actief openbaar. De transparante toezichthouder verantwoordt zich achteraf over de keuzes en de behaalde resultaten.” In de kaderstellende visie 2005 wordt het begrip transparantie nader geduid. De transparantie heeft betrekking op het inzichtelijk maken van 5 aspecten van toezicht: • • • • •
Nut en noodzaak; duidelijk maken waarom toezicht wordt gehouden en hoe zich dat verhoudt in het stelsel van checks en balances; Waarborgen voor onafhankelijkheid; vastgelegd in een organisatieregeling en in bijzondere gevallen voorzien van een wettelijke basis Keuzes; toezichtobjecten, doelen methoden en capaciteitsinzet vastgelegd in een zoveel mogelijk openbaar toezichts- en handhavingsplan. Bevindingen; toezichtbevindingen ten minste op geaggregeerd niveau actief openbaar. Resultaat van toezicht; achteraf in een openbaar jaarverslag verantwoording over effectiviteit en doelmatigheid van gemaakte keuzes en over de wijze van functioneren. Effecten en profijt van toezicht inzichtelijk maken.
In het rapport van de commissie Stevens zijn de volgende opmerkingen te vinden over transparantie: • • • • • • •
Burgers en ondernemers willen informatie over de werkwijze van de toezichthouder en een verantwoording van de resultaten Er wordt geklaagd over bemoeizucht en profileringsdrang van de toezichthouder Geadviseerd wordt in dit verband te werken aan een goede relatie en communicatie (dialoog) met de toezichtgenieter om naleving te bevorderen, onder meer bij het nader invullen van open norm door betrokkenheid van de toezichtgenieter Het “invullen” van een open norm door de toezichthouder i.o.m. de toezichtgenieter dient prudent en dus transparant te gebeuren Publiceren van een interventie kan de naleefbereidheid verhogen van overigen Transparantie heeft een relatie met de ministeriële verantwoordelijkheid, fair play en vanwege open norm ook met professionaliteit van de toezichthouder Betrekken van burger en andere stakeholders
4
Van de elementen die Mertens en Steven relevant achten komt het “betrekken van maatschappelijke groeperingen”niet terug in de kaderstellende visie van 2005. Wij achten dit echter een zeer relevant onderdeel van transparantie en voegen dat toe aan de vijf aspecten uit de kaderstellende visie. De elementen die de commissie Stevens aanroert kunnen allen worden ondergebracht in de 5 aspecten uit de kabinetsvisie of het door aspect “betrekken van maatschappelijke groeperingen”. In de kaderstellende visie wordt wel belang gehecht aan de wijze van functioneren van de toezichthouder, maar het kabinet gaat daarin niet verder dan een in het openbaar jaarverslag beschrijven van de wijze van functioneren. Voor een toezichthouder die waarde hecht aan transparantie lijkt dit een magere invulling. Een toezichthouder die aan onder toezicht gestelden hoge eisen stelt, ook voor wat betreft werkwijze en functioneren, doet er goed aan op dit punt zelf het goede voorbeeld te geven. We pleiten ervoor om transparantie van de wijze van functioneren als een separaat aspect van transparantie te benoemen. Bij de invulling ervan kan worden gedacht aan een audit of een collegiale toets door een collega toezichthouder. Wij komen daarmee op 7 aspecten van transparantie die van belang zijn voor een toezichthouder. 1. Nut en noodzaak verhelderen; duidelijk maken waarom toezicht wordt gehouden en hoe zich dat verhoudt in het stelsel van checks en balances. 2. Onafhankelijkheid waarborgen; vastgelegd in een organisatieregeling en in bijzondere gevallen voorzien van een wettelijke basis. 3. Maatschappelijke groeperingen betrekken, bij de beleidsvorming van de toezichthouder; (groeperingen die belang hebben bij het toezicht) 4. Keuzes vooraf vastleggen; toezichtobjecten, doelen methoden en capaciteitsinzet vastgelegd in een zoveel mogelijk openbaar toezichts- en handhavingsplan. 5. Actief openbaar maken toezichtbevindingen; ten minste op geaggregeerd niveau. 6. Resultaat van toezicht in jaarverslag; verantwoording over effectiviteit en doelmatigheid van gemaakte keuzes en over de wijze van functioneren. Effecten en profijt van toezicht inzichtelijk maken. 7. Eigen werkwijze van de toezichthouder regelmatig laten toetsen. Toets openbaar maken. Belangrijk element van transparantie is openbaarheid. Aan de openbaarheid worden door het kabinet in de kaderstellende visie 2005 wel grenzen gesteld. •
•
Operationele gegevens van de toezichthouder zijn niet openbaar tenzij met openbaarmaking het toezichtsdoel wordt gediend. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet openbaar maken van data en locaties waarop controles van het vrachtvervoer over de weg zullen plaatsvinden. Bij openbaarmaking van toezichtbevindingen wordt rekening gehouden met privacygevoelige informatie, gevoelige bedrijfsgegevens of imagoschade.
In deze bijdrage verkennen wij het begrip transparantie nader. Omdat het belang van transparantie al een aantal jaren wordt onderkend in toezichtsland is het relevant om te bezien waar we met betrekking tot dit begrip nu staan. In deze bijdrage gaan we in op de stand van zaken rond transparantie bij de VROM-Inspectie (VI) met speciale aandacht voor de Kernfysische Dienst (KFD).
5
2. Inspectie en transparantie In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de concrete activiteiten met betrekking tot transparantie bij de VROM-Inspectie en daarbinnen de Kern Fysische Dienst. Er wordt een vergelijking gemaakt met de 7 aspecten zoals genoemd in de inleiding: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Nut en noodzaak verhelderen; Onafhankelijkheid waarborgen; Maatschappelijke groeperingen betrekken; Keuzes vooraf vastleggen; Actief openbaar maken toezichtbevindingen; Resultaat van toezicht in jaarverslag; Eigen werkwijze van de toezichthouder regelmatig laten toetsen.
2.1 Stand van zaken bij VROM-Inspectie Ad 1. Nut en noodzaak verhelderen. Aan dit element van transparantie wordt door de VI voortdurend en met gebruikmaking van verschillende instrumenten aandacht besteed. In jaarverslagen en bij publicatie van toezichtbevindingen is dit steeds een belangrijk aspect. Meer recent is er een grotere druk op dit element komen te liggen door discussies rond de motie Aptroot en de commissie Alders. Voor dit aspect is er een onderscheid tussen het eerste en tweedelijns toezicht. Bij het eerste lijns toezicht is de huidige situatie dat het nut wordt afgeleid van het bestaat van VROM-wetten waarvan de naleving moet worden gerealiseerd, vanuit de doelstelling om de veiligheid en gezondheid te bevorderen. Gegeven de capaciteit wordt via de nalevingsstrategie de uiteindelijke capaciteitsverdeling gemaakt. Het nut staat niet ter discussie, maar het denken over de invulling van het toezicht op alternatieve wijze zoals verwoord in het rapport Vreemde Ogen moet nog op gang komen. Bij het tweede lijns toezicht is VROM rechtstreeks betrokken bij de discussie in het kader van de rapportage van de cie Alders. Hier staat met name het nut van het tweede lijns toezicht op gemeenten en provincies ter discussie Ad 2. Onafhankelijkheid waarborgen. De onafhankelijke positie van de VI is in een openbaar organisatiebesluit, is vastgelegd. In samenhang met het Organisatiebesluit VROM, waarin de organisatorische taken en verantwoordelijkheden van de verschillende dienstonderdelen van het departement zijn vastgelegd is daarmee voor de Inspecteur-Generaal een positie gecreëerd die ten minste gelijkwaardig is aan die van de beleids-dg’s. Dit werkt in de praktijk goed. Een zeer praktisch hulpmiddel hierbij zijn de zogenaamde feedbacksignalen. Hierbij worden per kwartaal de bewindslieden geïnformeerd over belangrijke issues vanuit de VI. De IG heeft een apart overleg met de bewindslieden. Daarnaast bila’s met de DG’s. Ad 3 Maatschappelijke groeperingen betrekken Vanuit de ontwikkeling van de interventiestrategie en compliance assistance komt de noodzaak naar voren meer in dialoogvorm met organisaties van toezichtgenieters om te gaan. Het gaat hierbij, gezien het te grote aantal individuele toezichtgenieters, meestal om het onderhouden van relaties met branche-organisaties, VNG, IPO en dergelijke. Tevens worden hierbij good-practices aangereikt en handleidingen. Ter vergroting van de slagvaardigheid en de eenheid van optreden is onlangs (per 1 maart 2006) in de VI een aantal portefeuilles vastgesteld, die in principe domeinen van toezicht genoemd kunnen worden. Deze domeinen werken dwars op de hiërarchische structuur. Ter nog verdere verhoging van de betrokkenheid van de burger en de informatie voorziening naar de samenleving is ook een portefeuille Burgers in het leven geroepen. De portefeuille Burgers beoogt de volgende onderwerpen te omvatten: • Burgerbrieven • Bubi’s • Bewoners gerelateerde onderwerpen op het terrein van Wonen • Beleid met Burgers i.h.b. de inbreng van de VI • Feedbacksignalen • Externe communicatie
6
Ad 4 Keuzes vooraf vastleggen. Jaarlijks wordt er een inspectieplan op hoofdlijnen gepubliceerd. Het jaarplan geeft in globale termen de belangrijkste prioriteiten weer. Bij de prioriteitsstelling worden de wensen van de samenleving meegewogen (zie ook pt 3: burgers). Het gepercipieerde risico komt namelijk niet altijd overeen met het wetenschappelijke risico. Belangrijk selectiemiddel is de nalevingsstrategie. Ten aanzien van de aanpak zijn er publicaties op het gebied van de nalevingsstrategie (keuze model t.a.v. de prioriteitsstelling) en de interventiestrategie (slimme mix van methoden, samenwerking met partners). In de publicaties wordt ook de accentverschuiving met betrekking tot de toepassing van compliance assistance vermeld. Het oplossen van het probleem komt steeds meer centraal te staan. Via het samenwerkingsverband in het verband van het Bestuurlijk Landelijke Overleg Milieu is een sanctiestrategie en een aantal interventiestrategieën gepubliceerd. Op de website zijn inmiddels over een beperkt aantal lopende projecten gedetailleerde informatie te vinden. Dit zou kunnen worden uitgebreid. Ad 5 Actief openbaar maken toezichtbevindingen Naast het jaarverslag worden ook gedetailleerdere publicaties uitgebracht ten aanzien van een thema of een branchebreed of ketenonderzoek. Er wordt door de VI in toenemende mate gebruik gemaakt van de aankondiging van een landelijke actie en de publicatie van de bevindingen via de media. Ten aanzien van de actieve en maximale openbaarmaking en perscommunicatie van inspectiebevindingen is echter nog een verdere ontwikkeling nodig. Het op de kaart zetten van de VI met de IG als boegbeeld en de ontwikkeling van de website zal verder vorm dienen te krijgen. Het zijn de medewerkers van VI die dit nadrukkelijk hebben verzocht in een medewerkers tevredenheidsonderzoek. Hierop is recentelijk (2005) een VI communicatie strategie vastgesteld die tot verdere ontwikkelingen zal aanzetten. Het ontwikkelen van de VI omgeving van de website door te kiezen voor een verdere indeling naar regionale en centrale organisatie eenheden zal de toegankelijkheid van de VI voor de burger en de (regionale) bedrijven en andere stakeholders doen toenemen. Ad 6 Resultaat van toezicht in jaarverslag Jaarlijks wordt er een verslag gepubliceerd en zowel naar de Tweede Kamer als naar de brancheorganisaties, gemeenten en provincies gestuurd. De publicatie wordt ook in het Engels vertaald en aan buitenlandse collega’s gestuurd. Het meetbaar maken van het effect van het VI toezicht in termen van verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving (i.e.: gezondheid en veiligheid) is nog niet goed mogelijk gebleken. Het is al erg lastig om het effect op de naleving meetbaar te maken. Dit heeft ertoe geleid dat er nog maar op enkele terreinen van toezicht naleefindicatoren zijn. De overige terreinen kennen een inschatting van de ontwikkeling van de naleving (bepaling van het resterende naleeftekort) op basis van expert judgement. Er is een plan in 2010 het effect van het VI toezicht meetbaar te hebben en dan eerste resultaten te kunnen presenteren. Een goed voorbeeld van een jaarlijkse effect rapportage is die over de kwaliteit van het drinkwater. Dit is overigens een wettelijk verplichte rapportage. Ad 7 Eigen werkwijze regelmatig laten toetsen Op dit punt heeft de VI nog geen stappen gezet.
2.2 Stand van zaken bij de KFD Ad 1 Nut en noodzaak verhelderen Dit aspect is niet expliciet omschreven. Feit is dat er een grote maatschappelijke aandacht is. De samenleving en de politiek verwachten een controle die zodanig is dat er geen ongelukken gebeuren. De kans op ongelukken moet zo klein als redelijkerwijs mogelijk zijn. Het toezicht op nucleaire inrichtingen in relatie tot de voortdurende verbetering van de veiligheid vereist een concentratie van een grote deskundigheid en jarenlange ervaring in combinatie met een uitgebreid internationaal netwerk. Dit complex is in de praktijk nauwelijks aan andere partijen dan de overheid over te dragen. Ad 2 Onafhankelijkheid waarborgen; Wordt afgedekt door het organisatiebesluit VI Ad 3 Maatschappelijke groeperingen betrekken De KFD wil actief in dialoog met de toezichtgenieters, de lokale bestuurders, de burger en NGO’s. Met de toezichtgenieters vindt reeds een periodiek directie overleg plaats. Dit wordt op prijs gesteld.
7
Hoewel nog niet op structurele basis wordt er al met burgemeesters en officieren van justitie contact onderhouden. Ad 4 Keuzes vooraf vastleggen Enkele jaren geleden werd vastgesteld dat ook in vergelijking met het buitenland een grote achterstand bestond inzake transparantie. In de eerste plaats is toen een brochure gemaakt en gepubliceerd (in 2004 en ook in het Engels). Deze geeft in grote lijnen de aanpak van de KFD weer. De KFD heeft een eigen directieplan, waarin de prioriteiten worden vastgelegd. Tot op heden wordt dit niet gepubliceerd. In 2005 is een interne werkgroep communicatie opgezet, die op basis van de communicatie strategie van VI een eigen KFD-strategie en plan voor de komende jaren heeft opgesteld in samenwerking met de dienst communicatie van VROM. KFD krijgt, net als andere VI-onderdelen een eigen omgeving op de VI-website. De KFD heeft de opdracht van de VI-leiding om haar zichtbaarheid te vergroten. Deze ontwikkeling krijgt mede een impuls vanwege de politieke discussie over nieuwe kernenergie en de vraag of de Nederlandse overheid wel in staat is een eventuele aanvraag te beoordelen (vraag naar capaciteit en deskundigheid). De bedoeling is om langzamerhand de website te gaan vullen met meer infromatie over de werkwijze, de keuzes en prioriteitsbepaling, de jaarplannen. Ad 5 Actief openbaarmaken van toezichtsbevindingen In de nucleaire wereld was openheid, zowel bij de industrie als bij de overheid, in het algemeen ver te zoeken. Dit heeft mede als gevolg van een aantal grote ongelukken geleid tot een groot wantrouwen in de deskundigen (industrie en overheid) en een grote angst voor alles wat met radioactiviteit en kernenergie te maken heeft bij de burger. Thans is het besef doorgedrongen dat er een zo groot mogelijke openheid nodig is van de zijde van de industrie maar ook bij overheid (beleid en toezicht). Telkens als er in Nederland over kernenergie wordt gesproken met deskundigen dan zijn dat vertegenwoordigers van bedrijven, instellingen en NGO’s. Wat de overheid en daarbinnen de KFD precies doet is bij de burger nauwelijks bekend. Gesteld kan worden dat de KFD vooral in stilte haar taak uitoefent. De enige publicatie die door de KFD jaarlijks werd uitgebracht betrof de storingsrapportage aan de 2e Kamer. Verder zijn er in verband met de veiligheidscultuur problemen bij Petten toen enige direct gerelateerde zaken gepubliceerd. Een discussie is gaande over het actief openbaarmaken van de toezichtbevindingen (een op een publicatie van bijvoorbeeld de inspectierapporten of alleen samenvattingen). Ad 6 Resultaat van toezicht in jaarverslag De jaarlijkse rapportage van de KFD is geïntegreerd met het VI-jaarverslag. Daarnaast vindt er een aparte rapportage plaats over de storingen. In de toekomst is de bedoeling om jaarlijks “De staat van de nucleaire veiligheid” te publiceren. Het effect van het toezicht bepalen is ook voor de KFD een lastige. Het aantal verhinderde ongevallen en overtredingen is moeilijk meetbaar. Verder is bij een geconstateerde verbetering niet goed te onderscheiden wat de bijdrage is van de overheid of de druk van de samenleving en het uitgevoerde beleid van het bedrijf. De KFD is op zoek naar een eigen handvat om concreet te meten het aantal verbeteracties dat toezichtgenieters hebben doorgevoerd n.a.v. KFD verzoeken. Voorbeelden zijn de verbeteracties op grond van verplichte veiligheidsevaluaties en internationale missies (OSART). Bij het reguliere inspectiewerk is dit lastiger aan te tonen. Het gaat uiteindelijk over de nucleaire veiligheid en het steeds verder reduceren van de kans op ongevallen. Dit gaat verder dan de constatering dat er sprake is van voldoende naleving. Ad 7 Eigen werkwijze van de toezichthouder regelmatig laten toetsen Is op dit moment geen nationale praktijk. Wel wordt er 3-jaarlijks een toetsing uitgevoerd van de uitvoering van de Regulatory Body door collega’s aan de hand van een nationaal rapport. Bij de IAEA (Internationaal Atoom Energie Agentschap) is een service beschikbaar (IRRT: internationale regulatory review team) om na self assessment de activiteiten te toetsen aan wat internationaal gangbaar is. De KFD is lid van de internationale werkgroep WGIP (werkgroep inspectiepraktijken). Hierin worden inspectiemethoden uitgewisseld en belangrijke thema’s uitgewerkt. Er zijn wel elementen aanwezig.
8
3. Conclusie, opgaven voor de toekomst en bijbehorende dilemma’s Uit deze bijdrage blijkt dat de VI op het terrein van transparantie goed op weg is. Op onderdelen is het vormgeven van transparantie nog in ontwikkeling. De belangrijkste daarvan zijn het actief openbaar maken van toezichtsbevindingen en het betrekken van maatschappelijke groeperingen. Met het extern laten toetsen van de eigen werkwijze is nog niet echt een aanvang gemaakt. •
Het actief openbaar maken van toezichtsbevindingen is in ontwikkeling. Naast de rapportages aan de Tweede Kamer worden onderzoeksrapporten ook met persberichten aan de pers gepresenteerd. De actieve openbaarheid krijgt sinds kort extra aandacht, mede vanwege de wens van medewerkers om de zichtbaarheid van de VI in de samenleving te vergroten. In de afgelopen 4 maanden was inspecteur-generaal Wolters 3 maal landelijk in het nieuws (NOS-journaal en landelijke dagbladen) om resultaten van onderzoek naar onder andere vuurwerk en de veiligheid van platte daken (bij hevige sneeuwval of extreme regenval) te presenteren. Dit kan ertoe leiden dat de (wens tot) openbaarheid en zichtbaarheid op gespannen voet komt te staan met het primaire doel, het bevorderen van de naleving van de regelgeving. Het bevorderen van de naleving van de regelgeving is niet in alle gevallen gediend met breed uitgemeten publiciteit. Een bedrijfstak die collectief in de schijnwerpers is gezet als overtreder van regels gaat deze niet per definitie sneller naleven, dan een bedrijfstak die met andere interventie-instrumenten wordt aangepakt. In extreme gevallen kan publiciteit op grote schaal leiden tot verharding van standpunten en volharden van de overtreders in hun foutieve gedrag. Wij pleiten niet voor een terugkeer naar een gesloten in zichzelf gekeerde toezichthouder; integendeel. Wel vinden we het verstandig om bij de keuze of grootschalige publiciteit zal worden ingezet de effecten op het naleefgedrag in de betreffende sector zwaar mee te laten wegen.
•
Het betrekken van maatschappelijke groeperingen bij het beleid van de VI. Ook op dit punt is de VI in ontwikkeling. Met brancheorganisaties worden contacten gelegd om te verkennen waar samenwerking mogelijk is, vanuit het perspectief dat via brancheorganisaties op de doelgroep toegesneden voorlichting georganiseerd kan worden; dat brancheorganisaties kunnen bevorderen dat aangesloten leden de regels naleven. Ook kunnen brancheorganisaties er belang bij hebben dat zogeheten free-riders worden aangepakt, waardoor oneerlijke concurrentie wordt voorkomen. De VI staat open voor signalen van burgers, en heeft een belangrijk deel van de werktijd van medewerkers vrij gemaakt om op die signalen te reageren. Burgers en bedrijfsleven worden echter nog nauwelijks betrokken bij het maken van keuzes in prioriteitstelling en programmering. De VI heeft dit onderkend en een portefeuille Burgers ingesteld. Op dit punt kan de VI nog een slag maken. De professionaliteit van de VI zal daarbij moeten voorkomen dat de VI zich teveel laat meeslepen door brancheorganisaties of door burgers die vanuit hun eigen deelbelang prioriteiten zullen aandragen.
•
Externe toets van de eigen werkwijze. Voor zover ons bekend zijn er nog geen vergevorderde plannen om de eigen werkwijze van de VI extern tegen het licht te houden. Wij zijn van mening dat een volwassen toezichthouder die anderen (bedrijven en overheden) “de maat neemt”, ook zijn eigen wijze van functioneren met enige regelmaat tegen het licht moet houden en hierover moet berichten. Het risico van een dergelijke toets is natuurlijk dat het aanzien van de toezichthouder bij een negatieve uitkomst schade oploopt. Dit risico achten wij minder groot dan verder werken zonder een dergelijke toets, met daarbij het risico dat een ondermaats functioneren niet of pas in een heel laat stadium wordt opgemerkt.
9