‘Ontwikkeling van de instrumenten RMIS en RMOS’ Computersimulatie model en organisatieconcept ter ondersteuning van het beslissingsproces voor de herontwikkeling van het gebied Waalhaven‐Zuid.
1/84
COLOFON Titel afstudeerproject: ‘Ontwikkeling van de instrumenten RMIS en RMOS’ Computersimulatie model en organisatieconcept ter ondersteuning van het beslissingsproces voor de herontwikkeling van het gebied Waalhaven‐Zuid. Naam student: Bartel Reijnierse Studienummer: 9690494 Adres: Kinkerstraat 218d 1053 EM Amsterdam Telefoonnummer: 06‐54398256 E‐mail adres:
[email protected] Naam laboratorium: Urban Re‐development Msc. Real Estate & Housing Faculty of Architecture, Technical University of Delft Begeleiding afstuderen: dr.ir. P.P.J. van Loon Vakgroep Real Estate & Housing sectie CAAD ir. S.W. Bijleveld Vakgroep Real Estate & Housing sectie Bouweconomie Gecommitteerde: drs. H.J. Rosenboom Vakgroep Urbanism
2/84
VOORWOORD Voor u ligt mijn afstudeerscriptie voor de studie Bouwkunde aan de TU Delft voor het vakgebied van Real Estate Management, te weten ‘Ontwikkeling van de instrumenten RMIS en RMOS’, Computersimulatie model en organisatieconcept ter ondersteuning van het beslissingsproces voor de herontwikkeling van het gebied Waalhaven‐Zuid. In deze scriptie staat besluitvorming voor integrale gebiedsontwikkeling centraal. Aan de hand van een actuele herontwikkelingsopgave Waalhaven‐Zuid heb ik een instrumentarium voor gebiedsontwikkeling ontwikkeld voor toepassing binnen de organisatie van het Havenbedrijf Rotterdam. Het onderzoek heb ik verricht binnen het Havenbedrijf gedurende de periode december 2008 tot en met januari 2010. Door het organiseren van diverse workshops en een experiment heb ik de benodigde informatie vergaard vanuit verschillende betrokken afdelingen van het Havenbedrijf. Met dank aan eenieder die in welke vorm dan ook een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze scriptie, met name de medewerkers van het Havenbedrijf Rotterdam, Een bijzonder woord van dank gaat uit naar mijn afstudeerbegeleiders en examinator de heren P.P. van Loon, S.W. Bijleveld en H.J. Rosenboom. Ook heb ik de technische ondersteuning van de heer P. Barendse zeer gewaardeerd. Delft, januari 2010
Bart Reijnierse
3/84
ABSTRACT The TU Delft and Port of Rotterdam have developed a management information system for integrated port area development. The instrument is an interactive 3D computer based simulation system that helps decision makers to explore a wide problem‐space. The computer is used for a larger information processing capacity the user’s judgement is needed for the decision making. The system can be used to assess the spatial and financial feasibility of the different aims of all those involved at an early stage. The use of the system encourages the different contracting parties to become involved in each other’s concerns. Integrated port area development is a way of adjusting the constructed areas to the (continuously) changing demands and needs of the port sector and society. Achieving the quantitative and qualitative aims and ambitions set during the integrated port area development process demands interaction and cooperation between involved departments of the Port of Rotterdam and extern parties. A pilot area (Waalhaven‐Zuid) has been chosen to develop and evaluate this instrument. It covers 100 ha and is a part of the eastern ports of Rotterdam. This area will become the scene of a large‐ scale transformation process into a mixed area for port activities, housing and working. Increased and more efficient commercial use of space in the port area is the main goal. This can be done by sharing facilities and utilities, innovative building, co‐siting and multi‐use of space for example. Such adjustments lead to intensification of use of space. In preparation crucial information regarding the current use of space is entered into the system. This information consists of the function, volume and ownership of the buildings, plots, infrastructure and public areas. During the simulation session different volumes of the buildings, infrastructure and public areas are added, modified and/or removed (steering). This is done by looking at the preferred future use of space, the costs and the profit and the planning involved. The system then immediately calculates the effect of the alternative courses of actions or solutions, on a financial and spatial level. The system output is automatically generated and presents the following results: 3D view area, programme, a set of density variables (Floor Space Index, Ground Space Index and Open Space Ratio) and a financial overview. This thesis is relevant for those (professionals and scholars) interested in science and area development, for students, for advisors, for real estate developers, for civic servants, project leaders and board members.
4/84
SAMENVATTING Deze scriptie introduceert in woord en beeld een ‘Ruimte Management Informatie Systeem’ (RMIS) en een ‘Ruimte Management Organisatie Systeem’ (RMOS) als innovatief en interactief sturingsinstrument voor de herontwikkeling van Waalhaven‐Zuid. Onderzoeksdoel Het doel van de ontwikkeling en evaluatie van dit instrumentarium is tweeledig. Ten eerste dient het onderzoek een bijdrage te leveren aan de kennis over ontwikkeling van instrumenten en modelleringtechnieken ten behoeve van het plan‐ en besluitvormingsproces binnen het vakgebied van integrale gebiedsontwikkeling. Ten tweede dient dit onderzoek een operationeel doel: het aanreiken van een instrument en werkwijze voor het oplossen van een ruimtelijke beslisopgave voor het Havenbedrijf Rotterdam. Deze beslisopgave bestaat uit een proces waarin meerdere beslissers gezamenlijk op creatieve en intelligente wijze moeten komen tot een combinatie van stedenbouwkundige elementen, zodanig dat dit tot intensief ruimtegebruik leidt. Dit proces wordt geleid door een projectleider. Het gebruik van de instrumenten RMIS en RMOS ondersteunt de projectleider in het inrichten van een omgeving waarin beslissers tot beslissingen kunnen komen die leiden tot intensiever ruimtegebruik. Systeemkenmerken Het RMOS en RMIS worden beschreven aan de hand van systeemkenmerken. Het RMIS is een informatiesysteem met twee specifieke kenmerken, (1) de koppeling tussen geometrische en numerieke gegevens; op deze wijze wordt het teken‐ en rekenproces geïntegreerd; (2) de koppeling tussen doel en middelen; zo moeten er voldoende effectieve stuurvariabelen zijn om de doelen te kunnen realiseren. Het RMOS is een organisatiesysteem met een drietal kenmerken, (1) de beslissers zijn afhankelijk van elkaar; (2) de beslissers vormen een multidisciplinair team waarbij de beslissers niet hiërarchisch ten opzichte van elkaar gerangschikt zijn; (3) iedere beslisser heeft een eigen probleemdefinitie en streeft zijn eigen doelen na, terwijl de beslisser ook een bijdrage wilt leveren aan een gezamenlijke oplossing. Het belangrijkste kenmerk van de combinatie van RMIS en RMOS is dat beslissingen tot stand komen op basis van inhoudelijke aspecten met de incorporatie van de sociale dynamiek tussen betrokken actoren. Resultaat Dit onderzoek heeft geleid tot de ontwikkeling van een computer simulatiemodel (RMIS), waarmee de beslissers ruimtelijke plannen genereren en visualiseren (3D) en direct doorrekenen. Het RMIS levert daarmee snel inzicht in onder andere de ruimtelijke gevolgen (mate van intensief ruimtegebruik) en financiële haalbaarheid (grond‐ en vastgoedexploitatie) van alternatieve grondgebruikbeslissingen. Het model is een kennisgedreven systeem voor een integrale planvorming. Dit betekent dat kennis en expertise van verschillende afdelingen nodig zijn voor haalbare oplossingsalternatieven. De toepassing van het RMIS heeft daarom een specifieke organisatievorm nodig. Deze vorm wordt gevonden en geboden in het RMOS.
5/84
Het RMOS wordt gekenmerkt door een matrixstructuur, waarbij de benodigde afdelingen op basis van kennis, expertise en beslissingbevoegdheid worden betrokken bij projectgroep. De afgevaardigde beslissers bedienen gezamenlijk en interactief het RMIS onder leiding van de projectleider. Door de interactie tussen de beslissers kan kennis uitgewisseld worden en draagvlak worden gecreëerd voor de aangedragen (deel)oplossingen. Conclusie Na de ontwikkeling van het RMIS en RMOS zijn beide systemen in de praktijk gebracht door middel van een experiment met deelnemers van het Havenbedrijf Rotterdam. Na afloop is het experiment uitgebreid geëvalueerd. De combinatie van de twee systemen verbetert het beslissingsproces en de haalbaarheid van oplossingvarianten mede door (1) de snelheid waarmee beslissingen genomen kunnen worden, (2) het meetbaar maken van de effectiviteit en efficiëntie van de beslissingen en (3) het ontwikkelen van een groter aantal oplossingsalternatieven.
Foto Waal‐Eemhaven in het Rotterdamse havengebied
6/84
INHOUDSOPGAVE COLOFON ........................................................................................................................................................................... 2 VOORWOORD .................................................................................................................................................................... 3 ABSTRACT .......................................................................................................................................................................... 4 SAMENVATTING ................................................................................................................................................................ 5 INHOUDSOPGAVE .............................................................................................................................................................. 7 OVER BESLUITVORMING, INFORMATIE EN ORGANISATIE .................................................................................................. 9
BESLISSINGSPROCES VOOR RUIMTELIJKE TRANSFORMATIE ................................................................................................ 9 BESLISSINGSONDERSTEUNENDE MODELLEN ................................................................................................................. 11 INFORMATIE ......................................................................................................................................................... 12 ORGANISATIE ....................................................................................................................................................... 13 DOEL VAN BESLISSINGSONDERSTEUNENDE MODELLEN ................................................................................................... 13 1 INLEIDING ..................................................................................................................................................................... 14
1.1 AANLEIDING ................................................................................................................................................... 14 1.2 PROBLEEMSTELLING ......................................................................................................................................... 15 1.3 ONDERZOEKSVRAGEN ....................................................................................................................................... 15 1.4 BESLISOPGAVE WAALHAVEN‐ZUID ...................................................................................................................... 16 1.5 DOELSTELLINGEN ............................................................................................................................................. 18 1.6 AANPAK ......................................................................................................................................................... 18 1.7 LEESWIJZER .................................................................................................................................................... 20 2 ACHTERGRONDEN VAN BESLISSEN EN STUREN IN GEBIEDSONTWIKKELING .................................................................. 21
2.1 ASPECTEN VAN GEBIEDSONTWIKKELING ................................................................................................................ 21 2.1.1 Integrale gebiedsontwikkeling ............................................................................................................ 21 2.1.2 Intensivering ruimtegebruik in gebiedsontwikkeling .......................................................................... 22 2.1.3 Complexiteit bij gebiedsontwikkeling ................................................................................................. 24 2.1.4 Lessen van deskundigen over gebiedsontwikkeling ............................................................................ 25 2.1.5 Financiële haalbaarheid van gebiedsontwikkeling ............................................................................. 27 2.2 BESLISSEN EN STUREN ....................................................................................................................................... 30 2.2.1 Beslissingsondersteunende modellen voor gebiedsontwikkeling ....................................................... 30 2.2.2 Sturingsconcepten in relatie tot beslissen .......................................................................................... 32
7/84
2.2.3 Managementmethoden ...................................................................................................................... 35 3 HET RUIMTE MANAGEMENT INFORMATIE EN ORGANISATIE SYSTEEM ......................................................................... 38
3.1 SYSTEEMLEER .................................................................................................................................................. 38 3.2 BESTURING ..................................................................................................................................................... 39 3.3 SYSTEEMOPBOUW RMIS&RMOS ..................................................................................................................... 41 3.4 SYSTEEMKENMERKEN ....................................................................................................................................... 42 4 HET RMIS&RMOS WAALHAVEN‐ZUID ............................................................................................................................ 45
4.1 RMIS WAALHAVEN‐ZUID ................................................................................................................................. 45 4.1.1 Structurering van de beslisopgave Waalhaven‐Zuid op objectniveau ................................................ 45 4.1.2 Beslissingen voor modellering van de beslisopgave Waalhaven‐Zuid op objectniveau ..................... 47 4.1.3 Beschrijving van het stedenbouwkundig simulatie model Waalhaven‐Zuid (RMIS) ........................... 52 4.1.4 Gevoeligheidsanalyse variabelen ....................................................................................................... 59 4.2 RMOS WAALHAVEN‐ZUID ................................................................................................................................ 64 4.2.1 Structurering van de beslisopgave Waalhaven‐Zuid op organisatieniveau ........................................ 64 4.2.2 Beslissingen voor modellering van de beslisopgave Waalhaven‐Zuid op organisatieniveau ............. 65 4.2.3 Beschrijving van het organisatiemodel RMOS voor toepassing RMIS ................................................ 66 5 EXPERIMENTEN MET HET RMIS&RMOS WAALHAVEN‐ZUID .......................................................................................... 71
5.1 OPZET VAN DE EXPERIMENTELE SESSIE VAN DE RMIS/RMOS .................................................................................. 71 5.2 SESSIE RMIS&RMOS WAALHAVEN‐ZUID ........................................................................................................... 71 5.3 EVALUATIE PROTOTYPEN RMIS/RMOS WAALHAVEN‐ZUID .................................................................................... 74 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .................................................................................................................................... 75 BEGRIPPENLIJST ............................................................................................................................................................... 78 LITERATUUR .................................................................................................................................................................... 82 BIJLAGE 1 HANDLEIDING RMIS ......................................................................................................................................... 84 BIJLAGE 2 TECHNISCHE VERANTWOORDING RMIS ........................................................................................................... 84 BIJLAGE 3 SYSTEEMBENADERING IGOMOD ...................................................................................................................... 84 BIJLAGE 4 TYPE VASTGOED WAALHAVEN –ZUID .............................................................................................................. 84 BIJLAGE 5 INFRASTRUCTURELE PROFIELEN WAALHAVEN‐ZUID ........................................................................................ 84 BIJLAGE 6 IN‐/UITVOER EXPERIMENT RMIS/RMOS ......................................................................................................... 84
8/84
OVER BESLUITVORMING, INFORMATIE EN ORGANISATIE Het hoofdthema van deze scriptie is besluitvorming in ruimtelijke transformatieprocessen. Informatie en organisatie spelen daarin een belangrijke rol. In deze scriptie wordt de besluitvorming vanuit het oogpunt van ingenieurs benaderd (het instrumentele perspectief), die beslissingsondersteunende modellen ontwerpen, bouwen en/of toepassen. In dit hoofdstuk worden enkele begrippen nader gedefinieerd die gehanteerd zijn voor het onderzoek en de ontwikkeling van het Ruimte Management Informatie Systeem (RMIS) en Ruimte Management Organisatie Systeem (RMOS). Een uitgebreide lijst van gebruikte (hoofd)begrippen en definities in dit onderzoek staat aan het einde van deze scriptie. BESLISSINGSPROCES VOOR RUIMTELIJKE TRANSFORMATIE Aan ruimtelijke transformatie van de gebouwde omgeving ligt een managementopgave ten grondslag. Ruimtelijke transformatie is een verandering van fysieke kenmerken, plaats en tijd daarbij inbegrepen1. In deze scriptie wordt management omschreven als besturen, in de betekenis van het doelgericht beïnvloeden van (een onderdeel) van een organisatie en van de interne en externe processen. Doelgericht heeft betrekking op het uiteindelijk doen realiseren van een gewenste ruimtelijke transformatie. Een onderdeel van managen is beslissen. Beslissen wordt omschreven als het kiezen uit alternatieven met het oog op te bereiken doelen. Verschillende ruimtelijke oplossingen ontstaan niet vanzelf, dat vereist een aantal stappen. Een veel gebruikte fasering van het beslissingsproces, is de door Simon (1960)2 beschreven indeling: • • •
intelligence, het herkennen van het probleem design, het ontwikkelen en evalueren van alternatieven choice, het kiezen van een alternatief
Deze drie fasen worden verder toegelicht. Intelligence In de intelligencefase wordt veelal op de intuïtie afgegaan voor de herkenning van het probleem. Problemen betreffen het verschil tussen het huidige ruimtegebruik en het gewenste ruimtegebruik. Om te mogen spreken van een probleem moet er een beslisser zijn die verschillende maatregelen kan nemen die met enige waarschijnlijkheid leiden tot een oplossing. Een probleem is altijd een oordeel van een actor met zijn perceptie van de werkelijkheid en zijn eigen subjectieve wensen. Achkoff (1978)3 spreekt van twee verschillende typen van probleemherkenning;
1
Leeuw, A.C.J., de, Bedrijfskundig Management Primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen 2002 2 Simon, H.A., The new science of management decision: Revised edition, Englewood Cliffs, 1960/1977, Prentice‐Hall 3 Ackoff, The Art of Problem Solving, John Wiley & Sons,1978, New York
9/84
• •
Re‐actief, het ongedaan maken van geconstateerde problemen. Pro‐actief, het inspelen op nieuwe mogelijkheden of kansen.
Design In de designfase wordt het probleem op een analytische4 wijze nader gedefinieerd. Ackhoff definieert een probleem aan de hand van een vijftal componenten5. 1. The one(s) faced with the problem, the decision maker(s). 2. The aspects of the problem situation the decision maker can control: the controllable variables. 3. Those aspects of the problem situation the decision maker cannot controlbut those which, together with the controlled variables, can affect the outcome of his choice: the uncontrolled variables. 4. Constraints imposed from within or without on the possible values of the controlled and uncontrolled variables. 5. The possible outcomes produced jointly by the decision maker's choice and the uncontrolled variables. De controllable variables zijn beïnvloedbaar door de beslisser en kunnen gebruikt worden om te sturen. De uncontrolled variables leveren informatie om beslissingen te nemen6. Een constrain is een expressie van een doel. Variabelen voor ruimtegebruik in deze scriptie zijn onder andere het aantal, de omvang en dichtheid van bepaalde vastgoedelementen in een gebied. Na het beschrijven van het probleem worden alternatieve oplossingen ontworpen7 en deze worden op basis van bepaalde criteria geëvalueerd. Choice In de choicefase wordt uiteindelijk een keuze gemaakt uit de alternatieven of een combinatie van oplossingsalternatieven op basis van criteria. De keuze wordt lastiger naarmate: • meerdere doelstellingen en/of criteria een rol spelen • er conflicterende criteria zijn • de criteria worden gemeten in niet‐vergelijkbare eenheden (en zijn soms ook kwalitatief van aard) • er meerdere beslissers zijn Er bestaan vele methoden om een keuze te maken uit een aantal alternatieven op basis van meerdere criteria en met meerdere beslissers, zoals wiskundige optimalisatie en multi criteria decision analysis. Dit onderzoek moet voornamelijk een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van methoden voor de intelligence‐ en designfase.
4
Analyseren (of: analytisch denken) is het systematisch ontleden van een complex probleem in zijn elementen Ackoff, The Art of Problem Solving, John Wiley & Sons,1978, New York 6 Vrolijk, H.C.J., Methoden en Regels voor de Projectplanning, Labyrinth Publication, 1996, Capelle a/d IJssel 7 Ontwerpen is een systematisch en creatief proces van activiteiten met als doel een model te maken van een toekomstig systeem dat de verlangde prestatie levert rekening houdend met randvoorwaarden (De Leeuw, 2002) 5
10/84
De fasen intelligence, design en choice worden opeenvolgend doorlopen. Terugkoppeling naar een voorgaande fase vinden plaats indien het probleem niet helder is geformuleerd, of bijvoorbeeld het aantal alternatieven tekort schiet.
Figuur 1; Intellegence‐Design‐Choise model van Simon (1960)
In elke fase worden beslissingen genomen. Zo moet in de intelligencefase worden besloten wanneer een probleem dusdanig belangrijk is dat de volgende fase van het beslissingsproces wordt ingegaan. In de designfase moet worden besloten of een beschrijving goed genoeg is om de volgende fasen in te gaan en moet een besluit worden genomen omtrent het aantal alternatieven dat wordt ontwikkeld en geëvalueerd. In de choicefase moet ondermeer een uitspraak worden gedaan over de criteria die bij de keuze van de uiteindelijke oplossing een rol spelen. BESLISSINGSONDERSTEUNENDE MODELLEN Vrolijk stelt: “Het proces van beslissen vraagt om het bestuderen van het relevante deel van de werkelijkheid. De werkelijkheid, of de context waarin een probleem zich voordoet, is vaak te complex om in zijn geheel te bevatten en te bestuderen. Een model geeft een subjectieve weergave van de relevante aspecten van een probleem en is vervolgens het uitgangspunt voor het vinden van oplossingen voor het probleem8”. “Het vinden van een oplossing voor het probleem kan plaatsvinden door een algoritme9 die leidt tot (optimale) oplossing en/of het uitvoeren van experimenten met het model”. De term ‘beslissing” in beslissingsondersteunend benadrukt dat dergelijke modellen zijn gericht op het nemen van beslissingen en niet louter op het verwerken van gegevens en informatie. De term “ondersteunend” duidt erop dat het model niet gericht is op het vervangen van de beslisser maar op de ondersteuning van de beslisser. De beslisser maakt gebruik van de beschikbare methoden, bepaalt welke informatie wordt gebruikt en neemt de uiteindelijke beslissing. In het proefschrift van H. C. J. Vrolijk wordt een onderscheid gemaakt tussen Decision Support Systems (DSS) en Kennissystemen. Beide systemen zijn direct gerelateerd aan het nemen van beslissingen. Een kennissysteem heeft controle over het redeneerproces en kan een advies produceren. Of het aangedragen advies daadwerkelijk wordt uitgevoerd, is afhankelijk van de mate waarin de organisatie het systeem heeft voorgeschreven. Tabel 1 toont enkele kenmerkende verschillen tussen beide systemen.
8 9
Vrolijk, H.C.J., Methoden en Regels voor de Projectplanning, Labyrinth Publication, 1996, Capelle a/d IJssel ‘Algoritme’, het systematisch stelsel voor het uitvoeren van berekeningen, Van Dale, p.46 11/84
10
Tabel 1; Decision support systeem vs Kennissysteem
Beide systemen hebben voor‐ en nadelen. Uiteindelijk gaat het om de toepasbaarheid van het systeem en het verbeteren van het beslissingsproces. Er is een ontwikkeling gaande die componenten van beide systemen combineert. Zo worden op kennisgebaseerde decision support systemen of meer generieke decision support systemen (GDSS) ontwikkeld. INFORMATIE Om te kunnen beslissen is informatie11 nodig over de huidige situatie, doelstellingen, mogelijke stuurmaatregelen, oplossingsalternatieven en de gevolgen van beslissingen. Informatie met betrekking tot beslissingen voor ruimtelijke transformatie bestaan uit wat er kan veranderen in bestaand ruimtegebruik, welke (nieuwe) vormen van ruimtegebruik er zijn, wat je wil bereiken, wat beter is. Kortom: het bestaat uit data, definities, (evaluatieve en normatieve) oordelen, ruimtegebruik regels en kengetallen. Een beslisser kan onmogelijk beschikken over alle informatie. Informatie is soms niet of slechts beperkt beschikbaar, dit kan verband houden met de gevoeligheid van de informatie of de inspanning die het vergt om het te verkrijgen. Een overmaat aan in informatie kan resulteren in een verlamming van het beslissingsproces. Voor gegevens‐ en informatieverwerking worden allerlei computersystemen ontwikkeld. Systemen die zich richten op het aanleveren van de noodzakelijke informatie in directe relatie met de beslissingen die genomen moeten worden zijn Management Informatie Systeem (MIS). De systemen hebben veelal een bedrijfseconomisch karakter (kostenbeheersing, resultaatbepaling en verantwoording). “Management Informatiesystemen zijn computersystemen die gericht zijn op de managementprocedures in een organisatie die betrekking hebben op de besturing en planning van primaire processen en die daarmee voorzien in de informatiebehoeften van managers12”.
10
Vrolijk, H.C.J., Methoden en Regels voor de Projectplanning, Labyrinth Publication, 1996, Capelle a/d IJssel Informatie betreft zodanig bewerkte gegevens (data) dat de beslisser er een betekenis aan kan toewijzen 12 O’Brien, J., Management Information Systems – Managing Information Technology in the Internetworked Enterprise, Irwin McGraw‐Hill, 1999, Boston 11
12/84
ORGANISATIE Er zijn verschillende perspectieven waaruit een organisatie kan worden beschreven. Vanuit de instrumentele benadering is een organisatie in relatie tot ruimtemanagement een middel om ruimtelijke transformatie te doen realiseren. Het beslissingsproces van ruimtelijke transformatie is een meerstemmig proces, waarbij beslissingen het resultaat zijn van de interactie met actoren. Een beschrijving van een organisatie vanuit een interactieperspectief13 is voor dit onderzoek daarom relevant. De Leeuw combineert het instrumentele perspectief en het interactieperspectief in de volgende beschrijving van organisaties. Organisaties zijn instrumenten om doelen te realiseren en worden daartoe ontworpen, maar de enige manier waarop die gedachte werkelijkheid kan worden, is ze te verbinden met het evenzeer fundamentele idee dat organisaties in werkelijkheid worden gemaakt door interacterende mensen. 14 De toepasbaarheid en de effectiviteit van beslissingsondersteunde modellen in een organisatie hangt af van de structuur, cultuur en werkwijze van de organisatie en de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en competenties van de beslissers. DOEL VAN BESLISSINGSONDERSTEUNENDE MODELLEN Het gebruik van beslissingsondersteunende modellen moet het beslissingsproces en de kwaliteit van de beslissing verbeteren.15 Verbeteren heeft betrekking op; • • • • •
Snelheid waarmee beslissingen genomen worden Effectiviteit van de beslissing Efficiënte van de beslissing Het aantal alternatieven dat in het beslissingsproces betrokken word Haalbaarheid van de beslissing
13
Het interactieperspectief is een benadering waarbij je de interacties (het ageren en reageren van mensen op elkaar) centraal stelt (De Leeuw, 2002) 14 Leeuw, de, Bedrijfskundig management primair proces, Strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002 15 Vrolijk, H.C.J., Methoden en regels voor de projectplanning, Labyrinth Publication, Capelle a/d IJssel, 1996
13/84
1 INLEIDING 1.1 AANLEIDING Mijn bijzondere interesse gaat uit naar de aansturing van een planvormingsproces. “Een planvormingsproces is een proces van probleemdefiniëring, het genereren van oplossingsrichtingen en de uitwerking daarvan, dat uitmondt in een samenhangend ruimtelijk plan”16. Een integrale gebiedsgerichte aanpak binnen het vakgebied Real Estate Management vind ik cruciaal voor de kwaliteit van de gebouwde omgeving, een vastgoedobject staat immers nooit op zichzelf, maar altijd in relatie met zijn omgeving. Het besluitvormingsproces voor stedelijke gebiedsontwikkeling verloopt grillig en is inhoudelijk en organisatorisch complex door: verwevenheid van vakdisciplines en verschillende schaalniveaus, onzekerheden (over de huidige toestand, omgevingsfactoren en doelstellingen van de actoren), afnemende bestuurbaarheid en de heterogeniteit van bestuurstaken. Het bereiken van de kwantitatieve en kwalitatieve ambities bij het integraal ontwikkelen van een gebied vereist interactie en samenwerking tussen betrokken partijen. Dit wordt nader uiteengezet in hoofdstuk 2 (Achtergronden van beslissen en sturen in gebiedsontwikkeling). De afdeling Real Estate and Housing van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft startte omstreeks 2004 met het onderzoeksterrein Integrale Gebiedsontwikkeling. Afgelopen jaren zijn door deze afdeling diverse instrumenten ontwikkeld, om een meer integrale en/of interactieve plan‐ en besluitvorming voor stedelijke gebiedsopgaven te bewerkstelligen. In de praktijk is steeds meer behoefte aan dergelijke instrumenten waarneembaar, zo ook bij het Havenbedrijf Rotterdam. Eind 2009 is vanuit het Port Research Center (samenwerkingsverband TU Delft en Havenbedrijf Rotterdam) de vraag ontstaan naar dergelijke instrumenten voor het sturen van de ruimtelijke herontwikkeling van het havengebied. Bij het Havenbedrijf beperkt gebiedsontwikkeling zich momenteel op kavel niveau, zodat er geen waarde uitwisseling kan plaatsvinden tussen onrendabele en meer winstgevende projecten. Daarnaast is er weinig aandacht voor het ontwikkelen van alternatieven en bestaat er geen methode voor het evalueren en classificeren van oplossingsvarianten. De oplossingsvarianten worden niet direct getoetst op de financiële haalbaarheid. Overige aandachtspunten in het besluitvormingsproces zijn het expliciet en operationeel maken van de doelen, het bepalen van de ruimtecapaciteit en het vergroten van de capaciteit voor informatieverwerking. Om complexe problemen op te lossen gaat mijn voorkeur uit naar het gebruik van modellen, om een vereenvoudigde weergave van de situatie weer te geven waarin hoofd‐ en bijzaken worden gescheiden en (causale ed.) relaties worden weergeven. Hierbij vind ik het een uitdaging om met moderne technieken (software) te werken.
16
Talstra, ‘De kansen van locatiesynergie’ (2003), in Real Estate Magazine /38, ARKO uitgeverij, 2005 14/84
Het pilotgebied Waalhaven‐Zuid is met een eigen beslisopgave gekozen voor het construeren en testen van RMIS& RMOS17als innovatief en interactief sturingsinstrument. Het RMIS en RMOS zijn gebaseerd op het teken&rekenmodel IGOMOD18 en een multi‐actoren beslissysteem Urban Decision Room19. 1.2 PROBLEEMSTELLING De voorgaande aanleiding heeft geleid tot de onderstaande probleemstelling: Bij het Havenbedrijf Rotterdam bestaat de behoefte aan een instrumentarium om meer inzicht te krijgen in de financiële haalbaarheid van ruimtelijke herontwikkeling en nadrukkelijker te sturen op intensiever ruimtegebruik, gebruikmakend van de aanwezige kennis en organisatieleden. 1.3 ONDERZOEKSVRAGEN Om deze probleemstelling uit te werken en ten einde de oplossingsmethode te bepalen zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd. •
• • •
Wat maakt integrale gebiedsontwikkeling een complex proces en op elke wijze kan tegemoet worden gekomen aan de inhoudelijke en organisatorische complexiteit van de herontwikkeling van het havengebied? Op welke wijze kan de financiële informatie op een efficiënte en inzichtelijke manier worden verzameld omtrent de haalbaarheid van stedelijke gebiedsopgaven? Op welke wijze kan de ruimte intensiever gebruikt worden en hoe kan dit worden gemeten? Welke beslissingsondersteunende instrumenten zijn reeds ontwikkeld voor integrale gebiedsontwikkeling?
Bij de ontwikkeling van een instrument dienen de volgende aanvullende vragen zich aan: • • • • •
Uit welke elementen wordt het model opgebouwd en wat zijn de stuurvariabelen? Wat zijn de eisen waaraan het model moet voldoen? Op welke wijze kan het instrumentarium ondersteunend zijn in een multi‐actoren besluitvormingsproces voor ruimtelijke gebiedsopgaven? Welke bijdrage moet een dergelijk instrumentarium leveren voor Waalhaven Zuid op het gebied van financiële haalbaarheid en intensief ruimtegebruik? Op welke wijze kan het instrumentarium in de praktijk geëvalueerd worden?
17
RMIS& RMOS is een voor afkorting voor Ruimte Management Informatie en Organisatie Systeem IGOMOD is een afkorting voor Integrale Gebiedsontwikkeling (reken)model en is ontwikkeld door ir. S.W. Bijleveld afd. RE&H, TU Delft 19 Urban Decision Room systemen worden ontwikkeld onder leiding van dr.Ir. P.P.J van Loon, afd. RE&H, TU Delft 18
15/84
1.4 BESLISOPGAVE WAALHAVEN‐ZUID In de tussentijdse rapportage van Innovatieteam Ruimte 20 staat dat ruimte de meeste tastbare asset van het Havenbedrijf Rotterdam is. De uitgeefbare ruimte binnen het havengebied wordt steeds schaarser. Steeds vaker is er onvoldoende ruimte beschikbaar voor potentiële nieuwe klanten en voor uitbreiding voor bestaande klanten. Dit is een onwenselijke situatie. De haven heeft ruimte nodig voor groei, de haven van Rotterdam wil ook in de toekomst de grootste van Europa blijven. Ruimte bieden aan bedrijven om zicht verder te ontwikkelen door het beter benutten van de bestaande ruimte en infrastructuur is een hoofddoelstelling. Binnen het havenbedrijf zijn verschillende afdelingen verantwoordelijk vanuit hun eigen specifieke expertise voor het geven van advies en/of het nemen van (deel)beslissingen voor de herontwikkeling van Waalhaven‐Zuid.
Figuur 2; Havengebied in Rotterdam
De ambities van het Havenbedrijf voor het pilotgebied Waalhaven‐Zuid zijn: •
• •
(Her)ontwikkeling en intensiveren Waalhaven‐Zuid tot modern en ruimte‐efficiënt distripark, dat ruimte biedt aan kleine en middelgrote logistieke en distributie bedrijven en aanverwante (kennisintensieve) bedrijvigheid Bereikbaarheid/ontsluiting van het gebied optimaliseren en bewaken In het kader van het programma beeldkwaliteit is Waalhaven‐Zuid aangewezen als potentieel representatief gebied. Het gebied maakt in de huidige situatie een verloederde indruk. Een deel van het vastgoed is in slechte staat en de uitstraling van de buitenruimte laat op deellocaties te wensen over
•
Uitplaatsen van niet in het gebied passende bedrijvigheid
20
Innovatie Team Ruimte van het Havenbedrijf Rotterdam, Tussentijdse Rapportage, mei 2009
16/84
Figuur 3; Waalhaven‐Zuid
Het beslisprobleem heb ik als volgt geformuleerd. De opgave voor het Havenbedrijf is tweeledig: •
•
Hoe kunnen de beslissers op een creatieve en intelligente wijze met alle stakeholders komen tot een combinatie van elementen (gebouwen, infrastructuur, groen, etc). Zodanig dat dit tot intensief ruimtegebruik leidt? Hoe gaat de projectleider de omgeving van beslissers organiseren, zodat ze beslissingen nemen, gebruikmakend van het Ruimte Management Informatie Systeem (RMIS), die leiden tot intensiever ruimtegebruik?
Voor deze beslisopgaven is besloten om een 3D computersimulatie model (RMIS) voor de herontwikkeling van Waalhaven‐Zuid met een bijbehorende organisatie concept (RMOS) te ontwikkelen voor toepassing binnen het Havenbedrijf Rotterdam. Een simulatiemodel vergroot het inzicht in de bestaande situatie en biedt de mogelijkheid alternatieven te ontwikkelen en door te rekenen om deze met de bestaande situatie te vergelijken. Een simulatiemodel kan de intelligence‐ en designfase ondersteunen.
17/84
1.5 DOELSTELLINGEN De aanleiding, probleemstelling en beslisopgave hebben geleid tot de volgende drie hoofddoelstellingen: 1. Met mijn onderzoek wil ik een bijdrage leveren aan de kennis over de ontwikkeling van instrumenten en modelleringstechnieken ten behoeve van het plan‐ en besluitvormingsproces binnen het vakgebied van integrale gebiedsontwikkeling. 2. Het ontwikkelen van een prototype beslissingondersteunend instrument en sturingsconcept voor de beslisopgaven voor Waalhaven‐Zuid. Met deze instrumenten kunnen de beslissers gezamenlijk en interactief op een snelle wijze; • • • • • • • •
inzicht verkrijgen in de huidige situatie oplossingalternatieven genereren oplossingalternatieven 3D visualiseren oplossingalternatieven evalueren gelijktijdig tekenen en rekenen meten van de mate van intensief ruimtegebruik zoeken naar financiële dekkingsmogelijkheden de financiële haalbaarheid berekenen
3. Het project kan met de ontwikkelde toepassing een bijdrage leveren aan de werkwijze (methoden, technieken, ICT instrumenten) met een bijpassend organisatieconcept (taken, samenhang, werkprocessen) voor het opstellen van plannen en voor het nemen van uitvoeringsbesluiten aangaande intensivering van het ruimtegebruik van de Rotterdamse havengebieden. 1.6 AANPAK Mijn afstudeerproject bestaat uit twee fasen, een vooronderzoek en de daadwerkelijke ontwikkeling van het beslissingsondersteunde model (zie figuur )21. Het vooronderzoek bestaat uit drie onderdelen; • Bestuderen van de theorie van integrale gebiedsontwikkeling. Integrale gebiedsontwikkeling is een multidisciplinair vak. Naast de stedenbouwkundige ontwerp‐ en planningsdiscipline, wordt kennis uit de volgende vakgebieden ontleend: bouweconomie, bouwinformatica, bouwmanagement, bestuur‐ en besliskunde.
21
Dit is een aangepaste versie van het “Structure of a decision‐making process using a decision‐making model” van dr.ir. P.P.J. van Loon toegespitst op mijn onderzoek
18/84
• Zoeken naar samenhang en het inzichtelijk weergeven van de rol van het beslissingondersteunde model IGOMOD door toepassing van de methodiek van de systeemleer. • Voor dit onderzoek is een casestudy geselecteerd. Het pilotgebied Waalhaven‐Zuid is met een eigen beslisopgave gekozen voor het ontwikkelen van een prototype beslissingsondersteunend model. Voor dit pilotgebied is gekozen, omdat een actuele complexe gebiedsontwikkeling betreft. Dit onderzoek levert informatie aan de projectgroep Waalhaven‐Zuid en vice versa.
Figuur 4; onderzoek‐ en ontwikkelingstraject
Het ontwikkelingproces van het protype beslissingondersteunde model bestaat uit: •
• •
Definiëren van de problematiek door de aard van het probleem te onderzoeken, doelstellingen te formuleren die tot een oplossing leiden en de huidige situatie nauwkeurig weer te geven. Hiervoor is er intensief samengewerkt met het havenbedrijf en heb ik drie workshops georganiseerd. Bouwen van het model met de expertise van ir. P. Barendse (TU Delft), expert op het gebied van ontwerp‐ en beslissystemen. Evalueren van de geldigheid van het model in de praktijk door het uitvoeren van een experiment.
Uit het bovenstaande onderzoek‐ en ontwikkelingstraject, vloeien aanbevelingen voort over de verdere ontwikkeling en definitieve toepassing van het model.
19/84
1.7 LEESWIJZER Deze scriptie omvat naast een voorwoord, een abstract en een samenvatting, een vijftal hoofdstukken. Voorafgaand aan de hoofdstukken worden in ‘Over ruimte, managent, informatie en organisatie’ al enkele begrippen en definities, zoals gehanteerd in dit onderzoek, nader beschreven. Aan het einde van deze scriptie staat een uitgebreide lijst van begrippen, zoals gehanteerd in dit onderzoek. Het is aan te bevelen deze te raadplegen alvorens deze scriptie te lezen. Hoofdstuk 1 Inleiding In dit hoofdstuk treft u een beschrijving aan van de aanleiding, de doelstellingen en de aanpak van het onderzoek. Hoofdstuk 2 Achtergronden van beslissen en sturen in gebiedsontwikkeling Het tweede hoofdstuk geeft een beschrijving van de achtergronden van de bestuurskundige en inhoudelijke relevante aspecten van integrale gebiedsontwikkeling voor dit onderzoek. De aspecten die aan bod komen zijn complexiteit, intensivering ruimtegebruik, financiële haalbaarheid, beslissingsondersteunende modellen, organisatiestructuren en proces‐management. Hoofdstuk 3 Het Ruimte Management Informatie en Organisatie Systeem Dit hoofdstuk geeft een methodisch systeemtechnische uiteenzetting van de systemen RMIS en RMOS. De uitgangspunten voor deze systemen worden omschreven in termen van systeemkenmerken. Hoofdstuk 4 Het RMIS&RMOS Waalhaven‐Zuid In het vierde hoofdstuk wordt de ontwikkeling en de opbouw van de systemen RMIS en RMOS beschreven voor de concrete stedenbouwkundige ontwerpopgave Waalhaven‐Zuid. De modelleringsbeslissingen worden geformuleerd en verantwoord. Hoofdstuk 5 Experimenten met het RMIS&RMOS Waalhaven‐Zuid Een rapportage en evaluatie van de uitgevoerde experimentele sessie met het RMIS&RMOS systeem. Conclusies en aanbevelingen De scriptie wordt afgesloten met aanbevelingen en conclusies. Aan de hand van de vooraf geformuleerde doelstellingen wordt het model, de ontwikkeling van het model en de toepassing getoetst. De scriptie wordt afgesloten met zelfreflectie, en in de aanbevelingen wordt het onderzoek gerelativeerd en zijn suggesties voor eventueel vervolgonderzoek opgenomen.
20/84
2 ACHTERGRONDEN VAN BESLISSEN EN STUREN IN GEBIEDSONTWIKKELING 2.1 ASPECTEN VAN GEBIEDSONTWIKKELING 2.1.1 INTEGRALE GEBIEDSONTWIKKELING De aandacht voor gebiedsontwikkeling neemt toe daar waar de ordening via ruimtelijke plannen (ook wel toelatingsplanologie genoemd) van overheden de beoogde gebiedsontwikkeling maar beperkt stuurt. Nota’s ruimtelijke ordening, streekplannen en bestemmingsplannen worden in essentie opgesteld door een overheidsorganisatie. Maar dat eenstemmige beleid blijkt in praktijk vaak niet realiseerbaar. 22 En dat heeft vooral te maken met de spanning tussen de eenstemmige plannen enerzijds en de meerstemmigheid van de ruimtelijke realiteit anderzijds. Elke partij handelt vanuit zijn eigen bestaande en nieuwe belangen, invalshoek en expertise. Vaak beschikken alle actoren over middelen om een deel van hun zin door te drukken en om de ambities van anderen te frustreren. De verschillende functies in een gebied kennen onderling een grote samenhang. Samenhang heeft betrekking op de ruimtelijke en functionele integratie van projectonderdelen, maar ook op de wisselwerking van het project als geheel met voorzieningen in de omgeving. 23 De afdeling Real Estate and Housing van de faculteit Bouwkunde van de TU Delft startte omstreeks 2004 met het onderzoeksterrein Integrale Gebiedsontwikkeling. Het kenniscentrum PPS definieert Integrale Gebiedsontwikkeling als volgt: Het komen tot een afstemming van verschillende functies (wonen, werken creëren, mobiliteit, etc) en belangen (publieke en privaat), leidend tot een totaaloplossing voor het betreffende plangebied. De beste totaaloplossing is die oplossing, waarin voor elke belanghebbende de verhouding tussen potentiële meerwaarde en gevraagde investering is geoptimaliseerd. 24 Ondanks de toenemende kennis en ervaring op het onderzoeksterrein van integrale gebiedsontwikkeling en de handeling daarnaar, garandeert geen enkele generieke aanpak succes, omdat elk project uniek is. Zo kan op elk moment het draagvlak afkalven, kunnen nieuwe eisen zich aandienen, de middelen afnemen, de samenstelling van arena’s qua personen en organisaties onvoorzien veranderen en dienen zich andere onvoorziene gebeurtenissen aan.25
22
Bruijn, H.d., e.a., Meervoudig ruimtegebruik en het management van meerstemmige processen, uitgeverij Lemma, Utrecht, 2004, p.14 23 Bult‐Spiering, M., e.a., Handboek publiek‐private samenwerking, uitgeverij Lemma, Utrecht, 2005, p.93 24 Bult‐Spiering, M. e.a., Handboek publiek‐private samenwerking, uitgeverij Lemma, Utrecht, 2005, p.93 25 Bruijn, H.d., e.a., Meervoudig ruimtegebruik en het management van meerstemmige processen, uitgeverij Lemma, Utrecht, 2004, p.14
21/84
2.1.2 INTENSIVERING RUIMTEGEBRUIK IN GEBIEDSONTWIKKELING Steeds meer ruimte is al in gebruik en er zijn vele claims voor nieuw en additioneel gebruik. Nieuwe claims worden gelegd op bestaand ruimtegebruik en dat daagt uit tot intensivering van het ruimtegebruik. In dit onderzoek heeft intensiever ruimtegebruik betrekking op creëren van een hogere bebouwingsdichtheid en niet zo maar ruimte ongebruikt laten. Intensiever ruimtegebruik kan een gunstige invloed hebben op de grondexploitatie voor een gebiedsontwikkeling. De mogelijkheden voor intensivering kunnen onderscheiden worden op het niveau van kavel&gebouw en terrein als geheel (zie onderstaande figuur26)
Figuur 5; Mogelijkheden voor intensivering naar gebouw&kavel en terrein
Verdichten, stapelen en ondergronds bouwen zijn geen vernieuwende oplossingsalternatieven, ze worden vaak bij voorbaat als financieel onwenselijk afgedaan, zolang grond niet schaars is. Op vervoersknooppunten (stationslocaties, vliegvelden e.d.) en in stedelijke centra vindt steeds meer verdichting plaats en meervoudig ruimtegebruik. De managementopgave van meervoudig ruimtegebruik is van cruciaal belang en zal in de toekomst steeds urgenter worden. Geen der partijen is zelfstandig in staat om transities naar meervoudig ruimtegebruik tot stand te brengen zonder actieve inzet en bijdrage van anderen27. Meervoudig ruimtegebruik impliceert de ontwikkeling en realisatie van (nu nog gescheiden) ruimtelijke ingrepen die gecombineerd worden. Juist daar waar meervoudig ruimtegebruik nodig is, zal het creëren van samenhang meer dan ooit nodig zijn. Tegelijkertijd geldt dat deze maar in beperkte mate ‘van bovenaf’ kan worden afgekondigd. Het toevoegen van nieuwe functionaliteit vereist een intense afstemming met bestaande functies en met actoren die eigenaar zijn of baat hebben bij de bestaande functionaliteit.28 In de stedenbouw zijn diverse indicatoren voor intensivering of extensivering van ruimtegebruik ontwikkeld. Hieronder worden de netto/bruto verhouding, ground space index (GSI), floor space 26
Dinteren, J. van, en S. Weijermars, ‘Zorgvuldig ruimtegebruik en de ondernemer’, in Nova Terra, nr. 1, 2001, p. 26‐30 Bruijn, H.d., e.a., Meervoudig ruimtegebruik en het management van meerstemmige processen, uitgeverij Lemma, Utrecht, 2004, p.14 28 Bruijn, H.d., e.a., Meervoudig ruimtegebruik en het management van meerstemmige processen, uitgeverij Lemma, Utrecht, 2004, p.14 27
22/84
index (FSI) en de open space ratio (OSR) gevisualiseerd. Deze indicatoren zijn ontwikkeld voor het meetbaar maken van de mate van intensief ruimtegebruik. Hiermee is mogelijk: • • •
doelstellingen voor intensivering te kwantificeren de effectiviteit van de genomen beslissingen te bepalen voortgang te meten
Figuur 6; indicatoren voor in/extensief ruimtegebruik
23/84
2.1.3 COMPLEXITEIT BIJ GEBIEDSONTWIKKELING De managementopgave van integrale gebiedsontwikkelingen wordt als zeer complex betiteld, een sectorale benadering volstaat steeds minder. Meervoudige afstemming van verschillende schaalniveaus, verschillende fasen in het traject en verschillende beleidssectoren zijn nodig29. De inrichting van management en organisatie moet tegemoet komen aan deze complexiteit. Vanuit de besturingstheorie is evident dat de inrichting van besturende organen moet worden gekozen op basis van complexiteit van de bestuurlijke opgave. Volgens de theorie van De Leeuw heeft het complexiteitsbegrip in beginsel vier onafhankelijke dimensies30. Deze dimensies zijn: verwevenheid, onzekerheid, bestuurbaarheid en heterogeniteit. Verwevenheid variabelen Verwevenheid is een eigenschap van de structuur van de besturingsopgave. De complexiteit neemt toe, naarmate de verwevenheid toeneemt. De verwevenheid neemt toe naarmate het aantal variabelen toeneemt. De complexiteit hangt ook sterk af van de afhankelijkheid tussen deze variabelen. Zijn de onderlinge relaties eenvoudig te doorgronden dan is de opgave minder complex. De besturingsopgave is minder complex naarmate het beter kan worden opgesplitst. Het streven naar een meer integrale aanpak voor gebiedsontwikkeling leidt tot meer verwevenheid. Onzekerheid variabelen Bij onzekerheid wordt onderscheid gemaakt tussen gebrekkige voorspelbaarheid en ambiguïteit. Voorspelbaarheid is de mate waarin het mogelijk is voorspellingen te doen die uitkomen. Een hoge voorspelbaarheid komt overeen met een lage complexiteit. Is de voorspelbaarheid principieel laag, dan is (paradoxaal genoeg) de complexiteit ook laag, omdat in een situatie van werkelijke onvoorspelbaarheid geen moeite hoeft te doen om voorspellingen te maken. Een voorspelbaarheid die in principe hoog is, maar nogal wat inspanningen vergt, correspondeert met hoge complexiteit (bijvoorbeeld omdat er veel informatie moet worden ingewonnen en verwerkt). Ambiguïteit is onzekerheid ten gevolge van meerduidigheid wat betreft visie, doestellingen en/of belangen. Bestuurbaarheid organisatie Volgens De Leeuw is er sprake van een complexe bestuurbaarheid als de besturing van het systeem een grote bestuurlijke inspanning vraagt. Een maat daarvoor is de hoeveelheid te verwerken informatie31. De complexiteit van de bestuurbaarheid neemt toe, naarmate: • onderlinge prioriteit van doelstellingen niet helder is • de termijn van doelrealisatie en waardering in de tijd onbekend zijn • doelen veranderen in de tijd 29
Bruil, A.W., Wigmans, G., Hobma, F.A.M. en G.J. Peek, Integrale Gebiedsontwikkeling. Het stationsgebied ’s‐ Hertogenbosch, uitgeverij SUN, Nijmegen, 2004, p.13 30 Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig Management Primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen 2002, p. 197 31 Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig Management Primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.196
24/84
• • • • • • •
doelen niet expliciet zijn meerdere actoren met verschillende doelen betrokken zijn actuele toestand van het systeem onbekend is causale samenhang onbekend is relevante omgevingsinvloeden (externe omgeving en context) onbekend zijn stuurmaatregelen niet effectief of onbekend zijn capaciteit van informatieverwerking tekort schiet
Al deze punten leveren een bijdrage aan het toenemen van de complexiteit van de besturingsopgave. Heterogeniteit De totale besturingstaak van een organisatie bestaat uit deeltaken. De heterogeniteit neemt toe naarmate complexiteit en inhoud van deze deeltaken verschilt. In het geval van gelijksoortige deeltaken is sprake van homogeniteit en dat maakt de bestuursopgave minder complex. Integrale gebiedsontwikkeling beslaat een groot aantal verschillende deeltaken, hiervoor is een grote variëteit aan vaardigheden en kennis nodig. 2.1.4 LESSEN VAN DESKUNDIGEN OVER GEBIEDSONTWIKKELING Tijdens het vooronderzoek heb ik kennis genomen van vele relevante lessen en adviezen van deskundigen binnen gebiedsontwikkeling, hieronder een selectie uit de literatuur. De volgende stelling van Bleuten en Spiering onderstreept de noodzaak van samenwerking bij gebiedsontwikkeling: “Het bereiken van de kwantitatieve en kwalitatieve ambities bij het integraal ontwikkelen van een gebied vereist interactie en samenwerking tussen betrokken partijen.”32 Bleuten en Spiering kaarten een voor de hand liggende voorwaarde aan, maar deze is desalniettemin belangrijk. Teisman e.a.33 stellen dat het tot ontwikkeling brengen van ruimtelijke projecten, inzet, stuurmanskunst en adequaat management vereisen. Op basis van studie en empirisch onderzoek menen zij dat het lijn‐ en of projectmanagement onvoldoende antwoord biedt op het sturingsvraagstuk […]. Aandacht voor de inhoudelijke eisen van de projectontwikkeling volstaat niet langer; expliciete aandacht voor de procesmatige kant is nodig.34 Dit is waarom ik in mijn onderzoek naast een inhoudelijk model ook aandacht schenk aan het beslissingsproces. Daarnaast concluderen zij in Meervoudig ruimtegebruik en het management van meerstemmige processen dat ieder proces van gebiedsontwikkeling plaats vindt in een eigen specifieke context en zijn eigen dynamiek heeft. Er is dus geen sprake is van uniciteit van de ontwikkelingsprocessen, en succesvolle managementmethoden kunnen niet automatisch toegepast worden.35 Slimme
32
Bult‐Spiering, M., e.a., Handboek publiek‐private samenwerking, Lemma, Utrecht, 2005, p.95 Teisman, G.R., Besluitvorming en Ruimtelijk Procesmanagement, Eburon, Delft, 2001, p.45 34 Teisman, G.R., Besluitvorming en Ruimtelijk Procesmanagement, Eburon, Delft, 2001 35 Bruijn, H.d., e.a., Meervoudig ruimtegebruik en het management van meerstemmige processen, uitgeverij Lemma, Utrecht, 2004, p.14 33
25/84
combinaties van projectmanagement en procesmanagement zijn noodzakelijk. (Dit onderzoek ik nader in paragraaf 2.2.3 Managementmethoden.) “Bij [het bedrijf] PAS is op basis van een groot aantal gemeentelijke projecten onderzocht wat de redenen zijn van vertragingen in het proces. De twee belangrijkste zijn: • •
het ontbreken van financiële duidelijkheid en een financiële strategie het niet tijdig betrekken in de visieontwikkeling van belanghebbende, eigenaren, investeerders”36
Uit de woorden van Karsens van PAS kan worden opgemaakt dat in een vroeg stadium gezocht moet worden naar financiële dekkingsmogelijkheden. In Real Estate Magazine, vat H. de Jonge relevante lessen uit de gebiedsontwikkeling samen als volgt:“We moeten daarbij wel een aantal praktische lessen meenemen uit het verleden: • • • • • •
zorg voor bezielend leiderschap en bestuurlijke continuïteit; denk meer in kansen dan in risico’s; zet alleen partijen om de tafel met een direct belang; haal de uitvoeringsorganisatie uit de lijn; denk, teken en reken in interactieve workshops in een vroeg stadium; kies de scope van het gebied zodat waarde‐uitwisseling kan plaatsvinden; breng flexibiliteit aan in contracten.”37
In mijn onderzoek wil ik een bijdrage leveren aan het denken, tekenen en rekenen in interactieve workshops. Uit bovenstaande citaten concludeer ik dat aspecten als financiële en ruimtelijke haalbaarheid en de belangen van gebruikers, investeerders en dergelijke tijdig en interactief in het planvormingfase moeten worden betrokken. Afgelopen jaren zijn diverse instrumenten, om een meer integrale en interactieve plan‐ en besluitvorming te bewerkstelligen, ontwikkeld door de afdeling Real Estate and Housing aan de faculteit Bouwkunde TU Delft (o.a. IGOMOD, Urban Desicion Room). Ook in het bedrijfsleven zijn dergelijke instrumenten waarneembaar.
36
Karsens, L.T., ‘De wenselijkheid van een economisch ambitie‐ en realisatieplan’, in Real Estate Magazine /38, ARKO uitgeverij, 2005 37 Jonge, H. de, ‘Slangennummer in bestuurlijk circus’, in Real Estate Magazine /38, ARKO uitgeverij, 2005
26/84
2.1.5 FINANCIËLE HAALBAARHEID VAN GEBIEDSONTWIKKELING De financieel‐economische haalbaarheid van gebiedsontwikkeling is afhankelijk van de afzetmogelijkheden op de vastgoedmarkt naar hoeveelheid, prijs en tijdstip van opname en het geheel van uitgaven dat daarvoor gedaan moet worden.38 Om de financiële haalbaarheid van gebiedsontwikkeling te berekenen word over het algemeen gebruik gemaakt van financiële rekenmodellen (spreadsheets). Voordeel van het gebruik van spreadsheets zijn oa: het gemakkelijk wijzigen van invoer, het resultaat is direct zichtbaar en het bied mogelijkheden voor het uitvoeren van een gevoeligheidsanalyse. Met deze rekenmodellen, wordt een grond‐ en vastgoedexploitatiebegroting opgesteld. Het saldo van deze exploitatiebegrotingen bepaald of het plan financieel haalbaar is. Grondexploitatiebegroting De grondexploitatiebegroting is een belangrijk middel om; • haalbaarheid van een project aantonen • aangeven hoe de financiële dekking wordt verzorgd • keuze tussen alternatieven onderbouwen • politiek maatschappelijk afwegingen maken • risico’s calculeren In figuur 7 staat een voorbeeld van een grondexploitatiebegroting waarin de onderstaande kosten en opbrengsten zijn opgenomen. Verweving (all); Bodemsanering; Sloop (all); Bouwrijp maken; Woonrijp maken; Omslagkosten; Apparaatskosten; Onvoorzien; Gronduitgifte;
Subsidies;
De te maken kosten om beschikking te krijgen over benodigde gronden en opstallen Kosten voor Bodemonderzoek en –sanering Kosten voor sloop van bouwwerken en infrastructuur Grondwerk, drainage, riolering, huisaansluitingen, bouwstraten, tijdelijke maatregelen Verharding, groen‐ en watervoorziening, verlichting, bomen, straatmeubilair, brandkranen, kunstwerken Gelden gereserveerd ter dekking van infrastructurele voorzieningen die niet direct aan een bepaald deelgebied toegerekend kunnen worden Kosten voor voorbereiding, toezicht en uitvoering Reservering voor eventuele onvoorziene kosten Opbrengsten uit de verkoop of in erfpacht uitgeven van gronden. Voor de bepaling van de grondprijs zijn verschillende methode o.a. (vergelijkingsmethode, grondqoute of de residuele grondwaarde) Eventuele subsidies van EU, Rijk en/of Gemeente
38
Soeter, J., Presentatie stad, locatie, overheid en markt, RE&H MSc 1b Urban Development, TU Delft, 2005 27/84
Grondexploitatie Kos ten
Totale kosten
Opbrengsten
Verwerving (all) Bodemsanering Sloop (all) Bouwrijp maken Woonrijp maken Omslagkosten Apparaatskosten Onvoorzien
-
Totaal
-
Totale Opbrengsten
Gronduitgifte; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Subsidie
0 0 0 0 0 0 0 0 0 -
Totaal
-
Figuur 7; Voorbeeld van een grondexploitatie opzet
Vastgoedexploitatie Voor het berekenen van de totale kosten en opbrengsten van de vastgoedontwikkeling in een gebied kan een vastgoedexploitatie gemaakt worden. De winstgevendheid is gelijk aan de beleggingswaarde van het object minus de bouwkosten. In figuur 8 staat een voorbeeld van een grondexploitatiebegroting met de onderstaande kosten en opbrengsten. Bouwkosten All‐in; Totale investeringskosten voor het realiseren of verbouwen van vastgoedobjecten Beleggingswaarde; Opbrengsten uit de verkoop of verhuur van de vastgoedobjecten. Vastgoedexploitatie Kosten
Totale kosten
Opbrengsten
Totale Opbrengsten
Bouwkosten All-in; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Parkeer_Dek
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Bellegingswaarde; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Parkeer_Dek
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Totaal
-
Totaal
-
Figuur 8; Voorbeeld van een vastgoedexploitatieopzet
28/84
Fasering Gebiedsontwikkelingsprocessen hebben een lange looptijd. De ingrepen vinden gefaseerd plaats, ditzelfde geld voor de kosten en opbrengsten. Een faseringsschema is vereist waarin zowel de investeringen als de opbrengsten in de tijd worden uitgezet. Voor het berekenen van het plansaldo, dienen de kosten en opbrengsten geïndexeerd te worden naar één moment. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de inflatie, renteontwikkelingen, stijging/daling van bouwkosten en stijging/daling van vastgoedopbrengsten. Met de methode van een dynamische eindwaarde berekening, kan op elk moment de invloed van de kosten en opbrengsten zoals in de loop van de tijd gemaakt, op het eindresultaat worden bekeken. Toepassing kengetallen Gerritse stelt: “De beslissingen die in de vroege fasen genomen worden bleken de grootste invloed te hebben op de kosten [….] , het is een structureel gegeven in het huisvestingsproces. Per fase leiden kostenramingen tot een budget dat taakstellend is voor de beslissingen die in daaropvolgende fasen worden genomen.” 39 In de vroegste fasen van het beslissingsproces is de beïnvloedbaarheid op de totale kosten het grootst maar de beslissingsondersteunde informatie ontbreekt. Dit is weergeven in onderstaande figuur. Voor het bepalen van de kosten kan gebruik gemaakt worden van kengetallen. Kengetallen zijn ervaringsgegevens afgeleid van vergelijkbare projecten. Het gebruik van de kengetallen dient gepaard te gaan met een argumentatie.
Figuur 9: Beschikbare informatie versus invloed op de kosten tijdens het huisvestingsproces
39
Gerritse, C., Kosten‐kwaliteitssturing in de vroege fase van het huisvestingproces, DUP Science, Delft, 2005 29/84
2.2 BESLISSEN EN STUREN 2.2.1 BESLISSINGSONDERSTEUNENDE MODELLEN VOOR GEBIEDSONTWIKKELING De mogelijkheden tot het gebruik van modellen zijn sterk verruimd door de komst en ontwikkeling van computers. Het toepassen van modellen bijvoorbeeld LP/modellen vergt in veel gevallen een grote verwerkingscapaciteit. Computers bieden deze capaciteit. Naast de verwerking van kwantitatieve gegevens is een computer geschikt voor het verwerken van kwalitatieve gegevens, bijvoorbeeld tekenprogramma´s zoals AutoCAD. Integrale gebiedsontwikkeling model (IGOMOD) Op de faculteit Bouwkunde aan de TU Delft is het model IGOMOD (Integrale Gebieds Ontwikkelings (reken) MODel) ontwikkeld door Bijleveld, deze geeft interactief de relatie weer tussen een stedenbouwkundige tekening en de grond‐ en vastgoedexploitatie. Volgens Bijleveld ligt de kracht van IGOMOD in de integratie van “tekenen en rekenen”en het dynamisch doorrekenen van variaties in de stedenbouwkundige tekening c.q. ontwerp. Het kan gebuikt worden om een globaal, en hopelijk realistisch inzicht te krijgen in de financiële haalbaarheid van de ontwikkeling van een stedenbouwkundig gebied.40
Figuur 10: Screenshots van het tekengedeelte en het rekengedeelte in IGOMOD
40
Bijleveld, S.W. & F. Roord, ‘IGOMOD en de herinrichting van het Merwehavengebied te Rotterdam’, intern rapport TU Delft, fac. der Bouwkunde, afd. Real Estate & Housing, Delft, 2005
30/84
Met IGOMOD is het mogelijk om onder meer kosten, opbrengsten en rendementconsequenties voor meerdere partijen tegelijk uit te rekenen. IGOMOD is een evaluatiemodel. Dergelijke modellen hebben tot doel informatie over een gegeven aantal alternatieven plannen te structureren en overzichtelijk te classificeren ten behoeve van de verdere besluitvorming. Met IGOMOD kan in een vroeg stadium de ambities van de verschillende partijen getoetst worden op de financiële haalbaarheid. In Bijlage 3 heb ik IGOMOD beschreven aan de hand van de systeemleer. Urban desicion room (UDR) De Urban Decision Room (UDR) is aan die faculteit Bouwkunde TU Delft ontwikkeld onder leiding van de dr. ir. P.P. van Loon als een van de mogelijke nieuwe ontwerp‐ en planningsmethoden.41 De UDR richt zich specifiek op beslissingsprocessen in de stedenbouwkundige ontwerppraktijk en met name complexe stedenbouwkundige gebiedsontwikkelingen. De ontwerpachtergrond heeft tot gevolg dat de UDR beslissingen ondersteunt ten behoeve van planvorming op het niveau van stedenbouwkundige elementen. De deelnemers aan de interactieve UDR sessies wordt gevraagd concrete oplossingen te geven voor stedenbouwkundige ontwerpproblemen (in termen van voorkeur voor bepaalde functies, aantal kavels, enzovoort) en deze in een simulatiemodel in te voeren. Door middel van een computer netwerk wordt de gezamenlijke oplossingsruimte van deze voorstellen berekend en via een centraal scherm geprojecteerd.
Figuur 11: Group Desicion Room
De uitslag vormt over het algemeen aanleiding tot nader overleg en onderhandeling, waarna opnieuw een verwerkingsronde doorlopen kan worden. In de UDR geldt als uitgangspunt dat de eigen, specifieke visie en kennis van de verschillende deelnemende personen over het te ontwikkelen gebied wordt omgezet in eigen onderhandelbare voorkeuren voor bepaalde oplossingen voor het gebied. Door deze voorkeuren interactief, dus gelijktijdig in een UDR bijeen te brengen en niet volgtijdelijk zoals in traditionele ontwerpteams, ontstaan geen planvarianten maar ontstaat een gezamenlijke oplossingruimte. Een oplossingruimte waarbinnen een set van verschillende voorkeuren mogelijk en haalbaar is. De UDR ondersteunt daarmee het zoeken naar een uiteindelijk gezamenlijk doel. Met andere woorden de UDR is doelzoekend. 41
Loon, P. P. van, Heurkens, E., en S. Bronkhorst, Urban Decision Room, IOSPress, Amsterdam, 2008
31/84
Beide systemen vormen de basis voor de ontwikkeling het Ruimte Management Informatie en Organisatie Systeem Waalhaven‐Zuid. IGOMOD is inhoudelijk sterk, met name door de combinatie tekenen en rekenen en het in een vroeg stadium berekenen van de financiële haalbaarheid. Deze aspecten zijn ook terug te vinden in de RMIS. De opzet van het RMOS voor de toepassing van een management informatie systeem in een multi‐ actoren omgeving lijkt op de opzet van de Urban Decision Room. Bij het UDR systeem is veel aandacht voor de interactie met andere actoren, wat bij een meerstemmige proces als integrale gebiedsontwikkeling noodzakelijk is om tot draagvlak voor een beslissing te komen. Geen enkele actor is in staat om integrale gebiedsontwikkeling zelfstandig tot stand te doen komen en iedere actor heeft zijn eigen probleemdefinitie. Het UDR Systeem genereert geen oplossingsvarianten; meer een optimale oplossing en is daarmee ook geschikt voor het nemen van een uiteindelijke beslissing. 2.2.2 STURINGSCONCEPTEN IN RELATIE TOT BESLISSEN Sturing wordt in deze scriptie beschouwd als het gericht beïnvloeden van het beslissingsgedrag van actoren. Om succesvol te kunnen sturen is het van belang om de verschillende belangen van de betrokken actoren te onderkennen, en om te weten welke onderlinge relaties er bestaan tussen de actoren. Organisatiestructuren kunnen inzicht bieden in zulke relaties. Ook kunnen bestaande organisatiemodellen dienen als uitgangspunt voor het ontwerpen van een eigen organisatiestructuur. Om inzicht te krijgen in een aantal bestaande organisatiestructuren wordt in deze paragraaf een drietal voorbeelden toegelicht, te weten de lijnorganisatie, de projectorganisatie en de matrixorganisatie. Lijnorganisatie In Figuur 9 wordt schematisch weergegeven hoe de lijnorganisatie is opgebouwd42. Binnen een lijnorganisatie zijn de organisatieleden hiërarchisch gerangschikt. De overdracht van informatie geschiedt meestal van hoog naar laag. Iedere medewerker in de organisatie heeft een helder gedefinieerde plaats en functie, en bij strikte toepassing van het model altijd een direct leidinggevende boven zich.
42
Figuur lijnorganisatie, Bondt, J.J. de, e.a., Bedrijfskunde, de fasering van het bouwproces, Stam Techniek, Houten, 1997, p.18‐21
32/84
Voordelen van de lijnorganisatie: • • •
Eenheid in de leiding Duidelijke begrenzing van de verantwoordelijkheden Iedereen weet wie hiërarchisch boven en onder hem staat
Nadelen van de lijnorganisatie: • •
Er worden hoge eisen gesteld aan de kennis en inzet van leidinggevenden De besluitvorming verloopt van niveau naar niveau, zonder dat een niveau kan worden overgeslagen; dit vergt veel tijd.
Figuur 12: Model van lijnorganisatie
Projectorganisatie Een projectorganisatie wordt meestal gevormd door een verzameling specialisten uit een bepaald vakgebied. De leden van een projectorganisatie hebben doorgaans als opdracht om een complex project gezamenlijk uit te voeren. Binnen deze groep vindt georganiseerde uitwisseling van informatie plaats. Aan het hoofd van een dergelijke groep staat een projectleider, ofwel afkomstig uit de bestaande organisatie, ofwel een externe projectleider. Een voornaam kenmerk van een projectorganisatie is het tijdelijk karakter. Elk project kent een begin en een eind, en de bijhorende organisatie is dus ook tijdelijk. De volgende kenmerken geven een verdere typering van een projectorganisatie: • • • • •
Er moet een duidelijk probleem geformuleerd zijn Aan de hand van de probleemstelling worden specialisten geselecteerd Er is een scheiding tussen de bevoegdheden van de projectleden en die van de oorspronkelijke leidinggevende De samenstelling van de groep mag niet worden beïnvloed door hiërarchische lijnen, maar moet volledig bepaald worden door de specialiteiten van de leden. Het gaat om een tijdelijke organisatie; nadat het project voltooid is gaan de projectgroepleden uit elkaar.
33/84
Matrixorganisatie Bij de matrixorganisatie wordt gebruik gemaakt van de eigenschappen van zowel de lijn‐ als de projectorganisatie. De matrixorganisatie bestaat uit verschillende gespecialiseerde afdelingen (van bijvoorbeeld ingenieurs of financieel specialisten). Deze afdelingen kunnen worden geleid door leidinggevenden of managers. Medewerkers van de organisatie behoren tot een van de afdelingen, en moeten verantwoordelijkheid afleggen aan hun managers. Dit aspect is in overeenstemming met de kenmerken van de lijnorganisatie. De afdelingen worden verticaal gerepresenteerd in de matrix. In horizontale richting wordt het projectmatig aspect van de organisatie neergezet. Er is sprake van verschillende projecten of verschillende producten waar bepaalde teams omheen gevormd worden, met medewerkers uit verschillende afdelingen. Deze teams worden ook weer geleid door managers, waar ook verantwoordelijkheid aan moet worden afgelegd. In verticale zin ontstaan hiërarchische lijnen. Deze worden horizontaal doorkruist door projectgerichte opdrachten. Op het snijpunt van de lijnen komen de projectmedewerkers te staan. De projectmedewerker heeft formeel dus met twee leidinggevende functionarissen te maken. In bovenstaande afbeelding wordt weergegeven hoe de matrixorganisatie is opgebouwd43.
Figuur 13: Model van een matrixorganisatie
Volgens De Leeuw (2002) zijn matrixorganisaties en ook projectorganisaties complexe vormen van organisaties, omdat het onderscheiden en afstemmen van de aspecten van leidinggeven moeilijk te bewerkstelligen is. De voornaamste kenmerken van een matrixorganisatie zijn: • • • • •
Een projectlid is verantwoording schuldig aan twee leidinggevenden De bevoegdheden van de leidinggevenden zijn duidelijk uitgesplitst Matrixorganisatie leidt tot integratie in plaats van een toename van afdelingen De matrixorganisatie kan net als de projectorganisatie gebruikt worden voor onderdelen van de organisatie Sturing geschied door overeenstemming tussen minmaal twee personen
43
Figuur lijnorganisatie, Bondt, J.J. de, e.a., Bedrijfskunde, de fasering van het bouwproces, Stam Techniek, Houten, 1997, p.18‐21
34/84
Het Havenbedrijf is hiërarchisch georganiseerd, toch zijn hoofden van de betrokken afdelingen (voor gebiedsontwikkeling) horizontaal ten opzichte van elkaar georiënteerd. Om te zoeken naar integrale oplossingen wordt al gewerkt in tijdelijke projectgroepen. Voor het complexe proces van de ontwikkeling van het havengebied is kennis nodig van specialisten van verschillende afdelingen. Een matrixachtige samenwerkingsstructuur ligt dus voor de hand. 2.2.3 MANAGEMENTMETHODEN Procesmanagement betreft het nemen van besluiten in overleg met ‘partijen’ uit de omgeving van de organisatie’.44 Procesmanagement wordt ook wel eens open besluitvorming of interactieve besluitvorming genoemd. Bij procesmanagement betrekt de initiator andere ‘partijen’ bij de besluitvorming, en staat niet de inhoud maar het proces van besluitvorming centraal. In dit hoofdstuk wordt procesmanagement tegenover andere managementstijlen geplaatst, de risico’s van procesmanagement belicht en de beheersaspecten van project en procesmanagement benoemd. In Meervoudig ruimtegebruik en het management van meervoudige processen, wordt procesmanagement tegenover de volgende vier stijlen gezet: 1) command and control, 2) inhoud, 3) zelfsturing en chaos en 4) projectmanagement. 1) Procesmanagement versus sturing via command and control Bij sturing via command and control is er behoefte aan eenduidige sturing en strakke controle op welke doelen er zijn en hoe deze gerealiseerd moeten worden. Dit is in tegenstelling tot de procesbenadering, waarbij de nadruk op openheid en de interactie tussen diverse (wederzijdse afhankelijke) organisaties. 2) Procesmanagement versus sturing op inhoud In tegenstelling tot sturing louter op inhoud, accepteert de procesbenadering dat verschillende partijen eigen doelen hebben en het probleem anders definiëren. Om in deze omstandigheden toch tot ruimtelijke ontwikkeling van hoge kwaliteit45 te komen, dienen partijen met elkaar een onderhandelingsproces te doorlopen. Daarin proberen ze tot een combinatie van besluiten te komen die recht doet aan de verschillende probleemdefinities van de verschillende partijen. Teisman e.a. noemen deze combinatie van besluiten een ‘package deal’. 3) Procesmanagement versus zelfsturing en chaos Strategisch gedrag tijdens ontwikkelingsprocessen in een netwerk is een natuurlijk gegeven. Wanneer echter alle partijen in een netwerk zich voortdurend strategisch gedragen (het herdefiniëren van problemen, sluiten van coalities, dreigen met eenzijdige interventies, uitstellen van besluiten en dergelijke), kan besluitvorming uitmonden in chaos. Een procesbenadering van besluitvorming kan erop zijn gericht het strategisch gedrag van partijen te matigen. Partijen spreken met elkaar af dat zij zich aan bepaalde vooraf gedefinieerde spelregels 44 45
De Bruijn en Heuvelhof, ‘Procesmanagement’ in Bestuurwetenschappen, nr. 2, 1998, p.120 Volgens de ISO 9000‐norm is kwaliteit de mate waarin iets voldoet aan de gestelde eis, zie kosten‐kwaliteitsturing p.10 35/84
zullen houden. Verloopt de besluitvorming volgens deze spelregels, dan ontstaat orde in de chaos. Ook het losmaken van inhoudelijke fixaties en het oprekken van doel en oplossingruimten zijn mogelijkheden om te komen tot meer orde. 4) Procesmanagement versus projectmanagement Een project heeft een duidelijke doelstelling, een tijdpad, duidelijke randvoorwaarden en een vooraf vastgesteld eindproduct. In een projectbenadering is de aanname dat de problemen en oplossingen binnen bepaalde grenzen redelijk stabiel zijn. Regelmatig is een activiteit onderhevig aan externe dynamiek en/of interne dynamiek. Steeds meer partijen bemoeien zich bijvoorbeeld met het project of de projecteigenaar ontdekt dat het probleem meer omvattend of meer complex is dan gedacht. Voor deze dynamiek is een procesbenadering gewenst. Besluitvorming dient het resultaat te zijn van een interactief proces tussen overheden onderling en met partijen in hun omgeving, zo is in steeds bredere kring de gedachte.46 Slimme combinaties van management methoden als projectmanagement en procesmanagement zijn noodzakelijk. Drie risico’s van procesmanagement Voor de risico’s van procesmanagement wordt hieronder kort ingegaan op mogelijke oplossingen. Het betreft oplossingen voor stroperige besluitvorming, grijze en inhoudelijk armoedige besluitvorming en laagwaardige besluitvorming. Stroperige besluitvorming De effectiviteit van een procesmatige stijl van sturing en management, wordt sterk bevorderd wanneer ook vormen van dwang en hiërarchie worden toegepast47. Toegespitst op procesmanagement betekent dit, dat de procesmatige sturing alleen effectief is wanneer het in combinatie met een van zijn concurrerende waarden wordt ingezet. Bijvoorbeeld command and control kan worden ingezet indien de partijen niet via vrijwillige samenwerking tot een resultaat komen.
46
Bruijn, H.d., de e.a., Meervoudig ruimtegebruik en het management van meerstemmige processen, uitgeverij Lemma, Utrecht, 2004, 27/4311 47 Quinn, R.E., Beyond Rational Management; Mastering the Paradoxes and Competing Demands of High Performance, Jossey‐Bass, San Francsico, 1988
36/84
Grijze en inhoudelijk armoedige besluitvorming In het proces, kunnen externe deskundigen betrokken worden om oplossingsvarianten aan te dragen. De beslissers worden geattendeerd op de mogelijke additionele oplossingsalternatieven en de oplossingsruimte. Wanneer een grotere variëteit aan oplossingsalternatieven in beschouwing wordt genomen, zal de kwaliteit van het uiteindelijke besluit hoger zijn dan in een situatie waarin slechts een beperkt aantal oplossingsalternatieven in overweging zijn genomen. Laagwaardige verantwoording Het resultaat van onderhandelingen tijdens een proces, is moeilijker te verantwoorden in procestermen dan in de taal van projectbenadering. De taal van projectbenadering (fases, doelen, producten, deadlines) is universeler en beter communiceerbaar dan de taal van procesbenadering (ronden, doelverschuiving, porcessen). Een oplossing daarvoor is de besluitvorming via de procesbenadering te laten verlopen maar naar buiten toe het op een projectmatige manier te verantwoorden. Beheersaspecten van project‐ en procesmanagement Volgens Bekkering e.a. zijn project– en procesmanagement onlosmakelijk met elkaar verbonden en moet er een balans zijn tussen inhoud (haalbaarheid) en interactie (draagvlak).48 Er bestaat echter geen generiek succesvolle aanpak voor een gebiedsopgave, iedere keer zijn er andere actoren, omstandigheden, belangen, conflicten ed. Voor projectmanagement zijn de beheersaspecten waarop gestuurd wordt: • • • • •
Geld Organisatie Tijd Informatie Kwaliteit
De procesmanager kan de onderstaande beheersaspecten gebruiken, die meer gericht zijn op de omgeving en communicatie. • • • • • •
Structuur: de wijze waarop tot besluitvorming wordt gekomen Strategie: het gestelde doel en de manier waarop dit te bereiken Systemen: de wijze waarom men elkaar informeert Personen: de wijze waarop partijen zich laten vertegenwoordigen en de ‘beslisbevoegdheid’ die zij meegeven Cultuur: de wijze waarop men met elkaar omgaat Managementstijl: de wijze waarop de procesmanager wordt geacht te sturen
48
Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig Management Primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.264
37/84
3 HET RUIMTE MANAGEMENT INFORMATIE EN ORGANISATIE SYSTEEM In dit hoofdstuk wordt met behulp van de systeemleer een uiteenzetting gegeven van het RMIS‐ systeem waarin een koppeling is gemaakt tussen inhoudelijke en procestechnische aspecten. Het hoofdstuk geeft aan de hand van de belangrijkste systeemkenmerken inzicht in de manier waarop deze koppeling plaats vindt. 3.1 SYSTEEMLEER De systeemleer is gebaseerd op de gedachte dat de werkelijkheid onderverdeeld kan worden in een aantal te onderscheiden elementen en dat een samenhang tussen (althans een deel van) deze elementen aangegeven kan worden. De systeemtheorie is zeer geschikt om processen te visualiseren. In het onderstaande figuur is een eenvoudig systeem getekend met een invoer (input vanuit zijn omgeving) en uitvoer (output naar zijn omgeving). In dit geval wordt de uitvoer weer mede gebruikt voor de invoer, wat een terugkoppeling wordt genoemd. 49
Figuur 14: Systeemweergave
Een bijzonder aspect van denken in samenhangen is de principiële vraag naar de omgeving. Bij zo’n systeembenadering begint men meestal van buiten naar binnen te werken. Men start in de omgeving en duikt dan naar binnen. Deze werkwijze is ook herkenbaar bij ontwerpen: men start met de omgeving waarin een systeem moet functioneren en de prestatie die het systeem in die omgeving moet leveren, om vervolgens de vraag te stellen hoe het systeem daartoe kan worden ingericht.50 Daaropvolgend wordt het besturingssysteem ingericht. Ingenieurs beroepen zich vooral op de conceptuele stromingsleer. In de conceptuele stromingsleer zijn systeembegrippen en denkwijzen vooral instrumenten en hulpmiddelen om de werkelijkheid te lijf te gaan. Conceptuele systeemanalytische relaties lenen zich bij uitstek voor een beschrijving met behulp van wiskundige formules. Elke actor handelt vanuit zijn eigen bestaande en nieuwe belangen, invalshoek en/of expertise. In een situatie van noodzakelijke samenwerking en wederkerige afhankelijkheid is communicatie cruciaal. De systeemleer streeft naar eenheid, integratie en interdisciplinariteit door het hebben van een gemeenschappelijke taal en interdisciplinaire communicatie, daarnaast wordt er naar gestreefd
49
Roo, G. en H. Voogd, Methodologie van planning over processen van de fysieke leefomgeving, Coutinho, 2004, Bussum Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig Management Primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, 2002, Assen
50
38/84
beoefenaren van de verschillende disciplines bijeen te brengen. 51 De verschillende disciplines bij integrale gebiedsontwikkeling zijn onder andere stedenbouwkunde, real estate management, grondbeleid, bestuurskunde, verkeerskunde en planeconomie. 3.2 BESTURING Onder besturing moet worden verstaan enigerlei vorm van gerichte beïnvloeding. Bij besturing zijn altijd minstens twee deelsystemen betrokken: het systeem dat wordt bestuurd (oftewel het bestuurde systeem, kortweg het BS) en het systeem dat bestuurt (oftewel het besturend orgaan, kortweg het BO).52 De inrichting van het besturend orgaan vloeit voort uit de eigenschappen van het bestuurde systeem.
(BO) Besturend Orgaan
Informatie
Stuurmaatregelen
(BS) Bestuurd Systeem Omgevingsinvloed
Figuur 15:Relatie RMIS/RMOS
Output
Figuur16: BO en BS in een omgeving
De deelsystemen BO en BS bevinden zich in een omgeving die informatiestromen en stuursignalen uitzend. De relatie BO met de omgeving noemt men externe besturing en de relatie BO en BS interne besturing. Relaties met de omgeving kunnen bevatten: informatietoelevering over de omgeving voor interne besturing, besturing van de omgeving (externe besturing) en lijnen van rapportage, verantwoording en verslaglegging. 53 Het trachten te beïnvloeden van het besturend systeem door middel van het nemen van bestuurlijke maatregelen naar de omgeving (bijvoorbeeld het lekken van informatie naar de pers), is een vorm van indirecte besturing.
51
Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.21 52 Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.151‐155 53 Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen 2002, p.237
39/84
De relatie tussen het RMIS en RMOS systeem kan worden weergegeven door figuur 17.
Figuur 15: Elementaire BO/BS – configuratie
Indien het bestuurde systeem zelf ook een besturend orgaan is, noemt men dat metabesturing. Meta‐besturing wordt ook aangeduid als de besturing van de besturing. Een vorm van Meta‐BO besturing zou kunnen zijn dat men afspraken maakt over: • • • •
het doel dat het BO moet nastreven de wijze waarop de resultaten getoetst worden hoe het Meta‐BO daarover zal worden geïnformeerd de middelen die het BO daartoe ter beschikking krijgt54
Het RMIS is een middel voor het primaire proces van het doen realiseren. Deze wordt bestuurd door een organisatie van beslissers. Een besturend orgaan (bijv. afdelingshoofden) beslist over het secundaire proces, de organisatie van besluitvorming (RMOS). Voor de implementatie van een RMIS&RMOS in de organisatie zal sprake zijn van metabesturing.
Figuur 17; Meta besturing algemeen
Figuur 16; Meta besturing voor RMIS&RMOS
54
Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.180
40/84
Voor een effectieve besturing, in de betekenis van doelrealisatie en/of werkzaamheid, moet volgens De Leeuw (2002) aan onderstaande voorwaarden worden voldaan: • • • • •
•
een evaluatiemechanisme ter beoordeling van de effecten van de beïnvloeding de (mogelijke) effecten van maatregelen enigszins kunnen voorspellen (causale mechanisme) informatie over de actuele toestand van het systeem en over de omgeving beschikking over voldoende stuurmaatregelen in verhouding tot de variëteit aan omstandigheden die zich kan voordoen voldoende capaciteit om binnenkomende informatie (over de omgeving en toestand van het systeem), rekening houdend met de doelstelling met behulp van het model om te zetten in een effectieve maatregel.55
3.3 SYSTEEMOPBOUW RMIS&RMOS De RMIS is een computersimulatiesysteem, waarbij beslissers met hun eigen belangen, invalshoek en/of expertise gezamenlijk op een interactieve wijze tekenen en rekenen aan ruimtelijke plannen. Het RMIS is een computersimulatiemodel, dus elke beslisser heeft een computer nodig. Aan iedere computer is een beamer verbonden waarmee de gezamenlijke uitvoer kan worden geprojecteerd. De verschillende doelen van de beslissers worden vertaald naar ontwerpoplossingen en ingevoerd in het RMIS. Deze oplossingsvarianten worden gedeeld met de andere beslissers. Dit is een oplossinggericht handelingsproces. De beslissers worden in de gelegenheid gesteld om advies te vragen aan andere beslissers (kennis delen) tijdens het proces. Ook kunnen de beslissers beslissingsondersteunde informatie op vragen welke is opgeslagen in het RMIS.
Figuur 18: Opbouw RMIS&RMOS
55
Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.158‐161
41/84
De simulatiesessies wordt geleid door een projectleider. Deze heeft de taak om de omgeving van beslissers te sturen zodat ze, gebruikmakend van het RMIS, beslissingen nemen die leiden tot het beoogde doel. Voor toepassing van de RMIS dient er overeenstemming binnen de projectgroep te zijn over het proces, de taken, de te nemen beslissingen en de spelregels. Het ontwikkelen van oplossingsalternatieven verloopt op een gestructureerde wijze. Meerdere simulatieronden worden doorlopen. Voor iedere ronde wordt een opdracht meegegeven door de projectleider. Na elke ronde vindt er een gezamenlijke vergelijking en evaluatie plaats van alle oplossingsvarianten.In iedere ronde is er de mogelijkheid voor een nieuwe opdrachten en managementmethoden. Naar veranderende inzichten kunnen ronden worden overgedaan. Zo kan er met en procesmatige aanpak nadrukkelijker gestuurd worden op het verrijken van de oplossingsvarianten. De projectleider kan ook bewust kiezen voor een meer projectmatige aanpak waarbij gestuurd wordt op de realisatiemogelijkheden (haalbaarheid) van oplossingsvarianten en fixatie (verkleinen van de oplossingruimte). De RMIS/RMOS is te beschouwen als een interactieve ontwerparena. Met de uitvoer van de ruimtelijke (deel)oplossingen, kan in de verdere besluitvorming een definitieve keuze voor een oplossingen of combinatie van (deel)oplossingen worden gemaakt. 3.4 SYSTEEMKENMERKEN Het systeem van RMIS en RMOS kan het best beschreven worden aan de hand van de voornaamste systeemkenmerken. Zowel het RMIS en RMOS hebben waarneembare onderscheidene hoedanigheden. Hieronder worden de eerst de kenmerken van het RMIS kort beschreven, vervolgens de kenmerken van de RMOS, en tot slot volgt een toelichting over de kenmerken van de combinatie RMIS en RMOS. Kenmerken van het Ruimte Management Informatie Systeem De volgende twee kenmerken zijn typerend voor het RMIS, i.het geometrie‐numeriekkenmerk en ii.het doel‐middelenkenmerk. i. Het geometrtie‐numeriekkenmerk, voor de integratie van het teken en rekenproces Koppeling tussen geometrie‐ en numerieke gegevens en informatie, voor de integratie van het teken‐ en rekenproces. Het vertalen getekende oplossingsvarianten naar hoeveelheden (aantal vierkante meters en kubieke meters) waarmee mathematische berekeningen kunnen worden uitgevoerd.
Figuur 19: Transformatie systeem
42/84
ii. Doel‐middelen kenmerk, voor het zichtbaar maken van de effecten van beslissingen Koppeling tussen de invoervariabelen en het zichtbaar maken van de uitvoer, opdat de effecten van de beslissingen waarneembaar worden. De beslisser bepaalt de invoervariabelen, de beslisser is in staat om door de invoer van variabelen te bepalen en of te wijzigen, ten einde het gewenste doel te realiseren. Koppeling tussen de middelen en het doel.
Figuur 20; Middelen en doelrealisatie van de beslisser, met behulp van het model
Kenmerken van het Ruimte Management Organisatie Systeem De volgende drie kenmerken zijn typerend voor het RMOS, i.Collectief besluitvormings‐kenmerk, ii.Gelijkheidskenmerk en iii. Pluriform besluitvormingskenmerk. i.
Collectief besluitvormingskenmerk voor structurering van het multi‐actoren beslisproces.
Typerend voor het RMOS is het meerstemmige proces, waarbij beslissingen voortvloeien uit interactie tussen beslissers. Het geheel functioneert omdat de afdelingen elkaar nodig hebben om een integraal plan tot stand te brengen. ii. Het gelijkheidskenmerk voor samenwerking vanuit wederzijds afhankelijkheden. 56 Het RMIS is een kennisgedreven systeem door specialisten van verschillende afdelingen en daarom is het RMOS een matrixachtig netwerk van posities en relaties tussen de actoren. De actoren zijn gelijke partners in een niet hiërarchische structuur. Het team is multidisciplinair opgebouwd en de beslissers zijn niet hiërarchisch gerangschikt van elkaar. 56
Loon, P. P. van, Heurkens, E., en S. Bronkhorst, Urban Decision Room, IOSPress, Amsterdam, 2008
43/84
iii. Pluriform besluitvormingskenmerk voor de structurering van het multi‐actoren beslisproces. In een multi‐actoren benadering wordt er vanuit gegaan dat elke actor eigen doelen nastreeft en daarbij zeker ook nog bijdraagt (wil bijdragen) aan het nastreven van gezamenlijk doelen. De actoren hebben eigen probleemdefinities. De beslissers gezamenlijk leveren een bijdrage aan een integrale oplossing voor meerdere problemen. In het RMOS wordt ervan uitgegaan dat de deelnemende actoren afdelingen representeren en van daaruit handelen en beslissingen nemen. Kenmerkend voor de combinatie RMIS en RMOS is het inhoud en proceskenmerk. De combinatie van RMIS en RMOS maakt het mogelijk om de RMIS op een gestructureerde wijze en met de benodigde kennis toe te passen binnen een organisatie. Daarmee komen beslissingen tot stand op basis van inhoudelijke aspecten met de incorporatie van de sociale dynamiek tussen betrokken actoren.
44/84
4 HET RMIS&RMOS WAALHAVEN‐ZUID 4.1 RMIS WAALHAVEN‐ZUID 4.1.1 STRUCTURERING VAN DE BESLISOPGAVE WAALHAVEN‐ZUID OP OBJECTNIVEAU Waalhaven‐Zuid is een bedrijventerrein met een omvang van ca. 105 ha waarvan ca. 80 ha kaveloppervlakte. De Waalhaven‐Zuid heeft vele verschillende bestaande gebruikers, niet alle grond is in eigendom van het Havenbedrijf Rotterdam. Het is een droog havengebied en dat betekent dat er geen overslag plaats vindt. Waalhaven‐Zuid is gunstig gelegen ten opzichte van vervoerassen naar het achterland. Het gebied grenst aan de A15, en de A4 en A29 bevinden zich in de onmiddellijke nabijheid. Daarnaast is een binnenvaartaansluiting binnen handbereik en ligt het gebied langs de havenspoorlijn. Vanwege deze ligging is het een gewilde locatie voor bedrijven. De druk op de ruimte in de Waalhaven‐zuid neemt toe. Het sturingsvraagstuk op intensivering ruimtegebruik is voor deze locatie zeker van toepassing.
Figuur 21: Waalhaven‐Zuid
45/84
Het gebied bestaat uit verschillende stedenbouwkundige elementen: kantoorgebouwen, loodsen, bedrijfsruimte, infrastructuur, parkeer‐ en groenvoorziening. Dit is te zien op de onderstaande foto.
Figuur 22: Foto van een deelgebied binnen Waalhaven‐Zuid
Het havenbedrijf heeft in 2009 gelijktijdig met de ontwikkeling van de RMIS/RMOS een beleidsplan gemaakt om de ruimtelijke stedenbouwkundige hoofdstructuren en de ambities te bepalen. Hoofdpunten die daaruit naar voren zijn gekomen: •
• •
(Her)ontwikkeling en intensiveren Waalhaven‐Zuid tot modern en ruimte‐efficiënt Distripark, dat ruimte biedt aan kleine en middelgrote logistieke en distributiebedrijven en aanverwante (kennisintensieve) bedrijvigheid Bereikbaarheid/ontsluiting van het gebied optimaliseren en bewaken In het kader van het programma beeldkwaliteit is Waalhaven‐Zuid aangewezen als potentieel representatief gebied. Het gebied maakt in de huidige situatie een verloederde indruk. Een deel van het vastgoed is in slechte staat en de uitstraling van de buitenruimte laat op deellocaties te wensen over
De middelen van het havenbedrijf op het sturen van het gewenste ruimtegebruik zijn: • • • • •
Verwerven van gronden en opstal Uitgeven van gronden in erfpacht Vastleggen van de voorwaarden van grondgebruik in een uitgifteovereenkomst (Her)ontwikkelen van vastgoed Grondprijsbeleid
•
Uitplaatsen van niet in het gebied passende bedrijvigheid.
Het beslisprobleem voor de organisatie voor het havenbedrijf op objectniveau in de Waalhaven‐Zuid heb ik als volgt geformuleerd: Hoe kunnen de beslissers met alle stakeholders op een creatieve en intelligente wijze komen tot een combinatie van elementen (gebouwen, infrastructuur, groen, etc). Zodanig dat dit tot intensief ruimtegebruik leidt?
46/84
4.1.2 BESLISSINGEN VOOR MODELLERING VAN DE BESLISOPGAVE WAALHAVEN‐ZUID OP OBJECTNIVEAU Voor het construeren van een systeem, moeten beslissingen genomen worden over de systeemelementen, de systeemgrenzen, de systeemalgoritmen, de systeeminformatie en de systeemtechniek. In deze paragraaf worden deze vijf uiteengezet. De onderlinge relaties van de systeemelementen en systeemalgoritmen worden toegelicht in paragraaf 4.1.3. i. Systeemelementen De eerste modelleringbeslissing voor de opbouw van het RMIS Waalhaven‐Zuid betreft de keuze van de systeemelementen. Het voornaamste element is het plangebied zelf. Daarnaast zijn de overige elementen onder te verdelen in drie soorten. Dat zijn vastgoedelementen, kosten‐ en opbrengstelementen, en faseringselementen. Vastgoed elementen De systeemelementen voor het RMIS Waalhaven‐Zuid zijn bepaald aan de hand van de huidige vastgoedobjecten en infrastructuur die in de Waalhaven‐Zuid aanwezig zijn. Deze zijn geclassificeerd naar de onderstaande vastgoed typologieën (zie bijlage 4):
•
Distriloods_Econ
•
Groenvz. op maaiveld
•
Distriloods_Luxe
•
Groenvz. op verdieping
•
Kantoren_Econ
•
Watervz.
•
Kantoren_Luxe
•
Parkeer_Terrein
•
Bedrijfsr._Econ
•
Parkeer_Haven
•
Bedrijfsr._Luxe
•
Parkeer_Chassis
•
Winkel
•
Rijbaan Elementverharding
•
Horeca
•
Rijbaan Asfaltverharding
•
Onderwijs
•
Inrit
•
Parkeer_Garage
•
Voetpad
•
Parkeer_Dek
•
Fietspad
•
Kunstwerk
•
Kabels_Leidingen
•
Prive‐Ruimte
47/84
Kosten‐ en opbrengsten elementen en de contante waarde elementen De gekozen systeemelementen voor het RMIS ten behoeve van de grond‐ en vastgoedexploitatie zijn: •
Verwerving
•
Gronduitgifte
•
Bodemsanering
•
Beleggingswaarde
•
Sloop (all)
•
Bodemsanering
•
Bouwrijp maken
•
Woonrijp maken
•
Omslagkosten
•
Apparaatskosten
•
Onvoorzien
•
Bouwkosten (all‐in)
Fasering elementen De gekozen faseringmomenten voor de ingrepen in het systeem zijn;
•
Tijdstip van verwerving
•
Start Bouwrijp maken
•
Start Gronduitgifte
•
Start Uitvoering
•
Tijdstip oplevering
•
Tijdstip Woonrijp
48/84
ii.Systeemgrenzen Een systeemgrens is een door de beschouwer gemaakt onderscheid tussen objecten die tot het systeem worden gerekend en overige objecten die er mee samenhangen. Men noemt dit ook wel de grensbeslissing.57 De in de vorige paragraaf vastgestelde systeemelementen vallen binnen de systeemgrenzen anderen niet. De fysieke grens van het plangebied Waalhaven‐Zuid wordt aangeven met een rode lijn in figuur 25.
Figuur 23: Plangebied Waalhaven‐Zuid met grensaanduiding
iii. Systeemalgoritmen De rekenregels voor het model zijn onder te verdelen in ruimtelijke formules en financiële formules. Met deze rekenregels kan de bebouwingsdichtheid en de kosten‐ en opbrengsten van de ruimtelijke ingrepen berekend worden. Berekening ruimtelijke indicatoren
Floor Space Index (FSI) =
Bruto_Vloeroppervlak(BVO) Oppervlakte_Plangebied
Ground Space Index GSI) ( = Open SpaceRatio (OSR) =
Bebouwd_Op pervlak (BBO) Oppervlakte_Plangebied
Opp.Plangebied − Bebouwd_Op pervlak (BBO) Bruto_Vloeroppervlak(BVO)
57
Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.99
49/84
Netto Brutoverhouding =
Uitgeefbaar_Terrein Oppervlakte_Plangebied
Bruto Vloe roppervlak (BVO) = Footprint ( GO ) _Gebouw × Aantal_Ver diepingen
Verhuurbaa r Vloeropp ervlak (VV O) = BVO × Vormfactor
Berekening kasstroom voor de inkomsten en uitgaven
Kosten = Hoeveelheid (m 2 ) × Eenheidsprijs (euro / m 2 )
Opbrengste n = Hoeveelhei d ( m 2 ) × Eenheidspr ijs (euro / m 2 )
Huuropbren gsten = Verhuurbaa r_Vloeropp ervlak(m ) × Eenheidspr ijs(euro/m ) 2
2
Berekening beleggingswaarde vastgoedobject met de BAR methode
Beleggingswaarde =
Bruto _ Huurinkomsten(1e jaar ) Bruto _ Aanvangsrendement ( BAR)
Berekening netto contante waarde van de kasstromen
Geindexeerde _ Kasstroom(euro) Contante _ Waarde(CW ) = (1 + rente( perunage)) t
Netto _ Contante _ Waarde(CW ) = ∑ CW _ Opbrengsten − ∑ CW _ kosten
IW _ Kosten = Kasstroom (euro ) × (1 + kostenstij ging ( perunage ))
t
IW _ Opbrengste n = Kasstroom (euro ) × (1 + opbrengste nstijging ( perunage )) t
IW = GeIndexeerde _ Waarde
t = tijdsperiode in jaren tussen tijdstip kasstroom en jaar waarnaar contant gemaakt word Perunage =
percentage 100
50/84
Berekening indirecte kosten voor de grondexploitatie
Omslagkosten = percentage van de totale kosten voor bouw-&woonrijp maken
Apparaatskosten = percentage van de totale kosten voor sloop en bouw-&woonrijp maken Onvoorzien = percentage van de totale grondkosten (van de grondexploitatie) iv. Systeeminformatie De onderstaande informatie over het huidige ruimtegebruik in Waalhaven‐Zuid is opgenomen in het RMIS. Informatie over de actuele situatie bepalend zijn voor de beslissingen die de beslissers nemen. Volgens hen is er behoefte aan de onderstaande informatie van het gebied en de vastgoedobjecten.
• • • • • • • • • • • •
Plattegrond in Autocad van Waalhaven‐Zuid Foto’s van Waalhaven‐Zuid Ruimtelijke kenmerken (BVO,GO,verdiepingen, hoogte ed) Adres Kavelnummer Vastgoedtype (Distriloods_Econ, Kantoren_Luxe etc.) Naam gebruiker Type gebruiker (havengerelateerd ja/nee) Technische Staat Foto’s vastgoedobjecten Grondeigendom HbR (ja/nee) Contractduur erfpacht
51/84
4.1.3 BESCHRIJVING VAN HET STEDENBOUWKUNDIG SIMULATIE MODEL WAALHAVEN‐ ZUID (RMIS) In deze paragraaf staat een beschrijving van het RMIS aan de hand van de systeembenadering (figuur 22) en een gevoeligheidsanalyse. Deze analyse biedt inzicht in de invloed van de variaties in de stuur‐ en informatie variabelen op de model uitkomsten. In Bijlage 1 staat een handleiding van het RMIS voor de gebruiker. In Bijlage 2 staat een technische beschrijving van het RMIS. i. Beschrijving RMIS Een systeem is een verzameling door de beschouwer gekozen objecten (elementen) die onderling zo zijn gerelateerd, dat er geen (groepjes van) elementen geïsoleerd zijn.58 De relaties tussen de systeemelementen in het RMIS worden weergegeven in figuur 26 door blauwe pijlen. Groene pijlen en rode lijnen geven weer hoe de systeemelementen beïnvloed of aangestuurd kunnen worden. Het systeem kan globaal verdeeld worden in twee delen. Het bovenste gedeelte van de systeemweergave heeft vooral betrekking op kosten en fasering voor de grondwerkzaamheden en voor de realisatie infrastructuur. Het onderste gedeelte van het model heeft betrekking op de fasering van de opbrengsten uit gronduitgifte, bouwkosten en opbrengsten van de vastgoed objecten.
Figuur 24: Systeembenadering RMIS
58
Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.96
52/84
Toelichting systeembenadering RMIS; In Totale GO per functie zijn de oppervlakten van de verschillende typen vastgoedelementen (Rijbaan, Groenvz. Parkeervz. ed) gegroepeerd. De oppervlakten vloeien voort uit een tekening, dit vormt de input van het model. De scope van het plangebied kan gevarieerd worden. Met het vergoten van het plangebied kan bijvoorbeeld waarde‐uitwisseling tussen onrendabele ontwikkelingen en winstgevende projecten worden bewerkstelligd. In Kosten& Opbrengst zijn de kosten gegroepeerd voor verwerving, sloop sanering ed. Indien van toepassing, kunnen de verwachte kosten in euro’s voor verwerving en bodemsanering vrij worden ingevoerd door de beslisser. Voor de kosten van sloop, bouw en woonrijp maken wordt gebruik gemaakt van kengetallen in euro/m² functie, maar indien gewenst kan de beslisser hier per vastgoedobject van afwijken, door gebruik te maken van de sturingsknoppen. De omslagkosten zijn een variabel percentage van het bouw‐ en woonrijp maken, deze kosten zijn gereserveerd ter dekking van infrastructurele voorzieningen die niet direct aan een bepaald deelgebied toegerekend kunnen worden. De apparaatskosten bestaan uit kosten voor voorbereiding, toezicht en uitvoering. Dit percentage beweegt zich veelal 20‐30 procent sloopkosten en kosten voor bouw‐ en woonrijp maken. Wederom kan hiervoor gebruik gemaakt worden van de sturingsknop in het RMIS. Voor de post onvoorzien kan in het model een percentage van de totale grondkosten worden ingevoerd. Indien van toepassing, kunnen opbrengsten uit subsidie(s) in euro’s vrij worden ingevoerd door de beslisser in het model. In Totale GO/BVO/Aantal verd., hoogte verd. zijn de geometrische afmetingen van de verschillende typen vastgoedelementen (distriloods, kantoren, bedrijfsruimte ed.) gegroepeerd. Deze vloeien voort uit de tekening. Voor de Opbrengsten van gronduitgifte en Kosten van bouw, opfrissen, modernisering of renovatie wordt gebruik gemaakt van kengetallen in euro/m2 functie, maar indien gewenst kan de beslisser hier per vastgoedobject van afwijken, door gebruik te maken van de sturingsknoppen. De Opbrengsten beleggingswaarde van de vastgoedobjecten worden berekend door de huurinkomsten van het verhuurbaar oppervlak in het eerste jaar, te delen door het bruto aanvangsrendement. De verwachte huurinkomsten in euro/m², de verhouding verhuurbaar vloeroppervlak/bruto oppervlak en het bruto aanvangsrendement kunnen op ieder moment per object aangepast worden.
54/84
In figuur 27 is de fasering van de verschillende activiteiten te zien. In mijn model ben ik uitgegaan van de volgende volgorde. Begonnen wordt met de eventuele verwerving van grond en/of opstal in het eerste of derde kwartaal van een bepaald jaar. Vervolgens wordt begonnen met de activiteiten van het bouwrijp maken zoals sloop, sanering, grondwerk en dergelijke, ook in het eerste of derde kwartaal van een bepaald jaar met een bepaalde duur. Deze duur kan uitgedrukt worden in bijvoorbeeld een half, een heel of anderhalf jaar, etc. Pas als de grond bouwrijp is, kan gestart worden met de gronduitgifte. De start van de uitvoering vindt plaats in het eerste of derde kwartaal van een bepaald jaar en heeft een bepaalde duur. Na deze duur kan de oplevering en het woonrijp maken plaatsvinden.
Figuur 25: Fasering van activiteiten voor het RMIS
De Contante waarde van de kasstromen wordt berekend met de variabele percentages voor renteontwikkeling, kosten‐ en opbrengstenstijging (zie paragraaf 4.1.2.iii.Systeemalgoritmen). Door het variëren van deze variabelen kan de invloed van verschillende scenario’s voor rente ontwikkeling, de kosten‐ en opbrengstenstijging op de modeluitkomsten berekend worden. Input De input bestaat uit een stedenbouwkundig plan voor Waalhaven‐Zuid in AutoCAD. De beslisser kiest voor behoud, sloop, opfrissen, modernisering, of totale renovatie van bestaande vastgoedelementen of tekent een nieuw vastgoedobject (nieuwbouw). Opfrissen:
de inbouw (installaties, plafonds, binnenwanden) moeten voldoen aan de huidige eisen voor bestaande bouw, de buitenkant en de draagconstructie blijven intact
Modernisering:
naast opfrissen, wordt de inbouw op het niveau van nieuwbouw gebracht (incl. gedeeltelijke wijzigingen in de gevel en/of draagconstructie)
Totale renovatie:
volledig weghalen gevel en de volledige bestaande inbouw, alleen de draagconstructie (fundering, kolommen, vloeren) blijven behouden
Nieuwbouw:
bevat fundatie, gebouw, installaties en vaste inrichting
55/84
In de tekening dient aan de nieuwbouw ook de functie, verdiepingshoogte en het aantal verdiepingen te worden toegekend. Alle vastgoedelementen kunnen getekend en gedefinieerd worden, Het tekenen van infrastructurele voorzieningen gaat op dezelfde wijze. Echter kan ook gekozen worden voor toepassing van enkele vooraf ontwikkelde profielen met een verschillende breedte, bestaande uit een rijbaan, parkeerplaatsen en inritten en eventueel een voet‐ en/of fietspad. Deze profielen zijn gebaseerd op de huidige infrastructuur in de Waalhaven‐Zuid en zijn te vinden in Bijlage 5.
Figuur 26: Invoerschermen in AutoCAD
Sturing De sturing wordt gevisualiseerd door de diverse draaiknoppen in de systeembenadering. De draaiknoppen bepalen de grote van de kwantitatieve invoervariabelen zoals kosten en opbrengsten per m2, percentages, jaartallen en tijdsduur die van invloed zijn voor de objecten in het systeem. In de figuur 27 zijn de getekende vastgoedobjecten numeriek weergegeven. De objecten zijn voorzien van een adres, een unieke ACAD entiteit, grondoppervlak, bruto oppervlak, ingreep en type vastgoed met de bijbehorende kleur die overeenkomt met de kleurstelling in Autocad.
56/84
Figuur 27: Invoerscherm rekenmodel in Excel
Invoer kengetallen In het systeem zijn kengetallen opgeslagen voor de combinatie van een ingreep en het object. Deze kunnen te allen tijde worden gewijzigd door de beslisser(s).
Figuur 28: Kengetallen voor vastgoed
57/84
Output Het systeem zet de input om in een overzicht met het programma in oppervlakten per functie van huidige situatie en de nieuwe situatie (zie figuur 29). De bebouwingsdichtheid FSI, GSI, OSR, Netto/Bruto verhouding, het totaal aan vierkanten en kubieke meters functie in de huidige situatie en het toekomstige plan worden berekend aan de hand van de eerder beschreven geformuleerde formules (rekenregels). Met deze indicatoren kan de effectiviteit van de ingrepen getoetst worden. Indien het resultaat niet volstaat, kan door middel van het wijzigen van de invoer de output worden veranderd. Deze handeling wordt weergeven door de groene pijlen in de systeembenadering (figuur 25).
Figuur 29: Output RMIS, programma (links) en bebouwingdichtheid (rechtsboven)
De financiële haalbaarheid kan pas worden weergegeven na het invoeren van de fasering van de ingrepen. De financiële haalbaarheid bestaat uit een vastgoed‐ en een grondexploitatie (zie figuur 30). Het plansaldo wordt berekend door de som van het grondexploitatiesaldo en het vastgoedexploitatiesaldo. In het systeem worden verschillende grafieken gegenereerd en deze zijn direct opvraagbaar en zichtbaar.
58/84
Figuur 30: Output RMIS, financiële haalbaarheid
4.1.4 GEVOELIGHEIDSANALYSE VARIABELEN De gevoeligheid van de variabelen betekent de invloed van variaties in de stuur‐ en informatievariabelen op de modeluitkomsten. Indien je deze gevoeligheid kent kun je de relevante en minder relevante aspecten van het model blootleggen. De modeluitkomsten van het RMIS zijn van ruimtelijke en financiële aard. Variabelen van invloed op de ruimtelijke indicatoren De relatie tussen het toevoegen of weghalen van programma (m2 en m3) en de stijging of daling van de indicatoren voor bebouwingsdichtheid zijn duidelijk omschreven in de formules. Bijvoorbeeld, een verdubbeling van het bruto vloeroppervlak in het plangebied leidt tot een verdubbeling van de FSI. Voor deze indicatoren is geen nader onderzoek naar de gevoeligheid nodig. Variabelen van invloed op de financiële haalbaarheid De relatie tussen de invoervariabelen en de financiële haalbaarheid is zo transparant mogelijk en veelal zeer eenvoudig te doorgronden. Met name als een hoeveelheid BVO of GO met een eenheidsprijs wordt vermenigvuldigd, zoals de bouwkosten, sloopkosten ed. Voor sommige variabelen is de invloed op de uitkomst minder duidelijk. Zoals de invloed van de verwachte huurprijs van een vastgoedobject, het vereiste bruto aanvangsrendement en/of de vormfactor op het plansaldo. Hetzelfde geldt voor de percentages voor renteontwikkeling en de kosten‐ en opbrengstenstijging op het plansaldo. Voor deze variabelen is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd.
59/84
Voor een indicatie van de gevoeligheid van deze variabelen, heb ik zelf een aantal ingrepen en aannames gedaan. Deze variant is beschreven in de handleiding (Bijlage 1) toegepast. In figuur 29 is een deel van het rekenblad uit de RMIS zichtbaar. De variabelen die getoetst worden op de gevoeligheid zijn rood omcirkeld. In de gevoeligheidsanalyse is telkens een variabele gewijzigd, de waarde van de anderen variabelen is steeds constant gehouden. Hierbij is dus aangenomen dat de aard, omvang en fasering van de ingrepen en de overige variabelen ongewijzigd blijven.
Figuur 31: Rekenblad RMIS
Percentage kostenstijging Wanneer de aanname voor het jaarlijkse percentage voor kostenstijging voor de gehele gebiedsontwikkeling wijzigt werkt dit als volgt door op het eindresultaat. Rood omkadert is de huidige standaard waarde van deze variabele.
Een stijging van het jaarlijkse percentage van kosten stijging heeft een negatief effect op het financiële eindsaldo van het plan. De effecten op het saldo van de vastgoedexploitatie is groter dan de effecten op het saldo van de grondexploitatie. De oorzaak hiervan is dat op de vastgoedexploitatie grotere bedragen staan. Uit de analyse blijkt dat al een half procent stijging of daling al een verschil van meer dan een miljoen euro kan opleveren op het financiële eindsaldo.
60/84
Percentage opbrengstenstijging Wanneer de aanname voor het jaarlijkse percentage voor opbrengstenstijging voor de gehele gebiedsontwikkeling wijzigt werkt dit als volgt door op het eindresultaat.
Een stijging van het jaarlijkse percentage van opbrengsten stijging heeft een positief effect op het financiële eindsaldo van het plan. De gevoeligheid is vergelijkbaar met die van kostenstijging. Het lastige voor de variabelen voor kosten en opbrengsten stijging is dat deze moeilijk te voorspellen zijn, en het daarmee onzekere factoren zijn voor het model. Door te variëren met deze variabelen kun je controleren of de oplossingsvariant robuust genoeg is voor verschillende toekomstige scenario’s. Rentepercentage op vreemd vermogen Een stijging van het jaarlijkse rentepercentage heeft een negatief effect op het financiële eindsaldo van het plan(zie tabel volgende pagina). De rente is een vergoeding voor het aantrekken van vreemd vermogen. In vergelijking met de variabelen voor de kosten en opbrengt stijging, heeft de rente ontwikkeling slechts een beperkte invloed op het financiële eindresultaat. Dit is gunstig voor de betrouwbaarheid van de uitkomsten omdat de ontwikkeling van de rente een onzekere variabele is.
61/84
Vormfactor De vormfactor is de verhouding tussen het verhuurbaar vloeroppervlak en het bruto oppervlak van een vastgoed object. Wanneer de aanname voor deze verhouding voor alle vastgoedobjecten wijzigt werkt dit als volgt door op het eindresultaat.
Een grotere vormfactor heeft een positief effect op het financiële eindresultaat van het plan. Doordat er meer verhuurbaar vloeroppervlak is worden er meer opbrengsten gegenereerd. De gevoeligheid van deze variabele is groot en dient dan ook nauwkeurig te worden bepaald. Het is geen onzekere variabele want de ontwikkelaar kan zelf sturen op een hogere vormfactor. In dit model is de vormfactor voor alle verschillende types vastgoedobjecten gelijk. Het is aan te bevelen dit per object of per type vastgoedobject te bepalen. Zo kan bijvoorbeeld de vormfactor bij een distributieloods hoger zijn dan bij een kantoorgebouw.
62/84
Huurprijs vastgoedobject per VVO Wanneer de aanname voor de jaarlijkse huur van een vastgoedobject (per m2 vvo) wijzigt werkt dit als volgt door op het eindresultaat. In dit voorbeeld zijn aannames gedaan voor de mogelijke huurprijzen van het vastgoed type kantoren_economy.
De opbrengsten van een vastgoedobject worden bepaald aan de hand van het verhuurbaar vloeroppervlak maal de huurprijs. Dit is lineaire functie en de invloed op het eindresultaat is dan ook goed te voorspellen. Bruto Aanvangs Rendement (BAR) Vastgoedobject Wanneer de aanname van het bruto aanvangsrendement van een vastgoed object wijzigt, werkt dit als volgt door op het eindresultaat. In dit voorbeeld is alleen gevarieerd met de gewenste bruto aanvangsrendement voor de kantoren_economy.
Een ontwikkelaar of belegger zal een hogere BAR eisen indien de ontwikkeling risicovol is. Een hogere bar heeft een negatieve invloed op het financiële eindresultaat. De gevoeligheid van een half procent meer of minder kan in dit voorbeeld meer dan een miljoen verschil opleveren voor het financiële eindresultaat. De BAR methode is een snelle methode voor het schatten van de beleggingswaarde van het vastgoedobject maar niet en heel nauwkeurige.
63/84
4.2 RMOS WAALHAVEN‐ZUID 4.2.1 STRUCTURERING VAN DE BESLISOPGAVE WAALHAVEN‐ZUID OP ORGANISATIENIVEAU De organisatieleden van het Havenbedrijf zijn hiërarchisch gerangschikt. Hier is sprake van een lijnorganisatie. De directie, bestaande uit de President‐directeur, Directeur Financiën en de Directeur Infrastructuur & Maritieme Zaken, zijn hoofdverantwoordelijk voor het nemen van beslissingen. De afdelingshoofden verlenen vanuit hun eigen expertise advies en zijn verantwoording schuldig aan de directie. Hieronder volgt een schematische weergave. De afdelingen van financiën en de staffuncties zijn maar beperkt weergegeven.
Figuur 32: Organisatiestructuur Havenbedrijf Rotterdam
Voor het effectief toepassen van het RMIS binnen het Rotterdams Havenbedrijf dient de organisatie daarop ingericht te worden. Voor het gebruik van het RMIS is kennis benodigd uit verschillende afdelingen. Tegenwoordig worden bij het Havenbedrijf voor integrale problemen steeds meer tijdelijke projectgroepen in het leven geroepen. Een voorbeeld hiervan is projectgroep Waalhaven‐ Zuid. De projectgroep was verantwoordelijk voor het vormen van een integrale visie voor Waalhaven‐Zuid, de hoofdpunten van deze visie zijn beschreven in paragraaf 4.1.1. Enkele professionals maken deel uit van deze projectgroep. Binnen deze projectgroep zijn verschillende actoren verantwoordelijk vanuit hun eigen specifieke expertise voor het geven van advies (aandragen van middelen en bepalen van hoeveelheden) en/of het nemen van (deel)beslissingen.
64/84
Sinds kort is de functie gebiedsmanager in het leven geroepen om zorg te dragen voor het beslissingsproces, voor de inrichting van het gebied (of deelgebieden van) Waalhaven‐Zuid, en de concrete acties die hiervoor ondernomen moeten worden. Doel is om plannen te realiseren die de visie ondersteunen, in het bijzonder intensivering van het ruimtegebruik. De beslisopgave voor de gebiedsmanager is: De omgeving van beslissers organiseren zodat ze beslissingen nemen, gebruikmakend van het RMIS Waalhaven‐Zuid, die leiden tot intensiever ruimtegebruik. 4.2.2 BESLISSINGEN VOOR MODELLERING VAN DE BESLISOPGAVE WAALHAVEN‐ZUID OP ORGANISATIENIVEAU i. Keuze actoren De samenstelling van de bestaande projectgroep Waalhaven‐Zuid heb ik al uitgangspunt genomen voor het bepalen van de benodigde actoren voor de toepassing van het RMIS.
Figuur 33; Afdelingen betrokken bij visie vorming
Sommige deelnemers hebben mijn inziens een meer beslissende rol anderen een meer adviserende. Voor de toepassing van het RMIS als interactief sturingsinstrument is alleen de aanwezigheid van beslissers en een projectleider gewenst. De keuze voor de actoren wordt bepaald door zijn kennis en beslissingsbevoegdheid. De benodigde kennis voor het nemen van beslissingen met het RMIS betreft de marktkennis van de vastgoedmarkt, kennis met betrekking tot infrastructurele en openbare voorzieningen en kennis met betrekking tot de huisvestingsbehoefte van huidige en toekomstige bedrijven in het Rotterdamse havengebied. De door mij geselecteerde actoren zijn: een projectleider (een gebiedsmanager), de projectontwikkelaar van HE, de businessmanager van CBL en de manager Infrastructuur. Deze drie actoren gaan een samenwerking aan voor het langdurige (her)ontwikkelingstraject voor Waalhaven‐ Zuid. Er vindt continu afstemming plaats tussen de beslissers en met de hoofden van hun eigen afdelingen en de projectleider. ii. Keuze sturingsconcept Zoals beschreven in het Hoofdstuk Sturingconcepten (2.2.2) bestaan er enkele basis (organisatie)structuren. Als uitgangspunt voor de keuze voor een organisatiestructuur heb ik gekozen voor een bestaand organisatiemodel, namelijk de matrixorganisatie. Voor mijn sturingsconcept zal ik de matrixstructuur toepassen, omdat deze het best past bij projectmatig werken en de horizontale afdelingenstructuur van de afdelingen Havenexploitatie, Havenontwikkeling, Management
65/84
Infrastructuur en Containers Breakbulk & Logistics ten opzichte van elkaar binnen het Havenbedrijf. Een matrixstructuur stimuleert een integrale aanpak. 4.2.3 BESCHRIJVING VAN HET ORGANISATIEMODEL RMOS VOOR TOEPASSING RMIS i. Organisatiestructuur Vanuit de lijnorganisatie worden de afdelingen HE, MI en CBL gegroepeerd in een matrixorganisatie. HE levert de gebiedsmanager van Waalhaven‐Zuid om het projectteam te leiden. De projectleider kan ook een extern persoon zijn of van de afdeling HO, zoals tijdens de visievorming voor Waalhaven‐Zuid het geval was. De benodigde competenties van de projectleider worden later in deze paragraaf benoemd.
Figuur 35: Beperkte weergave organogram Havenbedrijf Rotterdam
Figuur 34; Rood omkadert is het projectteam in een matrixorganisatie
De afdelingen worden verticaal gerepresenteerd in de matrix. Deze afdelingen dragen een beslissingbevoegde actor aan. Voor HE betreft dit een projectontwikkelaar. Voor CBL betreft dit een businessmanager (Midden‐ en Klein Bedrijf) en MI een manager infrastructuur. Deze actoren zijn verantwoording schuldig aan hun afdelingshoofd. De afdelingshoofden zijn verantwoording schuldig aan de directie, zoals gebruikelijk in een lijnorganisatie.
66/84
In de horizontale richting wordt het projectteam voor Waalhaven‐Zuid gevormd door leden uit verschillende afdelingen. Er zijn vier actoren geselecteerd, het project wordt geleid door de projectleider, in dit geval gebiedsmanager Waalhaven‐Zuid. Per project zal het Havenbedrijf moeten bepalen wat de benodigde kennis en expertise vanuit bepaalde afdelingen is, en daarmee ook de benodigde specialisten. ii. Taken van de actoren/teamleden De projectleider moet niet alleen inhoudelijke kennis hebben van een groot aantal onderwerpen, maar moet daarnaast ook de interactie tussen de actoren op gang kunnen brengen, aan de gang houden en tenslotte aan kunnen voelen hoe het proces verloopt en waar zich knelpunten voor zouden kunnen doen. De projectleider
• • •
heeft een leidende rol en bepaalt de spelregels organiseert interactieve sessies verzamelt informatie van adviseurs binnen het Havenbedrijf en is verantwoordelijk voor informatiedistributie
De projectleider moet verschillende managemethoden hanteren, zoals beschreven in hoofdstuk Managementmethoden (2.2.3). Middelen die hierbij gebruikt kunnen worden zijn niet alleen afkomstig uit het procesmanagement, maar ook middelen uit het projectmanagement zijn noodzakelijk bij het begeleiden van het proces. De verschillende beslissers zullen hun eigen probleemdefinitie(s) hebben. De beslissers genereren oplossingsalternatieven rekening houdend met de doelstellingen van hun eigen afdeling en de spelregels van de projectleider. Ze genereren oplossingsalternatieven door een keuze voor een ingreep; sloop, behoud, verbouw van bestaand vastgoed en/of het ontwerpen van nieuwe vastgoedelementen. Ook bepalen ze de fasering van de ingrepen. De projectontwikkelaar levert een bijdrage aan het ontwikkelen van planvarianten en kennis m.b.t. vastgoedontwikkeling en de marktvraag. De manager infrastructuur deelt kennis met betrekking tot de benodigde infrastructuur en openbare ruimte en de businessmanager deelt kennis met betrekking tot gewenste huisvesting van de huidige en toekomstige bedrijven in het havengebied. De beperkte kennis die in het systeem is opgeslagen (zoals vastgoedberekeningen en kengetallen) trachten het gebruik van het RMIS te versnellen. Het RMIS stelt de beslisser in staat af te wijken van deze kennis (in het systeem), door ook manuele invoer toe te staan. De beslissers draagt met zijn eigen redeneerproces kennis aan en gebruikt dat bij de invoer van het RMIS. Voorbeeld 1 De beslisser legt zelf het verband van de waarde van het vastgoed en zijn locatie. Door het handmatig invoeren van een kost en opbrengsten prijs voor dat specifieke object.
67/84
Voorbeeld 2 De beslisser kent het verband tussen de grondprijs en de mogelijke afzetmogelijkheden. Zo kan hij in het model zelf de grondprijs verhogen en ook het bruto aanvang rendement (hij heeft zo zelf de controle over het redeneerproces) Voorbeeld 3 De beslisser kent zelf relatie tussen ruimtegebruik en de gewenste geometrische kenmerken van een vastgoedobject en het systeem biedt de beslisser de vrijheid om deze te tekenen. iii. Opzet van interactieve sessies Voor toepassing van de RMIS dient er overeenstemming binnen de projectgroep te zijn over het proces, de taken, de te nemen beslissingen en de spelregels. Bij voorkeur dient het RMIS gebruikt te worden op een interactieve wijze, zoals beschreven in het paragraaf Systeemopbouw (3.3) waarbij de projectmanager, businessmanager en de manager infrastructuur simultaan oplossingsvarianten genereren.
Figuur 36 interactieve toepassing RMIS
Het ontwikkelen van oplossingsalternatieven verloopt op een gestructureerde wijze gedurende de simulatiesessies.
• •
• •
De manager infrastructuur, projectontwikkelaar en businessmanager voeren, inachtneming van eigen belangen en de opdracht van de projectleider oplossingvarianten in het RMIS. De uitvoer van ieder actor bestaat uit een programma in m2’s, bebouwingsdichtheid en de financiële dekkingsmogelijkheden. De oplossingenvarianten worden gedeeld met de andere beslissers, door de resultaten van de actoren naast elkaar te projecteren op een wand of scherm. Onder leiding van de projectleider worden de resultaten besproken De manager infrastructuur, de projectontwikkelaar en de businessmanager veranderen eventueel de plannen of de projectleider geeft een vervolgopdracht. Naar veranderende inzichten kunnen ronden eventueel worden herhaald.
iv. Resultaat van RMOS
68/84
Iedere actor heeft beschikking over dezelfde stuurvariabelen en de mogelijkheid deze te wijzigen. De individuele resultaten (oplossingsvarianten) van de verschillende beslissers die aan een interactieve sessie deelnemen, kunnen op een consistente wijze met elkaar worden vergeleken. Deze vergelijking kan plaats vinden op basis van het gewenste programma, de mate van intensief ruimtegebruik, het financiële resultaat en de benodigde ingrepen. Door de oplossingsvarianten te vergelijken, wordt zichtbaar wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen de beslissers. Met deze informatie kan besloten worden bepaalde ingrepen of doelen vast te leggen. Verder geven de resultaten ook inzicht in datgene waarover onenigheid bestaat. Hierover zal onderhandeld moeten worden. Ter illustratie geef ik hier een voorbeeld van een vergelijking van het bruto vloeroppervlak van de programmaonderdelen distributie loodsen en kantoren. In de onderstaande figuren zijn de resultaten van de projectontwikkelaar (PO), de business manager (BM) en de manager infrastructuur (MI). De eerste kolom is de huidige situatie in 2009, daarnaast staat de uitvoer op basis van de ingrepen van de bovengenoemde actoren.
BVO Distriloods_Luxe
BVO Kantoren_Econ
25.000
4.500 4.000
20.000
3.500 3.000
15.000 10.000
2.500 2.000
5.000
1.500 1.000
0
500 0
2009
PO
BM
MI
2009
PO
BM
MI
Uit de staafdiagrammen is af te lezen dat alle beslissers tenminste circa 7500 m2 BVO distributie loods en circa 1350 m2 BVO kantoren wensen. De rode lijnen geven het minimale en maximale aantal gewenste vierkante meters BVO van de actoren. In bovenstaand voorbeeld bestaan er nog grote verschillen
69/84
In het volgende voorbeeld staan de behaalde resultaten voor Floor Space Index en het aantal kubieke meters bebouwing.
Floor Space Index
Inhoud m3 bebouwing
1,40
600.000
1,20
500.000
1,00
400.000
0,80
300.000
0,60
200.000
0,40
0,20
100.000
0,00
0 2009
PO
BM
MI
2009
PO
BM
MI
Op basis van deze staafdiagrammen kan je het minimale gezamenlijke ambitieniveau van de actoren aflezen (FSI 0,5 en 250.000 m3), en deze als uitgangspunt gebruiken voor het bepalen van de operationele doelstellingen voor intensivering ruimtegebruik. Tijdens een sessie worden gezamenlijk meerdere ronden doorlopen en sommige zelfs herhaald. Ik veronderstel dat door de interactie en de uitwisseling van kennis, de oplossingsvarianten steeds meer overeenkomsten vertonen en de bandbreedte tussen de rode lijnen steeds kleiner wordt. Daarom is het aan te bevelen om meerdere sessies te organiseren. Op deze wijze krijgen de actoren steeds meer ervaring met het instrument en steeds meer vat op de beslisopgave. Het RMIS&RMOS kan steeds doelgerichter toegepast worden en de modeluitkomsten worden betrouwbaarder. Door het RMIS&RMOS op deze wijze toe te passen ontwikkel je een groot aantal oplossingsalternatieven, en dat is waardevol voor het onderbouwen en nemen van de uiteindelijke beslissing. Het bundelen van de aanwezige kennis van gebiedsontwikkeling, projectontwikkeling van opstal, infrastuctuur, openbare ruimte ed. moet uiteindelijk leiden tot een betere haalbaarheid van de plannen. Haalbaarheid met betrekking tot: afstemming van de verschillende functies en voorzieningen, het te realiseren volume, bereikbaarheid, intensivering van het ruimtegebruik, de fasering van de activiteiten, de potentiele meerwaarde en de gevraagde investeringen.
70/84
5 EXPERIMENTEN MET HET RMIS&RMOS WAALHAVEN‐ZUID 5.1 OPZET VAN DE EXPERIMENTELE SESSIE VAN DE RMIS/RMOS Dit hoofdstuk staat het proces en evaluatie beschreven van een 1,5 uur durende simulatiesessie, gebruikmakend van het Ruimte Management Informatie Systeem (RMIS) voor de ruimtelijke beslisopgave Hilgersweg in Waalhaven‐Zuid. Verschillende actoren van het HBR ontwerpen verschillende oplossingsvarianten. Onder leiding van een procesmanager werden vier rondes doorlopen. Door tijdgebrek zijn Ronde 3 en Ronde 4 uiteindelijk samengevoegd. De uitvoer van de ronden staan in Bijlage 6.
Uit de analyse van ruimtelijke transformatie processen is gebleken dat in de planvormingfase een combinatie van procesmanagement (nadruk op interactie en creativiteit) en projectmanagement (nadruk op haalbaarheid) noodzakelijk is voor succes. In de eerste rondes licht de nadruk op een meer procesmatige benadering en naar het einde toe wordt het steeds projectmatiger (gericht op haalbaarheid). Geen enkele actor is alleen in staat integrale ruimtelijke ontwikkeling tot stand te doen komen. Voor de case Waalhaven‐Zuid heeft een afvaardiging van afdelingen HE, HO, MI en CBL deelgenomen aan de interactieve sessie(s). De in‐ en uitvoergegevens van de sessie staan in Bijlage 6. 5.2 SESSIE RMIS&RMOS WAALHAVEN‐ZUID Ronde 1 Maximaal intensiveren, met een eigen gewenst programma (alles kan en mag, er dient geen rekening gehouden te worden met bestaande gebruikers, regelgeving en grondeigenaren). Doel 1 Het uitbreiden van het huidige assortiment aan (deel)oplossingen en deze delen met elkaar Doel 2 Het vaststellen van de grenzen van de oplossingsruimte Doel 3 Het maken van enkele spelregels (bijvoorbeeld maximale hoogte bebouwing, investeringsbudget ed)
71/84
In deze ronde kregen de deelnemers extra tijd, om het systeem te leren gebruiken. De eerste stap die de deelnemers zetten was het slopen van bestaande bebouwing naar eigen inzicht. Vervolgens moesten de deelnemers wennen aan het tekenen in AutoCAD, maar slaagden al snel om 3D objecten te tekenen. Door de opdracht probeerde ze direct alle mogelijkheden van het RMIS uit, zoals ondergronds bouwen, stapelen van verschillende gebouwen en groenvoorzieningen op het dak. Alle actoren realiseren meer vierkante en kubieke meters en een hogere FSI en GSI. Ronde 2 Welke vastgoedelementen (gebouwen, infrastructuur ed.) moeten ten minste behouden blijven en welke moeten gesloopt worden volgens jouw eigen criteria? (Bijvoorbeeld op basis van functie, eigendom, technische staat, leegstand en/of beeldkwaliteit) Doel 1 Inzichtelijk maken overeenkomsten en verschillen tussen de actoren, deze beslissingen vastzetten voor het verdere planvormingsproces. Doel 2 Uitvinden over welke elementen nog niet is beslist en waar dus nog van alles mee mogelijk is voor iedere actor in het verdere planvormingsproces. Tijdens de ronde vond interactie plaats tussen de deelnemers, ze waren eensgezind over de bebouwing die gesloopt of behouden diende te worden. Deze beslissingen werden dan ook gefixeerd voor de volgende ronde. De oplossingruimte was hiermee verkleind.
72/84
Ronde 3 Maak je meest gewenste plan, met de spelregels uit Ronde 1 en de collectief genomen beslissingen over behoud en sloop in Ronde 2. Doel: Een aantal gewenste oplossingvarianten binnen de oplossingsruimte. Doel: Zoeken naar financiële dekkingsmogelijkheden Ronde 4 Maak een fasering van de ingrepen van je gewenste plan. Doel: Financieel haalbaar maken van de plannen
Uit Ronde 1 zijn geen spelregels voortgekomen. Eén deelnemer bleef bij het ontwerp uit de eerste ronde, een tweede verrichtte enkele wijzigingen en weer een andere deelnemer maakte een volkomen nieuw ontwerp. Deze ronde moeste de deelnemers ook een fasering voor de ingrepen invoeren in het RMIS. Dit gebeurde in Excel en dat was voor iedereen eenvoudig te begrijpen. De simulatiesessie resulteerde in vijf planvarianten in een betrekkelijk korte tijd. Deze planvarianten waren ook nog eens ruimtelijk en financieel doorgerekend en onderling gedeeld en vergeleken. De vergelijking kon geschieden op basis van meetbare criteria, bijvoorbeeld FSI of de financiële haalbaarheid. De deelnemers vonden het een uitdaging om de beste scorende oplossingsvarianten met betrekking tot de opdracht te maken.
73/84
5.3 EVALUATIE PROTOTYPEN RMIS/RMOS WAALHAVEN‐ZUID Het experiment was (ook tegelijkertijd) een systeemtest, de actoren moesten nog leren werken met het instrument en de inhoudelijke resultaten zijn dus van ondergeschikt belang. Het experiment was de afsluiting van het bouwproces (van het model) en de start van de evaluatie. Meerdere experimenten moeten bevestigen of het RMIS en het sturingsconcept de verwachte bijdrage kunnen leveren aan het beslissingproces. Lessen De lessen die we kunnen trekken uit het experiment zijn:
• • • • • • •
De beslisser is in staat om met het RMIS varianten te maken met intensiever ruimtegebruik (door ondergronds en gestapelde bebouwing te doen realiseren in het RMIS) Ook de beslissers zonder AutoCAD ervaring zijn snel in staat om te tekenen en bouwvolumes te creëren Iedere deelnemer vertaalt zijn doelen naar oplossingsvarianten en handelt dus oplossinggericht In 1,5 uur werden vijf verschillende oplossingvarianten ontworpen en ruimtelijk en financieel doorgerekend, geëvalueerd en vergeleken Er was interactie tussen de beslissers (er werd kennis gedeeld) De deelnemers waren nieuwsgierig naar de effecten van hun eigen beslissingen en naar de plannen van de andere beslissers Deelnemers waren onder de indruk van de snelheid van de analyse van de effecten van een groot aantal ingrepen
Toepasbaarheid Het RMIS& RMOS Waalhaven‐Zuid zijn ontwikkeld voor een specifiek gebied met zijn eigen ruimtelijk kenmerken, beslissers en een eigen beslisopgave. Het zijn dus geen generieke modellen die direct toepasbaar zijn op andere locaties. De aanpasbaarheid van het model hangt af van de verschillen in aard en omvang van de systeemelementen voor een andere locatie. De techniek (die tekensoftware en rekensoftware verbindt) is wel generiek toepasbaar voor nieuwe modellen. De kenmerken van het RMIS komen het meest overeen met een Decision Support Systeem in plaats van een Kennissysteem. De grote inspanningen die het vergt om het RMIS te ontwikkelen en te implementeren in een organisatie, stimuleren de behoefte naar een meer generiek model. Door het model toe te passen op een ander gebied kan getest worden hoe generiek het is.
74/84
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Conclusies Het eerste hoofddoel was om met mijn onderzoek een bijdrage te leveren aan de kennis over de ontwikkeling van instrumenten en modelleringtechnieken ten behoeve van het plan‐ en besluitvormingsproces binnen het vakgebied van integrale gebiedsontwikkeling. Dit project introduceert een beslissingondersteunend model, een nieuwe werkwijze voor de integrale herontwikkeling van een droog haventerrein, voor de organisatie van het Havenbedrijf Rotterdam. Deze nieuwe werkwijze wordt gekenmerkt door de toepassing van een computer simulatie systeem waarmee deelnemers uitverschillende afdelingen met verschillende belangen, invalshoek en/of expertise gezamenlijk en interactief kunnen tekenen en rekenen aan ruimtelijke plannen. Ontwikkelde varianten kunnen eenvoudig aangepast worden aan nieuwe ontwikkelingen tijdens het planvormingsproces (voorbeelden van ontwikkelingen zijn; nieuw verkregen kennis betreffende de kosten en opbrengsten, de planning of veranderingen van het gewenste grondgebruik). RMIS/RMOS verbetert het beslissingsproces en de haalbaarheid van de beslissing. Door de snelheid waarmee beslissingen genomen kunnen worden. Het meetbaar maken van de effectiviteit en efficiënte van de beslissing en het ontwikkelen van een groter aantal alternatieven dat in het beslissingsproces betrokken wordt. De incorporatie van de sociale dynamiek kan draagvlak creëren voor de oplossingsvarianten. Het tweede hoofddoel zoals geformuleerd aan het begin van deze scriptie was het ontwikkelen van een prototype beslissingondersteunend instrument en sturingsconcept voor de beslisopgaven voor Waalhaven‐Zuid. Met deze instrumenten moesten de beslissers gezamenlijk en interactief op een snelle wijze;
• • • • • • • •
inzicht verkrijgen in de huidige situatie oplossingalternatieven genereren oplossingalternatieven 3D visualiseren oplossingalternatieven evalueren gelijktijdig tekenen en rekenen meten van de mate van intensief ruimtegebruik zoeken naar financiële dekkingsmogelijkheden de financiële haalbaarheid berekenen
Met het sturingsconcept RMOS kunnen de beslissers gezamenlijk het RMIS toepassen. Met het ontwikkelde instrument RMIS kan men ruimtelijke plannen genereren, visualiseren (3D) en doorrekenen en levert daarmee het snel inzicht in onder andere de ruimtelijke gevolgen (mate van intensief ruimtegebruik) en financiële haalbaarheid (grond‐ en vastgoedexploitatie) van alternatieve grondgebruikbeslissingen. Met het ontwikkelde model kunnen oplossingsalternatieven geëvalueerd worden.
75/84
Het derde doel was om met de ontwikkelde toepassing (RMIS&RMOS WHZ) een bijdrage te leveren aan de werkwijze van het havenbedrijf Rotterdam aangaande gebiedsontwikkeling. Presentaties en een experiment van en met het model hebben geleid tot een toenemende interesse en draagvlak van de betrokken afdelingen en afdelingshoofden voor toepassing van dergelijke instrumenten. Door het modelleren van Waalhaven‐Zuid heeft de ontwikkeling van het RMIS al een waardevolle bijdrage geleverd aan de kennis over de actuele situatie. Aanbevelingen De indicatoren FSI, GSI en OSR vloeien voort uit de stedenbouw. De uitkomsten van de planalternatieven voor het havengebied kunnen, dus niet zonder meer vergeleken worden met binnenstedelijke gebieden. Havengebieden kenmerken zich door een grote aanwezigheid van enkellaagse distributieloodsen maar wel met een verdiepingshoogte van 15 meter. In mijn model heb ik daarom gekozen om ook het aantal gerealiseerde kubieke meters toe te voegen. De aanbeveling is om een indicator te ontwikkelen voor dit type terrein. Mijn model biedt de mogelijkheid van het meten van de mate van intensief ruimtegebruik. Voor meervoudig ruimtegebruik, zoals meerlaagse loodsen bestaan weinig referentieprojecten om de financiële haalbaarheid te modelleren. Een onderzoek naar dergelijke referentieprojecten beveel ik aan. Het gebruik van de bruto aanvangsrendement methode is weliswaar een snelle maar niet een erg nauwkeurige manier om de beleggingswaarde te bepalen. Hier is bewust voor gekozen omwille van de efficiëntie van het instrument. Voor een nauwkeuriger resultaat is de netto contanten waarde methode aan te bevelen, waarbij naast de huuropbrengsten ook naar de exploitatiekosten en de restwaarde van het vastgoed wordt gekeken. Uit de gevoeligheidsanalyse is gebleken dat de vormfactor (verhouding VVO/BVO) een significante invloed heeft op de potentiële opbrengsten. In het huidige RMIS is deze voor alle objecten gelijk, het is aan te bevelen deze factor te variëren per (type) vastgoedobject. Het is aan te bevelen om de oplossingsvarianten door te rekenen op basis van verschillende scenario’s voor (bouw)kosten‐ en opbrengstijging, om te toetsten of de oplossingsvariant robuust is. In het systeem is veel informatie beschikbaar over het huidige ruimtegebruik. Deze informatie is op te vragen op verschillende plaatsten en op verschillende manieren in het model (zie handleiding). Hiervoor zou idealiter een meer gebruiksvriendelijke database (bijvoorbeeld intranet) gemaakt moeten worden. In de huidige versie van het RMIS worden kosten en opbrengsten gekoppeld aan de verschillende typen ingrepen en vastgoedobjecten. Het RMIS is eenvoudig uit te breiden met bijvoorbeeld het toekennen van het aantal benodigde parkeerplaatsen of het aantal verwachte arbeidsplaatsen als gevolg van de ingreep. Aan te bevelen is de toepassing van de applicatie ‘goal seek’ (of doelzoeken). Met behulp van goal seek in Excel is het mogelijk de invoerwaarde te bepalen van variabelen, om een voorafgesteld resultaat te bereiken. Je gebruikt het rekenmodel dan in omgekeerde volgorde ten opzichte van huidige gebruik van het rekenmodel.
76/84
Het is aan te bevelen om ruimtelijke plannen te optimaliseren, door middel van lineair programmeren in Excel en het programma What’s best! Met deze applicatie is het mogelijk om ruimtelijke plannen te optimaliseren op basis van een doelfunctie. Voorbeelden van een doelfunctie zijn: maximale bruto vloeroppervlak van een bepaalde functie; maximale financiële winst; of minimaal bebouwd oppervlak. Door het verzamelen van de randvoorwaarden van andere actoren is het ook mogelijk om tot een groepsoptimale oplossing te komen (voor bijvoorbeeld de locatie of hoeveelheid van een bepaalde functie). Voor acceptatie van de uitkomst is kennis betreffende het oplossen van wiskundige problemen met meerdere lineaire functies wenselijk. De afdeling ‘Design and Decision Systems’ van de faculteit Bouwkunde heeft veel ervaring met het bouwen van dergelijke modellen. Vervolgtraject Het systeem dat nu ontwikkeld is, is in feite een prototype dat is onderworpen aan een experiment. Om tot een programma van eisen voor een definitief systeem te komen, dienen meerdere experimenten met het RMIS uitgevoerd te worden. Met het RMIS kunnen bestaande en/of toekomstige ruimtelijke plannen van externe partijen (consultants, stedenbouwkundigen, projectontwikkelaars of ondernemers in het havengebied) op een consistente wijze getoetst worden. Het systeem kan als basis dienen voor het creëren van een standaard herkenbare opmaak van de ruimtelijke en financiële plannen/beslissingen voor het gehele planvormingsproces. Voor een effectief vervolgtraject is de inzet van een daartoe getrainde persoon nodig. Deze persoon moeten zowel kennis hebben van en over vaardigheden beschikken in het gebruik van het RMIS/RMOS prototype en de software, als van multi‐actor decision making process. Reflectie De ontwikkeling van het RMIS systeem biedt altijd weer nieuwe mogelijkheden, en kan steeds weer worden verbeterd. Voor mij persoonlijk was het verleidelijk om het systeem te perfectioneren. Het was voor mij voor het eerst dat ik een dergelijk model gemaakt had, daarom was het soms lastig te voorspellen hoe lang je daadwerkelijk met de bouw van het model bezig bent. Om zelf de volledige verantwoordelijkheid te dragen voor het voltooien van de opdracht voor het havenbedrijf en een product op te leveren dat werkt, vond ik grote uitdaging. Gedurende het proces hield ik me bezig met de implementatie en was ik, naast het voltooien van het model, ook gericht op het gebruiksvriendelijk maken van het systeem (efficiëntere handelingen, interface, uniforme opmaak e.d.). Dit ging weleens ten koste van de voortgang van het ontwikkelingproces. Ik heb door de positieve reactie van de gebruikers, de verwachting dat het RMIS/RMOS een vruchtbaar vervolg krijgt. Ik heb dit proces als leerzaam beschouwd en hoop met gepaste trots terug te kunnen kijken op een interessante en uitdagende periode. Het project heeft me nog beter doen beseffen dat ik me graag verder ontplooi in het toepassen van innovatieve hulpmiddelen voor gebiedsontwikkeling en besluitvormingsprocessen.
77/84
BEGRIPPENLIJST Algoritme Systematisch stelsel voor het uitvoeren van berekeningen. Alternatieven/Oplossingvarianten Oplossingsmogelijkheden Beslissen/probleem oplossen Beslissingen worden genomen om problemen op te lossen; het nemen van de beslissing omvat niet alleen de keuze vaneen alternatief, maar ook de probleemherkenning, de probleembeschrijving en het genereren en het evalueren van alternatieven. Computermodellering Met behulp van een computer teksten en/of geometrische gegevens vertalen naar wiskundige formules. Effectiviteit De mate waarin de gewenste doelen worden bereikt. Efficiëntie De mate waarin de gewenste effecten tegen redelijke kosten worden gerealiseerd. Financiële haalbaarheid De Netto Contante Waarde (NCW) van de investeringsbeslissingen. Deze zijn afhankelijk van de afzetmogelijkheden op de vastgoedmarkt naar hoeveelheid, prijs‐ en tijdstip van opname en het geheel van uitgaven, dat daarvoor gedaan moet worden. Informatie Betreft zodanig bewerkte gegevens (data) dat de beslisser er een betekenis aan kan toewijzen. Integrale gebiedsontwikkeling Het komen tot een afstemming van verschillende functies (wonen, werken creëren, mobiliteit, etc.) en belangen (publieke en privaat), leidend tot een totaaloplossing voor het betreffende plangebied. De beste totaaloplossing is die oplossing, waarin voor elke belanghebbende de verhouding tussen potentiële meerwaarde en gevraagde investering is geoptimaliseerd.
78/84
Interactie perspectief Een benadering waarbij de interacties (het ageren en reageren van mensen op elkaar) centraal stelt.59 Intensivering Intensivering (als tegenhanger van extensivering) betekent in het kader van ruimtegebruik dat de beschikbare ruimte in de havens zo intensief mogelijk gebruikt wordt (optimaal, niets zo maar ongebruikt laten). Intensief ruimtegebruik Het creëren van een hogere bebouwingsdichtheid en geen ruimte ongebruikt laten. Instrumenten Hulpmiddel voor analyse, ontwerp en besturing van organisaties. Kwaliteit De mate waarin iets voldoet aan de gestelde eis. Management Het doelgericht beïnvloeden (een onderdeel) van een organisatie en van de interne en externe processen. Meervoudig ruimtegebruik Impliceert de ontwikkeling en realisatie van (nu nog gescheiden) ruimtelijke ingrepen die gecombineerd worden. Multi‐actor In een multi‐actoren benadering wordt er vanuit gegaan dat elke actor zijn eigen doelen nastreeft en daarbij zeker ook nog bijdraagt (wil bijdragen) aan het nastreven van gezamenlijke doelen. Methoden De manier waarop onderzoek opgezet en uitgevoerd wordt. Model Subjectieve weergave van de relevante aspecten van een probleem, en is vervolgens een uitgangspunt voor het vinden van en oplossing van het probleem.60
59
Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, Strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.249 60 Vrolijk, H.C.J., Methoden en regels voor de projectplanning, Labyrinth Publication, Capelle a/d IJssel, 1996
79/84
Ontwerpen Een systematisch en creatief proces van activiteiten met als doel een model te maken van een toekomstig systeem, dat de verlangde prestatie levert rekening houdend met randvoorwaarden.61 Oplossingsruimte De verzameling oplossingen die voldoet aan de minimale randvoorwaarden van de betrokken actoren. Organisatie Organisaties zijn instrumenten om doelen te realiseren en worden daartoe ontworpen, maar de enige manier waarop die gedachte werkelijkheid kan worden, is ze te verbinden met het evenzeer fundamentele idee dat organisaties in werkelijkheid worden gemaakt door inter‐acterende mensen.62 Organisatieconcept Bestaat uit een ontwerp van een organisatiestructuur (onderlinge relaties tussen bestrokken actoren) en formulering van de werkwijze en taakomschrijving. Plannen Het nemen van reeksen beslissingen, met vooruitzien en in samenhang, ter bereiking van bepaalde doelen.63 Probleem Het verschil tussen het huidige ruimtegebruik en het gewenste ruimtegebruik. Procesmanagement Een managementaanpak voor het besturen van de omgeving en het begrijpen van de context.64 Procesmanagement betreft het nemen van besluiten in overleg met ‘partijen’ uit de omgeving van de organisatie’.65 Projectmanagement Het beheersen van een gesloten systeem, door te sturen met beheersaspecten geld, organisatie tijd, informatie en kwaliteit.66
61
Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, Strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.214, 215 62 Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, Strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002 63 Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, Strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.269 64 Bekkering, T., e.a., Management van processen, Het Spectrum, 2001, p.16 65 Bruijn, J.A. de, en Heuvelhof, ten, ‘Procesmanagement’, in Bestuurswetenschappen, 1998, nr. 2, p. 120‐135 66 Bekkering, T., e.a., Management van processen, Het Spectrum, 2001, p.16
80/84
Ruimte Gedefinieerd door grenzen; een door drie dimensies bepaalde plaats.67 Ruimte in de Rotterdamse haven betekent grondoppervlak, wateroppervlak en vloeroppervlak. Ruimtegebruik Het gebruik betreft de mens/machine/materiaal activiteiten (statisch en dynamisch) die ruimte (=oppervlak en volume) nodig hebben. Simulatie Simuleren is het nabootsen van gebeurtenissen, functies, verrichtingen.68 Een simulatiemodel vergroot inzicht in de effecten van de ingrepen. Ruimtelijke haalbaarheid De ingreep is ruimtelijk haalbaar als een ruimtelijk object geometrisch en/of functioneel past op de gewenste locatie. Sturen Voor het thema van deze workshop wordt sturen gezien als gericht beïnvloeden van gedrag, beslissingen, keuzes e.d. van actoren (personen, deskundigen, beslissers en gebruikers). Beïnvloeden is niet gelijk aan bepalen, want dan wordt gedrag vastgelegd en verplicht uitgevoerd. Sturen als vorm van beïnvloeden geeft diegene die gestuurd wordt ook nog een eigen beslis(=stuur)ruimte. Systeem Een verzameling van door de beschouwer gekozen objecten (elementen) die onderling zo zijn gerelateerd zijn, dat alle objecten direct of indirect met elkaar samenhangen69. Ruimtelijke transformatie Verandering van fysieke kenmerken, tijd en plaats daarbij inbegrepen. Technieken Het geheel van bewerkingen of verrichtingen, nodig om iets tot stand te brengen.70
67
Sterkenburg, P.G.J. van, Van Dale Handwoordenboek van Hedendaags Nederlands, Van Dale Lexicografie, 1996, Utrecht/Antwerpen p. 854 68 Sterkenburg, P.G.J. van, Van Dale Handwoordenboek van Hedendaags Nederlands, Van Dale Lexicografie, 1996, Utrecht/Antwerpen p.900 69 Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, Strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002, p.96 70 Sterkenburg, P.G.J. van, Van Dale Handwoordenboek van Hedendaags Nederlands, Van Dale Lexicografie, 1996, Utrecht/Antwerpen, p.994
81/84
LITERATUUR Ackoff, R.L., The Art of Problem Solving, John Wiley & Sons, 1978, New York Bekkering, T., Glas, H., Klaassen, D. en J. Walter, Management van processen, Succesvol realiseren van complexe initiatieven, Het Spectrum, 2001, p.16 Bondt , J.J. de. ea, Bedrijfskunde , de fasering van het bouwproces, Stam Techniek, 1997, Houten, p.18‐21 Bijleveld, S.W. en F. Roord, IGOMOD en de herinrichting van het Merwehavengebied te Rotterdam, Intern Rapport, TU Delft, faculteit der Bouwkunde, afdeling Real Estate & Housing, 2005 Bruil, A.W., Wigmans, G., Hobma, F.A.M. en G.J. Peek, Integrale gebiedsontwikkeling. Het stationsgebied ’s‐Hertogenbosch, Uitgeverij SUN, 2004, Nijmegen, p.13 Bruijn, de, en Heuvelhof, ‘Procesmanagement’ Bestuurwetenschappen, nr. 2, 1998, p.120 Bult‐Spiering, M. E.a., Handboek publiek‐private samenwerking, uitgeverij Lemma, 2005, Utrecht, m.n. p. 93, 95 Dinteren, J. van, en S. Weijermars, Zorgvuldig ruimtegebruik en de ondernemer. Nova Terra, nr. 1, 2001, p. 26‐30 Gerritse, C., Kosten‐kwaliteitssturing in de vroege fase van het huisvestingproces, DUP Science, 2005, Delft Innovatie Team Ruimte, Havenbedrijf Rotterdam, Tussentijdse Rapportage, mei 2009 Jonge, H. de, Real Estate Magazine 38, ‘Slangennummer in bestuurlijk circus’, uitgverij ARKO, 2005 Karsens, L.T., Real Estate Magazine 38, ‘De wenselijkheid van een economisch ambitie‐ en realisatieplan’, uitgeverij ARKO, 2005 Leeuw, A.C.J. de, Bedrijfskundig management primair proces, strategie en organisatie, Koninklijke Van Gorcum, 2002, Assen, m.n. p.21, 151‐155, 158‐161, 180, 196, 197, 237,443 Loon, P. P. van, Heurkens, E., Bronkhorst, S., Urban Decision Room, IOSPress, 2008, Amsterdam O’Brien, J., Management Information Systems – Managing Information Technology in the Internetworked Enterprise. Irwin McGraw‐Hill, 1999, Boston Roo, G. en H.Voogd, Methodologie van planning over processen van de fysieke leefomgeving, Coutinho, 2004, Bussum Quinn, R.E., Beyond Rational Management; Mastering the Paradoxes and Competing Demands of High Performance, Jossey‐Bass, San Francsico, 1988
82/84
Simon, H.A., The New Science of Management Decision: Revised edition, 1960/1977, Prentice‐Hall, Englewood Cliffs Soeter, J., Presentatie stad, locatie, overheid en markt, RE&H MSc 1b, Urban Development, TU Delft, 2005 Sterkenburg, P.G.J. van, Van Dale Handwoordenboek van Hedendaags Nederlands, Van Dale Lexicografie, 1996, Utrecht/Antwerpen Talstra, Real Estate Magazine 38, ‘De kansen van locatiesynergie’ (2003), uitgeverij ARKO 2005 Teisman, G.R., Bruijn, H.d., Edelenbos, J., en W. Veeneman, Meervoudig ruimtegebruik en het management van meerstemmige processen, uitgeverij Lemma BV, 2004, Utrecht, m.n. p. 14 Teisman, G.R. Besluitvorming en ruimtelijk procesmanagement, uitgeverij Eburon, 2001, Delft TU Delft, http://www.re‐h.tudelft.nl/live/pagina.jsp?id=aa4040c0‐70ac‐4409‐a89f‐ 6aa2e9353457&lang=nl 14/12/2006 Vrolijk, H.C.J., Methoden en Regels voor de Projectplanning, Labyrinth Publication, 1996, Capelle a/d IJssel Afkortingen IGOMOD Integrale Gebiedsontwikkeling (reken)model. Ontwikkeld door ir. S.W. Bijleveld afdeling RE&H TU Delft RMIS& RMOS Ruimte Management Informatie en Organisatie Systeem RE&H Real&Estate and Housing, master Faculteit Bouwkunde TU Delft UDR Urban Decision Room systemen. Ontwikkeld onder leiding van Dr.Ir. P.P.J van Loon afdeling RE&H TU Delft
83/84
BIJLAGE 1 HANDLEIDING RMIS BIJLAGE 2 TECHNISCHE VERANTWOORDING RMIS BIJLAGE 3 SYSTEEMBENADERING IGOMOD BIJLAGE 4 TYPE VASTGOED WAALHAVEN –ZUID BIJLAGE 5 INFRASTRUCTURELE PROFIELEN WAALHAVEN‐ZUID BIJLAGE 6 IN‐/UITVOER EXPERIMENT RMIS/RMOS
84/84
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS Installeren Voor het gebruik van RMIS dient op de computer AutoCAD 2009 of AutoCad 2010, Microsoft Excel 2003 en Microsoft Acces 2003 geinstalleerd te zijn. Tevens dient er een map RMIS WHZ (+datum) aangemaakt te worden waarin alle benodigde bestanden komen te staan. In de onderstaande afbeelding zijn de noodzakelijke bestanden weergegeven. Indien je meerdere varianten gaat maken is het verstandig om de bestanden RMIS WHZ 04012010.dwg en RMIS WHZ 04012010.xls (deze files horen bij elkaar) te kopieren en op te slaan in deze map onder een andere naam. (Bijvoorbeeld VariantA.dwg en VariantA.xls). Zorg dat het .dwg bestand en het .xls bestand dezelfde naam dragen.
Opstarten - Open het bestand: RMIS WHZ 04012010.dwg - Indien onderstaande meldingen worden weergegeven druk op ja - Waalhaven-Zuid wordt weergegeven - Activeer de toolbars DRAW indien deze nog niet actief is door deze aan te vinken in Tools>Toolbars>AutoCad>Draw - Controleer of bij de bovenstaande tabs File, Edit ed... ook een tab UDR staat. Met de UDR applicatie en het toolbar DRAW kunnen alle handelingen worden vericht voor het opvragen van informatie over de bestaande situatie en het generen van oplossingsvarianten
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS Opvragen van informatie kan op verschillende manieren geschieden. Opvragen van een luchtfoto, een citymap of een gedetailleerde autocad kaart als onderlegger - Ga naar UDR>Hide/Show Phote of UDR> Hide/Show Topo of UDR> Hide/Show Citymap
Opvragen van enkele adminstratieve gegevens (adres, ACAD handle ed.) en de geometrische kenmerken van een vastgoedobject - Ga naar UDR> List XData - Het volgende scherm vraagt over welk object informatie gewenst is - Toets de knop Select UDR entity in een wijs met de cursor een object in de tekening aan. -Sluit af met Close Window
Opvragen van een foto van een vastgoed object - Verplaats de cursor naar een object in de tekening en klik het object met de Ctrl knop ingehouden aan
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS Highlighten Voor het highlighten van vastgoedelementen op basis van een criteria, zoals bijvoorbeeld de technische staat van het vastgoed. Ga naar UDR> Highlighted selected function(s) - Vink de vastgoedtypen aan die opgelicht dienen te worden of kies voor een van de knoppen onder de qeury staat vastgoed.
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS Om een ingreep te doen kan gekozen worden uit het slopen en verbouwen van bestaande vastgoedobjecten of het bouwen van nieuwe vastgoedelementen. Ingreep Sloop vastgoedobject - Ga naar UDR> Demolish an UDR object - Toets de knop Select the UDR object you want to demolish en toets met de cursor in de tekening het vast goedobject die je wil slopen -Sluit af met Close Window - Voor het ongedaan maken van het slopen van een vastgoedobject -Ga naar UDR>Restore an UDR Object (undo demolish) -Sluit af met Close Window
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS Ingreep verbouwen van een vastgoedobject - Ga naar UDR> Modify an existing UDR object - Toets de knop Select the UDR object en toets met de cursor in de tekening het vastgoedobject die je wil verbouwen. -Selecteer in het vak Building Action. de ingreep; Opfrissen, Modernisering of Tot. Renovatie -Bevestig de ingreep met modify component -Om de ingreep ongedaan te maken volg je dezelfde procedure, maar selecteer je bij Builing Action: Behoud
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS
Ingreep nieuwbouw van een vastgoedobject - Teken met behulp van de toolbar DRAW een gesloten polyline om de grondvorm van het nieuwe vastgoedobject vast te leggen. - Ga naar UDR> Create New UDR Object - Maak een keuze door het aanvinken van 3D Upperlevels (gestapelde bouw), 3D Ground level (gebouw op maaiveld), 3D Cellars (ondergrondse bebouwing), 2D Roof (een 2D vastgoedelement op de dak van een gebouw) of een 2D ground level (2D vastgoedelement op het maaiveld) -Selecteer een gesloten polyline voor het creeere van het vastgoedelement. -In het vak Real estate Type, kies je het soort vastgoed dat je wil realiseren. -In de vakken Streetname, Address kun je een adres of naam toekenne aan het object. -Verder moet worden aangeven hoeveel verdiepingen het vastgoedobject telt en met de schuifbalk kan je bepalen wat de verdiepingshoogte moet zijn.
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS Versturen van het oplossingsalternatief naar het rekenmodel in Excel -Ga naar UDR>Export to Excel -In de window wordt aangegeven wat de exportfile (deze heeft dezelfde naam als het autocad bestand)is. Indien de excel file niet in dezelfde map staat of een ander benaming heeft dan het autocad bestand, kan met behulp de knop Select Excel Output File de exportfile geselecteerd worden. -Toets export data voor het versturen van alle Data van de gehele Waalhaven-Zuid -Indien je slechts een deelgebied wil versturen naar Excel, vink dan aan Export data from geographic query aan. Een deelgebied (scope van het plangebied) kan worden vastgelegd door het tekenen van een gesloten polyline in de layer geographic qeury . -Toets Define Geographic Qeury > en klik de polyline voor het het gewenste deelgebied aan. -Het programma excel opend automatisch ghet rekenmodel en de excel sheet Result
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS Het Rekenmodel in excel bestaat uit 4 sheets, Result, Rekenblad, Financien, Config. Om de verschillende sheets te benaderen kan gebruik gemaakt worden van knoppen boven in het scherm in het gele gedeelte. Blad Result De excel file wordt geopend in het blad Result. Dit is een uitvoerscherm van de ruimeltijk effecten van de gegenereerde oplossingsvariant in AutoCAD. -Indien de effecten niet tot tevredenheid stemmen ga je weer terug naar het autocad model
Blad Rekenmodel Voordat de financiele haalbaarheid berekend kan worden met behulp van de kengetallen, dient de fasering aangegeven te worden van de ingrepen. -Op het rekenblad druk je als eerst op refresh knop om de meest recente ingrepen op te halen. -Met de knop Hide XL worden de werkbalken van excel verborgen, indien onverhoopt toch de werkbalken van excel zichtbaar moeten zijn kan de knop Show XL worden gebruikt -Voer de fasering van de ingrepen in met behulp van de dropboxen in de cellen. Met de refresh knop boven fasering kan de voorgaande fasering in zijn geheel verwijdert worden. -
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS
-controleren en eventueel aanpassen van de kengetallen voor de kosten en opbrensten en rendementseisen voor de ingreep en het specifieke vastgoedobject. -controleren en eventueel aanpasssen van de percentages voor renteontwikkeling en kosten opbrengstenstijging -controleren van de vormfactor, het percentage voor de omslagkosten, apparaatskosten en percentage voor de post onvoorzien - de gehanteerde kengetallen zijn te vinden op het blad Config, op deze plaats kunnen ze ook op ieder moment gewijzigd worden, voor slechts individuele afwijkingen kunnen in het Rekenblad gewijzigd worden.
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 1 Handleiding RMIS Blad Financien -Het blad Financien is een uitvoerscherm -Indien de uitvoer niet tot tevredenheid stemt kunnen aanpassingen worden gedaan in het rekenmodel (bijvoorbeeld de fasering) of veranderingen in de tekening. -Door middel van de knop selecteer grafiek, kunnen verschillende grafieken getoond worden. van de kosten en opbrensten gedurende de looptijd van het project
Opslaan Als de oplossingvariant getekend en doorgerekend is, is het belangrijk om zowel het autocad bestand als excel bestand op te slaan onder andere naam dan de oorspronkelijke versies RMIS WHZ 04012010.dwg en RMIS WHZ 04012010.xls .
77
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 2 Technische verantwoording RMIS Deze technische verantwoording is een uitbreiding op de systeemtehcnishce uitwerking in de scriptie, de formules en causale verbanden worden niet nader gedefinieert. Benodigde Software • Microsoft Excel 2003 is het meest bekende rekenprogramma en naast rekenen is het ook geschikt voor de grafische vormgeving van gegevens (grafieken ed.). Tijdens de sessie was dan ook geen uitleg nodig over het gebruik van Excel. • Autocad 2009 3D Maps is een veelgebruikt tekenprogramma in de (steden)bouw, het vereist enige oefening en toelichting, maar wordt met de jaren steeds gebruikvriendelijker. Autocad werkt met Layers, elke layer kan verschillende informatie bevatten. In Autocad wordt gebruik ge maakt van de UDR applicatie die ontwikkeld is door Barendse (TU Delft). Het is een instrument waarmee geometrische vormen in Autocad uitgedrukt kunnen worden naar bruikbare gegevens (getallen) in Excel. Microsoft Access 2003 is een database programma, hiervoor zijn veel alternatieven, zoals internet, intranet of reeds bestaande database systemen binnen het havenbedrijf. Indien slechts beperkte informatie nodig/beschikbaar is, is het ook mogelijk Excel te gebruiken voor de gegevensbeheer. Benodigde Hardware De interactieve sessies met het RMIS dienen bij voorkeur plaats te vinden in een te verduisteren ruimte, met een wand waarbij tenminste drie beamers naast elkaar kunnen projecteren. Naast de drie beamers zijn drie laptops gewenst met de benodigde software. De programma’s van microsoft office en autocad maken gebruik van dezelfde programmeertaal Visual Basic, daardoor is het mogelijk om relaties te leggen tussen deze programma’s. In het onderstaande model is de relatie tussen de AutoCad, Excel en Access weergegeven. De zwarte objecten/sheets zijn onzichtbaar voor de gebruiker, de lichtblauwe objecten zijn in- en uitvoerschermen.
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 2 Technische verantwoording RMIS Toelichting bij model: AutoCad tekenprogramma Functie: ruimtelijke beslissingen nemen en visualiseren informatie tonen o.a. op basis van qeury;s in excel Access Functie:
eenvoudige Access database waarin de actuele informatie over in Auto cad getekende vastgoedobjecten staat, zoals adres, gebruiker, technische staat vastgoed , grondeigendom, contractduur ed.
Excel Sheets Qeury’s Red,Orange en Green Functie: een lijst op te vragen uit een Access database op basis van een aantal criteria Excel Sheet UDR_BC Functie: inlezen numerieke gegevens van het hele plangebied uit autocad Excel Sheet UDR_BC_Selection Functie: inlezen numerieke gegevens van een deelgebied (selectie) uit autocad Excel Sheet Data Functie: ordening van alle data voor verder gebruik, creeer van pivot tables ed.
Excel Sheet Rekenblad Functie: invoer van variabelen en berekening van de NCW van de ingrepen per vastgoedobject Excel Sheet Lijsten Functie: verzameling van dropboxen (tbv de invoerschermen), verzameling en ordening van de kengetallen Excel Sheet Config Functie: invoer of wijziging kengetallen Excel Sheet Charts Functie: maken van cash flow charts op basis van de Excel Sheet Rekenblad Excel Sheet Financien Funtie: uitvoerscherm grond- en vastgoedexploitatie van de gebiedsontwikkeling op basis van Excel Sheet Rekenblad en een cashflow charts op basis van Excel Sheet Charts Excel Sheet Result Functie: uitvoerscherm programma en bebouwingsdichtheid op basis van Excel Sheet Data
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 3 Systeembenadering IGOMOD Input (groene pijlen): de input bestaat uit een stedenbouwkundig plan gebaseerd op de huidige plannen voor het wijnhavenkwartier. In eerste instantie moest een lege plattegrond van het wijnhavenkwartier ( Autocad ed.) met de juiste schaal als onderlegger worden ingevoerd in Excel. Vervolgens is grofmazig het huidige stedenbouwkundige plan op de onderlegger in Excel getekend. In de tekening dienen ook functies en het aantal verdiepingen te worden toegekend aan hetgeen getekend wordt. De input dient door een actor met stedenbouwkundige expertise verzorgt te worden. Sturing (rode lijnen): De sturing wordt gevisualiseerd door draaiknoppen, zie figuur. De draaiknoppen bepalen de grote van de kwantitatieve invoervariabelen zoals kosten per m2, percentages per jaar, die van invloed zijn voor de objecten in het systeem. In het IGOMOD voer je deze informatie in een Excel sheet. Output: Het systeem zet de input om in een overzicht van oppervlakten per functie, bebouwingsdichtheden en de financiële haalbaarheid in Excel. De oppervlakten kunnen getoetst worden met het gewenste programma, de bebouwingsdichtheden met referentieprojecten en financiële haalbaarheid op basis van het grond- en vastgoedexploitatiesaldo. Indien de output niet volstaat, kan door middel van de een gewijzigde input en/ of andere aansturing de output veranderen, dit wordt weergegeven door de groene pijlen. IGOMOD is een evaluatiemodel, dergelijke modellen hebben tot doel informatie over een gegeven aantal alternatieven plannen te structureren en overzichtelijk te classificeren ten behoeve van de verder besluitvorming. Dit model is geen beslissingsmodel, maar dient alleen om keuzeproblemen ‘transparant te maken. Objecten; De relaties tussen de objecten hiernaast weergegeven door blauwe pijlen, de aansturing van objecten door de knoppen wordt weergegeven door de rode lijnen. Het systeem kan globaal verdeeld worden in twee delen. Bovenstaande deel heeft met name betrekking op de grondkosten, zoals verwerving, sanering en bouw en woonrijp maken. Deze worden gefaseerd in percentages van het totaal per jaar en deze gegevens worden blootgesteld aan percentages (rente-,kosten- en opbrengstenstijging) voor de dynamische eindwaarde berekening. De kosten voor infrastructurele kunstwerken wordt afgeleid als een percentage van de verwerving-, en bodemsaneringskosten. De kosten voor voorberedings(plan)kosten wordt afgeleid als een percentage van de verwerving-, bodemsaneringskosten en de kosten voor en de bouw- en woonrijp maken. Onderstaande deel heeft betrekking op de bouwkosten van de vastgoed objecten, en de grond- en vastgoedopbrengsten, deze worden afgeleid van de oppervlakten voor de functies woningen, kantoren en dergelijke. De kosten en de opbrengsten worden gefaseerd in een percentage in het totaal per jaar, hierbij moet rekening gehouden worden met de fasering (timing) van het bouwrijp maken van de grond. Ook deze gegevens worden blootgesteld aan de percentages rente-,kosten- en opbrengstenstijging voor de dynamische eindwaarde berekening. De vastgoedopbrengsten zijn afhankelijk van de ingestelde BAR (Bruto Aanvangsrendement = 1e jaar huur/ tot. investering) en de VVO (verhuurbaar vloeroppervlak)/BVO verhouding. Tot slot leiden alle kosten en opbrengsten bij elkaar als output naar de financiële haalbaarheid. Grondexploitatiesaldo = tot. grondopbrengsten – tot. grondkosten Vastgoedexploitatiesaldo = tot. vastgoedopbrengsten – tot. vastgoedkosten
Afstudeerlaboratorium IGO
Bijlage 3 Systeembenadering IGOMOD
Bart Reijnierse 9690494
Afstudeerlaboratorium IGO
Bijlage 4 Type Vastgoed Waalhaven-Zuid
Distriloods_Luxe -Ruimte voor grootschalige opslag en distributie -Laad en Loszone (diepte min. 12,5 m op eigen terrein) -Docks (ca. 1 per 1000 m2 BVO) -Expeditie ruimte en Opslagruimte (ca. 15 m hoog) -Kantoorruimte (intern of extern) -Ideale kaveldiepte 150 m
Distriloods_Econ Ruimte voor kleinschalige opslag en distributie -Voldoet grotendeels niet aan de criteria van -Distriloods_Luxe
Bart Reijnierse 9690494
Afstudeerlaboratorium IGO
Bijlage 4 Type Vastgoed Waalhaven-Zuid
Kantoren_Luxe -Solitair kantoor -Gesitueerd op een zichtlocatie -Representatief -Hoog installatieniviea t.b.v. kantoor-werkzaamheden
Kantoren_Econ -Kantoorruimte ondersteunend aan een andere ruimte (bijv. bedrijfsruimte, distriloods ed.) -En/Of voldoet grotendeels niet aan criteria Kantoren_Luxe -En/Of ongunstige locatie (bereikbaarheid, zichtbaarheid ed.)
Bart Reijnierse 9690494
Afstudeerlaboratorium IGO
Bijlage 4 Type Vastgoed Waalhaven-Zuid
Bedrijfsr._Luxe -Ruimte voor diverse bedrijvigheid (exclusief sectoren transport, distributie, zakelijke dienstverlening, horeca, detailhandel en onderwijs) -Verblijfsruimte mensen (ARBO , daglicht , geluidseisen ed) -Aanwezigheid kantoorruimte en magazijn -Hoog installatieniveau (klimaat, ICT, verlichting ed) tbv de activiteit -Representatief
Bedrijfsr._Econ /Ruimte voor diverse bedrijvigheid (exclusief sectoren transport, distributie, zakelijke dienstverlening, horeca, detailhandel en onderwijs) -Voldoet grotendeels niet aan criteria van Bedrijfsr._ Luxe
Bart Reijnierse 9690494
Afstudeerlaboratorium IGO
Bijlage 4 Type Vastgoed Waalhaven-Zuid
Horeca -Voldoet aan de eisen met betrekking tot Horeca -Aanwezigheid keuken ed.
Winkel -Voldoet aan de eisen met betrekking tot detailhandel -Aanwezigheid etalage/showroom ed.
Onderwijs -Voldoet aan de eisen met betrekking tot onderwijs - Aanwezigheid lokalen , labaratoria ed
Bart Reijnierse 9690494
Afstudeerlaboratorium IGO
Bijlage 5 Infrastructurele profielen Waalhaven-Zuid
Bart Reijnierse 9690494
Afstudeerlaboratorium IGO
Bijlage 5 Infrastructurele profielen Waalhaven-Zuid
Bart Reijnierse 9690494
Afstudeerlaboratorium IGO
Bijlage 5 Infrastructurele profielen Waalhaven-Zuid
Bart Reijnierse 9690494
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment
RONDE 1 Programma en dichtheid varianten
Huidige situatie Hilgerseweg
Grond Oppervlakte Bebouwd oppervlak Infrastructuur (maaiveld) Prive_Ruimte Maaiveld Groenvz. Maaiveld Watervz. Maaiveld Totaal plangebied
2009
Bruto Vloeroppevlak Distriloods_Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Econ Bedrijfsr._Luxe Winkel Horeca Onderwijs Parkeer_Garage Parkeer_Dek
2009
Variant van Projectontwikkelaar
20.311 19.349 18.360
58.020
18.201 2.605 5.407
Grond Oppervlakte Bebouwd oppervlak Infrastructuur (maaiveld) Prive_Ruimte Maaiveld Groenvz. Maaiveld Watervz. Maaiveld Totaal plangebied
2020
Bruto Vloeroppevlak Distriloods_Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Econ Bedrijfsr._Luxe Winkel Horeca Onderwijs Parkeer_Garage Parkeer_Dek
2020
23.055 19.733 15.232
58.020
22.002 3.910 5.407
26.213 Parkeren
Aantal PP excl. garage Aantal PP incl. garage Aantal PP Chassis/VW
2020
Aantal PP excl. garage Aantal PP incl. garage Aantal PP Chassis/VW
2009
488 488
Bebouwingsdichtheden Floor Space Index Ground Space Index Open Space Ratio Netto/Bruto Verhouding
0,45 0,35 1,44 0,67
Inhoud m3 bebouwing Bruto Vloeropp. in m2
133.581 26.213
20.000 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0
Inhoud m3 bebouwing Bruto Vloeropp. in m2
2020
0,54 0,40 1,12 0,66 252.369 31.319
25.000 2009
2020 20.000
2009
15.000 10.000 5.000
ag e
ijs
ee r_ G ar
O
nd er w
Pa rk
or ec a H
W in ke l
oo ds _E co n oo ds _L ux Ka e nt or en _E co Ka n nt or en _L ux Be e dr i jf sr ._ Ec on Be dr i jf sr ._ Lu xe is tri l
is tri l D
D
ag e
ijs
or ec a
ee r_ G ar
O
H
W in ke l
nd er w
Pa rk
is tri l
oo ds _E co n oo ds _L ux Ka e nt or en _E co Ka n nt or en _L ux Be e dr i jf sr ._ Ec on Be dr i jf sr ._ Lu xe
0
D
is tri l
Parkeren
462 462
Bebouwingsdichtheden Floor Space Index Ground Space Index Open Space Ratio Netto/Bruto Verhouding
D
31.319
2009
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment
RONDE 1 Programma en dichtheid varianten
Variant van Business Manager
160.918 63.296 31.648
31.648 287.509
Parkeren
462 2572
Aantal PP excl. garage Aantal PP incl. garage Aantal PP Chassis/VW
2.030.331 287.509
462 462
2020
0,90 0,34 0,73 0,67 293.426 52.416
2020
D
ijs nd er w O
ee r_ G ar
is tri l D
ag e
2009
oo ds _E co is n tri lo od s_ Lu Ka xe nt or en _E co Ka n nt or en _L ux Be e dr i jf sr ._ Ec on Be dr i jf sr ._ Lu xe
ag e
ijs
2020
20.000 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0
ee r_ G ar
or ec a H
nd er w
Pa rk
O
16.499 3.879 17.150 14.888
Inhoud m3 bebouwing Bruto Vloeropp. in m2
2009
W in ke l
58.020
Bebouwingsdichtheden Floor Space Index Ground Space Index Open Space Ratio Netto/Bruto Verhouding
2020
4,96 0,55 0,09 0,64
2020
oo ds _E co is n tri lo od s_ Lu Ka xe nt or en _E co Ka n nt or en _L ux Be e dr i jf sr ._ Ec on Be dr i jf sr ._ Lu xe
19.683 19.349 18.988
52.416
2020
180.000 160.000 140.000 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0
D
2020
Aantal PP excl. garage Aantal PP incl. garage Aantal PP Chassis/VW
Inhoud m3 bebouwing Bruto Vloeropp. in m2
is tri l
Bruto Vloeroppevlak Distriloods_Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Econ Bedrijfsr._Luxe Winkel Horeca Onderwijs Parkeer_Garage Parkeer_Dek
Parkeren
Bebouwingsdichtheden Floor Space Index Ground Space Index Open Space Ratio Netto/Bruto Verhouding
D
2020
Pa rk
2020
58.020
Grond Oppervlakte Bebouwd oppervlak Infrastructuur (maaiveld) Prive_Ruimte Maaiveld Groenvz. Maaiveld Watervz. Maaiveld Totaal plangebied
or ec a
Bruto Vloeroppevlak Distriloods_Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Econ Bedrijfsr._Luxe Winkel Horeca Onderwijs Parkeer_Garage Parkeer_Dek
31.648 19.349 5.560 1.463
H
2020
W in ke l
Grond Oppervlakte Bebouwd oppervlak Infrastructuur (maaiveld) Prive_Ruimte Maaiveld Groenvz. Maaiveld Watervz. Maaiveld Totaal plangebied
Variant van Manager Infra&OR
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment
RONDE 2 Behoud en sloop alternatieven
Projectontwikkelaar, Business Manager, Manager Infra & OR
Rood = Sloop Sloop vastgoed Acad
Type Vas tgoed
8176 7302 732B 72FF Smirnoffweg 50-52 732E Van Weerden Poelmanweg 24-26 733E 7354 Van Weerden Poelmanweg 30 7331
Distriloods_Econ Distriloods_Econ Distriloods_Econ Kantoren_Econ Distriloods_Econ Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Econ
Adres
Albert Plesmanweg 121-143 Albert Plesmanweg 151 Hilgersweg 9
Behoud vastgoed Albert Plesmanweg 121-143 Albert Plesmanweg 151
7318 Kantoren_Luxe B042 Kantoren_Luxe
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
RONDE 3 Programma en dichtheid varianten
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment Huidige situatie Hilgerseweg
Variant van Projectontwikkelaar
Grond Oppervlakte Bebouwd oppervlak Infrastructuur (maaiveld) Prive_Ruimte Maaiveld Groenvz. Maaiveld Watervz. Maaiveld Totaal plangebied
2009
Bruto Vloeroppevlak Distriloods_Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Econ Bedrijfsr._Luxe Winkel Horeca Onderwijs Parkeer_Garage Parkeer_Dek
2009
Grond Oppervlakte Bebouwd oppervlak Infrastructuur (maaiveld) Prive_Ruimte Maaiveld Groenvz. Maaiveld Watervz. Maaiveld Totaal plangebied
20.311 19.349 18.360
58.020
2.605 5.407
26.213
Inhoud m3 bebouwing Bruto Vloeropp. in m2
2009
0,45 0,35 1,44 0,67 133.581 26.213
2020
Aantal PP excl. garage Aantal PP incl. garage Aantal PP Chassis/VW
488 488
Bebouwingsdichtheden Floor Space Index Ground Space Index Open Space Ratio Netto/Bruto Verhouding
2020
0,54 0,40 1,12 0,66
Inhoud m3 bebouwing Bruto Vloeropp. in m2
20.000 18.000 16.000 14.000 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0
252.369 31.319
25.000 2009
2020 20.000
2009
15.000 10.000 5.000
ag e
ijs
ee r_ G ar
O
nd er w
Pa rk
or ec a H
W in ke l
oo ds _E co is n tri lo od s_ Lu Ka xe nt or en _E co Ka n nt or en _L ux Be e dr i jf sr ._ Ec on Be dr i jf sr ._ Lu xe D
D
is tri l
ag e
ijs
or ec a
ee r_ G ar
O
H
nd er w
Pa rk
D
W in ke l
oo ds _E co is n tri lo od s_ Lu Ka xe nt or en _E co Ka n nt or en _L ux Be e dr i jf sr ._ Ec on Be dr i jf sr ._ Lu xe
0
is tri l D
22.002 3.910 5.407
Parkeren
462 462
Bebouwingsdichtheden Floor Space Index Ground Space Index Open Space Ratio Netto/Bruto Verhouding
2020
31.319
2009
Aantal PP excl. garage Aantal PP incl. garage Aantal PP Chassis/VW
58.020
Bruto Vloeroppevlak Distriloods_Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Econ Bedrijfsr._Luxe Winkel Horeca Onderwijs Parkeer_Garage Parkeer_Dek
18.201
Parkeren
2020
23.055 19.912 15.053
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
RONDE 3 Programma en dichtheid varianten Variant van Manager Infra &OR
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment Variant van Business Manager
2020 32.442 19.436 6.143
Grond Oppervlakte Bebouwd oppervlak Infrastructuur (maaiveld) Prive_Ruimte Maaiveld Groenvz. Maaiveld Watervz. Maaiveld Totaal plangebied
58.020
Bruto Vloeroppevlak Distriloods_Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Econ Bedrijfsr._Luxe Winkel Horeca Onderwijs Parkeer_Garage Parkeer_Dek
2020
6.789 7.703 1.375 5.407 23.685
23.685
Grond Oppervlakte Bebouwd oppervlak Infrastructuur (maaiveld) Prive_Ruimte Maaiveld Groenvz. Maaiveld Watervz. Maaiveld Totaal plangebied
2020 20.232 22.455 12.584 2.426 323 58.020
Bruto Vloeroppevlak Distriloods_Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Econ Bedrijfsr._Luxe Winkel Horeca Onderwijs Parkeer_Garage Parkeer_Dek
2020
16.499 3.879 19.347 14.888
68.644
54.614
Parkeren
2020
Parkeren
Aantal PP excl. garage Aantal PP incl. garage Aantal PP Chassis/VW
462 2041
Aantal PP excl. garage Aantal PP incl. garage Aantal PP Chassis/VW
Bebouwingsdichtheden Floor Space Index Ground Space Index Open Space Ratio Netto/Bruto Verhouding
1,18 0,56 0,37 0,67 480.417 68.644
20.000
300.018 54.614 2020 2009
20.000
2009
15.000
15.000
10.000
10.000
5.000
5.000
ag e
ijs
ee r_ G ar
O
nd er w
Pa rk
or ec a H
oo ds _E co is n tri lo od s_ Lu Ka xe nt or en _E co Ka n nt or en _L ux Be e dr i jf sr ._ Ec on Be dr i jf sr ._ Lu xe
D
is tri l
ag e
ijs
ee r_ G ar
O
nd er w
Pa rk
or ec a H
W in ke l
W in ke l
0
0
oo ds _E D co is n tri lo od s_ Lu Ka xe nt or en _E co Ka n nt or en _L ux Be e dr i jf sr ._ Ec on Be dr i jf sr ._ Lu xe
0,94 0,35 0,69 0,57
25.000
2020
is tri l
2020
Inhoud m3 bebouwing Bruto Vloeropp. in m2
25.000
D
657 657
Bebouwingsdichtheden Floor Space Index Ground Space Index Open Space Ratio Netto/Bruto Verhouding
2020
D
Inhoud m3 bebouwing Bruto Vloeropp. in m2
2020
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment
RONDE 4 Fasering, kosten en opbrengsten
Projectontwikkelaar
PO
Fasering
Uitvoer Autocad Adres
Acad
Type Vastgoed
GO
BVO
Ingreep
Albert Plesmanweg 121-143 8176 Distriloods_Econ Albert Plesmanweg 151 7302 Distriloods_Econ Hilgersweg 9 732B Distriloods_Econ 72FF Kantoren_Econ Smirnoffweg 50-52 732E Distriloods_Econ Van Weerden Poelmanweg 24733E Distriloods_Econ 7354 Kantoren_Econ Van Weerden Poelmanweg 307331 Kantoren_Econ
8198,91 4293,3 1609,18 179,315 1774,33 2325,46 564,11 312,889
8198,91 4293,3 1609,18 537,944 1774,33 2325,46 1128,22 938,668
Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop
Albert Plesmanweg NEW
Verwervin g
2010 Q1
Start Uitvoering
Duur Bouwrijp maken
2010 Q3 2010 Q3 2010 Q3 2010 Q3 2010 Q3 2012 Q1 2012 Q1 2012 Q1
0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5
Extra Kosten Duur Bouw
Verwerving (all)
Bodemsanering
500000
Grond
Opstal
25 25 25 30 25 25 30 30
Kosten Woonrijp maken 0 0 0 0 0 0 0 0
Opbrengst Gronduitgifte 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0
60 60 60 60 60 60
0 0 0 0 0 0
200 200 300 300 200 200
1200 1200 1350 1350 1200 1200
0 0 0
0 0 0 0
35 35 35 35
0 0 0 0
0 0 0 0
Sloop (all)
Kosten Bouwrijp maken
Kosten Woonrijp maken
Opbrengst Gronduitgifte
25 25 25 30 25 25 30 30
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Sloop (all)
Bouw- Jaarlijkse kosten huur per VVO (all- in) 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Grondexploitatie
Kosten Bouwrijp maken 0 0 0 0 0 0 0 0
Opstalexploitatie
BAR CW kosten
CW opbrengst
CW kosten
CW opbrengst
Saldo excl. Indirecte kosten
Oplevering
2011 Q1 2011 Q1 2011 Q1 2011 Q1 2011 Q1 2012 Q3 2012 Q3 2012 Q3
0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
-206.474
0
0
206.474
-108.119
0
0
108.119
-40.524
0
0
40.524
-16.257
0
0
16.257
-547.122
0
0
547.122
-58.992
0
0
58.992
-34.344
0
0
34.344
-28.574
0
0
28.574
80 80 100 100 80 80
7,0% 7,0% 7,5% 7,5% 7,0% 7,0%
-29.482
98.275
-592.524
536.093
12.361
-445.279
1.484.263
-8.949.022
8.096.734
186.697
-111.739
558.695
-2.526.390
2.370.440
291.006
-126.916
634.579
-2.869.535
2.692.403
330.531
-425.707
1.419.024
-8.555.679
7.740.852
178.491
-438.830
1.462.766
-8.819.409
7.979.465
183.993
0 0 0 0
0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
-13.692
0
0
13.692
-160.798
0
0
160.798
-12.434
0
0
12.434
-89.530
0
0
89.530
0
B089 B056 B06D B070 B064 B061
Distriloods_Luxe Distriloods_Luxe Kantoren_Econ Kantoren_Econ Distriloods_Luxe Distriloods_Luxe
486,614 7349,44 1830,87 2079,54 6975,3 7190,32
486,614 7349,44 1830,87 2079,54 6975,3 7190,32
Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw
2011 Q1 2011 Q1 2012 Q3 2012 Q3 2012 Q3 2012 Q3
1 1 1 1 1 1
Albert Plesmanweg NEW B082 Smirnoffweg NEW B079 Van Riemsdijkweg NEW AFE7 Van Weerden Poelmanweg N B077
Parkeer_Terrein Inrit Parkeer_Haven Inrit
383,658 4494,71 348,404 2502,58
0 0 0 0
Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw
2012 Q3 2013 Q1 2012 Q3 2013 Q1
0,5 0,5 0,5 0,5
NA NEW Smirnoffweg NEW
2012 Q1 2012 Q1 2013 Q3 2013 Q3 2013 Q3 2013 Q3
0
2013 Q1 2013 Q3 2013 Q1 2013 Q3
Business Manager
BM
Fasering
Uitvoer Autocad Adres
Acad
Type Vastgoed
GO
BVO
Ingreep
8198,91 4293,3 1609,18 537,944 1774,33 2325,46 1128,22 938,668
Verwervin g
Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop
Start Uitvoering
Duur Bouwrijp maken
Extra Kosten Duur Bouw
Verwerving (all)
Bodemsanering
Grond
Opstal Bouw- Jaarlijkse kosten huur per VVO (all- in)
Grondexploitatie
Opstalexploitatie
BAR CW kosten
CW opbrengst
CW kosten
CW opbrengst
Saldo excl. Indirecte kosten
Oplevering
2009 Q1 2009 Q1 2009 Q3 2009 Q3 2009 Q1 2009 Q1 2009 Q3 2009 Q3
Albert Plesmanweg 121-143 8176 Albert Plesmanweg 151 7302 Hilgersweg 9 732B 72FF Smirnoffweg 50-52 B031 Van Weerden Poelmanweg 2733E 7354 Van Weerden Poelmanweg 7331
Distriloods_Econ Distriloods_Econ Distriloods_Econ Kantoren_Econ Distriloods_Econ Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Econ
8198,91 4293,3 1609,18 179,315 1774,33 2325,46 564,11 312,889
NA NEW
B072 B28B B27A B07B B066
Bedrijfsr._Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Distriloods_Luxe Parkeer_Garage
23685 23685 Nieuwbouw 6788,89 6788,89 Nieuwbouw 1374,84 1374,84 Nieuwbouw 7703,32 7703,32 Nieuwbouw 23685 0 Nieuwbouw
2011 Q3 2011 Q3 2011 Q1 2011 Q1 2011 Q1
1 1 1 1 1
3 3 3 3 3
0 0 0 0 0
60 60 60 60 60
0 0 0 0 0
200 150 300 200 0
1250 700 1350 1200 1200
90 60 100 80 100
8,0% 6,0% 7,5% 7,0% 10,0%
B266 B271 B28F B27E
Inrit Inrit Parkeer_Dek Groenvz.
1607,18 2129,22 23685 1374,84
2011 Q3 2011 Q3 2012 Q1 2011 Q3
1 1 1 1
3 3 3 3
0 0 0 0
0 0 0 0
40 40 0 20
0 0 0 0
0 0 500 0
0 0 0 0
0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Sloop (all)
Kosten Bouwrijp maken
Kosten Woonrijp maken
Opbrengst Gronduitgifte
25 25 25 30 25 30 30 25
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
-203.011
0
-105.288
0
-37.974
0
0
37.974
-15.234
0
0
15.234
-41.871
0
0
41.871
-33.202
0
0
33.202
-27.624
0
0
27.624
-57.029
0
0
57.029
0 0 0 0 0
60 60 60 60 60
0 0 0 0 0
500 300 180 200 500
1750 1350 1000 1200 1750
150 100 70 80 150
7,0% 7,5% 8,0% 7,0% 7,0%
-32.333
1.036.521
-3.664.948
3.845.704
1.184.944
-213.463
977.172
-4.756.951
3.833.513
159.729
-413.576
2.294.260
-13.523.265
9.655.013
1.987.567
-462.755
2.880.413
-18.333.079
14.528.649
1.386.773
-172.787
5.647.726
-19.585.264
20.551.214
6.440.890
0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
300 40 40 40 40 35 20 20
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0
0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
-88.944
0
0
88.944
-24.237
0
0
24.237
-229.891
0
0
229.891
-155.926
0
0
155.926
-38.588
0
0
38.588
-98.585
0
0
98.585
-43.226
0
0
43.226
-148.431
0
0
148.431
2009 Q1 2009 Q1 2009 Q3 2009 Q3 2009 Q1 2009 Q1 2009 Q3 2009 Q3
-204.973
0
0
204.973
-107.333
0
0
107.333
-39.844
0
0
39.844
-15.984
0
0
15.984
-44.358
0
0
44.358
-58.137
0
0
58.137
-33.523
0
0
33.523
-27.891
0
0
27.891
-1.354.391
4.134.902
-26.127.299
18.630.586
4.716.202
-388.213
888.899
-4.193.808
4.746.790
1.053.668
0
-79.378
367.089
-1.653.770
1.306.855
59.204
-444.759
1.371.211
-8.236.579
6.276.319
1.033.809
-1.367.477
0
-25.324.553
16.885.268
9.806.763
-56.733
0
0
56.733
-75.161
0
0
75.161
0
0
-10.350.909
-24.266
0
0
2015 Q3 2015 Q3 2015 Q1 2015 Q1 2015 Q1
0
NA NEW
0 0 0 0
Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw
10.350.909 24.266
2015 Q3 2015 Q3 2016 Q1 2015 Q3
Manager Infra & OR
MI
Fasering
Uitvoer Autocad Adres
Acad
Type Vastgoed
GO
BVO
Ingreep
Verwervin g
Start Uitvoering
Duur Bouwrijp maken
Albert Plesmanweg 121-143 8176 Albert Plesmanweg 151 7302 Hilgersweg 9 732B 72FF Smirnoffweg 50-52 732E Van Weerden Poelmanweg 27354 Van Weerden Poelmanweg 7331 Van Weerden Poelmanweg 733E
Distriloods_Econ Distriloods_Econ Distriloods_Econ Kantoren_Econ Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Econ Distriloods_Econ
8198,91 4293,3 1609,18 179,315 1774,33 564,11 312,889 2325,46
8198,91 4293,3 1609,18 537,944 1774,33 1128,22 938,668 2325,46
Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop Sloop
Albert Plesmanweg NEW NA NEW
B09F B075 B065 B053 Van Weerden Poelmanweg B046
Kantoren_Luxe Kantoren_Econ Bedrijfsr._Econ Distriloods_Luxe Kantoren_Luxe
549,351 3879,32 7444,1 8249,59 2935,7
2197,4 3879,32 14888,2 16499,2 11742,8
Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw
2010 Q1 2013 Q3 2013 Q1 2012 Q3 2010 Q1
0,5
NA NEW
Watervz. Inrit Inrit Inrit Inrit Parkeer_Terrein Groenvz. Groenvz.
323,281 660,691 6266,81 4250,54 1051,91 2927,16 2425,62 8249,59
0 0 0 0 0 0 0 0
Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw Nieuwbouw
2013 Q1 2013 Q1 2013 Q1 2013 Q1 2013 Q1 2010 Q3 2014 Q3 2014 Q1
0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5
2010 Q3
2009 Q3 2010 Q1 2012 Q1 2012 Q1 2012 Q1 2010 Q1 2010 Q1 2010 Q1
Extra Kosten Duur Bouw
0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5
Verwerving (all)
Bodemsanering
Grond
Opstal Bouw- Jaarlijkse kosten huur per VVO (all- in)
Grondexploitatie
Opstalexploitatie
BAR CW kosten
CW opbrengst
Saldo excl. Indirecte kosten
Oplevering
0
203.011
0
105.288
2009 Q3 2010 Q1 2012 Q3 2012 Q3 2012 Q3 2010 Q3 2010 Q3 2010 Q3
CW kosten
CW opbrengst
0
1 0,5 1 0,5 1,5
2011 Q3 2014 Q1 2014 Q1 2013 Q1 2011 Q3
0
B0BD B0B7 B0C9 B0C3 B0B1 B0AB B0A5 B0CE
0 0
2013 Q3 2013 Q3 2013 Q3 2013 Q3 2013 Q3 2011 Q1 2015 Q1 2014 Q3
1
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Ronde 4 Financieel Overzicht Varianten
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment
Variant van Projectontwikkelaar (PO)
Plansaldo
Plansaldo
-878.277 Grondexploitatie
Kosten
Totale kosten
Verwerving (all) Bodemsanering Sloop (all) Bouwrijp maken Woonrijp maken Omslagkosten Apparaatskosten Onvoorzien
Totaal Saldo GE
Totale Opbrengsten
Gronduitgifte; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren Econ Kantoren Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Subsidie
-3.639.308
-26.924.245 Grondexploitatie
Opbrengsten
502.439537.9671.577.953276.45392.720478.475173.300-
Variant van Business Manager (BM)
4.464.328 0 1.193.274 0 0 0 0 0 0 -
Totaal
5.657.602
2.018.294
Kosten
Totale kosten
Verwerving (all) Bodemsanering Sloop (all) Bouwrijp maken Woonrijp maken Omslagkosten Apparaatskosten Onvoorzien
532.0423.634.219156.160189.519864.484268.821-
Totaal
5.645.245-
Saldo GE
6.000.000
Opbrengsten
Totale Opbrengsten
Gronduitgifte; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren Econ Kantoren Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Subsidie
1.371.211 888.899 367.089 0 4.134.902 0 0 0 0 -
Totaal
6.762.101
1.116.857 6.000.000 Saldo Grondkosten
Saldo Grondkosten 5.000.000
CW Opbrengsten Gronduitgifte Saldo Grondkosten
Saldo CWGrondkosten Opbrengsten Gronduitgifte
5.000.000
CW Opbrengsten Gronduitgifte
CW Opbrengsten Gronduitgifte
4.000.000
4.000.000
3.000.000
3.000.000
2.000.000
2.000.000
1.000.000
1.000.000
0
0
-1.000.000
-1.000.000
-2.000.000
-2.000.000
-3.000.000 2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
-3.000.000
2020
2009
2010
Totale kosten
Opbrengsten
Totale Opbrengsten
Bouwkosten All-in; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Parkeer_Dek
-26.916.634 0 -5.395.925 0 0 0 0 0 0 0
Bellegingswaarde; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Parkeer_Dek
Totaal
32.312.559-
Totaal
Saldo VE
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Vastgoedexploitatie
Vastgoedexploitatie Kosten
2011
24.353.145 0 5.062.843 0 0 0 0 0 0 0 29.415.988
Kosten
Totale kosten
Totale Opbrengsten
Bouwkosten All-in; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Parkeer_Dek
-8.236.579 -4.193.808 -1.653.770 0 -26.127.299 0 0 0 -25.324.553 -10.350.909
Bellegingswaarde; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Parkeer_Dek
Totaal
75.886.919-
Totaal
Saldo VE
-2.896.571
Opbrengsten
6.276.319 4.746.790 1.306.855 0 18.630.586 0 0 0 16.885.268 0 47.845.817
-28.041.102
25.000.000
30.000.000 20.000.000 15.000.000
CW bouwkosten Opstal bouw kosten Opstal CWCW bouwkosten Opstal
20.000.000
CW verkoop Opstal
CW verkoop Opstal
CW verkoop Opstal 10.000.000
10.000.000
5.000.000
0 0
-10.000.000
-5.000.000 -10.000.000
-20.000.000
-15.000.000
-30.000.000
-20.000.000
-40.000.000
-25.000.000 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Ronde 4 Financieel Overzicht Varianten Variant van Manager Infra &OR (MI)
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment
Plansaldo
1.943.824 Grondexploitatie
Kosten
Totale kosten
Opbrengsten
Verwerving (all) Bodemsanering Sloop (all) Bouwrijp maken Woonrijp maken Omslagkosten Apparaatskosten Onvoorzien
521.2331.294.914827.828106.137528.795163.945-
Totaal
3.442.853-
Saldo GE
Totale Opbrengsten
Gronduitgifte; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren Econ Kantoren Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Subsidie
2.880.413 0 977.172 6.684.247 0 2.294.260 0 0 0 -
Totaal
12.836.092
9.393.239 6.000.000
Saldo SaldoGrondkosten Grondkosten CWOpbrengsten Opbrengsten Gronduitgifte CW Gronduitgifte
5.000.000
4.000.000
3.000.000
2.000.000
1.000.000
0
-1.000.000
-2.000.000 2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Vastgoedexploitatie Kosten
Totale kosten
Opbrengsten
Totale Opbrengsten
Bouwkosten All-in; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Parkeer_Dek
-18.333.079 0 -4.756.951 -23.250.212 0 -13.523.265 0 0 0 0
Bellegingswaarde; Distriloods_Luxe Distriloods_Econ Kantoren_Econ Kantoren_Luxe Bedrijfsr._Luxe Bedrijfsr._Econ Winkel Horeca Parkeer_Garage Parkeer_Dek
Totaal
59.863.508-
Totaal
Saldo VE
14.528.649 0 3.833.513 24.396.919 0 9.655.013 0 0 0 0 52.414.093
-7.449.415 30.000.000 CW bouwkosten Opstal CW bouwkosten Opstal CW verkoop Opstal
20.000.000
CW verkoop Opstal
10.000.000
0
-10.000.000
-20.000.000
-30.000.000
-40.000.000 2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Vergelijking progamma onderdelen
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment
BVO Distriloods_Econ
BVO Kantoren_Econ
BVO Distriloods_Luxe
20.000
4.500
25.000
18.000
4.000
16.000
20.000
3.500
14.000
3.000
12.000
15.000
2.500
10.000 8.000
2.000
10.000
1.500
6.000 4.000
1.000
5.000
500
2.000 0
2009
MIN MAX
PO
2020 0 6789
BM
0
MI
m2 m2
0
2009
MIN MAX
PO
BM
2009
MI
2020 7703 m2 22002 m2
MIN MAX
BVO Bedrijfsr._Econ
BVO Kantoren_Luxe
2020 1374 3910
BM
MI
m2 m2
B VOBedrijfsr._Luxe
16.000
25.000
PO
25.000
14.000
20.000
20.000
12.000 10.000
15.000
15.000
8.000
10.000
10.000
6.000 4.000
5.000
5.000 2.000 0
0
2009
MIN MAX
PO
BM
MI
2020 5407 m2 19347 m2
2009
MIN MAX
PO
BM
0
MI
2020 0 m2 14888 m2
2009
MIN MAX
PO
BM
MI
2020 0 m2 23685 m2
Aantal Auto PP 2500 2000 1500 1000 500 0 2009
MIN MAX
PO
2020 488 2041
BM
m2 m2
MI
2009 PO BM MI
Huidige situatie Projectontwikkelaar Business Manager Manager Infra & OR
Afstudeerlaboratorium IGO
Bart Reijnierse 9690494
Vergelijking bebouwingsdichtheid
Bijlage 6 In-/Uitvoer Experiment
Floor Space Index
Open Space Ratio
Ground Space Index
1,40
0,60
1,20
0,50
1,60 1,40 1,20
1,00
0,40
1,00
0,30
0,80
0,80 0,60
0,60
0,20
0,40
0,40
0,20
0,10
0,00
0,00 2009
PO
BM
MI
0,20 0,00 2009
2020 0,54 1,18
MIN MAX
PO
2009
MI
2020 0,35 0,56
MIN MAX
Inhoud m3 bebouwing
BM
PO
MIN MAX
BM
MI
2020 0,37 1,12
Bruto Vloeropp. in m2
600.000
80.000 70.000
500.000
60.000 400.000
50.000
300.000
40.000
200.000
30.000 20.000
100.000
10.000
0
0 2009
PO
BM
MIN MAX
2020 252369 m3 480417 m3
MI
2009
PO
MIN MAX
BM
MI
2020 31319 m2 68644 m2
2009 PO BM MI
Huidige situatie Projectontwikkelaar Business Manager Manager Infra & OR
Vergelijking financien Saldo Vastgoedexploitatie
Saldo Grondexploitatie 10.000.000 9.000.000 8.000.000 7.000.000 6.000.000 5.000.000 4.000.000 3.000.000 2.000.000 1.000.000 0
Totale Plansaldo
0
5.000.000 0
-5.000.000
-5.000.000
-10.000.000
-10.000.000 -15.000.000
-15.000.000
-20.000.000
-20.000.000
-25.000.000
-25.000.000 -30.000.000
-30.000.000
PO
BM
MI
PO
BM
MI
PO
BM
MI