Ons en onze kinderen – George Whitefield ‘… aangaande mij, en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen!’ Jozua 24:15 Jaargang 9 nummer 1 – november 2006 Eerder uitgegeven preken van jaargang 8 1. Volledig melaats, volmaakt genezen! 2. Jezus Christus. Ook uw Koning? 3. Wandelen met God 4. Tegen hoop op hoop! 5. De enige Schuilplaats 6. De trekkende liefde van de Vader 7. De liefde van de Geest 8. Vast vertrouwen 9. Zeker weten 10. Levend water 11. Zonder uitstel 12. Groot geloof
C.H. Spurgeon Joseph Hart George Whitefield Ralph Erskine William Mason John Kennedy Horatius Bonar John Charles Ryle Andrew Bonar Henry Grattan Guinness William Mason Thomas Manton
Toelichting foto omslag: George Whitefield laat het in deze preek zien: het is de heilige en dure plicht van ouders om hun kinderen op te voeden in de kennis en vrees van God. Het doopformulier zegt het ook: ‘De ouders zullen gehouden zijn hun kinderen in het opwassen hiervan breder te onderwijzen.’ Het dankgebed van het doopformulier begint ermee: ‘Almachtige, barmhartige God en Vader, wij danken en loven U dat Gij ons en onze kinderen […] tot Uw kinderen aangenomen hebt en ons dit met de Heilige Doop bezegelt en bekrachtigt.’ Het is dit wonder waardoor God ons er toe brengt om voor en met onze kinderen (en de kinderen van onze gemeente) onze handen te vouwen, om werkelijk alles van Hem te verwachten.
Bronvermelding Oorspronkelijke titel: The great duty of family religion. Uit: The Works of the Reverend George Whitefield, London, 1771. Printed for Edward and Charles Dilly and Messrs. Kincaid and Bell, at Edinburgh. De preek is vertaald onder verantwoordelijkheid van Stichting De Tabernakel. De preek is te vinden op onze website: http://ww.tabernakel.nl Vormgeving en druk: Drukkerij AMV, Lunteren
Achterwoord In het leven van George Whitefield betekent Kerst 1731 een beslissende ommekeer: de dan 17-jarige jongen verlaat nu voorgoed zijn leven van uitspattingen. Kort erna sluit hij zich aan bij de Methodisten en volgt daar de opleiding tot prediker. Als Whitefield met calvinisten in aanraking komt, omhelst hij de calvinistische leer van harte en wordt een overtuigd aanhanger van de leer van uitverkiezing en vrije genade, van wedergeboorte en rechtvaardiging door het geloof alleen. Op een vurige en zeer welsprekende manier weet Whitefield de Evangelieboodschap te verwoorden, wat leidt tot overvolle kerken. Als de kerken uit vijandschap tegen hem gesloten worden, begint hij met prediking in de open lucht. Soms bevinden zich vijftigduizend mensen onder zijn gehoor! Deze prediking mag ook rijke vrucht dragen en heeft diverse opwekkingen tot gevolg. Op 30 september 1770 sterft Whitefield, nadat hij de vorige dag nog twee uur in de open lucht gepreekt heeft, amper hersteld van de astma. Zijn verlangen wordt dan werkelijkheid: ‘Hoe verlang ik naar de hemel! Geen strijd zal daar zijn, tenzij dan over de vraag wie met de grootste liefde zal zingen ter ere van het Lam dat op de troon zit.’
Ons en onze kinderen ‘… aangaande mij, en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen!’ Jozua 24:15
In deze woorden lezen we het vaste besluit van de godvrezende Jozua. Hij heeft de Israëlieten in een ontroerende toespraak uitvoerig laten zien welke grote dingen God voor hen had gedaan. In het vers dat aan onze tekst voorafgaat, komt hij tot de belangrijke conclusie: ’En nu, vreest de HEERE, en dient Hem in oprechtheid en in waarheid; en doet weg de goden die uw vaders gediend hebben, aan gene zijde der rivier, en in Egypte, en dient de Heere.’ Hij roept hen dringend op om zowel zichzelf als hun gezinnen uit dankbaarheid aan Gods dienst te wijden, omdat Hij hen zó genadig was geweest. Met hetzelfde motief dringt de profeet Samuël het volk later tot gehoorzaamheid aan Gods geboden: ‘Vreest slechts den HEERE, en dient Hem trouwelijk met uw ganse hart; want ziet, hoe grote dingen Hij bij ulieden gedaan heeft!’ (1 Sam. 12:24). Jozua wilde niet dat het volk zich zou kunnen verontschuldigen - waar velen toe geneigd waren - doordat hij zelf een slecht voorbeeld gaf. Hij wilde ook niet dat ze zich zouden kunnen verontschuldigen, omdat hij hun een last op de schouders legde die te zwaar was om te dragen, terwijl hij die zelf met geen vinger aanraakte. Daarom zegt Jozua in onze tekst dat hij zelf vastbesloten is de leer waarover hij gesproken heeft in praktijk te brengen, wát het besluit van het volk ook zou zijn. Hij zegt: ’Kiest u heden, wie gij dienen zult; hetzij de goden welke uw vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der Amorieten, in welker land gij woont; maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen.’ Dit besluit is Jozua waardig. Het is voor elke ware zoon van Jozua aan wie de regering van een gezin is toevertrouwd ook noodzakelijk om dit besluit te nemen. Meer dan ooit is het in onze dagen nodig dat predikanten er op aandringen om huisgodsdienst in praktijk te brengen. Want het valt zeer te vrezen dat er onder de vele huisgezinnen die zichzelf christelijk noemen maar weinig zijn, die God dienen zoals het behoort. Wanneer u onze kerken bezoekt, ziet u misschien nog iets van de vorm van de godsvrucht die nog steeds onder ons bestaat. Maar in woonhuizen is zelfs dát nauwelijks aan te treffen. Stelt u zich voor dat de gezegende engelen bij ons op bezoek zouden komen zoals in de tijd van de aartsvaders gebeurde. Als ze zouden zien hoe wij geestelijk leiding geven in onze huizen, zouden ze dan niet zeggen zoals Abraham tegen Abimelech zei: ‘Alleen is de vreze Gods in deze plaats niet’? (Gen. 20:11). Wanneer begon deze algemene verwaarlozing van de huisgodsdienst zich over de christelijke wereld te verspreiden? Dit is moeilijk vast te stellen. Ik weet absoluut zeker dat het niet zo was onder de eerste christenen. Zij hadden Christus alzo niet geleerd. Zij beperkten de godsdienst niet tot hun openbare erediensten. Integendeel, ze gedroegen zich in hun gezinnen vaak met zo’n godsvrucht en heiligheid, dat de heilige Paulus hun huis vaak een kerk noemt. ‘Groet die en die,’ zegt hij, ‘en de gemeente die in zijn huis is.’ Wij zullen nooit de geest van godsvrucht in de wereld zien herleven, voordat we de huisgodsdienst zien herleven. Het is
noodzakelijk dat mensen eensgezind met de goede, oude Jozua een besluit nemen met de woorden van de tekst: ‘Aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen.’ Ik wil nu naar aanleiding van deze woorden bij drie punten stilstaan: I. Ten eerste dat elk gezinshoofd er op toe moet zien dat niet alleen hijzelf, maar ook degenen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, de Heere dienen. II. Ten tweede zal ik proberen aan te tonen op welke manier een gezinshoofd en zijn gezin de Heere behoren te dienen. III. Ten derde zal ik enkele beweegredenen geven om alle gezinshoofden met hun gezinnen op te wekken de Heere te dienen op de manier die zal worden aanbevolen.
I. Elk gezinshoofd moet erop toezien dat niet alleen hijzelf, maar ook degenen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd, de Heere dienen. Dit blijkt als we in aanmerking nemen dat elk gezinshoofd zichzelf behoort te beschouwen als iemand die verplicht is in drie hoedanigheden te handelen. Hij is een profeet om te onderwijzen. Hij is een priester om voor en met de gezinsleden te bidden. Hij is ook een koning om te besturen, te leiden en te onderhouden. Nu is het zo dat vaders meestal niet tekort schieten in het laatste, hun koninklijk ambt. Nee, hierin zijn ze doorgaans trouw genoeg. Maar hoe staat het met hun priesterlijk en hun profetisch ambt? Evenals Gallio trekken zij zich geen van deze dingen aan. Echter, God zal zeker de uitoefening van deze ambten van hun hand eisen, hoe onverschillig die taak hen ook laat! De apostel zegt dat iemand die zijn huisgenoten in tijdelijke dingen niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend en is erger dan een ongelovige. Hoe groot en hoe erg is dan ook de afval van hem die zelfs geen aandacht besteedt aan het geestelijke welzijn van zijn gezin! Mensen zijn in het algemeen erg kritisch tegenover predikanten en kerkenraadsleden. Ze keuren het gedrag van een predikant af die de hoede niet houdt over de kudde waarover de Heilige Geest hem gesteld heeft. Ze denken in hun recht te staan. Maar is in mindere mate niet elk gezinshoofd aan dezelfde kritiek onderworpen, wanneer hij geen aandacht besteedt aan de zielen die aan zijn zorg zijn toevertrouwd? Want elk huis is als het ware een kleine gemeente. Elk gezinshoofd is een priester, zoals al eerder werd opgemerkt. Elk gezin is een kudde. Als iemand uit het gezin omkomt door de onachtzaamheid van het gezinshoofd, zal God diens bloed van zijn hand eisen! Denkt u zich eens een predikant in die niet bezig wil zijn met het leren van zijn volk in de kerkdiensten en bij de leden thuis. Vindt u niet dat hij lijkt op de onrechtvaardige rechter, ‘iemand die God niet vreesde en geen mens ontzag’? Stelt u zich eens voor dat deze predikant zegt dat hij er genoeg mee te stellen heeft om zijn eigen zaligheid te werken met vrezen en beven, en dat hij zich geen zorgen kan maken om de zaligheid van zijn gemeenteleden? Zo’n predikant is verwerpelijk! Maar even erg is het gesteld met een vader die vindt dat hij zich alleen over zijn eigen ziel zorgen moet maken, en geen zorg hoeft te hebben voor de zielen van zijn kinderen. Want zoals hierboven al gezegd is, is elk huis als het ware een gemeente. Ieder gezinshoofd moet zorg dragen voor het geestelijk welzijn van alle gezinsleden. Evenzo is elke predikant, wie het ook zij, verplicht om toe te zien op het geestelijke welzijn van elk gemeentelid dat aan zijn zorg is toevertrouwd.
Ik weet niet hoe mensen zich verdedigen, die hun plicht verzaken op dit punt. Ze volgen zeker niet het voorbeeld van de heilige Job. Hij had als gezinshoofd zoveel zorg voor zijn kinderen, dat de Schrift ons meedeelt: ‘Als de dagen der maaltijden van zijn kinderen omgegaan waren, zond Job heen, en heiligde hen en offerde brandofferen naar hun aller getal; want Job zeide: Misschien hebben mijn kinderen gezondigd, en God in hun hart gezegend. Alzo deed Job al die dagen.’ Mensen kunnen zich ook niet beroepen op het leven van Jozua. We zien in onze tekst dat hij even bezorgd was voor het welzijn van zijn huisgezin, als voor zijn eigen welzijn. Mensen kunnen zich ook niet beroepen op het leven van Cornelius. Hij vreesde God immers met gehéél zijn huis. Waren christenen maar van dezelfde geest als Job, Jozua en de heidense hoofdman over honderd! Dan zouden ze ook handelen als Job, Jozua en Cornelius. Maar helaas! Niet alle gezinshoofden handelen zo. Wat zal er dan worden van degenen die niet alleen nalaten zelf God te dienen, maar zelfs de spot drijven met gezinsleden die wel de Heere dienen? Ze gaan zelf het koninkrijk der hemelen niet binnen, maar ze verhinderen ook degenen die wél willen ingaan. Zulke mensen zijn helpers van de duivel! Ongetwijfeld sluimert hun verderf niet. God kan in Zijn goede voorzienigheid toelaten dat zulke stenen des aanstoots Zijn kinderen in de weg worden gelegd. God kan ook toelaten dat huisgenoten de grootste vijanden van Zijn kinderen zijn. Hij doet dit tot beproeving van hun oprechtheid en tot vermeerdering van hun geloof. Toch kunnen wij niet anders dan een wee uitspreken over degenen die Gods kinderen in de weg staan. Want als zij, die alléén voor hun eigen zielen zorgen, al nauwelijks zalig kunnen worden, waar zullen dan zulke vijandige, wereldgezinde en goddeloze ouders verschijnen? In de hoop dat er maar weinig van deze ongelukkige soort in ons midden zijn, gaan we nu over tot het tweede punt. II. Op welke manier ouders met hun gezin de Heere behoren te dienen. 1. Ik wil aantonen op welke manier ouders met hun gezin de Heere behoren te dienen. Het eerste dat ik noem, is het lezen van het Woord van God. Dit is een plicht die rust op ieder persoonlijk. ‘Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben’, is een voorschrift dat door onze gezegende Heere aan ieder gegeven wordt. Des te meer moet elk gezinshoofd dit op zichzelf betrekken. Want zoals al aangetoond is, behoort hij zichzelf te beschouwen als profeet. En daarom is hij verplicht zijn huisgenoten te onderwijzen in de kennis van het Woord van God. Dit was ook het bevel dat God aan Zijn uitverkoren volk Israël gaf. Want zo spreekt Zijn vertegenwoordiger Mozes in Deut. 6:6 en 7: ‘Deze woorden (dat zijn de woorden van de Schrift), die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit.’ (De kinderen zijn zowel de eigen kinderen als de werknemers, zoals deze tekst in het algemeen wordt uitgelegd). We kunnen daaruit dus opmaken dat de woorden van de Schrift niet in de harten zijn van mensen die de Schrift niet ijverig voorlezen aan hun kinderen. Want als de Schrift wel in hun hart was, dan zouden ze ook met de mond uit de overvloed van het hart spreken. Bovendien zijn zowel werknemers als kinderen in het algemeen erg onwetend. Ze zijn maar beginnelingen in de inzettingen van God. Hoe zullen zij weten, als niemand hen onderwijst? Het is goed dat zij worden onderwezen in de levende woorden van God ‘die hen wijs kunnen maken tot zaligheid’. Wie is geschikter hen door deze levende woorden te onderwijzen dan ouders en werkgevers? Zij moeten hen dag aan dag voeden met zowel geestelijk als lichamelijk brood, zoals al meer is opgemerkt.
Maar als deze dingen zo zijn, hoe ongelukkig zijn sommige ouders dan! Ze laten er zich weinig aan gelegen liggen hoe ze hun gezinsleden kunnen laten groeien door hen te voeden met de redelijke onvervalste melk. Ze onderzoeken zelf de Schriften niet, en leggen die ook niet aan anderen uit. Ze handelen alsof onkunde de moeder van de vroomheid is. Ze lijken te denken dat degenen die hun bijbels lezen als ketters verdoemd moeten worden. Men zou denken dat zij tot de Roomse Kerk bekeerd waren. Voor hoeveel gezinnen geldt dit? Zal ik hen hierom prijzen? Ik prijs hen niet. Broeders, dit behoort niet zo te zijn. Hoe gelukkig zijn echter die gezinnen, waar naar de Meester geluisterd wordt. Zij doen veel moeite om Zijn wil te kennen! 2. Wij letten nu op het tweede middel, waarmee ouders met hun gezin de Heere behoren te dienen: het gezinsgebed. Dit is een plicht die even noodzakelijk is als de vorige. Zij wordt echter net zo gemakkelijk nagelaten. Een goede voorbereiding op het gebed is lezen. Evenzo is het gebed een uitstekend middel om het lezen tot zijn doel te laten komen. De reden dat elk gezinshoofd beide zaken moet doen is duidelijk. Hij heeft immers een priesterlijk ambt. We hebben dat reeds eerder opgemerkt. Hij kan dit priesterlijke ambt niet uitoefenen zonder het gezinsgebed gestalte te geven. Laten we eens letten op de geschiedenis van de offeranden van Kaïn en Abel. We lezen dat zij offers brachten. Maar naar wie brachten zij ze? Wel, naar alle waarschijnlijkheid naar hun vader Adam. Hij moest, als priester van het gezin, offeranden offeren in hun naam. Dit moet ook elke geestelijke zoon van de tweede Adam doen, aan wie de zorg voor een huishouden is toevertrouwd. Hij moet geestelijke offeranden van smeekbeden en dankzeggingen offeren. Hij moet dit doen in aanwezigheid en in naam van allen die aan zijn tafel eten. Deze offers zijn aangenaam voor God door Jezus Christus We lezen dat onze gezegende Heere Jezus dit ook deed, toen Hij onder ons woonde. Want er wordt vaak gezegd dat hij bad met zijn twaalf discipelen. Zij vormden toen zijn gezin. En Hij heeft Zelf een bijzondere zegen over gezamenlijke smeekbeden beloofd: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.’ En nogmaals: ‘Indien er twee of drie samenstemmen, over enige zaak, die zij zouden mogen begeren, zal zij hen gegeven worden.’ Voeg hieraan toe dat ons door de apostel bevolen wordt ‘ten allen tijd te bidden met alle smeking.’ Ongetwijfeld sluit dat ook het gezinsgebed in. En toen de heilige Jozua het goede besluit in de tekst nam, dat hij en zijn huis de Heere zouden dienen, nam hij zich vastbesloten voor met zijn gezin te bidden. Dat was één van de beste bewijzen die zij konden geven van het feit dat zij Hem dienden. Er zijn nog andere redenen die ervoor pleiten om als gezin met elkaar te bidden. Heeft niet elk gezin zegeningen ontvangen om voor te danken? Het zijn zegeningen waar zij allen deel aan hebben. Ook heeft elk gezin wel een kruis en een bezoeking, waartegen zij moeten bidden. In elk gezin zijn ook zonden die zij allemaal moeten betreuren en bewenen. Het is echter moeilijk te bedenken hoe dit gedaan kan worden zonder het gezinsgebed. In zo’n gebed verenigt het gezin zich in vernedering, smeekbede en dankzegging. Uit al deze overwegingen samen wordt duidelijk dat het gezinsgebed een belangrijke en noodzakelijke plicht is. Een gezinshoofd dat dit nalaat, heeft beslist geen excuus. Wij moeten vrezen dat mensen die leven zonder gezinsgebed, ook leven zonder God in de wereld.
U weet dat God eenmaal een engel uitzond om de Egyptische eerstgeborenen te doden. Die engel kreeg de opdracht om alleen de huizen te sparen waar zij het bloed op de bovendorpel en op de deurpost gesprenkeld zagen. Stelt u zich eens voor dat God opnieuw een engel uitzond, en als Hij de engel de opdracht zou geven om nu alleen gezinnen te laten ontkomen die Hem aanroepen in het ochtend- en avondgebed. Dan valt te vrezen dat er weinig ongedeerd door het wraakzwaard zouden overblijven. Moet ik zulke gezinnen christelijk of heidens noemen? Ze verdienen de naam christelijk ongetwijfeld niet. Heidenen zullen in het oordeel tegen zulke wereldse gezinnen van dit geslacht opstaan. Want zíj hebben altijd hun huisgoden gehad, die zij aanbaden en wiens hulp zij vaak aanriepen. Zal de Heere Zich niet op zulke wereldse huishoudens wreken? Zal Hij Zijn toorn niet uitstorten over degenen die Zijn naam niet aanroepen? 3. Maar we haasten ons naar het derde en laatste middel dat ik zal aanbevelen en waardoor ouders met hun kinderen de Heere behoren te dienen. We moeten onze kinderen bijbels onderwijs geven om hen op te voeden in de lering en vermaning des Heeren. Dit blijkt uit de lovende woorden die God over Abraham zegt: ‘Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen, om de weg des HEEREN te houden, om te doen gerechtigheid en gerichte.’ In de Heilige Schrift wordt nauwelijks vaker op iets aangedrongen dan op deze plicht tot het geven van onderwijs. Zo zegt God in een tekst die eerder is aangehaald: ‘Gij zult deze woorden uw kinderen inscherpen.’ Ouders wordt in het Nieuwe Testament bevolen ‘hun kinderen op te voeden in de lering en vermaning des Heeren’. In de psalmen lezen we met welk belangrijk doel God zulke grote wonderen voor Zijn volk deed. Ze moesten over deze wonderen vertellen aan hun opgroeiende kinderen. In Deuteronomium 6 zegt de Heere dat de kinderen in de toekomst vragen zullen gaan stellen over de ceremoniële eredienst. Hij beveelt dat ze dan onderwezen moeten worden in de ware aard van deze ceremoniën. Zo moeten onze gezinnen onderwezen worden in de leerstukken en eerste beginselen van het Evangelie van Christus. Door Zijn komst heeft Hij ons duidelijker laten zien wat het leven en de onsterfelijkheid inhouden. Bovendien zijn er veel verleiders in de wereld. Die verleiders doen hun uiterste best om de godsdienst in onze gezinnen te ondermijnen. Als wij willen dat onze kinderen ware liefhebbers en vereerders van God worden, dan moeten wij Salomo’s goede raad aannemen. We moeten onze gezinnen onderwijs geven in de weg waarop zij moeten wandelen. Ik ben mij bewust van één bezwaar, dat naar voren kan worden gebracht. Ik bedoel het bezwaar dat dit alles te veel tijd zal kosten. De gezinsleden zouden zo niet toe komen aan hun verplichtingen in het dagelijks leven. Moeten we echter niet zeggen dat mensen die deze bezwaren naar voren brengen, lijken op de verrader Judas? Die was verontwaardigd omdat de godvruchtige Maria zo veel zalf gebruikte bij het zalven van onze gezegende Heere. Hij vroeg waarom die niet voor tweehonderd penningen verkocht zou kunnen worden en aan de armen gegeven worden. Wij moeten niet zijn als Judas. God heeft ons zoveel tijd gegeven om voor ons zelf te werken. Zouden wij er dan niet voor zorgen dat een klein deel van onze tijd ‘s morgens en ‘s avonds aan Zijn aanbidding en dienst besteed wordt? Hebben we niet gelezen dat God het is die mensen de zegen van de rijkdom geeft? De beste manier om in de wereld te slagen is door ons van Zijn gunst te verzekeren. Heeft onze gezegende Heere Zelf niet beloofd dat alle dingen ons zullen worden toegeworpen, als wij eerst het koninkrijk van God zoeken en Zijn gerechtigheid?
Ongetwijfeld was Abraham een groot zakenman. Toch vond hij tijd om met zijn gezin de Heere te dienen. Denk ook aan David. Hij was koning en had dus erg veel dingen te doen. Toch belijdt hij dat hij in het midden van zijn huis zal wandelen in oprechtheid van zijn hart. En, om nog slechts één voorbeeld te geven, de heilige Jozua was iemand die ongetwijfeld heel erg druk was met tijdelijke zaken. Toch verklaart hij plechtig in het bijzijn van heel Israël aangaande hem en zijn huis, dat zij de Heere zouden dienen. Als mensen hun tijd maar goed zouden gebruiken zoals Abraham, David of Jozua, dan zouden zij niet langer klagen dat huisgodsdienst hen te lang van wereldse zaken afhoudt. III. Enkele beweegredenen om alle ouders met hun gezinnen op te wekken om de Heere te dienen. Onder mijn derde en laatste hoofdpunt zal ik nu enkele beweegredenen noemen om alle ouders met hun gezinnen op te wekken om de Heere te dienen zoals ik u heb uitgelegd. Het zal, hoop ik, dienen om duizend argumenten te weerleggen van mensen die geen belang hechten aan huisgodsdienst. 1. De eerste beweegreden die ik noem is de plicht van de dankbaarheid. Ouders zijn immers dankbaarheid aan God verschuldigd! U bent immers gezegend met een gezin. De Voorzienigheid heeft u een mooie erfenis gegeven boven anderen. Daarom behoort u uit dankbaarheid zoveel mogelijk ervoor te zorgen dat elk gezinslid de Heere aanroept zolang hij leeft. Bovendien heeft God u als ouders met gezag bekleed. Dit is een gave die u is toevertrouwd en die u moet benutten tot eer van uw Meester. Wij zien in het dagelijks leven dat ouders in andere dingen gemakkelijk heerschappij over hun kinderen voeren. Ze zeggen vaak genoeg tegen iemand: ‘Ga’, en hij gaat. Tot een andere zeggen ze: ‘Kom’, en hij komt; en tot een derde: ‘Doe dat!’, en hij doet het.’ Moet deze macht zo vaak voor uw eigen zaken worden gebruikt en nooit voor de dingen van God? Ontzet u hierover, gij hemelen! De gelovige Abraham gebruikte zijn gezag zo niet. Nee, God zegt dat Hij wist dat Abraham zijn bedienden en kinderen na hem bevelen zou. Jozua deed hetzelfde. Hij was vastbesloten niet alleen zélf met God te wandelen, maar ook zijn gezag te gebruiken door ervoor te zorgen dat allen rondom hem dat ook zouden doen: ‘Aangaande mij, en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen.’ Laten wij Abraham en Jozua navolgen! 2. Ten tweede, als dankbaarheid tegenover God u er niet toe zal bewegen met uw gezinnen de Heere te dienen, me dunkt, dan moet liefde voor uw kinderen en medelijden met hen u wel bewegen! De meeste mensen laten grote tederheid voor hun kinderen zien. Deze liefde is zo groot, dat hun eigen leven zeer vaak opgaat in dat van hun nageslacht. ‘Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den zoon haars buiks?’, zegt God door Zijn profeet Jesaja. Hij spreekt erover als iets dat monsterlijk en ongeloofwaardig is. De woorden die er onmiddellijk op volgen, bevestigen echter dat het wél mogelijk is: ‘Ofschoon deze vergate.’ En de ervaring verzekert ons dat dit kan. Zowel vader als moeder kunnen hun kinderen in de steek laten. Kinderen worden het ergste in de steek gelaten wanneer ouders hun kinderen niet opvoeden in de kennis en vreze van God! Inderdaad, het is waar, ouders vergeten zelden hun kinderen lichamelijk te onderhouden (ook al valt te vrezen dat sommige mensen zo ver gezonken zijn dat ze zelfs dát nalaten). Hoe vaak vergeten ze echter toch de zaligheid van de onsterfelijke zielen van hun kinderen veilig te stellen! Is dit hun manier om hun tederheid voor hun kinderen te laten zien? Is dit het beste bewijs van hun liefde dat ze aan hun kinderen geven? Hield Delila dan veel van Simson toen
zij hem uitleverde in de handen van de Filistijnen? Waren de vijanden van Daniël hem dan welgezind, toen zij hem in een leeuwenkuil gooiden? 3. Zijn dankbaarheid jegens God en liefde voor uw kinderen en medelijden met hen niet belangrijk voor u? Laat dan in ieder geval algemene principes als eerlijkheid en rechtvaardigheid u er toch toe bewegen om het vaste besluit uit onze tekst te nemen: “Ik en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen”. Dit is onze derde beweegreden. Men zou denken dat dit een principe is, waardoor alle mensen zich wel laten leiden. Maar helaas is dat niet het geval! Ik denk hier bijvoorbeeld aan een werkgever die zich benadeeld voelt wanneer zijn werknemers zich aan hun werk onttrekken en hij zich als gevolg daarvan ook niet langer verplicht voelt te zorgen voor de onschatbare ziel van zijn werknemers! En is het rechtvaardig dat knechten hun tijd en kracht in dienst van hun baas besteden en de baas hen tegelijkertijd niet geeft wat zij eerlijk verdiend hebben? Het is waar, sommige mensen denken wellicht dat zij genoeg gedaan hebben wanneer zij hun kechten voedsel en kleding geven. Zij zeggen: ‘Ben ik niet voor het zoveelste jaar met u tot een akkoord gekomen?’ Maar wat is het erg als ze hen geen andere beloning geven dan deze! Zijn knechten dan niet belangrijker en van meer waarde dan de beesten? Dat zijn ze ongetwijfeld. Voor de korte termijn kunnen werkgevers hen wellicht uitbuiten, maar er komt een tijd dat de werkgevers zullen weten dat ze tekortgekomen zijn in zowel geestelijke als tijdelijke beloning van hun werknemers. En het geschrei van degenen die hun akkers gemaaid hebben, zal de oren van de Heere Sebaoth binnendringen. 4. Hebt u nog steeds bezwaren tegen huisgodsdienst? Laat dan toch uw eigenbelang de doorslag geven om met uw gezinnen de Heere te dienen. Dit is onze vierde beweegreden. In andere zaken denkt u vaak aan uw eigen belang. Wees er dan van overtuigd dat ook in de zaak van huisgodsdienst uw eigen belang weegt! Het bevorderen van de huisgodsdienst is immers het beste middel om uw eigen tijdelijke en eeuwige welzijn te bevorderen? Want ‘de godzaligheid heeft de belofte van het tegenwoordige én van het toekomende leven’. Bovendien wilt u allen ongetwijfeld eerlijke werknemers en godvruchtige kinderen. Het zou een kwelling voor u zijn wanneer zou blijken dat uw werknemer zich gedraagt zoals Gehazi bij Elisa. Wat zou u een verdriet hebben als u net als David een zoon zou hebben als de oproerige Absalom. Hoe kunnen we echter verwachten dat onze kinderen gehoorzamen, als hun ouders hen daarin niet onderwijzen? U wilt dan maaien waar niet gezaaid is. U wilt vergaderen, waar niet gestrooid is. Zou u het goed vinden wanneer uw kinderen u negeren? Of wanneer ze zouden zeggen dat het gehoorzamen van u in strijd is met het gehoorzamen van hun Vader en Meester in de hemel? Dan zou u een voorwendsel hebben om uw kinderen niet te onderwijzen in de beginselen van het christelijk geloof. Maar de voorschriften van de zuivere godsdienst zijn juist heilig, rechtvaardig en goed! Uw kinderen zullen hun plichten jegens u des te beter vervullen als ze meer leren om God te dienen. Daarom is het zowel uw plicht als uw eigen belang om bezig te zijn met de zielen van uw kinderen. U mag dat niet nalaten uit vrees dat er teveel tijd aan verloren gaat. 5. Als zelfs dit u niet kan overtuigen, laat dan de schrik des Heeren u toch overreden om met Jozua te zeggen: ’Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen.’ Dat is onze vijfde beweegreden. Denk eraan, de tijd zal komen, misschien zeer binnenkort, dat wij allen voor de rechterstoel van Christus moeten verschijnen. Daar moeten we er ernstig en nauwkeurig rekenschap van geven hoe we met onze gezinnen in deze wereld zijn omgegaan. Hoe zult u het verdragen wanneer uw kinderen tégen u getuigen in de dag van de Heere Jezus Christus? Ze zouden op
die dag juist uw vreugde moeten uitmaken! U bent de vader die hen gewon en de moeder die hen verzorgde. Zullen ze de dag vervloeken, dat ze in uw huis ter wereld kwamen? Wat zal het vreselijk zijn om verloren te gaan vanwege uw eigen zonden. Moet u zich dan ook nog beladen met de schuld dat u medeplichtig bent aan de verdoemenis van anderen? O, bedenk dit, u die de Heere vergeet te dienen met uw gezin, opdat Hij u niet wegrukt en er niemand is om u te verlossen! Maar God verhoede, broeders, dat dit kwaad u zal overkomen. Nee, ik hoop eerder dat u enigszins overtuigd bent door wat gezegd is over het grote belang van de huisgodsdienst. En dat u daarom de woorden uitroept die volgen op onze tekst: ‘Het zij verre van ons, dat wij den HEERE verlaten zouden.’ Of, zoals we lezen in vers 21: ‘Neen, maar wij zullen’ (met onze gezinnen) ‘de HEERE dienen’. Laat me alle opvoeders in de naam van onze Heere Jezus Christus aansporen vaak na te denken over de onschatbare waarde van hun eigen zielen. Denk ook na over het oneindige rantsoen dat daarvoor is betaald, namelijk het dierbare bloed van Jezus Christus. Laat dit in uw hart zijn. Denk eraan dat u gevallen schepselen bent. Ik smeek u eraan te denken, dat u van nature verloren bent en vervreemd van God. U kunt nooit worden teruggebracht in uw oorspronkelijke geluk, voordat u komt tot uw oorspronkelijke staat van zuiverheid. Het beeld van God moet weer op uw zielen gestempeld worden. Zo wordt u geschikt gemaakt om erfgenamen te zijn met de heiligen in het licht. Zo wordt u wedergeboren door de Heilige Geest. Overdenk dergelijke belangrijke waarheden ernstig en vaak. Handel als personen die deze belangrijke waarheden geloven. Dan zult u het geestelijke welzijn van uzelf en van uw gezin niet meer verwaarlozen. Nee, de liefde van God zal dan in uw harten worden uitgestort. U zult dan zeker uw uiterste best doen om uw gezinsleden te bewaren. U zult het diepe gevoel van Gods vrije genade in Christus Jezus kennen doordat u geroepen bent. Dit zal u opwekken om anderen te redden, in het bijzonder uw eigen gezinsleden. Misschien ziet u bij sommige gezinsleden geen resultaat. Wat u ook probeert, ze blijven onveranderd. Tot uw troost mag u dan zeggen dat u deed wat u kon om uw gezinnen godsdienstig te maken. Daarom mag u er zeker van zijn dat u in het koninkrijk der hemelen aan zult zitten met Abraham, Jozua en Cornelius. U zult daar zijn met al de godvrezende gezinshoofden, die in hun eigen tijd schenen als lichten in hun gezinnen. Amen.