Onderzoek naar het ontsluiten van leermiddelen voor gepersonaliseerd leren in het PO
1. Inleiding De Sterrenscholen (PO) komen voort uit een denktank bestaande uit deskundigen uit de kinderopvang, primair onderwijs en ICT die een nieuwe vorm van basisonderwijs en kinderopvang heeft vormgegeven. Flexibiliteit en maatwerk zijn hierbij de kernwoorden. De Sterrenschool laat het idee van de traditionele jaargroep los: kinderen gaan op hun eigen leerreis. Ook is er niet langer sprake van een vaste schooltijd, schooluren sluiten binnen zekere kaders aan bij het weekritme van de ouders. Voor ieder kind worden doelen gesteld, die aansluiten bij hun talenten en kwaliteiten en die periodiek worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Het daarbij benodigde leermateriaal betreft niet een vaste methode, maar betreft leermiddelen en leerobjecten die aan de specifieke behoefte van een kind voldoen. De inzet van digitale leerobjecten heeft veel voordelen, omdat digitale leermiddelen via het eigen device aan een kind aangeboden kunnen worden, anytime, anyplace. Sterrenscholen ervaren dus de behoefte om digitale leermiddelen zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de specifieke behoeften van het kind en passend bij het leerdoel dat voor dat kind is gesteld in een bepaalde periode. Ook andere scholen en kindcentra die het leerstofjaarklassensysteem hebben losgelaten en gepersonaliseerd onderwijs aanbieden hebben deze behoefte. Deze manier van werken vereist een juiste indexering van digitale leermiddelen, zowel op het leerdoel dat behaald moet worden, als op de vorm van het leerproces dat het middel passend maakt voor dat kind. Tevens vereist het kennis en kunde bij de docent om het meest geschikte leermiddel voor elk kind op elk leerdoel te vinden. De huidige werkwijze van meta-dateren van digitale leermiddelen is een rangschikking naar leerlijn. Deze werkwijze gaat daarmee uit van een volgorde. Scholen en kindcentra die gepersonaliseerde leerreizen aanbieden gaan echter uit van individuele leerroutes die per kind verschillen. Een vastgestelde volgorde van leermiddelen kan daarbij belemmerend werken. De Vereniging voor Sterrenscholen heeft daarom behoefte aan een systeem waarin leermiddelen worden ontsloten die geschikt zijn voor dit type onderwijs. Dit houdt in dat criteria moeten worden ontwikkeld om te bepalen of leermateriaal geschikt is en dat moet worden gecontroleerd of de huidige metadatering van leermiddelen voldoende handvatten bieden voor gebruik op deze manier. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar het huidige gebruik van (digitale) leermiddelen op scholen en kindcentra die gepersonaliseerd onderwijs bieden. Er wordt een eerste verzameling verwijzingen gepresenteerd naar leermiddelen die deze instellingen gebruiken. Vervolgens worden de criteria en eigenschappen uiteengezet waaraan digitale leermiddelen moeten voldoen, willen ze
1
geschikt zijn voor het gebruik in gepersonaliseerde leerroutes. Dit leidt ten slotte tot een voorstel voor metadatering van deze digitale leermiddelen binnen een geschikt systeem en een inzicht in hoe deze manier van metadateren afwijkt van huidige metadateringen in leermiddelenbanken. Om docenten te ondersteunen in het gebruik van leermiddelenbanken -met zo goed mogelijk gemetadateerde leermiddelen- bij de vormgeving van de gepersonaliseerde leerroutes voor de kinderen, is er een handreiking nodig die een houvast biedt. Deze handreiking vindt u in de bijlage.
2. Uitleg terminologie In dit rapport worden een aantal termen gebruikt die wellicht tot verwarring kunnen leiden. Zo wordt het woord school vanaf dit punt niet meer gebruikt, maar wordt er gesproken over kindcentrum. Hiervoor is gekozen omdat Sterrenscholen ambiëren één organisatie te vormen met verschillende dienstenaanbieders, waar onderwijs er één van is. Dit geldt niet alleen voor Sterrenscholen, maar vaak ook voor andere instellingen die gepersonaliseerde leerreizen aanbieden. Onder kindcentrum wordt in dit document dus verstaan: school, educatief centrum, educatieve instelling. Daarnaast wordt er in dit document vanaf dit punt gesproken over gepersonaliseerde leerreizen. Hiermee worden de individuele leerroutes, leerplannen, ontwikkelplannen, persoonlijke plannen, etc. bedoeld. Er is gekozen om de terminologie uit de Sterrenschoolboeken aan te houden. De gedachte is altijd hetzelfde: een leerpad dat op maat gemaakt is voor het individuele kind, maar waarbij geen sprake is van sociale isolatie in het leerproces. Verder wordt in dit document veel gesproken over leermiddelen. Hiermee wordt de brede definitie bedoeld, bestaande uit (digitale) methoden, leerobjecten, leeractiviteiten, leermateriaal, educatieve programma's, educatieve bronnen, educatieve apps, educatieve videos, en zowel gedidactiseerd als niet-gedidactiseerd materiaal. Ten slotte wordt in dit rapport de term leerdoel aangehouden als beoogd doel van een leer- of ontwikkelactiviteit. Deze term staat gelijk aan termen als ontwikkeldoel, doel, werkdoel, etc.
3. Verloop van de opdracht en indeling van dit rapport Deze opdracht is gestart met de inventarisatie van huidige (digitale) leermiddelen die kindcentra met gepersonaliseerde leerreizen gebruiken. Deze inventarisatie is gedaan door interviews te houden op vijf kindcentra. Het resultaat hiervan wordt gepresenteerd in hoofdstuk 6. Op basis van deze inventarisatie en andere input uit de interviews is er een samenvatting geschreven over de overeenkomsten in werkwijze tussen deze kindcentra. Deze samenvatting geeft een kader voor de context waarin de gepersonaliseerde leerreizen op de kindcentra gevormd worden en dus hoe de inzet van (digitale) leermiddelen tot stand komt. De samenvatting wordt gepresenteerd in hoofdstuk 4 en 5. In hoofdstuk 7 wordt vervolgens dieper ingegaan op de eigenschappen waaraan digitale leermiddelen moeten voldoen, willen ze geschikt zijn voor het gebruik in gepersonaliseerde leerreizen. Dit leidt tot een taxonomie (hoofdstuk 8), een voorstel voor metadatering van deze digitale leermiddelen en een inzicht in hoe deze manier van metadateren afwijkt van huidige metadateringen in leermiddelenbanken (hoofdstuk 9). Het rapport eindigt met conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 10. Tevens bevat dit rapport een handreiking voor docenten in de bijlage.
2
4. Overeenkomsten in werkwijze verschillende kindcentra voor gepersonaliseerd leren In de werkwijze en organisatie van verschillende kindcentra die vormgeven aan gepersonaliseerde leerreizen zijn een aantal gemene delers te identificeren die afwijken van scholen die regulier onderwijs aanbieden. Deze aspecten geven de kern van het gepersonaliseerd leren aan. Het is de basis waarop de rest van de organisatie wordt vormgegeven, bijvoorbeeld de inzet van medewerkers, de inzet van ruimtes, de inzet van tijd en ook de inzet van (leer)middelen. Kernelementen voor de gepersonaliseerde leerreis: 1. Observatie per kind en een omschrijving 'wie is dit kind' (input uit verschillende hoeken, één verzamelaar: de verantwoordelijke medewerker) 2. Periodiek overleg ouder-kind-medewerker (op basis van gelijkwaardigheid van de drie partijen) over 'wie ben je'? 'waar sta je'? 'waar wil je heen'? 'hoe ga je daar komen samen met ons en anderen'? De input voor dit gesprek (niet in volgorde van belangrijkheid) bestaat uit: - de resultaten van de methodetoetsen - de resultaten van de methodeonafhankelijke, genormeerde toetsen (Cito, NIO, Boom test uitgevers) - het portfolio van het kind - de observaties van de verantwoordelijke medewerker - zelfevaluaties van het kind - observaties van de ouders - eventueel observaties van derden, vertaald door verantwoordelijke medewerker 3. Een gepersonaliseerde leerreis die elke periode gemaakt wordt n.a.v. het periodiek overleg 4. De kerndoelen als basis en een uitbreiding van extra leerdoelen waar mogelijk in tijd Deze kernelementen zijn leidend voor de vormgeving van de rest van de organisatie. Medewerkers worden ingezet op basis van hoeveel kinderen aanwezig zijn; de clustering van kinderen op niveau (of op een ander criterium) geeft input welke activiteiten er plaatsvinden op een vakgebied in een periode (en dus welke leermiddelen er gebruikt worden); een nieuw thema kan leiden tot een nieuwe inrichting van één of meerdere ruimtes, etc.
5. Inhoud van de gepersonaliseerde leerreizen 5.1 Wie, wat, waarom? De start van elke leerreis is de combinatie van 'wie ben jij'? en 'waar ga je heen deze periode/wat ga je ontdekken'? Dit laatste is grotendeels gevuld door de kerndoelen (datgene wat je nou eenmaal moet leren) opgedeeld in de tussendoelen- en wordt op sommige kindcentra aangevuld met wat een kind zelf wil leren (dit kan overigens ook een tussendoel of zelfs een kerndoel zijn). Hieronder wordt gekeken naar dat deel van de gepersonaliseerde leerreis waarbij de leerdoelen aansluiten op de kerndoelen. Dit valt binnen de scope van deze opdracht. Per leerreisperiode -waarvan de lengte uiteenloopt per kindcentrum van 10 weken tot een half jaar- wordt in overleg (zie punt 3 hierboven) een gepersonaliseerde leerreis gemaakt om de leerdoelen te behalen. Leerdoelen op basis van de tussendoelen worden vastgesteld aan de hand van de status van het kind op de leerlijn (bij taal en rekenen: de referentieniveaus), in relatie tot de norm geldend voor dat kind. De norm die het kindcentrum inzichtelijk moet maken is de landelijk vastgestelde norm (dit is verplicht i.v.m. het Inspectiekader), maar het kindcentrum kan daarnaast -of zelfs primair- zijn eigen norm -of geen normhanteren. Hierover wordt verder gesproken in de bijlage.
3
Laterna Magica is hier een voorbeeld van. Dit kindcentrum gebruikt in de dagelijkse praktijk de voortgang van het kind t.o.v. zichzelf als uitgangspunt. Alleen voor de Inspectie maken zij inzichtelijk waar elk kind staat t.o.v. de landelijke norm. Voor de basisvaardigheden (met name rekenen en grammatica) zijn lineaire lijnen gedefinieerd (stapelvakken). Voor andere vakken zijn 'leerlijnen' eerder leerspectra, omdat de leerdoelen niet perse lineair behaald hoeven te worden. Dit geldt voor veel van de zaakvakken. Soms is een setje leerdoelen lineair binnen een leerspectrum. Het leerdoel 'een goede tekst schrijven' bijvoorbeeld. Hiervoor moet je (naast leren lezen en schrijven) eerst leren dat een tekst verschillende vormen kan hebben, bijvoorbeeld een verhaal, een betoog of een journalistiek stuk. Deze vormen moet je leren identificeren en je moet weten dat een tekst een begin, midden en eind heeft voordat je een goede tekst kunt schrijven. De manier waarop docenten in het kindcentrum nu weten wat het volgende leerdoel moet zijn voor elk kind verschilt per kindcentrum. Vaak komt het geheel aan leerdoelen in een gepersonaliseerde leerreis uit een combinatie van bronnen. Enkele kindcentra hanteren hiervoor de TULE als bron. Het nadeel dat veel docenten aangeven is dat de TULE vaak geen leesbare of heldere omschrijvingen bieden van de tussendoelen. Hierdoor zijn ze niet goed werkbaar in de praktijk. Het gebruiken van de doelen uit de methodes is momenteel de meestgebruikte manier waarop kindcentra de doelen stellen voor de gepersonaliseerde leerreizen. Docenten zoeken in de methode op wat de doelen voor dat blok in het betreffende leerjaar zijn en gebruiken dat als vergelijkingslijn voor de gepersonaliseerde leerreis. Sommige kindcentra halen de leerdoelen uit het leerlingvolgsysteem, het kleutervolgsysteem of het ontwikkelingsvolgsysteem. De leerdoelen zijn daarin toegevoegd door de maker van het systeem of door de gebruiker zelf. Deze laatste manier van samenwerking tussen gebruikers en volgsystemen is zeer recent en nog volop in ontwikkeling. De leerdoelen in de volgsystemen zijn gebaseerd op de eigen methode van het systeem, zoals de leerlijnen in Kijk!, (vertaalde versies) van de TULE of de leerlijnen PO van de CED Groep, of op de leerdoelen uit verschillende methodes (bijvoorbeeld de methode Alles Telt van ThiemeMeulenhoff) die in het volgsysteem zijn gezet. Ten slotte worden soms de doelen uit de volgsystemen van het vak gehaald, zoals bij MATH Pro van Exova voor rekenen. Er is momenteel geen werkbare -visuele- weergave van het geheel aan kern- en tussendoelen bekend. Een dergelijke weergave moet aangeven waar een leerdoel past in de context, dus een overzicht van de gehele lijn, of het gehele spectrum, waar het leerdoel onderdeel van uitmaakt. Dat geeft docenten -en kinderen- houvast en geeft de mogelijkheid om snel te bepalen welk(e) leerdoel(en) vervolgens aan bod komen en hoe ver een kind al is: 'wat kan ik al en wat ga ik nog leren?' Het is belangrijk dat dit ontwikkeld wordt.
5.2 Hoe, waar en wanneer? Na het gezamenlijk vaststellen van 'wie ben jij' en 'wat ga je leren de komende periode' volgt direct de 'hoe' vraag. Onderdelen hiervan zijn: - Met wie ga je daar komen? Zijn je medereizigers andere kinderen, medewerkers, gastdocenten? - Welke materialen, middelen en activiteiten gebruik je om het leerdoel te proberen te behalen? - Hoe lang heb je de tijd? De hele periode of moet iets af voordat je aan een activiteit mee kan doen? - Wanneer ga je wat doen? - Waar ga je wat doen? De uitwerking van de leerreis geeft antwoord op deze vragen. Deze kan worden vertaald naar een plan voor een kortere periode, bijvoorbeeld een week of een dag (afhankelijk van de behoefte van het kind).
4
Alle leerreizen bij elkaar geven een organisatorisch vraagstuk van groepsplannen/clusterplannen, roosters, inzet van ruimten, leermiddelen en medewerkers. Veel kindcentra hebben een basisorganisatie bestaande uit bepaalde activiteiten/ een bepaald aanbod van vakgebieden op bepaalde momenten in de week. Deze organisatie is op (bijna) elk kindcentrum echter flexibel en continu aan verandering onderhevig.
6. Inventarisatie huidige inzet leermiddelen De (digitale) leermiddelen die de bezochte kindcentra momenteel inzetten kunnen worden onderverdeeld in leermiddelen voor de basisvaardigheden en leermiddelen voor overige vakken.
Basisvaardigheden
Overige vakken
Thematisch werken Taal
Verschillende vakken geïntegreerd
- Alles Apart (taallijn bij Alles-in-1)
- Alles-in-1
Kenmerken - Gebruikers zijn zeer tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Niet gedigitaliseerd
Kenmerken - Gebruikers zijn zeer tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Niet gedigitaliseerd - International Primary Curriculum (IPC) Kenmerken - Gebruikers zijn zeer tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Deels gedigitaliseerd - Topondernemers Kenmerken - Gebruikers zijn tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Deels gedigitaliseerd
Artificieel intelligent digitaal leermateriaal Rekenen
-
- Rekentuin Kenmerken - Gebruikers zijn zeer tevreden - Methode dekt de kerndoelen deels - Volledig gedigitaliseerd - MATH Pro Kenmerken - Gebruikers zijn tevreden, het vraagt veel van hen omdat het een andere werkwijze vereist - Methode dekt de kerndoelen - Volledig gedigitaliseerd
5
Taal - Taalzee Kenmerken - Gebruikers zijn zeer tevreden - Methode dekt de kerndoelen deels - Volledig gedigitaliseerd Traditionele methoden per vak(gebied), analoog en af en toe ondersteund door digitale methode software Rekenen
Sociaal- emotionele vaardigheden
- Alles Telt
- Kanjertraining
Kenmerken
Kenmerken
- Gebruikers zijn tevreden
- Gebruikers zijn zeer tevreden
- Methode dekt de kerndoelen
- Niet gedigitaliseerd
- Klein deel gedigitaliseerd - Leefwereld - Pluspunt
Kenmerken
Kenmerken
- Gebruikers zijn zeer tevreden
- Gebruikers zijn tevreden
- Niet gedigitaliseerd
- Methode dekt de kerndoelen - Klein deel gedigitaliseerd
Engels - Take it easy (digibordmethode)
Taal
Kenmerken
- Taal in Beeld
- Gebruikers zijn tevreden
Kenmerken
- Methode dekt de kerndoelen
- Gebruikers zijn tevreden
- Gedigitaliseerd
- Methode dekt de kerndoelen - Klein deel gedigitaliseerd - Taal Actief Kenmerken - Gebruikers zijn tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Klein deel gedigitaliseerd - Taaljournaal Kenmerken - Gebruikers zijn tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Gedigitaliseerd Lezen - Nieuwsbegrip XL Kenmerken - Gebruikers zijn tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Gedigitaliseerd
6
- Veilig Leren Lezen Kenmerken - Gebruikers zijn tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Klein deel gedigitaliseerd - Estafette Nieuw Kenmerken - Gebruikers zijn tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Klein deel gedigitaliseerd Schrijven - Pennenstreken Kenmerken - Gebruikers zijn tevreden - Methode dekt de kerndoelen - Niet gedigitaliseerd Kleuteronderwijs Geïntegreerde methode
Geïntegreerde methode
- Schatkist
- Schatkist
Kenmerken
Kenmerken
- Gebruikers zijn tevreden
- Gebruikers zijn tevreden
- Methode dekt de kerndoelen
- Methode dekt de kerndoelen
- Deels gedigitaliseerd
- Deels gedigitaliseerd
Middelen in de kinderopvang Puk & Ko
TikTik
- VVE methode: taalontwikkeling, ontluikende
- Activiteiten en communicatiemiddel in de kinderopvang
rekenontwikkeling en sociaal-communicatieve vaardigheden
Kenmerken
Kenmerken
- Gebruikers zijn zeer tevreden
- Gebruikers zijn tevreden
- Gedigitaliseerd
- Niet gedigitaliseerd Leermiddelenbanken (middelen voor digibord, desktop/laptop of tablet, of een combinatie) - ECC (Educatieve Content Catalogus van het
- ECC (Educatieve Content Catalogus van het
Ontwikkelcentrum)
Ontwikkelcentrum)
- Prowise Presenter
- Prowise Presenter
De ECC wordt gevuld met leermiddelen, gemaakt in
De ECC wordt gevuld met leermiddelen, gemaakt in
Presenter. Dit is een ontwikkeltraject met een aantal
Presenter. Dit is een ontwikkeltraject met een aantal
Sterrenscholen.
Sterrenscholen.
- Khan Academy
- EduApp
- EduApp
- Gynzy
- Gynzy
- Leren is een makkie
- Leren is een makkie
7
Overigen - Leerobjecten gevonden via Google of andere ingangen
- Leerobjecten gevonden via Google of andere ingangen
- Educatieve apps die men zelf ontdekt
- Educatieve apps die men zelf ontdekt
Bovenstaande bronnenbanken/leermiddelenbanken bevatten allemaal zowel gedidactiseerd materiaal als eenvoudige collecties. Een dergelijk onderscheid is op dit niveau niet te maken.
7. Eigenschappen van digitale leermiddelen voor gepersonaliseerde leerreizen De hoofdvraag van dit hoofdstuk is: Wanneer is een digitaal leermiddel meer of minder geschikt om in te zetten voor gepersonaliseerd leren? Een digitaal leermiddel dat goed aansluiten bij een gepersonaliseerde leerreis heeft een aantal kenmerken. Deze worden hieronder behandeld.
7.1 Het leermiddel past bij het leerdoel(en) van dat kind in die periode Het liefst is het leerdoel geformuleerd in kindertaal en zichtbaar geplaatst op de gehele lijn of in het leerspectrum. Enkele kindcentra hebben alle leerdoelen inmiddels zelf vertaald naar kindertaal. Deze zijn niet vrij beschikbaar. De formulering van de leerdoelen in de gepersonlaiseerde leerreis is op elk kindcentrum in kindertaal, omdat deze met ouder en kind besproken wordt en begrijpelijk moet zijn voor alle betrokkenen. De vertaling van de bron van het leerdoel naar de omschrijving op de leerreis maken de docenten dus zelf. Er is behoefte aan een omschrijving van de leerdoelen in kindertaal. Dit vergroot de begrijpelijkheid en scheelt docenten werk. Voor lineaire leerdoelen (stapelvakken) is er dus behoefte aan een visualisatie op de gehele lijn en voor nietlineaire leerdoelen een visualisatie in het spectrum van doelen. Dit helpt kinderen en docenten om in te zien waar het leerdoel past in de context en van welk groter geheel het leerdoel onderdeel uitmaakt. Ook geeft het inzicht in de voortgang van het kind ten opzichte van het totaal: dit kan ik al en dit ga ik nog leren. Dit geeft zowel docenten als kinderen houvast: schiet ik tekort, loop ik op schema of loop ik zelfs voor? Ook helpt het bij het maken van de gepersonaliseerde leerreis, wanneer er een keuze gemaakt moet worden over wat het volgende leerdoel gaat zijn. Deze keuze hangt natuurlijk ook samen met het thema van dat moment en de (landelijke) norm waaraan het kind moet voldoen (dus welke doelen sowieso aan bod moeten komen), maar beide kaders geven niet altijd genoeg houvast om een exacte keuze te kunnen maken. Het leermiddel geeft dus aan bij welk leerdoel(en) het past. Het is wenselijk dat het daarnaast aangeeft: 1. of het voorkennis ophaalt bij het kind over dit leerdoel. Uit onderzoek blijkt dat dit een belangrijk aspect is voor goede leerresultaten 2. welke moeilijkheidsgraad het heeft (eenvoudig, neutraal, moeilijk) en of het oploopt in moeilijkheidsgraad. Dit 'oplopen' betekent dat binnen het leermiddel zelf het kind een steeds moeilijkere activiteit kan ondernemen 3. of het tekstueel, visueel, auditief of een combinatie hiervan is 4. hoe lang het gemiddeld duurt. Dit is van belang voor de organisatie van (een deel van) de leerreis 5. de aard van de activiteit: of het een rijke opdracht bevat, of het alleen een inhoudelijke instructie bevat, of het alleen oefening bevat, of het alleen toetsing bevat, of een combinatie van deze elementen 5.1 als het een combinatie hiervan bevat: of je de volgorde hiervan kun variëren 6. of het bedoeld is om alleen aan te werken of in een groep van 2, 3, 4, etc. 7. tot welk eindresultaat het leidt: een toets (multiple choice of open), een verslag, een presentatie, etc.
8
7.2 Het leermiddel past bij het kind (wie is dit kind?), en dus bij de leer/ontwikkelvoorkeuren van het kind De exacte match tussen de leervoorkeuren van een kind en een leermiddel dat daar past is nog onderdeel van wetenschappelijk debat. Dit debat wordt vooral gevoed door verschillende resultaten uit onderzoek over wat leervoorkeuren/leerstijlen precies zijn. Een voorlopige indeling, waarbij informatie over het kind als input kan dienen voor de selectie van het leermiddel wordt hieronder weergegeven. Veel van deze elementen kunnen per vakgebied verschillen bij een kind. Het kind: 1. heeft voorkeur voor een bepaalde moeilijkheidsgraad 2. heeft voorkeur voor tekstuele, visuele of auditieve leermiddelen (of een combinatie hiervan) 3. heeft voorkeur voor volgorde (bijvoorbeeld eerst instructie, vervolgens oefenen en dan laten zien dat je het kunt, of juist eerst oefenen, dan instructie en dan laten zien dat je het kunt) 4. is instructieafhankelijk, is minder instructieafhankelijk of is niet instructieafhankelijk 5. heeft voorkeur om samen te werken of alleen, en in een grote of een kleine groep 6. heeft voorkeur voor een bepaald eindresultaat (een presentatie, een verslag, etc.) 7. gaat het liefst lineair door leerdoelen of springt -waar mogelijk- graag heen en weer tussen leerdoelen (dit is van belang bij het vaststellen van de leerdoelen voor de leerreis) Nadat zowel de eigenschappen van de digitale leermiddelen als die van het kind (kindkenmerken) in beeld zijn gebracht ontstaat er logischerwijs een behoefte aan een systeem met een bepaalde mate aan artificiële intelligentie, waarin leermiddel en kind aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Een dergelijk systeem kan in nog een aantal behoeften voorzien, namelijk real-time inzicht aan medewerkers in de resultaten van kinderen op de lijn of in het spectrum en een aanpassing van de moeilijkheidgraad van het leermiddel naar aanleiding van de score van een kind (ook wel profiling and recommendation genoemd).
7.3 De verantwoordelijke medewerker krijgt real-time inzicht in de resultaten van het uitgevoerde werk Het is wenselijk dat de resultaten van het kind, als het gewerkt heeft met het leermiddel, inzichtelijk zijn voor de verantwoordelijke medewerker. Het beste is als dit visueel als voortgang op de lijn/in het spectrum te zien is. Dit gebeurt het liefst op zo'n efficiënt mogelijke manier, dus de resultaten komen naar de medewerker toe, het liefst allemaal bij elkaar op één plek. Dan hoeft de medewerker niet op allerlei verschillende plekken de resultaten van verschilende vakken en leeractiviteiten op te halen om te zien hoe het kind als geheel vordert op alle leerdoelen. De medewerker wordt zo in staat gesteld om in te zien of de leerdoelen die voor die leerreisperiode zijn afgesproken ook behaald worden en kan eventueel tijdig bijsturen, bijvoorbeeld door niet behaalde doelen te laten herhalen of juist door versnelling toe te staan.
7.4 Het leermiddel past zich aan naar de juiste moeilijkheidsgraad terwijl het kind bezig is Het mooiste is als een leermiddel handelt naar de score van het kind: het geeft een kind een profiel –dat zichzelf regelmatig bijsteld- en doet daarop aanbevelingen. Het biedt opdrachten met een hogere moeilijkheidsgraad aan als het kind goed scoort en het biedt opdrachten met een lagere moeilijkheidsgraad aan als het kind niet goed scoort. Dit wordt ook wel adaptief genoemd. Als het kind dezelfde fout blijft maken kan het leermiddel:
9
1. een foutanalyse proberen te maken (dit kan alleen bij eenvoudig te definiëren foutanalyses of veel voorkomende fouten, zoals het maken van dezelfde denkfout bij breuken, bijvoorbeeld teller en noemer verwisselen); 2. het kind zelf 'terugzetten' in moeilijkheidsgraad of zelfs opnieuw van instructie voorzien op dat leerdoel (tekstueel, auditief of video); 3. de verantwoordelijke medewerker het advies geven om het kind ‘terug te zetten’of opnieuw van instructie te voorzien. Als het kind foutloos door de stof gaat kan het leermiddel moeilijkere opgaven aanbieden of al verder gaan met een volgend leerdoel. Het kan dan een digitale instructie over een nieuw leerdoel geven of een verkennende activiteit van een nieuw leerdoel aanbieden. Of het geeft de verantwoordelijke medewerker de suggestie om dat te doen. Hier is voor nodig dat het systeem zowel de eigenschappen van de leermiddelen, als de eigenschappen van het kind kent, én weet welke score het kind behaalt terwijl het aan het werk is. Vervolgens kan het systeem hier conclusies uit trekken en een passend vervolgaanbod –of een suggestie voor vervolgaanbod aan docent- doen. Het moet voor de verantwoordelijke medewerker vervolgens zichtbaar zijn waar het kind mee bezig is geweest en waarom het systeem bepaalde leermiddelen heeft aangeboden/geadviseerd aan dat kind. Het is uiteraard cruciaal dat de verantwoordelijke medewerker inzicht heeft in de resultaten van het uitgevoerde werk.
10
Het pad dat het kind dan afloopt door het systeem met leermiddelen is als volgt: 1.
Kind start met nieuw leerdoel. Leermiddel voor dat leerdoel past bij kindprofiel
2.
Kind verwerkt leerdoel, (eventueel ander) leermiddel past bij kind
3.
Leerdoel wordt direct getoetst in het leermiddel
4.
In voldoende mate behaald: start nieuw leerdoel. Onvoldoende behaald: leerdoel wordt opnieuw aangeboden, wellicht via een ander leermiddel of systeem doet suggestie voor andere aanpak aan medewerker.
5.
Dit loopje herhaald zichzelf totdat leerdoel behaald is of aanpakken uitgeput zijn, dan gaat de verantwoordelijke medewerker een andere strategie hanteren. Afhankelijk van het leerdoel kan dit direct noodzakelijk zijn en soms pas na drie of vier pogingen vanuit het profiling and recommendation.
Het systeem is zelflerend door op grotere schaal te erkennen wat werkt voor welk type kind en waar de obstakels voor bepaalde types kinderen zitten. Deze data kan input geven voor onderzoek en docenten in de praktijk helpen/adviseren om de meest efficiënte strategie te kiezen voor elk kind, bij elk leerdoel.
8. Een taxonomie van digitale leermiddelen voor gepersonaliseerd leren Digitale leermiddelen kunnen hiërarchisch geordend worden naar aanleiding van de gewenste eigenschappen uit hoofdstuk 7. Allereerst is hiervoor een geheel overzicht nodig van de ijnen/spectra en de leerdoelen daarop/daarin. Hiervoor kunnen verschillende bronnen gebruikt worden, bijvoorbeeld de leerlijnen van CED of de TULE. Hiervoor zijn wel de eerder genoemde aanpassingen nodig aan deze leerlijnen, namelijk het vertalen in kindertaal, de tussendoelen helder en begrijpelijk maken voor docenten en een visuele weergave van de doelen op de gehele lijn of het spectrum. Daarna wordt er per leermiddel inzichtelijk gemaakt voor welk leerdoel, of meerdere leerdoelen, het gebruikt kan worden en welke eigenschappen het leermiddel heeft. Dit leidt tot de volgende structuur:
11
Voorbeeld metadatering van een leermiddel Als we een leermiddel uit de bovengenoemde inventarisatie als voorbeeld zouden nemen, bijvoorbeeld een leermiddel dat ingezet wordt voor begrijpend lezen, Nieuwsbegrip XL, en dat geschikt maken voor gepersonaliseerd leren, dan zou dat er uit komen te zien zoals in onderstaand schema. De leerdoelen in dit voorbeeld zijn 'ordenen van informatie' en 'uitbreiding woordenschat'. Het leermiddel zou kunnen bestaan uit een tekst die gelezen moet worden, een aantal vragen die daarover beantwoord moeten worden en een opdracht om een stroomschema van oorzaken en gevolgen uit de tekst te maken.
12
9. Vergelijking met huidige metadateringswijzen van digitale leermiddelenbanken De eigenschappen van de leermiddelen, zoals hierboven omschreven, geven de input voor de metadatering van leermiddelen. In huidige leermiddelenbanken Wikiwijs en de bovengenoemde leermiddelenbanken zijn de metadateringen als over het algemeen genomen volgt1: - kwaliteit (door middel van een rating systeem) - kosten (niet in elke leermiddelenbank vernoemd) - documenttype - soort leermateriaal (gesloten opdracht, open opdracht, gereedschap, etc.) - interactiviteit (interactief, uiteenzettend of een combinatie). Dit komt deels overeen met de vraag of het leermiddel een rijke opdracht bevat, of het alleen inhoudelijke instructie bevat, of het alleen oefening bevat, of het alleen toetsing bevat, of een combinatie van deze elementen. Op basis hiervan kan het leermiddel worden geselecteerd voor een kind dat een bepaalde voorkeur heeft voor een volgorde (bijvoorbeeld eerst instructie,
1
De ECC van het Ontwikkelcentrum is hierin niet meegenomen, want deze is niet open.
13
vervolgens oefenen en dan laten zien dat je het kunt, of juist eerst oefenen, dan instructie en dan laten zien dat je het kunt). De uitbreiding van interactiviteit past daar mooi bij. - eindgebruiker (kind, docent, auteur, beheerder) - vakgebied - leerniveau (beperkt tot jaargroep) of beoogde leeftijdsgroep - kerndoel (beperkt tot de kerndoelen op het allerhoogste niveau, niet de tussendoelen of referentieniveaus) - tijdsduur - gebruiksinstructie (een toelichting hoe dit materiaal ingezet kan/moet worden) Veel van deze metadateringen -zo niet allemaal- zijn bruikbaar voor gepersonaliseerd leren. Ze zijn echter niet afdoende om gepersonaliseerd leren vorm te geven. Wat het meest ontbreekt is informatie over het leerdoel (op een lager niveau dan het kerndoel) dat bereikt wordt met het leermiddel. Ook toetsing, en de manier van toetsing en resultaatverwerking, is belangrijk voor het gepersonaliseerd leren, omdat dit meteen input geeft voor het vervolg van de leerreis. De overige eigenschappen van leermiddelen die hierboven worden genoemd zouden stuk voor stuk toegevoegd kunnen worden aan de metadatering. Zij maken het mogelijk om de gepersonaliseerde leerreis steeds specifieker, en dus passender, vorm te geven. Ten slotte is het van groot belang om kenmerken van het kind te koppelen aan een geschikt leermiddel. Deze kindkenmerken staan niet opgeslagen in de leermiddelenbank, maar moeten wel slim gematcht worden. Hier ligt nog een uitdaging om beide slim met elkaar te verbinden. Het voordeel van deze verbinding is dat er gewerkt kan worden met profiling en recommendation. Dit betekent dat bepaalde leermiddelen voor een kind klaargezet kunnen worden, omdat die het beste lijken te passen op basis van de ingevoerde kindkenmerken en de metadatering van het leermiddel. Door hier op steeds grotere schaal mee te werken wordt er data verkregen over wat werkt voor welk type kind. Dit wordt een lerend systeem dat steeds beter kinderen kan typeren en categoriseren en daar de beste aanbevelingen voor kan doen wat betreft geschikte leermiddelen. Op dit moment zijn er slechts enkele voorbeelden va systemen die dit kunnen, waaronder School of One in New York en PulseOn uit Apeldoorn.
10. Conclusies en aanbevelingen Sterrenscholen en kindcentra die gepersonaliseerd onderwijs bieden werken grofweg op dezelfde manier. Allen maken regelmatig een omschrijving van 'wie is dit kind' op basis van verschillende input. Daarnaast hebben ze allemaal periodiek overleg tussen ouder-kind-medewerker (op basis van gelijkwaardigheid van de drie partijen). In dit overleg word besproken wie het kind is, waar het heen gaat en hoe dat gaat gebeuren. Dit wordt een gepersonaliseerde leerreis. De basis hiervoor zijn de kerndoelen (met een verdere opsplitsing in tussendoelen en referentieniveaus). Leermiddelen worden ingezet in de gepersonaliseerde leerreis op basis van de leerdoelen die gehaald moeten gaan worden. Hierbij is de wens het leermiddel zo passend mogelijk in te zetten bij het specifieke kind. Wat momenteel het meest ontbreekt om digitale leermiddelen goed te ontsluiten voor gepersonaliseerd leren is: 1. heldere informatie over het leerdoel (op een lager niveau dan het kerndoel en in kindertaal) dat bereikt wordt met het leermiddel; 2. de terugkoppeling van het resultaat dat met het leermiddel wordt behaald naar de docent en/of het systeem, zodat het als input voor vervolg kan worden gebruikt; en 3. een visuele weergave van de te behalen leerdoelen in een leerspectrum of op een leerlijn en daarmee ook inzicht in hoe ver een kind is/waar een kind staat in het geheel. Deze drie elementen moeten ontwikkeld worden.
14
Daarnaast moeten geschikte leermiddelen voldoen aan een aantal eigenschappen. Hiervoor kan de volgende taxonomie worden gemaakt: Het leermiddel geeft aan: 1. of het voorkennis ophaalt bij het kind over het leerdoel 2. welke moeilijkheidsgraad het heeft en of het binnen het leermiddel oploopt in moeilijkheidsgraad. Dit 'oplopen' betekent dat binnen het leermiddel het kind een steeds moeilijkere activiteit kan ondernemen 3. of het tekstueel, visueel, auditief of een combinatie hiervan is 4. hoe lang het gemiddeld duurt 5. of het alleen inhoudelijke instructie bevat, of het alleen oefening bevat, of het alleen toetsing bevat, of een combinatie van deze elementen 5.1 als het een combinatie hiervan bevat: of je de volgorde hiervan kun variëren 6. of het bedoeld is om alleen aan te werken of in een groep van 2, 3, 4, etc. 7. tot welk eindresultaat het leidt Door leermiddelen slim te metadateren kunnen deze eigenschappen van leermiddelen inzichtelijk worden gemaakt, waardoor ze snel en efficiënt gevonden kunnen worden door docenten op het moment dat ze ingezet moeten worden. Bovengenoemde eigenschappen zijn een uitbreiding op de huidige manier van metadateren. Huidige metadateringen van leermiddelen in leermiddelenbanken komen al behoorlijk ver in het snel inzichtelijk krijgen van een juist leermiddel. Deze aanvullingen zouden het vormgeven van gepersonaliseerd leren steeds specifieker en dus steeds passender maken. Ten slotte is het van groot belang om kenmerken van het kind te koppelen aan een geschikt leermiddel. Dergelijke kenmerken zijn dat het kind: 1. voorkeur heeft voor een bepaalde moeilijkheidsgraad 2. voorkeur heeft voor tekstuele, visuele of auditieve leermiddelen (of een combinatie hiervan) 3. voorkeur heeft voor een bepaalde volgorde 4. instructieafhankelijk, minder instructieafhankelijk of niet instructieafhankelijk is 5. voorkeur heeft om samen te werken of alleen, en in een grote of een kleine groep 6. voorkeur heeft voor een bepaald eindresultaat 7. het liefst serieel of parallel (waar mogelijk) door de leerdoelen gaat Deze kindkenmerken staan (nog) niet opgeslagen in leermiddelenbanken, maar moeten wel slim gematcht worden. De ontwikkeling van deze koppeling tussen kindkenmerken en geschikte leermiddelen is van groot belang om gepersonaliseerd leren voor het kind mogelijk te maken en leidt bovendien tot een lerend systeem dat op basis van continu toenemende data steeds beter kinderen kan typeren en categoriseren en daar de beste aanbevelingen voor kan doen wat betreft geschikte leermiddelen.
15
Bijlage Handreiking voor docenten 1. Samen normen bepalen Bij het maken van de gepersonaliseerde leerreis voor de kinderen is het allereerst belangrijk dat bij jullie op het kindcentrum duidelijk is of jullie als organisatie de kinderen willen vergelijken met de standaardnormen (de normen die CITO en de Onderwijs Inspectie aanhouden en die gebaseerd zijn op de ontwikkeling van het gemiddelde Nederlandse kind op een gemiddelde school) of andere normen, bijvoorbeeld normen die jullie zelf wenselijk vinden of een vergelijking van de voortgang van een kind op zichzelf in de tijd (waarbij er eigenlijk geen norm is). Het kan ook zijn dat jullie voor een combinatie kiezen, bijvoorbeeld eens per jaar een vergelijking van elk kind met de gemiddelde normen van CITO en Onderwijs Inspectie (om te zien waar het t.o.v. de Inspectienorm staat), maar in de leerreisperioden en in de communicatie met kind en ouders de voortgang van het kind op zichzelf. Met het bepalen van de normen stellen jullie eigenlijk gezamenlijk vast wanneer je vindt dat het gemiddelde kind bij jullie op het kindcentrum iets beheersen moet. Dus tussen 0-12 jaar: wanneer zouden welke leerdoelen gehaald moeten zijn door een gemiddeld kind? Wanneer moet een gemiddeld kind kunnen optellen? Wanneer moet een gemiddeld kind weten wat het onderwerp van een zin is? Dit geeft je vergelijkingslijnen (leerlijnen) waar je mee kunt werken. Vervolgens kun je voor ieder individueel kind kijken wat het beste aanbod en onderwijs is om te bereiken dat het individuele kind op het gewenste moment de gewenste leerdoelen heeft bereikt en of het individuele kind (een tijdje) sneller of langzamer beweegt op de lijnen. Het bepalen van de normen kan door het hele team, maar liever door een subset van het team, gedaan worden. Voor stapelvakken (lineair) zijn de normen vaak makkelijker te bepalen dan voor niet-stapelvakken (spectrum), omdat je daarvoor eerst het één moet kunnen (voorwaardelijk) om aan het ander te beginnen. Voor leren lezen en schrijven geldt dit natuurlijk ook. Hoe vroeger je dit beheerst, hoe eerder je aan andere leerdoelen kunt gaan werken. Voor niet-stapelvakken zijn normen iets minder makkelijk te bepalen, omdat er vaak geen voorwaardelijke relatie is tussen leerdoelen. Dit geldt zeker voor de zaakvakken. Je kunt als kindcentrum hier dan ook kiezen om geen norm te hanteren en alleen in de gaten te houden, bijvoorbeeld door af te vinken, of eind groep 8 elk kind alle kerndoelen beheerst. Met andere woorden: dat elk kind ergens in zijn/haar kindcentrumloopbaan leerdoelen heeft behaald die tezamen de kerndoelen bedekken. Vanaf hier worden in dit document de normen van de Onderwijs Inspectie als uitgangspunt genomen, omdat die het meest gehanteerd worden op kindcentra. Mocht je als kindcentrum eigen normen willen hanteren, dan is het goed om deze duidelijk te expliciteren en vast te leggen, zodat iedereen weet wat de afgesproken vergelijkingslijnen zijn van het gemiddelde kind op jullie kindcentrum. 2. Weten waar je staat Als de normen zijn bepaald is het zeer belangrijk dat elke medewerker komt te weten wanneer (grofweg) welke leerdoelen gehaald moeten zijn door een gemiddeld kind over de gehele loopbaan van het kind. Met andere woorden: elke medewerker weet de lijnen van ontwikkeling over de jaren heen. Ook voor kinderen en ouders is het belangrijk om te weten wanneer (grofweg) welke leerdoelen geacht worden te zijn behaald. Dit geeft iedereen context van waar je elke dag mee bezig bent en waar je samen naar toe werkt. Uiteraard zijn dit slechts vergelijkingslijnen -ze representeren het gemiddelde kind- en beweegt elk individueel kind op zijn of haar eigen manier over de lijnen.
16
Voorbeeld: Wat je ziet is per lijn of spectrum de bijbehorende doelen (de blokjes op de lijn) volgens de normen. Elk blokje representeert een leerdoel. Doel 1 bij rekenen en wiskunde kan bijvoorbeeld zijn ‘tellen tot 10’. Het schema is sterk vereenvoudigd weergegeven. In het echt heeft elke lijn en elk spectrum veel meer doelen en subdoelen. Deze kun je steeds verder 'uitklappen' of op 'inzoomen'.
Met het schema als basis kun je voor elk kind een beeld geven ‘waar het zit’ en aan welke doelen er nog gewerkt gaat worden. Hieronder een voorbeeld van een leerling van 9 jaar oud:
17
3. Gepersonaliseerde leerreis maken binnen de organisatie Met bovenstaande informatie kun je aan de slag om de leerdoelen in het concept van de gepersonaliseerde leerreis van elk kind te bepalen. Als je de leerdoelen weet, en je weet de leer/ontwikkelvoorkeuren van het kind, kun je vervolgens gaan bekijken welke inzet van leermiddelen, mensen en ruimten het best geschikt zijn om het kind te helpen bij het behalen van de leerdoelen. Ook bekijk je wanneer er aan welk doel gewerkt gaat worden binnen de leerreisperiode die er in het kindcentrum is afgesproken. Dit organisatorische vraagstuk geeft per definitie een spanningsveld, omdat je elk individueel kind het beste wilt bedoenen, maar er tegelijkertijd randvoorwaarden zijn wanneer en hoe vaak mensen inzetbaar zijn, ruimten inzetbaar zijn en soms ook leermiddelen
inzetbaar
zijn.
Veel
kindcentra
hebben
een
basisorganisatie
bestaande
uit
bepaalde
activiteiten/een bepaald aanbod van vakgebieden op bepaalde momenten in de week, aangeboden door bepaalde medewerkers. De organisatie is echter altijd dienend aan de behoefte van de kinderen. Dit betekent dat de organisatie (samenstellingen van groepen/roosters/werktijden/werkruimten) regelmatig kan wijzigen. Het is een grote uitdaging om een juiste basisorganisatie te vinden die voldoende rust biedt voor kinderen en medewerkers, maar tegelijkertijd genoeg ruimte laat om aan te sluiten bij de behoeften van de kinderen. Dit is voor elk kindcentrum anders. 4. Inzet van leermiddelen In dit hoofdstuk gaan we specifiek in op het inzetten van leermiddelen in de gepersonaliseerde leerreis. Bij het inzetten van leermiddelen is een goede match tussen leerdoel, leer/ontwikkelvoorkeuren van het kind en leermiddel het belangrijkst. Om een geschikt leermiddel te vinden zijn er dus twee grote stappen te zetten:
18
1. aan welk leerdoel wordt gewerkt? 2. welke leer/ontwikkelvoorkeuren ken ik van dit kind die van belang zijn voor het werken aan dit leerdoel of aan dit vakgebied? Met deze informatie begint de zoektocht naar de juiste leermiddelen. Dit kan een lange of een korte zoektocht zijn. Soms is het leermiddel voor een bepaald doel evident, maar soms zijn er zeer veer verschillende leermiddelen die allemaal werken aan hetzelfde doel. In dit document richten we ons op het inzetten van digitale leermiddelen, omdat dit binnen de scope valt. Het aanbevelen van analoge leermiddelen voor bepaalde leerdoelen -passend bij bepaalde leer/ontwikkelvoorkeuren- zou tevens binnen een digitaal systeem kunnen plaatsvinden, maar dit valt nu buiten de scope. De zoektocht naar juiste digitale leermiddelen begint dus door eerst antwoord te geven op bovenstaande twee vragen en vervolgens in het leermiddelensysteem het juiste pad af te leggen, zodat je bij het geschikte digitale leermiddel terecht komt. Hiervoor moet je de volgende stappen zetten: 1. Geef aan voor welk vakgebied en welk doel je een leermiddel zoekt 2. Geef aan hoe lang de totale activiteit van het leermiddel maximaal mag duren 3. Geef aan of het kind alleen of in een groepje aan dit doel gaat werken 4. Geef aan welke moeilijkheidsgraad past bij dit kind op dit leerdoel 5. Geef aan of het leermiddel bij voorkeur tekstueel, auditief of visueel is 6. Geef aan of het kind zowel instructie, verwerking als toetsing nodig heeft op dit leerdoel en of dit in variabele volgorde mag plaatsvinden 7. Geef de voorkeur voor inzicht in resultaat op: multiple choice of open toetsing of een andere manier om resultaat te toetsen. Naar aanleiding van deze zeven punten worden alle bijpassende leermiddelen geselecteerd en aan jou gepresenteerd in een lijst. Door als docent aan te geven welke van deze zeven punten zwaarder mogen wegen in de selectie, wordt de ranking van aangeboden geschikte digitale leermiddelen beïnvloed. Tevens hebben de digitale leermiddelen een kwaliteitsstempel. Leermiddelen die bijvoorbeeld een efficiënte terugkoppeling van resultaten naar de docent hebben scoren hoger op kwaliteit. Ook leermiddelen die verwijzen naar voorkennis op het leerdoel scoren hoger. De leermiddelen met een hogere kwaliteitsscore komen hoger op de lijst van aanbevolen leermiddelen. Als docent kun je vervolgens kiezen uit de (beperkte) lijst met digitale leermiddelen die door het systeem voorgesteld worden en die voldoen aan de door jou gestelde eisen. Bovendien zijn de bovenste aangeboden leermiddelen in de lijst door gebruikers als kwalitatief hoogwaardig bestempeld. Als je je keuze hebt gemaakt voeg je dit leermiddel toe aan de gepersonaliseerde leerreis van het betreffende kind. Dit doe je voor alle leerdoelen op de leerreis waarvoor je (deels) digitale leermiddelen wilt inzetten. Samen
met
de
beschikbare
tijd,
mensen,
ruimten
en
ICT
middelen
(tablet/laptop)
maak
je
de
gepersonaliseerde leerreis compleet. Een complete leerreis omschrijft alle leerdoelen waar aan gewerkt zal worden, eventueel wanneer dat gebeurt, waar en met wie. Deze laatste elementen kunnen ook terugkomen op een weektaak of in een rooster. Dit bespreek je met ouders en kind en na eventuele aanpassingen is de leerreis klaar om uitgevoerd te worden. Gedurende de uitvoering -de leerreisperiode- heb je inzicht welke resultaten een kind haalt met het digitale leermiddel. Eventueel geeft dit reden om tussentijds bij te sturen, instructie te herhalen, leerdoelen bij te stellen of andere leermiddelen te selecteren. Na elke leerreisperiode evalueer je wat er goed ging en wat minder goed liep. Eventueel pas je leer/ontwikkelvoorkeuren (op een bepaald vakgebied) van het kind aan. Zo
19
bouw je telkens aan een completer beeld van het kind en bekijk je keer op keer hoe je hem of haar het beste kan ondersteunen om de leerdoelen te halen.
20