Verspreiding: Beperkt
Onderbouwing consumptie-advies voor eieren uit particuliere tuinen – vergelijking Vlaanderen en Nederland
Christa Cornelis, Ann Colles
Studie uitgevoerd in opdracht van: 2014/MRG/R/259 December 2014
Alle rechten, waaronder het auteursrecht, op de informatie vermeld in dit document berusten bij de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek NV (“VITO”), Boeretang 200, BE-2400 Mol, RPR Turnhout BTW BE 0244.195.916. De informatie zoals verstrekt in dit document is vertrouwelijke informatie van VITO. Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van VITO mag dit document niet worden gereproduceerd of verspreid worden noch geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor het instellen van claims, voor het voeren van gerechtelijke procedures , voor reclame of antireclame en ten behoeve van werving in meer algemene zin aangewend worden
Verspreidingslijst
VERSPREIDINGSLIJST Karen Van Campenhout Maja Mampaey Hana Chovanova Koen Schoeters Griet Van Gestel Christa Cornelis Ann Colles
Administratie Leefmilieu, Natuur en Energie Administratie Leefmilieu, Natuur en Energie Agentschap Zorg en Gezondheid Agentschap Zorg en Gezondheid OVAM VITO VITO
I
Samenvatting
SAMENVATTING Op vraag van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) van de Vlaamse overheid werd een vergelijking uitgevoerd van de onderbouwing van de consumptie-adviezen voor eieren van particulier gehouden kippen zoals ze in Vlaanderen en Nederland uitgewerkt werd. De vergelijking van beide methoden leidde tot volgende conclusies. De achtergrondblootstelling aan dioxines (PCDD/F) en dioxineachtige PCB’s via commerciële voeding is vergelijkbaar in Vlaanderen en Nederland. De concentraties, die van deze stoffen aangetroffen worden in eieren van particulier gehouden kippen, liggen in Vlaanderen hoger dan in Nederland. Ongeacht de gevolgde methodiek zal dit, bij eenzelfde beschermingsniveau, in Vlaanderen tot een strenger consumptie-advies leiden dan in Nederland (minder eiconsumptie). De in Vlaanderen gevolgde methode integreert leeftijdsafhankelijke blootstelling en is daarom makkelijk te hanteren naar beslissingen toe. De in Vlaanderen gevolgde methode verdient daarom de voorkeur. Wel wordt voorgesteld om de berekeningen en de resulterende cijfers weer te geven in eenheden van WHO 2005 TEQ in plaats van WHO 1998 TEQ (deze laatste eenheden werden gebruikt om de vergelijking met eerdere studies mogelijk te maken). De omrekening werd in voorliggend document uitgevoerd. Deze omzetting leidt tot lagere concentraties en daardoor tot licht hogere consumptie-adviezen. Bij het formuleren van een consumptie-advies wordt best het beschermingsniveau overwogen. Dit slaat op 2 elementen: beschermingsniveau ten aanzien van de inname via de voeding en beschermingsniveau ten aanzien van de aangetroffen concentraties in eieren van particulier gehouden kippen.
II
Inhoud
INHOUD Verspreidingslijst ________________________________________________________________ I Samenvatting ___________________________________________________________________ II Inhoud ________________________________________________________________________ III Lijst van tabellen________________________________________________________________ IV Lijst van figuren _________________________________________________________________ V HOOFDSTUK 1.
Inleiding _______________________________________________________ 1
HOOFDSTUK 2.
Gehalten van dioxines en PCB’s in eieren _____________________________ 3
2.1.
Vlaamse gegevens
3
2.2.
Nederlandse gegevens
3
2.3.
Vergelijking
3
HOOFDSTUK 3.
Achtergrondblootstelling aan dioxines en dioxineachtige PCB’s ___________ 7
3.1.
Vlaanderen
7
3.2.
Nederland
7
3.3.
Vergelijking
7
HOOFDSTUK 4.
Gebruikte methode ______________________________________________ 9
4.1.
Vlaanderen
9
4.2.
Nederland
9
4.3.
Vergelijking
10
HOOFDSTUK 5.
Advies ________________________________________________________ 17
5.1.
Vlaanderen
17
5.2.
Nederland
17
HOOFDSTUK 6.
Conclusie ______________________________________________________ 19
Referenties ____________________________________________________________________ 21 Bijlage A: Vergelijking van de gevolgde analysemethoden voor PCDD/F en dioxineachtige PCB’s 22
III
Lijst van tabellen
LIJST VAN TABELLEN Tabel 1: Daling in TEQ van WHO-1998 naar WHO-2005 TEQ (voor de gecombineerde resultaten van de OVAM- en Menen-studie) ___________________________________________________ 4 Tabel 2: Vergelijking van de inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s via voeding tussen Vlaanderen en Nederland, volwassenen __________________________________________ 8 Tabel 3: Vergelijking van de inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s via voeding tussen Vlaanderen en Nederland, kinderen _____________________________________________ 8 Tabel 4: Parameters voor de berekening van de relatie tussen veilige eiconsumptie en concentratie van dioxines en dioxineachtige PCB’s in eieren _____________________________________ 9 Tabel 5: Concentratie in eieren bij vooropgestelde eiconsumptie en 80 % invulling van de TDI door lokale eieren en commerciële voeding, methode Vlaanderen ________________________ 10 Tabel 6: Concentraties van dioxines en dioxineachtige PCB’s in eieren en overeenkomstige veilige eiconsumptie ______________________________________________________________ 14 Tabel 7: Beschermingsniveau in functie van consumptie-adviezen volgens oorspronkelijke berekeningen (Cornelis et al., 2014) / na omzetting naar WHO-2005 TEQ _______________ 17 Tabel 8: Vergelijking onderbouwing consumptie-adviezen voor eieren van eigen kippen _______ 19
IV
Lijst van figuren
LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: Vergelijking van de Vlaamse en de Nederlandse data voor merker-PCB’s in eieren uit particuliere tuinen____________________________________________________________ 5 Figuur 2: Vergelijking van de Vlaamse en de Nederlandse data voor dioxines en dioxineachtige PCBs in eieren uit particuliere tuinen _________________________________________________ 5 Figuur 3: Relatie tussen concentratie in eieren en veilige eiconsumptie voor de Nederlandse benadering bij kinderen (bovenste figuur) en bij volwassenen (middelste figuur), voor de Vlaamse benadering uitgedrukt als consumptie bij volwassenen (onderste figuur) ________ 11 Figuur 4: Relatie tussen concentratie in eieren en veilige eiconsumptie voor de Vlaamse benadering (WHO 2005 TEQ) en de Nederlandse benadering met P95 achtergrondblootstelling _______ 12 Figuur 5: Relatie tussen concentratie in eieren en veilige eiconsumptie voor de Vlaamse benadering (WHO 2005 TEQ) onder aanname van leeftijdsonafhankelijke eiconsumptie en de Nederlandse benadering met P95 achtergrondblootstelling _____________________________________ 13
V
HOOFDSTUK 1 Inleiding
HOOFDSTUK 1. INLEIDING
Op basis van metingen van dioxines, PCB’s en DDT in eieren van kippen gehouden door particulieren en via een risicobeoordeling werd in Vlaanderen een voorstel voor consumptieadviezen voor deze eieren geformuleerd (Cornelis et al., 2014). Dit is vooral gebaseerd op de gehalten van dioxines en dioxineachtige PCB’s in de eieren. Een advies naar de bevolking werd nog niet gepubliceerd. In Nederland werden metingen uitgevoerd van dioxines en PCB’s in eieren van kippen gehouden door particulieren (RIVM/RIKILT, 2014 en Hoogenboom et al., 2014). De risicobeoordeling daar leidde tot een officieel consumptie-advies door de Nederlandse warenauthoriteit (NVWA, 2014). Het Nederlandse advies werd opgepikt door de Vlaamse media (De Standaard 13/11/2014). De Administratie Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) heeft daarom aan VITO volgende verduidelijking gevraagd (vraag ontvangen op 20 november 2014):
Wat zijn de verschillen in berekeningswijze tussen Nederland en het rapport opgesteld in kader van de referentietaak “Onderbouwing van referentiewaarden voor verontreinigende stoffen in bodems van particuliere tuinen en consumptie-adviezen voor eieren van door particulieren gehouden kippen met vrije uitloop?” Wat zijn de voor-en nadelen van de 2 berekeningswijzen?
Voorliggende nota geeft hierop een antwoord via 4 stappen: 1) Gehalten van dioxines en PCB’s in eieren; 2) Achtergrondblootstelling aan dioxines en PCB’s; 3) Berekeningswijze 4) Advies
1
HOOFDSTUK 2 Gehalten van dioxines en PCB’s in eieren
HOOFDSTUK 2. GEHALTEN VAN DIOXINES EN PCB’S IN EIEREN
2.1.
VLAAMSE GEGEVENS
De beschikbare Vlaamse gegevens van dioxines en PCB’s in eieren werden besproken in Cornelis et al. (2014). Het betreft volgende studies: CONTEGG-studie: 59 particulieren verspreid over België, staalname in 2006-2007; 5 Vlaamse datapunten voor dioxines en dioxineachtige PCB’s (chemisch bepaald), 31 datapunten voor merker-PCB’s OVAM-studie: 16 particulieren verspreid over Vlaanderen, staalname in 2010; 16 datapunten voor dioxines, dioxineachtige PCB’s en merker-PCB’s Menen-studie: 15 particulieren in Menen, Wevelgem en Wervik (Menen met gekende verontreinigingsproblematiek voor deze stoffen); staalname in 2013, 14 datapunten voor dioxines, dioxineachtige PCB’s en merker-PCB’s Gistel-studie: 2 particulieren in Gistel in omgeving van een schrootverwerker; staalname in 2006, 2 datapunten voor dioxines, dioxineachtige PCB’s en merker-PCB’s. De concentraties PCDD/F en dioxineachtige PCB’s in de OVAM- en de Menen-studie zijn beschikbaar in WHO-1998 TEQ en WHO-2005 TEQ. De concentraties in de CONTEGG-studie en voor Gistel zijn alleen beschikbaar in WHO-1998 TEQ. De interpretatie van de gegevens in Cornelis et al. (2014) werd gebaseerd op de WHO-1998 TEQ-data om de vergelijking tussen de verschillende studies mogelijk te maken. Het verschil tussen WHO-1998 en WHO-2005 bij de stalen uit Menen bedroeg ongeveer 15% (daling indien WHO-2005 TEQ gebruikt wordt) op gemiddelde, mediaan en P75. 2.2.
NEDERLANDSE GEGEVENS
In 2014 analyseerde het RIKILT eieren van 60 locaties in Nederland (Hoogenboom et al., 2014). De stalen werden genomen bij particulieren verspreid over het land. Rekrutering gebeurde via een oproep van de GGD’s (Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten). Analyses werden uitgevoerd voor dioxines, dioxineachtige PCB’s en merker-PCB’s. Naast chemische analyses op alle stalen, werden een beperkt aantal stalen ook geanalyseerd met de Calux BEQ-methode. De resultaten zijn uitgedrukt in WHO-2005 TEQ. 2.3.
VERGELIJKING
Om de vergelijking van de concentraties uit te voeren, werd beslist om de data uit te drukken in WHO-2005 TEQ. Voor de OVAM- en de Menen-studie werden deze overgenomen uit de beschikbare datasets. Op basis hiervan werd het verschil in TEQ tussen 2005 en 1998 berekend voor de PCDD/F, de dioxineachtige PCB’s en de som van de PCDD/F. De daling in TEQ’s is weergegeven in Tabel 1.
3
HOOFDSTUK 2 Gehalten van dioxines en PCB’s in eieren
Tabel 1: Daling in TEQ van WHO-1998 naar WHO-2005 TEQ (voor de gecombineerde resultaten van de OVAM- en Menen-studie)
gemiddeld maximum minimum gemiddeld waarde
zonder
extreme
PCDD/F -12,85% -20,04% -6,71% -12,91%
dl-PCB -17,55% -44,02% -9,11% -16,60%
PCDD/F + dl-PCB -15,80% -40,80% -10,51% -14,91%
Eén extreem datapunt (OVAM-studie) is verantwoordelijk voor de daling van 40 %. De gemiddelde afname zonder de extreme waarde (13 % voor PCDD/F en 15 % voor dl-PCB) werd genomen om de resultaten van de CONTEGG-studie en van Gistel ter herrekenen naar WHO-2005 TEQ. De vergelijking tussen Vlaanderen (OVAM-studie, Menen-studie, Gistel en CONTEGG-Vlaanderen) en Nederland is opgenomen in Figuur 1 (merker-PCB’s) en Figuur 2 (dioxines en dioxineachtige PCB’s). Voor Vlaanderen zijn de gegevens van de gebieden Menen en Gistel (met gekende dioxine/PCB-bronnen) mee opgenomen omdat in Nederland geen selectie uitgevoerd werd op basis van aan/afwezigheid van mogelijke bronnen. Uit de figuren is af te lezen dat de gehalten van zowel merker-PCB’s (die verder niet meegenomen zijn in het formulieren van adviezen omdat ze het risico niet bepalen) als van de som van dioxines en dioxineachtige PCB’s in Vlaanderen hoger liggen dan in Nederland. Dit geldt voor de gehele distributie. Beperkte verschillen in analyseresultaten kunnen het gevolg zijn van verschillen in gevolgde analysemethode. Bij de verschillende studies werd ook telkens beroep gedaan op een andere laboratorium. Ook de gevolgde analysemethode verschilt. Zo werden in de CONTEGG-studie de gehalten bepaald op het geheel van eiwit en eidooier, terwijl voor de stalen uit de OVAM-studie, Menen en Nederland de gehalten bepaald werden op eidooier alleen. Verdere bespreking van de verschillen in analysemethode en de impact hiervan op de resultaten valt buiten het onderwerp van de vraag. Een summiere vergelijking van de methoden is opgenomen in Bijlage A. Het is weinig waarschijnlijk dat de sterke verschillen uitsluitend aan verschillen in analysemethode te wijten zijn.
4
HOOFDSTUK 2 Gehalten van dioxines en PCB’s in eieren
100% 90% 80% 70% 60% 50%
Nederland Vlaanderen
40% 30% 20% 10% 0% 1
10
100
1000 merker-PCB's (pg/g vet)
10000
100000
1000000
Figuur 1: Vergelijking van de Vlaamse en de Nederlandse data voor merker-PCB’s in eieren uit particuliere tuinen 100% 90% 80% 70% 60% 50%
Nederland Vlaanderen
40% 30% 20% 10% 0% 1
10 PCDD/F + dl-PCB (pg WHO-2005 TEQ/g vet)
100
Figuur 2: Vergelijking van de Vlaamse en de Nederlandse data voor dioxines en dioxineachtige PCBs in eieren uit particuliere tuinen
5
HOOFDSTUK 3 Achtergrondblootstelling aan dioxines en dioxineachtige PCB’s
HOOFDSTUK 3. ACHTERGRONDBLOOTSTELLING AAN DIOXINES EN DIOXINEACHTIGE PCB’S
3.1.
VLAANDEREN
Voor België werd de inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s via voeding berekend in 2009 (Windal et al., 2010). De studie vertoonde volgende karakteristieken: Consumptiecijfers: o > 15 jaar: Belgische voedselconsumptiepeiling 2004 Concentraties: o staalname 2008 (dierlijke producten, vis, plantaardige olie) Methode: o Samengestelde stalen (43) op basis van 529 individuele voedingsstalen o Aandeel in samengesteld staal op basis van voedselconsumptiepeiling o C-side model (probabilistisch) Voor Vlaanderen of België is geen innameschatting van dioxines en dioxineachtige PCB’s bij kinderen beschikbaar. Voor de formulering van consumptie-adviezen en de studie in Menen werd daarom een generieke omrekening gebruikt (volgens S-Risk handleiding, www.s-risk.be), waarbij de inname door kinderen in verhouding tot de inname voor volwassenen berekend wordt. 3.2.
NEDERLAND
In Nederland werd de inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s via voeding berekend in 2014 (Boon et al., 2014). De studie vertoonde volgende karakteristieken:
3.3.
Consumptiecijfers: o 7 – 69 jaar: Nederlandse voedselconsumptiepeiling 2007/2010 o 2 – 6 jaar: Nederlandse voedselconsumptiepeiling 2005/2006 Concentraties: o Bewakingsprogramma 2010-2013 (dierlijke producten, vis) o Aanvullende metingen groenten (2001-2002), fruit (2004), aardappelen (2005), tarwe (2004), plantaardige oliën en vetten (2004) Methode: o Rauwe levensmiddelen o Omzetting samengestelde levensmiddelen naar ingrediënten o MCRA model (probabilistisch) + bootstrapping voor variatie als gevolg van grootte steekproef bij consumptiecijfers en concentraties VERGELIJKING
De vergelijking tussen Vlaanderen en Nederland voor wat betreft de inname door volwassenen is opgenomen in Tabel 2.
7
HOOFDSTUK 3 Achtergrondblootstelling aan dioxines en dioxineachtige PCB’s
Tabel 2: Vergelijking van de inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s via voeding tussen Vlaanderen en Nederland, volwassenen Vlaanderen (pg TEQ 1998/kg.d) Nederland (pg TEQ 2005/kg.d) > 15 jaar 7 – 69 jaar gemiddeld 0,72 a) b) P50 0,63 0,5 P90 1,1 b) 0,8 b) P95 1,4 1,0 b) P99 1,8 1,3 a) indien de inname uitgedrukt wordt in WHO-2005 TEQ bedraagt het gemiddelde 0,61 pg TEQ/kg.d b) afgeleid uit de grafiek in Windal et al. (2010) Indien rekening gehouden wordt met het feit dat de inname uitgedrukt in TEQ 2005 ongeveer 15 % lager is dan indien uitgedrukt in TEQ 1998 (gemiddelde inname 0,61 pg WHO 2005 TEQ/kg.d versus 0,72 pg WHO 1998 TEQ/kg.d), dan blijkt de berekende achtergrondblootstelling via voeding in België slechts licht hoger te liggen dan in Nederland (P50 wordt dan ongeveer 0,53, P90 wordt dan ongeveer 0,9). Of dit reële verschillen zijn, is moeilijk te bepalen omdat de gevolgde methode bij de twee studies verschilde. Het feit dat in België geen groenten of fruit werden meegenomen, heeft waarschijnlijk een minieme invloed op de innameschatting. Voor België bleek de bijdrage van commerciële eieren 2 % (batterijkippen) tot 4 % (biologische eieren) van de gemiddelde inname uit te maken. In Nederland had de consumptie van eieren een invloed van 1 – 3 % op de innameschatting voor volwassenen. Bij kinderen 2 – 6 jaar bedroeg de bijdrage maximum 5 % (telkens berekend op de inname in pg TEQ/d, bij de inname in pg TEQ/kg.d werd geen verschil gerapporteerd in de cijfers – RIVM/RIKILT, 2014). De grootste invloed werd gezien bij de P50 en nam af naar de hogere percentielen (lager dan P50 niet gerapporteerd). De vergelijking tussen Vlaanderen en Nederland voor wat betreft de inname door kinderen is opgenomen in Tabel 3. Tabel 3: Vergelijking van de inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s via voeding tussen Vlaanderen en Nederland, kinderen
gemiddeld P50 P90 P95 P99
Vlaanderen (pg TEQ 1998/kg.d) 1 - < 3 / 3 - < 6 jaar 1,2 / 1,3 -
Nederland (pg TEQ 2005/kg.d) 2 - 6 jaar 0,9 1,3 1,4 1,7
Indien ook hier rekening gehouden wordt met een reductie van 15 % bij overstappen van WHO 1998 TEQ naar WHO 2005 TEQ, dan is de innameschatting bij kinderen in Vlaanderen vrij vergelijkbaar met de gedetailleerde berekening in Nederland. Voor Vlaanderen hebben we evenwel geen distributie op de inname.
8
HOOFDSTUK 4 Gebruikte methode
HOOFDSTUK 4. GEBRUIKTE METHODE
4.1. VLAANDEREN Als uitgangspunt is genomen dat de totale inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s via commerciële voeding en eieren uit eigen tuin de TWI van 14 pg TEQ/kg.week niet mag overschrijden. De gemiddelde inname in pg TEQ/kg.d over de leeftijdsperiode van 0 – 28 jaar werd berekend. De waarde van 28 jaar werd gekozen omdat dioxines en dioxineachtige PCB’s in het lichaam accumuleren; bescherming van het ongeboren kind kritisch is bij blootstelling aan dioxines en dioxineachtige PCB’s; 28 jaar de gemiddelde leeftijd is waarop een vrouw in Vlaanderen haar eerste kind krijgt. Om rekening te houden met een meer dan gemiddelde inname uit voeding werd gesteld dat 80 % van de TWI kan ingevuld worden door commerciële voeding en eieren uit eigen tuin. Er werd rekening gehouden met een leeftijdsafhankelijkheid van de eiconsumptie via de verhoudingen uit de voedingsdriehoek: 3 eieren/week voor personen vanaf 12 jaar, 2 eieren/week voor kinderen tussen 6 en 11 jaar en 1 ei/week voor kinderen jonger dan 6 jaar. Op deze wijze werd via tabellen de relatie gelegd tussen concentratie in eieren en aantal eieren uit eigen tuin dat veilig geconsumeerd kan worden. Alle concentraties werden uitgedrukt in WHO 1998 TEQ. Er werd gerekend met een vetgehalte van eieren van 9,5 % en een gewicht van 1 ei van 60 g. Tabel 4: Parameters voor de berekening van de relatie tussen veilige eiconsumptie en concentratie van dioxines en dioxineachtige PCB’s in eieren leeftijd 0 - 1,5 jaar 1,5 - 3 jaar 3 - 6 jaar 6 - 11 jaar 12 - 18 jaar 18 - 70 jaar
lichaamsgewicht (kg) 9 12,5 18 28 55 70
N (jaar) 1,5 1,5 3 6 6 52
achtergrond (pg TEQ/kg.d) 1,2 1,2 1,33 1,12 0,8 0,72
4.2. NEDERLAND Als uitgangspunt is genomen dat de totale inname van dioxines en dioxineachtige PCB’s via commerciële voeding en eieren uit eigen tuin de TWI van 14 pg TEQ/kg.week niet mag overschrijden. Onder deze voorwaarde is berekend welke eiconsumptie (eieren uit eigen tuin) mogelijk is bij een bepaalde concentratie en voor 2 keuzes van achtergrondblootstelling: P50 en P95. Deze grafiek werd opgemaakt voor volwassenen en kinderen. Er werd uit gegaan van een lichaamsgewicht van 60 kg voor volwassenen1 en 20 kg voor kinderen. Het vetgehalte van eieren
1
Het gemiddelde lichaamsgewicht van Nederlandse vrouwen > 20 jaar bedroeg in 2011 70 kg, voor een man was dit 84 kg (http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/gezondheid9
HOOFDSTUK 4 Gebruikte methode
werd verondersteld gelijk te zijn aan 10 %, het gewicht van 1 ei gelijk aan 50 g. De bijdrage van commerciële eieren werd in mindering gebracht van de achtergrondblootstelling. Dit had alleen impact op de P95 voor kinderen, uitgedrukt in pg TEQ/kg.d (RIVM/RIKILT, 2014). 4.3. VERGELIJKING Vooraleer de vergelijking te maken werden de Vlaamse data omgezet naar WHO 2005 TEQ. Concreet betekent dit dat de achtergrondblootstelling voor alle leeftijden verminderd werd met 15 %. De impact hiervan op de berekening van de concentraties bij de verschillende Vlaamse scenario’s is opgenomen in Tabel 5. Tabel 5: Concentratie in eieren bij vooropgestelde eiconsumptie en 80 % invulling van de TDI door lokale eieren en commerciële voeding, methode Vlaanderen Eiconsumptie* Scenario 0 Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3
PCDD/F + dl-PCB (pg WHO-1998/g vet) 7,72 15 23 46
PCDD/F + dl-PCB (pg WHO-2005/g vet) 9 18 28 56
*: scenario 0 (2 x actieve voedingsdriehoek): 6 eieren/week voor volwassenen, 4 eieren/week voor kinderen 6 – 11 jaar en 2 eieren/week voor kinderen jonger dan 6 jaar. scenario 1 (actieve voedingsdriehoek): 3 eieren/week voor volwassenen, 2 eieren/week voor kinderen 6 – 11 jaar en 1 ei/week voor kinderen jonger dan 6 jaar; scenario 2 (2/3 actieve voedingsdriehoek): 2 eieren/week voor volwassenen, 1 ei/week voor kinderen 6 – 11 jaar en 1 ei/14 dagen voor kinderen jonger dan 6 jaar; scenario 3 (1/3 actieve voedingsdriehoek): 1 ei/week voor volwassenen, 1 ei/14 dagen voor kinderen 6 – 11 jaar en 1 ei/maand voor kinderen jonger dan 6 jaar;
Om de vergelijking mogelijk te maken, hebben we de Vlaamse berekeningswijze ook grafisch weergegeven, waarbij de relatie tussen concentratie in ei en aantal eieren/week weergegeven wordt. De figuren zijn opgenomen in Figuur 3.
welzijn/publicaties/artikelen/archief/2012/2012-3746-wm.htm). Indien het gemiddelde lichaamsgewicht van 7 – 70 jaar geschat wordt, dan komt dit op 58 kg voor vrouwen en 67 kg voor mannen.
10
HOOFDSTUK 4 Gebruikte methode
40
aantal eieren/week - volwassenen
35 30 25 20
P50 P95
15 10 5
0 0
10 20 30 40 50 dioxines + dioxineachtige PCB's (pg WHO 2005 TEQ/g vet)
60
10
aantal eieren/week - kinderen
9 8 7 6 5
P50
4
P95
3
2 1
0 0
10 20 30 40 50 dioxines + dioxineachtige PCB's (pg WHO 2005 TEQ/g vet)
60
40
aantal eieren/week - volwassenen
35 30 25 20
WHO 1998 TEQ WHO 2005 TEQ
15 10 5
0 0
10 20 30 40 50 dioxines + dioxineachtige PCB's (pg WHO 2005 TEQ/g vet)
60
Figuur 3: Relatie tussen concentratie in eieren en veilige eiconsumptie voor de Nederlandse benadering bij kinderen (bovenste figuur) en bij volwassenen (middelste figuur), voor de Vlaamse benadering uitgedrukt als consumptie bij volwassenen (onderste figuur) De Nederlandse grafiek voor P95 achtergrondblootstelling en de Vlaamse grafiek voor WHO 2005 TEQ zijn opgenomen in Figuur 4.
11
HOOFDSTUK 4 Gebruikte methode
40
aantal eieren/week - volwassenen
35 30 25 WHO 2005 TEQ
20
Nederland volwassenen P95 15
Nederland kinderen P95
10 5
0 0 10 20 30 40 50 60 dioxines + dioxineachtige PCB's (pg WHO 2005 TEQ/g vet)
Figuur 4: Relatie tussen concentratie in eieren en veilige eiconsumptie voor de Vlaamse benadering (WHO 2005 TEQ) en de Nederlandse benadering met P95 achtergrondblootstelling Uit deze figuur blijkt dat de Vlaamse grafiek, die rekening houdt met een gewogen inname van kindertijd tot 28 jaar, zich bevindt tussen de grafiek voor volwassenen en kinderen uit Nederland. In de Vlaamse figuur zit de impliciete verhouding zoals vervat in het advies van de Voedingsdriehoek. Wanneer deze verhouding vervangen wordt door een uniform advies over de leeftijdsklassen, dan daalt de Vlaamse curve (minder eieren/week) (Figuur 5). De Vlaamse curve vormt immers een weging van de inname door kinderen en door volwassenen. Wijziging van de assumpties voor gewicht van een ei en het vetgehalte hebben maar een zeer beperkte invloed.
12
HOOFDSTUK 4 Gebruikte methode
40
aantal eieren/week - volwassenen
35 30 25 WHO 2005 TEQ
20
Nederland volwassenen P95 15
Nederland kinderen P95
10 5
0 0 10 20 30 40 50 60 dioxines + dioxineachtige PCB's (pg WHO 2005 TEQ/g vet)
Figuur 5: Relatie tussen concentratie in eieren en veilige eiconsumptie voor de Vlaamse benadering (WHO 2005 TEQ) onder aanname van leeftijdsonafhankelijke eiconsumptie en de Nederlandse benadering met P95 achtergrondblootstelling In Nederland werd rekening gehouden met P95 en P50 achtergrondblootstelling. In Vlaanderen werd rekening gehouden met 80 % invulling van de TWI (wat in de buurt ligt van P80 achtergrondblootstelling). Voor Vlaanderen kan voor volwassenen ook de P95 achtergrondblootstelling gebruikt worden (zie afleiding in Tabel 2). Voor kinderen zijn voor Vlaanderen geen percentielwaarden beschikbaar. Om een schatting te maken van de P95 voor het gehele leeftijdsbereik werd voor de leeftijden > 6 jaar de verhouding genomen van P95 tot gemiddelde uit de Belgische innamestudie (waarde 1,95) en voor de leeftijden < 6 jaar de verhouding van de P95 uit Nederland met het gemiddelde uit Vlaanderen (waarde 1,32). In deze berekening werd dan 100 % van de TWI ingevuld met achtergrondblootstelling en lokale eieren. De consumptie-adviezen, overeenkomend met een bepaalde concentratie in eieren zijn opgenomen in Tabel 6 voor de verschillende benaderingen.
13
HOOFDSTUK 4 Gebruikte methode
Tabel 6: Concentraties van dioxines en dioxineachtige PCB’s in eieren en overeenkomstige veilige eiconsumptie
concentratie (pg WHO 2005 TEQ/g vet) 6,1 15,7 18,9 39
kenmerk concentratie
Vlaanderen*
gemiddelde Nederland gemiddelde Vlaanderen maximum Nederland P95 Vlaanderen
9/6/3
veilige eiconsumptie (eieren/week) Vlaanderen Vlaanderen Nederland volwassenen Nederland kinderen uniforme P95 P95 P95 eiconsumptie achtergrondblootstelling* achtergrondblootstelling achtergrondblootstelling 6 7/4,5/2 13,8 2,8
3,5/2/1
2,3
2,5/1,7/0,8
5,4
1
3/2/1
1,9
2/1,5/0,7
4,4
0,9
1,4/1/0,5
0,9
1/0,7/0,3
2
0,4
*: volwassene/6-11 jaar/1,5 – 6 jaar (voor kinderen 6 – 11 jaar bedraagt de veilige eiconsumptie 2/3de van die van volwassenen, voor kinderen 1,5 – 6 jaar bedraagt ze de
1/3 van die van volwassenen (voor kinderen < 1,5 jaar werd met 0 eieren/week gerekend))
14
HOOFDSTUK 4 Gebruikte methode
Opnieuw is duidelijk dat bij vergelijkbare concentraties de consumptiewaarden voor Vlaanderen zich situeren tussen de waarden voor kinderen en volwassenen in Nederland. Dit is het gevolg van het feit dat de Vlaamse methode de levensloop op een gewogen wijze (inname per kg lichaamsgewicht en aantal jaren) meeneemt terwijl in Nederland een constante inname beschouwd wordt bij kinderen en bij volwassenen apart. Wordt met de Vlaamse methode gestreefd naar een bescherming van de P95 van de bevolking voor wat betreft achtergrondblootstelling aan dioxines en dioxineachtige PCB’s via voeding, dan daalt de veilige consumptie
15
HOOFDSTUK 5 Advies
HOOFDSTUK 5. ADVIES
5.1. VLAANDEREN Voor Vlaanderen werd nog geen advies geformuleerd. Wel werd een samenvattende tabel gemaakt, waarin op basis van de beschikbare studies het beschermingspercentage weergegeven wordt in functie van de consumptie-adviezen (leeftijdsafhankelijk). Deze zijn overgenomen in Tabel 7. Tabel 7: Beschermingsniveau in functie van consumptie-adviezen volgens oorspronkelijke berekeningen (Cornelis et al., 2014) / na omzetting naar WHO-2005 TEQ Eiconsumptie*
Beschermd % deelnemers CONTEGG + OVAM-studie (zonder hotspots) 50 % / 55 % 60,0 % / 75 % 75,0 % / 85 % 90,0 % / 90 %
Beschermd % deelnemers alle 4 studies samen.
2 x hoeveelheden voedingsdriehoek 33,3 % / 52,8 % Hoeveelheden voedingsdriehoek 63,9 % / 80,6 % 2/3 hoeveelheden voedingsdriehoek 80,6 % / 91,7 % 1/3 hoeveelheden voedingsdriehoek 94,5 % / 94,4 % *: scenario 0 (2 x actieve voedingsdriehoek): 6 eieren/week voor volwassenen, 4 eieren/week voor kinderen 6 – 11 jaar en 2 eieren/week voor kinderen jonger dan 6 jaar. scenario 1 (actieve voedingsdriehoek): 3 eieren/week voor volwassenen, 2 eieren/week voor kinderen 6 – 11 jaar en 1 ei/week voor kinderen jonger dan 6 jaar; scenario 2 (2/3 actieve voedingsdriehoek): 2 eieren/week voor volwassenen, 1 ei/week voor kinderen 6 – 11 jaar en 1 ei/14 dagen voor kinderen jonger dan 6 jaar; scenario 3 (1/3 actieve voedingsdriehoek): 1 ei/week voor volwassenen, 1 ei/14 dagen voor kinderen 6 – 11 jaar en 1 ei/maand voor kinderen jonger dan 6 jaar;
5.2. NEDERLAND In Nederland werden bij hoge bescherming (P95 van achtergrondblootstelling) volgende consumptiecijfers berekend: Gemiddelde concentratie (6,1 pg WHO 2005 TEQ/g vet): 13,8 eieren/week voor volwassenen en 2,8 eieren/week voor kinderen Maximale concentratie (18,9 pg WHO 2005 TEQ/g vet): 4,4 eieren/week voor volwassenen en 0,9 eieren/week voor kinderen. In de onderbouwingsnota (RIVM/RIKILT, 2014) werd hierbij gesteld dat ‘’Op basis van deze berekeningen blijkt dat zelfs bij hoge gehaltes dioxines en dioxineachtige PCB’s in eieren, consumptie van een aantal eieren per week voor volwassenen niet direct leidt tot een overschrijding van de TWI, ook als er al sprake is van een relatief hoge achtergrondblootstelling. Kinderen met een hoge achtergrondbelasting kunnen de TWI overschrijden bij consumptie van 1 (hoogste gemeten gehalte) of 2 (gemiddeld gemeten gehalte) eieren per week. Om dat de TWI gericht is op het voorkomen van een te hoge body burden op de lange termijn zijn de risico’s voor gezondheid bij een incidentele, beperkte overschrijding van de TWI verwaarloosbaar. Echter,
17
HOOFDSTUK 5 Advies
wanneer de overschrijding van de TWI een structureel karakter krijgt, zijn risico’s voor de gezondheid niet uit te sluiten. Op basis van de informatie heeft de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenauthoriteit) geadviseerd dat consumenten best het advies over het eten van eieren van het Voedingscentrum volgen. Volgens het Voedingscentrum past de consumptie van gemiddeld drie eieren per week in een gevarieerde voeding. Als consumenten zich houden aan dit voedingsadvies is het gezondheidsrisico voor de consumptie van eieren van hobbykippen verwaarloosbaar klein (NVWA, 2014). Het voedingsadvies voor eieren van het Voedingscentrum is te vinden op http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/eieren.aspx#blok .
18
HOOFDSTUK 6 Conclusie
HOOFDSTUK 6. CONCLUSIE
De Vlaamse en Nederlandse onderbouwing voor consumptie-adviezen voor eieren van eigen kippen werd vergeleken. De belangrijkste vergelijkingspunten en hun impact zijn opgenomen in Tabel 8. Hiermee werd vraag 1 van de opdracht beantwoord (vergelijking van benaderingen). Tabel 8: Vergelijking onderbouwing consumptie-adviezen voor eieren van eigen kippen Aspect concentraties in eieren
Vergelijking
Impact
hogere concentraties in Vlaanderen TEQ 1998 versus TEQ in Vlaanderen werd TEQ 1998 2005 gebruikt, in Nederland TEQ 2005 achtergrondblootstelling leeftijden
eiconsumptie
beschermingsniveau achtergrondblootstelling beslissing advies
lager consumptie-advies bij zelfde beschermingsniveau TEQ 2005 leidt tot hogere consumptie-adviezen (15 – 20 % impact) Nederland geen
Vlaanderen en vergelijkbaar Vlaanderen: gewogen in innameberekeningen op basis van leeftijd (0 – 28 jaar) Nederland: kind 1 – 6 jaar en volwassene 7 – 69 jaar apart Vlaanderen: leeftijdsafhankelijke eiconsumptie gekoppeld aan adviezen Voedingsdriehoek Nederland: eiconsumptie kind/volwassene onafhankelijk Vlaanderen: benaderend P80 Nederland: P50 en P95
Vlaanderen voordeel van integratie inname over leeftijden wat kwantitatieve interpretatie impact leeftijden vergemakkelijkt uniforme eiconsumptie over alle leeftijden leidt tot lager consumptie-advies voor Vlaanderen
P95 leidt tot lagere consumptieadviezen voor Vlaanderen, P50 tot hogere consumptie-adviezen Vlaanderen: tabel met advies in Vlaanderen kan beschermingsniveaus waarop transparant beslist worden beslist kan worden Nederland: geen expliciet beschermingsniveau versus consumptie, overweging onzekerheden
De tweede vraag van de opdracht betrof een conclusie met betrekking tot de voor- en nadelen van de twee berekeningswijzen. De integratie van verschillende leeftijden in 1 innamecurve voor Vlaanderen is meer in lijn met het cumulatieve karakter van dioxines en PCB’s, waarbij de impact van blootstelling tijdens de kindertijd ook meegenomen wordt. Deze integratie vergemakkelijkt de verdere berekeningen naar veilige consumptiewaarden als onderbouwing van een consumptieadvies voor de bevolking. De conclusie is daarom dat de Vlaamse benadering de voorkeur geniet. Omdat er wel enkele bemerkingen geformuleerd werden, is het geheel van de conclusies als volgt: 19
HOOFDSTUK 6 Conclusie
20
De Vlaamse benadering geniet de voorkeur Concentraties en innameberekeningen worden bij voorkeur uitgedrukt in WHO 2005 TEQ (waarden werden in voorliggend document berekend) Beslissingen over het beschermingsniveau zijn nodig voor het vastleggen van een consumptie-advies: o Beschermingsniveau naar achtergrondblootstelling (commerciële voeding) o Beschermingsniveau naar aangetroffen concentraties Finale advies afhankelijk van herziening voedingsdriehoek: leeftijdsafhankelijkheid van consumptie-adviezen Concentraties van dioxines en dioxineachtige PCB’s in eieren van particulier gehouden kippen liggen in Vlaanderen hoger dan in Nederland, dit zal bij eenzelfde beschermingsniveau automatisch leiden tot lagere geadviseerde consumptie in Vlaanderen
Referenties
REFERENTIES Boon, P., te Biesebeek, J. D., de Wit-Bos, L., van Donkersgoed, G. (2014). Dietary exposure to dioxins in the Netherlands. Letter report 2014-0001, RIVM, Bilthoven, Nederland. Colles, A., Cornelis, C., Van de Mieroop, E. & Paulussen, M. (2014). Dioxines, PCB’s en DDT in bodem- en eistalen uit Menen, Wevelgem en Wervik. VITO, Mol. Cornelis C., Servaes K., Van den Bosch B., Vloemans P., Hufkens N. & Touchant K. (2011). Dioxines en PCB's in eieren en groenten van particuliere tuinen - interpretatie van de resultaten. VITO, Mol. Cornelis, C., Colles, A., Van Holderbeke, M. (2014). Onderbouwing van referentiewaarden voor verontreinigende stoffen in bodems van particuliere tuinen en van consumptie-adviezen voor eieren van door particulieren gehouden kippen met vrije uitloop. 2014/MRG/R/88 – aanvulling november 2014, VITO, Mol. Hoogenboom, R., ten Dam, G., van Bruggen, M., Zeilmaker, M., Jeurissen, S., Traag, W., van Leeuwen, S. (2014). Dioxines en PCB’s in eieren van particuliere kippenhouders. Rapport 2014012, RIKILT Wageningen US, Wageningen, Nederland. Meersman, K., Vanhoutte, S., Wildemeersch, D. (2006). Bemonstering van particulieren in Gistel – Bepaling van dioxines en PCB’s: analyseresultaten. Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid, Afdeling Toezicht Volksgezondheid. NVWA (2014). Hogere gehaltes dioxine in eieren van eigen kippen – Nieuwsbericht Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit 13 november 2014, online beschikbaar via: https://www.vwa.nl/, geraadpleegd op 03/12/2014. RIVM/RIKILT (2014). Beoordeling inzake aanwezigheid van dioxinen en dioxine-achtige PCB’s in eieren van particulieren. Front office voedsel- en productveiligheid, RIVM en RIKILT. Windal, I., Vandevijvere, S., Maleki, M., Goscinny, S., Vinkx, C., Focant, J.G., Eppe, G., Hanot, V., Van Loco, J. (2010). Dietary intake of PCDD/Fs and dioxin-like PCBs of the Belgian population, Chemosphere, 79, 334-340. WIV (2008). Contaminatie van eieren afkomstig van kippen gehouden bij particulieren. Onderzoeksproject RT-06/9-CONTEGG, uitgevoerd door WIV, CODA, UA, CART, UGent in opdracht van de FOD Gezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
21
Bijlage A: Vergelijking van de gevolgde analysemethoden voor PCDD/F en dioxineachtige PCB’s
BIJLAGE A: VERGELIJKING VAN DE GEVOLGDE ANALYSEMETHODEN VOOR PCDD/F EN DIOXINEACHTIGE PCB’S
Bijlage A: Vergelijking van de gevolgde analysemethoden voor PCDD/F en dioxineachtige PCB’s
laboratorium referentie methode
staalvoorbereiding
bewaring staal extractie
zuivering
CONTEGG ULg Van Overmeire et al. 2009*
Menen SGS ECO/AV/IAC/005 en ECO/AV/IAC/016, eigen methode, performantieeigenschappen overeenkomstig Europese wetgeving eieren gebroken en dooier gescheiden van eieren gekookt, dooier gehomogeniseerd (eiwit + eiwit, dooiers gescheiden van eiwit, dooier) met roerstaaf gehomogeniseerd, droging dooiers gemengd met met Na2SO4 tot poeder Na2SO4 invriezen op -18 °C 10 g homogenaat + Na2SO4 (20:80) + 20 ml hexaan per cyclus, 2 cycli, 1500 psi pressurized liquid extraction (PLE) - ASE, droging op Na2SO4 spike met interne standaarden multikolom (Power-Prep): HCDS hoge capaciteit, gevolg door silicakolommen, aluminakolommen en PX-21 koolstofkolommen
OVAM VITO ISO 17025 (MIM-OR-013) en MIM-OR-14
hoeveelheid poeder die soxhlet extractie ong. 10 g vet oplevert, hexaan:aceton (50:50) kolomextractie met nhexaan/aceeton (2:1), indamping tot droog spike met interne spike met standaarden standaarden gecombineerde zuur- en ? aluminakolom (PCDD/F en non-ortho PCB) zuurkolom en mono-ortho PCB’s) toevoeging standaard
recovery
Nederland RIKILT
dooier gescheiden van eiwit, dooiers gemengd, droging via vriesdrogen
extractie hexaan/aceton (50:50), 1500 psi accelerated solvent extraction, ASE
interne spike met interne standaarden multikolom (Power-Prep): zure silica kolom, gemengde kolom, aluminakolom, koolstofkolom toevoeging standaard
interne
Bijlage A: Vergelijking van de gevolgde analysemethoden voor PCDD/F en dioxineachtige PCB’s
bepaling GC-HRMS GC-HRMS GC-HRMS GC-HRMS *: Van Overmeire, I, Waegeneers, N., Sioen, I. et al. (2009). PCDD/Fs and dioxin-like PCBs in home-produced eggs from Belgium: levels, contamination sources and health risks, Science of the Total Environment, 407, 4419 – 4429.