Hoofdstuk 1
Driekus Houdijker was eerste knecht op “De Paardenborgh hoeve”. Als jongen van veertien had hij werk gevonden op de boerderij van Jan en Neeltje den Beijer. De boer zag het toen wel zitten met hem en nu vele jaren later werkte hij er nog steeds. Hij hield van de roodbonte koeien. Met zijn span belgische trekpaarden bewerkte hij het land. Van de boer mocht hij toen naar de Landbouw winterschool. De directeur van die school hoopte dat hij na afloop door zou leren. Hij had talent om verder te studeren. Driekus liep achter de ploeg de twee belsen trokken voor na voor door het land. De koude mist wilde maar niet verdwijnen, wat het werken er niet aangenamer op maakte. Aan de manen van de paarden hingen mistdruppels die langs de hals naar beneden drupten . Hij moest denken aan de woorden van de directeur van de landbouwschool “Jong, jij kunt meer bereiken als je doorleert , talent heb je. “ Daar liep hij aan te denken. Maar dat studeren kostte veel geld en zijn vader had dat geld niet en van het loon dat hij verdiende kwam hij ook niet ver. Terwijl hij liep te mijmeren had hij niet in de gaten? vroeg ze belangstellend het is wel koud met die mist, drink maar gauw je koffie op, dan geef ik ondertussen de paarden hun kopzakken. “Ze liggen in de bak Ge
onder de wagen. “ Maar Elise had ze al gevonden. Behendig deed ze de paarden hun kopzak met haver en mangelwortels om. “Hoe gaat het op de hoeve kun je het werk wel klaar krijgen met Jelke en Dirk Jan om je heen? “ “Vandaag zijn het echte deugnieten van alles halen ze uit; de kalfjes hadden ze een halve kist stoofperen gevoerd, die hebben vanavond wel buikpijn denk ik. Jan heeft ze even goed toegesproken en dan staan ze met die onschuldige oogjes mij aan te kijken. “ Elise de eerste meid kon het goed met de kinderen vinden en die voelden haarfijn aan bij wie ze het beste konden klagen om het hoogste rendement te behalen. “Ja ik mag ze wel die deugnieten en boos op ze worden kan ik niet. “ Driekus glimlachte “Jij zou een lieve moeder zijn. “ Ze kleurde “Ik zou later best kinderen willen.” Ze kenden elkaar al jaren en vaak hadden ze samen hele gesprekken over de toekomst. ”Als jij straks naar de grote stad gaat om te studeren, zien wij elkaar dan nog? Verdraaid uit haar bruine ogen kwam een traan die ze vlug weg veegde maar Driekus had het toch gezien. Voorzichtig gaf hij haar een zoen. Jij blijft altijd mijn vriendinnetje en ik blijf op de boerderij werken. Gelukkig fluisterde ze. “Voorlopig heb ik nog werk genoeg te doen. Als ik dit land om heb geploegd, moet de wintertarwe er in en de aardappelen en voederbieten er uit. “ Ze schonk hun beide kommen nog eens vol. Samen zaten ze tegen het grote houten wiel van de wagen.
Ge
Het weer was opgeklaard de mist verdwenen. Nu kon de zon het land verwarmen. “Ik moet maar eens gaan Driekus, Neeltje weet niet waar ik blijf. “ “Dan ga ik verder met het ploegen. “ “Tegen de middag komt Jan naar jou en breng hij het eten en drinken mee . “ “Dat is goed hoor en bedankt voor de koffie. “Hij deed de paarden hun kopzak af en met een “vort jongens “ scheurde de ploeg het stoppelland open. Elise hing de koffiekan aan het stuur van haar fiets en liep het landweggetje af. Op het verharde pad aangekomen fietste ze naar de boerderij .Onderweg moest ze denken aan Driekus, die straks naar de grote stad ging om te gaan studeren, zou hij dan nog aan haar denken? Ondanks dat de zon volop scheen, voelde ze een koude rilling. Eenmaal weer op de “Paardenborgh hoeve “ werd ze door Jelke en DirkJan in beslag genomen. “Ik vind dat je lang weg bleef. “ zei Jelke. Elise lachte “Dat komt om dat de koffie zo heet was. “Dat argument nam ze voor waarheid aan, ze zei er tenminste niets meer over. “Gaan jullie maar even buiten spelen ik moet nu de melkemmers schoon maken.
Ge
Hoofdstuk 2 Hand in hand liepen ze naar de boomgaard waar Kees het Belgische paard van zijn welverdiende rust genoot. Soms mocht hij van Driekus wat licht werk doen. s avonds bracht hij het paard naar de stal geholpen door Jelke die op de brede rug van het paard zat. Dirk Jan zat op de schouders van Driekus, hij was zijn paard. Na het avondeten zaten alle bewoners op de Hoeve in de grote keuken aan de koffie. Driekus zat in wat boerenvakbladen te lezen. Elise breide voor haar vader een warme muts voor de winter. Jan vroeg aan Driekus of hij al iets iets gehoord van school. “Ik heb bericht gehad dat ik binnenkort te horen krijg of ik ben ingeloot .“ Als jij naar de Hogere Landbouwschool in de stad gaat, dan zullen we voor de dagen dat je op school zit een knecht er bij moeten hebben. “ Of een van hun kinderen later op de boerderij zouden werken, daar hadden Jan en Neeltje wel eens over gedacht. Maar nu waren ze nog klein en ze hadden al wel beslist dat de kinderen zelf moesten uitmaken wat ze later wilden worden. Hun leven bestond nu uit spelen en ravotten. Jelke had niet zo veel met het boerenleven. Kees het trekpaard was het enige waar ze warm voor liep. Ze had tegen Neeltje gezegd dat ze zuster in het ziekenhuis leuker werk vond dan stallen uit mesten, want dat stonk zo. Dirk Jan vond de boerderij wel leuk. Soms mocht hij met Driekus mee naar het land dan liep hij heel stoer op zijn klompjes naast hem door het land. Vlak bij de paarden mocht
Ge
hij niet komen van zijn vader. “Als je je evenwicht verliest lig je zo onder het span. Dus speelde hij met van alles wat hij op het nog niet geploegde land vond of zat hij stilletjes naar Driekus en zijn paarden te kijken hoe die grote hoeven op de grond stampend de ploeg door de weerbarstige grond trokken . Wanneer dan tegen het middaguur de boer of boerin naar het land kwam om het eten te brengen, namen ze Dirk Jan weer mee naar huis . Jaren gingen voorbij. Jelke zat al bij de juf op de lagere school. Toen ook voor Dirk Jan een einde kwam aan het speelse leventje was dat best even wennen. Nu vertelde de juffrouw wat hij allemaal moest doen. Hij kon het nut van het schoolleven nog niet beseffen. Hij dacht dat de kinderen in zijn klas gelijk stonden met de kalfjes thuis, die kon hij vertellen hoe ze zich moesten gedragen en hoe ze moesten lopen. De kalfjes en schapen luisterden naar hem. Hoe anders was dat op school. Maar na wat gescheurde kleren en een oog waar wat kleuren aan toegevoegd waren, zag hij het ongelijk wel in . Zeker toen moeder Neeltje hem bij een volgende keer na schooltijd wat verplichte werkjes in het voor uitzicht had gesteld die niet zijn prioriteit hadden. Jan en Neeltje voedden hun kinderen op zoals zij zelf waren opgevoed; eerlijk en gewoon Dat ze nu op een kapitale hoeve woonden was geen reden om je wil aan anderen op te leggen . Om hun kinderen dat besef bij te brengen kon je niet vroeg genoeg beginnen was hun mening.
Ge
De zomer had dit jaar al vroeg zijn intrede gedaan. De eerste snee zat al in de hooiberg. Nog een paar dagen en dan hadden Jelke en Dirk Jan vakantie van school. De kinderen in de klas waren de laatste dagen druk met het schoonmaken en opruimen. Jelke had van de juffrouw opdracht gekregen om samen met Mientje van de smid, de inktpotjes in de schoolbanken leeg te maken en alle kroontjespennen in een kistje te doen. Na het werken vertelde de juffrouw een spannend verhaal . De laatste schooldag was aangebroken. Jelke en Dirk Jan liepen met een aantal kinderen uit de buurt naar school. Het beloofde een warme dag te worden. Ze sjokten naar school en maakten niet veel haast om op tijd te komen. De juffrouw nam het de kinderen niet kwalijk. Ze zou vanmorgen alleen maar leuke dingen doen, verhaaltjes vertellen en zingen. En de verrassing van het jaar! Neeltje en Jan den Beijer hadden voor deze laatste schooldag met de juffrouw een leuk idee bedacht. ‘s Morgens zou de juffrouw de kinderen bezig houden. Om halfzou Driekus met de brik de kinderen ophalen en naar De Paardenborgh hoeve brengen. Daar kregen ze pannenkoeken die Neeltje en Elise hadden gebakken . Jan had in een melkbus aanmaaklimonade gemaakt. Tegen de middag zagen de kinderen drie brikken het schoolplein oprijden. Jan had aan Barend Lamberts van de “Buyserd hoeve”
Ge
en Arend Hogenes van de Drie Linden gevraagd of ze ook wilden rijden, want alle kinderen in de brik van Driekus ging niet. Jelke keek uit het raam van de klas toen ze paarden op het schoolplein hoorde. Voordat de juffrouw het kon De juffrouw liet de kinderen maar, op de laatste schooldag voor de zomervakantie ging ze niet moeilijk doen. “Als jullie nu gaan zitten, zal ik iets leuks vertellen.“ Binnen de kortste keren zaten ze weer in de schoolbanken, armen over elkaar en een smeltende blik op de juf. “Jullie mogen zo dadelijk allemaal in de brikken gaan zitten en dan rijden we naar de boerderij van de vader en moeder van Jelke en DirkJan, daar krijgen we pannenkoeken en limonade, daarna gaan we spelletjes doen.“ Een gejuich was het antwoord. Alle kinderen zaten even later netjes op de vloer van de wagens. Langzaam reden de drie brikken vol kinderen door de dorpsstraat op weg naar de boerderij. Ze genoten , vanaf de hoge wagens zag de wereld er heel anders uit. Eenmaal op de boerderij aangekomen keken ze hun ogen uit. Al die koeien met hun grote koppen en zo dichtbij, dat imponeerde de kinderen. Kleine Sjaantje stond totaal van de wereld naar Kees het trekpaard te kijken. Zo iets groots en dan zo dichtbij. Heel voorzichtig aaide ze over een grote hoef van het paard, onwillekeurig dwaalden haar ogen af naar haar eigen voeten, die waren nu wel heel erg klein. Ze werd door Jelke haar vriendinnetje, weer tot de werkelijkheid geroepen: er lagen pannenkoeken te wachten.
Ge
De kinderen vermaakten zich prima. Met Elise maakten ze tenten van bossen stro Daags van te voren hadden Jan en Driekus met strobalen een hut gebouwd. Veel te vroeg naar hun zin werden de kinderen weer naar school gebracht waar de zomervakantie begon.
Hoofdstuk 3 Driekus had enkele dagen geleden het bericht gekregen dat hij de cursus op de Hogere Landbouwschool mocht volgen. Omdat het om enkele dagdelen in de week ging hoefde hij niet op kamers in de grote stad. Hij had gekozen voor landbouw en veeteelt management, in het najaar begonnen de colleges. Die eerste collegedag maakte diepe indruk op hem. Studenten uit alle delen van het land stroomden de collegezaal in. Jongens en meisjes van boerenafkomst, maar ook lieden die nog nooit een hooivork hadden gezien, laat staan vastgehouden. Toen hij in de collegebank zat, kwam een breedgeschouderde knaap naast hem zitten. “Ge vind het goej as dak naast oe kump zitten en stak zijn hand uit ik ben Frans uit Limburg “. “Ik ben Driekus uit Holland”. De Limburger nam naast hem plaats en vertelde wat hij allemaal had gedaan. Het bleek een gezellige jonge boer te zijn, Driekus mocht hem wel. Toen iedereen zijn plaats had gevonden in de collegebanken kwam de hoogleraar het programma voor de komende tijd vertellen en verlangde voorts van de studenten
Ge
zelfwerkzaamheid. Toen de eerste collegedag er op zat en Driekus aanstalten maakte om op huis aan te gaan vroeg Frans of hij zin had om een pintje te pakken. Driekus vond dat wel leuk het was nog vroeg in de middag en melken hoefde hij vandaag toch niet. Het was even zoeken voor de jongens maar al gauw hadden ze een bruin café gevonden. Het was er niet erg druk. Hier en daar zaten wat studenten aan de ronde eikenhouten tafels interessant te doen voor de omgeving. Het viel niet mee al die colleges. Je moest er hard voor werken, maar ja, landbouwingenieur word je niet zomaar. Een paar tafeltjes verder zaten wat oudere mannen aan de borrel . Ze hoorden glimlachend de sterke verhalen van de jonge studenten aan. Op een gegeven moment stond een van de oude mannen op en liep naar de jongelui toe. Hij tikte er een vriendelijk op zijn schouder . “Vandaag voor het eerst begonnen? “ Ja en het valt niet mee hoor meneer. De oudere man glimlachte. Het wordt nog veel erger jongeman. De jongen was een beetje in zijn wiek geschoten, zit hij net iets heel “geleerds “ te vertellen en dan komt zo’n oude man de conversatie verstoren. “Ik ben student hoor “, zei de jongen “En ik ben veertig jaar hoogleraar zoölogie geweest.” Even viel er een stilte, toen steeg er een gelach op uit de groep. Driekus en Frans waren in een druk gesprek geraakt. Frans vertelde over zijn boerderij in een klein dorpje langs de Maas. Op de boerderij liepen roodbonte koeien en er waren wat varkens en een hok met kippen; witte leghorns scharrelden rond in de grote boomgaard. Zijn vader en een paar zussen verzorgden het vee. Frans nam met een oude knecht het landbouw gebeuren voor zijn rekening.
Ge
Driekus vertelde over de Paardenborgh hoeve van Jan en Neeltje den Beijer.Zijn ouders waar hij zo trots op was en de visserij van vader Jacob Houdijker. Die het nog wel eens aan de stok had met stropers, waar zijn broer Toon dan weer hardhandig mee afrekende. Die twee hadden elkaar zo veel te vertellen, dat ze bijna de tijd vergaten. Drikus zich moest haasten om op tijd thuis te zijn. Volgende week zouden ze elkaar weer zien. De volgende dag wachtte het boerenleven weer. Onder het melken vroeg Elise honderd uit over zijn belevenissen op die eerst collegedag. Ze wilden weten of er veel meisjes waren. “Waarom wil je dat weten? “ vroeg Driekus. Hij kreeg de indruk dat ze een beetje jaloers was. “Er zijn er genoeg maar niet zo mooi als jij. Dat zeg je om mij te plagen. Zo kibbelden nog even door. Er waren meer meisjes die hij aardig vond. Na het melken zaten de boer en de boerin met het personeel aan het morgeneten. Neeltje had een flinke stapel boterhammen klaargezet. Elise schonk de kommen koffie in. De petten gingen onder de stoel voor het gebed waarin de boer de zegen vroeg over de arbeid van die dag. Arie de jongste knecht, keek onder het bidden naar buiten en bad vurig “ Lieve Heer doe het weer er ook maar bij “. De regen viel al de hele morgen met bakken uit de lucht. Arie had van Jan de opdracht gekregen om in het laatste kamp stekels te trekken. Na het eten gingen Jan en Driekus de koeien en de andere beesten voeren. Arie moest het hooi van de hooizolder naar beneden gooien. Fluitend liep hij de ladder naar de hooizolder op, buiten scheen de zon.
Ge
Onder het voeren vertelde Jan, dat de graaf hem had gevraagd of Driekus op het kasteel wilde komen. “Wat moet ik daar doen?“ Ja, dat heeft hij mij niet verteld. Het zou gaan over zijn tante Jaqueline. Ja, daar werd hij ook niet wijzer van, maar hij zou wel een keer naar het kasteel gaan. “Als je morgen naar de molenaar gaat, kun je gelijk even naar het kasteel gaan “ zei Jan.
Hoofdstuk 4 De volgende morgen had Driekus het paard voor de disselwagen gespannen om meel voor de boerin en lijnkoeken voor de koeien bij de molen op te halen. ”Ik ga eerst maar naar de graaf “ zei hij tegen de boerin. Het was al een hele tijd geleden en nu met zijn studie kwam hij er bijna niet meer of Neeltje moest een boodschap voor de gravin hebben, dan moest hij haar met de kapwagen brengen. In een rustige draf reed hij over de smalle landwegen naar het dorp . Even voorbij het dorp stond het kasteel. Voorzichtig reed hij over de oprijlaan naar het koetshuis waar hij het paard aan een ijzeren ring in de muur vastbond en het dier een deken over de rug legde. Hij liep de trappen naar het bordes op en trok aan de zware bel. Even later ging de zware eiken poortdeur open. “Driekus”, riep Teuntje de
Ge
dienstbode en voordat hij het wist vloog ze hem om de nek. Hij stamelde “Teuntje “ Het kleine vonkje van een paar jaar terug, toen hij haar op die stormachtige nacht onder aan de dijk gevonden had, ze was ontvoerd en gekneveld door de schurk Piet de Hakker, vlamde weer op. Je bent nog mooier geworden zei hij, nu weer helemaal bij de les. “ “Jij bent ook niet veel veranderd, hoe gaat het op school en op de boerderij? Hij moest eerst alles vertellen voordat Teuntje hem bij de graaf bracht. Die had hem wel eens ontmoet op de Paardenborgh hoeve. Hij had een goede indruk van hem gekregen. “Je vraagt je natuurlijk af waarom ik je hier heb laten komen? “ “Ja dat weet ik niet “ zei Driekus naar alle waarheid. “Eerst maar even een kop koffie vind je ook niet? “ Teuntje bracht de koffie binnen en presenteerde cake op een zilveren schaaltje. Hun ogen ontmoeten elkaar op een manier waar bij de graaf dacht; Die zien elkaar niet voor het eerst. Toen de koffie op was vertelde de graaf dat zijn tante douairiére Jaqueline du Pardon, hem had gevraagd of hij iemand wist die verstand had van leiding geven op de boerderij en kennis had van het fokken van koeien en paarden. Ze is van plan op haar landgoed langs de rivier een bedrijf op te starten en wil inlichtingen inwinnen vandaar dat je hier nu zit. Ze heeft al met een paar jonge boeren gesproken. Ik heb aan Jan den Beijer gevraagd of hij iemand wist en die zei dat ik bij Driekus Houdijker moest zijn. Die weet van moderne
Ge
bedrijfsvoering wel het een en ander af. Vandaar mijn verzoek om eens bij haar langs te gaan. “ Driekus keek de graaf wat verdwaasd aan en dacht wat moet ik die dame nou vertellen. Graaf Frederik zag dat zijn verzoek de jongen in de war bracht . “Driekus, ik weet dat jij verstand van boeren heb, je kan goed samenwerken en bovendien ben je nu aan het studeren. “ Ik wil best met mevrouw gaan praten als er maar geen haast bij is want volgende week heb ik tentamen. Nadat hij van de graaf afscheid had genomen, bracht Teuntje hem naar de voordeur het is een hele tijd geleden dat wij elkaar voor het laatst gezien hebben zei ze. Weet je nog die middag op het ijs toen ik chocolademelk van jou kreeg.?“ Dat was hij niet vergeten. Vaak dacht hij nog aan dat moment dat ze samen in het dorp bij de koek en zopie tent zaten, dicht tegen elkaar, tegen de gure oostenwind en genoten van elkaars nabijheid. Nu was hij druk met studeren en als eerste knecht op de boerderij had hij het druk, maar het beeld van Teuntje was hem altijd bij gebleven. “We spelen met de jonge boeren toneelvereniging over enkele weken, een toneelstuk. Heb je zin om mee te gaan? Na afloop kunnen we dan wat bijpraten. Ja dat vind ik fijn. Dan kom ik je halen met de kapwagen, dan ben jij net de freule zei hij lachend. Even kneep ze hem in zijn arm.
Ge
Maar nu moet ik weer verder, de molenaar zal het meel wel klaar hebben staan. Ik heb al veel te lang staan kletsen en gaf haar een knipoog. Met een sprong zat hij op de bok van de brik en reed de kasteellaan uit naar het dorp. Teuntje keek hem na tot hij de achter de laatste beukenboom verdween. Even stond ze in gedachten, maar de stem van de gravin bracht haar weer bij de werkelijkheid. Ze moest nodig weer aan het werk in de keuken. De graaf en de gravin hadden vanavond gasten voor het diner. Het was Eduard, de rechter en jachtvriend van de graaf met zijn echtgenote. De kok had fazanten gebraden, die later op een bedje van zachte zuurkool werden geserveerd. Driekus stuurde de brik de molenbult op. Uit het raampje van de molen stak de molenaar zijn hoofd naar buiten. “Ik kom er an, effe wachte. “ Driekus ging door de lage deur naar binnen. Boven op de maalzolder stond de molenaar. Ik laat de zakken naar beneden komen, haal jij ze van het touw? We zijn ze gisteren vergeten naar beneden te halen. “Geef niks, ik pak ze wel an.” Voorzichtig liet de molenaar de zakken roggemeel naar beneden zakken. Driekus zette ze op zijn schouder en bracht ze naar de brik. Wil je nog een bakkie koffie of heb je haast? Nou ik lust er nog wel een hoor. Samen met de vrouw van de molenaar zaten ze in het kleine keukentje aan de vers gezette koffie. Hij moest alles vertellen hoe het op de boerderij was en hoe het met zijn studie ging.
Ge
“Ja dat gaat wel goed, ik moet volgend jaar examen doen. “ Nadat de molenaar weer op de hoogte was van een van zijn klanten reed Driekus weer naar huis, daar wachtte nog veel werk. Thuis wachtte kleine Dirk Jan op, hem om mee te rijden naar de koebocht voor het melken. Hij had al dagen lopen zeuren maar moeder Neeltje was resoluut: “Je mag een keertje mee en zeker niet iedere dag, want dan kunnen pappa en Driekus niet opschieten.” Jelke die een paar jaar ouder was speelde liever met haar poppen en vriendinnetjes die ze van school mee bracht. Nee, de beesten op de boerderij vond ze wel aardig maar daar hield het ook mee op. Dirk Jan had het karakter van zijn vader. Ook hij kon in de polder rond sjouwen, hij vond altijd wel iets van zijn gading en dat ook mee naar huis nam. Elise de eerste meid vond, als ze zijn broekzakken leeg haalde, van alles en nog wat: stukjes hout , oude spijkers en stenen tot kikkers toe, maar die overleefden de broekzak meestal niet. Soms ging hij met Driekus vader mee naar de eendenkooi even buiten het dorp. Vol bewondering keek hij naar het samenspel van Jacob Houdijker en zijn hondje dat iedere keer keffend achter de rietmatten te voorschijn kwam, de eenden schrokken daar dan van en zwommen in de vangpijp. Hoofdstuk 5 Op het Landbouwcollege waren de tentamens begonnen. Driekus moest ‘s avonds na het werk nog hard studeren. Frans de Limburgse student, liep al weken tegen hem te vertellen dat hij geheid zou
Ge
zakken. “Mien kop is un zeef “ Maar als hij met de andere studenten in het bruine café zat, verdween het sombere gevoel als bij toverslag. “Jij moet, als wij de tentamens achter de rug hebben eens een weekend bij ons in de polder komen. Over enkele weken spelen wij, de jongen boeren en boerinnen, een toneelstuk in het patronaat. Als je het leuk vindt, dan ben je welkom.” Goed, ik hoor wanneer het zover is. ‘s Morgens onder het melken vertelde Driekus tegen Jan, dat hij vandaag naar Jaqueline du Pardon zou gaan om te vragen waarover ze hem wil spreken. In zijn beste pak fietste hij langs de landerijen, het gras kan één dezer dagen gemaaid worden zei hij tegen zichzelf. Het was best nog een eind fietsen. Op de rivierdijk had hij een prachtig uitzicht over het laag gelegen polderland. Zover je kon kijken een tableau van bloeiend gras, koeien die in alle rust lagen te herkauwen omlijst door boterbloemen. Een boer die met zijn paarden het gras maaide. In de verte doemde het grote landhuis van de barones op. Het lag daar onder aan de dijk omzoomd door zware beukenbomen. In de weilanden achter het huis graasden blonde limousine koeien. Hij zette zijn fiets tegen het poorthek en liep door de laan naar het huis. Op de zware eikenhouten deur hing een klopper. Hij liet hem een paar keer op de deur vallen. Even later kwam de huishoudster en vroeg wat de reden van zijn komst was. ”Mevrouw heeft gevraagd of ik eens langs kwam, ze had mij iets te vertellen en hier ben ik dan.”
Ge
“Ik zal vragen of mevrouw u kan ontvangen “sprak het jonge meisje deftig. Dat is goed, ik wacht wel even in de hal. Het duurde even voor ze terug kwam. Loop je even mee, dan breng ik je naar de salon. Hij keek zijn ogen uit zoveel deftigheid kwam hij niet iedere dag tegen. Op het einde van de gang stond op een eikenhouten bloementafeltje een groot boeket bloemen onwillekeurig hield hij even stil om die bloemenpracht te bewonderen. Het huishoudstertje had het in de gaten: “Ik moet iedere week zo’n boeket maken voor de barones. “ Nou u kunt er wat van ik vind het prachtig. Ze kleurde met de pioenrozen mee. Bij de salon aangekomen klopte ze op de deur, een vriendelijke stem riep dat hij welkom was. De barones stelde zich voor en wees hem een lederen fauteuil aan. Je wilt vast een kopje koffie? Zijn antwoord niet afwachtend schonk ze de koffie in. De barones vroeg hoe het met de colleges ging, en hoe lang hij nog moest studeren. Ook hoe het werken op de Paardenborgh hoeve ging. Ze vertelde hoe ze genoten had op de zilveren bruiloft van de graaf en zijn vrouw. Jij danste toen met Teuntje herinner ik mij, jullie waren toen nog jong. Ze komt hier nog wel eens als ze een boodschap heeft van de graaf of gravin van het kasteel. Ondanks dat ze alleen op het landgoed woonde wist de barones wat zich allemaal in het dorp afspeelde. Driekus die haar verhalen aan hoorde, vroeg zich af waarom de barones hem had uitgenodigd voor een gesprek. Hij had geen flauw benul. Nadat de barones nogmaals koffie had ingeschonken zei ze: “Je vraagt je misschien af wat je hier moet doen? Ja dat zou ik graag willen weten. Driekus je weet dat ik in Frankrijk een fokkerij van
Ge
Arabische paarden heb. Die stoeterij heeft mijn man Etiënne op gezet, maar zoals je weet is hij bij een jachtpartij om het leven gekomen. Jaren lang heb ik het landgoed in de Dordogne met het personeel groot gemaakt maar de eenzaamheid heeft mij weer terug gebracht naar het Hollandse polderland. Nu woon ik op het landgoed met een grote boerderij. En hier ben ik gelukkig! Alleen doet zich hier een probleem voor, namelijk mijn bedrijfsleider, een Franse boerenzoon wil terug naar Frankrijk. Hij voelt zich hier niet thuis en heeft ontslag aangevraagd. Hoewel ik een paar knechten op de boerderij heb, zit ik binnenkort zonder bedrijfsleider. De boerderij die achter het landhuis ligt kan niet zonder goede leiding Momenteel zijn er veertig Limousine koeien, kalveren, mestvarkens en schapen. Ook heb ik uit Frankrijk een viertal Arabische fokpaarden laten overkomen, deze paarden heeft mijn man gekocht en ik ben aan die dieren gehecht. Ik wilde iets van hem mee nemen naar Holland. Verder hebben we een groot aantal kippen en landganzen. Ik wil hier een echte boerderij hebben met veel dieren. Het landgoed en de stoeterij in de Dordogne heb ik verkocht. Het probleem met de bedrijfsleider heb ik besproken met de graaf en de rentmeester van het kasteel. Nu hoop ik dat je niet schrikt als ik je vertel dat ze allebei als nieuwe bedrijfsleider; Driekus Houdijker noemden. Dat ben ik, stamelde hij. De barones wachtte even. “Ik weet wel dat dit ruw op je dak komt. Ik verlang nu geen besluit. Ik vraag je,
Ge
bekijk het eerst en bespreek het met Jan en de graaf. Misschien wil je eerst de boerderij, de stallen en het land zien? Driekus was helemaal onder de indruk. Het aanbod was fantastisch;eigen baas op zo’n grote hoeve. Bij Jan had hij het ook naar zijn zin, maar hij was en bleef eerste knecht. Maar dan dacht hij aan Neeltje, Dirk Jan en Jelke aan Elise die hij dan niet iedere dag meer zou zien. Nu lag zijn geluk op de Paardenborgh hoeve. Over een jaar was hij klaar met zijn studie tot die tijd bleef de Franse knecht op het landgoed. Ze spraken nog een poos met elkaar waarbij de barones de indruk kreeg dat Driekus er niet negatief tegenover stond. “Ik geef je alle kansen, jij mag het werk op de boerderij bepalen. Er zijn drie knechten en een wat oudere man die voor de paarden zorgt. Met de verkoop van het landgoed in Frankrijk en de paardenfokkerij heb ik van de opbrengst machines aangekocht; nieuwe hooibouw werktuigen en een dorsmachine. Verder heb ik vier werkpaarden en gerij. Het duizelde hem toen hij even later met de oude knecht de boerderij bekeek. Prachtige nog bijna nieuwe machines, vier gelderse paarden en twee belzen, de barones had een voorkeur voor het werken met paarden. Tractoren, daar moest ze als nog niets van hebben; ze stinken en maken een hoop herrie, dat was waar, de ontwikkeling stond nog in de kinderschoenen. In de weilanden die zich uitstrekten tot aan de rivier liep een kudde Limousine koeien met hun kalveren . In de stal lagen de koeien die gemolken werden. Het zijn melk en vleeskoeien, vertelde de oude man, de koeien die wij voor de melk
Ge
houden blijven ‘s nachts op stal. Hier verbouwen we aardappelen,bieten en graan. In de verte zag Driekus het wuivende graan staan. Hij moest toegeven het zag er indrukwekkend uit . Achter de koeienstal was een schapenstal die nu leeg was omdat alle dieren buiten verbleven. De barones heeft ook een paar Franse landganzen over laten komen vertelde de oude knecht maar daar ben ik niet zo blij mee. Als ze de polder intrekken vreten de koeien daar geen gras meer. Maar dan laat ik de hond ze weer terug halen vertelde hij lachend, ze missen dan wel een veer! Driekus moest alle indrukken nog verwerken en dat had de knecht in de gaten. Jong, het komt allemaal rauw op je dak, maar het is een uitdaging voor een jonge vent. Op het landgoed is ook een arbeiderswoning waar een heel gezin in kan wonen, het staat er helemaal vrij. Ongemerkt waren ze weer bij het landhuis aangekomen waar de barones hen opwachtte. Nou wat vind je? Laat het allemaal even bezinken, over een poosje hoor ik wel of je boer wilt worden op het landgoed. Met een hoofd vol vragen fietste hij naar de Paardenborgh. Jan en Neeltje zaten in de grote keuken op hem te wachten. Want ook voor hen zou het leven anders kunnen worden. Het was al bijna aan het einde van de middag toen hij het erf op fietste. Wat had de barones jou allemaal te vertellen? vroeg Neeltje . Ze zou graag willen dat ik bedrijfsleider wordt op de boerderij van haar landgoed. Het is een prachtig aanbod. Er zijn mooie grote stallen met Limousine koeien, Arabische fokpaarden, grote stukken
Ge
bouw- en weiland en ik word helemaal eigen baas. “Het is nog al wat zei Jan, maar wil je het ook?” Willen wel, maar dan kan ik hier niet blijven en zie ik jullie en Jelke en Dirk Jan en Elise ook niet zo vaak meer en ik kan ook niet meer zo vaak als ik wil naar vader en moeder en Toon gaan. Peinzend keek hij naar buiten waar Kees het trekpaard in de boomgaard liep. Daar waren ook belzen maar Kees was niet zomaar zijn paard. Het was ook zijn vriend waar mee hij vanaf de dag dat hij op de boerderij kwam had gewerkt op het land. Wil ik dat allemaal opgegeven als ik boer word op het landgoed van Barones du Pardon daar bij de grote rivier? “Je moet het maar even laten bezinken over een poosje praten we verder, maar het is wel een hele eer dat de barones jouw als boer wil hebben “ zei Jan. De volgende morgen onder het melken vertelde hij aan Elise wat hij beleefd had en dat hij het een hele eer vond om daar te gaan werken. Alles is daar groot, nieuwe machines maar hij moest nog nadenken of hij die baan zou aannemen. Elise zat stil te luisteren en dacht of ze hem nog zou zien als hij daar werkte, dan zouden ze nooit meer samen de koeien melken. Onwillekeurig liep een traan uit haar ogen die ze snel wegveegde aan het warme koeienlijf. Driekus had het van opzij toch gezien. “Ik ga het land niet uit “, maar het kwam er niet erg overtuigend uit. Vanaf zijn twaalfde toen hij op de boerderij kwam werken, was Elise er ook. Toen, maar ook nu sjouwde hij de melkemmers voor haar naar de kaaskelder. Hij mocht haar wel. Stilzwijgend zaten ze onder de koeien te melken. Alleen het geluid van de melkstraal in de emmer vulde de schemerduistere stal.
Ge
Toen ze klaar waren en hij de volle emmers naar de kaaskelder bracht gingen bij Elise de sluizen open. “Het wordt hier zo stil als je weg bent en ik zie je nooit meer” snotterde ze. Neeltje die op de deel liep hoorde haar huilen. Ze sloeg een arm om haar heen en zei “Het is nog lang niet zeker dat Driekus weg gaat en als dat wel zo is, komt hij hier heus nog wel eens op de koffie en ook zal hij wel helpen als dat nodig is met hooien en zo. Heus het komt allemaal wel goed en misschien komt hier wel een knecht die je ook leuk vindt? “Ze bedaarde en keek Neeltje aan. Ik ga hier nooit meer weg zei ze heldhaftig. Dat kan ook nog wel eens veranderen dacht Neeltje bij zich zelf. Hoofdstuk 6 Driekus was weer druk met colleges, over enige tijd begonnen de examens. Ook Frans de Limburger studeerde dat de stukken er afvlogen hij zou en moest slagen had hij zich voorgenomen. Voor pleziertjes in de Limburgse kroegen gunde hij zich geen tijd. Toen Driekus en Frans na een dag collegebanken een pilsje dronken in het café, zei Driekus “Over een paar weken hebben we de jaarlijkse toneeluitvoering van de plattelandsjongeren in het patronaat ik zou het leuk vinden als jij ook komt. Ik heb het met mijn ouders besproken, jij kunt dan, bij ons thuis logeren. “ “Dat doe ik, ik wil jouw boerderij wel eens zien. Maar dan moet jij ook een keer naar ons komen. Dat is afgesproken Frans we nemen er nog een pilsje op.
Ge
Frans riep de kastelein die twee nieuwe glazen voor hen neer zette . Ze proostten op Holland en Limburg. Driekus moest weer naar de Paardenborgh hoeve voor het melken. Jan en Neeltje waren op visite bij de graaf en de gravin op het kasteel. Nu de hooibouw achter de rug is komen jullie maar een keer op bezoek had de graaf gezegd, dan kunnen we weer eens bijpraten. Toen Driekus uit de stad kwam had Elise met de oude knecht de koeien al in de stal staan.”Jullie hebben al hard gewerkt. “Ja wij moeten wel, als de student er niet is lachte de oude knecht. Hoe was het met de colleges? Het wordt nu wel spannend over een paar maanden zijn de examens. “Jij slaagt altijd, zei Elise zacht. Nou dat moet je niet zeggen, maar ik doe mijn best. Hij vertelde dat Frans, zijn medestudent, ook naar de jaarlijkse toneeluitvoering van de plattelandsjongeren kwam en hij bij hem thuis zou logeren want in een dag op en neer naar Limburg was niet te doen. Daarom zou hij een paar dagen blijven. Het was een nerveuze drukte die avond in het patronaatsgebouw. De generale repetitie van de toneelvereniging vond plaats. Zenuwachtig liepen de jongens en meisjes rond. Maandenlang hadden ze gerepeteerd en nu was daar eindelijk het moment dat het hele dorp naar hen kwam kijken. Morgenavond was de eerste uitvoering. De zaal in het patronaat begon al aardig vol te raken. Velen waren toch wel benieuwd wat de jonge boeren en boerinnen ten tonele zouden brengen.
Ge
Driekus had Teuntje opgehaald van het kasteel en Elise en Frans waren met Jan en Neeltje meegereden. Toen ze binnen kwamen was de zaal al half vol. Op een van de eerste rijen zaten Teuntje en haar broer Harm met zijn vriendinnetje. Ze hadden twee plaatsen vrij gehouden voor Elise en Frans. Jan en Neeltje waren naast Jacob en Grietje Houdijker gaan zitten. “Ik vind het toch wel spannend voor Driekus “, fluisterde Grietje tegen Neeltje. “Ze zijn al zolang bezig geweest” “Het kan alleen maar goed gaan “ zei Jan. “ Langzaam begon de zaalverlichting op een laag pitje te branden het teken dat over enige minuten de uitvoering een aanvang zou nemen. De toneelclub had dit jaar voor een romantisch stuk gekozen, maar er kwamen ook enkele spannende momenten in voor. Het licht ging uit in de zaal en op het toneel kwam er beweging in de rode gordijnen. De mensen gingen er even goed voor zitten. Het was een romantisch stuk met als thema: De rijke boerenzoon en het daggelders meisje en het vastgeroeste idee in een plattelandsstreek: land trouwt met land, heeft een van de partijen alleen maar liefde te bieden, dan gaat het huwelijk niet door. Ook in dit stuk waren twee mensen die niet van elkaar mochten houden. Ademloos zat men te luisteren. Was er soms een herkenning? Tijdens dramatische scénes kwamen bij enkele meisjes de geborduurde zakdoekjes te voorschijn wat weer vertederende momenten opleverden met de boerenjongens die dan driftig zaten te slikken.
Ge
Opgelucht haalde men adem toen de pauze werd aangekondigd. Langzaam liep de zaal leeg. “Wil jij ook iets drinken?” vroeg Frans aan Elise. “Ja graag.” Hij bestelde limonade en een pils. Daar staan Teuntje en Harm met zijn vriendin”. Elise en Teuntje hadden de nodige nieuwtjes te vertellen. Harm luisterde naar Frans, die in onvervalst Limburgs over de boerderij bij hen thuis vertelde. Harm kon in grote lijnen wel begrijpen waar hij het over had; hun boerderij was niet erg groot en hij hielp met nog een broer op de hoeve. “ Maar als ik straks afgestudeerd ben, kan ik gemakkelijk een andere baan krijgen net als Driekus die misschien op het landgoed van de barones komt te werken als bedrijfsleider “. Dat was Harm ook bekend, als smid en wagenmaker hoorde hij wel eens het een en ander. En anders wel van zijn vriendin die in het dorp op de boerenleenbank werkte. Terwijl ze bij elkaar stonden te praten ging in de koffiekamer een schelle bel ten teken dat de voorstelling weer een aanvang nam. In de zaal gingen de lichten weer aan, zo dat iedereen zijn plaats kon vinden. Na de tweede luidruchtige bel doofde het zaallicht en schoven de gordijnen langzaam open. Het moest in dit gedeelte tot een oplossing komen tussen de trotse boer en zijn zoon met zijn daggelders meisje, maar een compromis zat er niet in. Diverse malen bulderde de boer over het toneel dat land met land diende te trouwen. In de zaal ging men er maar eens goed voor zitten want er moest voor het verliefde stel een oplossing komen. Maar de regisseur, in het dagelijks leven rentmeester van het kasteel, had het stuk zodanig bewerkt dat de spanning steeds groter werd. Hij had de spelers
Ge
verteld dat ze het zo moesten spelen alsof het hen persoonlijk zou betreffen. Elise was ongemerkt dicht tegen Frans gaan zitten en kneep hem in zijn arm toen de boer zijn zoon met veel verbaal geweld probeerde van het erf af te werken maar dat mislukte omdat de moeder tussen haar zoon en haar man ging staan en wel met zo’n dreiging in haar ogen “Als je hem weg jaag, ga ik mee.” Dat zorgde er voor dat de boer weer met beide voeten in zijn klompen stond . Toch kwam het zoals het in toneelstukken vaker voorkomt, dat alles toch nog in orde komt. En de acteurs en regisseur kregen een staande ovatie. “Ik wacht op Driekus zei Teuntje we zijn samen gekomen en hij brengt me ook weer thuis.“ Harm en zijn vriendin gingen ook naar huis op de fiets. Frans en Elise reden met Jan en Neeltje naar de Paardenborgh hoeve. Teuntje moest even geduld hebben voor dat Driekus naar buiten kwam. “Wat speelde je mooi fluisterde ze en legde haar hoofd tegen zijn schouders. Ik moest huilen toen die boer jouw van het erf af wilde schoppen,” ( Driekus had een van de hoofdrollen )“ Het is maar toneelspel meid” en gaf haar een hele lange kus. “Maar nu ga ik jou naar het kasteel terug brengen”. Ze pakten hun fietsen en reden het dorp uit. Het was een warme nazomer avond en nog niet helemaal donker “Ik vond het een fijne avond en jij hebt mooi gespeeld “ even hield ze zijn hand vast “ Dank je wel Teuntje, maar de anderen waren ook goed hoor en vergeet Severinus de regisseur niet ! Hij heeft het stuk bewerkt, zoals het hier in de omtrek nog wel eens
Ge
voorkomt dat een jonge boerenzoon niet met het meisje van zijn liefde mag trouwen. Het komt nog steeds voor dat de jongen of het meisje gedwongen worden om met iemand te trouwen die de ouders hebben uitgezocht om het kapitaal veilig te stellen. Ik moet er niet aan denken om met een meisje te trouwen waar ik niet van hou. Gelukkig ben ik maar een boerenknecht en hoef ik mij om dit soort dingen niet druk te maken. “ “Gelukkig maar“ zei ze met een zucht. Ze fietsten stevig door, want morgen wachtte het werk weer. Teuntje had de volgende dag een diner met Eduard, de rechter en de bevriende baron, de jachtvriend van Graaf Frederik. Ieder jaar kwamen ze om deze tijd met hun echtgenotes naar het kasteel waar natuurlijk werd gepraat over de komende jachtpartij in de herfst. ‘s Winters jaagden ze nooit. Omdat er alleen op oude en gebrekkige dieren werd gejaagd, waren ook de rentmeester en jachtopziener uitgenodigd. “Wij gaan morgen beginnen met het rooien van de late aardappelen het is nu nog mooi weer. Om deze tijd van het jaar kan het zomaar omslaan en dan zit je in een natte herfst”. Onwillekeurig waren ze bij het kasteel aangekomen. Door de beukenlaan reden ze naar het koetshuis waar ze haar fiets neerzette. Ik vond het fijn om weer bij jou te zijn te zijn fluisterde hij en kuste haar zacht. Ik ook en sloeg haar armen om zijn hals in een lange kus bleven bij elkaar tegen de muur van het koetshuis staan. Veel woorden hadden ze niet nodig ze kenden elkaar al vanaf de lagere school en het was Driekus die haar in die stormachtige herfstnacht gevonden had toen ze was ontvoerd door Piet de Hakker, die aan zijn einde kwam in de wilde golven van de rivier en twee dagen later door de sluiswachter werd gevonden tegen
Ge
de sluisdeur. Voorzichtig lieten ze elkaar los. Zie ik je weer gauw? vroeg Teuntje. Over een paar weken moet ik voor Jan met de graaf gaan praten over de bouw van een nieuwe stal. Hij geeft mij de leiding over de boerderij om dat hij het te druk heeft met allerlei bestuursfuncties en sinds een maand zit hij ook in het bestuur van de boerenleenbank. De graaf en de gravin mogen jou wel, ze hebben wel eens gezegd dat in jou een hele grote boer schuilt en dat je welt zult slagen. Zeiden ze dat? Och ik zie wel. Als ik geen colleges meer heb, dan ga ik met jou een weekend naar Frans in Limburg, zou je mee willen? Ja natuurlijk, ik wil wel eens zien hoe ze daar boeren.” Maar nu ga ik weer naar de boerderij, morgen is het weer vroeg dag, slaap lekker. Ze bleef hem nakijken toen hij de kasteellaan uitfietste. Toen ze het rode achterlichtje niet meer kon zien, ging ze het kasteel binnen naar haar kamer . Hoofdstuk 7 Frans zat na de toneelavond in de keuken van Jacob Houdijker en zijn vrouw na te praten over de toneelavond en de dagen dat hij bij hen mocht logeren. “Ik heb vanavond genoten van het toneelstuk ik wist niet dat Driekus zo goed kon spelen.” Hij vertelde dat het in Limburg meer om muziek spelen ging. Ieder dorp had wel een fanfare. “Wij hebben hier in het dorp ook een fanfare: De Veenkluiten en die kunnen ook mooi spelen. “Morgen moet ik weer naar huis.” Dan
Ge
nemen we nu nog een borrel op een goede reis zei Jacob, maar misschien kom je nog eens terug? Je bent hier altijd welkom Frans. “Dat vind ik mooi van jullie “ en ze proostten op het Limburgse heuvelland en het Hollandse polderland. Die nacht droomde Frans niet van het mooie Limburg maar van het mooie lieve meisje dat hij die avond had ontmoet: Elise de Groot van de Paardenborgh hoeve. De volgende morgen nam Frans afscheid van Jacob en Grietje Houdijker en beloofde dat hij nog eens terug kwam, maar eerst zouden Driekus en Teuntje naar hem komen. Frans had de fiets van Toon, de broer van Driekus, mogen lenen en was nu op weg naar de boerderij. Driekus had hem al had zien aankomen. “Zo jij gaat er weer van door?“ Ja ik kom afscheid nemen, maar ik heb je ouders beloofd dat ik terug kom”. Driekus was met het jongste knechtje de koeien en de kalveren aan het voeren. Elise sjouwde de melkemmers naar de kaaskelder die Driekus gewoonlijk voor haar naar beneden bracht . “Wacht maar, dan doe ik het wel. ”Frans pakte met zijn grote knuisten de emmers en liep het stenen trapje af naar de kelder waar Elise ze in de kuipen leeg goot. “Bedankt “zei ze zachtjes.“Nee jij bedankt dat ik met jou naar de toneelavond mocht, anders had ik daar alleen gezeten.“ Ik vond het ook fijn met jou, kom je nog eens terug? Ja en dan kom ik jou halen om onze boerderij in Limburg te bekijken. Het bracht Elise even in de war en het leek er op dat ze de melkemmer naast de kuip leeg goot maar in een flits pakte Frans de emmer. Even raakten hun handen elkaar toen ze samen de emmer leeg goten. De grote knuist van Frans hield Elise vast. Ik vind jou
Ge
mooi en lief zei hij en keek haar diep in haar blauwe ogen. Elise zei niets maar heel voorzichtig kwamen hun gezichten naar elkaar. Zachtjes kuste hij haar. Het vonkje van gisteravond toen ze elkaars hand vast hielden tijdens een romantische scéne was die nacht niet uitgegaan, het flakkerde nog. Het was duidelijk; hier waren twee jonge mensen die elkaar misschien gevonden hadden. Ze werden uit hun romantische sfeer gehaald door Neeltje, die vanaf de deel riep dat de koffie klaar was. In de keuken zaten Jan en het personeel aan de koffie. “Hoe laat moet je met de trein vroeg Driekus, dan kan ik je wel met de brik naar het station brengen.” De examens waren achter de rug. Het was hard blokken geweest voor Driekus en zijn medestudenten. Maar ze waren geslaagd en konden nu Ir. achter hun naam zetten. Maar zowel Frans als Driekus vonden die titel wel best. Het worden van goede boeren dat was waarvoor ze al die jaren gestudeerd hadden. Op de Paardenborgh hoeve was het een groot feest geweest. Jan den Beijer had hem aangesteld als bedrijfsleider die alle zaken moest behartigen en nieuwe ideeën op landbouw en veeteeltgebied moest stimuleren. Ook in Limburg was het feit van de landbouwingenieur Frans uitgebreid gevierd. In het dorpscafé werd de titel door vrienden zeer nat ingewijd, met als gevolg dat Frans de volgende ochtend tijdens het melken bij iedere straal melk in de emmer een pijnscheut in zijn hoofd kreeg. Maar na een avond vroeg naar bed, was het neveneffect van het kroegfeest verdwenen.
Ge
Nu was het weer tijd voor het werk. Bij Frans moest de rogge van het land en Driekus was bezig met de tweede snee gras en dank zij het stralende zomerweer was die na enkele dagen bijna op de hooizolder geborgen. “Als alle hooi binnen is moet je maar eens naar de graaf gaan omtrent de uitbreiding van de stal, ik heb al gezegd dat je komt. “ Heb je nog bijzonderheden, Jan die ik moet vertellen? ”Je bespreekt het maar met de graaf. Toen Driekus op weg was naar het kasteel kwam hij even buiten het dorp Teuntje tegen op haar fiets. Hij sprong van de kapwagen en rende naar haar toe. Voor ze van haar fiets viel had hij haar in zijn armen opgevangen en smoorde haar in een hartelijke kus. De nieuwe koeienstal kon wel even wachten dacht hij. “Waar ga jij naar toe? Ik ben op weg naar mijn moeder. “ “Frans heeft geschreven wanneer wij samen naar Limburg komen, kun jij een paar dagen vrij krijgen van de gravin? “ Ik denk het wel en straks vraag ik mijn moeder of zij dan een paar dagen op het kasteel wil in springen, ze heeft dat vroeger ook gedaan. “ “Goed, dan ga ik nu naar de graaf.” Hij kuste haar zachtjes en klom op de bok van de wagen. In de bocht van de weg zwaaiden ze naar elkaar. Hoofdstuk 8 De graaf wachtte in de werkkamer op Driekus . “Je bent mooi op tijd, wil je koffie? vroeg hij vriendelijk.”
Ge
Dat lustte hij wel. De graaf vroeg hoe het met hem ging, maar ook over zijn ouders en broer Toon en voegde daar aan toe “Kun je het wel vinden met Teuntje? “Hoe weet de graaf dat wij van elkaar houden dacht hij. “Vader kan genoeg vis vangen, last van stropers heeft hij niet meer. Klaas Woutersz houdt de boel aardig schoon. “ Dat was de graaf ook bekend. Hij was uitermate tevreden over zijn jachtopziener. Nu je het toch over Teuntje heb, dacht Driekus zal ik meteen maar vragen of ze met mij mee mag naar Frans mijn studievriend in Limburg. De graaf vond het goed, hij had daar al iets van zijn vrouw over gehoord. “Maar nu ter zake, jullie willen de koeienstal uitbreiden en ook wat moderniseren heb ik begrepen.” Driekus legde, aan de hand van de tekeningen die hij gemaakt had uit wat de bedoeling was. Door de stal te verbreden konden er meer koeien in en de dieren kregen ook allemaal hun eigen drinkbak, zodat ze altijd schoon water hadden. Ook over de mestafvoer had hij nagedacht, door meer en ruimere deuren achter de koeien was het gemakkelijker om de mest naar buiten te kruien . Zo had hij nog wat kleinere aanpassingen die het werken op de Paardenborgh hoeve gemakkelijker en plezieriger maakte. De graaf had aandachtig geluisterd en vroeg zich af of Driekus wel naar het landgoed van de barones wilde als bedrijfsleider op de boerderij. Hij sprak naar zijn mening iets te gepassioneerd over de Paardenborgh hoeve, maar hij liet het niet merken. Driekus had een kostenberekening gemaakt die veel indruk op de graaf maakte.
Ge
Hier tegenover hem zat een boerenknecht met hart en ziel voor het welzijn van het personeel en de dieren. “Ik moet het eerst bespreken met de rentmeester. En daarna kun je met hem verder overleggen aan de hand van jouw berekeningen en tekeningen. Maar ik vind het een goed plan dat uitgevoerd kan worden. “ Driekus was in de wolken. “Dank u wel meneer de graaf.“ zei hij eenvoudig. “We kunnen er wel het glas op heffen jongen. “ Even later dronken ze op de toekomst van de “Paardenborgh hoeve“ Toen de graaf hem even later uit liet, wenste hij hem en Teuntje een goede reis naar Limburg en klopte hem op de schouders. Driekus was dolblij en op de boerderij vertelde hij aan Jan en Neeltje, dat de graaf zijn tekeningen had goedgekeurd. Verder moest hij het met de rentmeester regelen. Jan den Beijer vond dat zijn eerste knecht wel wat verdiend had en zegde hem een maandelijkse verhoging op zijn loon toe. “Wanneer willen jullie naar Frans in Limburg?” vroeg Neeltje. “Over veertien dagen willen we een weekend gaan. Als jullie het goed vinden dan willen we zaterdag vroeg vertrekken en komen zondag weer terug.” “Waarom vertrekken jullie niet vrijdagmorgen na het melken?, dan is het de moeite. Wij redden ons hier wel. ”Dan vragen we toch ome Barend om te melken,“ bedacht het jongste knechtje ter plekke.
Ge
Hoofdstuk 9 Driekus en Teuntje waren op weg naar Frans in Limburg. Voor Teuntje was de treinreis een belevenis. Samen genoten ze van het wisselend landschap. Teuntje had in haar tas koffie en brood meegenomen. “Dat heb je goed gedaan meid, want het duurt nog wel even voor dat we er zijn.” Tegen het middaguur, ze waren toen op de helft van de reis, aten ze het brood met de koffie. Daar na zaten ze dicht tegen elkaar hand in hand naar buiten te kijken waar de trein langs weilanden, akkers en glooiende bossen met kleurige heidevelden reed. Onwillekeurig zaten ze, door het monotone geluid van de wielen over de spoorstaven, te knikkebollen. Het duurde dan ook niet lang dat ze tegen elkaar in slaap sukkelden. Na enige tijd kwam er een einde aan de reis. Vanuit het coupéraam zagen ze Frans met de tilbury staan. De begroeting was hartelijk. Frans en Driekus hadden elkaar sinds de toneeluitvoering niet meer gezien. Nadat ze hun koffers in de wagen hadden gezet reden ze naar de boerderij van Frans zijn familie. “Het is hier anders dan bij ons zei Teuntje, hier bossen en heuvels en kronkelende landweggetjes, bij ons is alles weids met lange strakke sloten. “De boerderij lag aan de rand van het dorp. Een originele Limburgse carré boerderij met vakwerkmuren. De schuren en stallen en het woongedeelte stond in een vierkant In het midden een grote plaats met mestkuil. Frans stalde het paard aan een ring in de stalmuur. “Kom maar binnen!”
Ge
In de grote woonkeuken zat de oude paardenknecht aan de koffie . De ouders van Frans waren allerhartelijkste mensen. Even later kwamen ook de broers en zussen. Ze vertelden honderd uit over de boerderij en de beesten. Teuntje verstond er niet veel van, Frans sprak Hollands met een Limburgse tongval. “Hier in het dorp spreekt men Limburgs met een streekaccent en dat is voor buitenstaanders moeilijk te verstaan“ zei Frans. Ongemerkt kwam nog meer volk in de grote keuken en ontstond er een gemoedelijke sfeer met koffie en Limburgse vlaai. Teuntje en Driekus voelden zich hier thuis. Enige hilariteit ontstond toen de zus van Frans aan Teuntje vroeg of “de deern nog een tas koffie moest. “ Frans die de situatie begreep, legde uit dat deern wil zeggen; meisje en met een tas koffie, wordt bij jullie een kop koffie bedoeld. “ “Gelukkig, zei Teuntje ik dacht dat ik koffie in een boodschappentas kreeg! “Iedereen moest er hartelijk om lachen. Ongemerkt was het tijd geworden voor het melken en voeren van de beesten. “Jullie kijken maar overal rond, ik moet vandaag helpen met melken, omdat het jongste knechtje ziek is “ zei Frans. “ Teuntje keek haar ogen uit op de oude hofstede. In de koeienstal stonden rondbonte koeien tussen de eiken staken. Ze plukte wat hooi en gaf dat aan een koe die bij haar stond en krabbelde het beest over de kop. Op een strobaal zat ze naar die grote beesten te kijken. De knechten en meiden liepen met melkemmers te sjouwen. Teuntje dacht aan de dag toen Driekus haar met de brik naar huis bracht en vroeg of ze boerin wilde worden. Ze waren toen nog jong en pas van school. Ze werkte zo af en toe op het kasteel voor de
Ge
graaf en gravin. Ontkennend had ze toen geantwoord. Het deftige leven op het kasteel trok haar maar nu, dacht ze hoe het zou zijn om samen met Driekus op een boerderij te wonen en kinderen te krijgen. Och ze had het nog steeds naar haar zin op het kasteel, maar de liefde die ze voor elkaar voelden, bracht haar aan het denken over de toekomst. Niets liever wilde ze altijd bij Driekus zijn. Een eigen boerderij zou er wel nooit van komen en op de Paardenborgh hoeve konden en wilden ze hem niet missen. Jan den Beijer had hem zo’n beetje de vrije hand gegeven wat het werk betrof. Ze zat nog helemaal in zich zelf gekeerd toen ze een hand op haar schouder voelde. Het was Frans die haar tijdens het melken had gadegeslagen. “Zat je ergens aan te denken?“ vroeg hij vriendelijk. “Ja, toen wij vanmorgen tegen elkaar zaten in de trein, voelde ik geluk, wij samen en verder niets. Wij houden van elkaar en willen gaan trouwen maar een huis hebben we niet. Driekus is door de tante van de gravin gevraagd om bedrijfsleider op het landgoed te worden daar zouden we ook de bedrijfswoning krijgen. Maar hij voelt zich thuis op de Paardenborgh Hoeve waar hij al zolang werkt en ook het dorp kan hij niet missen“. “Ja dat heeft hij mij ook wel eens verteld en ik kan dat goed begrijpen, zelf heb ik dat gevoel ook. ” “Hoe bedoel je?” vroeg ze. ”Ik kan hier niet op onze boerderij blijven. Mijn oudere broer neemt later de boerderij over. Ik zoek dus ook naar iets waar ik mijn kennis en ervaring van het boer zijn kwijt kan. Daar komt nog bij, maar dat weet jij ook, dat ik heel veel van Elise hou en zij van mij. Wij willen samen gelukkig worden . Maar zij woont in het Hollandse polderland
Ge
en ik hier in Limburg. Ik verheug me er op als zij over een poosje hier een paar dagen komt logeren. Ik vind Limburg mooi en hier ben ik geboren maar ik kan overal werken als ik dat wil. Gedurende mijn studie heb ik jaren op kamers gewoond. Ik pas me nogal makkelijk aan. “Teuntje had ademloos geluisterd en in haar hoofd rijpte een plan, maar dat hield ze nog even voor zich zelf: Als Frans nou eens die baan als bedrijfsleider op het landgoed van de barones kon krijgen, was Elise ook in de buurt en konden ze wellicht hun intrek nemen in de bedrijfswoning en… Driekus hoefde niet meer te kiezen! Vanuit de keuken riep de moeder van Frans dat het avondeten bijna klaar was en of ze voor een borrel naar binnen wilden komen. In de stal was het melken gedaan en de koeien hadden hun portie hooi gekregen. “Dit doen we hier vaker verduidelijkte Frans omdat het gezellig is met iedereen aan de tafel en van gezelligheid houden wij. “ Driekus en Teuntje waren het middelpunt in de gesprekken. De boer wilde alles van hen weten. Hoe hij de toekomst zag. Dat Teuntje dagelijks in de omgeving van een graaf en een gravin verkeerde, maakte diepe indruk. “Het zijn ook maar gewone mensen hoor. “ zei ze. Maar dat wilde de familie niet zo een twee drie aannemen. “Maar ze zijn toch van adel “, opperde de boerin. Ja, daar was niets tegen in te brengen. De dagen in Limburg waren omgevlogen. Het werd tijd om naar huis te gaan.
Ge
Frans had hen met de tilbury naar het station gebracht waar ze hartelijk afscheid van elkaar namen en beloofde om kontact te houden. In de trein gezeten kwamen ze er maar niet over uit hoe gezellig het was geweest. “Het was net of wij er bij hoorden “zei Driekus. “Hoe vond je de boerderij ?” vroeg Teuntje. “Het is een aparte bouw alle schuren en stallen stonden in carré vorm wat een knusse indruk gaf. Men woonde bij de dieren. Het is een besloten boerderij, je kunt er maar door één poort naar binnen. Het heeft iets patriarchaals: de boer als het absolute hoofd. “ ”Ik vind Frans zijn vader een eenvoudige boer. “ zei Teuntje. “Ik ben toch weer blij om naar huis te gaan “zei Driekus die nog eens dichter tegenTeuntje aan kroop die stil naar buiten zat te kijken. “Waar denk je aan? “vroeg hij. “Nergens, zomaar.” “Nee, je zit ergens aan te denken. Ik zie het aan je gezicht. “ “Toen jij met Frans zijn vader het land en de stallen bekeek, zat ik in de koeienstal op een strobaal naar de koeien te kijken. Frans kwam toen naar me toe en vroeg waar mijn gedachten waren. “ “Je maakt mij wel nieuwsgierig“ zei Driekus. “Ik zat aan die dag te denken toen ik bij jou op de wagen mee reed en jij vroeg of ik boerin wilde worden. Ik heb toen nee gezegd want ik wilde graag op het kasteel werken. Maar nu is het anders ik hou van jou en jij van mij. Ik kan niet zonder je en later wil ik trouwen en kinderen krijgen. Daar zat ik in aan te denken bij die koeien. Ik heb Frans toen gezegd
Ge
dat je nog steeds worstelde met het verzoek van de barones om bedrijfsleider te worden op haar landgoed maar dat je moeilijk afscheid kon nemen van de Paardenborgh en het dorp. “ “Ja, en “zei Driekus. “Toen dacht ik; Frans vertelde dat hij niet de boerderij van zijn ouders kon over nemen omdat zijn oudste broer dat deed en het maakte hem niet uit waar hij kon boeren en daar komt nog bij, hij houdt van Elise en zij van hem, maar Limburg en Holland liggen niet naast de deur. “ “Ja en verder “vroeg Driekus vroeg die met verbazing luisterde. “Toen dacht ik misschien kan Frans op het Landgoed als bedrijfsleider komen, hij heeft de capaciteiten en… Elise woont in de buurt!” Hij had met open mond geluisterd .Stil pakte hij haar hand. “En ik kan niet meer zonder jou” en streelde zachtjes haar wang . “Ik vind het aan de ene kant een uitdaging om te werken op het landgoed van de barones, aan de andere kant, ik heb mee mogen helpen om de ‘Paardenborgh hoeve” groter te maken. Van jongs af aan ben ik er. Toen Jan mij vroeg of ik op de boerderij wilde komen werken kreeg ik een loon dat niemand van mijn leeftijd, ( bij geen ene boer hier in onze omgeving) kreeg. Hij heeft mij altijd gesteund, laten studeren. Ik kan geen afscheid nemen van de Paardenborgh hoeve. “Teuntje sloeg haar arm om hem heen. “Ik begrijp je wel”zei ze zachtjes. “Als we thuis zijn zal ik met Jan en Neeltje gaan praten en dan later met de graaf , maar die zal het wel begrijpen denk ik”. En dat was ook zo, alleen Driekus wist dat nog niet!
Ge
Hoofdstuk 10 Nadat Driekus met Jan den Beijer en graaf Frederik van Alewijn had gesproken, had hij Frans een brief geschreven met daarin het aanbod om bedrijfsleider te worden op het landgoed van barones Jaqueline du Pardon. En of hij daar interesse in had. Het duurde niet lang voor hij bericht kreeg. Frans zag wel wat in het aanbod en hij had het ook met Elise besproken, zij wilde niets liever dan samen een toekomst op het landgoed opbouwen. Frans liet er geen gras over groeien en binnen een week zat hij samen met Elise en Driekus in het huis van Jacob Houdijker te praten over hun beider toekomst. Driekus vertelde dat hij met de graaf gesproken had en dat deze allang had begrepen dat ik niet weg wilde van de Paardenborgh hoeve. Hij vond het een goed idee dat Frans eens met de barones ging praten. “Het ligt mij wel, maar het is ook spannend bedrijfsleider op de boerderij van het landgoed. Kijk, thuis op de boerderij van mijn ouders heb ik geen toekomst en tijdens mijn studie heb ik ook verder gekeken dan de Limburgse horizon. Het zou een fantastisch aanbod zijn, te meer dat Elise in de buurt woont en wij houden veel van elkaar. “ “Ja dat weet ik zei Driekus, ik heb met Elise gesproken en zij vertelde dat ze heel veel van je houd en samen een toekomst wil opbouwen . Ze hoopte dan ook dat jij de baan zou krijgen . Ik heb met de barones afgesproken dat wij samen bij haar langs zouden gaan. Je bent nu hier, dus morgenochtend verwacht ze jou. “Frans kon het allemaal nog niet bevatten. “Wanneer heb jij je besluit genomen om die baan niet aan te nemen?“
Ge
“Ik heb heel lang geworsteld om het aanbod aan te nemen. Maar ik wilde niet weg van de Paardenborgh hoeve, het is een stuk van mijn leven en ik heb dezelfde positie als die ik bij de barones zou krijgen. Jan den Beijer heeft mij de leiding over de boerderij gegeven. Hij zelf is de baas, maar heeft ook functies die van maatschappelijk nut zijn en waar hij zijn hele ziel en zaligheid in heeft gestoken. Maar het definitieve besluit om niet weg te gaan van de hoeve heeft Teuntje genomen bij jullie in de stal toentertijd. Terwijl ik met jouw vader de boerderij en het land bekeek, zat zij in gedachten naar de koeien te kijken en heeft toen het besluit genomen om altijd bij mij te zijn, ook als boerin.“ “Dat weet ik, want ze zat voor zich uit te staren op een baal stro, toen wij aan het melken waren. Ik vroeg waar ze aan zat te denken. Ze heeft toen het verhaal verteld van jullie jeugd, haar leven op het kasteel, maar vooral de liefde die ze voelde voor jou. En bij die koeien heeft ze haar besluit genomen om te gaan waar het lot jullie samen naar toe zou brengen.” De volgende morgen gingen Frans en Driekus naar de barones. Frans was duidelijk niet op zijn gemak. “Joh, ik piep van de zenuwen“, toen ze naar het landgoed fietsten. “Dat hoef helemaal niet, de barones is gewoon heel aardig. “ Bij het landhuis aangekomen stalden ze hun fietsen opzij van het bordes. Driekus trok aan de bel en even later deed het huishoudstertje open en net als enkele weken geleden, bloosde ze ook nu toen ze de boerenjongens zag staan. “Wij zijn ontboden bij de barones en hier zijn we dan.“ Ik zal kijken of mevrouw jullie kan
Ge
ontvangen en ruiste in haar gesteven jurkje door de lange gang naar de salon. Het ziet er wel deftig uit liet Frans zich ontvallen. Na enige tijd kwam het dienstertje terug met de mededeling dat mevrouw hen verwachtte en of ze haar maar wilden volgen. De barones zat met de rentmeester van het kasteel, die haar adviseur was, in de salon. Ze stelde zich en de rentmeester aan de jongens voor. “Wij kennen elkaar “ zei deze tegen Driekus. Hij was het die de toneelvereniging van de plattelandsjongeren regisseerde. “Dat was een groot succes meneer die toneelavond, de mensen hebben het er nu nog over. “ De barones schonk zelf de koffie. “Zo, jij wil dus hier komen werken! Ik weet ook de reden waarom Driekus jou bij mij heeft geïntroduceerd. Jij heb net als hij het diploma van de landbouwuniversiteit en wat ik van de graaf en de rentmeester heb begrepen, dat jij in aanmerking komt voor de functie van bedrijfsleider op de boerderij. Ik wil wel even kwijt dat ik het jammer vind dat Driekus er van heeft afgezien, maar ik begrijp het wel. Dus Frans je bent aangenomen!” “Dat is mooi , heel fijn, dank u wel. “ Hij was duidelijk overdonderd en stamelde: ik zal mijn best doen en er iets moois van maken. Frans was even helemaal de kluts kwijt maar werd door Driekus op zijn beide benen gezet “Gefeliciteerd en als je straks werkvolk nodig hebt in de hooibouw, wij komen je helpen. “ “Misschien willen jullie nu met de rentmeester het landgoed en de boerderij bekijken en als jullie terug komen en Frans wil nog steeds op de boerderij wonen en werken, dan drinken we er een glas wijn op.“ Tijdens de rondgang op de boerderij viel Frans van de ene verbazing in de andere. Allemaal nieuwe machines, mooie luxe en werkpaarden.
Ge
Limousine koeien hadden zijn voorkeur op de Hollandse polderkoeien. “Het zijn net kapstokken waar een uier aan hangt “ was zijn mening. Hij hield meer van de koeien bij hem thuis in Limburg; het rood bonte MRIJ vee, en ook zag je daar Limousine koeien. Toen ze het een en ander bekeken hadden en de rentmeester alles duidelijk had uitgelegd liepen ze naar het landhuis waar de barones al op hen wachtte. “Driekus bedankt voor je hulp “ zei Frans ik zal dit nooit vergeten en als je wilt, kom je maar vaak met Teuntje op mijn boerderij een “ bakkie doen, zo noemen jullie dat toch hier? “ “Je begint het al aardig te leren zei Driekus lachend “ “Het is wel goed joh, wij blijven vrienden “ en gaf hem een klap op zijn schouders. De barones was blij met haar nieuwe bedrijfsleider op de boerderij van het landgoed. De huidige, een franse boerenzoon uit de Dordogne piepte van heimwee naar zijn vaderland. De soms hete en droge vlakten in zijn geboortestreek hadden het gewonnen van de mooie maar soms natte polder, maar goed, Frans was er mee gered. “Ik heb begrepen dat Frans en Elise het goed met elkaar kunnen vinden “ zei de barones dus ik zou haar het heugelijke nieuws maar gauw gaan vertellen.“ Maar eerst heffen we het glas op de nieuwe bedrijfsleider. Hier na fietsten ze in een dolle vaart naar de Paardenborgh Hoeve waar Elise na het horen van het grote nieuws dolgelukkig in de armen van Frans viel. Haar grote liefde was nu zo dichtbij. Ook Driekus werd door Elise plat geknuffeld, zachtjes zei ze “Ik heb nu mijn grote liefde, jij had die al met Teuntje.” Jan den Beijer was ook blij voor Frans. Maar stak het niet onder stoelen of banken dat hij blij was dat Driekus op de boerderij bleef.
Ge
De volgende morgen gingen Frans en Elise naar de barones, er was veel te bespreken omtrent het werk op de boerderij en het landgoed. Daarbij was ook de huidige bedrijfsleider; de fransman die maar niet aan de polder kon wennen. Het bleek dat de barones overal haar informatie vandaan had gehaald. Zo bleek dat de vader van Frans er geen bezwaar tegen had dat zijn zoon eerder op het landgoed kwam, zodoende kon de fransman eerder naar zijn geliefde streek gaan. De barones vond dat beter, want iemand hier houden tegen zijn zin vond ze niet goed. Tenslotte had hij haar geholpen toen ze na de dood van haar man, Etiénne du Pardon, heimwee kreeg naar Holland. Hij had haar geholpen om de stoeterij met Arabische paarden te verkopen en van de opbrengst een nieuw leven te beginnen op het landgoed.
Hoofdstuk 11 Frans en Elise zaten met de barones in de salon. Elise zat niet echt op haar gemak. Ze was altijd op de boerderij van Jan den Beijer aan het werk. Wel kwam ze natuurlijk vaak thuis en iedere week was er de repetitie van het zangkoor in het dorp maar daar was geen” deftigheid” bij. De adellijke dame die altijd in deftige kringen verkeerde stelde het boerenmeisje gerust. “Je doet maar gewoon zoals je bent! Ik heb een bloedhekel aan personen die wanneer ze hier zijn, zich anders voordoen dan ze in werkelijkheid zijn. Maar daar prik ik doorheen
Ge
“zei ze triomfantelijk. Dat was voor Elise de ommekeer in haar leven met de barones. Ze was en bleef dat lieve boerenmeisje, dat van een limburgse boerenzoon hield en dat was precies wat de barones wilde: blijf je zelf. Frans wilde weten, wanneer hij aan het werk kon en hoe het met de huisvesting en dergelijke zat. “Je kunt wanneer de bedrijfsleider vertrokken is in het woonhuis achter de boerderij trekken. “ “Ik wil wel zoveel mogelijk van hem horen hoe hij het werk hier doet.“ Je kunt natuurlijk zo vaak als je wilt komen kijken. “Misschien kun je dan bij ons thuis logeren, dan hoef je niet iedere keer naar Limburg te reizen” bedacht Elise. Dat vond Frans ook een goed idee mits haar ouders het ook goed vonden. Deze hadden geen bezwaar en wanneer hij op het landgoed was kon hij logeren in een zolderkamertje in het huis van Fred en Grietje de Groot. Driekus had van Severinus de rentmeester toestemming gekregen om de verbouwing aan de Paardenborgh hoeve te beginnen. Hij had al afspraken gemaakt met aannemer Driek Gorissen uit het dorp. Vandaag was het voor Driekus een drukke dag op de boerderij. Het gewone werk moest gebeuren ,maar ook de aannemer was met zijn werk begonnen. Sleperswagens vol bouwmateriaal hadden bezit genomen van het erf. Met alle beschikbare mensen werden de wagens gelost en konden de sleperspaarden weer naar een volgend karwei. Jan die van een vergadering van de boerenbond kwam, hielp ook mee met het sjouwen van de bouwmaterialen. Neeltje zorgde voor de koffie. Zo was iedereen bij de uitbreiding van de
Ge
koeienstal betrokken. Voordat de koeien weer op stal gingen moest het werk klaar zijn.
Hoofdstuk 12
In het voorjaar was de bedrijfsleider op het landgoed van de barones naar zijn geboorteland vertrokken. Frans, die al de hele winter bij de ouders van Elise logeerde, had zijn intrek genomen in de dienstwoning bij de boerderij. Hij had wat spullen uit Limburg meegenomen om het in te richten. Elise had de gordijnen genaaid. Avonden had ze op de naaimachine van haar moeder zitten naaien. Frans was in deze tijd druk met het voorjaarswerk. Al het land moest bewerkt worden. Dagen was hij aan het werk met de knechten en paarden. Frans kon goedop schieten met zijn knechten al verstonden ze er niet veel van als hij in het Limburgs iets stond uit te leggen, maar dan was er altijd de oude paardenknecht die hem vertelde dat hij nu in Holland was. Frans kon van deze man alles hebben. Toen hij pas op het landgoed was had hij tegen de oude knecht gezegd dat hij er niet over peinsde om hem te zeggen hoe hij moest werken. “Daar ben jij veel beter in dan ik “ had hij gezegd. De man glom van oor tot oor, dat had hij in zijn lange leven nog nooit gehoord. Het spreekt dat hij en Frans vrienden voor het leven waren geworden. Elise fietste naar de koebocht om te gaan melken. Driekus was er met Neeltje al eerder met de brik heen gereden. Nog een week was
Ge
ze op de “Paardenborgh hoeve” dan ging ze trouwen en met Frans op de boerderij van de barones wonen. Onder het fietsen dacht ze aan de tijd op de Paardenborgh was. Als jong meisje, eigenlijk nog een kind dat net van school kwam, was ze door Jan den Beijer gevraagd om Neeltje te helpen die in verwachting was. Al die tijd is ze er gebleven samen met Driekus die ook net van school, op de boerderij kwam werken. Vele uren hadden ze plannen gemaakt voor de toekomst. Hoe anders was het gelopen. Niet Driekus maar Frans was haar grote liefde geworden. Op de Paardenborgh was al een nieuwe meid gekomen zodat Elise alle tijd had om zich met de trouwerij bezig te houden. Er moest nog zoveel gebeuren maar gelukkig hielpen haar ouders en broers mee. De dag van het huwelijk was aangebroken. Frans zijn familie en vrienden uit het dorp waren daags te voren al aangekomen en logeerden in de herberg. Frans zijn ouders logeerden bij de ouders van Elise. Driekus en de zus van Frans waren de ceremoniemeesters en tevens de getuigen. Frans was in de tilburry van de barones, die door Teuntje was versierd, naar het huis van de bruid gereden. In het stralend wit kwam ze hem tegemoed. Even was hij stil, kuste hij haar zachtjes en gaf haar het bruidsboeket dat hij in Limburg had laten maken, dat wilde zijn moeder graag. Het was precies zoals Frans het bedoeld had. Na de plechtigheid in het gemeentehuis en de huwelijksmis in de kerk was er op het landgoed een groot feest. De barones wilde graag dat het feest op haar landgoed zou plaatsvinden zij zou dan zorgen
Ge
voor de aankleding. Dat had ze ook gedaan en hoe! Op het uitgestrekte grasveld stond een grote tent die feestelijk was ingericht. De barones had niet op een gulden gekeken wat bleek uit het feit dat ze een groot aantal Limburgse muzikanten had laten komen. Dit had ze samen met Frans zijn vader geregeld. De stemming zat er dus al vroeg in. Driekus en Teuntje hadden heel wat bij te praten met Frans zijn familie. Ook graaf Frederik van Alewijn tot Landschoten was er met zijn vrouw. Ze kwamen aan het tafeltje van Driekus en Teuntje zitten. Later zou blijken dat hij niet alleen voor het feest was gekomen. “Driekus ik heb gezien hoe jij de Paardenborgh hoeve hebt gemoderniseerd. De stallen zijn opgeknapt en ook de knechten en meiden zijn tevreden, ze melken nu in ruime luchtige stallen. Dit wordt zeer gewaardeerd ook door Jan den Beijer. Ook ik ben onder de indruk van jou kunnen. Ik weet dat je verknocht bent aan boerderij de Paardenborgh. Maar ook dat je interesse hebt in het wel en wee van andere boeren”. “Ja ik vind fijn om anderen te leren wat ik zelf op de landbouw hogeschool heb geleerd en waar de mensen hun voordeel mee kunnen doen. Zodat ze wat gemakkelijker en doelmatiger kunnen boeren.” “Als je graag andere boeren wilt helpen, dan kan ik je daar misschien wel bij helpen.“ “Dat zou wel fijn zijn meneer.” “Kom een deze dagen maar bij me langs dan praten we verder, nu is het feest en Teuntje wil weer met je dansen en o ja als je komt, breng dan Teuntje mee want ook haar gaat het aan!” De graaf vertrok met de gravin naar de barones in de
Ge
grote feesttent. “Wat zou de graaf bedoelen Driekus “het gaat mij ook aan? “ Daar kon hij geen antwoord op geven. Het bleek dat de Limburgse muzikanten wel van toeten en blazen wisten. Op een gegeven ogenblik was het in en buiten de feesttent één grote hospartij. Groot en klein, iedereen vermaakte zich. Dat de Limburgers hun eigen feest nummers hadden waar de Hollanders niets van verstonden maakte niet veel uit, iedereen deinde mee. Op het einde van de avond dankte Frans en Elise alle aanwezigen speciaal noemde hij barones Jaqueline die een groot aandeel in het feest had gehad. Maar die wuifde de lof vriendelijk weg. “Jullie slapen morgen eerst maar uit, daarna zien we wel verder.” Driekus nam zich voor om zo spoedig mogelijk een afspraak te maken met de graaf “Hij deed zo geheimzinnig op de bruiloft van Frans en Elise.”zei Teuntje. Die ochtend zaten Driekus en Teuntje in de werkkamer van de graaf. “Ik zal jullie niet langer in het ongewisse laten. Driekus ik zit met een probleem. Severinus mijn rentmeester heeft te kennen gegeven dat hij een andere baan in Friesland waar hij geboren is, wil aannemen. Na al die jaren hier, verlangt hij toch weer naar zijn geboortestreek. Ik vint dit heel jammer, maar waar vind ik een rentmeester die helemaal thuis is in het Hollandse platteland, die de polder en de mensen kent?” “Ik zou het ook niet zo een twee drie weten.”zei Driekus. Maar hij dacht; waarom moeten Teuntje en ik hier vanmorgen komen? De graaf zag dat Driekus met een probleem worstelde. “Driekus jij bent
Ge
slim en goed in het organiseren. Wanneer een boer hulp nodig heeft, dan weet hij dat hij een luisterend oor vindt en geholpen wordt en om meteen maar met de deur in huis te vallen, zou jij er iets voor voelen om mijn rentmeester te worden? Je heb het nu reuze naar je zin op de Paardenborgh hoeve maar je weet ook dat Dirk Jan straks de boerderij overneemt. Hij werkt nu al veel op het land. “Ja dat klopt, hij helpt mij vaak en dan hebben we het over de overname van de boerderij. Ik weet dat er voor mij geen plaats is en daar hebben we het allebei moeilijk mee. Tenslotte heb ik hem het vak geleerd. Maar hij moet zijn eigen weg gaan”. De graaf had met verbazing naar Driekus geluisterd want hij wist dat de Paardenborgh hoeve zijn leven was. Als jongen, net van de lagere school, was hij er komen werken. “Driekus ik ben blij dat je zo nuchter bent. Dat is voor mij een reden om jou te vragen om mijn rentmeester te worden over de boerderijen en alle landerijen en pachters die bij het kasteel horen. Je moet met mij samen het beheer voeren, maar ook moet je zelfstandig beslissingen kunnen nemen. En waarom ik Teuntje heb gevraagd om hier vanmorgen aanwezig te zijn? Ik weet dat jullie veel van elkaar houden en willen trouwen. Als Driekus besluit om rentmeester te worden dan moet zij er ook in mee gaan. Jullie mogen er natuurlijk over nadenken en eventueel komen we nog een keer bij elkaar. Het is natuurlijk iets anders dan boerenknecht zijn”. Driekus had de graaf aangehoord en had Teuntje een paar keer aangekeken en haar hand vastgehouden. In haar ogen had hij
Ge
gezien, ik ga met je mee, Dat was voor hem genoeg om te zeggen dat hij er wel wat voor voelde voor de functie van rentmeester. De graaf was daar blij mee en liet zijn vrouw roepen om daar het glas op te heffen.
Hoofdstuk 13
Nadat Severinus was vertrokken, konden Driekus en Teuntje het rentmeesterhuis gaan inrichten. Het was een boerderij even buiten het dorp. Op de deel wilde Driekus wat jongvee dat hij voor Jan den Beijer groot zou brengen. Ook waren er paardenstallen. Op het erf liepen kippen en ganzen. Het dichtst bij de boerderij gelegen weiland was voor het jongvee en droge koeien, de verst gelegen percelen waren voor de schapen en voor de hooibouw. Het huis was ruim met een nette kamer en een grote keuken waar de meeste tijd werd doorgebracht, een kantoor voor Driekus en enkele slaapvertrekken. Voor de boerderij een boeren tuin waar Teuntje groenten wilde verbouwen. Opzij van het huis waren de schuren voor hooi en stro en het gerij. Driekus en Teuntje wisten; hier ligt ons geluk. De kamers moesten opnieuw geverfd en behangen worden. Teuntjes moeder en de moeder van Driekus waren voor dit werk gevraagd, wat ze graag deden. Driekus en Teuntje hadden de meubels en gordijnen uitgezocht. Het was nog moeilijk om aan de spullen te komen. Op het platteland was er nog
Ge
niet veel van te merken dat Duitsland van plan was ons land binnen te vallen. Toen het rentmeesterhuis klaar was ,trouwden Driekus en Teuntje . Heel eenvoudig, de tijd was er niet naar om uitbundig feest te vieren. Op het kasteel werd door de graaf het wettelijk huwelijk voltrokken en in de dorpskerk was een plechtige huwelijkmis met drie Heren die door velen uit het dorp werd bijgewoond. Ook de pachtboeren die met Driekus te maken kregen waren in hun beste pak in de kerk aanwezig. Op het erf en in de nog lege schuren was er ‘s avonds een mooi feest. De volgende dag moest er nog het een en ander worden opgeruimd en het cadeau van de graaf en gravin: een schilderij van de Paardenborgh hoeve, worden opgehangen. ”Die hangen we in de woonkamer “ zei Teuntje. De dagen daarna was Driekus druk met het doornemen van alle documenten. Severinus had alles gemerkt en in dozen gedaan. Ook moest er naar een paar goede paarden uit gekeken worden. Want het Friese paard had Severinus meegenomen naar Friesland. “Je neemt hem maar mee had Driekus gezegd. Hij is mij te fel. ik hou het maar bij een Gelders paard “Die was er blij mee, tenslotte had er jaren mee gewerkt. In de wagenschuur van het rentmeesterhuis stonden een tilburry en een kapsjees. Driekus had aan Jan den Beijer gevraagd of hij twee goede paarden te koop wist. Teuntje had aan Klaas de jachtopziener gevraagd om uit te kijken naar een hond die op de boel kon passen als er niemand aanwezig was. Teuntje bleef op het kasteel werken en als Driekus dan op pad was dan kon de hond
Ge
mooi op huis en erf passen had ze bedacht. “Klaas het moet een lieve maar geen sullige hond zijn en ook niet te klein een flinke hond dus.“ Klaas wist toevallig een goede hond voor ze. Op boerderij de Weidehoeve, had de hofhond jongen gekregen. Die hond, een Mechelse herder, was toen het hek per ongeluk openstond “even een frisse neus “gaan halen bij de buurhond een Duitse herder een paar honderd meter verder. Die dacht da’s leuk kenne we samen spelen, wat ook is gebeurd! Teuntje was dolblij toen Klaas met de hond kwam. Hij is een beetje fors en staat nogal hoog op de poten, maar verder is alles goed! Kwispelstaartend kwam hij naar haar toe. Driekus vond wel dat hij bij hen paste. “Hopelijk is hij ook nog waaks “? En met een knipoog naar Driekus, die het zag, zit daar maar niet over in, de laatste inbreker heeft het niet overleefd!” Hij zei het met zo’n ernst in zijn stem dat Teuntje uitriep: “maar dat wil ik niet!” Toen de twee mannen begonnen te lachen snapte ze dat ze in de maling genomen was. “Heb je al een naam bedacht?“ vroeg Driekus. “Ja, het moet een beetje stoer klinken dus ik dacht aan Bram!” Bram kreeg een plekje bij de paarden daar stond zijn mand. Dat hofhonden buiten in een hok op het erf moesten slapen vonden Driekus en Teuntje maar niets. Overdag mocht Bram overal komen ook in huis maar ‘s nachts sliep hij bij de paarden die daar geen bezwaar tegen hadden. Soms kon het gebeuren dat als Driekus in de stal kwam, Bram in een hoekje bij een van de paarden lag. Driekus wist met zijn kennis en omgang met mensen velen voor zich te winnen. Men vertrouwde hem, al hun vragen beantwoordde hij.
Ge
De graaf had hem een zekere vrije hand gegeven, zodat hij zelf meer aandacht aan zijn buitenlandse bedrijven kon geven Graaf Frederik van Alewijn tot Landschoten was meer dan tevreden. Driekus was op een mooie nazomerdag met Klaas Woutersz de jachtopziener en houtvester van het kasteel , op weg naar de percelen wilgen hakhout, de rietlanden en de bossen die bij het kasteel hoorden. Daags te voren hadden Klaas en Driekus afgesproken om er maar een hele dag voor uit te trekken. Nederland was in oorlog met Duitsland en niemand kon voorspellen wat er allemaal nog stond te gebeuren. De berichten die soms in deze omgeving binnen druppelden beloofden niet veel goeds. Daarom besloten Driekus en Klaas om zoveel mogelijk landerijen te inspecteren. De graaf was ook benieuwd naar de wildstand. De laatste winter was soms bar en boos. strenge vorst en zware sneeuwbuien die dagen aanhielden waren niet alleen moeilijk voor de mensen, maar ook voor de vogels en dieren.
Ge
Hoofdstuk 14 De zomer liep op zijn eind toen Driekus en Klaas het kasteel uitliepen voor de jaarlijkse inspectie van de boerenhoeven en landerijen en de griend en rietvelden. Ook moesten ze naar de eendenkooi van Driekus vader, Jacob Houdijker, die de kooi van de graaf pachtte. “ We nemen de roeiboot van de rietsnijders “ zei Klaas die wist waar het ding lag; verscholen achter bossen riet. Ze hadden hem afgedekt met bossen riet zodat hij daar droog lag. Toen Driekus en Klaas langzaam uit het riet voeren kwamen ze weldra op een van de scheisloten in de polder die naar de boerderijen voerde. Dat was voor de mannen makkelijk, ze hoefden maar uit de boot te stappen en stonden bij de boer die ze wilde bezoeken op het erf. Klaas had dit bedacht. Anders moest je soms met de kapwagen een eind omrijden en op deze manier was het gemakkelijk. Bij Gradus Hazekamp van boerderij Kraaienbosch was afgelopen voorjaar de hooiberg afgebrand. Gelukkig was het bij het begin van de hooibouw en was de berg daarom nog maar half vol. Maar goed, de hele berg was verbrand, Gradus wilde daarom van de rentmeester een deel van de pacht gebruiken om een nieuwe hooiberg te laten bouwen. Driekus kon dat wel begrijpen. Nu lag het hooi overal opgeslagen iets wat de brandveiligheid niet ten goede kwam.
Ge
Na over en weer gepraat gaf Driekus de boer een half jaar respijt om zijn pacht te betalen. De boerin zuchtte opgelucht, “Dank u wel meneer de rentmeester, het is een zorg minder.“ “Geen dank mensen, het is een beroerde tijd, hopelijk duurt de oorlog niet lang. “ Klaas en Gradus hadden daar een hard hoofd in. Verder voeren ze met hun roeiboot richting Het Donkere Gat. Een moerasgebied met riet en wilgenpercelen. Onder wegzagen ze patrijzen die hun nesten in de geriefbosjes hadden. Langs de slootkanten in het hoge gras zagen ze hazen die daar hun leger hadden. De mannen werden stil. Alleen het piepen van de roeidollen was hoorbaar. Boven de landerijen zwierven de boerenzwaluwen door de blauwe lucht, hun laatste vluchten voor ze naar warme oorden vlogen om te overwinteren. Ongemerkt waren ze het rietland in gevaren. Vlak bij de schuilhut van de griendwerkers en rietsnijders stapten ze aan wal. Van de schuilhut was een raam gebroken en de deur was scheefgezakt. Die hut stond al jaren in weer en wind op de natte veengrond. Daarom was de boel aan het verzakken. Klaas zou de hut weer in orde maken, zodat hij voor de winter weer tochtvrij was. Ook het potkacheltje dat gestookt werd met griendhakhout moest schoongemaakt worden. De houtvoorraad werd door de rietsnijders aangevuld. De mannen liepen dieper het gebied in en stelden vast dat er veel fazanten en hazen rondliepen. “Voordat we straks verder gaan, moeten we eerst even wat eten” zei Driekus. Terug lopend naar de schuilhut vonden ze een paar houtblokken tegen de zijwand van de hut. “Da’ s een mooi plekkie zei Klaas. “ Driekus vond in zijn trommeltje een paar dikke sneden krentenbrood.
Ge
Terwijl ze zo zaten vroegen ze zich af hoe het in hun leven gelopen was. “Wie had gedacht zei Driekus dat ik vandaag met jou die van stroper, jachtopziener en houtvester werd, hier samen aan de koffie zou zitten en ik boerenknecht, die rentmeester werd. Ik had altijd het gevoel dat ik bedrijfsleider op de Paardenborgh hoeve zou blijven en nu moet ik een kasteel met pachtboeren en landerijen runnen. “We hadden ook nee kunnen zeggen tegen de graaf.” “Dat zou kunnen, de graaf heeft jou en mij de vrije keus gelaten. Ik heb er geen spijt van. Dat stropen heb ik eigenlijk nooit gewild, maar ik ben eigenlijk door de ziekte van mijn Willemijn gedwongen. Het stropen bracht geld in het laatje, daarvan konden we de dokter en de medicijnen betalen. Maar je weet hoe het gelopen is. Als Jan den Beijer mij niet gepakt had, even hield hij stil, dan weet ik niet wat er van mij was terecht gekomen. Je weet hoe het met mijn maat is vergaan, de sluiswachter had hem drijvend tegen de sluisdeuren gevonden: dood.” Het kan raar lopen in iemands leven. Als jongen wilde ik pastoor worden. Dat leek me wel wat en dan later als pastoor in ons dorp komen. “
“Maar toen ik daar in Limburg op school zat en de vrijheid van die boeren zag, kreeg ik heimwee naar de polder hier. Met het dorp, de mensen, die eindeloos lijkende weilanden met de koeien, schapen en paarden. Dat wilde ik ook en zo ben ik als jochie op de Paardenborgh hoeve gekomen, ik ben naar de landbouwuniversiteit gegaan, dat vond de graaf beter voor mij en je ziet het ,wij hebben niets te klagen. Als ik de berichten hoor over wat de Duitsers allemaal uitvreten in de grote steden, dan hoop ik dat wij daar voor gespaard
Ge
blijven, hoewel die Engelse bommenwerpers die je ‘s nachts over hoort vliegen, in Duitsland ook geen snoepgoed laten vallen.” “Driekus, oorlog is smerig en gemeen het is niet te bevatten waarom miljoenen Duitsers achter een waanzinnige idioot aan lopen die zijn eigen mensen de dood in jaagt.” “Ik heb gehoord zei Driekus dat de boeren hier bericht hebben gekregen dat als ze aardappels verbouwen, de helft van de oogst naar de bezetter moet. “ “Maar dat doen ze niet “ zei Klaas geheimzinnig. “Hoe weet jij dat ? “Och ik kom als jachtopziener in de bossen en in het veld en dan zie ik wel eens wat. Hoezo? Voorbij de grote plas ligt in het Donkere Gat een ruig stuk grond met wat houtopslag daar ligt her en der in aardappelkuilen zeker een paar honderd mud verborgen van Gradus Hazekamp en nog een paar boeren.” “Klaas je kan daar haast niet komen zonder te verdwalen, hoe komt Gradus daar dan? “Hij heeft me gevraagd om een plekkie en je weet, ik ken de hele polder als mijn broekzak, dat was het goede aan mijn stroperstijd” grinnikte hij. “ Driekus stond verbaasd, daar was Klaas ondergronds bezig. “Wie weten daar allemaal van? “Niemand, klonk het kort en duidelijk maar ik was al een tijdje van plan om jou in te lichten en jij bent de enige, zelfs Willemijn weet hier niets van . “ “Als ik jou ergens mee kan helpen dan hoor ik dat wel , maar pas je wel goed op je zelf?” Ze zaten samen enige tijd tegen de hut. Het zonnetje kwam al hoger aan de blauwe horizon vlogen de leeuweriken door het luchtruim, vrij
Ge
door niets of iets gestoord. “Was dat ook maar voor de mensen “dacht Driekus. Nadat ze nog een kommetje koffie hadden gedronken stapten ze weer op “Ik zal van de week nog de schuilhut in orde maken Driekus, je weet maar nooit voegde hij er geheimzinnig aan toe. Ze trokken verder de polder in. Enkele boeren waren al aan het sloten geweest. De kanten waren mooi glad afgestoken en het vuil uit de sloot lag op de kant. “Die zijn er vroeg bij zei Driekus in september hebben we pas schouw dus zij zijn niet te laat. Verder voeren ze door de scheisloten richting de eendenkooi die gebruikt werd door Driekus vader. Hier en daar moesten in de kooi wat rietmatten vervangen worden en aan de kleinste vangpijp waren gaten die gerepareerd moesten worden. “Ik zal dat met je vader wel in orde maken zei Klaas.” Driekus was niet ontevreden over wat ze tot nu toe hadden gezien . “We zijn nu bijna bij de “Weijdehoek ‘van Lourensz Blok, die heeft gevraagd of ik eens langs kwam. Nu we toch in de buurt zijn, gaan we maar eens kijken. “We laten de roeiboot hier maar liggen, dat stukkie lopen we wel Driekus. “
Hoofdstuk 15
Vlak bij de boerderij van Laurensz konden ze via een plank over een sloot, op het erf komen. Daar was niemand te zien, dus liepen ze de
Ge
deel maar op. In de keuken, daar zaten de boer en de boerin aan de koffie. “Jullie drinken zeker ook een bakkie mee?” vroeg de boerin. Daar hadden ze wel trek in. Terwijl de boerin de koffie in schonk vroeg Driekus de boer waarover hij hem wilde spreken “Er zijn toch geen moeilijkheden”. ”Nee gelukkig niet meneer de rentmeester. Als je de verhalen hoort van de mensen uit de grote steden die hier wel eens langs komen voor een beetje eten dan ben ik niet gerust op de toekomst. Het schijnt dat de Duitsers in de steden razzia’s op Joden houden. Verleden week kwam hier een oude man en vroeg of ik wat aardappelen kon missen. De man kwam uit het westen helemaal naar hier gelopen met een gammel karretje daar was hij eten mee aan het verzamelen voor vrouw en kinderen. Toen hij hier in de buurt op weg was voor eten, was ze zijn karretje leeggeplunderd! “Door de Duitsers?” “Nee het was zo’n vuile landverrader.” Lourensz werd giftig. “Meneer de rentmeester geloof me of niet, maar ik had zo’n ellendeling de dijk afgeschoten.” “Dat zou ik maar niet doen zei Klaas dan maak je het alleen maar erger. Maar verraders ontspringen de dans niet, dat kun je rustig aan nemen. Als de oorlog voorbij is, begint het voor hen pas! ” Iedereen in de keuken keek Klaas aan. “Willen jullie nog een bakkie vroeg de boerin “ “Ja dat is goed zei Driekus en dan kan jij mij vertellen wat je wilde vragen Lourensz.” ”Nou het is zo, hier achter de koeienstal loopt een sloot maar als ik de koeien moet verkampen moet ik een heel eind omlopen. Als ik nu in die sloot een dam mag maken, dan scheelt het mij heel wat tijd”.
Ge
“Het klinkt logisch, zei Driekus maar ik moet het met de dijkgraaf overleggen. Zo te zien moet het geen probleem zijn maar waarom leg je geen brede brug van bielzen, daar heb je mijn toestemming al voor. “De boer vond dit ook een goede oplossing de boerin kon wel met haar man mee gaan en stelde voor om er maar vast een borrel op te nemen. Aan de keukentafel zaten twee knechten, “Drinken jullie ook een borrel mee”? vroeg de boerin. “Nou graag mevrouw “ Driekus keek verbaasd naar de boer maar die had de blik van de rentmeester al gezien. “Ja, het zijn geen boerenknechten zoals wij die hier in de polder kennen en ik zal het maar meteen duidelijk zeggen om dat ik je vertrouw Driekus, Het zijn onderduikers die met het verzet een munitie trein hebben laten ontsporen, die prompt in de fik is gevlogen. Nu helpen ze hier op de boerderij met allerlei klussen. “We hebben ook melken geleerd en dat gaat goed hé meneer Woutersz? “Meneer Woutersz, wat is dit allemaal vroeg Driekus “ “Och, ik ben ze tegen gekomen toen ze opzoek waren naar werk, En heb ze toen naar hier gebracht en ja, ik heb ze melken geleerd.” Driekus zat met verbazing te luisteren. Hier was het verzet in actie . De aardappel kuilen in het bos achter het Donkere Gat, de interesse die Klaas had om de schuilhut repareren, hij begon het te begrijpen. Even was het stil. “Ik zal je alles maar vertellen Driekus omdat jij er misschien ook nog eens mee te maken zou kunnen krijgen met het verzet hier in de polder. Ja je hoort het goed hier zijn nu twee onderduikers maar er zijn meer boeren die hun medemens in nood helpen. Het zal duidelijk
Ge
zijn dat alles in het diepste geheim gebeurd.” Driekus kreeg met de minuut meer ontzag voor Klaas. “Ik vind het prachtig wat je doet, maar wees wel voorzichtig en als ik jullie kan helpen dan hoor ik dat wel. “Dat dachten wij ook zeiden Klaas en Lourensz vandaar dat we jou hebben ingelicht. Het was al ruim een eind in de middag dat Klaas en Driekus op huis aan gingen. “We moeten effe doorroeien Driekus anders zit Willemijn straks met de piepers te wachten. Het is een lief vrouwtje, maar met het eten móet ik thuis wezen.” “Ja Teuntje houd ook niet van wachten, maar we nemen de kortste weg Klaas nog twee sloten uit varen, ik denk met een klein half uurtje thuis te zijn. “
Hoofdstuk 16 De zomer liep nu echt op zijn einde met of en toe nog een paar zonnige dagen maar geleidelijk kwam de herfst nabij. Hier en daar waren de boeren aan het sloten. Met de baggerbeugel werd de zware bagger op de kant gegooid. Dat vereiste wel enige handigheid. Driekus had gezien dat Frans op het landgoed van de barones ook druk was met het sloten. Over een week was er de schouw van het hoogheemraadschap. Daar was Driekus als rentmeester van het kasteel ook bij betrokken Van uit de verte zag hij dat Frans drie man aan het werk had “zeker daggelders “dacht hij. Driekus was al geruime tijd van plan om de
Ge
barones te bezoeken het landgoed hoorde ook bij het kasteel en als rentmeester moest hij informeren of als goed ging met de boerderij de landerijen en het vee. Maar Frans had nooit problemen alles groeide en bloeide dat het een lieve lust was. Teuntje had op het kasteel met de gravin de lijst met gasten die over enige tijd aan de jacht zouden deelnemen doorgenomen.”Het zijn er niet zoveel als andere jaren mevrouw.” Ik denk dat sommige te oud zijn om door het veld te lopen en vergeet niet dat het in deze tijd het met een geweer rondlopen ook riskant is en zeker als er geschoten word. In het dorp waren wel wat soldaten gelegerd, maar die waren niet zo fanatiek. Thuis hadden die vrouw en kinderen achter gelaten en sommige waren uit hun boerderijen weggehaald om in de oorlog mee te vechten maar daar hadden ze niet zo’n trek in. Dat was wel eens duidelijk te merken: vluchtelingen werden ongemoeid gelaten. Ja zelfs werden ze er op gewezen waar ze eten konden krijgen, wel allemaal in het diepste geheim want het was riskant als ze betrapt werden dan had men geen medelijden met ze. Hoewel die soldaten slechte schutters waren, dom waren ze zeker niet. Driekus liep die morgen de dijk af naar het landgoed aan de grote rivier. Wat hem opviel waren de daggelders die de voerbieten aan het rooien waren. Van wegen de vele regens van de laatste tijd, kon er niet machinaal gerooid worden, de paarden zakten met hun grote hoeven in de natte grond weg. Frans had een aantal daggelders uit het dorp gevraagd te helpen om met riek en kruiwagen de bieten van het land te halen. Dat wilden ze wel graag op het eind van de herfst was er niet veel werk te vinden.
Ge
Maar toen Driekus op het erf kwam viel het hem op dat er daggelders in de grote schuur rond liepen die hij in het dorp nog nooit gezien had. Frans was blij dat hij zijn oude studiemakker weer zag. Gaan we eerst even binnen kijken of Elise nog koffie heeft? Daar zeg ik geen nee tegen. Het is ’s morgens al wat frisser aan het worden. Verleden week hebben we hier al een beetje nachtvorst gehad hé Elise. De schapen hier achter liepen door wit bevroren gras. Ja mensen, we gaan zachtjes naar de winter. Maar wat ik jou wilde vragen, die arbeiders die je in de bietenoogst hebt, zijn niet allemaal streekgenoten? “Klopt, er zijn er vijf die zijn opgepakt toen ze een schuilplaats zochten. Door Heinrich, de commandant van de Duitsers die in de dorpsschool zijn gelegerd, heeft ze naar mij, dat wil zeggen, de barones gestuurd. Ze kent Heinrich, waar van, dat moet je mij niet vragen. Ik moet ze zo onopvallend mogelijk aan het werk zetten. Ze hebben niet zo veel met het boerenwerk er is een dokter bij een notaris, maar ook een metselaar en een politieagent, het is een bont gezelschap. Maar hoe komen ze hier vroeg Driekus. “Ja dat is een heel verhaal ik weet niet, hoeveel tijd je heb? Maar eerst nog een bakkie. Elise heeft nog genoeg ze moet ook nog koffie en brood naar de mannen in de schuur brengen. Je vroeg hoe die mensen hier op de boerderij zijn gekomen? Ze zijn de rivier hier, met een roeiboot en hij wees door het keukenraam waar de rivier in het vale zonlicht voorbij stroomde, op een nacht overgestoken. Zoals je ziet is de rivier rustig, maar het kan ook anders . Bij storm en regen is het soms knap ruig op het water . In
Ge
die bewuste nacht zijn ze dus overgestoken. De rivier was vrij rustig het waaide wel. Maar toen ze halverwege waren draaide de wind en wakkerde aan. De stroming werd sterker en op een gegeven ogenblik, ze waren bijna aan de kant, is de roeiboot omgeslagen. Vijf van de zeven hebben het gered twee niet die zijn door de stroming weggedreven. Die vijf mannen zijn op de kant geklommen en door een patrouille van Heinrich zijn ze gevonden en meegenomen, met veel misbaar heb ik begrepen. De commandant vertelde ze dat ze gevangen genomen waren en naar de kazerne werden gebracht in afwachting van hun proces. Wat een schoft siste Driekus. Nee joh, hij moest zo wel optreden, want je wist maar nooit of er een verrader rond liep. Die schurken lopen het liefst in het holst van de nacht over straat. In de kazerne sprak hij op een heel andere toon. De vluchtelingen kregen droge kleren en een bak koffie. Even later werden ze in een overval wagen van uit de kazerne door de stikdonkere polder hier naar het landgoed gebracht. En wist de barones hier van? Ja hier logeren ze op de zolderkamertjes en overdag werken ze bij mij. Die Heinrich, wat is dat voor een man? Voordat de oorlog begon was hij boer en burgemeester van een klein dorp in het zuiden van Duitsland. Hij was het daar ook niet met alles eens wat die snor in Berlijn uit kraamde. Hij schijnt toen een keer zoveel commentaar op zijn meerdere geleverd te hebben dat hij in het leger moest. Om zijn organisatietalent werd hij commandant van de hier in het dorpsschooltje gevestigde kazerne. Waren die andere Duitsers allemaal zo als hun commandant ?Ik bedoel, deelden ze zijn mening. De meeste wel, een paar niet maar
Ge
die werden door Heinrich te verstaan te geven dat ze beter net als hij, de bevolking in deze streek die niet om deze oorlog gevraagd hadden, maar er wel moesten onderlijden, als mens te behandelen. Uiterlijk moesten ze zich wel met grauwen snauwen handhaven. Dat is beter, want een verrader slaapt nooit, onthoud dat goed jongens.” had hij gezegd . “Hoe is het gekomen dat die Duitse commandant zo geworden is , er moet iets gebeurd zijn ?” “Dat is een triest verhaal Driekus. Halverwege de oorlog is dat kleine stadje waar hij woonde voor meer dan de helft vernietigd door een bombardement. Zijn boerderij, want behalve burgemeester ,was hij ook boer, is vernietigd. Ook zijn vrouw en drie kinderen zijn omgekomen. Ook zijn vee, niets is gespaard . Alles was hij kwijt. Dat bericht werd hem hier door een koerier overhandigd . Hij is naar de begrafenis geweest van zijn vrouw en twee van kinderen, de derde is nooit gevonden . Na de begrafenis werd hem medegedeeld dat hij weer naar zijn post in Holland moest, het land had hem nodig. In de oorlog tellen menselijke gevoelens en emoties niet . Heinrich is toen enkele weken later op een avond bij de barones geweest. onder het mom van dat er wel eens onderduikers zouden zijn. Hij heeft daar als een kind zijn verdriet uitgeschreeuwd . De barones vertelde mij dat ze hem alleen maar haar hand op zijn schouder heeft gelegd en hem laten uit huilen.
Ge
Na een paar uur vertelde ze was hij wat gekalmeerd. Wat er toen die avond tussen de barones en Heinrich is besproken is nooit naar buiten gekomen. Zodoende krijg ik vaak “daggelders”op de boerderij en de barones betaald ze zelf uit! Het is nog een hele toer om een notaris aan het melken te krijgen en een ondergedoken pastoor de grup uit te laten mesten, maar goed het lukt heel aardig al zeg ik het zelf. Soms helpen ze Elise in het huishouden zo is er momenteel een joodse vrouw die haar helpt. “ “Wat die Duitse commandant doet is insubordinatie, verzet tegen de legerleiding, krijg hij daar geen problemen mee? vroeg Driekus. Ik moet er niet aan denken als het uitlekt want dat heeft hij niet verdiend. “ “Buiten de kazerne grauwen en snauwen tegen iedereen in het dorp . Op patrouilles doen ze ‘invallen” in huizen en boerderijen. Heinrich is slim , geen landverrader zou die “andere Heinrich “herkennen.” Driekus had ademloos zitten luisteren . Er was toch nog een andere Duitser en die zit hier in het dorp in het schooltje waar ze hun kazerne hebben ingericht. Dat er geen les gegeven kon worden vonden de kinderen niet zo erg. Maar na een jaar konden ze in het koetshuis van het kasteel weer naar school. De koetsen waren uit voorzorg al elders in de polder gestald evenals twee van de drie paarden. In de winter moest een grote kachel de ruimte warm houden. Teuntje die op het kasteel werkte moest ‘s morgens de kachel aan maken een koude klus. Voor de kinderen zat er toch nog een plezierige kant aan, omdat het hele koetshuis niet verwarmd kon worden was er een gedeelte afgeschermd met houten schotten . Zo konden er maar in twee klassen les gegeven worden. De andere
Ge
kinderen van de school moeten dan thuis wachten wanneer zij aan de beurt waren. Zo konden toch nog alle kinderen naar school.
Hoofdstuk 17
Het leven ging voort ook voor Driekus en Teuntje. Als rentmeester had Driekus te maken met de boeren die zonder knecht kwamen te zitten omdat boerenzoons en jonge daggelders opgeroepen werden om in Duitsland te gaan werken. Daar was een groot gebrek aan fabrieksarbeiders in de wapenindustrie. Hitler had zijn eigen volk de oorlog in gejaagd. Driekus hielp zo goed hij kon. Klaas Woutersz zocht onderduikers die boerenwerk konden doen. Driekus bracht ze dan naar de boeren die zonder hulp zaten. Berichten voor het verzet kwamen van de groep in de stad anderzijds werden zij voorzien van radioberichten uit Engeland en waar ze gedropte munitie etc. konden vinden . De communicatie verliep via de mollen in het land van de Buyserdhoeve. Die werden gevangen door Krijn de mol. Dit was niet zijn eigen naam, bij de doop kreeg hij de naam Reinderd mee maar iedere boer kende hem als Krijn de mol. Wanneer hij niet achter de mollen aan zat, werkte hij als daggelder . Vooral in de oogsttijd was hij zeer gewild niet om dat hij twee keer zoveel hooi op zijn vork nam, Maar hij was altijd vriendelijk en nooit chagrijnig, hij kon met iedereen opschieten. Maar hij was ook slim en kon niet tegen onrecht .
Ge
Krijn had bedacht dat je in de gaten van de molshopen iets kon verbergen. Op hoog gelegen plekken had je zo maar een diep gat van een halve meter. Krijn was met zijn plan naar Klaas gegaan en die zag er wel wat in. Het was safe, niemand ging in een molshoop zitten peuren of er iets in zat. Een mollenvanger was niet interessant voor de Duitsers. Van Krijn zijn plan wist alleen Klaas en iemand van de verzetsgroep uit de stad . Krijn had zijn plan als volgt uitgewerkt, Op het stuk land had hij aan het begin en het einde kleine essen stokken in de grond gezet, zo had hij vakken gemaakt. De eerste rij rechts, was voor het verzet uit de stad en links voor de verzetsgroep uit het dorp . Krijn kreeg zijn spullen o.a persoonsbewijze , bonkaarten etc. die hij met grote nauwkeurigheid in de molshopen stopte. Om het terug vinden wat eenvoudiger te maken had hij een eikenblad met een twijgje aan de rechterkant van de molshoop gestoken. Zo konden de belanghebbenden de voor hen bestemde informatie uit de grond halen. En niemand had in de gaten dat er soms bij een molshoop het gras wat los lag. Mollen graven ook vaak net onder het grasoppervlak, onder sommige plaggen was, goed in gepakt, munitie en wapens verstopt . Nu de oorlog in een beslissende fase was gekomen werden sommige groepen Duitsers gewelddadiger. Hierdoor kwamen steeds vaker onderduikers en vluchtelingen naar de polder waar ze door dorpelingen en boeren werden opgevangen en verzorgd dit vaak met gevaar voor eigen leven.
Ge
Ook Driekus en Teuntje hadden vluchtelingen in huis. Ze waren door toeval door Driekus gevonden. Het was voor veel boeren moeilijk om de pacht te betalen. Driekus was op de hoogte van het probleem en had afgesproken met boer Hazekamp van het Kraaienbosch. Een boerderij waar men diep in de zorgen zat . En de problemen waren niet misselijk; de melk konden ze niet verkopen, een paard was gevorderd dus werken op het land ging niet, daar zijn hier twee paarden voor nodig. Tot overmaat van ramp waren uit het weiland een aantal pinken gestolen door rondtrekkende Duitsers. Het was ver in de herfst toen Driekus met de tilbury het erf van de boerderij opreed. Hij bond het paard aan een ring in de stalmuur en gooide een deken over het dier. “Ik ben zo terug jong” zei hij tegen het paard. De knecht had het paard later toch maar op stal gezet. In de stal was geen volk aanwezig er stonden wat koeien die zich tegoed deden aan het geurige hooi. Driekus liep naar de keuken waar behalve Gradus, nog een paar boeren zaten die met de zelfde problemen te maken hadden. “Ik heb er nog een paar boeren bijgehaald” Het was een somber gestemd gezelschap. Sommigen zaten stil voor zich uit te staren. Andere wensten de Duitsers niet veel goeds toe. ”Wilt u koffie meneer de rentmeester? “ vroeg de boerin die voor de zoveelste keer heet water op de koffieprut goot. Doordat het maalsel al verschillende keren was opgegoten was het een slab bakkie maar
Ge
Driekus nam het met beide handen aan. De boerin keek hem verdrietig aan, het was bijna het laatste. De kruidenier in het dorp had al lange tijd geen voorraad. In de arme gezinnen maakten ze koffie van gebrande witlofwortelen en zolang het maar goed warm was, viel het te drinken. Toen Driekus de koffie op had vroeg hij wat de boeren te vertellen hadden. Ze zeiden dat ze moeilijk de pacht konden betalen . Aardappelen en graan konden ze niet verkopen dus hadden ze geen geld. En als ze niet opletten dan vorderden de Duitsers hun oogst . Daarom was die in het geheim verborgen . Een boer vertelde en liep daarbij rood aan “Verleden week kwamen een paar kerels die wilden kaas en aardappelen kopen en ze boden een goede prijs. Maar toen een van hen vertelde dat hij in de stad het driedubbele kon vragen, aan mensen die het natuurlijk niet konden betalen . Ik werd woest. Ik heb hem het erf afgetrapt en de knecht heeft er een op zijn bek getimmerd!” ”Ja zei Driekus van die praktijken heb ik gehoord. Maar ik begrijp dat jullie bijna geen inkomsten hebben en het daarom moeilijk wordt om de hele pacht te betalen voor het einde van dit jaar “. Na dat iedereen vertelde wat hij dan wel kon betalen zei Driekus dat hij met de graaf het probleem had besproken. Die wilde de pachtboeren tegemoet komen door de helft aan pacht te innen zolang de oorlog duurde en waarvan iedereen hoopte dat hij gauw voorbij zou zijn . Wel stelde de graaf dat de boeren arme mensen in het dorp en de vluchtelingen die op zoek waren naar voedsel en onderdak, gratis eten en onderdak gaven. Daar waren de boeren het mee eens en ze
Ge
bedankte de rentmeester voor de hulp. “Mensen, ik doe gewoon mijn werk . Ik ben ooit boerenknecht geweest en dus weet ik alles van het boerenleven. “Met een zorg minder gingen de boeren weer naar huis.
Hoofdstuk 18
Ongemerkt was de ochtend al bijna voorbij. De boerin vroeg aan Driekus of hij mee bleef eten. Dat wilde hij wel, hij was vanmorgen vroeg op pad gegaan en kreeg nu toch wel honger. Later dan de bedoeling was ging hij weer naar huis. De knecht had het paard voor de tilburry gespannen Je kon merken dat het al vroeger donker werd . Driekus ging daarom maar binnendoor over een klein dijkje. Er was bijna niemand meer op de weg en dus kon hij flink opschieten. Hij zette het paard aan tot een draf. Voorbij schoven de bomen langs de weg. De meeste hadden hun bladeren al laten vallen. Nog even en dan aan het einde van de dijk, voorbij een geriefbosje en dan een landweggetje op en hij was bijna thuis. “Teuntje zal wel denken waar blijft hij.” Maar zij was het wel gewend dat hij niet altijd op tijd thuis kon zijn. De Gelderse merrie had er goed de gang in toen Driekus in het geriefbosje meende iemand te zien die iets tegen zich aan hield. Door de lichte regenvlagen kon hij het niet goed zien. Hij hield het paard stil en sprong van de wagen. Over een greppel springend zag hij dat het een man was die een bundeltje kleren tegen zich aan hield. “Wat doet u hier vroeg Driekus ?”
Ge
De man die met angstogen tegen een boom stond om zo een beetje uit de regen te blijven zei dat hij gevlucht was en op zoek was naar eten. Een eindje verder lag een gammele kinderwagen met wat lege tassen er in. Heb je geen eten? ”Ik had het wel maar dat is even geleden geroofd en nu heb ik geen eten voor mijn kleine meisje.” ”Meisje ?” vroeg Driekus Toen liet de man zien wat er onder een oude jas verborgen zat: een baby van enkele maanden oud. “Ik moet eten voor haar hebben” en keek Driekus hoopvol aan. Deze moest een paar keer slikken en wenste de schoften die de man zijn wagentje hadden leeggeroofd, regelrecht de hel in en hij hoopte ze nooit tegen te komen! Weer tot zichzelf gekomen zei hij dat de man en zijn kind mee naar zijn huis moesten want daar was warmte en eten. Voorzichtig hielp hij de man en het kind in de tilburry. Achterin zaten ze onder een paardendeken enigszins beschut . Zwijgend zette Driekus het paard in beweging. In een flinke draf ging het naar het rentmeesterhuis. Even later kwam een fietser hen tegemoet . Driekus zag door de regenvlagen dat het Klaas Woutersz de jachtopziener was en vertelde in enkele zinnen wat hij in de wagen had. Klaas knikte “Ik zorg dat die kinderwagen bij jou komt.” Verder ging Driekus. In de verte zag hij zijn huis opdoemen. De avond was al gevallen, maar hij had geen zin om de lantaarns op de wagen aan te steken. Ik ben zo thuis dacht hij en ze horen me wel aankomen. Even later reed hij het erf op waar Teuntje in de deeldeur op hem stond te wachten. In enkele woorden vertelde hij wat hij beleefd had. “Neem jij die mensen mee naar binnen? Dan zet ik het paard op stal.
Ge
“Zo jongen hier sta je weer veilig en warm, je krijgt een extra scheppie haver, nog een paar wortels en een pluk hooi dan kan je er vannacht weer tegen “ zei hij tegen het dier. Vlug liep hij naar binnen. In de keuken had Teuntje de man een kop koffie en een dikke snee brood gegeven. De kleine lag tussen wat kussens in de bank . Teuntje begon het een en ander te regelen zoals ze dat vroeger ook voor haar broertjes deed. “De kleine moet natuurlijk ook eten, maar ik heb geen flesje.” In mijn jaszak zit een flesje. Ik heb dat bij me gehouden anders was ik dat ook kwijtgeraakt. “ Hoezo kwijtgeraakt ? “ vroeg Teuntje. In het kort vertelde Driekus wat de man en het kind was overkomen. “Vuile schoften” siste ze, laat ik ze hier niet zien want dan fluister ik Bram wat in zijn oor! “ Driekus hoopte dat die kerels voor hun eigen veiligheid zich hier nooit lieten zien. Hoewel Bram een rustige herdershond was, voor Teuntje ging hij door roeien en ruiten. De hond die zijn naam hoorde liep kwispelend naar Teuntje die hem vertelde dat hij op het kleine meisje moest passen. Even later lag hij met zijn kop op zijn voorpoten voor de bank, waar het kind lag te slapen. Nadat de man gegeten en gedronken had en zich bij de kachel had gewarmd, vertelde hij hoe hij hier in de polder terecht was gekomen. “Ik kom uit de buurt van Rotterdam. Voor de oorlog hadden wij ,mijn vrouw en onze kinderen een normaal leven. Maar de oorlog heeft ons leven verwoest, letterlijk. Een tijd terug waren er talloze razzia’s door de moffen. Ze gingen daarbij als beesten te keer. Mensen werden uit
Ge
hun huizen gehaald en in overvalwagens afgevoerd. Om nooit meer terug te keren zoals nu wel duidelijk is.” “Die bewuste dag was ik naar mensen buiten ons dorp gegaan om er onze baby te brengen. Het leven was voor ons onzeker geworden. Toen ik ’s avonds terug kwam was de voordeur ingetrapt en het huis leeg. Mijn vrouw en onze oudste dochter waren weggehaald. Waar naar toe ? Ik weet het niet “, snikte de man en de tranen liepen over zijn wangen. “ Ik ben mijn vrouw en kind kwijt. Ik heb wat spullen in de kinderwagen meegenomen en ben met de baby gevlucht. Onderweg heb ik wat eten bij elkaar gescharreld en melk voor de kleine. Ik wilde zover mogelijk van de grote steden en hoopten op het platteland rust en eten te vinden. Maar dat was ijdele hoop! Toen we gisteren hier in de buurt waren, werd de kinderwagen leeggeroofd door een stel mannen in lange jassen met geweren. “ “Vuile landverraders” siste Driekus. “We hebben vandaag de hele dag gelopen , het motregende we werden koud en nat. De baby had ik onder mijn jas gestopt zodat ze een beetje warm bleef. We stonden te schuilen tot u ons vond. Kleine Esther is alles wat ik nog hebt. “ En weer liepen de tranen over zijn gezicht. Driekus en Teuntje hadden het er ook moeilijk mee. “Hier zijn jullie veilig” zei Teuntje.” We hebben hier een kamertje waar jullie kunnen slapen. Morgen ga ik naar mijn moeder die heeft nog een ledikantje en een box in huis toen wij klein waren .” “We moeten alles in het geheim regelen. Ik zal Krijn de mol vragen of hij de spullen naar hier kan brengen. Hij kan ook aan babyvoeding
Ge
komen, die man kan werkelijk alles regelen en je ziet hem haast nooit.” “Ik weet niet hoe ik jullie moet bedanken” zei de man. “Dat hoef niet zei Teuntje heftig. En nu ga ik wat te drinken maken voor de baby.”. “Voorlopig blijven jullie hier in huis ondertussen zal ik kijken of ik werk voor je kan vinden bij een van de boeren, het zal niet veel zijn, maar dan heb je wat om handen, zei Driekus. Klaas Woutersz die door Driekus was ingelicht had hier en daar inlichtingen ingewonnen over de brute overval. Het bleek dat Krijn de mol iemand had gesproken die op de bewuste dag enkele mannen had gezien die zich verdacht gedroegen. Ze liepen met tassen nogal haastig naar het dorp. Ook had hij een boer gesproken die met een kar aardappelen van zijn land kwam en in de verte geschreeuw had gehoord. Inmiddels wist Klaas waar en van wie het geluid afkomstig was! Enkele weken later kwam de verzetsgroep bij elkaar in de schuilhut die verscholen in het griend lag. In de hut waren twee onderduikers en een gewonde piloot. Gelukkig was deze zover opgeknapt dat hij in staat was om verder vervoerd te worden. Met uiteindelijk doel : Engeland, bij zijn vrouw en dochtertje. Ook zouden ze de landverraders die een groot gevaar werden, een “ lesje” leren. Hele dagen werkte de joodse man op de boerderij. In die veilige omgeving kreeg hij weer een beetje vertrouwen in de toekomst. Esther groeide op bij Teuntje en Driekus. Het rentmeesterhuis lag wat achteraf. De weg liep met een bocht voor de boerderij langs. In het huis had je een goed zicht op voorbijgangers.
Ge
Het was die dag mooi weer en Teuntje had de kleine in de kinderwagen op het grasveld naast het huis gezet. Esther lag eerst te kraaien naar een merel die in de perenboom zat te fluiten maar al gauw viel ze in slaap. Teuntje die druk doende was in de keuken keek even naar buiten of alles nog goed was. Toen sloeg de angst haar om het hart. Daar op de weg liep een man met een gluiperig gezicht. Langzaam liep hij voorbij, daarbij loerend naar het huis. Toen hij de kinderwagen ontdekte bleef hij stil staan. Blijkbaar was hij nieuwsgierig naar hetgeen er in de wagen lag. Hij had nog nooit gezien dat hier in huis een kind was! De wagen had Teuntje uit de wind gezet en daardoor kon je van de weg niet zien wat er in lag. De man wilde weten wat er hier in dit rentmeesterhuis afspeelde . Deze informatie kon hij weer “verkopen. “ Rusteloos bleef hij heen en weer drentelen, hij durfde niet zomaar over het hekje te stappen . Enkele meters van dit alles lag Bram in het hoge gras onder een boom te slapen. Althans die indruk gaf hij. Maar niets van dit alles. Doodstil plat op de grond liggend lag hij met half gesloten ogen naar de man te kijken. Zijn instinct vertelde hem dat de situatie voor de baby niet goed was. Zijn rugharen stonden overeind. Langzaam kroop hij onhoorbaar door het hoge gras achter een laag bramenhegje. Vanaf de weg was hij niet te zien. De man dacht dat niemand hem zag, hij moest weten wat er in die kinderwagen lag. Even later zette hij zijn ene been over het hekje het andere been volgde. Teuntje stond met kloppend hart achter de gordijnen van Driekus kantoor te kijken. Als de man zou zien dat er een joods meisje in de wagen lag, dan vreesde ze het ergste. Moest ze de man wegjagen? Dat zou opvallen. Huilend keek ze toe. Toen
Ge
flitste er iets bruins over de bramenheg naar de man bij het hek
.
Bram stond met blikkerende tanden en zijn hele lijf gespannen grommend voor de man die probeerde weg te komen. Hij maakte daarbij een grote fout door tegen het dier te trappen. Woest beet die de man in zijn been, die schreeuwend van pijn op de grond viel. Op dat moment vloog Teuntje naar buiten, om Bram het commando “los “te geven. “Wat moet je in mijn tuin”? schreeuwde ze. Heb je nog nooit een kinderwagen gezien? Ja, het is mijn kind en nou weg wezen voor dat de hond je helpt!! Trillend zag ze hoe de man tierend en scheldend weg hinkte. In zijn rechter been zat een behoorlijke beet. Naar een dokter hoefde hij niet te gaan want daarna was hij zijn leven niet zeker. Het voorval zou bekend worden in het dorp en …..bij de verzetsgroep. Enkele weken later vertelde een vrouw uit het naburige dorp aan de boerin van “De Hazenkamp.” Dat er een man was begraven die door een dolle hond was aangevallen. Teuntje trok wit weg toen ze dat hoorde. De dood van die man had ze nooit gewild. Enkele dagen later was Driekus bij een boer waar ook de verzetsgroep zat. De commandant vertelde wie die man was. En wat hij gedaan had voor de Duitsers en dat loog er niet om. Door zijn “snuffelwerk” waren tientallen mensen in treinen afgevoerd naar concentratiekampen. Van die mensen is tot op heden niets bekend. Je kunt wel raden wat er met die stumpers is gebeurd, zei er iemand. Nadat de verrader door de herdershond was gebeten, is hij naar het dorp even verder op gelopen, daar kwam hij ook vandaan, door die
Ge
beet kreeg hij een infectie, maar omdat hij geen dokter wilde, is dat fataal voor hem geworden. Driekus begreep dat hij en Teuntje en de kleine Esther dankzij de “dolle”hond, bewaard zijn gebleven voor een groot onheil. Toen hij ’s avonds thuis kwam aaide hij Bram over zijn kop en fluisterde “Braaf beest”! Niemand had in de gaten wat hij daarmee bedoelde.
Hoofdstuk 19.
Driekus wilde dit voorjaar wat kalveren en pinken van Jan den Beijer kopen. Samen met een paar zoogkoeien konden die het gras kort houden.De andere percelen weiland wilde hij bestemmen voor hooibouw. Ook al was hij rentmeester, in zijn hart bleef hij boerenknecht. Teuntje zorgde dan als hij op pad was, voor de beesten: de koeien en de paarden en ook vergat ze de ganzen en kippen niet. Bram de hond maakte zijn gebruikelijke rondjes door de polder. Wanneer Teuntje de gravin moest helpen, zorgde hij voor huis en haard. Op een mooie lentedag bracht de knecht van de Paardenborgh hoeve de beesten die Driekus gekocht had. Het viel nog niet mee om de
Ge
dartele dieren in de stal te krijgen. Maar toen Bram zich er mee bemoeide,waren ze in de kortste keren waar ze zijn moesten. In de stal kregen ze hooi voorgeschoven. Wanneer ze wat gewend waren, mochten ze naar buiten naar het groene gras. Het leven in het dorp ging zo goed en zo kwaad mogelijk verder Op het platteland was nog wel aan voedsel te komen. De oudere kinderen in de gezinnen werden er op uitgestuurd om hout voor de kachel te zoeken. Bij de boeren was nog wel wat hakhout uit de geriefbosjes te krijgen. De de jeugd hielp met het rooien van de aardappelen. De paarden die de rooimachines moesten trekken waren gevorderd door de Duitsers. Ondanks deze beperkingen konden de boeren toch nog wat verbouwen. Het graan kwam via omwegen toch nog bij de molenaar en later bij de bakker. Maar de mensen snakten naar het moment dat ze weer vrij zouden zijn. De berichten die binnen kwamen bij de verzetsgroep waren van hoop. Het leek wel of de compagnie Duitsers in de dorpsschool alle hoop op een overwinning verloren hadden, zij wel. In de steden leek het wel of ze in paniek waren. Te pas en te onpas werden er razzia’s gehouden onder de bevolking. De commandant in het dorp kon zijn manschappen in het gareel houden. De meesten hadden geen zin om moeilijkheden te veroorzaken. Echter twee,waren en bleven fanatiek. Soms waren ze in de stad te vinden waar ze met de daar aanwezige soldaten optrokken. Maar Heirich hield ze wel in de gaten. Op het landgoed van de barones had Frans enkele mensen aan het werk gezet in de varkensstal .
Ge
Driekus was op weg naar de barones. Als rentmeester kwam hij daar wel vaker. Omdat het mooi weer was had hij het paard genomen. “Dat schiet beter op” had hij tegen Teuntje gezegd. Hij zette het paard vast aan een ring in de muur. Hij groette de mensen die de mest op de hoop reden. Op dat moment kwam een Duitse legerwagen aanrijden. De Duitsers keken naar de bedrijvigheid op het erf. Langzaam reden ze verder. Wat moeten die nou weer hier dacht Driekus en liep het landhuis binnen waar de barones en Frans in gesprek waren. “Dat is leuk dat u even langs kom “zei de barones. “Hoe is het met de boerenarbeiders”? vroeg Driekus. De barones en Frans wisten wat hij bedoelde. “Op dit moment is het rustig zei Frans . We hebben twee Engelse piloten die een maand geleden uit hun brandende bommenwerper zijn gesprongen. Ze waren op de terugtocht! Ze hadden enkel wat builen en schrammen. We zijn bezig om ze een dezer dagen naar België te krijgen. Vandaar is het gemakkelijker om in Engeland te komen. Wij hebben jou ook nodig Driekus, er zijn nogal wat vluchtwegen geblokkeerd” De oorlog loopt op z’n einde als je de berichten gelooft. Maar er zijn nog genoeg verdwaasde moffen over die te hooi en te gras overvallen plegen. We spreken elkaar binnenkort nog wel. Jij weet overal de weg en dat is voor ons van belang.” “Als ik kan helpen, dan kun je op mij rekenen.” Na nog wat zakelijke dingen met de barones beproken te hebben ging Driekus weer op huis aan.
Ge
Hoofdstuk 20
Teuntje en Driekus zaten die avond samen met Krijn en Klaas met nog een paar verzetsmensen in de keuken van het rentmeestershuis. Ze overlegden hoe ze op een veilige manier die twee piloten naar Engeland konden brengen. Deze waren naar de schuilhut in het griend gebracht nadat enkele weken geleden een Duitse legerwagen langzaam voorbij het huis van de barones was gereden. Ze hadden hadden die twee “boerenarbeiders”met die piloten snorretjes wel opgemerkt dachten de mensen van het verzet. Daarom waren ze naar een plek gebracht waar geen Duitser zich in het uitgestrekte moeras en griend gebied zou wagen. In de schuilhut was het behaaglijk. Het potkacheltje hield de boel warm en aan eten hadden ze ook geen gebrek maar het was geen plek om lang te vertoeven. Die doodse stilte, alleen het ruisen van het wilgenblad en het eeuwig kabbelen van het water in het riet. Daar werd een mens op den duur melancholisch van als je er te lang verbleef. De piloten doodden de tijd met het lezen van de kaarten die hen uiteindelijk naar Engeland moesten brengen. Klaas had de leiding van het gesprek. Hij zou met Driekus de piloten vanuit de schuilhut door het Donkere Gat brengen naar de dijk,daar zouden Krijn en enkele anderen ze de rivier over varen, waar aan de andere kant, het verzet uit de stad ze met een buitgemaakte Duitse
Ge
legerwagen naar de Belgische grens zouden brengen. Vanuit Belgié gingen ze dan met de boot naar Engeland. “Ik weet dat het omslachtig is,maar de wegen en ook de sluipwegen hier in de omtrek zijn te gevaarlijk. Het moet wel met een omweg. En die piloten langer in het griend laten zitten is ook geen oplossing. Overmorgen, als het donker is beginnen we. Iedereen die er mee te maken heeft is hier van op de hoogte. Om drieentwintig uur varen we weg van de schuilhuit.” Klaas en Driekus kenden de omgeving. De polder had voor hen geen geheimen. Ze hadden die avond het weer mee,wat bewolking maar er was ook een volle maan. Dat die soms achter een wolkendek schuilging, was alleen maar gunstig zeiden ze. Toen ze vlakbij de schuilhut waren liet Klaas voordat ze de kant op kropen, de roep van een uil horen. Dat was voor de piloten het sein dat ze naar buiten konden komen. Ze gooiden hun plunjezakken in de boot en gingen op het bankje achter Driekus en Klaas zitten. De roeidollen hadden ze zwaar in het vet gezet. Rustig roeiden ze langs de kant van het Donkere Gat naar een smal slingerend riviertje dat in de grote river uitkwam. Doordat de oevers begroeid waren met riet en hakhout, waren ze vanaf de weg niet te zien. Even voorbij een buurtschap waar ze langs kwamen , stootte Driekus Klaas aan en fluisterde;”Klaas ik hoor in de verte het geronk van een legermotor.” Klaas die nog eens goed luisterde hoorde ook in de verte het geluid van een rijdende motor. De piloten die in de gaten kregen dat er iets niet klopte , hadden hun pistolen al getrokken.
Ge
Vlug gebaarde Driekus dat ze die weg moesten doen. “Ik ga strak tegen de kant liggen onder die struik daar, dan zijn we vanaf de weg niet te zien. ”Klaas knikte. Na een kwartier stil te hebben liggen wachten, was er geen motor voorbij gekomen, ook het geluid hoorden ze niet meer.”We varen nog een stukkie door zei Driekus en dan bij het dorp leggen we de boot aan de kant en lopen dan verder. De dijk is niet ver meer, het gaat ook wat sneller “. Even voorbij een zwaaikom legden ze de boot vast aan een paar dikke wilgen. “Leg hem maar goed vast, stelde Klaas, we hebben hem nog nodig.”Aan de andere kant van het riviertje konden ze in de bescherming van het dijkje lopend, flink opschieten. De piloten waren stijf van het zitten en blij dat ze wat beweging hadden. Klaas liep voorop en Driekus hield het van achteren in de gaten. Toen ze het dorpje naderden moesten ze plotklaps de greppel induiken. Vanuit het niets, het was op dat moment pikkedonker, marcheerde een groep Duitsers onder luid gebral voorbij. “Die zijn strontlazarus “ fluisterde Driekus. Maar je kon geen risico nemen. Na een tijdje gewacht te hebben in de greppel konden ze verder. Even buiten het dorp brandde in een boerderij een stallantaren in het raam van de stal. “Alles klopt “zei Klaas. De boer, ook lid van het verzet, had twee fietsen tegen de hooiberg gezet. Verborgen onder oude zakken en een paar vorken hooi. Driekus en Klaas haalden de fietsen op en brachten ze op de dijk. De piloten sprongen achterop. Voorzichtig reden ze de dijk af. Het was van nu goed opletten, vooral om dat de maan iedere keer verdween achter de wolken. Driekus en Klaas kenden weg en gelukkig lieten de Duitsers zich niet zien. Toen ze
Ge
bijna op de helft waren werd het fietsen steeds zwaarder. “Klaas we moeten maar een stuk gaan lopen,dit houden we niet lang vol.”Klaas was het met hem eens. De piloten lieten hun plunjezakken op de fiets en liepen met de fiets achter Driekus aan. Klaas sloot de rij. Driekus had in de verte iets van gerommel gehoord, nee,onweer kon het niet zijn.De anderen hadden het even later ook in de gaten. Vooral de piloten werden nerveus. Ze herkenden het geluid: Engelse bommenwerpers die op weg waren naar doelen in het Ruhrgebied . Een paar kilometer verderop zochten zoeklichten de hemel af. “Te hoog”, fluisterde een van de piloten. De bommenwerperpers vlogen op een hoogte, dat het afweergeschut weinig kans maakte. “Ik vertrouw het niet.” zei Klaas. Ze hadden net hun fietsen onder aan de dijk gezet ,toen van uit het niets een Engelse jager opdook. De mannen doken achter de dijk in een greppel en wachten angstig af wat er ging gebeuren. Laag vloog de jager over de weg en spoot een spervuur richting Duitsers. Dat ze doel troffen bleek uit de steekvlammen die van ver te zien waren. De twee piloten wilden al een dansje doen, maar ze werden door Driekus weer tegen de grond gewerkt. Klaas en Driekus stelden dat de weg geblokkeerd was en dat ze door de weilanden naar het afgesproken overzet punt moesten zien te komen. Ze lieten de fietsen afgedekt met takken en wat ruigte achter. Voorzichtig lopend door de weilanden liepen ze achter elkaar . Gelukkig liepen er geen koeien of schapen die hen zouden kunnen verraden. Als met een ingebouwd kompas liep Klaas voorrop. Ze moesten soms over landhekken klimmen en sloten springen. Nee, de Duitsers vertoonden geen aktiviteiten meer. Geen zoeklichten ,die
Ge
waren vernield. Voor de mannen in die donkere polder een geluk . Wanneer ze nu gezien werden ,was het niet best met ze afgelopen. Driekus besefte dat ook en samen met Klaas zochten ze onder bescherming van rietkragen hun weg. ”We zijn er bijna “ zei Driekus .” Nou voorzichtig tegen de dijk opklimmen en dan een paar meter rechts over de dijk lopen.” Het klopte allemaal. Even later stonden ze bij Krijn en twee mannen van het verzet. Zij kenden de rivier als hun broekzak. Vlug klommen de piloten in de boot die hen naar de overkant bracht. Van tevoren was de aankomstplek grondig bekeken op eventuele Duitsers. “Die Engelse jager zijn we heel dankbaar zei Krijn.” Met forse slagen roeiden ze naar het midden van de rivier, vandaar dreven ze met de stroom mee naar de plek waar het verzet de piloten verder zou brengen. Met een paar flinke slagen roeiden ze uit de stroom naar de wal. “Is het hier rustig.” vroeg Krijn. Toen de mannen bevestigend knikten, kropen ze tegen de kant omhoog. Krijn zou ze met de andere leden van de groep verder brengen. Daarvoor gebruikten ze een buitgemaakt Duits legervoertuig dat volgepropt, met Duitse uniformen, in het struweel verborgen stond. Dankbaar dat alles goed was verlopen aanvaardden Driekus en Klaas de terugtocht. Doomoe kwamen ze aan het eind van de middag bij het rentmeestershuis.Teuntje maakte gauw koffie en boterhammen klaar. “Is alles goed gegaan? “vroeg ze. Ze vertelden wat ze die nacht doorgemaakt hadden. “Als jullie het niet erg vinden ga ik nu een paar uur pitten zei Klaas. “ Even later fietste hij naar huis, waar Willemijn naar hem stond uit te kijken.
Ge
Maanden later kregen ze bericht van het Belgische verzet dat de piloten veilig in Engeland waren aangekomen. Het bericht dat de geallieerden hun weg door Nederland bevochten, gaf de bevolking hoop. Enkele Duitsers uit het dorp waren op weg naar huis vertrokken. Heinrich en enkele manschappen waren nog gebleven om materiaal in te pakken voor vervoer naar Duitsland. Heinrich had op een avond afscheid van de barones en de bewoners van het landhuis genomen. Hij had ze gewaarschuwd voor een groep achterblijvers die tot het laatste bleven vechten, daaronder waren twee van zijn manschappen. Met ingehouden woede hoopte hij dat zij Duitsland nooit zouden halen. Bleek trok de barones weg, wat bedoelde hij daarmee? Moest ze zich in het zicht van de bevrijding nog zorgen maken? De barones bedankte hem en zijn goede manschappen. Door hun optredens hadden ze de bevolking geholpen, Terwijl ze wisten dat wat ze deden, verboden was. Samen hieven ze het glas op de toekomst. Met tranen in zijn ogen nam hij afscheid van de barones. Voordat hij het huis verliet gaf hij de barones een klein briefje!!
Hoofdstuk 21
Ge
Driekus en Teuntje zaten met Esther en haar vader in de keuken . Teuntje had bij gebrek aan meel, erwtenpannenkoeken gebakken. Driekus en de man probeerden plannen te maken voor de toekomst als er weer vrede zou zijn. Dat die steeds dichterbij kwam stond vast. De joodse man had gehoord dat zijn huis er nog stond,wel helemaal leeggeroofd. Ook was hij te weten te komen dat er nog enkele van zijn familieleden in leven waren.Van zijn vrouw en kind was niets bekend. Later zou hij horen dat ze allebei in een concentratiekamp waren omgekomen.De man zei dat hij weer zijn huis wilde om met Esther een nieuw leven te beginnen.” Zij heeft nog een heel leven te gaan.Over een paar jaar gaat ze naar school. En ik kan weer werk krijgen heb ik begrepen. Samen moeten we er iets moois van maken. Dat wij weer hoop hebben dat hebben we aan jullie te danken. Alle dagen zorgen jullie voor ons. Driekus,als jij ons niet gevonden had,waren we die nacht van kou en honger omgekomen . En Teuntje die als een moeder voor Esther heeft gezorgd. Ik weet niet hoe ik jullie moet bedanken. “ “Wij willen niets van dank horen begrijp dat goed. Wij konden iets voor jullie doen. En straks zal ik Esther wel missen .Voorlopig moet je nog bij de boer blijven, dat is veiliger. De kleine wordt ook goed verzorgd, die kan niets overkomen als Bram op haar past. Dat hij dat kan heeft hij een jaar geleden bewezen.” Voor Driekus brak een drukke tijd aan. Hij moest als rentmeester de pachtboeren bezoeken om de pacht te innen. Ook moest hij als boer zorgen dat het gras gemaaid werd. De weilanden achter het huis moesten hooi voor zijn vee opbrengen.Daarvoor had hij Frans en zijn
Ge
daggelders gevraagd om te helpen. “Ik kan wel een paar dagen helpen. Op de boerderij zorgt Elise dat het werk gebeurt. Je zegt maar wanneer we moeten komen.” Ík dacht over twee dagen te gaan maaien. Als het weer goed blijft, kunnen we met een week het hooi binnen hebben Frans.” In alle vroegte waren Driekus en Frans met zijn mensen begonnen met maaien. Het gras was nog vochtig door de dauw. Naast elkaar lopend gleden de zeisen door het gras. Aan het einde van de dag lagen bochtige linten afgemaaid gras.De dag erna zouden ze het gras keren. Na een paar dagen zonnig weer kon het hooi naar de berg gereden worden.Driekus had aan boeren die nog een paard hadden, gevraagd of ze wilden helpen. Ook het paard van Driekus dat normaal voor de kapwagen en onder de man stond moest mee helpen. “Je hoeft niet zwaar te sjouwen ,maar ik kan je niet missen.”zei hij. En op zijn manier sleepte het koetspaard menige hooiwagen het land af. Teuntje hielp met nog wat mensen het hooi te bergen. Dagen later toen Teuntje en Driekus wilden gaan eten, kwam er iemand achterom op de fiets. Driekus liep naar achteren. Een jonge vrouw liep naar de deur, hij herkende haar als een koerierster op de boerderij van Frans. “Meneer de rentmeester, de graaf heeft u met spoed ontboden op het kasteel. U moet met mij mee terug fietsen.” “Goed en wel , maar waarvoor die haast? “ “De barones zou in moeilijkheden zijn, meer weet ik ook niet.” Teuntje die ook naar buiten kwam vroeg wat er aan de hand was. Er zal toch niet iets op het kasteel gebeurd zijn?vroeg ze angstig.
Ge
Driekus reed met veel haast richting kasteel. Daar aangekomen stalde hij zijn fiets tegen de bordestrap. Hij sprong met een paar treden tegelijk naar boven, daar gaf hij een ruk aan de bel. Even later opende de dienstbode de deur en bracht hem naar de salon waar behalve de graaf en de gravin ,ook de barones aanwezig was. Ze zaten met bleke gezichten te kijken. Dat zit niet goed dacht Driekus en nam het woord.”Meneer de graaf, kunt u mij vertellen waarom ik met spoed naar hier moest komen?” “Gisteravond belde de barones mij met de mededeling dat ze slecht nieuws had. Toen mijn vrouw vroeg wat er aan de hand was,barstte ze in huilen uit. Ze had het over een aanslag of zoiets.” “Mevrouw de barones “ vroeg Driekus, “wat is er precies aan de hand en wat voor een briefje houdt u in uw rechterhand?” Hij had al snel door dat er een overval op het landgoed zou plaatsvinden en dat snel handelen geboden was.”Hoe komt u aan dat briefje?” “Toen een gedeelte van het garnizoen Duitsers vertrok, is Heinrich de commandant bij me geweest. Later die avond gaf hij mij dit briefje .Toen ik het open maakte schrok ik van de inhoud, ” “Waarom schrok u?” vroeg Driekus. “Nou, hier leest u het maar.” Hij vouwde het briefje open en las: Een groep Duitsers wil een aanslag willen plegen op u en de bewoners van het landgoed. Ze willen u en Frans ontvoeren. Het zal over drie dagen in de middag gebeuren. Waarschuw de verzetsgroep!! Ze willen wraak nemen omdat u onderduikers heeft geholpen o.a die twee piloten. Ze komen met een legervoertuig. Het verzet moet de overvallers overdragen aan de Engelsen in het naburige dorp. Als ze
Ge
tegenstand bieden , laat het verzet allereerst voor eigen veiligheid en de veiligheid van U en Frans zorgen. Veel geluk,ik bid voor jullie. Heinrich. “Wat moeten we daarmee ?” vroeg de graaf. “Heinrich heeft dat plan ontdekt bij die twee dwarsliggers in zijn bataljon. En die willen met hun makkers “Ik ga direcht met Klaas praten. ”Hij liep het kasteel uit en sprong op zijn fiets. Klaas woondde achter het kasteel in het jachtopzienershuis . Gelukkig was hij thuis en gaf hem het briefje. “Ik denk dat we Heinrich heel dankbaar moeten zijn. Maar wij moeten snel handelen. Morgenochtend moeten wij, Krijn en enkele mensen van het verzet uit het dorp en de grote stad op “Vredebest”de boerderij van Willem Donker bij elkaar komen. We doen dat in de stal, daar hebben we geen pottenkijkers. Pottenkijkers? wat bedoel je Klaas vroeg Driekus. Nou, Willem leg een van z’n twee Bouviers bij de deur.! De volgende morgen kwam de groep bij elkaar in de koeienstal. Klaas zette uiteen wat de bedoeling was van deze onverwachte bijeenkomst. “Wie had nou gedacht,een stel idiote fanatiekelingen,die wraak willen nemen op een goed mens. Ze heeft heel wat arme drommels geholpen, maar dat gaat mooi niet door” zei Krijn. Er ging een huivering door de groep door de toon waarop hij het zei. “We moeten ze op een directe manier verrassen zodat ze geen kans krijgen om de barones en Frans te ontvoeren. De hemel beware wat er dan met ze gebeurt ”
Ge
Ierder lid van de groep had wel iedeën. Alleen Krijn zei niets .Gezeten op een strobaal zat hij met zijn hoofd in zijn handen naar de grond te kijken.Zat hij een plan te bedenken? Klaas liet hem maar zitten want uit eerdere acties die het verzet had ondernomen, bleek dat hij simpele maar doeltreffende iedeën had.Daarom dacht Klaas het komt wel goed,wat later zou blijken. Na enige tijd kwam Krijn van zijn strobaal en vertelde in het kort wat hij had bedacht.Met ingehouden adem luisterden de anderen naar zijn verhaal. Een Duits legervoertuig met daarin de barones en Frans en enkele Duitsers tot stilstand dwingen .De Duitsers gevangen nemen en afvoeren en de barones en Frans terug naar het landhuis!! De middag van de overval brak aan. In het landhuis was alles rustig. Ze hielden zich allemaal aan de instructies die Driekus hun had verteld. Buiten in het hooiland aan de overkant van het landhuis , zaten scherpschutters van de groep uit de stad, in de hooioppers verstopt. Dit om te voorkomen dat het bij het begin uit de hand zou lopen. Dat die hooioppers iets hoger waren dan de rest had niemand in de gaten. De rest van de groep zou de Duitsers opwachten op de weg naar het dorp en hadden daar hun posities ingenomen. Iedereen hield de adem in toen in de loop van de middag een legervoertuig naar het landhuis reed. In de gauwigheid hadden ze vier Duiters geteld. “Die twee etterbakken zitten voorin” had Klaas gezien. Met veel misbaar werden de barones en Frans geboeid uit het landhuis gesleept en met getrokken pistolen werden ze in de wagen geduwd. Huilend stond Elise in de ingetrapte deur naar Frans te
Ge
kijken. Zou ze hem ooit terug zien? Al die tijd zaten die scherpschutters met de vinger aan de trekker. Ze hadden de instructie gekregen: een verkeerde beweging van de overvallers,was goed voor een definitief schot! Maar het bleef met veel lawaai en geschreeuw toen ze met hun gevangen weg reden richting dorp. Even voor ze de grote weg op zou rijden moesten ze op de smalle dorpsweg stoppen voor een sjofel geklede oude man die zijn fietsband aan het plakken was. Hij had het vehikel op zijn kop gezet. Voorover gebogen was hij doende om zijn gammele fiets, die half op de weg stond, te repareren. Luid toeterrend lieten de Duitsers weten dat ze er door moesten en druk gebarend werd de oude stumperd verzocht zijn fiets weg te halen. De man reageerde niet, misschien was hij doof, en bleef gebogen over zijn fiets staan. Daarop sprong een Duitser uit de wagen en trok zijn pistool. Hij gebaarde dat de man die nog steeds over zijn fiets gebogen stond ,weg moest. De man bleef gebogen staan, maar hield met één oog dichtgeknepen de soldaat in de gaten. Deze begon zijn geduld te verliezen en riep “Wegwezen, of ik schiet bij drie, en hief zijn pistool gericht op de stumperd. Een droge knal klonk. De Duitser greep naar zijn hand, het pistool vloog op de grond. Op dat moment sprongen uit het naast gelegen bietenveld de andere leden van de verzetsgroep. Al die tijd hadden Driekus en Klaas en rest van de groep, verkleed als Duitsers, verscholen in het bietenveld gelegen. Met veel laawaai schoten ze over en achter het voertuig. Van angst en schrik sprongen de Duitsers uit de wagen, ze werden beschoten
Ge
door hun “eigen”mensen. Ze probeerden weg te vluchten maar voordat ze konden schieten lagen ze bewusteloos naast het voertuig. De stevige knuisten van de poldermensen dulden geen tegenstand. Één van de beruchtste, sprong uit de wagen en rende het veld in. Maar hij kwam niet ver. Driekus en de oude man renden achter hem aan en voordat hij kon schieten had Driekus hem een flinke tik verkocht, zodat hij voor de rest van de middag de weg kwijt was. ”Die was er bijna vandoor gegaan Krijn “zei Driekus! Inderdaad, achter het zielige mannetje , schuilde Krijn de mol. Hij was de bedenker van deze aktie. Hij had met Driekus afgesproken dat er van beide kanten geen slachtoffers mochten vallen. Dat die Duitser gewond raakte had hij aan zich zelf te te danken. Krijn nam geen enkele risico . De gevangen genomen Duitsers werden geboeid in de legerwagen gelegd en door de leden van het verzet uit de stad,die inmiddels uit de hooihopen waren gekropen, naar het hoofdkwartier gebracht, waar ze in afwachting van hun berechting, in een krijgsgevangenkamp belandden. Bleek en ontdaan werd de barones naar huis gebracht. Met tranen in zijn ogen bedankte Frans zijn vriend Driekus. Maar die wuifde alle lof weg. “We hebben het met zijn allen gedaan.” De overval op het landhuis van barones Jaqueline du Pardon, was het gesprek van de dag. Ook op het kasteel. De graaf had Krijn gevraagd op het kasteel te komen.
Ge
“Hoe ben je op dat idee van de “kapotte”fiets gekomen?” “Het kwam zomaar, meneer de graaf. “Maar jij stond wel in het schootsveld, het had ook anders met je af kunnen lopen.” “Ik was sneller dan hij.” Daar kon de graaf niets tegen inbrengen .Maar de waardering voor deze man werd steeds groter. “Wanneer de oorlog afgelopen is en de bevrijding een feit, wil ik nog wel eens met je praten.” “Da’s goed.” Krijn werd door de graaf uitgelaten. Onder aan de trap wuifde hij naar de graaf. Terwijl hij de kasteellaan af fietste mompelde hij “Ik was gewoon sneller, nou en !” Enkele weken later reden de bevrijders door het dorp. Het land was bevrijd . Uitbundig werd overal de vlag uit de ramen gehangen. Vooraf waren tanks door de polder gereden om de laatste bezetters te verdrijven. Ook Driekus en Teuntje hadden de vlag uitgehangen. Samen met de joodse man en zijn dochter keken ze naar de lange stoet jeeps en pantserwagens met militairen die voorbij reed. Vrijheid! Enkele maanden na de bevrijding bracht Driekus een briefje naar Krijn de mol . “Van de graaf !” “Wat moet die van me? “ vroeg hij verbaasd. “Krijn, een hele tijd terug heeft de graaf tegen jou gezegd “Na de oorlog wil ik met je praten,kun je dat nog herinneren?” “Ja dat was na de overval op het landhuis. Maar wat hij van me moet weet ik niet.” “Krijn, ik weet het wel. Je deed dat huzarenstukje af met “ik was sneller dan hij”
Ge
Maar jij bent niet dom en je wist ook dat het gevaarlijk was. Je kon die mof ook door zijn kop schieten, ik zeg zoals het is, maar je deed het niet. Seconden later kon jij op de grond liggen. Dan had je vrouw geen man en je kinderen geen vader meer gehad. Ik denk dat de graaf je daar over wilt spreken. “ “Driekus ik wilde niet dat die twee ontvoerd werden en misschien op een afgelegen plek in de polder de dood vonden. En geloof me, toen ik schoot, stond mijn vrouw op m’n netvlies! Maar het is goed gekomen en klopte Driekus op zijn schouders.” “Wat denk je Krijn, kun je morgen op het kasteel zijn, dan haal ik je wel met de tilburry? “ “Da’s goed.” “Morge Driekus “ groette Krijn. ”Je bent vroeg, wil je eerst koffie? Mijn vrouw heeft een echt bakkie.” “Ja, dat is goed, maar ik zet eerst even het paard vast.” In de keuken van het arbeidershuisje rook Driekus voor het eerst sinds jaren weer echte koffie. “Ja, Krijn heeft wat op de kop kunnen tikken “zei zijn vrouw. “En wat ben ik blij dat hij niet meer in het verzet zit . Jarenlang heb ik doodsangsten uitgestaan. Maar ik ben ook heel trots op hem! Trots dat hij met het verzet vele mensen heeft kunnen helpen zonder een schot te lossen, ja behalve de laatste keer dan “ en keek Krijn liefdevol aan . “Ik heb nooit risico’s genomen want jij en de kinderen zijn me alles waard.”
Ge
Krijn had zijn koffie op en wilde weer verder. “Ik heb nog een boel te doen vandaag. De mollen hebben de laatste tijd vakantie gehad, maar nu beginnen de boeren te klagen.” Driekus en Krijn reden naar het kasteel waar het dienstmeisje hen naar de salon bracht. Daar zaten behalve de graaf ook de gravin en de barones. “Zo jullie zijn er” zei de graaf. “Wat is het toch een rijkdom om weer vrij te zijn.” “Dat heb u goed gezien, “zei Krijn. De graaf die wel zag dat Krijn zich niet erg op zijn gemak voelde vertelde waarom hij hem had ontboden. “Na de overval op het landhuis,heb ik jou gezegd dat we na de oorlog eens samen moeten praten . Je ziet,ik hou woord. Maar eerst nemen we nog een kopje koffie.” De barones zat er wat bleek bijzat , het hele gebeuren had zijn stempel op haar gedrukt. “Frederik ,zei ze tegen de graaf ik heb Krijn nog niet kunnen bedanken. Na die bewuste dag heb ik hem niet meer gezien.” “Nou dat is niet nodig mevrouw.”De barones stond op en gaf hem een hand en zei “bedankt”. Toen sloeg ze haar armen om hem heen en kuste hem ,huilend zei ze “bedankt dat ik er nog ben.”heel even bleven ze samen zo staan. Krijn en Driekus hadden het er ook moeilijk mee. ”De graaf nam weer het woord en zei” je ziet, de barones is je heel dankbaar en wil jou op een speciale manier bedanken, maar dat gaat ze zelf zeggen.” “Krijn, ik weet niet eens je achternaam.” “ Iedereen noemt me Krijn de mol, ik doe nog wel eens wat met mollen” grinnekte hij.
Ge
“Maar wat ik wilde zeggen “ vervolgde de barones , “Je weet dat bij het landhuis een grote boerderij is waar Frans en Elise op wonen. Ook is er een fokkerij met Arabische paarden ,het levenswerk van wijlen baron Etiénne du Pardon; mijn man.De paarden worden verzorgd door de oude paardenknecht, maar helaas is deze enige tijd geleden overleden. Nu doet Frans met zijn knechten de paarden erbij, maar dat is te veel. Vooral als straks het werk op het land en de koeien weer op gang komt. De oude paardenknecht had verstand van paarden,hij heeft hele goede gefokt. Nu wil ik jou, Krijn het volgende voorstellen: De paardenfokkerij gaat niet samen met de andere werkzaamheden. Van Driekus en enkele andere mensen heb ik gehoord dat je daggelder bent en goed met de paarden van de boeren om kan gaan. Ook dat je, om er wat wat bij te verdienen, mollen vangt voor de boeren. Je hebt kinderen en jullie wonen in een arbeidershuisje.” “Ik wil een woonhuis met stallen en een schuur bouwen op een stuk grond dat ik van de graaf gekocht heb en…..dat jij daar met vrouw en kinderen gaat wonen en de fokkerij van mijn man voortzet. Je mag natuurlijk nog steeds bij de boeren werken als ze uw hulp nodig hebben evenals de mollen lachte ze. Wat vind je van dit alles. Ik geef je een goed loon en alle andere zaken lopen via de rentmeester die ook mijn zaken behartigt.” Krijn had met open mond geluisterd. “Mevrouw het is allemaal te mooi om waar te zijn.”
Ge
Het is waar! En ik zou het zeer op prijs stellen als je mijn voorstel aanneemt. Ik wil je op mijn manier bedanken dat ik en Frans en alle andere bewoners van het landhuis nog leven. “ “Natuurlijk kun je altijd een beroep doen op mijn rentmeester, hij help je overal mee” “Nou, met twee jonge kerels moet het wel lukken “ zei de graaf.” “Mevrouw,ik vind het allemaal te veel. Ik heb u en Frans niet alleen uit de klauwen van de Duitsers gehaald , we deden dat met z’n allen.” “Dat kan wel zo zijn zei de graaf, maar jij heb het hele plan bedacht!” Krijn keek schuin naar Driekus die hem aankeek en een kort knikje gaf. “Ik ga het eerst met mijn vrouw bespreken,wat zij er van vindt en ook met de kinderen .”Na afloop van het gesprek bracht Driekus Krijn weer naar huis. Die vertelde aan zijn vrouw waarom hij op het kasteel moest zijn . Krijns jonge vrouw zat met open mond te luisteren en wist duidelijk geen raad met dit alles.”Hoe kan dit allemaal “zei ze. Kijk zei Driekus,wat uw man gepresteerd heeft met onze groep; onder de handen van de moffen, de barones en Frans, mijn studievriend, weg te halen . Hij doet wel alsof het niets bijzonders was ,kennelijk zag de barones dat anders. Het is een rijke douairiére het geld speelt geen rol. Voor jullie gezin is het prachtig. Krijn jij houd”t van paarden en het werk dat je nu doet kun je , zij het op een laag pitje, blijven doen. En er is een nieuw en groter huis.!” De vrouw keek haar man aan”als Driekus ons helpt , zie ik het wel zitten.” Ja, ik ook zei Krijn.”
Ge
“Goed ik ga het met de graaf en de barones bespreken en als alles rond is kom ik terug.” Krijn had ergens een borrel verstopt liggen die hij nu te voorschijn haalde . Zijn vrouw hield het met een brandewijntje met suiker. Na maanden van bouwen stond Driekus met Krijn de paardenstallen en de schuur te bekijken. Bij dit alles hoorde ook enkele hectaren grasland. Toen het woonhuis klaar was trokken Krijn en zijn gezin er op een mooie zomerdag in. De paarden waren al gewend aan hun nieuwe baas. “Het zijn geen Gelderse paarden,deze hebben meer temperament. Wanneer alles klaar is , moest de stoeterij geopend worden, vond de barones. Teuntje was door de barones gevraagd om een van de paarden op stal te zetten, Krijns kinderen moesten de staldeur openzetten die met een lint dicht was gebonden Zo kreeg Krijn een nieuwe invulling van zijn leven. De boeren waren trots op hun daggelder. Nu het gewone leven weer opgang kwam,moesten de kinderen weer naar hun eigen dorpsschool hoe gezellig het klasje in het koetshuis ook was. Driekus had het als rentmeester extra druk. Het bleek dat er toch meer schade aan boerderijen en bossen was dan eerst werd gedacht. Maar na een jaar was bijna alles weer op orde.
Ge
Teuntje hielp de gravin op het kasteel zo vaak al ze kon met de huishouding, net zoals voor de oorlog. Maar op een avond zaten Driekus en Teuntje in de huiskamer van het rentmeestershuis, toen ze hem vertelde dat ze het moeilijk vond om ’s morgens naar het kasteel te fietsen. “ Ik voel me de laatste tijd niet erg lekker,’s morgens ben ik vaak misselijk. Ik denk dat ik in verwachting ben Driekus.” Even was het stil, een kindje van hun beiden.Toen sprong hij uit zijn stoel en tilde haar op en kuste haar zachtjes,maar met een gloed van liefde in zijn ogen. Na al die jaren nu toch een kindje.”Ben je al naar de dokter geweest?”
”Ik ga
morgenochtend en dan weten we het zeker.” “Ik breng je wel met de kapwagen, je gaat nu niet meer met de fiets!” Teuntje lachte”ik ben niet ziek hoor.” Wat ze dachten werd de volgende morgen bewaarheid. Op een mooie herfsdag werd een meisje geboren;Jaqueline Houdijker. Barones Jaqueline du Pardon, huilde van geluk toen ze het hoorde. Tranen van geluk omdat ze zelf nooit geen kinderen heeft gekregen en nu is er een meisje naar haar vernoemd. Enkele maanden later reed de barones naar Krijn en vertelde dat het eerst geboren merrieveulen, voor haar naamgenoot was. En ze heeft woord gehouden ! Vele jaren later galoppeerde Jaqueline Houdijker op haar volbloed door het weidse vlakke polderland.
Ge
Ge