Us
s"'-f
0
^9
«
i
EBNIGE
AANTEEKENINGEN
OMTRENT
NEERLANDSGH INDIE EN
ANDERE
IN
VERBAND
E N ZAMENHANG
KOLONIËN,
MET
DE ALGEMEENE
MEER BIJZONDER MET DE VADERLANDSCHE
GESCHIEDENIS,
HISTORIE.
TWEEDE, OMGEWERKTE DRUK.
ASSEN, BU VAN GORCUM EN COMP.,.,- , ; Y^' D 1 8 6 5.
Voor'l algemeen en voor'I onderwijs, is in de lautste jaren over de Oost nog al 't eene en andere uitgekomen (1) : mij scheen eene nieuwe uitgave dezer Aanteekeningen overbodig. Be uitgevers waren run andere gedachten, en op hun aanzoek verschijnt de tweede druk. de Aanteekeningen zijn,
zooveel mogelijk,
Hij is geheel omgewerkt, en in't verband, door den tit et
opgegeven, in een algemeen overzigt vereenigd. — 't Gedurig raadplegen van een goeden a t l a s moet met het gebrnik verbonden worden.
(1)
O.a.: A. Pompe,
Gescliiedeuis der N. overzeesche bezittingen, ten dienste van hat
onderwijs, Kampen, 1863. — E. II. Boom, N. Oostindië, gescliied-, aardrijks- en oudheidk., met een kaartje van N. Indië, van Java en een platten grond van Batavia, Zutph., 186*. — Lauts,
Geschiedenis van de veroveringen der Nederlanders in Indië, 2 stukken, Kampen,
1864. — Onze Oost, door J. K., 2de druk, Utrecht, 1864. — Dr. J. Pijnappel, Geographie van N. Indië, 'sGravenh., en Rijteen,
G:.,
1865. — Vele stukjes uit de Friend voor Ar,„e,.
schetsen over N. Indië: Batavia;
van Batavia
naar Builemorg,
enz., en/,.,
ieder 10 e., zijn algemeen, ook voor schoolgebruik, aan te bevelen. De a t l a s van J. Kuyper, uit welke ook afzonderlijke kaarten zijn te bekomen, es die van H. Frylink verdienen alle aanbeveling.
I N H O U D -
I. II. lil. IV.
KOLONIËN EN VOLKPLANTINGEN
Z
'
4
»
10
»
15
"
1 8
DE ONTDEKKINGEN IN AFRIKA EN AZIË DE ONTDEKKING VAN AMERIKA DE PAUSELIJKE BULLEN, SPANJE
TEN BEHOEVE VAN PORTUGAL EN
OM HUN'T BEZIT HUNNER ONTDEKKINGEN EN VER-
OYElilNGEN TE VERZEKEREN DE EUROPEÏSCHE VOLKPLANTINGEN IN AMERIKA
VI. VII.
vin, ix,
'
,
Be Spaansche volkplantingen
"
Be Portugese/ie Be Nederlandsche en de W. I. Compagnie Be Beensche, Zweedsche en Fransche Vroegere en latere Engelsche bezittingen in Amerika . .
« " »
a3
»
37
»
44
»
51
TOGTEN DER NEDERLANDERS OM DE NOORD
33
34
EERSTE REGTSTREEKSCHE REIZEN DER NEDERLANDERS NAAR . . . INDIË OPRIGTING DER O. I. COMPAGNIE ENKELE TREKKEN UIT DE GESCHIEDENIS DER O. I. COMPAGNIE,
1602—1798, sedert hare oprigling lol hare ontbinding. . . Van 1602 tot 1653, van de oprigling tot het begin van Maatsuyker's bewind
.
Van 1653 tot 1761 Be O. I. Compagnie en de Republiek voor honderd jaar
64
" »
81
ENKELE TBEKKEN UIT DE GESCHIEDENIS VAN NEERLANDSCH
...
»
95
INDIË IK DEZE EEUW
,
...
. . . .
Vrede van Amiens Herman Willem Baendels 't Verdrag met Engeland, 17 Maart 1824 .. Be Handelmaatschappij ,i7
« 9*8
' «9 ,,101 . . .
« 104
't Cultuurstelscl LUST
1NDIi::
VAN DE GOUVERNEURS-GENERAAL
TITELS DER AANGEHAALDE BOEKEN BLADWIJZE«.
VAN NEERLANDSCH
\ 110
AANTEEKENINGEN.
I. KOLONIËN
( ] ).
OF V O L K P L A N T I N G E N
Als we met onze gedachten, zoo verre mogelijk, in de verloopene eeuwen terug gaan, dan komen we eindelijk tot een tijd, waarin de aarde nog niet bevolkt was, waarin de mensch nog niet bestond. Hoe, en wanneer, heeft zich het menschdom over den aardbodem verbreid; hoe, en wanneer, zijn de verschillende rassen ontstaan; de barste kusten en de meest afgelegene eilanden bevolkt? Op deze en diergelijke vragen, zwijgt de ons bekende volken- en statengeschiedenis. Zij kan ze niet beantwoorden, want zij zelve, die geschiedenis, begon eerst de gebeurtenissen op schrift te stellen, toen de volken al tot ontwikkeling waren gekomen, en hunne kindschheid lang was voorbij gegaan. De geologie (Grieksch: ge aarde, logos kennis: aarde-kennis), of de wetenschap der delfstoffelijke zamenstelling van onzen aardbol, heeft eene afdeeling: de palaeontologie {palaios, oud; on, wezen, ding: oud-wezenkennis), of studie van overblijfsels van dieren en planten, die in de verschillende aardlagen voorkomen. Deze nog jonge wetenschap is't alleen, die omtrent diergelijke vragen eenig licht kan geven. (Winkler, handboek, enz.)
Eenig denkbeeld, evenwel, kunnen we ons van de eerste verbreiding der menschen maken, naar 'tgeen de ons bekend gewordene geschiedenis van de verhuizing van geheele stammen heeft opgeteekend; zooals van die der Cimbrcn en Teutonen, welke Marins versloeg; van die der Batavieren, toen ze zich in ons land (1) Cohnus = bouwer, boer, landbouwer; colonia = volkplanting, uitzending van landbouwers, zin Latijnsche woorden, die, even als zoo vele andere, gelijk eene soort van kunsttermen, in alle talen zijn overgegaan, dewijl 't Latijn lang de algemeene schrijftaal is geweest van Europa. Daarenboven, vele nieuwe talen: 't Italiaansch, Fransen, gedeeltelijk 'tEngelsch, enz., zijn \an Latijnschen oorsprong.
1
2 vestigden; vooral van die der Noordsclie stammen, welke de komst der Hunnen in beweging zette, en wier zwerven en trekken onder den naam van volksverhuizingen bekend is.
De verbreiding der menschen, daarentegen, door volkplantingen behoort, uit den aard der zaak, tot den historischen tijd; en ze had reeds plaats ZOOAVCI in de vroegste eeuwen der bekende historie, als in lateren tijd. Koloniën, volkplantingen, worden alle gemeenschappelijke verhuizingen genoemd van een grooter of kleiner aantal menschen naar andere, meestal, woeste, onontgonnene, streken, of minder beschaafde stammen en volken. Eveneens dragen hunne vestigingen, of nederzettingen, zelven dien naam. De reden, waarom, ent doel, waarmede, de volkplanters zijn vertrokken, kunnen zeer verschillen : de naam blijft dezelfde. De oudste volkplantingen onder alle zijn die der Phoeniciërs; en hunne alleroudste voeren ons een dertig eeuwen terug. Ze waren talrijk aan de Zwartezee, op Sicilië, in Spanje ; inzonderheid op de noordkust van Afrika, waar ze tot op 300 worden gebragt. Het tegenwoordige Palermo, oud Panormus, Cadix, o. Gades, Malaga, Malaca, zijn van Phoenisischen oorsprong. Vtica op de noordkust van Afrika, Carthago, zoo bekend in de geschiedenis, waren in oorsprong Phoenisische volkplantingen. De Phoeniciers, gelijk later de Nederlanders, waren een niet talrijk, zeevarend en handeldrijvend volk: aan eigenlijke volkplantingen kan hier niet gedacht worden. Waarschijnlijk waren hunne koloniën, bij den eersten aanleg, veilige reeën, ververschingsplaatsen; vaste punten, om handel it; drijven met de omwonende stammen; factorijen en kantoren (1), zoo als men later zeide. Eerst in't vervolg, zelfstandig "geworden, traden vele volkplantingen zelven, b.v. Carthago, veroverend op.
Vele Griefacïte volkplantingen waren van denzelfden aard, (1) Vestigingen, handelhuizen en magazijnen, loges, etablissementen, in verre landen, onder minder beschaafde stammen, zonder heerschappij of landbezit. Beide woorden worden,' veelal, door elkander gebruikt.
8 als die der Phoeniciërs : 't gevolg van zeevaart en handel. Niet weinige hadden hun oorsprong te danken aan overbevolking of aan staatsberoerten en omwentelingen In't eerste geval, werden ze door de steden, voor een groot deel zelfstandige staten, van staatswege toegerust en uitgezonden; en tusschen do moederstad, metropolis, en hare dochters bleef veelal eene naauwe betrekking bestaan. In't andere geval, bij staatsberoerten, verliet de onderliggende partij hare stad, en zocht, zonder geholpen te worden, op eigen voet en ban, e l d e r s e e n n i e u w v a d e r l a n d . Deze laatsten waren, in den volsten z'n vau't woord: volkplantingen. De Grieksche koloniën, van verschillende soort, waren zeer talrijk vooral aan de Zwartezee, langs de westkust van Kleinazië, in Zuiditalië en op Sicilië; ook aan de zuidkust van Frankrijk komen ze voor. Onder de honderden ; wil men, onder de duizenden volkplantingen — aan Miletus alleen kennen do berigten er een honderdtal toe — die door Grieken zijn gesticht, en eenmaal bloeiden, hebben, o.a., Smyrna, Syracusae of Siragosa, en Marseille, Massilia, tot onzen tijd aanzien en naam overgebragt.
De- Romeinse/te koloniën waren van eene andere natuur, dan die der Phoeniciërs en Grieken. Niet door verschillende staten of steden, gelijk die van beide volken, werden ze uitgezonden naar verre kusten, om handel en scheepvaart uit te breiden, of ten gevolge van overbevolking en staatsomwentelingen. Rome was niet de hoofdstad van den Romeinschen staat, gelijk tegenwoordig Parijs dit is van Frankrijk, Londen van Groot-Brittanje. 't Gehecle Romeinsche rijk was't stadsgebied van Rome ; de regering der stad Rome tevens de regering van den staat; alleen die't volle burgerregt der stad bezat, Romeinsch staatsburger. Rome's volkplantingen waren zoo vele voorposten op de grenzen zijner, zich steeds uitbreidende, heerschappij; ze moesten de gemaakte veroveringen dekken, en tot nieuwe den weg openhouden; Rome's taal en denkwijze voortplanten. Bij staatsbesluit, werd een grooter of kleiner aantal Romeinsche burgers naar de 1*
* veroverde stad of landstreek verzet; ze trokken er heen, onder aanvoerders en met plegtigheden, van staatswege benoemd en verordend. In hunne nieuwe woonplaatsen, werden ze de eerste stand, de grootburgers, aan welke, ieder hoofd voor hoofd, zoo of zoo veel bunders land van't derde deel, dat de overwonnenen gewoonlijk moesten ofstaan, werden toegewezen. Zoo waren, O.a., Straatsburg, Argentoratum; Trier, Augusta Triviorum; Keulen, Colonia Agrippina, vele andere nog bestaande steden, vooral aan den linker Rijnoever, eenmaal zulke Eomeinsche voorposten of grensvestingen.
II. DE ONTDEKKINGEN IN AFRIKA EN AZIË.
In de oude geschiedenis, spelen de volkplantingen en hare lotgevallen eene gewigtige rol, b.v. de Grieksche in Kleinazië; Carthago, Syracuse; maar dit bepaalt zich, uithoofde van de toen minder algemeene, onderlinge aanraking van volken en staten, bijna geheel tot op zich zelven staande feiten en gebeurtenissen. Anders is't in de nieuwe. Hier staan, voor de algemeene geschiedenis, de groote gebeurtenissen niet ieder op zich zelve, maar in zanienhang met het geheel ; en in de voorgaande ligt de kiem der volgende. De ontdekkingen en volkplantingen der Europeanen in Oost en West zijn, middelijk, een gevolg geweest van den langen strijd der Westersche volken tegen de voortdringende Arabieren en de leer van Mahomet. Lang voor de ontdekkingen, in 507, waren de Westgothen uit het z.w. van Gallie, nu Frankrijk, verdreven; aan gene zijde der Pyreneën, daarentegen, hadden ze de Sueven, 584, onderworpen, en hierdoor hunne heerschappij eindelijk over't geheele schiereiland uitgebreid. Maar hun koning Witiza verloor, in den strijd tegen Eoderic (Rodrigo), troon en leven. AVitiza's zonen, de onderliggende partij, zochten hulp bij de Arabieren op de noordkust van Afrika, (Mooren). Tarik stak naar Spanje over, en won den slag bij Xeres de la Trontera, 711. Gelijk bijna altijd: de hulp
5 verkeerde in overheerschiiig : 't geheele schiereiland, de noordkust uitgezonderd , werd aan de Moorsche heerschappij onderworpen. Langzaam kwam de christenbevolking weer tot adem, hervatte den strijd; en achtereenvolgend ontstonden de kleine rijken Oviëdo, Asturie, Leon en Castilië. In den strijd voor't geloof roem te behalen, was de zucht, die overal den adel bezielde. Ook Hendrik van Bourgonje, de vierde zoon van den hertog van dat land, trok naar Castilië. Koning Alphonsus VI schonk den edelen gelukzoeker de hand zijner dochter, en beleende hem met het graafschap Portugal, 1095. Dit leen werd, eene halve eeuw later, een koningrijk. En toen het, bij den dood van Ferdinand I , 1383, te verwachten was, dat de kroon aan zijne dochter, met den koning van Castilië gehuwd, zou overgaan, was de natie hiervan afkeerig: en de rijksbestuurder, de grootmeester der ridderorde, te Avis (o.; n.o. van Lissabon) gevestigd, werd, ouder den naam van Joan 1 ( 1 ) , tot koning gekozen. Met hem begint Portugal's tweede koningshuis en't roemrijkste tijdperk zijner geschiedenis. Portugal had welhaast den vrede met Castilië bevochten, en genoot rust. Maar de oude riddergeest rustte niet. Vooral 's konings zonen, Eduard, Pieter en Hendrik (1), haakten naar roemrijke daden. Zoo kwam't ontwerp ter bane, Ceuta te veroveren, en vond levendige toejuiching.
Ceuta, tegenover Gibraltar, was, in't begin der vijftiende eeuw, een der sleutels van de Middellandsche zee. Grooter dienst kon aan z.w. Europa niet geschieden, dan't aan de ongeloovigen te ontrukken, en tot een voormuur der Christenheid te stellen. Met geheimhouding van't eigenlijke doel, deed Joan I groote voorbereidsels maken; eene aanzienlijke vloot bijeen brengen. De uitkomst beantwoordde aan zooveel inspanning: den 21 Aug. 1113, 's avonds, waren de Portugezen meester van Ceuta ; en de Mooren verslagen of gevlugt. De volgende zondag was voor de overwinnaars een gedenkwaardige dag. Onder het gelui van twee klokken, vroeger door de Mooren te Lagos buit gemaakt, en't geschal van tweehonderd pauken en trompetten, werd toen de mosqué tot christenkerk ingewijd; het Te Deum gezongen. Daarop (1) Dezelfde voornamen verschillen in de verschillende talen: van hier veel verwarring. Jan (Joan, Johan, Johannes), Eduard, Hendrik, Pieter zijn in't Portugeesch : Joäo, Duarte, Henrique en Pedro, Alphonsus is Affonso.
e volgde eene andere plegtigheid. In de rijen der vele dapperen, waren 's konings drie zonen onder de voorsten geweest. Zij werden door den gelukkigen vader tot ridder geslagen, en gaven vervolgens, op hunne beurt, den ridderslag aan andere uitstekende strijders.
Naar den aanleg en't doel der onderneming, was de verovering van Ceuta eene voortzetting der kruistogten ; enkel eene zege te meer onder zoo vele, op de ongeloovigen bevochten. In hare gevolgen, werd ze't begin eener nieuwe rigting in de wereldgeschiedenis : n.l. de grondslag deiontdekkingen en volkplantingen van't nieuwe Europa in de andere werelddeelen. En de man, die haar die nieuwe rigting gaf, was de infant Hendrik, de zeevaarder genoemd, Latijn: Ilenricus navigator; de derde zoon van Joan I.
Zeevaart en
handel uit te breiden, te gelijk Portugal's roem en de voortplanting van't Christendom, was zijn levensdoel; sterre- en zeevaartkunde zijne studie; terwijl de schatten der Christusorde, wier grootmeester hij was, hem de middelen verschaften,
om zijne lievelingsplannen uit te voeren en de
uitrustingen te bekostigen.
De ontdekkingen volgden de westkust van Afrika, 't Eiland Porto Santo was, 1418, de eerste ontdekking; Madera, 1419, de tweede. Ilendrik's eerste uitrusting werd door een storm verslagen, en redde zich op een klein eiland. Ze noemde't, daarom, Porto Santo (d.i. haven des behouds). Van hier zagen de ontdekkers, verre in't z.w., zoo't scheen een nevelbank liggen, maar die niet veranderde. Meii voer er heen: 't was't eiland Madera; een welig boschland (v.d. de naam; Madeira: timmerhout). Een gedeelte van't bosch werd in brand gestoken, maar, volgens de overlevering, was men in geen zeven jaar den brand geheel meester. In den vruchtbaren bodem, werd suikerriet uit Sicilië overgeplant en wijnstokken uit Cyprus.
De algemeene denkwijze was niet gunstig voor diergelijke ondernemingen, en de ontdekkingen stonden twaalf jaar stil ; maar de infant gaf zijne ontwerpen niet op. Men kwam tot de Canarische eilanden, al vroeger bekend, en Kaap Bojador werd, 11:32, voor't eerst omgezeild; tot dien tijd een gevreesd punt, de verste grens der vroegere zeevaart.
7
Nog geen tien jaar later, werden de eerste negers en rijke buit te Lissabon aangebragt; van toen af, de denkbeelden algemeen gunstiger der voordeelen, welke de ontdekkingen konden opleveren. Onder goedkeuring van den infant, werden bijzondere vereenigingen tot stand gebragt, om uitrustingen te doen en ontdekkingen. Nog vóór zijn dood, 1460, werd de Groene Kaap, Cabo Verde, ontdekt en omgezeild; en kwam men tot Sierra Leona. Er ontstond koophandel met Guinea. Alphonsus V verpachtte dien handel onder voorwaarde, dat men de ontdekkingen langs de kusten jaarlijks 100 mijlen voortzette. In 1471 was men midden op de Gotidkust. Hier liet Joan II de groote, 14S2, 'teerste fort aanleggen, San Jorge da Mina, nu eene Nederlandsche bezitting, St. George del Mina.
Hij zelf voegde, bij zijne
titels, dien van Senlior de Ghriné, heer van Guinea.
't Eigenlijke doel was nu geworden: 't land, dat peper en kaneel, de specerijen van't Oosten, oplevert. Standvastig den eenmaal ingeslagen weg volgende, was men dat doel nabij gekomen. Vijf jaar na de stichting van St. George del Mina, in 1486, kwam Bartholomeus Dias tot aan de Kaap, die door hem Cabo iormentoso, Stormkaap, werd genoemd, maar die onder den naam van Kaap de Goede Hoop, door koning Joan II daaraan gegeven, in de geschiedenis en aardrijkskunde bekend is. Weer verliepen er nog t waal 1' jaar: en toen eerst werd de goede hoop verwezenlijkt, d.i. 't land der specerijen bereikt. Vasco de Gama was, 8 Julij 1497, van Lissabon onder zeil gegaan; liep om de Kaap langs de zuidoostkust van Afrika tot Meiinde (3° lö'z.b., toen bloeijend, nu vervallen), en stak van daar naar Calicut (nagenoeg op 12° n.b.), de plaats zijner bestemming, over, welke hij den 16 Mei 1498 bereikte. De Portugezen waren niet gekomen, om in Indië veroveringen te maken: de specerijhandel, de kostbare voort-
8
brengsels van't Oosten, was hun doel. Maar die handel moest niet eerst nu in't leven worden geroepen ; hij bestond al sedert lang, doch in eene andere rigting en in andere handen. Malacca was de algemeene markt, waar de landen en eilanden, oostelijk van Achterindië gelegen, de voortbrengsels van hun bodem en nijverheid aanvoerden, en waar Mooren en Arabieren, in't algemeen de bewoners van Voorindië en zuidwestelijk Azië, de hunne kwamen ruilen. Calicut, Ormus, Aden, waren stapelplaatsen van den tweeden rang voor deze laatstgenoemden. Over de Persische golf, door de Roode zee, langs den JNijl, door Egypte, Armenië, Kleinazië, werden de Indische waren naar Europa gezonden. Trebizonde, Aleppo, Damascus, vooral Cairo en Alexandrie ; Venetië en Genua, bloeiden door dien handel ; Oostersche en Westersche vorsten en staten trokken er rijke inkomsten uit. Tegen al die belangen moest Portugal's streven naar den alleenhandel, zelfs zijne bloote mededinging, vijandig optreden ; en op die wijze 't eerst bedoelde vreedzaam handelsverkeer, door den drang der omstandigheden, in oorlog en strijd verkeeren; forten en versterkte steden de plaats vervangen van handelfactorijen en kantoren. Portugal behaalde de zege. Onder den eersten onderkoning, Francisco d'Almeida, vooral onder zijn opvolger, Alphonsus d' Albuq u e r q u e , met den titel: kapitein-generaal en gouverneur van Indië,
vestigde't zijne overmagt en handelheerschappij in Azië, van Aden af tot in de Molukken. Het korte tijdperk van't bewind dier beide mannen, 1505—1515, waren de heldenjaren der Portugezen in Indië. Goa, aan de kust van Malabar, op een eiland gelegen, ruim 15° n.b., was eene van Albuquerque's eerste veroveringen geweest. Naar zijn plan, werd het de hoofdplaats der Portugesche heerschappij in Indië, en telde eenmaal 200,000. Gelijk Batavia, om zijne ongezondheid, in't begin dezer eeuw grootendeels is verlaten en de bevolking naar de buitenwijken is verhuisd, is dit ook met oud-Goa in de vorige 't geval geweest, en de bevolking
9 naar't nabij gelegen Villa nova de Goa, nieuw-Goa, = Pandsjim, getrokken; thans, met omtrent 12,000, bij andereu 18,000, inwoners, de hoofdplaats van't gebied der Portugezen; op deze kust tot 100, 130 D mijlen ingekrompen.
Zoo veel voorspoed en roem verhief't volksgevoel onder alle standen. Camoëns heldendicht, de Lusiade, werd, gelijk geen ander, een nationaal gedicht. Treffende gedeelten gingen, als volksgezang, in den mond der menigte over ; en bij gevechten en belegeringen, vuurden de strijdenden elkander aan met regels uit de Lusiade. 't Lot van den dichter beantwoordde niet aan de gunstige ontvangst van zijn epos. Louis de Camoëns worstelde, zijn leven lang, 1525—1579, met tegenwerking en tegenspoed, vervolging van hovelingen en kerkelijken, gevangenis en ballingschap. Zijn gedicht, dat hij bij een lang verblijf in de Oost bewerkte, te Malacca, vooral te Macao, was de troost en de steun van een miskend leven. Hij stierf, in't begin van 1579, in een openbaar ziekenhuis te Lissabon. En toch : Uw roem, o Gama, was verloren, Zoo Camoëns niet waar geweest (1). (1)
O. Z. van Haren, voorzang, de Geinen, door Bilderdijk.
Lusitaniè' was de oude naam van Portugal {Portii Cale in de middeleeuwen, nu Oporto; Porlucale:
Portugal ; van Lusitauié' is de naam van't heldendicht, Lusiade,
die van't oudste Grieksche heldendicht, van Homcrus, de Ilias Zoo't Latijnsche, van Virgilius, de Aeneïs van Aeneas. van Voltaire,
de
Ifenriade^
naar
gevormd, gelijk
van llium (== Troije.
Bij de nicuweren 't]?ransche,
den naam van koning Hendrik ( I V ) ,
Henri;
het
Hoogduilschc, van Klopstock, naar Messias, de Messiade. — Een heldendicht, in de kunsttaal epos, episch gedicht, heeft tot onderwerp ééne groote gebeurtenis, rijk in bijomstandigheden en voonallen; of één groot man, rijk in daden en lotgevallen, welke de pof sie tot één zamenhangend geheel verhindt, en waarvan de ontknooping in één feit afloopt. — De meest bekende epische gedichten, buiten de genoemde, zijn : nog een tweede van Homerus, Odgssea (naar Odysseus =
Ulysses); 't Italiaausche, van Torquato Tasso:
'tVerlost Jeruzalem ( = Gerusalemme liberata, namelijk door de kruisvaarders); en't Engelsche, van Milton, 't Verloren Paradijs (=Paradise Lost). — Be Willem III, Rotgans, 1710 f,
en de Friso,
van Lucas
van AVillem van Haren, zijn bekende Hollandsche helden-
dichten, die oneindig meer geprezen zijn geworden, dan gelezen. Bilderdijk: de Ondergang der Eerste
Van een derde, door
Wareld, bestaan alleen de vijf eerste zangen. — Bijna
alle nieuwe heldendichten, zooveel plan en schikking lelreft,
zijn naar de Aeneïs ontworpen.
De Aeneïs, wederom, is eene navolging van de beide Grieksche gedichten vereend, van de Ilias en Odyssea.
10
III. DE ONTDEKKING VAN AMERIKA.
De ontdekking van dit Averelddecl is't gevolg geweest van dcàtzelfde streven, 't welk het einddoel was der voortzetting van de ontdekkingen in Afrika, namelijk : Indië en zijne rijke voortbrengsels. Dat er land bestond ten westen van Europa, dat men door't westen in Indië kon komen, was geen nieuw denkbeeld van Columbus en zijne eeuw, In de werken van Plato, van Aristoteles, bij een aantal beroemde Grieksche wijsgeeren eil aardrijkskundigen, werd het, meer en minder volkomen, reeds aangetroffen. Als met een geest der voorspelling begaafd, had de Latijnsche dichter en wijsgeer Seneca (eerste eeuw na C.) een zijner personen in den mond gelegd: „De tijden zullen komen, in latere eeuwen, waarin de oceaan de beperkingen der bewoonde aarde zal verbreken, en een uitgestrekt land toegankelijk zal zijn" (1). Arabische en Christenschrijvers in de middeneeuwen hadden die denkbeelden overgenomen; en ze waren, voor den ontwaakten geest der vijftiende eeuw, niet verloren. Op verzoek van Alphonsus V van Portugal, ontwierp de beroemde Italiaansche wis- en aardrijkskundige Toscanelli, 1471, eene uitgewerkte aanwijzing voor een weg door't westen naar Indië. Columbus, geen vreemdeling in de wetenschap van zijn tijd, werd ook met den wegwijzer van Toscanelli bekend ( 2 ). Kunstig gesneden hout, ontzettend groote pijnboomstammen, andere voorwerpen, die met een westewind te Porto Santo of aan de Azoren waren komen aandrijven, werden zooveel handtastelijke bevestigingen van (1) Seneca, Medea, act. I I , v. 37ß. — (2) Moyrajjhie Vnioerselle.
'tgeen men, op't gezag der ouden en naar eigen inzigt uit hunne schriften, als zeker had aangenomen. Dan, tegenover hen, wier geest en wetenschap zich tot de hoogte van't vraagstuk konden verheffen, stond eene onafzienbare menigte, en daaronder geleerde en naauwgezette mannen, welke die reis door't westen naar Indië een droombeeld Avas; en die den bolvorm der aarde en hare tegenvoeters als eene dwaasheid en gruwel beschouAvde.
l
»
Christophorus Columbus, 143G—150(i, was de man, die, zich boven al die gevestigde veroordeelen verheffende, Averkelijk ten uitvoer bragt, 'tgeen eeuwen lang bespiegeling en redenering Avas gebleven. Tot de uitvoering van zijn ontAverp, bezat Columbus kennis en moed, roemzucht en volharding, maar niet de middelen, om de schepen uit te rusten, noodAvendig voor zijne onderneming. Achttien jaren lang, de beste van zijn leven, zocht hij te vergeefs Genua, Portugal, Spanje, dan dezen, dan genen staat, voor zijn plan te AAdnnen. Eerst in 1492, mögt het hem gelukken, zijn doel te bereiken, en met Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië eene overeenkomst te sluiten. De overeenkomst, den 17 April 1402 te Santa-Pe in Grenada geteekend, bevat zeer gunstige bepalingen voor C. De voornaamste : hij wordt, bij vererving op zijne nakomelingen, admiraal van al de ontdekte landen, met gelijke eer en voorregten als de grootadmiraal van Castilië in zijn gewest; tevens vice-koning, met het regt voor de posten van gouverneurs van provinciën, drie candidaten voor te dragen, 'uit welke de koning er een benoemt ; hij trekt !/io van alle goud, zilver, kostbaarheden en koopwaren, die in de landen onder zijn beheer gevonden, gekocht en verkocht en geruild worden. Tevens werd hij met den titel van don beschonken, toen alleen aan den hoogen adel toegestaan. Er is veel over Columbus (Italiaansch Colombo) geschreven; hij zelf heeft gedenkschriften en papieren nagelaten. Veel intusschen blijft duister, vooral omtrent zijne jonge jaren. O.a.: hoewel arm geboren, leert hij, aan de hoogeschool te Pavia, teekenen, Latijn, aardrijkskunde, cosmographie, meet- en sterrekunde. En toch, een zooveel omvattende cursus was spoedig afgeloopen: op zijn veertiende jaar ging hij reeds naar zee,
12 Op vrijdag, den 3 Aug. 1492, een half uur vóór zonneopgang, verliet Columbus de haven van Palos, (aan de Tinto, n.w. van Cadix), en aanvaarde zijn togt. De zwakke uitrusting bestond uit drie schepen; maar één van de drie had een verdek ; de twee andere Avaren opene vaartuigen. De bemanning beliep 90 koppen; met de bevelhebbers, geneesheer, vrijwilligers en bedienden, Avaren er in alles 120 personen aan boord der drie schepen. Columbus nam zijn koers over de Canarische eilanden; eerst den 6 Sept., stak hij van daar in volle zee. Tien Aveken had de reis geduurd; W a s 's nachts, tusschen den n en 12 Oct., toen een der schepen, om tAvee uren in den morgen, 't kanon loste, 't afgesproken teeken: 't land AA-as bereikt. Plegtig nam Columbus, den volgenden morgen, in naam van den koning en koningin van Spanje, bezit van't ontdekte land, 't eiland Guanahani, door hem St. Salvador genoemd (= Watling, Watling's (?), een der middelste van de Lucaïsche of Bahamaeilanden).
Columbus was in de vaste overtuiging, dat hij op de kusten van Indië Avas gekomen; hij is in die overtuiging gestorven. De imam W esti n dien is, meer bepaald, gebleven aan de eilanden, die tusschen Noord- en Zuidamerika liggen. Columbus deed vier reizen. Op deze eerste reis ontdekte hij, buiten San Salvador en eenige kleine in de nabijheid, Cuba, Hispaniola, St.-Domingo; Haïti. Hier bouwde hij de eerste sterkte in de nieuwe wereld, Natividad [=(Christus)-geboorte] ; en liep, half Maart 1493, weder te Palos binnen, 't Hof was te Barcelona; zijne reis er heen was een zegetogt; zijne ontvangst, die eens konings. 't Was de schitterendste dag in't leven van den ontdekker der nieuwe wereld. De volgende waren minder zonnig. 'tLand der specerijen moest nog altijd gevonden worden; 'teigenlijke goudland eveneens; de hoop van den ontdekker, zoowel als de droom van duizenden gelukzoekers, bleef nog onvervuld : en teleurstelling , tegenspoed en miskenning, ziekte en ligchaamskwalen, verdonkerden, van nu af aan, Cs leven. Tweede reis (Sept. 1493 — Junij 14-96); zeven schepen, 1500 avonturiers als vrijwilligers. Op deze ontdekte C , en wel, zoo't schijnt, op de heen-
18 vaart naar Hispaniola: Dominica, Maria Galante, Guadeloupe, Antigua, enz.?; (kleine Antillen; de ligging z.w.), eu't oostelijkste der vier groote Antillen, Porto Rico ( = Puerto R.; rijke haven). Hij vindt, op Hispaniola, 't fort verwoest; bouwt Isabella, de eerste stad in de nieuwe wereld; zet op nieuw koers naar't w., en ontdekt Jamaica. Ziek op H. terug gekomen, bedwingt hij eerst de opgestane inlanders, en vertrekt vervolgens naar Spanje, waar vele klagten tegen hem waren ingebragt, om zich te verantwoorden. De ontvangst aan't hof was gunstig; maar de vroeger algemeene geestvervoering geweken voor eene teleurgestelde verwachting. Derde reis (na twee jaren wachtens, Mei 1498—Nov. 1500). Meer dan de beide vorige keeren, zet C. koers naar't z., en ontdekt Trinidad en de breede uitmonding van de Orinoco, 't Vaste land van Zuidamerika is bereikt. Door eene oogziekte aangetast, naar Hispaniola terug gekeerd, vindt hij de volkplanting op nieuw in verwarring; Francisco Eoldau en een groot deel ontevredenen in opstand tegen de »vreemde Genuësche gelukzoekers", de beide broeders van Columbus, Bartholomeus en Diego. Nieuwe klagten in Spanje, en een nieuw onderzoek. Francisco Bovadilla, met volstrekte volmagt op H. gekomen, neemt C. gevangen en zendt hem, o-eketend, naar't moederland. Welwillend, daarentegen, ontvangt hem het hof; verontwaardigd over zijne ketenen, roept het Bovadilla terug: maar geeft C. 't opperbevel niet weder; don Nicolas Ovaudo vervangt hem. Intusschen hadden de ondernemingen van Portugal 't doel getroffen : Indië was bereikt, en eene -Portugesche vloot, nog vóór dat C. zijne vierde reis ondernam, voor de tweede maal naar Calicut gestevend. Vierde reis (Mei 1503—Nov. 150i); ze was de ongelukkigste en onvruchtbaarste van de vier. Zonder gevolg onderzocht C. de kusten van Mosquito en Costa Mica, van Kaap Gracias a Bios tot Porto Bello ( = P. Velo), aan den binnensten boezem der Caraïbische zee ; en eene vestiging in die streken mislukt. Met moeite aan storm en schipbreuk ontkomen, landt hij op Jamaica. Hier verschaft de voorspelling eener op handen zijnde zonsverduistering , aan de Indianen, hem en zijn volk levensmiddelen en redt hen van den dood. Den 7 Nov. 1301 in Spanje terug gekeerd, verliest hij, nog geen drie weken na zijne aankomst, zijne eerste en getrouwste beschermster, koningin Isabella. — Hij zelf stierf 20 Mei 1506, 70 jaren oud, te Valladolid. Zijn lijk werd naar St. Domingo overgebragt; en, bijna twee eeuwen later, 1795, naar Havanna.
Aan Columbus is in Amerika de oorsprong en grondslag te danken van alle volkplantingen der Europeanen. De vier
14 groote Antillen en een aantal kleinere zijn zijne ontdekkingen. Van't vaste land van Amerika bereikte hij alleen cle kuststreken aan den mond van de Orinoco. Op't vaste land waren de voornaamste Spaansche ontdekkers en veroveraars: Ferdinand Cortez (1485—I547f) en Francisco Pizarro (1541 f). Cortez ontdekte en veroverde Mexico; Pizarro, Peru. 't Zijn deze twee landen geweest, die, gedurende Spanje's driehonderdjarige heerschappij in Amerika, de hoofdbestanddeelen waren zijner bezittingen. De verovering van Mexico is een belangwekkend bedrijf in het treurspel der ontdekkingsoorlogen. Cortez had, als Spaansch volkplanter, op Cuba in korte jaren reeds goud en schatten o verge wonnen, toen Valasquez, de gouverneur van't eiland, hem aan't hoofd eener nieuwe ontdekkingreize stelde, tot welke C. zelf gedeeltelijk de uitrusting bekostigde. In't voorjaar 1519, landt hij niet 600 man, zoo soldaten als matrozen, op de z.w. kust van de Golf van Mexico. Hij legt er den grond van Vera-Crux, (nog in bloei); en krijgt kennis van't bestaan van't uitgestrekte rijk der Azteken, Mexico, onder het b.eheer van Montezuma. Dat land te veroveren wordt nu't doel. Sterven of overwinnen: C. laat zijne schepen in brand steken; geen vlugt of terugkeer naar Cuba. Met Indiaansche stammen, vijanden der Azteken vereenigd, inzonderheid niet die der Tlascalanen, trekt hij als vriend naar Mexico. Maar de vreedzame betrekking verkeert in een Moedigen oorlog. De kans is afwisselend. Toen C , 8 Julij, 1520, zich genoodzaakt ziet, Mexico 's nachts te ontruimen, verliest de helft deiSpanjaarden 't leven, en de nacht van dien moorddadigen strijd ontvangt den naam van den »treurigen nacht" (noche triste). Eerst den 13 Aug. 1521, na een beleg van drie maanden, wordt Mexico voor goed aan de Spaansche heerschappij onderworpen. Heldhaftig was de verdediging geweest onder Montezuma's opvolger, Guatemozin; bloedig de verovering; alleen den dag vooraf waren 40,000 Mexicanen, door de belegeraars ingesloten en »vooral door de Tlascalanen" afgemaakt. — Karel V benoemde C. tot kapitein-generaal: maar 1520 naar Spanje geroepen, om zich te verantwoorden, werd hem, hoewel door den keizer met eere overladen, 't burgerlijk bestuur van Mexico niet weder gegeven. — Nog in 1536 ondernam C. eene nieuwe reis, en ontdekte't schiereiland (Neder-)Californic, alsmede de straat, golf, van dien naam ( = Mar Bermejo: vermiljoen zee, roode zee.) De verovering van Peru valt later, dan die van Mexico. Voor gemeenschappelijke rekening van hem en twee andere gelukzoekers,
15 had Pizarro, van Panama uit, eene ontdekkingsreis gedaan, en Peru en zijn goudrijkdom leeren kennen. Hij was toen naar Spanje gereisd en door Karel V tot gouverneur van het te veroveren land benoemd. Zoo treedt hij, 1531, als veroveraar op. De toestand van Peru begunstigt zijn plan. De vorst, ynca, van Peru, Iluana Capac, was eenige jaren te voren gestorven. Zijne zonen, Huascar en Atahualpa, half broeders van moederszijde, betwisten elkander den troon; en beide zoeken bij P. hulp, maar vinden hun eigenen ondergang en dien van Peru. Atahualpa laat zijn broeder om't leven brengen; en wordt, op zijne beurt, ter dood veroordeeld, geworgd. Spanje is meester. — Dewijl Peru's oude hoofdstad, Cuzco, te ver van zee lag, stichtte P. Lima, 1535; maar over't bezit van Cuzco onstond een oorlog tusschen P. en Diego de Almagro, vroeger een der medeuitrusters van P's eerste ontdekkingsreize ; nu door Karel V met een gouvernement, ten z. van dat van P . , begiftigd. Overwonnen inden slag, wordt Almagro in de gevangenis geworgd. De wraak blijft niet achter; de vrienden van Almagro vermoorden Pizarro, 1641.
IV. DE
PAUSELIJKE
BULLEN,
TEN
BEHOEVE
VAN
PORTUGAL
EN
SPANJE , OM HUN'T BEZIT HUNNER ONTDEKKINGEN EN VEROVERINGEN TE VERZEKEREN.
Toen Alphonsus I , een leenman van Leon en Castilic, den titel van honing van Portugal aannam, 1139, had hij zijne kroon onder de hoede van don Paus gesteld. En toen Portugal's ontdekkingen en veroveringen in Afrika zich uitbreidden, had Alphonsus V, van Paus Nikolaas V, 1452, eene bulle verworven, die hem't regt toekende, gene landstreken te veroveren en in bezit te nemen. Later, 1454, was dit regt op nieuw bevestigd, met het gewigtige bijvoegsel, dat het aan alle koningen eu staten der Christenheid was verboden, zonder toestemming van Portugal, die landen te bevaren, of de Mooren wapenen toe te voeren.
Spanje volgde Portugal's voorbeeld. Zoodra Columbus van zijne eerste reis was teruggekeerd, zocht het zijne nieuwe ontdekkingen, onder de hoede der kerk, tegen de
16 mededinging van andere volken in veiligheid te brengen. In April 1493 had de plegtige ontvangst van Columbus te Barcelona plaats : en reeds den 4 Mei teekende Alexander VI de bulle ten behoeve van Spanje. Aan den koning van Castilië en Leon verzekert de Paus ten eeuwigen dage 't bezit der landen en eilanden, door „zijn beminden zoon Christophorus Columbus" ontdekt ; met dezelfde privilegiën en voorregten, als door de vroegere Pausen aan de koningen van Portugal waren verleend voor de landen van Kaap Bajador tot in Oostindië. Bij nadere omschrijving : de bulle schenkt Spanje „alle eilanden en't vaste land, nu ontdekt of zullende ontdekt worden, liggende naar't westen en zuiden; eene lijn getrokken zijnde van de noord- naar de zuidpool, op een afstand van honderd mijlen van de Azoren en de Kaap Verd." De inboorlingen uit de ontdekte landen, die Columbus vergezelden, waren geene negers*, met kroes, wollig haar, gelijk men er van de kust van Guinea reeds velen te Lissabon zag. Hierom twijfelde Joan II van Portugal dan ook niet, afgaande op vroeger ingewonnen berigten, omtrent het Oostindische menschenras, oft waren Indianen, die Columbus had medegebragt, inwoners van Oostindië; en, uit kracht van de vroegere bullen, behoorde hem 't land, dat Columbus had ontdekt. Een verdrag tusschen beide koningen verhoedde den oorlog, waartoe, in strijdende aanspraken en opvattingen, aanleiding bestond. Den 7 Junij 1494, kwamen te ïordesillas, z.w. van Valadolid, de gezanten van Portugal en Spanje bijeen, en de grenslinie werd nader bepaald, 't Verdrag verdeelde de aarde in twee halfronden. De grens werd de meridiaan, 370 mijlen bewesten de Kaap-Verdische eilanden; 't westelijk halfrond Spanje's, 't oostelijk Portugal's toegewezen deel. Ook deze overeenkomst kon niet voor altijd aan den
17
strijd een einde maken, dewijl de zeevaartkunde in die eeuw nog niet ver genoeg was gevorderd, om met eenige zekerheid de lengte op zee te bepalen ; dat is . te zeggen op welke hoogte een schip, in zee zijnde, zich bevond, met betrekking tot het oosten en westen. Om, 'tgeen duidelijk was in woorden, inderdaad ten uitvoer te brengen , moest men, bij gemis van de noodigc wetenschap, in den blinde rondtasten. Nog in't begin der zestiende eeuw, toen't een punt van verschil was, of de Molukken tot Portugal's of tot Spanje's halfrond behoorden, benoemden beide hoven als scheidsmannen, om de zaak te beslissen , de bekwaamste sterrekundigen en zeevaarders van hun tijd. Verschillende kaarten werden geraadpleegd, maar vruchteloos: er waren er, die onderling 46° lengte uiteen liepen (1). De commissie werd ontbonden, zonder uitspraak te hebben gedaan. Voorloopig stond keizer Karel V, 15:29, zijne aanspraak tegen 320,000 dukaten aan Portugal af. Deze som was een onderpand, totdat eene latere beslissende uitspraak zou hebben plaats gehad ; die echter nooit is gevolgd. — Zelfs nog bp't einde der zestiende eeuw, gevoelde men dringend de behoefte aan eene betere wijze, om de lengte op zee te bepalen; en lieten toen, hier te lande, de Staten-Generaal eene oproeping uitgaan aan allen, „die (praï)tendeerden de lengte van de zee, te weten van oosten op westen, gevonden te hebben (3)." De bepaling in de bulle van * Mei van de grenslijn, demarcatielinie, »100 mijlen w. de Azoren," wordt beschouwd, als door invloed van Columbus zelven daarin opgenomen. Niet alleen had hij op die hoogte eene grootc verandering iu't luchtgestel waargenomen, den overgang onder eene nieuwe, liefelijker hemelstreek: maar vooral dit, dat het kompas hier geene afwijkingen had. Aan de staatkundige grensscheiding wil hij eene grondlaag geven, in do natuur zelve gevestigd (3) De grens, eene lijn MUI de noordpool tot de zuidpool, maakt de «oorden »ten zuiden" (1)
Veuliel,
ld/.. 665. — (2)
dt Jongt, I , Sil. -
(3) v. Humboldt, I I , 3« en f.v. 2
IS
overbodig; zoo ze niet bedoelen, dat incn de rigting noordwest van de grenslijn niet in aanmerking neemt. Over de onnaauwkeurighcid der taal, waarin de bulle van demarcatie is vervat, is meermalen geklaagd. Op de naau«keurigheid, waarmede dit punt, in eenige historische werken en handboeken, is opgenomen, valt evenmin te roemen. Hunne mededeelingcn loopen uiteen, somtijds zijn ze in strijd. Bij Schäfer, I I I , 163, wordt in't verdrag van Tordesillas de demarcatielinie 21 graden w. do eilanlen bij Kaap Verd getrokken: bij Peschel, in plaats van die graden, 370 mijlen (léguas) opgegeven. Of in't verdrag deze dubbele bepaling van denzelfden afstand voorkomt, of dat de eerste schrijver de mijlen in graden, of de laatste de graden in mijlen heeft herleid, blijft onzeker. De 370 mijlen van Teschel worden bij Heeren, I , 35, 375; bij Koch, I , 299, 470. Heeren schijnt deze verlegging van de grenslinie in 1491, 270 mijlen westelijker dan vroeger, in verband te brengen met het bezetten der kusten van Brasilie door Portugal: doch Brasilie werd eerst zes jaar lateiontdekt. — Ook de vertaling van Schlosser'* Atgemeene Geschiedenis, XI, 122, is omtrent de bulle onduidelijk.
V. DE EUROPEÏSCHE VOLKPLANTINGEN IN AMERIKA.
De Spaansche volkplantingen 'in Amerika. In't algemeen zochten de volken van Europa, in Oost en West, handelsartikels, de voortbrengsels van den grond; waar die ontbraken, in't noorden der nieuwe wereld, pelterijen en vischvangst. Met Spanje Avas't anders. Mexico, Peru, Chili, = Chile, waren rijk in goud- en zilvermijncn : en bergbouw en mijnwerken, de edele metalen, die ze opleverden, waren 't hoofddoel van Spanje. Mexico, ook Oud-Mexico, = Nieu«-Spanje, dan heden.
was toen van grooteren o m v a n g ,
De tegenwoordige vijf republieken van Midden- of Centraal-
Amerika: Guatamala, Honduras, San Salvador, Nicaragua en Costa-Rica, waren er onder
begrepen.
Met
Peru
was't
eveneens:
de
republieken
Ecuador,
Bolivar, enz., waren doelen van dat land.
Tot deze gewesten, bepaalden zich de Spaansche bezittingen niet op't vaste land van Zuidamerika. Paraguay, de staten Van Rio de la Plata, of Argentina, Buenos Ayres,
lil
Uraguay, of Monte-Video , die gcheele middelstreek, groot van uitgestrektheid, maar toen vooral weinig bevolkt en nog weinig geteld, was eveneens aan Spanje onderworpen. Belangrijker bezitting was de rijke en vruchtbare noordkust van Zuidamerika, van de golf van Panama tot aan den. mond van de Orinoco en de grenzen van Britsch Guyana ; in de vroegere aardrijkskunde gewoonlijk onder den gemeenschappelijken naam van Terra Firma, 't vaste land, opgenomen; nu Nieuw-Granada en Venezuela. Spaansch Amerika was niet, gelijk vroeger Nederlandsch Indië, de bezitting van eene bijzondere compagnie, maar van de kroon. Een ander verschil niet onze Oost : de Spaansche bezittingen waren meer volkplantingen in den eigenlijken zin. Al vroeg hadden er zich vele Spanjaarden gevestigd; buiten die van een gemengd ras, was er eene bevolking ontstaan van geheel Europeïschen oorprong. In de Nederlandsche bezittingen, daarentegen, was een tijdelijk verblijf regel; vestiging eene uitzondering; betrekkelijk, 't getal der creolen (]) gering. Beperking van handel, nijverheid en verkeer, verbodswetten en uitsluiting, waren in vroegeren tijd de beginselen der staathuishoudkunde. In volle kracht paste Spanje ze toe op't beheer zijner Amerikaansche koloniën. Alle uitvoer was verboden, uitgenomen naar Spanje, en daar heen nog alleen op de haven van Sevilla, later van Cadix. De invoer volgde dezelfde wet. Wat het moederland opleverde , wijn, olie, enz., mogten de volkplantingen niet verbouwen. De tabakshandel was eene monopolie der kroon. Van 'tgeen uit liet moederland werd aangevoerd, konden (1) Kinderen, in de koloniën van Europeïsche ouders gehören, zijn creolen; van ecu Europeïschen vader en Iiuliaanschc moeder, en omgekeerd, mestUen; op Java liplappen; van een Europeaan en eene negerin Mulatten. Een man van de kleur, een kleurling, schijnt thans nicer in gebruik dan mulat. Q,uarlerons zijn kinderen van een Europeaan of erend! en eene vroufl van de kleur. De laatste namen zijn vooral in Amerika in zwang.
20 de gouverneurs der provinciën den verpligten koop tegen den prijs, dien ze bepaalden , over steden en dorpen omslaan, enz., enz. (*) En wat voort nationaal gevoel der meer beschaafde bevolking van Europeïschen oorsprong 't meest stuitende was: alleen de geboren Spanjaard kon in de koloniën een ambt bekleeden; de creool was tot geene betrekking benoembaar. — Van de verbodswetten op den uit- en invoer was, o.a., een ontzettend groote sluikhandel van Curaçao op de kusten van Venezuela 't gevolg,
't Verkeer dier landen met Spanje liep
genoegzaam te niet; bijna alle uitvoer ging op Curaçao; en kwam alle invoer van daar.
Van Curaçao werd de Varina-tabak , uit de Spaansche
volkplanting Venezuela, cacao, andere waren , naar Nederland verzonden ; en van daar als Hollandsche tabak, enz., in Spanje ingevoerd.
In 1763
hief Karel III een groot gedeelte dier handelbcperkingen op: en in dezelfde mate namen Curacao's smokkelhandel en welvaart af.
Omtrent driehonderd jaar behield Spanje zijne bezittingen op't vaste land van Amerika. Toen Napoleon, in 1808, zijn broeder Jozef tot koning van Spanje en Indië benoemde, kwam't volk in opstand, en koos de partij van den verdreven Eerdinand VIL Even als't moederland, weigerden de Spaansche Amerikanen 'tEransche gezag, en bleven hun koning trouw. Maar, zoowel de Cortes, of algemeene staten van Spanje, toen ze, bij't afwezen des konings, 't bestuur in handen hadden: als later Eerdinand V i l , weigerden, aan de inwoners der koloniën gelijke regten te verleenen, als aan't moederland. Achtereenvolgend verklaarden toen de landen en provinciën van Spaansch Amerika zich onafhankelijk; al in 1811 gaf hun Venezuela 't voorbeeld Zoo hebben de uitgebreide Spaansche bezittingen op't vaste land van Amerika plaats gemaakt voor eene rij van onafhankelijke gemeenebesten en een opkomend keizerrijk, Mexico. Spaansche bezittingen zijn thans l'orto-Kico en Cuba, een Java in uitgestrektheid en rijkdom van voortbrengsels, Beide eilanden verkeeren (1)
Weber, I I , 51S, m
. A'. Botch,
I, ~i>" en \.v.
in toenemenden bloei. Maar ze wachten nog den schok, welke, vroeger of later, de vrijverklaring van hunne slavenmagt, meer dan een half millioen zielen sterk, noodwendig volgen zal. Cuba en Porto-ltico zijn de eenigste bezittingen in de nieuwe wereld, die Spanje van zijn eens zoo uitgestrekt gebied heeft overgehouden. Op St. Domingo poogt. of poogde't zich op nieuw te vestigen.
Portugesche volkplantingen in Amerika. Het tegenwoordige keizerrijk Brasilie is veel grooter van omvang, dan't land, 'twelk de vroegere aardrijkskunde onder dien naam verstond, 't Geheele noorderbinnenland van Zuidamerika, 't uitgestrekte stroomgebied van den Maranon of Ainazoncnrivier, is nu een gedeelte van Brasilie. In vroegeren tijd, was't onderden afzonderlijken naam van 'tLand der amazonen bekend. Spanje en Frankrijk hadden er aanspraak op gemaakt, maar, bij de vrede van Utrecht, verbleef'! aan Portugal. De eerste vloot, die Portugal naar Indië zond, toen Vasco de Gama was terug gekomen, stond onder't opperbevel van Pedro Alvares Cabrai. Om de gewone windstilte onder de Kust van Guinea te ontgaan, zette Cabrai eerst, gedurende eenigen tijd, koers westwaarts van Kaap Verd: en ongezocht werd, 24 April löoo, de kust van het tegenwoordige Pl'asilië
Ontdekt:
eer-t later zoo genoemd naar't roode verfhout,
brasil (vnnrkleur), dat van daar kwam ; bü ons femambukhout.
Dereede,
waar men veil';;' had geankerd, kreeg den naam van Porto Seguro, = secuur, veilig; op de hoogte, waar nu nog de stad ligt van dien naam; omtrent lö" z.b. in dim tijd. MclcTe men geen Imogen prijs op een land als Brasilie, dat geene specerijen opleverde; en torn evenmin goud of diamanten. Maar voor den bouw van't suikerriet was grond en lucht-trcek gunstig. Aan iederen Portugees, die zich in de nieuw ontdekte streken wilde vestigen, stond de kroon zoo veel grond af, als hij begeerde. Onder den naam van capitan, of hoofdman, verkreeg hij tevens over zijne onderhoorigen, int burgerlijke en lijfstraffelijke, regierlij k gezag; spoedig eene bron van wanorde en opstand. Eerst in 1849, begon voor Brasilie eene betere regeling. Koning Joan lil benoemde Thomas de Sousa tot nlgi
2
gouverneur, en'! hoogste gezag der hoofdmannen, in't burgerlijke en lijfstraffelijke, ging op hem over. Olinda, Bal/ia, = Sau Salvador, aan le Allerlieiligenbaai, = Baliia de totos os sanlos, werd gesticht; ambtenaren, geestelijken, handwerkers, naar de nieuwe volkplanting gezonden.
Zoodra was de Nederlandsen e W. I. Compagnie niet opgerigt, of ze zocht veroveringen in Brasilie'. Mei 1624 maakte hare vloot, onder Jacob Willekens, zich van Sun Salvador meester: dan, nog geen jaar later, werd de stad door de vereende Spaansche en Portugesche vloot hernomen. Vijf jaar daarnabemagtigde, daarentegen, Hendrik Lonck Olinda en't Heeit', = eene in zee opschietende kliprug. Olinda werd . vervolgens, ontmanteld; 't Kecil'versterkt. Dit bleef de hoofdplaats van Nederland's bezittingen in Brasilie tol aan den afstand; is het thans nog van de provincie Fernambucco, = Pcmambaco. Stoute zeegevecht en werden inmiddels door ('ompagnie's vloten geleverd, schepen veroverd, rijke ladingen buit gemaakt : maar van koophandel of kolonie komt weinig voor. 'lis eerder, ot' men de geschiedenis leest eener kaapreedcrij, dan die van eene handelcompagnie. Eerst onder graaf (') Johan Maurits van Nassau, 1030—1011, kreeg Nederlandsen Brasilie meer 't aanzien eener geregelde volkplanting. De wegen werden verbeterd ; te Olinda en op't Kecil', de burgers in schutterijen vereenigd : kerken en scholen geopend; leeraars en zendelingen uitgezonden; regtsbediening ingevoerd: en de vrijheid
eene geregelde
van geweten, orde en wet
gehandhaafd.
In 10 to hernam Portugal zijne zelfstandigheid: en nieuw leven ontwaakte met haar. Maurits deed, in 1644, afstand van zijne landvoogdij: en Nederlandsen Brasilie verloor met hem kracht en klem van beheer, 't Was hier, van toen al'. de strijd tusschen eene herlevende nationaliteit, door de meerdere nabijheid van de kampplaats begunstigd, door eenheid van godsdienst en afkomst met de meeste volki l ) Later meest print Maurita genoemd. Hij en'l geheele itamhui« worden in 1653 door keizer Ferdinand l i l , iu Jen rijksvoritenatand opgen Driesen, 168,
23
planters gesteund, eu tusscheu eene handelmaatschappij zonder eenheid, die aanhoudend met geldgebrek had te strijden; die veel verder van de kampplaats was; van een anderen landaard, van eene andere godsdienst, dan de bewoners van't land, welks bezit men beoogde. De afloop van den strijd was dienovereenkomstig. Tien jaar na't vertrek van Maurits, 1654, ging 't Recil', en alles wat de maatschappij in Brasilië nog bezat, aan Portugal over. Door den oorlog, dien de Staten , 1657, Portugal aandeden , werd het verlorene niet herwonnen. Bij de vrede, 1641, deden ze, tegen acht millioen, voor altijd afstand van hunne aanspraak op Brasilië. De vrede werd niet voor 1GG3 bekrachtigd; de tussehentijd door de N. O. I. Compagnie gebruikt, om hare bezittingen ten koste van Portugal uit te breiden. Anderhalve eeuw lang is Portugal sedert in't bezit van Brasilië gebleven. Engeland en Frankrijk betwistten elkander, in't begin der negentiende eeuw, de boofdrol op'l wereldtooneel. Napoleon verklaarde, 14 Oct. 1807, geen bandel of gemeenschap, noch diplomatique betrekkingen toe te zullen laten tusschen de staten van't vaste land en Engeland; en, zoo de prinsregent van Portugal (later Juan vi) zich aan dien maatregel niet onderwierp, dat dan het huis van Braganza had opgehouden, in Portugal te regeren. Een Eransch leger, onder Junot, rukte naar Lissabon op. De prins-regent, tegen Prankrijk's overmagl de krachten van zijn rijk niet bestand rekenende, besloot, dr wijk naar Brasilië te nemen. Hij scheepte zich in; buiten hem nog omtrent 15,000 Portugezen, met haw en goed: en den 29 Nov. 1807 Ligtte de talrijke vloot van oorlog- en koopvaardijschepen 't anker, den steven naar Brasilië wendend/. Den volgenden dag trok Junot Lissabon hinnen. Na de ontbinding der Fransche heerschappij, keerde .loan \ l . 1821, naar Europa terug, uu zich koning schrijvende van Portugal, Urtivit,-vu Algarve; maar in 1822 werd de oude volkplanting eeu keizerrijk, onder Joan's zoon, don Pedro 1; geheel onafhankelijk en afgescheiden van't moederland.
De Nederlandsche volkplantingen in /luierikt/ en de Nederlandsche II. I. Compagnie. .Nederlandsche bezittingen in Amerika . tweehonderd jaar geleden, zijn geweest (de n.o.hoek
:M
van) Brasilië, zoo even vermeld, en Nieuw-Nederland, in 1664 New-York geworden, 't Waren meer tijdelijke bezettingen, dan gevestigde bezittingen.
Tot 1814 waren Nederlandsche volkplantingen Berbice, Essequebo en Demerary, nu Engelsen Guyana. Thans bestaat Nederlandsch Westindië uit: Suriname, 'teiland Curaçao en de eilandjes Aruba, Bonaire, St. Eustatius, Saba en half Sint .Martin. Nieuw-Nederland. In't hoogere n.o. van Noordamerika, ligt eene groote baai, de Hudsonsbaai; en de landstreek er om toe zijn de landen aan de Hudsonsbaai. Die baai is zoo genoemd naar den ontdekker, 1610, Hendrik Hudson, een Engelschman, voor wien reizen en ontdekkingen in gene poolstreken, eene levensbehoefte scheen. Dezelfde Hudson is de ontdekker van Nieuw-Nederland. Voor Engelsche rekening had hij eerst twee vergeefsche reizen gedaan, om den n. doortogt te vinden, toen hij voor rekening van de O.I. Compagnie, kamer Amsterdam, een derde ondernam. Met het jagt de Halve Maan, bemand met 20 koppen, stak Hudson, t; April 1609, in zee. 't bis belette hem, NovaZembla te bereiken. Hij veranderde van koers, en zocht den doortogt z.w. Zoo ontdekte hij kaap Cod (z.o. Boston, hij ons vroeger Statenhoek; en den mond van den Hudson; vroeger Noordrivier. = Mauritius). Handel in pelterijen met de Indianen was't begin. Er volgden, door aanmoedigende octrooijen, welhaast meerdere ontdekkingen in dien omtrek, 't Land kreeg den naam van Nieuw-Nederland. Eene vereenigde Nieuw-Nederlandsche Compagnie kwam tot stand ; pakhuizen werden gebouwd en de pelterijhandel met de Indianen voortgezet. Toen de W. I. Compagnie, 1621, was opgerigt, kwam ook Nieuw-Nederland onder haar gezag, en kreeg, onder't beheer van een directeur-generaal, eene meerdere eenheid. De derde, met die betrekking bekleed, Peter
25 Minuit, kocht van de indianen 'reihuid Manhattan, omtrent 11,000 morgen, door een tak van den Hudson gevormd, voor eene waarde v a n / 6 0 . - . Hier bouwde hij, 1626, 't fort Amsterdam, dat toen de geheele bevolking, 200 zielen, opnam. Huizen en hutten werden rondom 't fort aangebouwd, en gaandeweg ontstond de stad Nieuw-Amsterdam ; het tegenwoordig New-York, met eene bevolking van omstreeks een millioen zielen. (805,05i, telling van ïseo.) Nieuw-Nederland had een vruchtbaren bodem ; bosch en wild, in weeldcrigen overvloed; zijne land- en luchtstreek w as voor eene Europeïsche landbouw-volkplanting allergunstigst. -Maar de W. I. Compagnie was geene maatschappij van landbouw of landverhuizing : 't was eene handelvereeniging. Met het voorbeeld der O. 1. Compagnie voor oogen, rekende ze op ruime uitdeelingen ; en de buitgemaakte Spaansche zilvervloot spande de verwachting barer eerste jaren veel hooger, dan de toekomst, in een land als NieuwNederland, op den duur kon verwezenlijken, 't Was eene overdrevene voorstelling van de bewindhebbers der Compagnie, toen ze, 1664, aan de Staten-Gcneraal schreven, „dat de rijkdommen en welvaren van die landen (NieuwNederland) zouden zijn te egaleren bij de schatten, die jaarlijks uit de Oostindiën overkomen" (]). De alleenhandel der Compagnie in pelterijen en hare houtveilingen gaven voordeden, maar geene rijke winsten. Ze stonden niet in evenredigheid tot de behoeften van hare kostbare huishouding : veel minder nog, dat ze ruime uitdeelingen toelieten. In't wezen der zaak, was er een onverzoenbare strijd tusschen't beginsel en de behoeften der Compagnie en die der volkplanting. Voor een niet klein gedeelte, is dan ook de geschiedenis der korte jaren van't bezit van Nieuw-Xederilï
l'fi-bnnt r/r,t MM Beveminflt, flOfi.
26
land, de geschiedenis van proeven, genomen om beider belangen in overeenstemming te brengen. Zoo, o.a., wordt, 1629, besloten, dat ieder aandeelhouder, vijftig personen onder zich vereenigd hebbende, eene streek lands van de inboorlingen kan koopen, strekkende vier mijlen langs de zee, of twee langs eene bevaarbare rivier, onbegrensd naar het binnenland; en daar eene eigene volkplanting vestigen, wier hoofd hij zijn zal, onder den naam mnpatroon, met rcgtspraak over zijne onderhoorigen. — 't Scheen eene navolging van den Portugeschen capitan uit Brasilië. De te groote magt der patronen was de donkere zijde van den maatregel, anders geheel in't belang eener landbouwkolonie genomen. Drukkende beperkingen daarenboven, in't geldelijk belang der Compagnie, stonden er tegen over: de pelterijen bleven onder hare monopolie, -Nieuw-Amsterdam, de gedwongen los- en ladingplaats voor allen in- en uitvoer. En mögt Spaansch Amerika wijn, noch olie verbouwen: in Nieuw-Nederland werd geen weefgetouw toegelaten; de Compagnie voerde kleedingstoffen aan. Die strijd der verschillende belangen was een organiek gebrek, en de keus van meer dan één directeur-generaal. minder gelukkig. Ook werkten oadeelig dan eens bloedige geschillen met de Indianen, dan weer de strijd niet eene Zweedsche volkplanting, in het tegenwoordige New-Jersej gevestigd. In weerwil van dat alles, scheen zich voor de volkplanting eene betere toekomst te openen. De Compagnie kwam tot ruimere inzigten; (getal der volkplanters nam toe, en, op eene kleine schaal, werd Nieuw-Amsterdam en Nieuw-Nederland toen voor vele Nederlanders, voor Waldenzen, voor andere vreemdelingen, 'tgeen, op eene grootere, New-York en Noordamerika voor duizenden en duizenden Europeanen, sedert de vrijverklaring der Vereenigdc Staten, zijn geworden. Xieuw-Amsterdam werd, meer
2/
en meer. eene belangrijke koopstad, en ..praalde met gebouwen , die de Heeregracht der moederstad niet zouden ontsierd hebben." Er bloeide eene aanzienlijke Nederlandsch Hervormde gemeente, die nog heden, met den ouden naam en belijdenis, maar met verandering van taal, een groot getal leden telt. Tevens bezat de stad eene Latijnsche school, die naam had door geheel Europeïsch Noordamerika. Breukelen, Amersfoort, Mitwout, Nieuw-Utrecht, Boswijck, Nieuw-Haarlem, Eergen, waren opkomende gemeenten. De geheele bevolking werd op een tienduizend zielen begroot (*). De gevaarlijke nabuurschap, waarin Nieuw-Nederland was gelegen, was de ondergang der volkplanting. Ten n. en ten z. was'f ingesloten door Engelsche koloniën -Meest om hun geloof, in onderscheidene tijden uitgeweken. verschillende in kerkleer, maar één in nationaliteit; door geene patronen of compagnie beheerd, vrij hun eigen bestuur regelende, ontwikkelden deze volkplanters een krachtig volksleven; ook ten koste van hun zwakken nabuur. Al in Cromwell's tijd door Engeland gesteund, \ ouden ze eerst onder Karel II de bevrediging hunner wenschen. karel stond aan zijn broeder, den hertog van Vork, al 't land af w. de Connecticut (»Connittekoek hij de naturellen") en o. de Delaware (2). Hij deed dit volgens 't regt, dat, door alle eeuwen heen, de sterkere zich over den zwakkere heeft toegekend. Vork verscheen met zijne vloot op den Hudson. Petrus Stuyvezandt, de laatste directeur-generaal, had niet meer dan 150 soldaten en 250 gewapende inwoners, om tegen hem te stellen Zoo ging, 8 Sept. 1664, Nieuw-Amsterdam, met de geheele volkplanting, aan Engeland over ; en de vrede van Breda bevestigde tien afstand \ an de geschiedenis van Nederlandsch Brasilië en van (,11
r„n Ihr«, 121. — v2) ran R««
12-,
28
die van Nieuw-Nederland, is, zooveel onze historie betreft. geen verder vervolg; beiden loopen hier dood. Wàt ze onderscheidt, is dit. In Brasilië schijnt van't leven en bedrijf der Nederlanders zelfs 'tfiaauwste spoor niet over. In Noordamerika wordt te lande, op meer dan eene plaats, nog Hollandsch gesproken. New-York, terug gekomen van hare vroegere minachting, heeft in de laatste jaren bijzondere vlijt besteed aan de opsporing van de geschiedenis harer stichters, en hunne verdiensten in't licht gesteld. Nog heden wordt te New-York, in beschaafde kringen, 'toud-vaderlandsch Sint Nicolaasfeest in eere gehouden. Berbice, Estequebo en Demerary, drie volkplantingen, langs rivieren van denzelfden naam, nu Britsch Guyana. Aan Engeland, 18H, afgestaan, zijn ze voor ons thans van geen gewigt; op zich zelven, voor de wereldgeschiedenis, even zoo rain. Dit belet niet, dat hare lotgevallen, voor een dieper inzigt in't koloniestclsel van vroegeren tijd, niet geheel van belang zijn ontbloot.
Berbice. Al op't einde der zestiende eeuw, waren die van Zeeland begonnen, op de Hihi,- £i»*(l) te »equiperen". Op eigene schade en bate, handelde o.a. een Ylissingsch kantoor, van Peere, hier met de Indianen; liet suikerriet planten en eene kleine kolonie aanleggen, 't Octrooi der W. 1. Compagnie bragt deze bezitting onder haar gebied. Door de Compagnie werd daarop Berbice tot een onsterflijk- leen (2) aan Abraham van Peere opgedragen. Dan, niet lang daarna, staande den Spaanschen successieoorlog, overvielen de Franschen Berbice. De ondergang der kleine volkplanting werd voor /300,000.- afgekocht; en voor 'tgcen van deze som onvoldaan bleef, een wissel van nagenoeg ƒ 182,000.- op't huis van Peere afgegeven, te betalen zes maanden na zigt. De wissel werd geweigerd: maar een paar jaar later, met een verlies van ƒ 74,000.-, t eigendom der kolonie, door eenige Ainsterdamsche kooplieden voldaan: eene eigene maatschappij tot stand gebragt, en deze onder het beheer van (1) Kutt."
«üttajiiuii, 't Amtiootueie rij/., bij ons meest linkend a n d « dm naam ran de Berigt van de stalen van Zeeland. J.tarlj. 17.")0, IV, 1402.
(2) »Leen is eene er/lijkc en oiupliUbare roordcelige beheering van een« andera ontilbaar Sued, inet verbindtenis van beicherming van de zijde des leenhecis, en van manschap ol hnldc en heergewaden van de zijde des leenmani." Befte, of kwade, Leenen w e r v e n alleen op dm oudsten zoon; goede, of onsterflijke, blijven in't geslacht, toolang er iemand, 'HIJ van't mannelijk of van'l VTOHWelIJk oir, over i-."
29 negen directeuren gesteld. — Ettequebo en Demerary zijn door de \Y. 1. Compagnie, in't begin der achttiende eeuw, aangelegd en geopend, raet. ah>-emeene nitnoodiging, om, onder zekere voorwaarden, zich er neder te zetten, suikerriet te planten en mijnen te ontginnen. — Even als Berbice een bijzonder eigendom was van van Peere, behoorde't eiland Tabarjo, een tijd lang, aan de gebroeders Adriaau en Cornelis Lampsins te "Vlissingen, die't Nieuw-Walcheren noemden. Cornelis Lampsins voerde den titel van baron van Tabago.
Suriname. Deze volkplanting, met den naam van de hoofdrivier genoemd, door de Marowvne , o., van Cayenne gescheiden; door de Corantyn, w.. van Berbice; is de voornaamste Nederlandsche bezitting in Amerika; de eenigste op't vaste land, en de eenigste, die geen lastpost is voor den staat.
(Geen der eilanden kan in de eigene kosten van beheer en
onderhoud voorzien; zelfs 't kleine Aruba niet uitgezonderd). S u i ï l i a m e ' s
uitgestrektheid is niet naauwkeurig te bepalen : 't z. verliest zich in ontoegankelijke wouden; eenigen nemen S00 D mijlen aan. 't Ts aan den zeekant een laag, moerassig land, naar't z. langzaam rijzende, buitengewoon vruchtbaar, vol bosschen, beken en rivieren. De luchtstreek wordt voor ongezond gehouden, hoewel talrijke voorbeelden van langlevendheid niet ontbreken. Voor den Europeaan, is't luchtgestel, even als op Java, geschikter, naar mate hij zich hooger vestigt, verwijderd van de noordelijke klei- en moerasgronden. Oorspronkelijk is Suriname eene Kngclsche kolonie; maar, L667, door eene /eeuw sehe vloot, onder Abraham Crynssen (= Crynszoon), veroverd. Crynssen deed de ingezetenen den eed van getrouwheid aan de Staten van Zeeland afleggen, en eene oorlogschatting van 1 00,000 pond suiker opbrengen De Vereenigde Nederlanden gingen niet altijd vereenigd te werk; ..eendragt maakt niagt." was hun meermalen bloot de spreuk rondom't wapen, zonder waarheid in't leven. Zot) veroverde Zeeland Suriname, zonder zijne bondgenooten: en behaalde, in't zelfde jaar, Holland de zege bij Chattani.
.'ill
eveneens zonder zijne bondgenooten. — De provincie, die de volkplanting had veroverd, beschouwde haar als een bijzonder provinciaal eigendom; en verkocht ze, voor /'260,000.-, aan de W. I. Compagnie, 1682. Xog geen jaar verliep er, of de Compagnie zag in, dat ze bij den koop moeijelijk rekening zou maken. Zij deed toen een derde deel over aan Amsterdam, een ander derde aan Cornelis van Aerssens, heer van Sommelsdijk Hieruit ontstond de Sociëteit van Suriname, zijnde zamengesteld uit drie leden : de W. I. Compagnie, Amsterdam en de erven van Aerssens. Suiker en koffie waren de hoofdproducten ; ze zijn't nog. Iedere ontginning, of afzonderlijke aanleg, wordt eene plantagie genoemd. De eigenaars der plantagies woonden meestal in Europa, en lieten hunne bezittingen door directeuren besturen. In't begin na de verovering, gebruikte men „Hoogduitschers, Brabanders i Gulikkers, Luikenaars en dergelijke vreemdelingen," om de plantagies te bearbeiden. Spoedig ging men tot Afrikaansche slaven over; en de W. I. Maatschappij moest, volgens contract, jaarlijks, ten behoeve der Surinaamschc planters, tweeduizend vijfhonderd slaven leveren; meer, naar mate de plantagies toenamen. De slaven werden in't openbaar, paarsgewijze, tuin tie meestbiedenden verkocht. — Thans is tic slavernij in de Nederlandsche bezittingen afgeschaft : tie vrije arbeid ingevoerd. Curaçao en de verdere X. II'. I. eilanden. Curaçao, 8,5 f | m. groot, was eene Spaansche bezitting, toen't, 1634, voor de W. ] Compagnie werd veroverd. Bij de vrede van Munster verbleef het, met zijne onderhoorigheden, Aruba en Bonaire, enz., aan de Republiek Met de vrijverklaring van Zuidamerika (zie aldaar), heeft het eiland (1)
Tet/r,nr.
SI,tal.
I , 558,
.SI
zijne waarde voor den handel verloren. In 1855, kostte't bezit van Curaçao aan den s t a a t / 2 1 9 , 7 7 5 . - meer, dan't hem inkomsten gaf. Waarschijnlijk is dit sedert niet verbeterd. — St. Eustatius is oneindig veel kleiner, dan Curaçao : 430 N. ellen lang, op zijn breedst 280. St. Eustatius, waarschijnlijk omstreeks 1640, bezet, is een tweekruinige berg, zonder rivieren of bronnen. Naauwelijks zijn er welputten ; regenbakken voorzien in de behoefte aan drinkwater. Bij langdurige droogten, de gewone plaag dezer eilanden, wordt het water v tin St. Christoffel aangevoerd. Even als Curacao, ontleende't eilandje zijne vroegere waarde cenig aan den handel, 't Was eene vrijhaven, de algcmeene markten stapelplaats voor de West. Inzonderheid blocide't gedurende den Engelsch-Amerikaanschen oorlog. Toen, in't begin van 1781, maakte de Engelsche admiraal Rodney zich meester van deze „diamanten rots," van talrijke koopvaarders op hare reede, en van millioenen schatten barer inwoners. Nog voor't einde van't jaar, heroverde de Fransche bevelhebber van Martinique, de marquis de Bouille, St. Eustatius, en de Nederlandsche vlag wapperde op nieuw van't eiland. Maar de handel, naar St. Thomas geweken, keerde niet weer. En de bevolking, vóór de overrompeling op 25,000 zielen geschat, beloopt thans geen 3,000. — .Wanneer er een rund zal gcslagt worden, gaat er vooraf eene lijst van inteekening rond, om zeker te zijn van den verkoop."
De m e e r d e r e u i t g a a f w a s .
1855, ƒ 22,420. — Saba, eene ontdekking van Columbus, is een rotsachtig eilandje, niet omtrent 1200 bewoners, onder welke niemand K »die een woord Hollandscb verstaat," in 1835. 't Eiland beeft uitvoer, noch kosten van administratie. - Van cenig meer belang is St. Marlin, 4 ] m. : in alles niet omtrent 0,000 bewoners, in't Nederlandsche en Fransche gedeelte te zamen. Men meent, dat de Nederlanders de eerste waren, die er zich nederzetten; later, maar al vroeg, de
32
Eranschen. Er is eenige uitvoer van suiker; zoutpannen zijn er in de laatste jaren aangelegd. Ook hier was, 1.355, voor't rijk de slotsom nadeelig : meerdere uitgaaf/12,143.-. De Nederlandsche W. I. Compagnie, 't Eerste octrooi der W. I. Compagnie dagteekende van 3 Jun« 1621. 't Gaf haar, een en twintig jaar lang, de monopolie op de kusten van Afrika, van den kreeftskeerkring tot aalt de Kaap; in Amerika van't z. van , Terra neuf," = Newfoundland, tot aan deStraat van Le Maire; door die straat en door die van Magellaan, in de Zuidzee en op de eilanden, tusschen heiden gelegen. De haar verleende voorregten waren, nagenoeg, gelijk aan die der O. I. Compagnie; hare inwendige inrigting eveneens. Er waren vijf kamers in dezelfde steden, als die van de O.I.; maar niet te Delft; daarentegen was er eene kamer te Groningen [= inland e„ Stad en Lande). Yoor't overige, is alles op ruimeren voet ingerigt, dan hij de O. I. Compagnie, 't Is, of men deze de loef wil afvvinnen. In plaats van een zestigtal bewindhebbers, zoo als eerst voor de Oost, zijn er voor de West 74(1). Eene vergadering van XIX hekleedde de plaats van de XVII. 't Kapitaal der O. L Compagnie was oorspronkelijk 61/2 millioen : van de W. I. ; i / 5 niillioen. De staat beschermde de nieuwe maatschappij met lti oorlogschepeu en \ jagten: zij voegde een gelijk getal bodems hij .lie Bcheepsmagl (2), enz., enz. De verovering der zilvervloot, met een huit van 11, 15 millioen, scheen de overspannene verwachting der oprigters, aanvankelijk, hij de uitkomst nog te overtreffen. Men wilde voor de O. I. Compagnie niet onder doen : eene uitdeeling van 50 pc. volgde die overwinning. Maar oorlog is niet altijd voordeelig; rijke huit, geene jaarlijk- wederkeerende post van ontvangst. Spoedig drong geldgebrek de Compagnie, toevlngt tot eene leening te nemen tegen 0 p c , toen de gewone rente, waardoor hare hoofdsom tot 18 millioen steeg, 't Verlies van Brasilië, van Nieuw-Nederland, andere, op de kust. van Guinea, volgden. De uitdeelingen hielden op: en de W. 1. Compagnie was failliet. Met hare schuldeischcrs accordeerde ze, lori, tegen 30 pc.; de actiehouders ontvingen 15 pc. Onder veel gewijzigde voorwaarden, werd eene nieuwe W. I. Compagnie opgerigt; en deze heeft, tot het einde der oude Republiek, haar bestaan gerekt. Bij het toen, gedeeltelijk, openstellen der vaart op de West, niet uitzondering van Curaçao en de Kust van Guinea, moest de nieuwe Compagnie een groot deel van hare inkomsten van de recognitiegelden trekken, die haar voor die vrije vaart waren toegekend geworden. Meer nog gaf (1) Jmiçon, II, Î32, —
Wagenaar, \
e."'
83 de slavenhandel, dien « , op Spaansch en J'ortugeescli Amerika, sterk dreef; en voor welken ze in Suriname, Essequebo en Demerary de monopolie had. De bezittingen der Compagnie, in haar laatsten tijd, waren in Amerika: Curaçao, St. Eustatius en de verdere eilandjes; op't vaste land: Essequebo in Demerary, en een derde gedeelte van Suriname; eilanden en gewesten, alle, hiervoor vermeld. Op de .Kust van Guinea: 't Tort en vlek St. George (hl Mina (= George cFEtmina; eigenlijk St. Joris van de Mijn) en't fort Nassau, 't Eerste is, van Brasilië uit, onder graaf Maurits veroverd; 'tis nog heden de hoofdplaats der Nederlandsche bezittingen op de Kust.
Buiten deze, lul ze hier de sterkten en liandelplaatsen: »'t fort St. Antonie,
te Axim; lloUandia, bij Focquesoc," en nog tien, twaalf andere). — G o u d ,
zoowel
in staven als stofgoud, olifantstanden; vooral slaven, waren de artikels van uitvoer. Met het opheffen van den slavenhandel, hebben de Europeïsche bezittingen op de Kust van Guinea, om hare ongezondheid daarenboven wereldberucht, grootendeels hare vroegere waarde verloren, en zijn lastposten geworden. Deensche en Zweedsche volkplantingen in Amerika. De eer-te zijn St. Thomas, St. Croix en St. .lohn; ze behooren tot de Maagdeneilanden, o. van Porto-Bico. St. Thomas, 1,1 D m., oorspronkelijk door Nederlanders bezet; tot op't laatst der vorige eeuw inet een Nederduitsch Hervormd predikant, en een rijk kerkfonds; werd dour de Engelschen, 1671, aan Denemarken afgestaan. De hoofdplaats is Charlotte-Jmalia, ulijk ook St. Thomas genoemd; thans de meest bezochte vrijhaven in de U , 't hoofdstation eener geregelde Engelsche stoombootdiensl tusschen Europa en de eilanden. — St. Croix, 8,5 Q m., met de -teilen Christiaanstad en Irederikstad ; St. JoJiu 't kleinste. Beide laatste zijn door marken, in de eerste helft der vorige eeuw, van Frankrijk gekocht; ze worden als bloeijend beschreven. — St. Barthélémy, de eenige Zweedsche bezitting, 3 D m . , met de hoofdplaats Guslavia. Suiker, koffie, tabak, enz., zijn hier, gelijk op de meeste eilanden, de voortbrengsels. Zweden, na't van zijne bezittingen in Xoordainerika, is eer-t in 17M op nieuw opgetreden onder de -taten met Amerikaan-die koloniën. Tegen oude schulden en eenige handelsvoordeelen te Gothenburg, stond (oen 1'rankrijk 't eiland af. De Transche volkplantingen m Amerika. Van zijne woegerzoo uitgebreide bezittingen in de nieuwe wereld, zijn frankrijk alleen overgebleven 1) 'teiland Guadeloupe, mei de kleinere Maria Galante, La Désirade en Les Saintes; 2) teiland Martinique; en enkele kleine eilanden van weinig belang, bij New-Foundland. Guadeloupe, 't aanzienlijkste der kleine Antillen. 31 G m . door eette smalle secëngte, rivière salé«," in twee eilanden
34
gescheiden; eerst, oraat. lulu, door Fransche zeeroovers, Flebusliers (1), bezet; is't vervolgens aan Frankrijk gekomen. Dit eiland, zoowel als La Désirade en Les Saintes, drie in getal, bezitten rijke plantagies. Martinique kleiner dan Guadeloupe, werd, omst. 1010, door Fransche volksplanters, van St. Christophe overgestoken, op de Caraïben veroverd. — Beide eilanden zijn meermalen door Engeland ingenomen, maar telkens bij de vrede weder aan Frankrijk terug gegeven. — Martinique en Guadeloupe, alle kleine en groote Antillen, hebben, sedert de koffiebouw er is overgebragt, eene waarde gekregen, die ze te voren niet hadden. — Eene vroegere Fransche bezitting, 'twestelyke gedeelte van St. Domingo, = 'tHitpaniola (d.i. Klein Spanje) van Columbus. Jlagli, = Hiüéi, bij de inboorlinge voor't vruchtbaarste van alle Antillen gehouden ; was bij de \ rede van Rijswijk aan Frankrijk afgestaan. De op-tand der-laven en mulatten, tegen hunne heeren en onderdrukkers, in 1791, begonnen, deed een oorlog ontstaan vol moord en verwoesting, door omwentelingen en tegenomwcntelingen gevolgd. Onder de negers, welke in die oorlogen op den voorgrond kuamen: Toussaint l'Ouverture, Desaalines, Christophe; wordt de eerste geroemd, als een man van talenten en een edel karakter. — Dat westelijke gedeelte, toen eene republiek, nu't keizerrijk Ifin/li, kocht, 1888, voor 60 millioen frank, eerst op löü bepaald, zijne onafhankelijkheid van'l moederland. 't Grootste, of oostelijk, gedeelte, vroeger Spaansch, is de republiek Santo Domingo, = Dominica, thans in oorlog met Spanje. — De weleer uitge strekte Fransche bezittingen 0]>'t vaste land van Amerika zijn tegenwoordig gedeelten van de Vercenigde Staten, of ze behooren tuin Engeland.
Vroegere en latere Engchchc bezittingen in Amerika. Geene geschiedenis van Europäische volkplantingen in Amerika staat in naamver verband mei die van Europa, dan de geschiedenis van de vroegere en latere Engelsclie bezittingen in dat werelddeel. Rnini eene eeuw geleden, bezat frankrijk nog een groot deel van Noordamerika. Nieuw-Schotland, toen Acadië, geheel Canada, 't Stroomgebied ran de Ohio, al't land ten w. van de Apalaclien en't Alleghanvgebeigte. tot de Mississippi in'i w. en de Golf van .Mexico int z., werd gerekend Fransche bezitting te zijn. De ooi-log, door de Engelschen op de (1) Ftetnttiert (zoo men «il van: vlieljoot) waren ïeeroovenbenden ran alle zeevarende natién, die, vooral in de eerste helft der zeventiende ecaw, op de Antillen hnnne rol ipeelden.
35
grenzen van Canada begonnen, door Frankrijk niet weinig geluk gevoerd, eindigde, 10 Febr. 1768, niet eene voor Frankrijk vernederende vrede. Acadië, Canada, 't binnenland met inbegrip van den linkeroever van de Mississippi, werd aan Engeland afgestaan: uitgezonderd New-Orleans en diens omtrek. Dezelfde oorlog, waaraan Engeland deze uitbreiding van heerschappij bad te danken, werd, iniddelijk, de oorzaak van't verlies van een ander gebied : van de dertien . later
Vereenigde, Staten van Noordamerika. Die staten waren, langs de kust, van't n. naar't z. : i) New-Hampshire, -) Massachusetts, de eerste aanvankelijk een deel van den laatsten : te /.amen niet s) Rhode Island, 't \ roegere Nieuw-Engeland. Puriteinen(}) hadden bun vaderland verlaten; waren eerst naar Nederland geweken, toen, 1620., naar Nieuw-Engcland overgestoken, al vroeger door Engelschen ontdekt. Zij zochten geene mijnen, geen koophandel: ze wilden, hoewel onderdanen blijvende van Jacobus 1. kerkelijk en burgerlijk , naar eigene wetten en instellingen leven. — Anderhalve eeuw later, bezielde nog diezelfde geest van onafhankelijkheid hunne nakomelingen.
*) Connecticut, B) New-York, 6) New-Jersey, ; i Delaware, ie zanien Nieuw-Nederland ( 2 ); 't laatste, niet New-Jersey, een tijd lang. Nieuw-Zweden. 8) Pennsylvanie (d.i. Penns-boschland), (1)
Puriteinen van purut,
zuiver: van kerkplegtigbcden. Onderverdeeld in:
preibjtriauen
(oiul.-ten), met een kerkbestuur van ouderlingen; en independenten. Aan Nauwkeurige grenibepalingen rencr kolonie, in't midden eener wilde, nog onontgonuene landstreek, is niet te deuken.
'i.Gescliiedt bij nadering, ook wat Nieuw-
Nederland betreft; en de opgaven loopen uiteen. Tn een betoog van bewindhebber! derW. I. [nie, 1854, [Verhaal, 001 en S) komen twee opgegevene grensscheidingen, u. en z., met elkander, nagenoeg, overeen: 't land tusselien 38° en 41° 30' n. breedte; en't land tussclien Kaap Cod, t.o. van Boston, en Kaap Wenlopen (eigenlijk: llindeloopcn), in Delaware, I.O. van Baltimore.
Dewijl do grenzen, landwaarts in, niet te bepalen zijn, is ook
de opgaaf, welke der tegenwoordige staten van Noordamerika tot Nicuw-Ncderlaud behoorden, aan die sijde, eene bloote raming.
Eene bepaling, elders voorkomende:
l"" en l.'i"", is geheel verkeerd.
3*
vtusschen de
36
eene volkplanting, 1681, door Willem lYnn, voor zijne g loofsgenooten, de Quakers, gesticht, nadat Karel II hem d landstreek had afgestaan, in voldoening van oude vorderinge op't rijk. van Penn's vader. y) Maryland, zoo genoemd nat Henriette Maria, de vrouw van Karel I ; 1632, met een Roomsche volkplanting. 10) Virginia (d.i. Maagdenland, ter ee, van Elisabeth, de ongehuwde koningin). Eerste volkplanting, I58t onder leiding van Walter Raleigh. ») en 13) Noord- e Zuidcarolina, eene Fransche ontdekking en bezitting uit de tijd van Karel IX; Engelsch sedert 1668. '*) Georgia, i Georgië, was de jongste volkplanting onder de dertien oud staten. In den tijd van George II aangelegd, was ze naa
hem genoemd; volgens anderen naar George I. Groot-Brittanje had, 1763, te Parijs eene roemrijke vred verkregen, maar de oorlog tevens zijne schatkist uitgeput Die strijd was in Amerika gevoerd ; de behaalde voordeelei gaven, in de eerste plaats, veiligheid aan de dertien pro vinciën. 'tBritsch Parlement onderwierp ze. op die gronden aan eenige belasting. De Amerikanen ontkenden, dat he Parlement, waarin ze niet vertegenwoordigd werden, 'treg had, hun belasting op te leggen. ('it deze regtsvraaj ontstond een oorlog van acht jaar. eindigende bij de vred< van Parijs, j;,n. 1783, met de vrijverklaring van Noordamerika Sedert zijn de dertien staten tot een reusachtig statenverbom uitgebreid, waarin Nieuw-Orleans, Klorida, wat er nog \ai Fransche en Spaansclie bezittingen in't over was, zijl versmolten: een statenverbond, waarvan geheel't middelland van Noordamerika een deel is ; welks grenzen tot de Stillezuidzee voortloopen. De gebeurtenissen der geschiedenis staan niet elkander in verband, even als de schakels in eene keten. Om den smaad van. 1703 uit te wisschen, om Engeland tegen ie werken, ondersteunde frankrijk de Amerikanen in den oorlog voor
*
37
hunne onafhankelijkheid. Zoo vatte het, zonder dit te willen, de wapenen op, ten einde in de nieuwe wereld die beginselen, van staatkundige vrijheid en van gelijkheid voor de wet, te doen zegevieren, van welker toepassing zich in eigen land naauwelijks de eerste schemering vertoonde, hoewel een groot gedeelte der denkende bevolking er verlangend naar uitzag. Uil deze tegenstrijdigheid, uit het voorbeeld van Amerika tevens, ontleende de Fransche omwenteling een deel barer kracht: en van de gebeurtenissen, die. sedert 17S9, in't staatkundige en burgerlijke, 't gelaat van Europa hebben vernieuwd, ligt. voor een gedeelte, de eerste aanleiding op de grenzen van Canada. Tot bij de eerste Puriteinen van .Massachusetts zelfs, kan men ze nagaan. Wat de West betreft, indien men de Spaansche en Fransche koloniën uitzondert, kan men de Antillen beschouwen als Engelsch gebied. Hebben ook Denemarken en Nederland nog hunne kleine eilanden: in taal en zeden zijn ook daar de inwoners, ten minste grootendeels, Engelsch.
VI TOOTKN DER NEDERLANDERS OM DE NOORD.
Lang voordal Vasco de Gama de regtstreeksche vaarl op Indie opende, was er in Europa een aanmerkelijk vertier van Aziatische producten. Gelijk de Portugezen, op de markten \iin dat werelddeel, als de mededingers van .Mooren en Arabieren optraden: op gelijke wijze moesten ze in Europa, om hunne Indische aanvoeren te slijten, markten zoeken, en de vroegere leveranciers pogen ter zijde te schuiven, ook koophandel is wedstrijd. Al in't begin der
38 zestiende eeuw, was te Antwerpen aanvoer van Indiscl waren uit Portugal; door een agent van den koning ware er met de voornaamste kantoren betrekkingen aangeknoopt (] Tegen't einde dier eeuw, was Lissabon reeds de algemeen markt en stapelplaats voor den Indischen handel. Die hand« was niet. gelijk later in Engeland en hier te lande, i handen eener bijzondere compagnie. Hij behoorde aan d kroon; alleen onder zekere beperkingen, stond de regerin aan Portugesche onderdanen toe, er in te deelen. 'tVervoei daarentegen, der Indische voortbrengsels door Europa. \va aan Portugesche schepen verboden; de \aart van ander natiën op Lissabon werd op alle wijzen aangemoedigd. D Nederlanders waren toeu reeds de voornaamste vrachtvaarder en makelaars tusschen't noordoosten en zuidwesten vai Europa; druk, boven andere, bezochten ze de haven vai Lissabon. Na J5S0 veranderde het tooneel; andere spelers traden op
Den achterkleinzoon van Emanuel den groote, Seba9tiaan viel, bij dei dood van zijn grootvader, Joan I I I , de kroon van Portugal ten deel toen hij drie jaar oud was. Üe te ver gedrevene kerkijver zijner opvoeden had hem, voor't overige, een kloo-derbroeder doen worden: maar, ii strijdlust tegen de ongeloovigen, een middeleeuwse!) ridder. NaarAfriki overgestoken, om Mulei-Mahomet, den onttroonden koning van Fez ei Marocco, tegen diens oom, Mulei-Moluc, te helpen, werd hij, 1578, bi Alcaçar, tischen Cent* en Tanger, geslagen. Hij /.elf; eveneens de beid» Moorsche vorsten; verloor 't leven. (Ten minste Inj werd vermist- later verscheel er meer Jan één, die beweerde, de vermiste Sebastiaan te zijn.J Een oudoom, II. tl drik de Kardinaal, een man van zeven en zestig jaar. was tie opvolgel
van den vierentwintigjarigen Sebastiaan. Celijk de neef, stierf de oudoom kinderloos.
Na koning Ilendrik's dood. :;i Jan. 1580, maakte Philips I I , als de zoon van Isabella, oudste dochter van Kinanucl den groote, 't meest aanspraak op den troon; maar was, van alle mededingers, bij den ouden volkshaal tegen Spanje, (1)
i'. il. Cky», 3.
39 de minst begunstigde. Hij zond Alba niet een leger: en Portugal huldigde Philips als koning: een jaar, voordat de Nederlanden hem als hun landheer afzwoeren. Naar regten, was Portugal geen deel van Spanje geworden; 't bleef een zelfstandig, onafhankelijk rijk; Philips droeg alleen eene kroon te meer. Met der daad echter werd die onafhankelijkheid grootendeels denkbeeldig, en Portugal een Spaansch wingewest: voor de Nederlanders vijandelijk land. fn weerwil van den oorlog tusschen Philips 11 en de Nederlandsche provinciën, was men van hier voortgegaan. op Spanje te varen, 't Was een gewaagd spel. Niet zelden werd het scheepsvolk door de inquisitie tot de galeijen veroordeeld; en waren er, die meer dan 80 jaar lang gevangen bleven t1). Somtijds werden, voor 'skonings dienst, schip en bemanning geprest. Sedert Portugal onder Spanje was gekomen, deelde de vaart op Lissabon in al de gevaren en onzekerheden, aan die op dat rijk verbonden. in 15-1- verboden de Staten-Generaal den uitvoer van levensmiddelen en oorlogsbehoeften naar vijandelijke havens. Een paar jaar later, in Leicester's tijd, allen uitvoer van hier naar Spanje en Portugal, niet alleen onder Nederlandsche, matu- ook onder andere vlaggen. 'tLaatste werd spoedig ingetrokken: nu begon men onder onzijdige(2) vlag te varen, de handel te gelijk te herleven. Maar in 1695 leide Philips 11 beslag op een aantal van 100 Hollandsche en Zeeuwsche schepen in zijne haven-. Hoewel dit be-luit
(1)
c/e Juiejr, I , 5.
(9)
Varen onder onuja.je
[=. neutrale, vreemde) vlag?
B.V.: Holland is tart Enge-
land in oorlog; Engelache kapen nemen, «at ie ondei Hollandsche vlag ontmoeten.
Om
dit te ontgaan, verloochenen de Hollandsche schepen hunne nationaliteit, en varen onder de vlag van een met Engeland bevrienden staat. Herders, eigenaars, ichcepspapieren, alles wordt verdicht.
De eigenaar van'l schip gaat ook wel in't land wonen, vaut welk zijn
schip de vlag Miert; de practijken en kunstgrepen lijn vele en verschillende.
Altijd blijft
hel varen onder vreemde vlag een redmiddel, dat aan bedrog en vervalsching f.ijne kracht ontleent.
»Zoo «as er, 1801, em broodbakker te Altena, die van meineed eene geldwin-
ning maakte, en tweehonderd schepen, (Hollandsche), op zijn naam had;" [Niébukr,
II,
183.1 — In den taclitigjarigen oorlog nam men somtijds tocvlugt tot dit redmiddel: maar van 1795 tot 1810, was er, hier te lande, geene zeevaart, dan onder Araerikaansehe, Truisisehe, Deensche of Oldenburger vlag, dr korte vredestijd 1802—3 uitgenomen.
in weder werd ingetrokken, werden ia 1500 M .i,,„,,, , ,. IJJJ ' scnepen en ladingen op nieuw . , ' ' m beslag genomen, en nu voor goeden prijs verklaard (1).
Dat de Nederlanders, op't voetspoor der .Engelschen. Ingingen hebben gedaan, om door het noorden naar Indië k ' . k u m u , ; d a t z e °m de Kaap derwaarts zijn gestevend: t zijn gevolgen geweest van de onderwerping van Portugal aan Spanje en van de zoo zeer belemmerde vaart op Lissabon. Verre reizen en zeldzame avonturen, ontdekkingen en vreemde landen, was de lievelingsgedachte geworden van den r '.l< 1 ortugal en Spanje hadden 't zuiden, 'toosten en't westen "i beslaggenomen: 'tnoorden bleef over. Nog voordat Vasco de Gama Calient bereikte, ontdekte. 1497, Sebastiaan Cabot (?) een ondernemend Venetiaansch zeeman, in dienst van Hendrik U I van Engeland, Newfoundland, d.i. nieuw gevonden land, - rerre neuve. Ruim eene halve eeuw later, bij eene andere Noordsche ontdekkingsreize, raakte een Engelsch schip bij den mond van de Dwina verzeild, waar't overwinterde. En »J in 1577 voer 't eerste Nederlandsche schip, onder Jan Jacobse, de Dwina op. De veilige ligplaats, die vervolgens, bij voortgezette vaart en handel, een ander Nederlandsch schip, bij't klooster van St. Michel-Archangel, had gekozen werd de grondslag van de stad Archangel en de zetel van den handel op de AVittezee (3). Bij het toenemende doorkruisen der noorderzeeèn, kwamen de Engelschen op't denkbeeld, de vaart naar Indië om'1 noorden van Azië te beproeven; mogelijk hadden, van meet ab hunne reizen m gene streken dit, doel voor oogen. Hier te lande werd men met hun voornemen bekend: en't besluit Jvii 1 1 T ' ' " B ' j 1'°'"P' b , M t l m Mt -i;':'r d " r 8 l ^ » 8 van de haven,ens van o tugal door den Kon,,,,, Hiervoor schijnt echter geene zekerheid te beetaan. Ook Luea ^ ^ heeft .De handel oP Portugal in i 6 M a a t l d o H o l l a m l c r s „ „ , zonder er bij te voegen, door wie,,. (2) Volgens anderen, „ , zijn v a , o r , ( j i f n , „ n i ^ ^ [i] de Joncje, I, ] ] ,
Il (ni eene diergelijke onderneming kwam spoedig tot rijpheid. Uit meer dan een oogpunt, deed zich de zeeweg in die rigting gunstig voor. Tegen't barre van't noorden, was't gestel van den landaard beter bestand, dan tegen de afmattende hitte tnsschen de keerkringen. Daar langs bleef men buiten gevecht met de Spanjaardeu; en, wat niet minder in aanmerking kwam, de reis, meende men, was veel en veel, wel zesmaal korter, dan om de Kaap Balthazar .Moucheron ontwierp 't plan van den togt, om te onderzoeken, „in wat maniere en bij wat middelen de noordsche zee. omtrents Waygats (x) tot China toe", bevaarbaar was. EERSTE
togt der Nederlanders om de Noord, 1594.
De Staten-Generaal namen de uitvoering van Moucheron's plan voor rekening van den staat. Twee schepen werden uitgerust op 's lands kosten; door Amsterdam eenderde er bijgevoegd, benevens een jagt De landsscliepen stonden onder Cornells Cornelisz, van Enklmizen; de Amsterdamsche, onder Willem Bareiidsz. van Ter Schelling: Jan lluvghen van Linschoten, andere ervarene zeelieden, namen deel aan den togt. De kleine \loot liep den 5 Jnnij 1594 in zee. Bij Nova-Zcmbla gekomen, zette Barendsz. overeenkomstig zijn last, koers langs de n.w.zijde van't eiland, en kwam tot op 7 S ". Met de twee andere schepen, gelukte het Corn. Cornz. van Enkhuizen en zijne togtgenooten, z. om NovaZembla. in de Karazee te komen. Hier was, op omtrent 't 1" 10' n.b., nergens ijs; overal blank water: de zeeweg om de Noord, naar China en Indië, scheen gebaand. De vreugde hierover was groot. De schepen nemen de terugreis (IJ
i/r Jonge,
I, 10 en v.\.
Enkelen schrijven Waaigat; de mecsten, gelijk Inert ook
Waigati en Waigatech, Weygats. Thans wordt als. de Straat Waygats opgegeven de zeeëngte tauchen den vatten wal /..o. van't eiland Waygatz, Bie liissehen 'teiland en Nova-Zemblt als de Kariiohe Straat. In't Biet. Verkaal der <>. l. Compagnie, I : »Waygnti of Straat Nauau",
12 aan; en, na een togt van honderd en drie dagen, uit en te huis, vallen alle drie, benevens het jagt, den 16 Sept., weder binnen. TWEEDE
togt iler Nederlanders
om de .Voord. 1595.
Die Karazee, vrij van ijs, opende voor zeevaart en handel een ruim verschiet. .Men vreesde zelfs al voor mededinging, en nam in overweging, de Straat Waygats op 's lands kosten te versterken, en haar, even als de Denen de Sond; later. de Republiek de Schelde, met forten te sluiten.
Aan zoo
veel hoop was de tweede uitrusting evenredig. Zeven schepen, klein
en
groot,
staken den 2 Julij 1Ö9:> nit Texel in zee.
W. Barendsz had weder 'tbevel over't Amsterdamsche; Jacob Heemskerk was als opperkoopinan aan boord(*); Jan llnvgheii van Linschoten weder een der togtgenooten.
Dan. de uit-
komst stelde zelfs de flaauwste verwachting te' leur. houdende tegenwinden,
Aan-
storm en ijsbergen. * noodzaakten,
al den 15 Sept., tot den terugkeer: en, onverrigter zake, viel de \loot. den Is Oct., weder binnen. Op 's lands kosten waren de twee reizen gedaan, zonder 't doel te bereiken: thans meenden de Staten tot geene derde te
moeten
overgaan;
/ 2 5 , 0 0 0 . - voor hem. DERDE
maar
van
die den gezochteii zeeweg ontdekte.
togt der Nederlanders
Amsterdam
loofden eene premie uit
was deelgenoot
am dr Noord, 1596 geweest
1597.
in de beide eerste
uitrustingen; geheel voor stadsrekening geschiedde de derde togt. Plancius ontwierp 't reisplan : Waygats moest men regts laten liggen, en, w. van Nova-Zembla, koers naar't noorden houden
Twee
schepen
werden
uitgerust;
't eene
stond
onder Willem Barendsz, 't andere onder Jan Cornelisz. Rijp; (1) Hut. Verhaal, I, -.
!:;
Jacob Heemskerk was aan't hoofd der onderneming. Hen 10 (18?) Mei 1596 uitgeloopen, zetten ze, hoven de Noordkaap gekomen, hun koers noordwaarts, en ontdekten 't Beereneiland, nu Engelsch: Cherie-island, en Spitsbergen; 'teerste zoo genoemd, dewijl 't scheepsvolk er een beer had geschoten; het tweede.
naar de spitse bergtoppen. Ze voeren langs de kust van Spitsbergen, maar nergens was eene doorvaart te vinden. Tot op de hoogte van't Beereneiland teruggekeerd, zeilden beide schepen oost op; Heemskerk en Barendsz meer noord-, en Rijp meer zuidwaarts. Den laatsten versloeg een storm op de Russische kust: de eersten geraakten, i Sept(l), ter breedte van 70°, op de oostkust van Nova-Zembla tusschen 't ijs bekneld, en bragten den winter, van 1596 op'97, op't eiland door; een winter van tien maanden lang. Van de aangespoelde boomstammen, van de afbraak van't schip, bouwden de schepelingen; ze « a n u in alles met hun zestienen; eene hut, en beschoten ze met de planken van't schip. De woning is volbouwd, maar er is geen meiboom of den, om den nok, naar oud raderlandsch gebruik, te versieren; een Bneeuwboom vervang! de plaats. De veelvuldige beeren zijn gevaarlijk, maar. gedood, dient hun vet in de lamp. De vossenvangsl geefl vleesch tot voedsel, en doet den spaar/amen leeftogt verder strekken; de vellen geven dekking. Al iu't begin van November, kwam de zon niet meer boven de kim. 'tls maanlicht dag en nacht, alles is doodsch en verstijfd. En toch op drie Koningendag namen ze voor eene vrolijkheid met elkander te hebben, waartoe de Bchipper aan de maats eenigen wijn ten beste gaf. De constapel trok hel briefje van koning, waarop de maats hem eenparig tot koning van Nova-Zembla verklaarden''. — Den 1+ Juni] 'UT verlieten de schepelingen in twee booten 't eiland. Barendsz en een ander der togtgenooten stierven bij de afreize; hunne lijken werden in de sneeun begraven. Na een langen en moeijelijken togt, bereiken de overigen den 25 (26P) August. Kola. waar ze Rijp aautrotl'en. met wiens -eliip ze naar't vaderland terug keerden; en den 89 Ort. de Maas binnen kwamen. vDie zeelièn, die ge iu't hoogste Noorden (2) "Ziet zitten in die droeve hut , »Op koude cu ongastvrije hoorden, r licht en warmte is uitgeput, (1) lhsl. Ier/taal, I, 11; 2ß Aug.? (2) van Haren, de Ome», d. Bildcidijk, zang negen, en de ophelderingen; Tollem, i v. wintering op Nova-Zembla, is algemeen bekend,
tl »Zijn Heemskerk» stoute lotgenooten. »Zij gaan, met Willem Barends vloten, (1) »Beproeven onder zijn beleid, Of moed, die alles door kan streven, (2) »Door klip en ijs een weg kan geven , »Door't aardrijk, door natuur, ontzeid. "De zon is voor hun oog verdwenen, »Heur schittring '»hemels trans ontvlugt; »De dag wordt door de maan beschenen; »'tGesternt' blijlt sclieemren aan de lucht. »De Noordheer (3) ziet zijn halfjaar« nachten. »Zijn ijs en mist door hen verachten; »Zijn schuilplaats storen door hun vlag."
De pogingen, om door't noorden naar Indiè' te komen, werden, wat later, hier te lande hervat. ilenn Hudson, een Engelsch zeeman, deed ,, ïeoa eene ontdekkingreis voor de Nederlandsche Vereenigde Oostindische Compagnie. Den doortogt vond hij niet : maar. altijd met hetzelfde doel, zijn koers z.w. genomen hebbende, ontdekte hij de rivier den Hudson en de landstreek later Nieuw-Nederland, nu den staat IS'ew-York , enz in Noordamerika (bladz. 24). ie latere rei-, met twee schdpdü, ion Cn 12, op la,t van de Si Generaal, op't voorstel van Ernst van de Walle en Pieter Aerts, ouder Jan Corn. May, bereikte evenmin 't doel. Iu't laatste gedeelte der vorige zoowel al, in deze, zijn de pogingen hervat. De verdiensten der Engelsche reizigers ('ook. K o - , Parry, Franklin, van andere, zijn algemeen bekend: ook die der Russische scheepsbevelhebbers von Krüsenstern en Otto von Kotzebue. Parrj kwam, 1887, tot op 82° I .V (met nsslede-bootcn), een doortogt echter is niet gevonden.
VII. EER8TE REGT8TREEK8CHE REIZEN DER NEDERLANDERS NAAB INDIË.
De pogingen der Nederlanders, om door't noorden naar [ndië te komen, beletten niet. dal ze gelijktijdig dat land om de Kaap zochten te bereiken. (IJ 'tGeheel roor een gedeelte j synecdoche; hier eene dichterlijke vrijheid om't rirra -Voor kan streuen ; minder gelukkig roor: ie boren komen; overwinnen (3J Koordbeeri trterrebeeld de beer, waarin de poolster. Hier de Noonlbeèr roor de ïs'oordpoollandcn; metonymia of overnaming.
15 Cornells Houtman, volgens 't gewoon verhaal, was, omtrent 1592, 03, te Lissabon. Door de moeite, die hij zieh gaf, om met de bijzonderheden van de vaart op Indië bekend te worden. maakte hij zich verdacht en werd gevangen gezet. Uit zijne gevangenis wist hij middel te vinden, zich door eenige Amsterdamsche kooplieden, naar anderen door de regering van Amsterdam, te doen loskoopen ; vervolgens zijne bevrijders tot de uitrusting voor den eersten togt te doen besluiten. Een ander berigt laat de gevangenis en den loskoop onvermeld, maar, even als't eerste, kent het c der onderneming, 't eerste denkbeeld, toe aan Cornells Houtman l 1 e Meer dan vroeger, is in onzen tijd de geschiedenis der Oostindische Compagnie, enz. opzettelijk in de archieven nagespoord; en. volgens oorspronkelijke bescheiden, schijnt het gewoon verhaal in dezer voege te moeten worden gewijzigd
Van alle bedrijvigheid, in ons vaderland, om voor zee\aart en handel nieuwe wegen te openen. was de Amsterdamsche predikant Petnis Plancius de ziel. Door zijn behulp en tussehenkomst verscheen, 1592, eene Nederlandsche uitgaat' van den Spaanschen atlas van Bartholomeo de Lasso, met aanwijzing van de geheimen der vaart op Oost en A\ est. Afrika en China; alsmede „eene Aziatische kaart, gemaakt door een expert meester tier zeevaart tot Goa". In't zelfde jaar zonden eenige Amsterdamsche kooplieden iemand naar Lissabon, voor den schijn met eenige koopwaren, maar inderdaad met den last, om in't geheim .,informatie te nemen op't stuk van den Oostindischen en Molukschen handel". Niet lang daarna, begin 1594, was de afgevaardigde weer te Amsterdam ; en (\vvi\. ten overstaan van Plancius, verslag van zijn wedervaren. De slotsom was het besluit tot eene uitrusting; en nn werd op nieuw iemand naar Lissabon gezonden, ten einde Maleitsche tolken aan te nemen. Op deze gronden, schijnt men als zeker te kunnen stellen, dat Cornelis Houtman, tlie zich. bij de eerste regtstreeksche reis. als opperste commies, hoofd voor den handel, aan boord bevindt, dezelfde (1) Hut. verhaal, ï, n ; Vagenaar,X%,\Zt; /..«e-, 1, CIO; Kol; v. Kampen, I, 63; enz. (2) dr Jonge, I, 'M en v.v.
Ui
persoon is geneest, die door de kooplieden, in 1592, naar Lissabon was gezonden; dierhalve, dat het denkbeeld van de regtstreeksche vaart der Nederlanders op de Oost niet van hein is uitgegaan, maar dat hij bij de verwezenlijking van-t plan werkzaam is geweest. De vloot, die de Amsterdamsche koopman Hendrik Hudde en acht andere, voor den eersten togt om de Kaap, in zee bragten, was aanzienlijker, dan eene eeuw vroeger de uitrusting was geweest, waarmede Columbus, voor Spanje's rekening, was uitgezeild, om Indië door', westen te bereiken. Ze bestond uit vier schepen, de Mauritius, de HollandscheLeeuw, de Amsterdam en't Duifken, met eene bemanning van 248 koppen, die allen — opmerkelijke schikking voor dien tijd — aandeel in de voordeden zouden hebben, gerekend tegen een inleg Nan twee maanden gagie. Als admiraal gaf de stadhouder den artikelbrief. Pieter Dircks Keyzer werd opperpüoot, oft hoofd, zooveel de vaart betrof; Cornelis Houtman opperste commies voor den handel; en de vloot lic]). 2 April 1595: „it Texel zee in. / e kwam in den Archipel, deetl Bantam aan, Madoera, Bali; met den vorsl van Bantam sloot Houtman een verdrag. Groote. onmiddelijke voordeden bragt tleze eerste reis, van twee en een halfjaar, den handel niet aan. Voor de toekomst opende ze de beste vooruitzigten : 'f ijs was gebroken, de weg gevonden; de eerste betrekkingen aangeknoopt. Tweede reis. Nog waren Hudde en zijne medereeders met hunne tweede nitrusting met gereed, of ,T had zich eene andere vereeniging gevormd: de Nieuwe Compagnie; en schepen gereed gemaakt. Beide uitrustingen waren nog tliel Uitgeloopen, toen deze twee handelmaatschappijen zich verbonden. Haar vereende vlooi stak. | Mei 1598, onder'1 bevel van Jacob Comelisz van Neck. „, zee: Wijbrand van Waerwijk was tweede bevelhebber Na 15 maanden, vielen
17
Mij 1599, vier (\vv schepen, te Bantam bevracht, onder van Neck weder binnen „met 100 last peper, 100 last kruidnagels en eene schoone partij kaneel. foelie en notemuscaat; alsmede een brief en eenige geschenken van den koning van Bantam voor prins Maurits. die Cornelis (?) van Heemskerk en Hendrik Buvk zeken aan hem overhanhandigden (') „De togt van van Neck gaf zoo veel genoegen, dat men er te Amsterdam geene mindere vreugde over bedreef, dan weleer de Romeinen over de eerste zege. door Duüius ter zee op Carthago behaald. Van stadswege werd het scheepsvolk, onder het luiden der klokken en met trompetgeschal, ingehaald, en met wijn beschonken" (3). De vier andere schepen, onder Wijbrand van Waerwijk, waren intusschen naar de Molukkcn gezeild (3). V o o r d e vier schepen was geene voldoende lading op Banda: doch twee van die bodems keerden van daar onder Jacob Heemskerk, met eene rijke lading bevracht. April 1600, in't vaderland terug. De lucht der kaden van Amsterdam was, bij't lossen, vervuld met den geur der specerijen ; ende
reetiers berekenden, dat de onderneming vier kapitalen winst o p l e v e r d e " (*). Eenige namen in deze afdeeling. Balthasar Moucheron (lijn rader, broeders, tijn geslacht) behoorde tot de Fransche Hervormden. Om de godsdienst, was hij eer-t naar Braband, vervolgens naar Zeeland uitgeweken. Hij dreef zijn handed in een ontzettenden omvang: aan Veere (op Walcheren, nu 00hielen) beloofde hij, alleen in hare haven, jaarlijks 18 schepen te bevrachten m te laten binuenloopeu. Stout en ondernemend zoo als weinigen. vatte hij niet alleen 't eer-t hier te lande 'i plan op \an den togt oiu't noorden van Azië, maar bragt ook eene der vele eonipaguien tot stand voor de vaart om de Kaap; de handel op Archangel wa- van hem "uitgegaan. Zoo't schijnt, bezweken ten laatste zijne kapitalen onder den omvang zijner ondernemingen; en hij zelf week naar Frankrijk. De Jo,i,jr, I, ) en T.v. Petrus Plancius, was een Hervormd Zuidnederlander; gelijk zoo vide (1) Uut. VerUai, 1, '27. - [8) Lntac, 1, 23. - (3) Uut. Verhaal, 1, 21). - ( l Unt, / aerlt, 103.
48 uit Braband en Vlaanderen, om zijn geloof, naar Noordnederland uitgeweken. Hij was predikant te Amsterdam geworden, en streng Contraremonstrantsch. Als aardrijks-, sterre- en zeevaartkundige, was hij in ons land de vraagbaak van zijn tijd. Te gelijk een man van groot vermogen: bij de vier eerste reizen der oudste O. I. Compagnie, beliep zijn i n l e g / 9 9 , 8 3 3 (1). Aan veel, dat gedurende dit tijdperk in Noordnederland tot stand kwam , had de ondernemende geest van Zuidnederlanders, hunne wetenschap en kapitaal, een groot aandeel. Dit laat zich gereedelijk verklaren. Die Zuidnederlanders waren meest uitgewekenen om't geloof. Die den moed hebben, om hunne godsdienstige overtuiging hun vaderland te verlaten, zijn gewoonlijk menschen van een vast karakter, stout en ondernemend boven andere van hun landaard. Wat de meerdere theoretische wetenschap en kapitaal betreft, ook dit lag in de tijden en omstandigheden. Hoogescholen in Noordnederland waren er pas gesticht; en, na de inneming van Antwerpen, 15S5, was de zeehandel in de zuidelijke gewesten vernietigd; daar konden geen groote kapitalen worden aangewend; hier alleen konden ze vruchtbaar worden. Daarentegen, blijkt het, bij al die ondernemingen, zelfs uit de namen der personen, dat de bevolking van Noordnederland toen reeds bij uitnemendheid een kloek en degelijk zeevarend volk was, 'twelk, tegen de enkele mannen van bespiegelende wetenschap uit het zuiden, een aantal ervarene zeelieden kon stellen, bij mindere theorie, in't bezit der geheele practische kennis van hun tijd. Jan Huyghen ran Linseholen, van Haarlem, 1663—1611 f, had twee broeders, die te Sevilla woonden. Deze omstandigheid en't lezen van reizen deden hem, al op zijn zestiende jaar, buiten 's lands gaan. .laren laiei vertoefde hij in Spanje en Portugal; en deed intusschen met de Portugezen een togt naar de Oost. In't vaderland wedar gekomen, gaf hij een, hoogst belangrijk, verhaal zijner .reizen in't licht; en was een der to°tgenooten bij de twee eerste ondernemingen om de Noord. Heemskerk. Er is in Holland een adelijk geslacht geweest van dien naam. Of Jacob Heemskerk, of van IL, er toe behoorde, is onzeker. Zeker is't, dat hij een man wa- van een ridderlijk karakter. Vaderland en roem stonden bij hem hooger dan geld. lïij zij,, laatsteu (out, om buit op Spanje te behalen, maakte hij tot voorwaarde, dat zijne wedde alleen 13/,oo zou wezen, van't geen er boven de ƒ 500,000.- werd prijs gemaakt (2). — 't Graf van Heemskerk's togtgenoot, dat van Willem Barendsz, is onbekend en vergeten in de sneeuw van Nova-Zembla: de çrraflombc 1 de Jonge, 1, 102. — (2) // agenaar, IX, 250.
ID daarentegen, hem in de Oude Kerk te Amsterdam opgerigt, houdt zijne nagedachtenis in aandenken; niet minder het grafschrift van Hooft: Heemskerk, die dwers door't ijs en't ijzer dorste streven, Liet d'eei aan'f
land, hier 'tlijf,
voor Gibraltar 'Heven.
VIII. OPRIGTING DER OOSTINDISCHE
COMPAGNIE.
i = ilc Vereenigde <>. f. C. ; niet zelden: de Generale Nederlandsche Geoctrooieerde Oostindische Compagnie.)
Met rijke ladingen liepen de Oostindievaarders binnen: geen koopman, die niet wenschte, in eene reederij op de Oost deel te nemen. Hoewel enkele zich hadden vereenigd, was toch nog 't getal der compagniën, alle in Holland en Zeeland, tot acht geklommen. Ze verdrongen elkander op de Indische markten, en onderhuurden de eene de andere 'tbootsvolk. In de taal van den tijd: „ze zeilden malkander de schoenen vim de voeten en't geld uit den buidel". Opdat onderlinge mededinging niet op algemeenen ondergang zou uitloopen, hadden de Staten van Holland, zoowel als de Staten-Geueraal, al vroeger, gepoogd de verschillende maatschappijen tot één ligchaam te vereenigen. Eindelijk, 1002, gelukte dit, Aan de, Vereenigde, Oostindische Compagnie werd den im Maart octrooi verleend. Bij uitsluiting van alle andere Nederlanders, stond de staat haar 't regt af, om beoosten de Kaap de Goede Hoop te varen, mitsgaders door de „engte" van Magellaan; met „prinsen en potentaten overeenkomsten te sluiten op naam van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden, of de Hooge Overigheid derzelver' (}) ; in gene landen fortressen en „verzekerdheden" te (1)
Waarom dit of.'
Misschien om omtrent de vraag, of de hoogste magt bij 'Ie pro-
vinciën of bij de l'nie was, op de ruimte te blijven:-
Zie bh. 29 v.o.
t
50 bouwen; gouverneurs te stellen, volk van oorlog en officieren van justitie, mits zij den eed van getrouwheid deden aan de Staten-Geueraal; enz., enz. — Zoo vestigde zich de vcreeniging als een staat in den staat; onder een bestuur, dat, van de Regering bijna geheel onafhankelijk, uitging van de deelhebbers in't kapitaal der Compagnie. In't octrooi werd te gelijk, naar evenredigheid van den inleg, 't aandeel in de voordeden voor iedere afdeeling bepaald; 't bestuur vastgesteld Er waren zes afdeelingen, „Kamers der O. I. Compagnie": de kamer Amsterdam; Zeeland, te Middelburg; de kamers op de Maas, te Rotterdam en Delft; en in't Noorderkwartier, te Hoorn en Enkhuizen. Gezamenlijke inleg in eene ronde som/6,500,000.- Q). Naar den inleg, werd 't aandeel in de winsten, uitrustingen en retouren, voor Amsterdam op de helft gesteld; voor Zeeland op een vierde; voor de overige kamers, twee aan twee, op een achtste. De bestuurders, bewindhebbers der O. 1. Compagnie, zouden GO in getal zijn; 20 te Amsterdam, 13 in Zeeland, 7 bij iedere der overige kamers, art. 23 van't octr. Om benoemd te kunnen worden, moest men hoofdparticipant wezen, d.i. ten minste een inleg van 1,000 pond Vlaamsen, = /6,000-, hebben; te Hoorn en Eukhuizen was de helft voldoende, art. 2S. — In't begin waren al de directeuren, 72, der vroegere bijzondere compagniën bewindhebbers ; volgens 'toctrooi moesten ze tot CO uitsterven. — Hunne bclooning bepaalde art. 29 op 1 p.c. van de uitrustingen en retouren; voor hunne reizen, buiten schuit- en wagenvrachten, - daags.
't Hoogste gezag en opperbewind overt geheele ligchaam, zoo hier te lande als in de Oost, werd uitgeoefend door 17 bewindhebbers, uit de verschillende kamers daartoe afgevaardigd, de Vergadering van Zeventienen. Buitendien was er nog eene Vergadering van Tienen ; ze bereidde de werkzaamheden voor van die van 17. Nadat, 1740, WillemIV tot opperdirecteur en gouverneur der Compagnie was benoemd, ging een groot deel van't gezag der Vergadering van Zeventienen op hem, later op zijn opvolger over. De Vergadering van 17, = »de Zeventienen", = »H.H. Zeventienen"; zelden: Kamer van 17. — De Vergadering van Tienen, = Haagsehe Besogne, is van lateren oorsprong, dan't eerste octrooi. — Met de betrekking van opperdirecteur was I/33 aandeel in de uitdeelingen verbonden. (1) /6,459,840.-. /6,440,200.-, sedert 1692.
Tegenw. Staat, I. 1,29
51 Latere wijzigingen in de eerste regeling. Voor eene eeuw had Amsterdam 2 3 bewindhebbers; Hoorn 6; Enkluiizeu S. — In plaats van de belooning bij percenten, hadden toen 18 van de 23 bewindhebbers te Amsterdam / 3 , 1 0 0 . - ; in Zeeland, alle ƒ2,600.-; bij de overige kamers /1,200.-. Na 1719, was de benoeming der bewindhebbers bij den stadhouder uit een aangeboden drietal; even zoo 't aanstellen der hoogere ambtenaren in Indië , met of zonder voordragt. Gewoonlijk echter deed de Raad van Indië te Batavia, de voordragt van den gouverneur-generaal : en deze werd meestal gevolgd. 't Onmiddelijk voordeel, dat de Staat van de Compagnie trok, bepaalde zich, bij't verkenen van't eerste octrooi voor 21 jaar, tot een aandeel van /23,000.-. Voor de vernieuwing, 1623, schijnt niets betaald te zijn. In 161.7, daarentegen, bij de verlenging voor 23 jaar, /1,000,000.-; eu van 1696-1740, /3,000,000.- (1). In Indië was't hoofd de gouverneur-generaal; de directeur-generaal, meer bijzonder met het bestuur voor den handel belast, bekleedde de tweede plaats. Heide waren leden van den Raad Nan Indië, bestaande doorgaans uil omtrent achttien personen, onder welke twee secretarissen(11.
IX. ENKELE TEEKKEN UIT DE GESCHIEDENIS DEK O. 1. COMPAGNIE, L60a—1798, SEDERT HARE OPRIGTING TOT HARE ONTBINDING.
Van 1602 tot 1653, van de oprigting tof het begin ran Maatsugker's bewind. De aanleiding tot de ondernemingen der Nederlanders in Indië was eene andere, dan Inj de Portugezen. Heldendaden en roem , de nagalm der kruistogten en de gewapende uitbreiding (1er kerke, waren bij de laatsten de inagtige drijfveren, die den riddergeest van edelen en vorsten ui beweging zetten. De zucht van den infant Hendrik, voor zeevaart en aardrijkskunde, stond onder den invloed van die (11
Tegeuv. 'Staat, 1 , 13li
1ÔS.
4*
52 denkwijze. Eerst bij de voortgaande ontdekkingen, langs de westkust van Afrika, wijzigden zich, gelijk we zagen, de begrippen Handel en scheepvaart, winstgevende nering en bedrijf, werden meer en meer in hunne waarde erkend. Eu onder den invloed dier omwenteling, verkeerde de ridderlijke togt tegen Genta, in zijne gevolgen, in eene rijke koopvaardij op de Oost, In de Republiek had 't omgekeerde plaats. Bij een volk van burgerlijk bedrijf, al sedert jaren binnen eigene grenzen voor vrijheid en onafhankelijkheid strijdende, kwam't niet op, ver van huis, roem in oorlog en gevechten te gaan zoeken. Gewapenderhand, naar cle denkwijze der middeleeuwen, zijne kerkleer te willen voortplanten, nog veel minder. Aan boord, op zijne schepen, was't uit welbegrepen belang, in't stuk van godsdienst, werkelijk, practise!) verdraagzaam, lang voordat het begrip van verdraagzaamheid, op redelijke gronden, ergens den toegang tot de algemeene denkwijze gevonden had. Die aan boord vloekte, verbeurde tien stuivers; die den predikant, of vermaner, in zijn beroep stoorde, onderging eene „arbitraire correctie": maar die „eenige quaestiën of disputen van religie moveerde, verbeurde telkens eene maand gagie'^ 1 ). Infantes, gelijk Hendrik de zeevaarder, die voor ontdekkingsreizen, zonder bepaald voordeelig vooruitzigt, over de schatten eener rijke Cliristusorde konden beschikken, waren er bij ons niet. Zóó zijn handel en zeevaart, een behoorlijk gewin, voordeelige ondernemingen, van't begin af, hier geene bijkomende omstandigheden, maar 't hoofddoel geweest. Daarom echter is de vroegere Nederlandsch-Indische geschiedenis niet arm aan wapenfeiten en heldendaden. De loop der gebeurtenissen en de drang der omstandigheden (1) e. ,/. Chijt, 177.
53 wijzigen de denkwijze der tijden en de karakters der volken. Ze herschiepen, in de vijftiende eeuw, strijdzuchtige Portugesohe ridders in winstlievende kooplieden; en, uit het midden van eerzame Nederlandsche poorters en burgers, van onder nijvere kooplieden en schippers, riepen ze, eene eeuw later, tal van mannen te voorschijn, aan welke moed en dapperheid de eer van den ridderslag en eene plaats in de heldenrij der geschiedenis toekennen. 'tGeluk begunstigde de vereende Compagnie; hare ondernemingen waren wel berekend; die aan't hoofd stonden, Steven van der Hagen, Cornells Matelief, zooveel anderen, waren wakkere mannen. Al vroeger, 1600, had v. d. Hagen de Portugezen op Amboina bevochten; den alleenhandel der kruidnagels bedongen, en't Kasteel van Verre gebouwd, de eerste Nederlandsche sterkte in de Oost; maar die spoedig Aveder verloren was gegaan. Nu kwam hij, in 1603, op nieuw voor Amboina. üe Portugesche sterkte op't eiland werd door hem opgeëischt. Ze ging over; en werd thans Victoria genoemd, onze eerste hoofdzetel in de Oost ; nog heden (1755 door eene aardbeving verwoest, op nieuw herbouwd) 't Nederlandsche fort {Menir)-Vietoria, bij de stad Amboina, op't eiland Amboina (= Ambon). Op Ternate stichtte Matelief het nog bestaande fort Oranje ; en in 1609 was de alleenhandel der Compagnie in de Molukken reeds door 11 forten gedekt, met eene bezetting van ß00 man en 128 stukken Q). Op Java, in't rijk van Bantam, werd, 1602, door van Waerwijck, den opperbevelhebber van de eerste uitrusting der Vereenigde 0 . 1 . O , de eerste loge gebouwd ; de tweede stichtte Both te Jacatra, in 1611. De eilanden, waar de Compagnie 'teerst vasten voet heeft gekregen, zijn voortdurend de kern der Nederlandsche bezittingen gebleven. (I)
Pompe, 38.
54 Groot van omvang werd haar handel, al in den beginne. Er waren weinige havens op de kusten en eilanden van Zuidazië, waar Compagnie's schepen de Nederlandsche vlag niet vertoonden, van de Roodezee tot in die van Japan; zoowel te Aden, te Mocca, in Arabie, te Ormits, aan de Persische golf; als te Soecadana en Sambas, op Borneo, en op Firando, in Japan. Met den Zamorin van Calicoet, op de kust van Malabar, had v. d. Hagen, 1603, een verdrag gesloten. Paulus van Sold, looc, te Negapatnam, Negapatam, op de kust van Coromandel, eene factorij gesticht. Met den keizer van Candi op Ceilon; op Borneo, te Soecadana, z.w., zoowel als te Saml as, n. van daar, waren overeenkomsten, gesloten. Te Fi ranch (eil. n.w. Kioesioe), in Japan, eene factorij aangelegd. De betrekking met Atsjin, Achem, op Sumatra's n.w.kust, was ouder, dan de Compagnie (1 ). Bepaald met China was nog geen of weinig verkeer. De voordeden, die de handel, meest bestaande in kostbare waren, die weinig scheepsruimte vorderden, aan de maatschappij opleverde, tevens de rijke Spaansche en Portugesche ladingen, die werden buit gemaakt, gaven, al in de eerste jaren, aan de deelgenooten fabelachtige winsten van hun ingelegd kapitaal. In 1Ö06 was de uitdeeling 75 p.e.; d.i. iedei aandeel v a n / 6 , 0 0 0 . - gaf een voordeel, dat jaar, van ƒ 4,500. Tn 1810 was de uitdeeling 50 p.e. ,En had men, luimen den tijd van 8 jaar, sedert de oprigting der maatschappij, voor eene actie v a n / 3 , 0 0 0 . - , / 6 , 7 5 0 . aan interest ontvangen, en dus / 2 2 5 , - ten honderd van de' Ingelegd .e hoofdsom, 'tgeen waarlijk eene zoo buitengewone winst op een zeker fond was, dat men mogelijk te vergeefs een voorbeeld hiervan in de oude ei. en hedendaagsche schrijvers zou zoeken" (2). — De latere dividenden hebben nooit weder 't cijfer ƒ 75,- bereikt; 'tnaastbij komende i s / 6 2 , 5 , in 1616; en ƒ 60.-, in 1671. Na 1771 tot 1790 ingesloten, is er vijfmaal geene uitdeeling; in de veertien overige jaren, telkens/12,5; dit was naar den eersten inleg; voor hen, die de actiën later hadden gekocht, tegen omtrent 100 p.c., eene rente van nagenoeg 3 p.c.
De Vereenigde O. I. Compagnie had eenheid gebragt in de uitrustingen naar de Oost. De beschikking over de retouren en baten, 'tgeheele ligchaam, was door't octrooi, hier te lande, geregeld In de Oost, daarentegen, was nog geen (1) Wagenaar, IX, 114. _ (2) Hitt. Verhaal, I, 564.
algemeen bestuur; ieder hoofd eener factorij, ieder eerste bevelhebber eener uitrusting, stond op zich zelven. Älen zag die behoefte in: en (i) PIEÏER BOTH, 1610—Julij 1614, werd d e eerste gouverneur-generaal (van alle sterkten, kantoren, schepen, jagten en volken) der N. V. O. T. Compagnie. Met acht schepen (11 vertrok hij, Jan. 1610, naar zijne bestemming. Eene veel omvattende gedachte, zoo'! schijut, zweefde toen de Vergadering van Zeventienen voor den geest, eene gedachte, die nog heden niet is verwezenlijkt: t.w., in den eigenlijken zin van't woord, eene Nederlandsche volkplanting in den Archipel te beu-innen. Aan eenige matrozen en soldaten werd verlof gegeven, hunne vrouwen mede te nemen; van de 36, die de reis mede deden, kwamen er 31 te Bantam.
Both zocht toen al, 'tgeen Koen later tot stand bragt: een bepaald punt van zamenkomst ( 3 ), eene algemeene en veilige verzamelplaats voor den handel; zekerder en beter, dan Bantam aanbood, waar men gedurig vele tegenwerkingen en geweldenarijen had te lijden Van den vorst, radja, van Jacalra kocht hij, met dat doel, eene ruimte van 50 vademen, voor 1200 realen (3) van achten, en bouwde hier, aan de Tji-liirong, = groote rivier, = rivier van Jacatra, eene steenen loods, loge (3). — De loop der gebeurtenissen heeft sedert die 50 vademen tot een gebied van 28,923, 2 D m. (*) uitgezet, zijnde de uitgestrektheid, waarop thans 't Nederlandsen overzeesche gebied in de Oost begroot wordt. Nog niet lang was Both naar de Oost vertrokken, toen het twaalfjarig bestand, 21 April 1609, werd gesloten, 't Was een wapenstilstand ook voor Indië. Maar Spanje had volstandig geweigerd, Indië met name in't verdrag op te nemen; 'twas alleen in bedekte uitdrukkingen aangewezen (5). I n d e Oost erkende Spanjaard, noch Portugees de overeenkomst, (1) JIM. Verhaal, II, 2. - (2) Ook aangeduid mei den naam tende:-mt». ,1) = / 3 , 0 0 0 . - , gewoonlijk, Pompe, hb.. 40. Volgens Valentijn, was een reaal op Sumatra's o.knst/8.-. - (41 Almanaeh dr Gotha, aüMuaire HaMijae, 1865. (5) Wagenaar, IX, 432,
De oorlog ging hier voort C1), zoowel onder Both, als onder zijne opvolgers (n) GERRIT REYNST, 1613—Dec. 1615 f, en (ui) LAURENS REAEL, 1615-Mei 1618. Die voortgezette oorlogwerd eene voortgaande uitbreiding van den handel en de betrekkingen der Compagnie. (iv) JAN PIETERSZ. KOEN, 1619—Nov. 1622, werd Read's opvolger, 't Eerste jaar van zijn bewind was voor de N. O. I. Compagnie op Java een beslissende tijd; 'twas „te zijn of niet te zijn". Het toenemende aantal Europeanen, die op hunne kusten verschenen en zich in hunne havenplaatsen zochten te vestigen , verontrustte de vorsten der grootere en kleinere rijken op de Soenda-eilanden : ze voorzagen 't verlies hunner onafhankelijkheid. Eene ver in gene landen verbreide voorspelling, niet ongelijk aan die bij de Mexicanen in Cortes tijd, dat Indië door een volk van blanken zou overheerscht worden, vermeerderde de onrust en spanning. Te Japara, te Macasser,' op andere plaatsen, werden de Nederlandsche factorijen door de inlanders aangevallen. Bantam en Jacatra, in wier gebied zoowel de Nederlandsche als Engelsche Compagnie" hare loge hadden, nemen hunne toevlugt tot list en verraad. Van de beide volken, waren de Nederlanders toen de magtigsten op't eiland: met behulp der Engelschen willen de Javanen zich 'teerst van dezen ontdoen; dan later van de Engelschen Tot het eerste moest de Engelsche O. I. Compagnie . in haar naijver tegen de Nederlandsche, zich gaarne leenen. Eene aanzienlijke Engelsche vloot, onder Thomas Dale, verscheen op Java's noordwestkust; en leverde tegen Koen, in't begin van 1619, een niet beslissenden slag. Na den slag, stevende Koen, om zijne geheele magt bijeen te (1) 't Zelfde verschijnsel komt meermalen voor: vrede tussehen twee staten, zooveel Europa betreft; gelijktijdig oorlog in andere werelddeelen tussehen hunne wedcraijdscha koloniën, of O. ™ W. I. maatschappijen. Iets nog vreemders W/, 82.
57 brengen, naar de Molukken : maar de vastigheid der Compagnie te Jacatra, de steenen loods, die Both had gezet, en die men, gaande weg, sedert het begin der oneenigheden, in een fort had herschapen, moet hij intusschen aan haar lot overlaten, hoewel door de Jacatranen belegerd. Ze was op't punt van zich over te geven, toen, 2S Mei 1619, Koen met 17 schepen en 1220 man op de reede van Jacatra 'tanker liet vallen, Twee dagen later werd de stad, veroverd en verlaten, in brand geschoten. De ledige erf. waar Jacatra had gestaan, is de grondvlakte, waarop Batavia werd gebouwd. Van toen af, werd deze stad de zetel der hooge regering van de O. I. Compagnie in Indië; 't punt, van waar alle beheer uitging; waarheen alle voortbrengsels en waren, van de omliggende plaatsen en factorijen, werden bijeen gebragt, verbodemd en naar't moederland verzonden. De behoefte aan eene hoofdplaats had men lang gevoeld: dat ze op't puin van't vroegere Jacatra werd gevestigd, dit was toeval, de uitkomst van den oorlog, geen plan.
Eeuige jaren te voren, had Mateiief 'toog-
op Malacca gehad, hoewel toen nog op Portugal te veroveren. H.H. Zeventienen waren van gevoelen, 1017, men moest trachten, ten bedoelden einde, van den koning van Palembang 'teiland Banl-a te koopen ; of wel, van dien van Jacatra, kaap Oentong-Java (— Onlong Bjava, n.w. van Batavia), met ,een circuit van ten minste drie of vier mijlen, en de daar liggende eilandjes." (i) .
Yoor Compagnie's handel en vaart zou Malacca of Banka uitste-
kend , als tusschenplaats voor't verkeer van't vaste land van Indië met den Archipel, met China en Japan, gelegen zijn geweest ; en Straat Sunda, zoowel als die van Malacca, in de magt der Compagnie. Maar was't gebeurd, waarschijnlijk was dan Java voor't moederland nooit geworden, 'tgeen het nu is. De naam Batavia.
Te gelijk met het besluit, dat er eene hoofdplaats
zou zijn, was door de Vergadering van Zeventienen bepaald, dat die plaats den naam zou dragen van Batavia, en de inwoners dien van Batavieren. Van daar dan ook, dat reeds voor de stichting der sterf, 't kasteel, 'tfort, eerst Maurits, Batavia werd genoemd. — De oude Komeinsche historieschrijver Tacitus, 'tis bekend, spreekt met grooten lof van de Batavieren, vrienden en bondgeuooten der Komeinen. Ieder volk stelt den roem van a)
Valeulgn, IV, 1, 489.
58 zijn voorgeslacht op prijs. Hierdoor werd, al van den tachtigjarigen oorlogaf, bij dichters en schrijvers, bij geheel't beschaafde gedeelte der natie, de naam Batavier, voor Nederlander, een eernaam. Toen in 17D5 de Bepubliek der Vereenigde Nederlanden de Bataafsche werd, ging men naar 'rzelfdc volksgevoel te werk, 'twelk de Vergadering van Zeventienen hare hoofdstad Batavia deed noemen. — Bato, Friso eu Grmo; „held Bato's dagen", „Friso zonen", „Gruuo's wal", enz., daarentegen, zijn, historisch, san geene waarde, 't Zijn vindingen der middeleeuwen, die alleen in verzen en verdichtsels hebben geleefd. — Dat Koen de stad, naar zijne geboorteplaats, Nieuw-Hoorn had willen noemen, is bekend.
Strijd tegen Spanje, maar een vreedzaam verkeer niet de volken van't Oosten, was't voornemen, toen men de vaart op Indië begon. Personen en goederen der Indianen te eerbiedigen, en hun koophandel met andere volken niet te belemmeren, was, bij herhaling, 't voorschrift der Regering Q). Maar de omstandigheden, magtiger dan plan en voorschrift, hadden Koen gedwongen, met geweld van wapenen, tegen Jacatra op te treden, 't Zelfde tooneel herhaalde zich iu de Molukken. Hier waren de bevolkingen, door de Engelschen gesteund, in opstand, Koen bragt ze, 1621, ten onder, en verplaatste een groot deel der inwoners van Banda-Neira naar Java. En diezelfde magt der omstandigheden blijft, in de volgende tijden, heersenen boven plan en voorschrift. Nov. Iö22 leide Koen zijn ambt neder, en, op zijne yoordragt, werd hij opgevolgd door den Raad van Indië
(v) piETER DE CARPENTiER, 1622—Sept. 1627. Staaiule't bewind van de Carpeiitier, kreeg de Compagnie, bij vreedzame overeenkomst, 1634, vasten voet op't eiland Formosa {— Tayoean, = Taywan, o. van Canton), waai' zich een belangrijk verkeer met Japan ontwikkelde, en't fort Zeelandia werd g e b o u w d . — Onder de vele namen, door Nederlanders gegeven aan landstreken en gedeelten van't groote eiland Australië (d.i. Zuidland), vroeger (1) O.a... »Wel verstaendc dat men egeen Idiaenen 'tzij in de Oost ofte West Indien en zal mogen beschadigen, dan henluyden laten libre trafique met alle natiën, zoo Spaingnaerts, Portngnezen, als anderen". Instructie, enz., dr Jonge, T, 250.
59 KiemohoUand, waarvan de kusten al in 1606 door Willem Janssen gezien waren : komt nog heden de Golf van Carpentaria voor, onder de Cs bewind ontdekt en naar hem genoemd. Gelijktijdig de ontdekking Arnhemsland, w. van de golf. — De Nederlanders gaven aan hunne ontdekkingen en stichtingen niet zelden de namen der schepen, waarmede ze gekomen waren :°b.v., 't fort Zeeland en Arnhemsland waren naar de schepen genoemd. De Portugezen benoemden veel den heiligen , op wiens dag ze de ontdekking deden. Van onaangenamer gevolgen was eene andere gebeurtenis. Op Amboina, werden negen (?) Engelschen, beschuldigd zich door verraad van't fort Victoria te hebben willen meester maken, bij regterlijk vonnis ter dood veroordeeld en onthoofd, 1623. Overeenkomstig de zienswijze in Engeland, is de gebeurtenis, eene volksoverlevering geworden, ouder den naam van den moord te Amboina, in de geschiedenis opgenomen. Men beweerde, dat de regters onbevoegd waren geweest; dat de , vóór hun dood, aan den predikant hadden verklaard, onschuldig te zijn. Daarentegen schreef de Nederlandsche gezant Brasser, 1631, ,dât de groot-thesaurier van Engeland genoegzaam overtuigd was, dat erdoor de onzen te Amboina geen onregt was begaan." Wagenaar, XI, 25 en v.v. Eerst in 1651, werd de zaak van onze zijde, door eene geldelijke tegemoetkoming aan de erfgenamen der gestraften, als staatsgeschil gesust. Daar te lande, bleef echter „de moord van Amboina", nog jaren daarna de prent uit het martelaarsboek, die, bij een oorlog, 1665,1673, aan de Engelschen werd voorgehouden, om hun volkshaat aan te wakkeren. In't najaar 1627, leide de Carpentier zijne betrekking neder, en werd, „aar't vaderland terug gekeerd, bewindhebber der Compagnie ter kamer Amsterdam. Ia zijne plaats, trad (VI)KOEX, 1637-SePt. 1629 \, weder op. Hij was in den tusschentijd bewindhebber te Hoorn geweest.
Nog hadden de Javaansche vorsten den strijd niet opgegeven0 tegen den Nederlandschen handelstaat, die zich op hun eiland verhief. In 1628 zond de Soesoehoenan van Matarami}), onder een zijner prinsen, een leger van 10, 12,000 man tégen Batavia, toen reeds met grachten en wallen versterkt. Vruchteloos werd de stad belegerd ; eu'svijands leger, bij een uitval gevoelig getroffen, keerde later naar Mataram terug, zonder't doel bereikt te hebben. Eene (1)
Soerakarta nu en Djocjoltarta.
lili
tweede belegering, in't volgende jaar, met den Soesoehoenan zelven aan't, hoofd van een leger van 100,000 man, liep, na een hevigen strijd, even vruchteloos af. Niet alleen bleef Batavia behouden, maar de dubbele nederlaag van't magtige Mataram gaf aan de Compagnie eene zedelijke overwinning op de stemming der volken van den Archipel. Tegen deze voordeden stond de dood van koen, die den 20 Sept. 1629 gedurende het tweede beleg, overleed. Jan Pietersz. Koen is een der merk .vaardigste gouverneurs-generaal van N. Indië. De bevestiging van den handel der Compagnie op Java te-en de mededinging der Engelschen, Batavia's stichting, 't behoud van die stad en van de Molukken, is grootendeels 't werk van Koen. Dit is bekend. Minder, zijne groote verdiensten in de regeling der administrai,,en comptabiliteit der Compagnie. Bij eene geregelde boekhouding wint zelfs (kleinste bedrijf: maar. voor een ligchaam van «lien omvang als de Compagnie, was't eene levensvraag, de boeken der verschillende kantoren naauwkeurig na te gaan, de rekening en verantwoording op te nemen nf te sluiten, en de slotsom op te maken van winst en verlies. Koen was, m zijne jonge jaren, op't kantoor van Piscatori te Rome geweestm't Italiaansch boekhouden bij uitnemendheid bedreven. En de man,' die met eere in den raad kon voorzitten, 'topperbeleid eener vloot hebben' en een leger aanvoeren, was tevens een der bekwaamst.-boekhouders van zijn tijd. Van hier, dat de Compagnie hem, al in 1613, aan't hoofd had gesteld van hare geheele Indische handeladministratie, onder den naam van directeur-generaal. — Koen is maar 12 jaar geworden. Twee bijzonderheden uit zijn leven zijn zeer bekend: de eene is veel opgenomen in verhalen voor de jeugd; de andere komt meermalen voor m schetsen uit het leven in de Oost van vroegeren en lateren tijd De eerste bijzonderheid. De Engelschen waren verbitterd op Koen. Hierom toen hij voor de tweede maal naar Indië vertrok, ten einde Imune vervolgingen te voorkomen, ging hij scb,eep nan allen onbekend, als constapelsinaat. Op de hoogte van Madera, verzocht hij den schipper, scheepsraad te beleggen De schipper behandelde hem uit de hoogte: maar stond beschaamd en verlegen, toen koen zich voor den scheepsraad als benoemd gouverneur-generaal deed kennen. Valenhjn, IV, 1, geeft van dit geval een omslagtig verhaal; vermeldt echter ook, dat anderen van meening waren, dat Koen zijne reis in't openbaar had ondernomen. De tweede bijzonderheid is van
lil vrouw Sara Specs, zijnde eene dochter van den volgenden gouverneuro-eneraal Jaques Specs en eene Indiaansche, werd verleid door Prêter Jacobs/ Kortenhoef. Beiden waren ongehuwd , en hun huwelijk besloten. Dan Kortenhoef werd door den raad van justitie veroordeeld om onthoofd te worden; Sara Specs, om „op't stadhuis met opene deure wel strengehjk te worden gegeeseld". En dit vonnis, door Koen bekrachtigd, te Batavia, 6 Juni] 1829, uitgevoerd. Van herziening van't vonnis onder't, volgend, bestuur van Specs zelven, is geen spoor; van eenige wraak van zijn kant, evenmin. Alleen dit: hij weigerde voortdurend, met de regters zijner dochter aan't naehtmaal te gaan. - Nergens wordt iets aangetroffen, dat over het barbaarsche vonnis, of over Spees's raadselachtig gedrag eenig licht verspreidt. — Specs, een keer naar't vaderland gedaan hebbende, was, gedurende het tweede beleg van Batavia, twee dagen na den dood van Koen, aldaar aangekomen. 't Bewind van den gouverneur-generaal (vil) JAQUES SPECS, 1629-Sept. 1632, even als dat van zijn opvolger (vin) HEXDBIK BROUWER, 1632-Dec. 1635, ging zonder gewigtige gebeurtenissen voorbij. Beiden ,repatrieerden", na omtrent drie jaar in betrekking te zijn geweest.
Merkwaardiger en van längeren duur, dan die zijner twee voorgangers, was't bewind van (ix) Mr. ANTONIE VAN DIEMEN, 1635—April ir 15 f. De keizer van Candy, radja Singa, op Ceylon, riep de hulp in der Compagnie tegen de Portugezen; en onder van Diemen begon, 1637, op Ceylon een oorlog, die eerst een en twintig jaar daarna, met de geheele verdrijving der '/ Portugezen, eindigde. Welhaast kwam Punto Gale, = Point = Gale, in't voortdurend bezit der Compagnie: de de Gat, kusten en zeesteden van't eiland, zoo belangrijk om de kaneel, waren grootendeels in hare magt. In Achter-Indië bood Malacca een langen en moedigen wederstand ; eindelijk ging't, Jan. 1611, voor Portugal verloren, na een bezit van
130 jaarC). Intusschen had Portugal, onder Joan IV, zijne onafhankelijkheid herwonnen, 1640; en de Staten eene overeenkomst, voor tien jaar, met Joan gesloten: onderlinge vrede in en buiten Europa ; gemeenschappelijke strijd tegen Spanje. Maar Portugal spande zich in, om te heroveren, 'tgeen (1) Verkeerd: 120.
en, a l had beze en Nederland, om te behouden, wat het vroeger en later had bemagügd. Op die wijze ging, ouder wederkeerige beschuldigd van kwade trouw, de oorlog in Indië en Brasüië voort. In Europa w!"t
ZtZs* seh
Zünden aan Portugal tot U
* *" S P ^ -
loot van 4 schepen; en met dien bijstand werd Terceira beitragt gd (1) Er zijn vele voorbeelden van vrede tussehen twee staten, tenvi 1 1U, i e' omen oorlog voerden (blz. 56): maar van staten, die elkan er hulp - l e c n e n , terwijl hunne koloniën elkander bestrijden, is dit, misschien eemg in zijne soort.
Tot het merkwaardige'onder van Diemen's bewind behoort ook, dat de keizer van Japan, Mei 1641, 't bevel'gaf de factorij der Compagnie van Pirando naar Desima over te b r e n g e n een eilandje, door een dam met de stad Nagasaki verbonden. De jaarlijksche voordeden van den handel der Compagnie OD Jar.au - l a n g de factor, nog te Pirando was en de handel LITrijT w 2 i op unhoenen begroot ( 2 , In de voorgaande eeuw bepaalde zieh 'tzuiver overschot van de factorij te Desima op /10,000.- ,3). Dit kon aan den Japanschen handel en aan Desima geene bijzondere vermaardheid geven Maar van den t , d af, dat de factorij werd verplaatst, onderhield Japan geene andere buitenlandsche betrekkingen, dan met de Compagnie. De Hollandse e taal, Hollandsche boeken, werktuigen, enz., van hier ,ezo„den belden den Japanees, eeniger mate, op de hoogte van Europa's beschaving en vooruitgang. _ De voorwaarden, op welke de Nederlanders in t rijk werden toegelaten, schijnen zeer vernederend te zijn geweest stellibekend zijn ze niet. B.v. 'tschijnt niet uitgemaakt, wat er waar is van de overlevering, dat de onzen, om te bewijzen, dat ze geene Christenen waren, den voet op een kruisbeeld moesten zetten, en't, als't ware vertrappen. Is't gebeurd, dan moet men, om de handeling iu't lieht'van' haar tijd te zien, zich verplaatsen in de puriteinsche denkwijze van die dagen, welke beelden en alles, wat naar beeidendienst zweemde als eene gruwehjke afgoderij veroordeelde; en zelfs 'torgel in de kerken noode t o e l i e t - Pene andere bijzonderheid. Terwijl Java Engelsch was bleef op de factorij van Desima, van alle gemeenschap met het vaderland a f sloten, onverlet de Nederlandsche vlag wapperen, hoewel er geen Neder landsehe staat meer bestond; en de Engelschen poogden tevergeefs, me, onze betrekkingen tot Japan hun voordeel te doen. Dat alles heeft aan (1) Schäfer, IV, 522; bij Vagen««,; XI, 311, i s geene melding van eene ,00 talriike J vloot; ook niet van Terceira. - ( 2 ) * Kamnen m l™„. r - , T ., , \ 11. nampen, vclgcns Kampfer, T, 351. — (3) lj„,,srrs, Cl.
63 Desinia een zekeren historischen glans gegeven, buiten verhouding met zijn gewigt. Nu eenige Japansche havens voor alle natiën zijn geopend, heeft de oude Nederlandsche factorij hare vroegere belangrijkheid verloren; hare geschiedenis is gesloten. Eenige voorkeur bij de Japanezen van Nederland, boven andere staten, schijnt voort te duren, op grond der oude betrekkingen. Ons vroegste verkeer met Japan. Hier, gelijk overal, waren de Portugezen de Nederlanders voor geweest. Hoewel al vroeger door de onzen bezocht, wordt Specx, de latere gouverneur-generaal, die, nog onderkoopman zijnde, zich naar Japan begaf, als de grondlegger van onzen Japanschen handel beschouwd, 1611 (i). - Waarom de keizer de factorij van ï'iraudo deed verhuizen, en den handel zeer beperkte, hiervoor worden Uiteenloopende redenen opgegeven (2). Zoo't schijnt, kan men aannemen, dat de Japansche regering vooral op't oog had, de verdere verbreiding van't Christendom te stuiten, met ijver door de Portugezen begonnen. Dezen, ten minste, vonden hierin de reden, waarom zij verdreven werden, en de 'Nederlanders toegelaten. Maar, toen ze dit inzagen (de Portugezen), „zeiden ze gestadig, dat wij (de Nederlanders) zoowel Christenen waren, „als zij; en dat wij, nevens hen, in een en denzelfden God geloofden. „Deze zaak kwam de Japanders, in't eerst, zeer vreemd voor, gelijk zij ,die dan, zoo niet ten eerste, gelooven konden, tot den tijd toe, dat zij „zelven met ons daarover gesproken hadden". Ze spraken er over, de Japanezen, en, naar hun inzien, kwam't hierop neer: „dat wij en de „Portugezen denzelfden boom des geloofs hadden, en dat wij maar, als „zekere takken van dien, van elkander verschilden; waardoor zij dan van „ons gansch geene voordeelige gedachte behielden" (3). - »Desima is een klein eilandje, naar de stadszijde 382 en naar den zeekant 714 voet lang, 216 breed, van alle zijden boogvormig, uitbuigende naar de zeezijde, aan de drie andere zijden inbuigende" (4). — Tusschen Batavia en Japan, „is een zeer gevaarlijk vaarwater, waar dikwijls schip en volk vergaan". Van hier 't oude spreekwoord: „Hij is naar Japan": hij is verloren. Van de vele ontdekkingen door de onzen, op verschillende tijden in tudralië gedaan, behooren de beroemdste tot den tijd van van Diemen; eveneens de meest vermaarde onzer ontdekkers in die oorden, Abel Tasman. Tasman's land, van Diemens land, n.w.kustcn van Nieuw-Holland ; NieuwZeeland, enz.
Tasmania
of ran Diemens
land, z. van Victoria ( = Australia feliz),
N o - voor een honderd j a a r , werden die ontdekkingen weinig geteld.
(1) „ Haren, Bilderdijk, I I , 109; Valent;,«, V, 2, blz. 26. - (2) Valentyn, V, 34,; . Kampe», I , 351; Pompe, ÏOK - (.31 Franc. Caron bij VaUnlyn, V, 2de st. - [i) Caron, a.b.
64: He grond, zoover men gezien heeft, brengt weinig of niets voort; waaruit men besluiten moet, dat de inwoners niets dan visch te eten hebben" (1) Van de n. en w.kusten van Australië, Nieuw-Holland, d.i. van de-doelen door de Nederlanders ontdekt, schijnt die uitspraak nog heden te gelden Een ander tooncel opent het o., en vooral 'tz.o. van't groote eiland streken eerst door Cook's reizen, 1770, bekend geworden. In Queensland?) m Zuidawtralië, Nieuw-Zuidwales, vooral in Victoria, leeft thans eene talrijke Engelsche bevolking, vol nijverheid en veerkracht ; Sydney, Melbourne een tal van steden, verkeeren in toenemenden bloei ; landbouw, schaapfokkerij mijnen en goudwasschingen, walvischvangst en handel, zijn er bronnen van welvaart, nog altijd toenemende en milder vloeijende. — De volk plantingen zijn Uier begonnen, 1787, met eene kolonie van veroordeelde misdadigers. De smet van haar oorsprong is vergeten, en er worden geene misdadigers meer heen gezonden. Thans zijn die op Tasmania de meest misdadige.! op Norfolk, tischen Nieuw-Zeeland en Nieuw-Caladonia.
Voor de stad Batavia was de landvoogdij van van Diemen eveneens een gunstig tijdperk. De „Kruiskerk" en die „van't Kasteel" werden gebouwd; en van Diemen bestemde bij zijne uiterste wil nog 40,000 rijksdaalders voor eene derde kerk(P). ilij stichtte ook eene Latijnsche school. Geheel Batavia werd meer en meer, onder zijn bewind, de fraaije stad, die de achttiende eeuw in haar bewonderde. Bij zijn dood, beschonken de Zeventienen zijne weduwe met ƒ 20,000.-. Van Diemen's opvolger, (x) COBNELIS VAN DEK LIJN,' 1645-Dec. 1650 werd terug geroepen, en hem „om redenen" 't gewoon geschenk bij zijn aftreden niet gedaan. Na zijne terugkomst, was hij burgemeester van Alkmaar, (xi) KABEL REYNIEBSZ., 1650-Mei 1653, trof een gelijk lot: ook hij werd terug geroepen; maar hij stierf aan eene beroerte, voor dit bevel te Batavia kwam. Dubois, p. 152, schrijft van hem : ,Zijn godsdienstijver deed hem twee lofwaardige besluiten nemen, een, i„ 1651, om de tempels »der Chinezen en Mahoniedanen af te breken; een ander, i„ i 65 2, om de »de leeraars van de godsdienst te vermanen, zich op de bekeering der Chinezen toe te leggen". De Zeventienen en't algemeen gevoelen schijnen de zienswijze van Keiniersz. en van Dubois niet gedeeld te hebben.
Van 1053 tot 1701. Langer dan iemand voor of na hem, bijna vijf en twintig jaar, 1653-Jan. 1078 f, was (xn) JOAN MAAT(1,
Bachine, IV, 101)4.
65
suYKER gouverneur-generaal. Dat langdurige bewind is't schitterendste tijdperk in de geschiedenis onzer O. I. bezittingen 't Heeft maar eene donkere partij: het verlies van F o r m o s a , 1661; een eiland, door Hambroek's dood algemeen bekend.
Op Ceylon eindigde de strijd tegen Portugal met de zegepraal der Compagnie : Colombo, = Columbo, in de nabijheid der kaneelboombosschen, de sterke hoofdstad der Portugezen, werd ingenomen, 1656; Rijklof van üoens, vervolgens opperbevelhebber geworden, veroverde, twee jaar daarna, 'teiland Manaar, n.w. Ceylon, met zijne parelvisscherij ; 't schiereiland Jafnapatam, = Dsjaffanapatnam, hier de laatste vastigheid deiPortugezen; vervolgens Negapatam, op de tegenover liggende kust van Coromandel. Tusschen de Staten-Generaal en Portugal was de vrede, L661, gesloten, maar de bekrachtiging vertraagde. Van Goens haastte zich, van dien tijd gebruik te maken. Naar de kust van Malabar overgestoken, vermeesterde hij Cranganore en Cochin, = Kotsjin, 1662, toen en later, na Goa, de aanzienlijkste stad op die kust. Met het verlies van Ceylon sloot Portugal's gouden eeuw in Indië. Zijne verspreide vastigheden en bezittingen verkeerden in lastposten, van welke, toenemende, de kosten van beheer en bezetting de baten te boven gingen. Zonder tegenzin, zou dan ook reeds Joan IV al zijne Indische bezittingen hebben laten varen, had niet de vrees, ze te zien overgaan in de handen van de Nederlanders of der Engelschen, van niet-Catholieke natiën,
zijne
gemoedelijkheid terug gehouden (1).
In den Archipel, voerde Maatsuyker den oorlog met gelijk geluk, als in Voor-Indië. Palembang, op Sumatra, werd schatpligtig, 1650; te Padang eene factorij gesticht; de z.o.kust van dat eiland gedeeltelijk onder den invloed van de Compagnie gebragt. Inzonderheid Macasser, niet (1)
Schäfer, IV, 581 en v.v.
5
66 zijne onderhoorigheden, werd het tooneei van roemrijke krijgsbedrijven. Eerst had van Dam den opgestanen sultan bedwongen, 1660 (iï, d o c h ' t duurde niet lang, of de oorlog met dien vorst begon op nieuw. Sultan Hassan Oedin had zich van't rijk van Boni (2) meester gemaakt, den koning vermoord; en bedreigde Boeton (2), tot welks sultan de zoon van den vermoorden, Palacca, de wijk had genomen, met zijn ondergang. Boeton, verbonden met de Compagnie, roept de hulp in van den gouverneur-generaal. De hulp wordt verleend; Cornells Speelman heeft het bevel: en de jaren 1666 en 1667 worden even roemrijk voor't bewind van Maatsuyker in't Oosten, als in Europa voor't beleid van de Witt. De uitrusting van Macasser tegen Boeton was de grootste, die de Archipel ooit had gezien : 700 vaartuigen en eene bemanning, op 25,000 koppen begroot. Met 13 schepen en 800 man, buiten 'tbootsvolk, steekt Speelman in zee; vernietigt, op't einde van 1666, de vijandelijke magt, herstelt Palacca gedeeltelijk, en redt den sultan van Boeton van zijn ondergang. Met onbezweken moed hervat Hassan Oedin den oorlog; dan, hij wordt op nieuw door Speelman geslagen, en onder de hardste voorwaarden, is Nov. 1667, (1)
»Hier straft van Dam de Macassaren, Daar temt van Goens de Malabarcn; Hier sneuvelt Huift, en «int Cevlon " „Haren, de Geuten, z. 9. Tot opheldering van den de'rden regel: Gerard Huift was, 165*. door de Vergadering van X V I I als directeur-generaal naar Indiê gezonden, om, zoo men wi , Maatsuyker s handelingen van nabij gade te slaan. Huift, intusschen, belastte zich met het bevel op Ceylon, en sneuvelde nog vóór dat Colombo was ingenomen: „en w.nt Ceylon „ dus dichterlijk te nemen. Door een vers van Vondel, hebben Huift en rijn dood eene zekere vermaardheid onder de vaderlandsche bijzonderheden, 't Vers van Vondelis eene soort van voorspellende droom, waarin Huift', dood wordt aangekondigd als't S e v o k van t nazetten eener duif ( = Columba); en tegen 't einde: Nu wenschte ik, dat hij geen duive langer Belaagde op tak of boom, noch in haar
vingt;
Al ging ze ook van een muskaatnoot zwanger,' Of pijpkaneel (2) Op de oostkust van't z.w. schiereiland van Celebes Boetonsche eilanden z.o. van Celebes.
Boeton, een fc, Saleijer- of " '
67 tot de vrede genoodzaakt, 't Verdrag bepaalt: 5 forten worden geslecht; de koning behoudt alleen 'tgroote fort Samboupo; 't noorderfort Joupandam gaat aan de Compagnie over(l); — 350,000 (2) rijksdaalders vergoeding van oorlogskosten; tot boete van de vredebreuk, 1000 slaven, »jonge, gezonde, volwassene menschen"; vergoeding aan Boeton, aan Ternate en de verdere bondgenooten, van alle geledene nadeelen ; geheele verwijdering der Portugezen en Engelschen uit het gebied van Macasser; alleenhandel der Compagnie, vrij van tollen; met uitsluiting niet alleen van andere Europeanen, maar ook van Mooren, Javanen, Maleijers, van alle Indische natiën. Die van Macasser mogen alleen varen met paspoorten van de Compagnie ; de gouverneur-generaal is scheidsregter bij alle geschillen tusschen de vorsten, enz., enz. Dit vredeverdrag is onder den naam van't Bongaïsche tractaat bekend.
Een derde oorlog: en eene derde volkomene nederlaag. In April 1668 begonnen, eindigt de oorlog eerst, 21 Junij 1669, met de verovering, door Speelman, van de vesting Samboupo. 't Verdrag van '68 blijft; alle geschut wordt uitgeleverd; alle sterkten geslecht; gijzelaars uit de vorsten gegeven, voor de getrouwe nakoming, ter keuze van de Compagnie. Batavia vierde deze overwinning met een dankdag en met vreugdevuren. 30 kanonschoten van't kasteel werden gelost ; 't schip, dat de tijding had gebragt, brandde al zijne stukken af, en werd met 9 schoten door den admiraal van de reede beantwoord. Speelman zelf kwam te Batavia. Met hem kwamen, „om zich voor de hooge Regering te verootmoedigen", twee koningen met hunne vrouwen en hofgezin ; de zoon van den koning van Macasser; andere prinsen en grooten; in't geheel een drom van 800 menschen (3). 't Was voor Batavia een nooit gezien schouwspel, niet geheel ongelijk aan de zegepraal van een triumphator in't oude Rome. De zege, die de Compagnie had behaald, was eene duurzame (1) Samboupo bestaat niet meer? — Joupandam; bij van Kampen, nu Rotterdam: maar 'tfort Rotterdam ( = Oedjong Pandang?), zoo naar Speelman's geboorteplaats genoemd, ligt niet in't N. — (2) Gewoonlijk, verkeerd, 25,000.-. Het tractaat bij Silvius; ook bij Lusac, I I , bijl. SI. — (3) Siklus, I , 107.
5*
fis
onderwerping der Molukken en't bevestigde bezit van haar alleenhandel in kruidnagels, notenmuscaat en folie, na den herhaalden en bloedigen kamp eener halve eeuw. Een tijdgenoot ( x ), van dit standpunt uitgaande, sluit het verhaal der gebeurtenis met deze woorden: „Alzoo is deze hoogmoedige natie (de Macassersche), die zoo menig jaar de Moluksche eilanden door invallen heeft beroerd, en die door schier al de wereld voor een dwingeland wordt gehouden, onder de Compagnie's subjectie gebragt, waarvoorde Heer der heerscharen zij geloofd en geprezen van eeuwigheid tot eeuwigheid, amen!" De berigtgever spreekt in den geest van zijn tijd; hij beschouwt de gebeurtenis, zoo als, ter goeder trouw, zijne eeuw die beschouwde. Ook was, in't wezen der zaak, Speelman's overwinning even roemrijk en regtvaardig, als er ooit eene door eenig volk in Oost of West is behaald. Maar aan alle buitenlandsche bezittingen der Europeanen kleeft bloed; onschuldig bloed. En zoo, in't algemeen, de Nederlanders minder onregtvaardig en wreed zijn geweest in Indië, dan de Portugezen; dan de Spanjaarden in Amerika, of de Engelschen in Bengalen; 't lijdt geen twijfel, of in de Molukken heeft de Compagnie, door haar alleenhandel hardnekkig door te drijven, eene zware bloedschuld op zich geladen, 't Is eene dichterlijke overdrijving, maar die de neerslagtige gemoederen, staande 's lands inlijving in Frankrijk, gaarne hoorden; als Helmers 't Oosten, bij de komst der Nederlanders, toeroept: Juich, Gangesl Indus! juich, juicht, Sumatra's(2) volken, Siert met gebloemte uw kruin, uw dank stijg' naar de wolken, De Portugees vlood heen, verwonnen in den strijd, Juicht, juicht, verlosten! juicht, het Oosten is bevrijd,
Later heeft een ander uiterste veld gewonnen. Nederland wordt beschuldigd, dat het in vroegeren tijd niet meer voor de beschaving, voor de godsdienstige en zedelijke verlichting, van Indië heeft gedaan. Maar Nederland was niet in't bezit van Indië; wel de Compagnie; en die was eenig een handeldrijtend ligchaam. In zulk eene vereeniging neemt nun aandeel, om van't ingeleide kapitaal rente te maken: niet, om vreemde (1) Hollantse Mercuritti ran lßlO, biz. 84. = Silvim, I, 101. (2) Sumatra, gedeelten voor't goh(el: de Archipel, Hol/, iiaiie, \Av zang.
69 volken te beschaven of te bekeeren. Had de Compagnie de zedelijke belangen van Indië, bij hare bemoeijingen, geheel op den voorgrond laten komen, ze had, met het oog op't doel der maatschappij, ter kwader trouw gehandeld. Wat Portugal in dien tijd voor Portugeesch Indië kon en moest doen, als eene bezitting van de kroon; wat Nederland nu voor Neerlandsch Indië kan en moet doen, als een deel van den staat; is eene geheel andere taak, dan aan de Oostindische Compagnie was voorgeschreven.
De bekrachtigde vrede met Portugal stelde voor altoos perk aan de verdere uitzetting van Compagnie's bezittingen, ten koste van dat rijk, Speelman's overwinningen op Macasser verzekerden haar wel niet een altijd vreedzaam, maar toch een duurzaam bezit van den alleenhandel in de Molukken. Van eene andere natuur waren de nu volgende oorlogen. Geheel Java is thans in de magt van't koningrijk der Nederlanden. Die toestand was geheel anders in Maatsuyker's tijd: Batavia met den naasten omtrek was toen 't beperkte landbezit der Compagnie. De Soesoehoenan, of keizer, van Mataram en de vorsten, aan zijn oppergezag onderworpen, beheerschten 'tgeheele oostelijk en middelgedeelte van't eiland; Bantam 't westen (?). Hebben nu de Europeïsche volken in Indië verwoestende, onregtvaardige oorlogen gevoerd : even zeker is't, dat vóór hunne komst, twisten en rooftogten, oorlog en strijd, bij de Indianen onderling, evenzeer bekend waren, als van alle tijden bij alle volken en stammen elders. In deze onderlinge oorlogen nemen de zwakken hunne toevlugt tot magtiger naburen. Ook op Java was dit het geval. Bij buitenlandsche aanvallen, bij binnenlandsche beroerten en twisten over de troonopvolging, zochten Mataram en Bantam steun en hulp te Batavia. Van hier ontleenen bijna alle volgende oorlogen der Compagnie hun oorsprong. Bij de vrede werd niet zelden de verleende bijstand met afstand van gebied betaald ; en vrijwillig begaf zich menig afhankelijk vorst onder de bescherming van de regering te Batavia. Is dan't bezit der Molukken de vrucht van overheersching en
7(1
geweld: dat van Java is hoofdzakelijk aan den loop der omstandigheden te danken. En, voor zooverre dit bezit een einde heeft gemaakt aan die onderlinge rooftogten en oorlogen tusschen de vele kleine rijken op't eiland ; en't de willekeur hunner hoofden heeft getemperd, is dit reeds eene weldaad voor Java's bevolkingen, andere voordeelen in't midden gelaten. Mataram, nog in Maatsuyker's tijd, eerst van buiten aangevallen, daarna over de troonsopvolging inwendig verdeeld, zocht hulp bij de Regering te Batavia, en werd door hare gewapende tusschenkomst behouden. Eerst in 1681 kwam het rijk weder tot rust. In dezen oorlog had Speelman nieuwen roem behaald; de Compagnie, bij de vrede, haar gebied tot de o. grenzen van de tegenwoordige residentie Kraicang uitgebreid. Te gelijk kwamen Cheribon en Samarang onder hare bescherming ; Mataram zelf, van nu af, onder haar toenemenden invloed. Bantam volgde. Sultan Agon(l) had vrijwillig afstand van den troon gedaan, en was door zijn zoon Hadji (2) opgevolgd. Nu wilde de vader, gewapenderhand en onder Engelschen invloed, de heerschappij weder bemagtigen. Met behulp der Compagnie, zegevierde Hadji, 1683. Voor de verleende hulp werden 600,000 rijksdaalders oorlogskosten in rekening gebragt; de factorij der Engelschen, die nog te Bantam bestond, moest opbreken, en aan de Compagnie de alleenhandel gewaarborgd worden.
In weerwil van eene zoo groote veerkracht en ontwikkelingin eigenen kring, had de Compagnie, in den oorlog van 1672, twee millioen aan de Republiek kunnen verstrekken. En met hare scheepsmagt bestreed toen van Goens, in de Golf van Bengalen, zoo gelukkig den gemeenschappelijken vijand van den Staat en van de Compagnie, dat van eene Fransche vloot van 14 schepen onder de la Haye, na de laatste ontmoeting, 1674, geen enkel schip overbleef, 't Plan van Lodewijk XIV, om Ceylon te bemagtigen, mislukte; maar Pondichery werd nu eene Fransche bezitting, de eerste op de kust van Coromandel. (1) De geschiedenis van Agon heeft aan O. Z. van Haven aanleiding gegeven tot treurspel; J/JOH, Saltan van Bantam. — (2) Hhadji?
n Ook de eerste ontwikkeling van de Nederlandsche volkplanting aan de Kaap de Goede Hoop behoort tot den tijd van Maatsuyker. 't Denkbeeld', hier eene volkplanting aan te leggen, kwam Jan van Riebeek(l) voor den geest, toen hij, 1618, als scheepsheelmeester met de retourvloot naar't vaderland ging. Zijn ontwerp vond goedkeuring: en 6 April 1653 liep hij met 3 schepen de Tafelbaai binnen, voorzien van de eerste behoeften om't plan te verwezenlijken. Land, schapen, rundvee, andere noodwendigheden, werden, tegen Europeïsche waren, van de Hottentotten in ruil verkregen. lederen volkplanter werden 60 morgen land toegekend en hem voorschot gedaan. Weesmeisjes uit Amsterdam werden de "vrouwen der eerste Europeïsche bewoners. - De verdienstelijkste landvoogd is geweest Simon van der Stel, 1679-1699; +1713. Hij stichtte Stellenboscli, ürakenstein, den Franschen hoek (door Ré/kgU, bezet; na de herroeping van't Edict van Nantes, 1685). Uit Perzië liet hij paarden, tot stamras, naar de Kaap komen; en leide 't landgoed Constantin aan, nog heden om'den Constantiawijn beroemd; vóór hem, aireede door van Eiebeek, was de wijnbouw begonnen. Zijn zoon, Willem Adriaan van der Stel, volgde hem op. Tegen zijn bewind werden door de vrijburgers klagten ingebragt, die met liet opontbod van W. A. van der Stel eindigden. In deze twisten is er melding van een wijngaard van v. d. Stel met 400,000 wijnstokken; van zijn jaarlijksch tarweverbouw van 1100 mudden. Maatsuyker stierf, i Jan. 1678, ruim 71 jaar oud. Buiten zijne verdiensten in't algemeen als landvoogd, had hij, als regtsgeleerde, nog bijzondere omtrent het regtswezen in Indië; even gelijk Koen vroeger, als boekhouder voor de administratie. M. bragt het grootplakkaatboek van Indië, door van Diemen begonnen, in orde; en maakte uit die verzameling een uittreksel, onder den naam van de „Statuten van Batavia" bekend(2), naar welke vervolgens overal in N. Indië regt werd gesproken. I n d e v o l g e n d e vijftig j a r e n —
nagenoeg, te rekenen van den
dood van Maatsuyker tot aan de aftreding van Zwaardekroon, van 1678-1725 —
staat de binnènlandsche geschiedenis der Indische bezittingen niet stil; vooral Mataram geeft voortdurend aanleiding tot ~ 7 o ) Jan volgeus 't oorspronkelijk Dagverhaal tan Jan van Riebeeh, Utr. lSiS. Bij , Kampen'. Antoni; bij Valcdyn: Johan Antoni. - Één voorbeeld van't uiteenloopende in't schrijven van eigennamen en in vele berigten en bijzonderheden. - (2) Valentyn, IV I 398: hiertegen in een catalogus, bij Tred. Muller, 1864: Statuten van Batavia, uitgege'v. door den g.g. v. Diemen, 16*2; herzien door den g.g. van der Parra ; in handschrift.
72
oorlog; tot uitbreiding tevens van de heerschappij der Compagnie: maar hoofdgebeurtenissen levert dit lange tijdvak met op. Eerst op't einde wordt het merkwaardiger door de toen ingevoerde koßeteelt. Koffie is sedert het hoofdvoortbrengsel voor den handel van Java geworden, en Nederland, de hoofdmarkt van Europa voor dit artikel. In die jaren, 1678—1725, volgen acht gouverneurs-generaal elkander op: (xm) RUKLOF VAN GOENS, 1678—Nov. 1681; (XIV) CORNELIS JANSZ. SPEELMAN, 1081—Jan. 1684 f; (xv) JOHANNES CAMPHUYS, 1681-Sept. 1691; (xvi) WILLEM VAN OLTHOORN, 1691—15 Aug. 1704;
(XVII)JOAN VAN HOORN,
(XVIII) ABRAHAM VAN RIEBEEK,
1704—Oct. 1709-.
1709—Nov. 1713 f;
TOFFEL VAN SWOL , 1713-Nov. 1718 f;
(XIX) CHRIS-
(xx) HENDRIK ZWAARDE-
KROON, 1718—July 1725. De roemrijke bedrijven van VAN GOENS en SPEELMAN behooren nog onder't bewind van hun voorganger; hunne hooge waardigheid was't loon van vroegere verdiensten. - Van Goens, bijna vier jaar in betrekking, verzocht, tot herstel zijner gezondheid, zijn ontslag. I n t vaderland teruggekeerd, 1038, stierf hij reeds in't volgende jaar. Nog korter was Speelman aan't hoofd; hij stierf te Batavia, in't begin van 1631. Naar buiten had het bewind van CAMPHÜYS weinig merkwaardigs. Van hem zelven is aangeteekend, dat hij een lief hebber was van't buitenleven , van vreemde planten en gewassen; ook van Japansche geregten; en dat Inj de vier jaren zijner rust op zijn buitengoed sleet. Er is, van zijne hand, eene beschrijving van de stichting van Batavia in Valentyn'» Ouden Nieuw- Oost-Indië. In den regel dienden bij de Compagnie alle ambtenaren van onder op; en voor ieder stond de weg ter bevordering open. Er zijn er onder de gouverneurs-generaal geweest, die als jong matroos of gemeen soldaat in de Oost kwamen. Camphüys was eerst zilversmidsknecht; ging, op zijn twintigste jaar, als assistent-klerk naar Batavia, en klom zoo op, vantrap tot trap, tot gouverneur-generaal. Hij koos tot wapen een uitgestrekten arm, welks hand een hamer vasthoudt; zinspelende op zijn eerste beroep. Jkhr. Onno Zwier van Haren heeft zijn leven beschreven; 't stuk schijnt echter zeldzaam geworden.
78 Dat Pondichery op de Franschen werd veroverd, 1893; terug gegeven bij de vrede van Rijswijk — dat er, 1697(1), eene ontzettende aardbeving op Java plaats had — behoort tot de merkwaardigheden onder't bestuur van VAN OUTHOORN. — Hij was op Amboina geboren, waar zijn vader toen gouverneur was; hij zelf had te Leiden in de regten gestudeerd en zijne loopbaan als onderkoopman begonnen. Toen, in 1701, zijne dochter, een cenig kind, met Joan van Hoorn huwde, op dien tijd directeurgeneraal, ontsloeg de Vergadering van XVII van Outhoorn, en benoemde VAN HOORN, 't Duurde tot 1701, eer van Hoorn de betrekking aannam. Na den dood zijner eerste vrouw, huwde van Hoorn eene dochter van den directeur-generaal van Eiebeek, 170Ö; en dezelfde betrekking ontstond nu tusschen den gouverneur-generaal en den directeur-generaal, in eene omgekeerde verhouding, als vroeger tusschen van Hoorn en van Outhoorn. Ook van Hoorn werd ontslagen; tevens terug geroepen, 1709. Beiden werden ontslagen, van Outhoorn en van Hoorn, willen sommigen, omdat men in de Oost geene familjeregering wilde. — Van Outhoorn werd te Batavia S5 jaar oud. Van Hoorn stierf, niet lang na zijn terugkeer, te Amsterdam. Zijn nagelaten vermogen werd op tien millioen geschat. Hij had de Chinezen zeer begunstigd, en daaruit zijne voornaamste voordeelen getrokken. Deze laatste bijzonderheden verklaren misschien zijn ontslag. VAN RIEBEEK was de zoon van den stichter der Kaapkolonie. Hij was een man van strengen aard, die bijna nooit lachte; scherp van taal in den omgang. Verre togten te paard te doen en wegen aan te leggen, behoorde tot zijn lievelingswerk. Zijn opvolger, VAN SWÓL, wordt als een braaf man geschilderd, die vooral den sluikhandel in opium te keer ging.
was als bijzonder secretaris van den heer van Reede, door H H. XVII afgezonden, om den staat van zaken in Indië te onderzoeken, 1684; in de Oost gekomen. Hij was bij de 00, toen hij gouverneur-generaal werd; en bragt veel toe tot het herstel van den handel met China (2), die door verkeerde maatregelen van van Swol genoegzaam vernietigd was. De koßeteelt in Neerlandsch Indië. Uit welk land is de koffieboom oorspronkelijk? 't Antwoord op deze vraag, dat de oude overleveringen der Arabieren en de getuigenis vau latere reizigers geven, voert ons naar weinig bekende geZWAARDEKROON
(1) of 1699? -
(2) Dit Bok.
n westen, naar Kaffa, Enarea, Schoa, op de grenzen van Zuidabyssinië. Hier groeit de koffie nog heden int wild, en er worden uitgestrekte wouden van dit gewas gevonden ( : ). In de algemeen bekende geschiedenis en met betrekking tot Europa en zijne volkplantingen, is Arabië 't vaderland van den koffiebooni; zijn de Arabieren 'teerste volk, dat koffiedronk. Over Constantinopel, door de Levant, uit de havens van de MJddellandsche zee, verbreidde zich 't gebruik van dezen drank naar Engeland, verder over Europa en zijne koloniën. In dien tijd werd deze boom nergens gekweekt dan in Arabic; vooral in Yemen, Jemen. .Mokka was de haven van uitvoer; en nog lieden draagt de beste soort van koffie, de Arabische, den naam dier stad Al in 1661(2) bragt de Nederkndsche O. I. Compagnie de eerste partij boonen hier te lande in veiling, 22,102 pond. Toen, en lang daarna, komt het artikel op de carga- of goederenlijst voor onder den naam van cauwa de Mocha{5). De aanvoer nam langzaam toe : op't einde der eeuw beliep hij 310,343
pond;
cauwa had toen al 't bijvoegsel : „of koffij-boonen".
Al eenige jaren voor't begin der achttiende eeuw, was de koffieboom in Neerlandsch Indië overgebragt; hij werd m tuinen en lusthoven door de bemimiaars van uitheemsche gewassen aangekweekt en van daar naar ginds en elders verspreid. Wie 'teerst op't denkbeeld kwam, om den koffieboom op Java aan te planten, ten einde de vrucht tot een artikel van uitvoer te maken, dit is vermoedelijk
(1) Bijdragen tol tie keunis van de voornaamste voortbrengselenytm Sederlandsch Indië, I I , DE KOÏFIJ. VUgtgett» door de Maatschappij tol X. van't A., 1861; 47 bh. Eene belangrijke monographie, rijk van inhoud; voor't algemeen der beschaving, misschien, te rijk, te vol. - (2) Hollantse Mereurius, Oct. 1061, biz. 151. Eene opgaaf, hiermede in strijd, »in 1666", overgenomen uit een ander werk, in de zoo even aangehaalde Bijdragen, schijnt naar deze van den Mereurius te moeten verbeterd worden. - (3) Cauwa, Arabisch kahoea. Bij de Engelschen, al in 1662, coffee; niet geheel gelijk 't Fransehe café, en zoo in de meeste talen. Ook ons koffij, of koffie, is naar't Engetwh.
7.S tot geene zekerheid te brengen C1). Aan Zwaardekroon, voordat hij gouverneur-generaal was, schijnt geenebijzondere verdienste, in dit opzigt, ontzegd te kunnen worden (2). Historisch is't, dat de eerste aanvoer van Javakoffie in 1712 plaats had. In't midden van Augustus van dat jaar liep in de havens dezer landen de Oostindische retourvloot behouden binnen, 20 schepen sterk. Op de generale cargalijst, komen, als naar gewoonte, eenige millioenen ponden peper voor, eenige duizenden notenmuscaat, foelie en kaneel. Verder maken salpeter, tin, ebbenhout, Fersiaansche zijde, Javaansche katoenen garens, wol, zijden stoffen, „katoenen lijnwaad", zeildoek, velerlei droogerijen, enz., enz., de lading uit. Maar, onder de groote verscheidenheid der artikels van gewonen aanvoer, was ook een nieuw: 894 pond Javakoffie. Deze eerste uitvoer van Javakoffie opent een nieuw tijdperk in de geschiedenis van den landbouw der Oost- en Westindische landen en bezittingen, zoowel als van den wereldhandel. Op Ceylon, in de West, in Brasil, is, achtereenvolgend, de koffiecultuur sedert overgebragt, en de waarde dier landstreken tot eene vroeger ongekende hoogte gestegen. Koffie is thans een der hoofdartikels voor den zeehandel aller volken. Bepaald voor Neerlandsch Indië, begint, van nu af, koffiebouw en koffiehandel, gaandeweg, de plaats in te nemen van den alleenhandel in specerijen. Nu honderd jaar geleden, 1765, was de invoer van Javakoffie reeds tot omstreeks vier millioen ponden geklommen ; die van Mokka tot 4000 pond gedaald. Ceylon, daarentegen, in 1721 met een uitvoer van 14 pond begonnen, voerde in't genoemde (1) Hierover in de Bijdragen; ook Valentgn, &. V, I, Choromandel, 189, heeft veel over de geschiedenis van dit gewas en zijne vrucht. - (3) Dit belet niet, dat * Bois, 397, verkeerd onderrigt was, en de feiten tegen zijne opgaven getuigen.
76 jaar reeds 30,000 oude ponden uit. in 1862 beliep de koffieuitvoer van Java ruim 130 millioen oude ponden ( : ). Volgens 'tgeen is aangeteekend, sloot Zwaardekroon overeenkomsten met de Javanen, om de koffie tegen 13 rijksdaalders de picol (omtrent 125 oude ponden) aan de Compagnie te leveren ; maar de Haan, zijn opvolger, verlaagde dien prijs tot op 6 rijksdaalders, 't Zijn opgaven van du Bois; van 15 op 6 is een groote sprong. «Zwaardekroon liet het eerst, omstreeks 1719, koffieboomen planten". — «Z. liet eerst in 1723 het eerste koffieplantje in den grond steken", enz., enz. Deze, vele andere opgaven, omtrent het begin van den koffiebouw op Java, bij du Bois, Scheltema, van Kampen, in latere geschriften opgenomen, strijden met de cargalijst van den Mercurius, zoowel als met de nasporingen in de archieven. Aangaande het meer algemeen gebruik van koffie en thee hier te lande, schrijft Valentyn, dat hij 'teerst in 1681, bij een Indisch predikant, thee dronk, en niet kon begrijpen, »hoe mensehen van verstand lekkernij konden stellen in een drank, die niet beter dan hooiwater smaakte-" In 1684 dronk hij groene thee bij een heer te Rotterdam v a n / 8 0 . - 't pond: maar koffie had hij toen nog nooit gezien, of gedronken; «die hier echter daarna almede gekomen, en met de EngelscJien, doorgebroken is". Oud en Nieuw O. I., V, I , Chorom., 190; uitgegeven in 1726. Omtrent het overbrengen der koffie op Martinique zijn de berigten vrij eenparig. Door de zorg van den beroemden Amsterdamschen burgemeester N. Witsen, was er reeds vroeg eene koffieplant in den kruidtuin te Amsterdam. Als eene beleefdheid, zond de regering van Amsterdam een koffieboompje, daar gekweekt, aan Lodewijk XIV. Het tierde gelukkig in den hortus te Parijs; en, in 1722, bragt kapitein Declieux jonge afzetsels naar Martinique over, 'twelk thans 13, 14,000 centenaars koffie jaarlijks uitvoert.
In de volgende vijf en twintig jaar, van 1725 tot 1750, waren er niet minder dan zeven gouverneurs-generaal: (XXI) MATHEUS DE HAAN, 1725—Junij 1729 f; (XXII) M r . DIDERIK DURVEN, 1729—Mei 1732; (XXIII) Ml'. DIRK VAN CLOON, 1732— Maartl735f; (XXIV) ABRAHAM PATRAS, 1735—Meil737f; (XXV)ADRIAAN VALKENIER, 1737—Nov. 1741; (XXVI) JOHANNES THEEDENS,
waarnemend, 1741—1743; (xxvn) GUSTAAF WILLEM, Baron VAN werkelijk, 1743—Nov. 1750f.
IMHOFF,
(1) — 1,012,357 picols. l)c Bruin Kops, de Economist, 1S63, blz. 302.
77 Met uitzondering van van Imhoft', heeft geen hunner een beroemden naam nagelaten; in tegendeel, het tijdperk van hun bestuur levert, voor de geschiedenis der Compagnie, de treurigste bladzijden. D E HAAS was met zijne ouders naar Indië vertrokken, toen hij 8 jaar oud was. De oude de Haan, een Dortsch notaris, had vrienden van invloed: en de achtjarige knaap kwam als jong assistent op de rol. De berieten geven hem na, dat hij langzaam was en besluiteloos ; tevens, dat hii den prijs voor't picol koffie van 15 rijksdaalders tot 6 voor de Javanen verlaagd ; maar voor die van eigen verbouw den vorigen prijs m rekening I a o , ; _ _ Nog ongunstiger wordt zijn opvolger geteekend, de Delftsche advocaat Mr. « K ^ N ; als raad van justitie naar Batavia verrokken Afpersingen, knevelarijen en wreedheid, vooral omtrent de
C r e n , kenmerkten zijn tweejarig bewind. Op last der Vergadering van XVII werd hij daarom „buiten qualité* en zonder gagi i art vaderland opgezonden; met hem de directeur-generaal van den handel en ei a
ere t o g e ambtenaren. -
'tBewind van zijn opvolger, Mr.
;:rioK, JL ***** ******>
DI*K
^.^r^Tjz^
die na hem kwam. Van Cloon was te Batavia geboren, en had lue te hnde in de regten gestudeerd; Patras was een Franschman van Grenoble ; I soldaat in de Oost gekomen. - Gedurende 't bewind van den b e n o e m d e n , had er eene gebeurtenis plaats, die ons de eeuwen van b a L s c h h e i d voor den geest roept. Heter Vuijst, gouverneur van Ceylon, Ï 1 o, e t e n gezag, eene militaire regtbank ingesteld, geheel door zijne 1 : Z beheerscht; en, onder andere misdaden, 19 menschen met de heden, Engeland, Portugal, Candy, beleedigd, enz. Den 3 Jan, 173 de ing hij rijne straf. Op een stoel gebonden, werd hem de keel otneden; 'tlijk gevierendeeld, op't schavot verbrand, en de asch n. d H n d estrooid Zijn opvolger, Versluis, in weerwü van dit voorbeeld, l o l denzelfden weg in, maar vermeed regtstreeksche gruwelen. I n z e t t e de L o P een zoo hoogen prijs, dat velen van gebrek omkwamen. Gevangen U r n e n en onder zwaren borgtogt ontslagen, ontgmg hij, zooveel bekend is, eene verdere straf. Onder't bewind van T U O m . speelde te Batavia een nog afzigtehjker tooneel- de Moord der Chinezen, 9 Oct. 1740. Van de stichting af, bestond een aanmerkelijk deel der bevolking van e n t e r e n , 't Waren nu, gedeeltelijk, gevestigde ingezetenen B i v a I ^ s c h a t r i j k e menschen. Maar, in den laatsten tijd vooral, was ook ; antal v nieuw aangekomenen sterk aangewassen arm, en berooid S menigeen te vergeef, naar middelen van bestaan. Wülekeung beveelt
7S de Begering, de zoodanigen op te brengen, eu naar Ceylon over te voeren. Nog willekeuriger wordt het besluit ten uitvoer gelegd. Nu verstrooit zich eerst de verschrikte menigte in den omtrek ; schoolt vervolgens bijeen ; en, op wraak bedacht, trekt ze tegen Batavia op. Daar brengt men al, wat tot de christenbevolking wordt gerekend, onder de wapenen, 2,000 man. Den 8 Oct. doen de opstandelingen een aanval op eene der buitensteden; eerst na een hardnekkig gevecht worden ze aan't wijken gebragt. De Chinezen in de stad waren inmiddels rustig gebleven ; maar ontgingen toch 't vermoeden niet van verstandhouding met hunne landgenooten daar buiten: en de volgende dag werd de bloedbruiloft van Batavia. Gewapende drommen, moordzuchtig en roofziek, staken de wijk der weerlooze Chinezen in brand; moordden, roofden, verwoestten, waar ze kwamen : en meer dan 10,000 Chinezen, mannen, vrouwen, kinderen, verloren't leven. Niet genoeg: later werden ook de gevangenen en zieken afgemaakt. De dood leeft
o» de straat van't woest
Voor kind, nocli grijsaard 't Is of die gruweltijd
Batavia,
is bij Christenen gena.
op nieuw een aanvang nam,
Toen de engel des verderfs zicli boven Zwammerdam En Bodegraven toonde, een vlammend zwaard deed Ent
blinken,
moordgegil door gansch Europa been deed klinken (1).
Of Valkenier de slagting had bevolen, of alleen hierin was te beschuldigen, dat hij ze niet had zoeken te stuiten, schijnt niet uitgemaakt. Zeker is't, dat, bij't algemeene afgrijzen, 'twelk de moord hier te lande verwekte, een groot deel der schuld op zijn hoofd nederkwam. De ongelukkige gebeurtenis had daarenboven een verderflijk gevolg in den boezem der regering te Batavia. Valkenier beschuldigde van Imhoft', van Schinne en de Haze, leden van den Baad van Indië, dat ze de volmagt, hun tijdelijk bij den aanval op Batavia verleend, waren te buiten gegaan, en onderling tegen hem zamenspanden. Onmiddelijk liet hij alle drie gevangen nemen, en zond ze, om zich te verantwoorden, elk op een ander schip, naar't vaderland. De gevangenneming geschiedde den 6 Dee. (2) 1740; en, zeldzame speling van't lot; vier dagen vroeger, 2 Dec, had de Vergadering (1) W. van Haren, de Moord van Batavia. »Bodegraven ea Zwammerdam" doelt op't in brand steken en verwoesten dier beide plaatsen door de Franschen, bij een inval uit Utrecht, in den winter van 1672 op 1673, van eene Fransche legerafdeeling in de provincie Holland, 't Moorden, plunderen en rooven der Franschen, bij dien inval, is door velen als het toppunt van barbaarschheid afgeschilderd ; door anderen, in een veel zachter licht geplaatst. Nog in de voorgaande eeuw, was een schoolboek in gebruik, de Fransche Tirannij, opgesteld, om den volkshaat levendig te houden, waarin deze gebeurtenissen in't brcede worden verhandeld. Zoo ik meen, was't schoolgebruik door de Staten van Holland en Wcstfriesland voorgeschreven. — (2) Du Bois, 322.
n van XVII van Imhoff tot gouverneur-generaal benoemd: Valkenier eervol ontslagen, 't Volgende jaar (in Sept.) kwam van Imhoff hier te lande. De tijding van den moord was hem vooraf gegaan; de rollen gewisseld: van Imhoff, te Batavia als gevangene aan boord gekomen, trad als gouverneur-generaal in't vaderland aan wal; Valkenier op zijne terugreis, reeds aan de Kaap geland, keerde als gevangene naar Batavia terug, waarbij, vóór't uitspreken van zijn vonnis, in de eevangenis overleed. (ïXVl) JOHANNES THEEDENS, 1741-Moi 1843, Baad van Indië, een Duitscher van geboorte; gelijk Patras, als gemeen soldaat begonnen, was gouverneur-generaal ad interim, gedurende den tijd tusschen Valkemer's vertrek en van Imhoff's terugkomst. VAN IMHOFF was een Oostfries; nog jong, in betrekking van ondercommies, te Batavia gekomen. Gouverneur van Ceylon geworden, deed hij er de dagen van Vuyst en Vcrsluis vergeten. Gedurende zijn verblijf hier te lande, toen hij door Valkenier was opgezonden, ontwierp hij uitvoerige beschouwingen nopens den toestand en de belangen van Indië (1). Ze getuigen van eene veelzijdige kennis, en van breedere mzigten, dan die in zijn tijd heerschende waren. - O.a., dringt hij aan op een meer vrijen handel. - »De Chinezen hadden op Java begonnen, 't land te bebouwen": hij wil, dat men hun voorbeeld volge, en eene Europeïsche landbouwvolkplanting op Java vestige. Maar niet van Nederlanders. „Men weet toch, dat dit volk weinig geschikt is voor zwaar werk. 't Is ijdelheid of trots maar de Hollanders verachten dit soort van arbeid, en verkwijnen liever in luiheid en armoede". Hij raadt Paltsers of Saltzburgers (2) aan. Dat te Batavia de nijvere burger weinig in tel was, de ambtenaar alles; beschouwt hij als eene verkeerdheid, die verbetering vorderde. — Hrj voerde 't verpachten van belastingen op Java in; wees de Chinezen eene eigene wijk, de Chhmche Kamp, buiten de wallen van Batavia, tot woonplaats aan ; en stichtte voor zijne geloofsgenooten eene Luthersche kerk. — Het tegenwoordige vlek BvÜenzorg, met zijn paleis, 't gewone verblijf van den gouverneur-generaal, met zijn plantentuin, enz., enz., heeft zijn oorsprongte danken aan't buitenverblijf, dat v. Imhoff hier had.
Onder van Imhoff en zijn opvolger, (xxvm) JACOB MOSSEL, 1750-Mei 1761. deed de Compagnie, m hare voortgaande onderwerping van .lava, eene groote schrede voorwaarts. (1) Cotations sur Vétat présent de la Comp. Holl. des 1. O.; achter vie.etc. van du Bois - (3) He eersten, als landverhuizers naar Noordamerika op reis, hebben, m hun plan verhinderd, in v. Imhoff's tijd, een heideveld bij Goch cn't Clecfsche ontgonnen. Wat vroeger, waven 30,000 Saltzburgers, om hun geloof, naar Pruisen geweken.
so Mataram had de Chinezen bij den opstand begunstigd. De oorlog, die hieruit volgde, bragt het rijk tot zijn staatkundigen ondergang. Madoera, Soerabaya, Rembang, Japara, met eene strook land, langs Java's noordoostkust, ter diepte van 600 roeden, werden 'teerst afgestaan; bij de vrede, de Soesoehoenan, leenman der Compagnie: en de naam Mataram verdwijnt uit de geschiedenis, om plaats te maken voor dien der Forstenlanden, gedeeltelijk onder den Soesoehoenan, of keizer van Soerakarta, en gedeeltelijk onder den Sultan van Djocjocarta. Mossel was werkzaam; en de lof gaat hem na, 't goede gezocht te hebben. Hiervan dan ook, meer dan van inzigt in't wezen der burgermaatschappij en van't raderwerk, dat haar drijft: getuigt zijne regehn» van de weelde en pracht, die aan ieder in Indië, volgens r a n - e n stand! werd toegestaan, 't Is een reglement van niet minder dan 124 artikels' 'tZijn bepalingen, die, uit haar aard, den rangstrijd meer moesten prikkelen en voelbaar maken, dan dat ze de weelde en pracht kouden stuiten B.V.: Niemand, in rang beneden den president van den Baad van Justitie, mögt eene koets met glas hebben; de leden niet; anders boete, 500 rijksd. - „De kosten der begravemssen loopen te hoog op stok": geene sterfhuizen, tafels, spiegels, met vouw te behangen; anders boete, 100 rijksd. - Minder dan opperkoopman, geene gouden knoopen aan den rok; beneden onderkoopman, geene gouden schoen- of broekgespen. _ Vrouwen en weduwen, beneden die van opperkoopman, maar eene meid achter zich; en .oirkrabben" alleen met een klein diamantje. 't Geheel reglement, tot in de geringste bijzonderheden i, met bekrompene nauwkeurigheid uitgewerkt, in volkomen overeenstemming met de beperktheid van inzigt, van waar 't geheel was uitgegaan. Met Mossel's weelde- en prachtverordening, stond de wijze, waarop hij de bruiloft znner dochter, 1757, liet vieren, in zonderlinge tegenspraak. Een optogt van zestien njtuigen, waaronder vier- en zesspannige koetsen; met dragonders voorop en door dragonders gesloten, helbardiers en loopers. De bruid met eene kroon, stralende van diamanten De weg gedeeltelijk met tapijten belegd; een feestmaal van zeshonderd genoodigden Duizenden lampions verlichten 't kasteel; vuurwerken worden afgestoken; wijnfonteinen springen enz. Jaarb. 1757, blz. 1115. _ 't Voorbeeld is magtiger dan't voorschrift. Het tijdperk van't bewind van (xxix) PETRUS ALBERTUS VAN DER PARIU 1761-Dee. 1775, was langer, dan van een zijner voorgangers, met uitzondering van Maatsuyker; 't duurde bijna 15 jaar. In zijn tijd stonden de Engelschen reeds naar Ceylon. De keizer van Candy was hun bondgenootmaar de gouverneur van Eek nam, 1765, 's keizers hoofdstad in, en de vrede van't volgende jaar herstelde 'tgezag der Compagnie. — VAN DER 1-ARRA zelf, te Colombo op Ceylon geboren, schijnt, zonder goed of kwaad gerucht, zijne loopbaan voleindigd te hebben.
SI De 0. I. Compagnie en de Republiek voor honderd jaar. Nu omtrent eene eeuw geleden, vertoonde zich de Compagnie, hoewel inwendig verouderd, naar buiten in volle kracht. Over't geheel lag een waas van welvaart en rijkdom, dat vertrouwen inboezemde; vastheid en duur beloofde. Haar eerste octrooi was al meermalen, dikwijls niet zonder tegenstand, verlengd; 't laatst tot 1754 ingesloten C1); en al bij voorraad was't reeds in 1748, voor twintig jaar, tot 1774, vernieuwd. De veilingen der aangevoerde goederen bragten, 1766, ruim 27 millioen op (ƒ27,100,414), eene grootere som, dan voor of n a d i e n tijd. De kruidnagels en muscaatnoten waren er niet onder begrepen, 't Was 't gebruik, ze niet in openbare veiling te brengen, maaibij de kamers, tegen den vasten prijs v a n / 3 . 7 5 't pond, 'tgehecle jaar door, te verkoopen. De eersten kwamen de Compagnie bij inkoop op 30 cent. — »De maatschappij krijgt dikwijls zoo veel nagelen, dat ze genoodzaakt is, een goed gedeelte te verbranden of in zee te werpen" (2).
De uitdeelingen klommen dat jaar van lll/~2 tot 20 p c ; vroeger waren ze meermaals 12ya geweest. Ze hielden zich vier jaar lang op die hoogte. D e / 1 0 0 . - , oorspronkelijk kapitaal, werd tot ƒ 500.- en tot bij d e / 6 0 0 . - verkocht. Op aandrang van zestig hoofdparticipanten, was lang te voren, 1749, de stadhouder erflijk opperdirecteur en gouverneur-generaal geworden. Zoo't scheen, was men aan de winnende hand, en die is mild : den stadhouder was l/zz van't dividend toegelegd. In plaats van 1 pc. van de uitreedingen en retouren, gelijk in't begin, genoten thans de bewindhebbers, tot een getal van 67 gebragt, vaste jaarwedden, naar evenredigheid van de aandeelen hunner kamers, van/3,100.-, /2,600.- of/1,200. Vooral in de steden, waar de kamers gevestigd waren, Amsterdam, Middelburg, Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen, w a s
(1) Dit was het zesde. Voor al de octrooijen te zamen, 1602—1774, was den Staat S millioen betaald. Vervolg op Wagenaar, V, 347. — (2ï Tegemo. Slaat, I , 448; 468
6
82
de Compagnie, in die dageu, eene rijke bron van bestaan en welvaart voor alle klassen van ingezetenen. Hier had ze hare kantoren en pakhuizen, Oostindische huizen, met een aantal boekhouders, klerken en pakhuisknechten (== kruidlezers; gerbeleurs). Bijna alles dreef ze voor eigene rekenin°-: ze had in al die steden eigene scheepstimmerwerven, lijnbanen , smederijen, die aan duizenden handen ruim 't brood gaven; aan opzigters, bazen, equipagemeesters, voordeelige betrekkingen aanboden. Andere ingezetenen trokken goede winsten van hunne leverantiën voor de uitrustingen; de veilingen gaven niet minder vertier en welvaart. Aan boord der schepen vond tal van inboorlingen en vreemden als stuurlieden, scheepsbevelhebbers, in mindere betrekkingen, hunne plaats. Voor't stedelijk patriciaat (J) was't bewindhebberschap der Compagnie eene soort van adelijke titel, en te gelijk een voordeelige post, waarvan de bezitter, op zijne beurt, over een aantal benoemingen had te beschikken. Voor de geheele burgerij was eene O. I. kamer een rentegevend erfbezit. Dat erfgoed mögt het eene jaar meer voordeelen opleveren, dan't andere: omtrent de vastheid en duur der voordeelen kwam bij niemand twijfel op. Maar in een minder onbewolkt licht, vertoonde zich de Compagnie ten zelfden tijd in de Oost: in Voor-Iudië, op de kust van Malabar en Coromandel, waren hare handels(1) In Oud-Rome waren, in de eerste eeuwen, de Patriciërs eene afgeslotenc klasse van staatsburgers, uitsluitend tot het bekleeden van posten geregtigd, zich niet door't huwelijk met de Plebeirs verbindende. Ze vormden eerder een stam, dan een stand. Oneigenaardig heeft men bij ons en eldeis den naam patriciër overgedragen op personen, door wierfamiliên, hier bepaald in da stemmende steden, als bij opvolging, regeringsposteu werden bekleed. De naam is daarom oneigenaardig, dew:jl in dit land regt, noch erflijkheid bestond; en de vererv;ng, in zooverre ze plaats had, eenig beruste op bijzondere overeenkomsten, »correspondentien" of »convention" genoemd, 't Patriciaat in Nederland heeft ook nooit een gesloten geheel uitgemaakt, noch zich buiten huwelijk gehouden »met vermogende eigenerfden, grasburgers en grasburgeressen kinderen": rijk terug gekeerde O. en \V. 1. ambtenaren, enz., enz.
88 kantoren eu factorijen, reeds voor lang, bij de toenemende mededinging en overmagt der Engelschen, al minder en minder winstgevend geworden. Op Java, daarentegen, breidde zich hare magt nog uit. Was de toestand in de Oost minder gunstig, dan hij zich in't vaderland voordeed : wanhopig was hij niet. Wat het naderende einde der Compagnie aankondigde, waren hare boeken, hare staten van winst on verlies. Al in 1737, om niet hooger op te klimmen, sloot hare algemeene rekening met een tekort van anderhalf millioen (ƒ 1,4S5,297.10). Dit tekort rees en daalde bij afwisseling : maar zoolang de Compagnie nog heeft bestaan, daalde't niet weder tot het cijfer van 1737; in 1765 was't nagenoeg 18 millioen. Van 1737, tot aan't einde der instelling, smit geregeld elk boekjaar met een deficit (1). En 'tis moeijelijk te verklaren, op wat grond een tijdgenoot schrijven kon, 1792: „De O. I. Maatschappij, die zenuw van 's lands welvaren, die nu dooiden noodlottigen oorlog" (vaa 1780) „millioenen teu achteren „is geraakt, en eene bezitting van de uiterste aangelegenheid" (Negapatam) „heeft moeten afstaan, was" (voor dien oorlog) „niet „verre van hare oude'schulden te hebben afgedaan-, en weder „aanzienlijke uitdeelingen te doen" (3). Treurige misleiding of zelfverblinding omtrent eene handelmaatschappij, die al eene halve eeuw vóór dien oorlog aanhoudend ten achteren was; en wier schulden, hoewel in de twee, drie laatste jaren vóór 1780 met eenige millioenen verminderd ( 3 ), verre waren van gedelgd te wezen. De oorzaken van den achteruitgang Avaren verschillende. Gedeeltelijk lagen ze in den loop der wereldgebeurtenissen. In de achttiende eeuw, was Engeland van zijne burger(1) De staten, van 1700—1793, bij IViseüus, 51, 59 en v.v. Ook in de Term. op Wagcnaar. — (2) Mr. S. Rendorp, I , 45. — (3) Te kort 1777: /12,231,198—10 st., 1 7 7 8 : / 7 , 5 3 3 , 7 0 3 - 1 - 8 ; 1779: ƒ 8,506,567—7; 1780:/12,514.,lé2-6-8.
6*
84
oorlogen, nagenoeg, tot rust gekomen. Van toen af, leide't zich, met de geheele veerkracht van zijn volkskarakter, meer nog dan in vroegere tijden, op nijverheid, handel en zeevaart toe. Canada, de geheele linkeroever van de Mississippi (Nieuw-Orleans uitgezonderd), een half werelddeel: tal van Westindische eilanden Q), waren, bij de vrede van Parijs, 1763, aan Engeland afgestaan. In Voor-Indië had Clive de grondslagen van Engeland's alleenheerschappij gelegd. Juist honderd jaar geleden, 1765, kocht de Engelsche O. I. Compagnie, nadat ze een oorlog van negen jaar met de Indische vorsten, leenmannen van den grooten Mogol, had gevoerd, van hem de souvereiniteit van Bengalen, tegen een jaargeld van een millioen ponden sterling. Warren Hastings en anderen haalden later 't gebouw verder op. Waren ook toen de onzen in gene streken, tegen de wassende magt der Engelschen, even stout en volhardend opgetreden, als ze zich vroeger tegen de Portugezen hadden betoond; dan nog had bij gelijke inspanning, een volk van twintig, dertig millioen, in den kamp met een volk van twee, drie millioen, eindelijk 't meesterschap behouden, en't laatste van de baan gestooten. Dan, veel minder dan voorheen, kon de Republiek aan den drang der tijden 't hoofd bieden, of den loop deigebeurtenissen wijzigen. Bij de Nederlanders der achttiende eeuw was de koenheid en de ondernemingsgeest der zestiende en zeventiende uitgestorven ; vooral na de Utrechtsche vrede en't Barrière-tractaat, alle geestkracht verflaauwd. Door de Barrière tegen Frankrijk gedekt, met Engeland in bondgenootschap, schreef de Republiek op hare baniere: rust.' bezuinigde op vloot en leger, en onttrok zich aan den rusteloozen wedstrijd der volken; in't denkbeeld verkee(1) O.a. Granada, de Grcnadiiicn, = Granadillen, St. Vincent, Dominica uique, Tabago; — Goree, op de kust van Afrika, enz.
=
Domi-
85 rende, dat staten, even als bijzondere burgers, stil van hunne renten kunnen gaan leven, en toch hunne onafhankelijkheid, hun rang, hunne bezittingen ongestoord behouden. „Naar buiten verloor dan ook de Republiek, als mogendheid beschouwd, en in betrekking tot andere mogendheden, al haar aanzien onder de staten, die de balans van Europa hielden, en door eigene kracht, door eigen wil bestonden en handelden. In't buitenlandsche had de Republiek geen wil meer. Ze had evenmin gevoel van eigene kracht of waarde" (a). De algemeene denkwijze der achttiende eeuw droeg denzelfden stempel, als die der regering. Zonder buitengewone inspanning, geld, veel geld te winnen; zonder nieuwe wegen in te slaan, zonder bij tijds de bakens te verzetten, of nieuwe bronnen op te sporen, zich vast te klemmen aan't oude, aan sleur en routine; en ongestoord, weelderig en ruim, 't eenmaal verworvene te genieten — dit was de doorgaande karaktertrek onzer achttiende eeuw, genoegzaam tot aan't uitbreken van den Engelschen oorlog van 1780. Zijdelings heeft die denkwijze een nadeeligen invloed op de Compagnie uitgeoefend ; en de twijfelmoedige staatkunde der Republiek is der Compagnie, in't verlies van schepen en bezittingen, op millioenen te staan gekomen: maar de /zoq/V/oorzaak van haar geheelen ondergang lag in haar zelve, 't Was een inwendige kanker, veel ouder, dan de oorlog van 1780.
Menigeen, in't gewone leven, ziet in, dat zijne inkomsten afnemen: doch, om zijn crediet te bewaren, zijn stand op te houden, vermindert hij daarom zijne uitgaven niet; in tegendeel, niet zelden, voert hij nu nog hoogeren staat, dan vroeger. De Compagnie ging van 'tzelfde beginsel uit : dit (1)
Naar Bilderdijk, in zijne geschiedenis d.v.
«t;
vooral is haar ondergang geweest. Jaren achtereen deed ze uitdeelingen, wanneer ze niets had om uit te deelen; en dekte de uitgaaf, op welke die verdichte overwinsten haar te staan kwamen, met opgenomene gelden of met het afgeven van nieuwe schuldbrieven. Al in 1787, beliepen deze onwettige uitgaven bijna 70 millioen; met de renten, alleen gerekend van 1737 tot 1796, werden ze op een bedrag van 133 millioen aangeslagen (x). Veel was er buitendien, dat nadeelig werkte, en dat deskundigen, lang en lang te voren, den val der eens zoo bloeijende maatschappij deed voorzien. Hier alleen nog dit. Onwettige emolumenten en profijten, ongeoorloofde voordeden, waren bij't beheer en in de bediening der Compagnie, bij hoog en laag, doorgaande regel geworden, zoowel in't vaderland als in de Oost. Vooral in de Oost gingen, voor velen, diergelijke voor deelen in bedrag de jaarwedden te boven. Met doorgaande karigheid waren de laatsten vastgesteld. Dit gaf aan de onceiiijkheid en kwade trouw, waaruit die winsten voortvloeiden, een bedriegelijken glimp van wettigheid; zelfs in't oog van menigeen, op wiens eerlijkheid anders zoo zeer niet was af te dingen (3). 't Vermogen van van Hoorn werd op tien, dat van Valkenier op vijf millioen begroot: en toch ode maatschappij heeft den gouverneur-generaal eene maandelijksche wedde van /1400.- toegeleid; daarenboven ƒ 400.voor zijne tafel; ook 't onderhoud van zijn stoet betaalt ze. Buiten deze (1) Wiselius, 65. — (2) Ongeoorloofde voordeelen droegen in de Oost den naam van middelen van bestaan. Ze -waren verschillend. Morshandel: verkoop, tot eigen voordeel, van producten der Compagnie. Overwiglen: 'tgeen bij den uitslag, boven den inslag was overgebleven en 'twelk u„ Compagnie overnam. Mingewigten hadden plaats bij den uitslag. Spillagie: 'tgeen minder tekort was, dan in rekening werd geleden. Stille winsten: handel in verbodene waren, b.v. amphioen of opium; sterk gedieven. Contributiên: geschenken bij verpachtingen; benoodigdheden in de huishouding, enz. Hommages: geschenken bij nieuwe jaar en verjaringen; 't gratis verschaffen van paarden, trek- en melkvee; leverantie uit Compagnie's pakhuizen van laken, lijnwaad, enz., enz. Heerendiensten: 'tverrigten van allerlei werk door de inlanders, »waardoor duizenden Javanen aan den landbouw onttrokken en aan den slavenstand waren gelijk gemaakt". Bamdek, 6.
87 inkomsten heeft de gouverneur-generaal gcene voordeden, of ze worden op eene ongeoorloofde wijze verkregen. En 't ontbreekt niet aan gouverneurs, die van deze onbekende voordeelen zoo veel hebben opgeleid, dat ze binnen weinige jaren schatrijk zijn geworden" (1). — Anders bij v. Kampen: de gouverneur-generaal had 800 rijksdaalders in de maand; 500 daarboven voor zijne tafel. — «In Azië zat hij aan de bron der schatten, en had dagelijks gelegenheid, zich, ook zonder eigenlijke oneerlijkheid (?), te verrijken" (2). — 't Was, op doodstraf, aari de scheepsbevelhebbers en bemanning van Compagnie's schepen verboden, van de specerijeilanden iets meer van die artikels mede te nemen, dan voor eigen behoefte noodig was. »Men getuigt echter, dat dit streng verbod dikwijls dooide scheepsofncieren overtreden wordt, en dat er verscheidene schepen met specerijen te Batavia komeD, die onder weg eene aanmerkelijke hoeveelheid nagelen en noten aan land gezet, of verkocht hebboi,. 't Is zelfs, volgens 't verhaal van sommigen, gebeurd, dat men, nagels aan schepen van vreemde natiën onder weg verkocht hebbende, om 'tzelfde gewigt te Batavia uit te leveren, de overige lading braaf vochtig maakte, en op deze wijze der maatschappij tien of vijftien ten honderd te kort deed" (3).
In de laatste vijf en twintig jaar der achttiende eeuw volgden nog : (XXX) JEREMIAS VAN RIEMSDIJK, REINIER DE KLERK, ARNOLD ALTING,
1775—Oct.
1777—Sept. 1780 f;
1777 f;
(xXXIl) M r .
(XXXl) AVILLEM
1780—Aug. 1796; (XXXIIl) PETRUS GERARDÜS
Af AN OVERSTRATEN, 1796—Aug. 1801. Van der Parra's opvolger, VAN RIEMSDIJK, is historisch even weinig bekend als zijn voorganger. Hij overleed, toen hij nog geen twee jaar aan't bewind was geweest.
Bekender dan beide is DE KLERK. Als jong matroos kAvam hij, op zijn zestiende jaar, naar Indië. Hij onderscheidde zich eerst in den oorlog op Oostjava, later als opperhoofd van Banda. Achtereenvolgend raad van Indië, directeur-generaal geAvorden, Avas hij, na vijftig jaar in Compagnie's dienst te zijn geweest, aan't hoofd der zaken gekomen. — In zijn tijd stond de sultan van Bantam de leenregten, die hij op (1) Tegenw. Staat, I , 45.r> : uitgegeven in 1739. — (2) I I I , lo st., 227. — (S) Tejenw. Staat, I , 460.
88 de westkust van Borneo bezat, aan de Compagnie af; die toen hier de versterkte factorijen Pontianak en Landak bouwde f1). — Op Java liet de Klerk, om den landbomv uit te breiden en de kas der maatschappij te stijven, vele onbebouwde gronden verkoopen. — 't Bataviasche genootschap van kunsten en wetenschappen, „ten nutte van het gemeen", kwam tijdens zijn bestuur, 1778, tot stand( 2 ). — Nederig of menschkundig, de Klerk schafte't af, dat de koetsen der leden van den Raad van Indië moesten stilhouden, die den gouverneur-generaal ontmoetten; en dat de geheele gemeente moest opstaan, als „zijne hoogedelheid" in de kerk kwam. Voor't rang- en praalzuchtige Batavia van dien tijd AA-as dit een heilzaam voorbeeld, — Kort na zijn dood, l Sept., begon, 20 Dec, de oorlog van 1780 met Engeland. Op de Klerk, volgde Mr. w. A. ALTING in't bestuur. Hij bekleedde de hooge waardigheid zestien jaar lang ; nog langer dan van der Parra. Door velen is zijn bewind gewraakt, en als eene verderflijke familjeregering veroordeeld. Voor de Compagnie waren de jaren van zijn beheer een tijdperk van zigtbaar versterf. Ml'. PIETER GERARDUS VAN OVERSTRATEN sloot de lij Van gouverneurs-generaal der O. I. Compagnie, die Pieter Both, twee eeuwen vroeger, had geopend. De Republiek der Vereenigde Nederlanden, zoowel als de O. I. Compagnie, beiden Avaren al voor lang inwendig bouwvallig. De Engelsche oorlog van 1780 gaf den schok, die, de eene zooAvel als de andere, eenige jaren daarna, deed invallen. Met dien oorlog begon 't einde. (1, ». Kampen, I I I , 1, 214. — (2) Over't geheel scheen in dien tijd de zucht voor iets hoogers bij de natie opgewekt. Het werd smaak, geleerde en andere maatschappijen van beschaving te stichten, 'tZeeuwsehe genootschap, 1768; 't Bataafsche, der proefond. wijsbegeerte, te Hotterdam, 176!); 't Utrecklsche, 1773; van landbouw, 1777; Teyler's, 1778. De Hollandse/te maatschappij was al van 1752.
89 De verschillen tusschen Engeland en zijne Noordamerikaansche volkplantingen, over de staatsburgerlijke regten der laatsten, gingen, 1775, tot een openbaren oorlog over. L'abriekwezen, nijverheid en landbouAV waren in Amerika nog weinig ontwikkeld; veel moest worden aangevoerd. Voor onze scheepvaart en handel opende dit een ruim veld : St. Eustatius (blade. 31) Averd de groote stapel- en marktplaats, Avaar Amerika zich van alles voorzag, Avat het behoefde, om den oorlog voort te zetten. Waren de voordeelen van dien handel toen reeds groot, Amsterdam spiegelde zich eene nog veel rijkere toekomst voor, als Noordamerika eenmaal onafhankelijk zou wezen. In dit vooruitzigt, sloot het voorloopig eene onderhandsche overeenkomst met de Amerikanen. Hier te lande oordeelden velen, dat hierin niets lag, dat in strijd was met de pligtcn van een onzijdigen staat, of met de voorzigtigheid, Avelke, voor eene republiek zonder veerkracht, eene Avet van zelfbehoud was, tegenover haar „trouwen bond- en geloofsgenoot". Engeland dacht anders: 't verklaarde de Republiek, den 20 Dec. 1780, den oorlog. Geen half jaar verliep er, na de oorlogsverklaring, of St. Eustatius, St. Martin, Saba, Demerary, Essequebo en Berbice, waren in handen der Engelschen. Negapatam en de verdere bezittingen in Voor-Indië, ook Padang, ondergingen 'tzelfde lot, Onze zeemagt Avas nog niet geheel vervallen ; de oude moed niet geheel verloren : den 5 Aug. 1781, hield Zoutman op de Doggersbank de eer der Nederlandsche vlag tegen Hyde Parker roemrijk staande. Maaide scheepsmagt der Republiek stond in geene verhouding tot de vele koloniën, die ze moest dekken; tot de vele koopvaarders, die ze moest begeleiden. Vooral ontbrak't aan eensgezindheid, voortvarendheid en klem bij't beAvind ; niet minder aan de overtuiging, dat staten, gelijk menschen, voor alle dingen hun steun in zich zelven moeten zoeken.
90 In 1717, toen't Eransche leger in Staats-Vlaanderen was doorgedrongen, had eene Engelsche vloot 't eiland Walcheren tegen een inval der Franschen moeten dekken: in dezen oorlog, ontnamen Fr ansehe esquaders aan de Engelschen de op de Nederlandsche Republiek veroverde volkplantingen; of beschermden ze tegen hunne aanvallen. Nog in't zelfde jaar, 1781, heroverden de Eranschen, onder Bouille, St. Eustatius en de verdere Westindische eilanden; ook de drie volkplantingen in Guyana. Eene andere Eransche vloot, onder bevel van de Suffren, beveiligde de Kaap; en, in vereeniging met de bezetting van Ceylon, ontnam ze aan de Engelschen't veroverde Trincomale-,eene voortreffelijke haven, op de o.kust van Ceylon; Sept. 1782.
De Avijze in aanmerking genomen, waarop de oorlog was gevoerd, waren de voonvaarden gunstig, Avaarop de vrede, Mei 1784, Averd gesloten: alleen Negapatam verbleef aan de Engelschen, als ook de vrije vaart in den Archipel. De twee staatspartijen, zoo oud als de Republiek, de stadhouders- en de staatsgezinden, soms tijden lang in rust, maar nooit vernietigd, waren, vooral sedert het begin van den oorlog, met nieuwe kracht ontwaakt; en na de roemlooze vrede nog heviger geworden. De eersten gaven aan de laatsten de schuld van den oorlog ; de laatsten beschuldigden de eersten van verraad; dat ze met den vijand hadden geheuld, moedwillig de zeemagt verwaarloosd. Een Pruisisch leger kwam, 1787, de stadhoudersgezinden te hulp ; en geAveld van wapenen onderdrukte den burgertwist. Engeland en Pruisen waarborgden, daarenboven, van nu af de bestaande staatsgesteldheid der Republiek. Toen de rust hersteld scheen, Avas de Regering er op bedacht, om in vele takken van beheer verbeteringen in te voeren, die de tijd dringend noodwendig had doen worden. Hierin deelde de O. I. Compagnie. De meest afdoende
it I
maatregel zou geAveest zijn, geene uitdeelingen te doen voor eene handelmaatschappij, die niets had uit te deelen, wier rekening geen dividend opleverde, maar jaar op jaar met een aanwassend tekort sloot. Men deinsde hiervoor terug. Om't crediet der Compagnie staande te houden, had men eenmaal een anderen Aveg ingeslagen; verliet men hem thans, menschen van alle klassen, wees- en godshuizen, hadden hunne kapitalen in actiën op de Compagnie belegd : geene uitdeelingen? 'tAverd eene nationale ramp, een staatsbankroet. Men hoopte het herstel in Indië te vinden. Als commissarissen-generaal, met eene uitgestrekte volmagt, Averden, 1791, denvaarts gezonden Mr. Sebastiaan Cornells van Nederburgh en de zeekapitein Hendrik Erykenius. 't Verwijt van eene karige belooning ontging men ditmaal ten minste. Aan Nederburgh werd, drie jaar lang, eene jaarlijksche bezoldiging van /90,000,- toegekend; wachtgeld /5,000.-, weduwe- of weezengeld /3,000.-, andere voordeelen, daarenboven. Minder aan zijn ambtgenoot. — Voordat de commissie iets had uitgewerkt, waren zoowel de Republiek der Vereenigde Nederlanden als de O. I. Compagnie gevallen.
Vreemden, de Pruisen, hadden, in 1787, de oude orde van zaken hersteld, en de stadhouderlijke partij over de patriotten doen zegevieren. Velen waren toen, uit hun vaderland verbannen, naar Frankrijk, geweken; uit vrees, anderen daarheen gevlugt. En: vreemden, de Franschen, Avierpen, acht jaar later, de oude orde van zaken omver, en deden de verbannene en gevlugte Nederlanders, „nu uitgeAveken Bataven" genoemd, op hunne beurt, over de stadhouderlijke partij de zege Avegdragen. In't algemeen ligt er over de geschiedenis der Republiek, gedurende de laatste jaren der achttiende eeuAV, eene sombere tint. Overal teleur gestelde verwachting en te niet loopende Avelvaart. Maar 'tis niet alles donker; er zijn lichtpunten, die vooral nu, op een afstand gezien, in't oog vallen.
Ù:l
De oude Republiek der Vereenigde Nederlanden heeft bijna tweehonderd en twintig jaar bestaan, te rekenen van 23 Jan. 1679 tot 23 April 1798; van de onderteckening der Unie van Utrecht tot de bekrachtiging van de eerste staatsregeling der Bataafsche
Eepubliek. Gedurende dat tijdsverloop, had ze schitterende oogenblikken ; bijna onafgebroken was algemeene Avelvaart en voorspoed haar deel. De zachtheid harer regering, de groote mate van burgerlijke en godsdienstige vrijheid, die men, in vergelijking met die in andere landen, onder hare heerschappij genoot, maakten de Republiek tot eene algemeene wijkplaats voor verdrukten en vervolgden uit alle landen; en deden haar tevens voortdurend werkkracht en intellectueel kapitaal toevloeijen. Dit alles had op dien voorspoed invloed. Maar, dat aan de staatsinrigting zelve, aan den vorm van regering der oude Republiek, haar bloei voornamelijk Avas te danken, en dat de ontbinding van dien vorm eene volksramp is geweest, „de wrange vrucht van de omkeer van zaken in 1795", dit is eene voorstelling, die te gelijk met de oude Republiek had moeten ophouden, en plaats maken voor de getuigenis der historie. Lang voor de Fransche onwenteling Avas, bij de meest verlichte Nederlandsche staatslieden, de overtuiging gevestigd, dat het, bij den gebrekkigen regeringsvorm deiRepubliek, veel meer te vei-Avoiideren Avas, dat ze nog bestond, 1717, dan dat ze in groot verval was i1). Dit ongunstig oordeel uit een stadhouderloos tijdperk, is zestig, zeventig jaar later, onder't stadhouderlijk beAvind, niet gunstiger. Aan Avien moet men de schuld Avijten van de jammerlijke rol, die de Republiek in den Engelschen oorlog van 1780 speelde? „Gerust kan men antwoorden", schrijft een prinsgezind tijdgenoot ( 2 ), „aan niemand in't bijzonder. 'tKAvaad is voornamelijk voortgekomen uit onzen regerings(1) v. Slingeland, I , 186, en v.v. — (2) J. Rendorp, I, 40.
93 vorm". En met regt. Die regeringsvorm was eene, tot krachteloosheid toe, versnipperde souvereiniteit, waardoor alle eenheid, veerkracht, voortvarendheid, tot een ijdelen klank werd, zoo dikwijls ze den invloed niet gevoelde van den stadhouder of raadpensionaris, 't Was een vorm van bestuur, bij welke, om tot een afdoend besluit te komen, de medewerking van ten minste een twaalfhonderd regeringsleden werd gevorderd. Men noemt gewoonlijk de oude zeven provinciën een bondstaat, eene foederative republiek, waarin zeven provinciën ieder eene stem hadden, en in belangrijke aangelegenheden eenparigheid van stemmen werd gevorderd. Maar: met eenige wijzigingen, de provinciën waren, op hare beurt, ook niet anders dan bondstaten van stemmende steden, ridderschappen, kwartieren en andere staatscollegiën ; de republiek was alzoo eigenlijk geen bondstaat, maar een los zamenstel van kleine onafhankelijke steden-republieken en ridderschappen. — Zelden kon hier eenheid magt worden. 't Was dan eene gezegende gebeurtenis, toen dit vcelraderig ligchaam, 23 April 1793, plaats maakte voor één staat, voor ééue een- en ondeelbare republiek. Eene tweede gelukkige gebeurtenis. Dezelfde staatsregeling, art. 247, stelde vast: „De Bataafsche Republiek neemt tot zich al de bezittingen en eigendommen der gewezene Oostindische Compagnie, beuevens derzelver schulden". Deze twee feiten, de staatseenheid en't staatsbezit van de Oost, zijn de grondslagen, waarop, staatkundig en financieel, 't koningrijk der Nederlanden hoofdzakelijk rust De O. I. Compagnie was geene onafhankelijke mogendheid geweest; naast de Republiek, maar eene mild geoctrooieerde vereeniging in de Republiek, met uitsluitende voorregten begunstigd „tot vervordering van den welstand der vereenigde landen, eenzamelvjk 'tprofjt van alle ingezetenen derzelver". Voor den Staat een last geworden : reddeloos
94
verschuld onder een bestuur, blijkbaar voor zijne taak niet berekend, was hare ontbinding regtmatig en eene weldaad voor't algemeen, doch te gelijk een zware slag voor de steden, waar de kamers gevestigd waren, en waar nog altijd een deel der bevolking in hare dienst werd gehouden. Hare schulden beliepen, den 29 Febr. 1706, ƒ 134,701,868.- en 5 stuivers; hierbij gevoegd aan renten, door den Staat voorgeschoten, ten bedrage van 15 en een half millioen, omtrent 150 in alles (1). De staatsregeling 1798 bepaalt, de geïnteresseerden en houders van actiën bij wijze van afkoop schadeloos te stellen. Die van 1801 houdt in : .de schulden der O. I. Maatschappij worden verklaard te blijven nationale schulden; en de obligation en recepissen, er voor afgegeven, gelijk de overige, in nationale schuldbrieven verwisseld". Het bestuur werd, 1798, opgedragen aan den Baad der Aziatische Bezittingen en Etablissementen, wat de Oost betreft; voor de West aan den Baad der Amerikaansche Koloniën en Bezittingen. 'tOppergezag, de beheering, wordt, art. 129, staatsregeling 1798, toevertrouwd aan't Uitvoerend Bewind. »Het draagt zorg, dat de jaarlijksche inkomsten verzekerd en in de nationale kas gestort worden".— De staatsregeling 1801, art. 47, bevat, nagenoeg, dezelfde bepalingen. 't.-üitvoerend T3c«ind" van '98 is nu 't »Staatsbewind". — De staatsregeling van 1803 zwijgt geheel van de koloniën. Art. 36 -in de constitutie van 1806 geilt »aan den koning, bij uitsluiting, de bestiering van de koloniën en van alles, wat derzelver innerlijke regering betreft"; omtrent financier geene bepalingen. De grondwet van 1814, art. 36, brengt op den souvereinen vorst over, 'tgeen de constitutie van 1806 aan den koning opdroeg. De grondwet van 1815, art. 60, draagt aan den koning de magt over, in 1814 aan den souvereinen vorst verleend. Art. 73 is nieuw : »De koning brengt ter overweging bij den Kaad van State alle algemeene maatregelen van't inwendig bestuur van den staat en van deszelfs bezittingen in andere werelddeelen". De grondwet van 1848, art. 59, laat den koning het opperbestuur der koloniën en bezittingen van't rijk in andere werelddeelen: maar bevat tevens nieuwe bepalingen. Art. 59 »De reglementen op het beleid der Eegering aldaar (in de koloniën; worden door de wet vastgesteld". »Het muntstelsel wordt door de wet geregeld". »Andere onderwerpen, deze koloniëu en bezittingen betreffende, worden door de wet geregeld, zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan". Art. 60. De koning doet jaarlijks aan do Staten-Generaal een omstandig verslag geven van het beheer dier koloniën en bezittingen, en van den staat, waarin zij zich bevinden. De wet regelt de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen." (1)
Wisdius, 335.
't.-,
X. ENKELE PUNTEN UIT DE GESCHIEDENIS VAN NEERI-ANDSCH INDIË [N DEZE EEUW.
Frede can Amiens, 27 Maart 1802. Ten gevolge van de groote staatsomwenteling, was de Eransche Republiek, op't einde der achttiende eeuw, met bijna alle mogendheden van Europa in oorlog, 't Vaste land kwam 'teerst tot rust: 1801 werd te Luneville de vrede met den Duitschen keizer en't rijk gesloten; met Napels, Beijeren, Rusland, achtereenvolgend; ook de vredepreliminaire met Turkeije geteekeiid. Aan den oorlog ter zee maakte eerst de vrede van Amiëns, tusschen Engeland en Erankrijk met zijne bondgenooten, Spanje en de Bataafsche Republiek, een einde. Voor beide hoofdmagten, in't bezit van rijke en veelsoortige bronnen van bestaan en welvaart, kon, vergelijkenderwijze, vrede of oorlog een punt wezen, hoofdzakelijk van gewigt in den strijd om den voorrang tusschen beide volken. Voor de Republiek, vooral op zeevaart en handel geAvezen, was de vrede ter zee eene levensvraag; de vrede van Amiëns de morgen van een nieuwen dag. In den oorlog van 1795 tot aan de vrede, waren de Kaap, Ceylon, andere volkplantingen en kantoren in de Oost en West, door de Engclschen bezet, of na eenigen tegenstand veroverd Al deze vroegere O. en W. L bezittingen gaf de vrede aan de Republiek terug, met uitzondering van Ceylon. Op zich zelf was dit geen gering verlies, maar 'twas minder groot, dan men, niet zonder grond, had moeten verwachten. Dan, reeds in Mei 1803 begon de oorlog op nieuw ; en de korte duur van de vrede deed de gehoopte zegeningen in vloek verkeeren. Talrijke koopvaarders naar Oost en West, naar alle deelen (1er wereld, waren, gedurende de korte
96 maanden van vrede, uitgerust en in zee geloopen: 't grootste gedeelte zag onze havens niet weer, maar werd in Engeland opgcbragt. De Kaap en andere koloniën, bij de vrede terug gegeven, kwamen op nieuw in de magt van Engeland. Maar Java bleef behouden : nog bestond er een Neerlandsch Indië. Herwan Willem Daendels, 1808—1811. Er bestond nog een Neerlandsch Indië. 't Bepaalde zich „tot een groot gedeelte van Java, tot de Molukken, Macasser; etablissementen op Sumatra en tot Banjermassing op Borneo ; Bali, Sambowa , Banca, Billiton, Timor eu Ceram" (l). Dat er op Java hervormingen uoodig waren, hierover was geen verschil. Dat voor de Javaansche vorsten de mocijclijke toestand niet verborgen was gebleven, waarin de regering te Batavia, door den oorlog met Engeland, verkeerde, was algemeen bekend. Eene vaste hand zou die hervormingen invoeren; een ervaren bevelhebber, van een voortvarend en onverzettelijk karakter, den Javaan ontzag inboezemen; en, eenmaal, zou dan Java voor't moederland weer worden, wat het in gelukkiger dagen was geweest. Hiertoe scheen aan koning Lodcwijk de generaal Daendels de man. Met eene uitgestrekte magt, werd hij tot gouverneur-generaal van Indië benoemd, in't begin van 1807. Eerst 1 Jan. 1808, landde hij te Anjer, na eene moeijelijke reis, om de Engclschen te ontgaan, „door't z. gedeelte van Afrika en over de Canarische eilanden" (1). Op algemeene goedkeuring kan geen hervormer rekenen: die bij de hervormingen nadeel lijden, worden zijne vijanden. Zelden echter is een hervormer meer veroordeeld, verguisd, dan Daendels in de eerste jaren na 1818. Velen, in lateren tijd, hebben hem gunstiger beoordeeld; eene geheel onzijdige uitspraak moet van de toekomst gewacht worden.
Een blijvend gedenkteeken van Daendels' bestuur op Java is de groote weg, door't geheele noordelijk gedeelte van't (1)
Daendels, 1.
97 eiland, van Anjer en de Straat Soenda tot Panaroekan, bijna aan de uiterste n.o.kust, ook in de kwade moesson bruikbaar. Eene geregelde postdienst langs den geheelen weg kAvam te gelijk tot stand; met de noodige ververschingsplaatsen en nachtverblijven, 't Kon een Komeinsch werk genoemd worden. Andere verbeteringen gingen er mede gepaard. Tusschen »Damak en Coedus" ( = Demak en Sedoe? n.o. van Samarang) was eene lage streek van 30,000 morgen; in den regentijd gelijk een meer. Door kanalen te graven, werd er grond gewonnen, om den weg op te hoogen; en door afwatering de lage streek in »zeer vruchtbare rijstvelden herschapen". — Ka de verbeterde postdienst, kwam nu in 6 of 7 dagen een brief van Batavia te Soerabaja: vroeger in 20, gedurende de kwade moesson in 40 dagen. Met extrapost, kon een reiziger den vorigen afstand van eene maand nu tot 4 , 5 dagen verkorten (1).
Eene tweede verbetering dagteekent uit Daendels' tijd. Treurig is thans de indruk, dien't vervallene en half verlatene Batavia op den aankomenden Europeaan maakt : in't midden der achttiende eeuw, daarentegen, roemde men Batavia als eene fraaije stad, als „de koningin van't Oosten". In een langAverpig vierkant, met regte straten, elkander regthoekig snijdende, Avas ze regelmatig gebouAvd, met muren en poorten versterkt, In den smaak der Hollandsche steden, had ze talrijke grachten, Avaar langs de aanzienlijkste huizen stonden, 't Was Amsterdam van den oever van't Y aan den mond van de Tjiliivong, of Groote Rivier, overgebragt. De Tijgersgracht, met hare eenparig fraaije gebouwen, had vooral naam. ,,'tSchoone gezigt van deze lijnregte en zoo sierlijk beplante gracht, overtrof alles, Avat men ooit in Holland had gezien" (2). Dan, in eene moerassige streek gelegen, in de nabijheid van modderbanken, die bij ebbe droog liggen. was de hoofdstad van N. Indië, al voor't einde der zeventiende eeuAV, langzamerhand een ongezond verblijf geworden ; „'t graf der Europeanen". De Bataviasche (1)
Daendels, 51 en 52. — (2) Valette)/*, 4, 1, 232.
98 koorts Avas berucht; en vooral de sterfte onder de bezetting ontzettend. In't algemeen Avas, omstreeks 1730, de verhouding van de gestorvenen tot de levenden als 1:8. — In 1848, zelfs onder de troepen, maar als 1 : 20 (x). Dien gezondheidstoestand verbeterde Daendels; en de verhuizing der inwoners naar de zuidelijke buitenAvijken Molenvliet, Rijsioijk, Noordwijk, Weltevreden, hooger gelegen, werd door hem aangemoedigd en bevorderd. Zijne eerste opkomst heeft dit nieuwe Batavia aan Daendels te danken. De grachten van Batavia zelve werden uitgemodderd ; kerkhoven verplaatst; vijea huizen, stadsmuren en poorten, al wat den luchtstroom tegenhield, afgebroken; met de afbraak in de buitenwijken nieuwe huizen gezet. De bezetting kreeg haar verblijf buiten de stad; ook kantoren van administratie worden daarheen overgebragt; de groote sociëteit kwam te Rijswijk (2).
In plaats van gelijk tot hiertoe in de Preanger-regentschappen. met tusschenkomst van de inlandsche regenten, de koffie aan de Regering te laten leveren, bepaalde Daendels, dat de prijs onmiddelijk aan den Javaanschen planter zou worden betaald. Den aanbouw van den koffieboom breidde hij op eene ruime schaal uit. Niet minder dan 45,700,000 boomen liet hij aanplanten; en bragt zoo't geheel getal op Java tot 72,669,860 boomen (2). Omtrent deze drie punten worden 's mans verdiensten nog 't minst betwist, 't Zijn zijne hervormingen in't beheer en in de administratie deivolkplanting, die vooral onder de beschuldiging liggen van willekeur, hebzucht en wreedheid. N a v a n O v e r s t r a t e n (bladz. 88), w a r e n n o g , v ó ó r D a e n d e l s , gouverneurs-generaal
geAveest :
(xxxiv) JOHANNES
SIBERG ,
1801—Oct. 1804, e n (XXXV) ALBERTUS HENRICUS WIESE, 1804— Jan. 1808. Daendels was alzoo de xxxvi gouverneur-generaal. Met Daendels begint de verandering, die de bevordering en benoeming der gouverneurs-generaal door den Staat van die der Compagnie onder(1) Friedman*, 100 en 110. — (2) Daendels, 88 en 19.
it!)
scheidt. Both, Koen, Specx, andere onder de eerste gouverneurs, waren deelgenooten in de Compagnie, mannen in de maatschappij gevestigd. Bijna alle latere, tot Siberg ingesloten, waren, in mindere betrekkingen, als jonge menschen in Indië gekomen, en hadden van onderop gediend; ze waren zelven de scheppers van hun fortuin geweest. Gewoonlijk benoemde de Raad van Indië een zijner leden voorloopig voor de opengevallene waardigheid; en de Vergadering van XVII, de Staten-Gcneraal en de stadhouder, als opperdirecteur, gaven hunne goedkeuring. Daendels en de gouverneurs-generaal na hem zijn regtstreeks door den koning benoemd. Zij hebben niet, naar't stelsel der Compagnie, van onder op gediend, maar waren vroeger meest hoofdofficieren of, in andere belangrijke posten, in dienst van den Staat. 't Koningrijk ingelijfd.
Holland
werd,
Daendels t r a d af,
neur-generaal
9 Julij 1810, bij
Frankrijk
den 16.Mei 1811, en de gouver-
JAN AviLLEM jANSSENs, door keizer Napoleon
b e n o e m d , aanvaardde't beAvind. N o g in't zelfde jaar, 4 Aug., landden de Engelschen op J a v a ; den 18 Sept. Averd 't verdrag van overgaaf gesloten ; en THOJIAS STAMEORD RAFFLES verving JansseilS. De verpli^te koffiebouw hield op, uitgenomen in de Preangerregentschappen, waar hij al vroeg was begonnen. Daendels'aanplantingen werden aan haar lot overgelaten. Eene algemeene grondbelasting werd ingevoerd, en't gezag der inlandsche regenten gedeeltelijk ter zijde geschoven. Eet verdrag
met Engeland,
omtrent de O. L bezittingen,
van 1 7 Maart 1 8 2 4 Q). Nederland was, in 1813, hersteld; de o-rondwet voor de Vereenigde Nederlanden, den 27 Maart 1814, aangenomen. Ze werd welhaast gevolgd, 13 Aug. ISU, door eene conventie tusschen zijne Britsche Majesteit en den Souvereinen Vorst, omtrent de volkplantingen (1). Bij deze overeenkomst, ontvangen de Nederlanden de bezittingen terug, die zij »1 Jan. 1803 in de zeeën en op't vaste land van Amarika, Afrika en Azië hadden bezeten". Uitgezonderd waren: <<de Kaap de Goede Hoop, Bemerary, Esseqiubo en Berbice" (1). Over deze Welden zich partijen't regt voor, «bij supplementaire conventie te beschikken". Die beschikking volgde. Zweden kreeg als schadevergoeding, voor zijn aandeel in den oorlog tegen Frankrijk, 12 millioen; te betalen door't koningrijk der Nederlanden. Tegen den afstand van genoemde Amerikaansche koloniën en van de Kaap, nam Engeland de voldoening der geheele Zweedsche schuld voor zijne rekening; alsmede eene bijdrage van 24 millioen voor de versterking van de zuidelijke linie van defensie van't nieuwe koningrijk. — Art. I I der (1) Afgedrukt bij v. Hogendorp, X, 305; en I I I , 337; X, 35, eerste dr.
7*
100 overeenkomst van 13 Aug. bevat de ruiling van't eiland Banca tegen de stad Cochin; 'teerste wordt Nederiandsch, de tweede Engelsen.
Eerst in 1816, 19 Aug., werd de Britsche vlag te Batavia plegtig neergelaten en de Nederiandsche geheschen. Als de eerste gouverneur-generaal van N. I., namens den koning der Nederlanden, trad op (xxxvii) GODERÏ ALEXANDER GERARD PHILIP, Baron VAN DER CAPELLEN. De staat der Nederlanden was hersteld, en in't bezit van de meeste der vroegere volkplantingen. Maar 't oude ontzag voor den Hollandschen naam Avas, bij de volken van den Archipel, eene flaauAve herinnering geAvorden uit een vroeger tijdperk. Op nieuw moest de Nederiandsche regering haar aanzien en gezag vestigen. Jaren waren hiertoe noodig; vooral vrede met Engeland, nu niet meer in de Oost, gelijk vroeger, een magtige mededinger maar een alvermogende nabuur. Tot botsingen tusschen beide volken bestond meer dan eene aanleiding. Ook Malacca was onder't Nederiandsch gezag terug gekeerd. Malacca was, in de laatste jaren der Compagnie, niet die rijke en bloeijeude stad geweest, die ze al was voor de komst der Portugezen ; maar ze was toch nog de stapelplaats van een levendigen handel van VoorIndië met China en de eilanden van Achter-Indië; waar't in de goede moesson „van vreemdelingen krielde" (J). Nadat de stad was terug gegeven, hadden de Engelschen 't eiland Sinkapore
( = Singapoere, eiland, haven en stad, z. bij de kust van Malacca
gekocht, en hier hun handel gevestigd. Snel verhief zich Sinkapore tot een ongekenden bloei. Malacca was tegen zijne mededinging niet bestand: en de vertoogen, die de Nederiandsche regering tegen deze stichting inleverde, waren vruchteloos; streng regtens, waarschijnlijk, ook ongegrond. (1) Uuysert, 60.
101 Op Sumatra Avas't gevaar van botsing nog grooter en van verder uitziende gevolgen. De vroegere Engelsche bestuurder van Java, Raffles, zeer vijandig omtrent Nederland gestemd C1), Avas, na de teruggaaf van Neerlandsch Indië, gouverneur van de Engelsche bezittingen op de Avestkust van Sumatra geAvorden. Hier sloot hij overeenkomsten met de vorsten en stammen der binnenlanden. Die overeenkomsten, de uitbreiding van Engelschen invloed op Sumatra, moesten eenmaal leiden tot eene magtige Britsche heerschappij in de onmiddelijke nabijheid van Java, de kern der Nederiandsche volkplantingen; en, vroeger of later, den ondergang van't geheel Nederiandsch gezag in Indië ten gevolge hebben. Het tractaat van 1824, kwam eene mogelijke botsing voor. Malacca en hare onderhoorigheden Avorden daarbij aan Engeland afgestaan: „de factorij (Benkoelen) met het fort Marlborough, en alle bezittingen van Groot-Brittanje op Sumatra", aan Nederland. De afstand geschiedt met de bepaling, zoo geAvigtig voor de zAvakste partij, dat Nederland voor zich en voor zijne onderdanen belooft, nimmer eenig kantoor op't schiereiland Malacca te zullen oprigten, of daar met eenig vorst of staat eene overeenkomst aangaan. Wederkeerig doet Engeland omtrent Sumatra dezelfde belofte. Verder zien beide staten af, Engeland van zijne vertoogen tegen't bezetten van Billiton door't Nederiandsch gezag; Nederland, van die tegen't bezit van Sinkapore door Engeland. Te gelijk werd overeengekomen, dat door Nederland aan Engeland zou worden betaald, ter vereffening van alle posten, die nog ten gevolge der teruggave van Java enz. open stonden, eene som van 100,000 pond sterling. — Minder gunstig schijnt voor Nederland art. 6: «Er is overeengekomen, dat door de beide gouvernementen aan hunne officieren en agenten in Oostindië bevel zal worden gegeven, om geen nieuw kantoor op een der Oostindische eilanden op te rigten, zonder voorafgaande mag(1)
Sirlema van Grooest'uis, 330 en v.v.
10-2 tiging van hunne respective gouvernementen in Europa". Wat er met voorafgaande magtiging kan gebeuren, is niet zonder beteekenis.
De Handelmaatschappij, 29 Maart 1824. Twaalf dagen, nadat het tractaat met Engeland was geteekend, nam koning Willem I het besluite1), eene maatschappij op te rigten voor handel en vrachtvaart, 'tzij voor eigene rekening, of in commissie voor anderen; vooral met het doel, om den handel en de vaart op Neerlandsch Indië op te beuren; maar zonder dat die maatschappij ooit aan eenig bestuur der volkplanting deel zou hebben; en met behoud van de vrije vaart voor de Nederiandsche vlag en voor die van alle met Nederland bevriende staten. 't Besluit bepaalde't fonds der maatschappij op een kapitaal van ten minste 12, ten hoogste 24 millioen. De inschrijving Averd opengezet, in aandeelen van/1000.-, /500.-, / 2 5 0 . - , tot den eersten Junij 1824. De koning schreef in voor 4 millioen. Bereikte de geheele inschrijving geen 12 millioen, alsdan ook voor't niet ingeschrevene bedrag; tevens Avaarborgde hij eene rente van 4' '2 p.c. In 1602, hadden de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden de Vereenigde Oostindische Compagnie opgerigt, en haar, met uitsluiting van alle overige Nederlanders, octrooi verleend. De Regering Avas toen daartoe overgegaan, ten einde te voorkomen, dat de vele, tegen elkander wedijverende handelvereenigingen de eene de andere vernietigden en in den grond boorden. Anders was de toestand in 1824, dan m 1602. De beAveegredenen van den koning, waren 't omgekeerde van die van de Staten-Generaal. In 1602 moesten de Staten-Generaal den ondernemingsgeest, waardoor de geheele natie in een staat van spanning verkeerde, beteugelen en leiden. In 1824 moest de koning de zucht (1) Afgedrukt bij „. Hogendorp, X, 251. - De Handelmaatschappij had, van't begin »f, voorregten, oene zekere monopolie? Siriema v. G., 312.
I OH
voor groote ondernemingen, die bijna geheel was uitgedoofd, op nieuw wekken; veerkracht en ondernemingsgeest in't leven roepen. Geen tak van den groothandel had, in 1824, die kracht en uitbreiding verkregen, waarop de algemeene vrede 'tuitzigt had geopend. Bij scheepsbouw, reederijen, fabrieken en trafieken, nergens heerschte datieven en vertier, dat men had mogen verwachten. Aan de mm gelukkige wending, die de vaart op Indië tot hiertoe had genomen, scheen men dien kwijnenden toestand vooral te moeten wijten. De vaart op de Oost was niet bloeijend, hoewel de Regering haar steunde door transporten en vrachten. Inleid, van 't Kon. besluit. De deelneming in de opengestelde inschrijving ging de vraag te boven, en overtrof de stoutste verwachting. De 12 April was de eerste dag der inschrijving: en op dien dag werd er voor/69,505,250.- geteekend. Boven 'skonmgs deelneming van vier millioen , vooraf bepaald, werd het kapitaal tot 33 millioen verhoogd; alzoo in zijn geheel op 37 gebragt. — Bij K. besluit, van 13 Augustus 1824, werden de artikelen van overeenkomst voor de Handelmaatschappij, dooide afgevaardigden uit de deelnemers en de commissie, door den koning benoemd, ontworpen; vastgesteld: en de maatschappij was gevestigd, wier geschiedenis met die der Indische bezittingen in naauw verband staat. De Handelmaatschappij is eene naamlooze (1) vteeeniging. Hare zakea worden bestuurd door eene directie, met overleg eu toezigt van commissarissen. Beiden te zamen zijn de Raad der Maatschappij. ' t O - a l der commissarissen kon 29 worden. Ze werden door de stemgereghgde deelhebbers te Amsterdam en in elf andere steden bij dubbeltal g.kozen en daaruit door den koning benoemd. Dit zijn enkele hoofdtrekken uit het organiek besluit van 1824. (1) Of vennootschap van koophandel. Zulk eene vereniging heeft geene firma of naam van een of meer deelgenooten ; ze is naamloos, Ieder vennoot is alleen aansprakel.jk voort beloop zijner actie of aandeel,
10 J. „De kracht, waarmede de Handelmaatschappij, voorzien van zulk een fonds, op elke onderneming vallen kan, is zoo geducht, dat het grootste huis van koophandel daarvoor moet onderdoen. De schoonste en meest belovende onderneming, die reeds aan den gang is, kan door de Handelmaatschappij op eens verpletterd worden". Dit was al aanstonds de bedenking, die de tijdgenoot tegen de nieuwe vereeniging in't midden bragt. Deze bedenking is eene algemeene waarheid, waartegen echter eene andere kan worden aangevoerd, van tijden en omstandigheden uitgaande, die evenzeer is gegrond. In 1824 trad de Handelmaatschappijniet op als eene mededingster in de groote ondernemingen van dien tijd, want er werden door bijzondere kantoren toen geene groote ondernemingen gedaan. In tegendeel : ze zou 't voorbeeld geven en den bijzonderen ondernemingsgeest wekken. Was de overmagt van haar fonds te vreezen : de schuld lag bij de natie, die, om de zekerheid van de 4V8 p.c. rente, 't dubbele van't aangenomene kapitaal inschreef ; liever dan, op eigene schade en bate, hare gelden in eigene ondernemingen te wagen, en te beproeven, door eigene kracht en inspanning grootere voordeden te behalen, dan de koning rente verzekerde. - Gelijk de O. I. Compagnie, toen ze werd opgerigt, eene weldaad was voor haar tijd; was dit eveneens 't geval met de Handelmaatschappij. Ontaarden zulke inrigtingen meestal: van zelf komt er voor haar, hij veranderde omstandigheden, een tijd, waarin ze hebben uitgediend: maar de verdiensten harer oprigters blijven ongeschonden; tijdelijk waren ze weldadig. 'tCultuurstehel van den gouverneur-generaal van den Bosch, 1830-J833. Onder de verschillende inkomsten, met welke 't koningrijk der Nederlanden in zijne uitgaven voorziet, komt ook een post voor van eenige millioenen, onder den naam van de Oostindische baten bekend, d.i. 't zuivere
105
overschot, van 'tgeen de koloniën aan den Staat opbrengen, na aftrek der uitgaven, die ze van't rijk vorderen. In't moederland zijn belastingen in geld de gewone bron van 's lands inkomsten: in de Oost is een aanzienlijk deel van een anderen aard. 't Zijn 'daar, grootendeels, de voortbrengsels van den grond, gewassen voor de Europeïsche markten geschikt, die tegen een bepaalden prijs door de inlandsche bevolkingen aan de Regering worden geleverd. De winsten bij den verkoop komen ten voordeele van't rijk ; en de leveringen zelven vervangen daar, geheel of gedeeltelijk , de grond- en andere lasten, die in't moederland de ingezetenen aan't rijk opbrengen. Deze wijze van belasting te betalen met de voortbrengsels van den grond, in natura, heeft eenige overeenkomst met het gebruik, dat nog in enkele streken van ons land voortduurt, volgens 'twelk de pachter zijne huur niet in geld betaalt, maar die met de derde garve van de opbrengst van zijn akker voldoet, 't Is eene wijze van betalen, uit dien tijd overgebleven, toen't geld, minder dan thans, een algemeen ruilmiddel was voor alle soort van waarde. Met dit oud gebruik gaat in de Oost eene andere gewoonte gepaard, eveneens van vroegere dagteekening. Tot den tijd der Fransche omwenteling, behield, de wereld door, een land of provincie, wanneer het werd veroverd of aan een anderen staat onderworpen, gewoonlijk zijne vroegere inwendige regeling en wetten; 't veranderde alleen van heer; de vorm van beheer bleef nagenoeg gelijk. In zijne volle kracht, werd dit beginsel door de Compagnie, bij de voortgaande uitbreiding van haar gebied, op Java en in den geheelen Archipel gevolgd. Ze liet, in de onderworpene landstreken, niet alleen de inwendige burgerlijke inrigtingen der bevolkingen ongerept en ongeschonden; maar, onder hare opperheerschappij , verbleven ook de voormalige vorsten, nu gewoon-
106
lijk regenten genoemd, zoowel als hunne stamhuizen, in hun rang en regt van opvolging. Dit alleen: de regenten werden afhankelijk van de Compagnie; een Nederlandsch ambtenaar, resident, hun ter zijde gesteld, werd eigenlijk hun leidsman en voogd; terwijl hun tevens de verpligte levering van die of die voortbrengsels van verbouw werd opgelegd, 't Aandeel te bepalen, 'twelk ieder hunner onderhoorigen in de lasten zou dragen en van de voordeel en genieten, was een punt van hun inwendig beheer. Om niet hooger op te klimmen, sedert de O. I. Compagnie begonnen is koffie uit te voeren, is dit stelsel van levering in zwang. Bij herhaling is't uitgebreid en gewijzigd, meer of minder drukkend gemaakt voor den inlander, maar van natuur niet veranderd. De Staat, vroeger de Compagnie, is landheer; Java een uitgestrekt landgoed, bij gedeelten, tegen eene bepaalde opbrengst van eene voorgeschrevene soort van veld vruchten, naar vastgestelde overeenkomst, aan de hoofden der hoevenaars, als 't ware, verpacht. In 1830 en eerstvolgende jaren, verkeerden 'slands financiën in moeijelijke omstandigheden; de behoeften van 's rijks schatkist waren dringend ; tot eiken prijs moest er in voorzien worden: en't cultuurstelsel van van den Bosch werd ingevoerd. Om den nood te gemoet te komen, wenschte de Regering, door dat stelsel, spoedig en veel Indische producten te ontvangen en te gelde te maken. Er werd vastgesteld : iedere dessa, dorp, Avelke een l /s harer rijstvelden afzondert voor de teelt van een gewas, voor de markt van Europa geschikt, niet meer arbeid vorderende dan de rijstbouw; — is vrij van landrente. Hierbij deze gunstige bepalingen : zoo't product bij taxatie blijkt meer waarde te hebben, dan de landrente beloopt, komt dit meerdere ten voordeele der dessa. Misgewas komt voor rekening der Regering. De verpligting van den planter is afgeloopen met de rijpheid
107 van't g e w a s . Aan't stelsel van van den Bosch vooral wordt de meerdere opbrengst van de koloniën toegeschreven; van den anderen kant is't bekend dat de koffieteelt vooral tot die meerdere opbrengst bedraagt t Verdient hierom opmerking, dat de koffieteelt toen eigenlijk niet i n t stelsel was opgenomen. De koffielevering geschiedde niet tegen 1/5, maar tegen 2/6 landrente; de gedwongene koffieteelt, die plaats greep, werd niet door stelsel ingevoerd, maar alleen de verpligte levering aan't gouvernement van de belastingschuldige koffie (1). _
Aangenomen: die rijstvelden der dessa's waren uitgestrekt genoeg, om er, zonder nadeel voor de voeding, een vijfde van te kunnen afzonderen tot andere einden, dan scheen de maatregel, zoo als hij hier is voorgeschreven, mets stuitends te hebben: eene landbouwende bevolking, bij welke weinig geld in omloop is, betaalt liever in producten dan m specie. En de gedwongene levering aan de Regering, tegen billijke taxatie, was eveneens in't voordeel van den Javaan: ze onttrok hem aan de willekeur van Chinesche of Arabische opkoopers. Maar, volgens de berigten, beantwoordde de werkelijke uitvoering der regeling niet, aan 'tgeen ze voorschreef. Hier dit alleen: „Het gouvernement heeft altijd eenvoudig genomen en neemt nog de gronden, die't voor de teelt van producten voor de Europeïsche markt bestemt". Voortgaande zullen deze en andere misbruiken van het tegenwoordige stelsel door de Regering worden weggenomen. Maar dan nog blijft het de vraag, of de verpligte levering en gedwongene arbeid stand kunnen houden; of de Staat landbezitter, landheer en koopman moet blijden, gelijk hij nu is ; of dat de geheele tegenwoordige huishouding langzamerhand moet plaats maken voor vrijen arbeid en vrij verkeer, waardoor de bevolkingen, hier en ginds, zich krachtiger kunnen ontwikkelen; en de ruimere opbrengst van landrente, van in- en uitgaande regten, van alle directe en indirecte belastingen, gedeeltelijk aan de schatkist (1)
Bijdragen, IX, 8 en v.v.
108
die millioenen vergoeden, welke thans gedwongen verbouw en levering haar aanbrengen. Gezonde begrippen van volkswelvaart vorderen deze verandering evenzeer, als het tegengendeel in strijd is met de beginselen van Christelijke humaniteit. Afgescheiden van den invloed der partijschappen, schijnt er dan ook minder verschil over't behouden of verwerpen van het tegenwoordige stelsel, dan wel over den snelleren of trageren gang, die behoort genomen te worden, om tot een beteren toestand te geraken. Bij alle verschil van gevoelen, blijft één ding zeker: moeijelijk kan men, zonder de Oost, zich een Nederlandschen staat en eene Nederlandsche nationaliteit voorstellen; of beider voortduur van de Oost afscheiden. Met Indische schatten zijn, gedeeltelijk, onze meren droog gemalen, onze polders ingedijkt; onze vloten uitgerust. Is ons land arm aan vorstelijke paleizen, ' t i s , betrekkelijk, rijk aan kapitale burgerlmizen, uit eene ruime beurs gebouwd; niet eenig in de groote koopsteden van vroegeren tijd, maar ook in menige landstad worden ze gevonden. Wie liet ze zetten? Gewoonlijk is't iemand geweest, die met een groot fortuin uit de Oost was terug gekeerd. Evenzoo worden thans onze spoorwegen uit de Indische baten gelegd. Rijkdom nu en welvaart vormen nog geen staat; veel minder geven ze een eigenen volksgeest. Maar Nederland, als staat te klein om te wezen in't midden van magtigc volkseenheden, is, dooien met de Oost, groot en zelfstandig geworden; door en met de Oost, heeft het nog altijd eene zeemagt, die, hoe klein ook, eerbied verdient; een leger, bevelhebbers en legerhoofden, m strijd bij strijd geoefend en met roem gekroond En wordt een volk, zoo beperkt van grond- en taalgebied als 't onze, al ligt even kleinsteedsch van geest, als zijn vaderland klein is van omvang : een tweede Nederland, aan gene zijde der zeeën, verruimt den denkkring,
109 en opent een ontzaggelijk veld van ontwikkeling, ook voor de helderste en werkzaamste verstanden; een veld, waarop wetenschap en nijverheid, zelfs taal en letteren, zich een eigenen weg kunnen banen; waar 'tNeerlandsche volkskarakter zich in zijne eigenaardigheid kan voordoen, zonder door vreemde intellectuele overmagt gedrukt te worden, en onder dien druk zijne zelfstandigheid genoegzaam op te geven.
GOUVERNEURS-GENERAAL VAN NEERLANDSCH INDIE, 1010-1865.
van JOAN VAN HOORN, 1704—1709 ABRAHAM VAN RIEBEEK, 1709-1713
van 1 a 3 4 5
PIETER BOTH, 1610—1614(*) GERRIT EEYNST, 1614—1615 LAURENS REAEL, 1615—1618 JAN PIETERSZ. COEN, 1618—1622 PIETER CARPENTIER, 1622 1627
6 JAN PIETERSZ. COEN, 1 6 2 7
1629
7 JAQUES S F E C X ,
1629—1632
8 HENDRIK 13ROUWER,
1632
9
1635
ANTONIE VAN D T E M E N , 1 6 3 5 — 1 6 4 5
10 CORNELIS LIJN,
VAN DER 1613—1650
11 12 13 14
KAREL REYNIERSZ., 1 6 5 0 — 1 6 3 3 JOAN MAATSUYKER, 1633 1678 RIJKLOF VAN GOErsS, 1 6 7 8 — 1 6 8 1 CORNELIS (JANSZOON V) SPEELMAN, 1681—1684 15 JOHANNES CAMPHUYS,16S4—1691 16 -WILLEM VAN OUTHOORN, K,91—170t (*)
Volgens anderen, 1613.
CHRISTOFFEL
VAN
SWOL, 20
HENDRIK
1713-1718 ZWAARDE-
KROON, 1718-1725 MATHEUS DE HAAN, 1 7 2 5 — 1 7 2 9 Mr.DiDERiKDURVEN,1729—1732 Mr. DIRK V A N CLOON, 17 32—1735 ABRAHAM PATRAS, 1735—1737 ADRIAAN VALKENIER, 1737—1741 JOHANNES THEDENS (waarnemend), 1741—1743 27 GUST AAP WILLEM, B a ron VAN IMHOFF, 1743—1750
21 22 23 24 35 26
28 JACOB MOSSEL, 1750—1761 29 PETRUSALBERTUSVAN DER PABRA, 1761—1773 30 JEREMIAS VAN RIEMS1775-1777 DIJK ,
110 van
van
31 REINIER DE KLERK, 1 7 7 7 — 1 7 8 0 32 Mr. WILLEM ARNOLD ALTING, 1780—1796 33 PETRUS GERARÜUS VAN OVERSTRATEN, 1 7 9 6 — 1 8 0 1
42 CAREL SIRARDUS WILLEM, Graaf VAN HOOGENDORP (loaarn.), 1840—1841 43 Mr. PIETER MERKUS (loaarnemend), 1841—1844 u Mr. PIETER MERKUS, 1 8 4 4 — 1 8 4 4 44 J h r . JOAN CORNELIS
34 JOHANNES SIBERG, 1801 -1804 35 ALBERTUS HENRICUS WIESE, 1804 -1808 36 HERMAN WILLEM DAENDELS(l), 1808 -1811 37 GODERT ALEXANDER GERARD PHILIP.Baron VAN DER CAPELLEN, 1816 —1826 38 HENDRIK MERKUS DE KOCK (lditen.-gouv.generaal), 1826 -1830
45 JAN ^ACOB ROCHU8SEN, 1845—1851
39 JOHANNES, Graaf VAN
DEN BOSCH, 1830 -1833 40 JEANCHRÉTiEN.Baron BAUD (ad interim),
1833
-1836
41 DOMINIQUE JACQUES DE EERENS, 1836 -1840 (I)
REYysT(waarnemend),184:4:—1845
46 Mr.
GEORGE
isAäc
BRUCE (overled. vóór
zijn vertrek uit Nederland). 47 Mr. ALBERTUS JACOB DUYMAER VAN TWIST, 1851—1856 48 CHARLES FERDINAND PAHUD, 1856—1861 49 Mr. A. PRINS
(waar-
nemend), 1861—1861 50 Mr. LUDOLF ANNE JAN WILT,
Baron
SLOET
VAN DE BEELE,
1861
JAN WILLEM JANSSEKS, 1811—1811, Java Fransch; THOMAS STAMFOBT KAÏH-ES,
1811—1816 (en JOHK ÏEJSDAL, 1816—1816) Java Engelsen.
TITELS VAN DE A A N G E H A A L D E BOEKEN, voor zooverre ze minder vollediy in de noten zijn opgegeven.
w. A. EACHIESE, Volkomen géographie, voorheen ontworpen door Joan Iluiner i i.. Âmst, 1756. Nouvelle BIOGRAPHIE générale (niet universelle) sous la direction de M. le Dr. Hoefter torn I I , Par., 1855. Mr. A. BOGAEKS, De logt van Heemskerk naar Gibraltar, Haarl., 1860. BIJDRAGEN tot de kennis van liet staats-, prov. en gemeentebestuur in Ned., ui/j/, door Kr. W. B. Boer, enz., Bolt.
Ill ,- ,
BO.0H
Reizen vn Westmdie en door een gedeelte van Nordamerika,
;
;
,
;
,
;
;
CHUS,
O « « * *
7 l ^ ; t a ™ ;
<*
#
Nederlandse,
E. L I E S E N , M .
,
*
Vtr
*
1889, * L
<>.i.
.
Oostindische bezittingen onder het Restaur
den gouverneur-generaal 11. * . P . , UBrm., ß r
~
181*; ^
de b.Jagen 4 d m
des Fürsten Johan Morte van Nassau-Siegen,
p , DD BOIS, F i « & . gouver»t»rt-généra«z,
l* Baye,
Berl.,
van
fol 18«.
"6(5.
£ÄSSÜ-^-ÄS - w- « *-* - * J ï ^ i l L - « 7»**. * -*«* — * *—' ** **"** a'
* t r r t o « ^ » « * «*- - - « —* *
M M * 4 » . 10 d., 1 8 1 8 - 1 8 3 5 ; later herdrukt. „o n,.ehriii,i«ti der 0. I. etablissementen, Amst.,
l/a-.
w» Ar «M« r«K, 8 th., ArL. 1852. * * * * * ROEKEN, M " 4 7 tot na 1795 (P , « t o 00 d. JAKICON, De Republiek der Vereenigde Nederlanden, 1735, 4 cl. Jhr Mr. J. X. J DE JONGE, De opkomst van hel Nederl. gezag m 0. I., „
I " ' V N ' K T M T E N , Geschiedenis der Nederlander, builen Europa,
KOCH, Tableau des révolutions en Europe,
3 torn .Par.,
sGra,,
3 d „ Baart., 1831.
1823
i. xoK, Vaderlandsch woordenboek. 35 d. en 3 d. bijvoegsels, Amst.,
178o-1796.
E. HJZAO, BoUamteh
.
rijkdom, * d., UM.,
1801.
186.,
i|fM
„%
Rft
,
U ^ M E R C , K I C S , 1650-1690; M * . ^ " ^ i ^ £ £ * Zeilalters der Revolution,* h., * « . . , 184». B . o. .IEB.HR, M M . . „ U B Geschifte des Zeitalters der Entdekkingen, Statig., lSoS.
vandenBaronv.d.Capellen,Amst.,\m.
u
. . . . «imsillOT
Staatkundige geschriften,
. t o « . , 1784, 4 a.
' "—,ÎT-JTÎÎÎi ü i Vt —« - * VERBVEL, gehouden
door de U.a.
nepublgek -
n.
vu
* ' ' . ^ T ^ ^
j Ä
Ä
„
* , r. M M ,
» »
i r r ; / - - ^ s,, - «-^-g*« — — « * T AJ
'tVrrvole on W., 47 d., Amst., 1786—1811.
».Tl** £2Z ll
DI
7T !u>KEEn,
B M M
**-**?-
***
°'
* r « M M * , » «"band met de palaeontologieZaltb
Mr. L « « ««n», «m»*» - '
ls5 Ook w HoDaadMh
'-
1863.
"**"
113
B L A. D W U Z E R-
Bldz. Bourgonje, Hendrik van
Bldz. Acadie
. . .
84
Bovadilla, Francisco
30
Brasilië
Aerssens, Cornells van Afrika, ontdekkingen in J'Albuquerqne, Alphonsus Almagro, Diego de .
Alphonsus I Alphonsus V
.
61
8
Buitenzorg Bullen (pauselijke)
'9 16
87,
88
7, 10,
IB 15
Amboiua Amboina, moord van
15,
.
.
.
Antwerpen, O. I. waren te Archangel Aruba Australië, koloniën in Azië, ontdekkingen in
.
Cabot, Sebastiaan Cabrai, Tedro Alvares
53 59 10 95 97 33 40 29, 30 63, 64
Amerika, ontdekking van
.
.
72
5
Carpentaria, Golf van Carpentier, Pieter de Ceylon 61, 65, 75, 90,
95 °8
5
6
>
Cent»
33 Si
Cloon, Mr. Dirk van
. . . .
76,
Cochin
101 28, 89, 99 . . 50, 81 96, 101 66 30 67 66
Boni Bosch, cultnurstelael van v. il.,
70 77
Clive
97 5S 43
lul ei 53 1
9
oS
Ceram
96, 100 70 41, 42, 43
Batavia 57, 59, 64, Bataafsche Republiek, naam der; Bato,enz., Beeren-eilaml
Both, rieter Bouille, Mart)u s de
9
Cheribon Chinezen, moord der, 1740, . . . . Christiaanstad
Banu Bantam Barend», Willem
Bocton Bonaire Bongaïsebe tractaal
8
?>
Canada' 34, 8 i Canarische eilanden 6, 13 Capellen, G. A. G. P . , Baron van der 100
B.
Benkoolen Berbice Bewindhebber« der O. I. C. Billiton
*° 21
Calicut Camoëns, Louis de Camphuvs, Johannes
4 59 10
Avnhemsland Azoren .
32
Brouwer, Hendrik
8
Alting, Mr. Willem Arnold
Amiens, vrede van
21 en v.v.,
4 15
d'Almeida, Francisco
5 l s
77
«5,100
Colombo, =
6D
Columbo
Columbus, Christophorus, en zijne vier . 10, 11, 12, 13, 15,
Il)
Compagnie, O.I. 23,24, 25,32, 68, 81,93,
94
togten .
.
kamers der O. I . . ,i
oprigting der O. I.
.
.
50,
81
.
49
V. O. I *». 102 W . I . 22, 23, 24, 25, 30, 33 Constantin
71
CoranU n Cornelias., Cornelii van Enkhuizen
29
Cortcz, Ferdinand
14
I I
Cranganore
65
Creolen
19
114 Bldz. . 29
Bldz.
Crynsseu, Abraham Cuba
20,
21
Guyana . — Guajana .
Curaçao
20,
30
Gustavia
. 96, 98,
99 56
Hadji
. . . .
Dacndels, Herman Willem . Dale, Thomas. . . . Dam, van . . . . Declieux Demerary Desiraa
Guatemozin
.
liaan, Matheus de
.
.
.
66
Hagen, Steven van der .
76 . 29, 89, 82,
63
Hayti Handelmaatschappij . . Hassan, Oediu . . . .
61,
7 62
Heemskerk, Jacob . Heldendicht (epos).
34
Hendrik (de Kardinaal) . Hendrik de zeevaarder
Dias, Bartholomew . Diemen, Mr. Antonie au . Dominica Drakenstein . . . .
99
71
Durven, Mr. Diderik .
76,
77
. .
. .
Hoorn, Joan van .
.
.
Houtman, Cornells
.
.
.
. . .
76,
42, 43,
72, 73,
Hudde, Hendrik Eck, van
Hudson, Hendrik
21-,
Engelschc bezittingeu in Amerika . . Bssequebo 29, 89,
I. tmhoff, G. W. Indië
Factorijen der 0 . 1. C Ferdinand (van Airagon) Ferdinand V I I
54 .
.
.
Formosa JFranschc bezittingeu in Amerika . Frausche hoek .
71 91
G. 7,
Genua Geologie Goa Gua, NieuwGoens, Rijklof van Goudkust Gouverneurs-gen. van N. I. Guadeloupe Ga la.ihani
J.
65 33
.
Gama, Vasco de
05, .
.
10,
11 58,
Fnkcnius, Simon Hendrik .
Baron \ in
Isabella (van Castilië) . . Isabella (eerste stad in de nieuwe wereld
20 Jacatra . . . Jacobse, Jan .
Jafiiapatam Janssens, Jan Willem Japan
.
.
.
J.IV.I
.
. . . .
53, 69, 96
37 8 1
.
.
Joan 1 .
.
.
Joan I I
.
.
7
S
Joan IV
.
.
61
9
Joan V I .
72
Joupandaiii
7 109 33 12
K. Kaap Bojador
77 7o 51
53, . . . 34 102 en v.v.
45, Huana Capae, twist tusschen de zonen van
E.
14
. . 28, 90 . . . . 33
115 Bldz.
Bldz. Ka.i|) Cod Kaap de Goede Hoop 7, 7 ' , Kaap llenlopen Kaap Verd, — Groene Kaap Karcl I I (van Engeland) . Kavel 111 (van Spanje) . . Karel V, keizer . . . . Keyzer, Pieter Dircks . . Klerk, Reinier de . . . . Koen, Jan Pietersz. . . . Koffietcelt in N. I. . Koloniën (of volkplantingen) » ,,
Griekscho . Plioeiiicische
. .
»
Romeinschc.
.
5, 96, ntd.) . .
27,
Î4 99
Matelief, Cornelis .
.
Mestisen .
.
.
.
35
Mexico Minuit, Peter
.
7 36
17 40 . 87, 8S 56, 59, 00 73, 74 4 , 2, 3, 14. 15,
.
. .
. .
Landak Leenen, regte of kwade . Les Saintes
.
98 90
.
41,
47
.
19
.
[.inschoten, Jan Huyglien v» .
.
.
Lusiadc Lijn, Cornelis van der
.
.
103 22 12 46
91 14 96 . 95, Neerlandsch Indié . . . 65, 89, 90 Negapatam, ~ Negapatnam 40 Newfoundland 2S New-Vork 27 Nieuw-Amsterdam . 44 24, 25, 32, Nienw-Nederland . 9b Noordwijk . . 4 1 , 42, 43 Nova-Zembla
Neder-CaliforniG
34
29 29 88 23 33, 34 15 41. 43 48 38
Lissabon
.
.
.
.
9 04 Olinda . Ontdekkingen , der Portugezen
M. Biaatsuyker, Joan , Macasser . . . . Madeira, =r Madera Madoera . . . May, Jan Corn. Malacca . . . . Manau. . . . Manhattan . . Maria Galante . . Marlborough. . Marowyne . . Martinique . . Mataram . . . .
. . . 53, 08,
Natividad Neck, Jacob Cornelis/.. van Nederburgh, Mr. Sebastiaan Cornelis van 33,
.
24 74
Xaanilooze maatschappij . . Nassau, Julian Manrits van
. .
Lom-k, Hendrik
. .
N.
L. . .
. .
.
3
. 2,
Krawang
I.a Désirade Lampsins, Adriaan Lampsins, Cornelis
.
19 20
. . 14 79, 80
Montezuma . . Mossel, Jacob . . Moucheron, Baltha ar Mulatten .
53
. 14, 13, .
Mokka Molenvliet . Molukkeu . . . .
20
.
. .
. .
.
64 i n v.v. 05, 96 6 80 44
8, 61, 100, 101 65 25
Oorlog 1780 Outhoorn, Willem van . POuverture, Toussaint Ovando, Nicolas Overeenkomst tusschen
Columbus
eu
Ferdinand Ovcrstratcii, Mr.PieterGerardusvan 87
11 89
P.
33 101 . . .
29
. 33, 31
78
Padang Palacca
.69, 70, 71,
80
Palembang
.
.
5 en v.v. SS en v.v. 72. 73 . . 84 . . 13
.
S9 66 65
116 Bldz. Paiiaroekan 97 Parra, Petrus Albertus van der . . . 80 Patras, Abraham 70, 77
S.
Pontianak
88
Bldz. Saba 31, 89 Saraarang 70 Samboupo 67 Sambowa 90 San Jorge da Mina, = St. George del Mina 7 San Salvador 22 Sebastiaan, koning van Portugal . . . 38 Siberg, Johannes US Sierra Leona 7 Sinkapore 100 Soerabaya 80 Sold, Paulus van 54 Sousa, Thomas de 21 Specx, Jaques 61, 63 Speelman, Cornelis (Jansz.) . 00, 67, 72
Porto-Ilico, = Spaansch : Puerto R. (d.i. rijke haven)
20
Spitsbergen Stel, Simon van der
Porto-Santo Porto-Seguro Portugal
10 21 39
Patriciërs
S3
Paus Alexander VI
16
Paus Nicolaas V Pedro I , keizer van Brasilië . . . .
15 23
Peere, Abraham van
28
Penn, Willem Peru Philips I I
30 18 38
14,
Pizarro, Francisco Plaucius, Petrus Plantage
14, 42, 45,
Pondicbery
70,
6, 5, 38,
Punto Gale Puriteinen
15 47 30 73
61 35
Q. Quakers
86 K.
Raffles, Thomas Stamford
. . .
99, 101
Raleigh, Walter Reael, Laurens Récif
36 56 22,
23
Reizen, eerste, der Ncd. naar Indië 44 en v.v. Reynicrsz., Karcl Reynst, Gerrit Rembang
64 58 80
43 71
Stel, Willem Adriaan van der.
. . .
71
Stellenbosch Stuyvezandt, l'etrus St. Barthélémy
71 27 33
St. Croix St. Domingo
33 34
St. Eustatiiis 31, 89, 90 St. George del Mina, = San George da Mina, = S. G. del M. {il, Tortug., = del ltaliaansch, = van île ; gcwoonverkeerd S. G. d'Elmina) St. John St. Martin
. . . .
St. Thomas Sumatra
31,
33 33 89
31,
33
05, 96, 101
Suriname Suriname, sociëteit van . . . . . .
29 30
Swol, Christofl'el van.
73
. . . .
72,
Republiek der Vereen. Neder.. .81 en v.v. Riebeek, Abraham van . . . . 72, 73
Tabago
20
Riebeek, Jan van
73
Tafelbaai
71
Riemsdijk, Jeremias van Rodney
87 31
Terceira
62
Tcrnatc
53
Roldan, Francisco
13
Rome, regering van oud-
71,
3
Terra Firma (d.i. 't vaste land) Thedens (of Thecdcns), Johannes
. . . 76,
19 79
Rijp, Jan Cornelisz
42
Timor
Rijswijk
98
Togten der Nederl. om de Noord 87 en v.v.
96
117 Bldz.
BldzTordesillas
.
16
Toscanelli.
.
.
10
Trincomal'—i
.
90
V. Valasquez Valkenier, Adriaan
30 _ T>
Vrede, 1783 Vuijst, Pieter
w. Wacrwijk, Wijsbrand van
11
.
. 46, 47
53 0S
Weltevreden
Westgothcu Westindië, Nederlandsch . . 24, 8 AViese, Albertus Henricus 20 Klein Venetië) . . 11 Willekcns, Jacob Vera-C'rux Willem IV 99 Verdrag met Engeland, 1824 . . . . Witsen, Nicolaas Vcreenigde Staten van Noordamerika . 35 77 Versluis Y. 53 Victoria Volkplantingen in Amerika. . 18 en York, hertog van (later Jacobus I I ) . 33 „ Deensche 33 ,, Franschc Z. „ Nederlandschc. 23 en v.v. . Portugesche . . . . 21 . . Zeelandia 18 Spaanschc . . Zoutman, Johan Arnold 33 . Zweedsche 72, Zwaardekroon . . . Volksverhuizingen * .
.
.76,77,7»,
86
Venetië Venezuela (lett. =
Vrede, 1763
34.
32 98 2Î
M |0
27
5S 89
73
35
VERBETERINGEN.
De opgaaf bij DaendeU van Banc» en Billiton, al, Ned. bezittingen reeds m zrjn tïjd (overgenomen o
bldz. 9 6 ) , is in strijd met de officiële opgaven, bldz. 100en 101
an gecne waarde. -
Trincomalc, was b,j de Compagnie: Trinconomalc
kaartL thans Trincomali of - , . dolid. -
Frykenius is Simon Hen rik F .
Valadolid
De onderscheiding Tant adjectiv. onz. enkelv., met of zonder ,
keurig in acht genomen; hier en daar staat « » . voor « »
op
en alzoo e mees e 1, 11a-
» niet naauw-
Ideaen, voor Indiaen ; Fran-
eiuo, voor Francisco; aanvaarde; enz., zijn drukfouten. -p . . . ,,,,,, , , . 450 cl lang, 280 cl breed; is zód overgenomen c, IV. o-rootte van St. Eustatius, bldz. al. *ou ei laut, u
J7TL, j-m. *«*— o***
l9 dlt
'i^ir
W p e n zeer uiteen: ^ (1756): -de omtrek is 5 uren gaans r W « B * ^ .Slecht, een" [geographischeP] .vierkante mijl groot", J. KmrEK (1866). .naauwelij« G mijl". Bldz. 6 1 , r. 7 , 1829; lees: 1629.
,.
^_
d
I