BIJLAGE 7
OMSCHRIJVING, RISICO’S EN VERRICHTINGEN EN MARKTEN
COMPLEXITEIT
VAN
FINANCIËLE
INSTRUMENTEN,
Om de opstelling van beleggingsprofielen mogelijk te maken, deelt de Beursvennootschap de verschillende financiële instrumenten in risicoklassen in. Zij hanteert hierbij een risicoschaal waarbij: 1 staat voor het laagste risico 5 staat voor het hoogste risico FINANCIEEL INSTRUMENT: Cash Omschrijving Cash zijn beleggingen in Euro of een andere munt die op rekening bij een financiële instelling worden geplaatst. Cash gelden kunnen onmiddellijk beschikbaar zijn in kas, op een zicht- of spaarrekening, of belegd zijn tegen een vooraf vastgestelde rente via een termijnrekening, schatkistcertificaten, of een commercial paper waarbij de looptijd maximaal één jaar bedraagt. Complexiteit Cash is een niet-complex financieel instrument. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer cash belegd is in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement rechtstreeks beïnvloeden. Risico classificatie door de Beursvennootschap: Risico klasse 1
FINANCIEEL INSTRUMENT: Aandeel Omschrijving Een aandeel in een vennootschap is een financieel instrument dat aan de Houder de eigendom geeft van een deel van de vennootschap. Dit eigendomsrecht is niet beperkt in de tijd. Het geeft recht op een deel van de winst (in geval die wordt uitgekeerd, heet dit en ontvangt de Houder een “dividend”), een deel van de goederen van de vennootschap in geval van vereffening, en op stemrecht tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders (behalve als het aandelen zonder stemrecht betreft). Complexiteit Een aandeel is een niet-complex financieel instrument. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een aandeel op een beurs noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement van de aandelenbelegging rechtstreeks beïnvloeden. Wanneer een aandeel in Euro op een beurs noteert maar de onderneming een belangrijk deel van haar omzet of kosten realiseert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro een impact hebben op het bedrijfsresultaat van de onderneming. In dat geval beïnvloedt het wisselkoersrisico onrechtstreeks de koers van het aandeel. Insolvabiliteit: De resultaten van de onderneming kunnen dermate slecht evolueren dat de vennootschap in vereffening moet treden. In dat geval kunnen de aandeelhouders hun geïnvesteerd kapitaal gedeeltelijk of volledig verliezen. Aandeelhouders behoren namelijk tot de laatste groep van schuldeisers die delen in een eventueel batig saldo van de vereffening. Beleggers in aandelen genieten bijgevolg niet van kapitaalbescherming. Volatiliteit: De beurskoers van een aandeel kunnen aanzienlijk schommelen, afhankelijk van de door de onderneming behaalde resultaten en de fluctuaties op de beurzen. De mate waarin de koers van een aandeel meer (> 1) of minder (< 1) schommelt dan de index van de beurs waarop het aandeel noteert, wordt uitgedrukt door de factor Bèta. Liquiditeit: Kleine ondernemingen zijn soms moeilijk verhandelbaar omdat er dagelijks maar een beperkt aantal aandelen van eigenaar verwisselen. Dit kan een prijsprobleem vormen wanneer de Houder (een groot aantal) aandelen wenst te verkopen. De aandelenkoers van een kleine onderneming kan makkelijker gemanipuleerd worden dan die van een groot bedrijf. Kleine ondernemingen met een beperkte beurswaarde (uitgedrukt door de marktkapitalisatie = aantal aandelen x de prijs per aandeel) zullen ook minder makkelijk kunnen genieten van voordelige financieringsvoorwaarden. De Beursvennootschap beschouwt ondernemingen met een marktkapitalisatie van minder dan 25 miljoen EUR als klein. Dividend onzekerheid: De onderneming kan een moeilijke periode doormaken en daarom haar dividend verlagen of zelfs laten wegvallen. Dividenduitkomsten zijn bijgevolg variabel.
Versie 1 oktober 2010
Pagina 1/13
BIJLAGE 7
Beursnotering: Afhankelijk van de markt waarop een vennootschap noteert, aandeel minimum normen qua rapportering van financiële cijfers opgelegd. markten zijn die normen echter laag (bv. Vrije markt, openbare veiling). Risico classificatie door de Beursvennootschap: o Aandelen met een marktkapitalisatie van 25 mio EUR of meer: o Aandelen met een marktkapitalisatie van minder dan 25 mio EUR:
wordt aan een Voor sommige
Risico klasse 3 Risico klasse 4
FINANCIEEL INSTRUMENT: Obligatie Omschrijving Een obligatie vertegenwoordigt een vordering van de Houder op een uitgevende instelling (deze laatste wordt de “emittent” genoemd). Een obligatie levert een Houder periodiek een rente op gedurende een vooraf bepaalde looptijd Deze rente kan een vast percentage zijn of een variabele rentevoet. Aan het einde van de looptijd heeft de Houder recht op terugbetaling van het kapitaal (ook de “nominale” waarde genoemd) overeenkomstig de bij de emissie vastgestelde voorwaarden (meestal à 100%). Er zijn verschillende soorten van obligaties, waaronder: Euro obligatie: een Euro-obligatie is een lening die tegelijk wordt uitgegeven op verschillende kapitaalmarkten. Staatspapier: een obligatie uitgegeven door een overheid. In België zijn dit bijvoorbeeld staatbons, staatsleningen en lineaire obligaties (olo’s). Kasbon: een obligatie uitgegeven door een financiële instelling gericht naar haar eigen cliënteel. Zero-bond: keert tijdens de looptijd geen rente uit, maar kapitaliseert de interesten en betaalt deze op de eindvervaldatum aan de Houder uit. Een nieuwe obligatie wordt een primaire lening genoemd. Na hun inschrijving worden obligaties verhandeld op de secundaire markt die al dan niet gereglementeerd kan zijn. Complexiteit Een obligatie is een niet-complex financieel instrument. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een obligatie noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement van de obligatiebelegging rechtstreeks beïnvloeden. Insolvabiliteit: De resultaten van de emittent kunnen dermate slecht evolueren dat de vennootschap in vereffening moet treden. In dat geval kunnen de obligatiehouders hun geïnvesteerd kapitaal gedeeltelijk of volledig verliezen. Als schuldeiser heeft een obligatiehouder een voorrecht op de aandeelhouders in geval van een eventuele verdeling van een batig vereffeningsaldo. Onafhankelijke, gespecialiseerde firma’s schatten het risico op insolvabiliteit in. Dergelijke ratingbureaus bepalen de kredietwaardigheid van een emittent niet alleen op het moment van de uitgifte van de obligatie, maar ook tijdens haar looptijd. Een rating is bijgevolg een fluctuerende risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Hoe slechter de rating, hoe meer risicovergoeding de obligatiehouder aan de emittent zal vragen en hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een ratingverlaging tijdens de looptijd van een obligatie, heeft meestal een prijsdaling tot gevolg. Bekende ratingbureaus zijn Standard & Poors en Moody’s. Beiden representeren de allerbeste kwaliteit met drie a’s. Hoe minder letters en hoe meer men in het alfabet afdaalt, hoe lager de kwaliteit. Internationaal worden courant volgende onderverdeling aanvaard (weergegeven in S&P symbolen): “Investment grade”: AAA, AA+, AA, AA-, A+, A, A-, BBB+, BBB, BBB “Junk bonds”: BB+, BB, BB-, B+, B, B-, CCC, CC+, CC, CC-, C+, C, C Volatiliteit: De koers van een obligatie kan doorheen haar looptijd schommelen. De prijs van een obligatie daalt wanneer de marktrente voor een vergelijkbare (resterende) looptijd stijgt. De mate van prijsdaling bij een marktrentestijging van 1%, wordt de duratie genoemd. Hoe langer de resterende looptijd van een obligatie, hoe hoger haar duratie. Liquiditeit: Soms heeft een emittent maar een beperkt kapitaal nodig en schakelt hij voor de inschrijving maar een zeer beperkt aantal financiële instellingen in. Dit kan de secundaire verhandeling nadien benadelen in volume en in prijszetting. Achtergesteld: Obligatiehouders kunnen afstand doen van hun voorrecht als schuldeiser in geval van een vereffening. Achtergestelde obligatiehouders worden bij een eventuele verdeling als allerlaatste bedeeld. Voor dit extra risico worden zij door de emittent (meestal) vergoed met een hogere rente. Ratingbureaus houden rekening met het achtergestelde karakter wanneer zij een rating toekennen aan een obligatielening.
Versie 1 oktober 2010
Pagina 2/13
BIJLAGE 7
Vervroegde terugbetaling: De emittent voorziet bij een obligatielening soms in een recht tot vervroegde terugbetaling van zijnentwege. Dit gebeurt aan vooraf bepaalde voorwaarden. In voorkomend geval dient de obligatiehouder dit op te volgen om derving van rente te voorkomen. Variabele rente: Kunnen vooraf bepaalde rentevoeten zijn (bv. Step-up leningen) of kan bepaald worden door een renteformule. In dat laatste geval heeft de obligatiehouder geen zekerheid omtrent toekomstige rentevoeten. Risico classificatie door de Beursvennootschap: o Obligaties met rating AAA, AA+, AA, AA-, A+, A, A-, BBB+, BBB, BBB- : Risico klasse 2 o Obligaties met rating BB+, BB, BB- : Risico klasse 3 o Obligaties met rating B+ of lager: Risico klasse 4 o Obligaties zonder rating worden ingedeeld in Risico klasse 3.
FINANCIEEL INSTRUMENT: European Medium Term Note (EMTN) Omschrijving De uitgifte van een schuldinstrument kan gebeuren ofwel via de publicatie en goedkeuring van een prospectus dat specifiek voor die uitgifte werd opgesteld, ofwel binnen het kader van een groter uitgifteprogramma dat werd goedgekeurd door een toezichthouder. Dit uitgifteplatform wordt een EMTN genoemd. Het vermindert aanzienlijk de kosten en werk dat gepaard gaat met elke uitgifte binnen dit programma. Bovendien verhoogt het de flexibiliteit voor de emittent op vlak van de uitgiftetiming en de kenmerken van het schuldpapier (munt, achtergesteldheid, looptijd, vaste of variabele rentevoet,…) die daardoor op maat van zowel de uitgever als de beleggers gemaakt kunnen worden. Binnen een EMTN kan een emittent bijgevolg diverse soorten obligaties uitgeven gespreid in de tijd, waarbij hij vrij is in de keuze van munt, structuur, plaatsingswijze en looptijd. Complexiteit Een EMTN waarvan de kenmerken overeenkomen met die van een gewone obligatie, is een niet-complex financieel instrument. Wanneer de kenmerken van de EMTN niet overeenkomen met die van een gewone obligatie, dan zal de complexiteit afhangen van de structuur van de EMTN. Risico’s Volatiliteit: Hoewel de structuur van een EMTN in regel overeenkomt met die van een obligatie, kunnen afwijkende, onderliggende kenmerken tot gevolg hebben dat de koers van de EMTN afwijkt van die van een gewone obligatie. De overige risico’s van een gewone obligatie blijven gelden. Risico classificatie door de Beursvennootschap: o Wanneer de kenmerken van de EMTN overeenkomen met die van een gewone obligatie: EMTN met rating AAA, AA+, AA, AA-, A+, A, A-, BBB+, BBB, BBB- : Risico klasse 2 EMTN met rating BB+, BB, BB- : Risico klasse 3 EMTN met rating B+ of lager: Risico klasse 4 o Wanneer de kenmerken van de EMTN niet overeenkomen met die van een gewone obligatie, dan zal de risico classificatie afhangen van de structuur van de EMTN. FINANCIEEL INSTRUMENT: Opties Omschrijving Bij een optieovereenkomst verwerft de koper (de Houder) het recht om een onderliggend actief (een effect, een index, een metaal, een munt,…) te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een vooraf vastgelegde prijs (uitoefenprijs) gedurende een bepaalde periode (Amerikaanse optie) of op een bepaalde vervaldag (Europese optie), mits betaling van een premie. De verkoper van de optieovereenkomst (de Schrijver) verbindt zich ertoe op het moment van de uitoefening van de optie het onderliggend actief ofwel te leveren (calloptie) ofwel te kopen (putoptie) aan de uitoefenprijs. 1. Aankoop van een call (ten einde te speculeren op een stijging) Een onderliggend aandeel is 100 EUR waard. De houder koopt voor 10 EUR een calloptie waarvan de uitoefenprijs 100 EUR is. Veronderstel dat op de vervaldag de koers van het onderliggend aandeel 130 EUR bedraagt. Dan oefent de houder de call uit door het aandeel te kopen aan 100 EUR. Hij kan het aandeel onmiddellijk doorverkopen op de beurs en een winst realiseren gelijk aan het verschil tussen de koers en de uitoefenprijs, namelijk 30 EUR. Hij heeft hierbij kunnen profiteren van een hefboomeffect, immers: Het geïnvesteerd bedrag was maar 10 EUR en niet 100 EUR.
Versie 1 oktober 2010
Pagina 3/13
BIJLAGE 7
De gerealiseerde winst bedraagt 20 EUR (30 EUR minus de betaalde 10 EUR), hetgeen 200% betekent op het geïnvesteerde bedrag. Wanneer de houder het aandeel had gekocht in plaats van de calloptie, had zijn winst maar 30% bedragen. Indien het aandeel op vervaldag echter minder dan 100 EUR waard is, oefent de houder de call niet uit – hij heeft er immers geen belang bij een aandeel te kopen van 100 EUR dat op de beurs minder kost – en verliest de aankoopprijs van de call, zijnde 10 EUR. De houder van een calloptie kan zijn geïnvesteerd bedrag bijgevolg volledig verliezen. 2. Verkoop van een call (in afwachting van een lichte daling) De verkoper van een aankoopoptie ontvangt onmiddellijk de premie van deze optie. Daartegenover moet hij zich onderwerpen aan de wil van de koper van deze optie en ten allen tijde ingaan op diens vraag van uitoefening. Aldus in het geval dat de koper – wanneer het onderliggende aandeel meer dan 100 EUR waard is – de optie uitoefent, zal de verkoper van de optie verplicht zijn dit aandeel te verkopen aan 100 EUR, een prijs die lager is dan de marktkoers. Zijn theoretisch verlies is daarbij onbeperkt en kan de verkregen premie (ruim) overstijgen. Wanneer het onderliggende aandeel echter minder dan 100 EUR waard is, zal de optie niet uitgeoefend worden door de koper. De verkoper heeft de premie van 10 EUR verworven, hetgeen zijn maximale winst is. Het gaat dus om een transactie die heel riskant kan blijken voor een verkoper die speculeert op de daling van het onderliggend aandeel, tenzij die verkoper de nodige onderliggende aandelen in bezit heeft. 3. Aankoop van een put (ten einde te speculeren op een daling) Door een verkoopoptie te kopen, heeft de Houder het recht tot op de vervaldag het onderliggende aandeel te verkopen aan de uitoefenprijs. Hij betaalt bijvoorbeeld 9 EUR voor het recht een effect te verkopen aan 100 EUR. Wanneer op de vervaldag het onderliggende aandeel meer waard is dan 100 EUR, oefent hij zijn optie niet uit – hij heeft er immers geen belang bij een aandeel te verkopen aan 100 EUR wanneer het op de beurs meer waard is. Het gevolg hiervan is dat hij de 9 EUR put aankoopprijs verliest. De houder van een putoptie kan dus zijn geld volledig verliezen. Wanneer daarentegen de koers onder de 100 EUR gaat, zal hij zijn optie uitoefenen door het onderliggende aandeel te verkopen aan een hogere prijs dan de marktprijs. Zijn winst zal gelijk zijn aan het verschil tussen 100 EUR en de koers van het aandeel, te verminderen met de eerder betaalde 9 EUR. De aankoop van een put wordt ook toegepast wanneer men in het bezit is van de onderliggende waarde en deze wenst te beschermen in het geval van een verwachte koersdaling. Deze toepassing heet “hedging” en kan in zekere mate vergeleken worden met het afsluiten van een verzekeringspolis. 4. Verkoop van een put (in afwachting van een lichte stijging) De schrijver van de verkoopoptie verkrijgt het bedrag van de premie (bijvoorbeeld, 9 EUR, wanneer de uitoefenprijs 100 EUR is), maar neemt het risico van uitoefening door de houder op zich. Wanneer de koers van het onderliggende aandeel boven de 100 EUR stijgt, zal de houder de optie niet uitoefenen. De verkoper heeft de premie van 9 EUR verworven, hetgeen zijn maximale winst is. Wanneer de koers van het onderliggende aandeel daalt, zal de schrijver van de put echter verplicht zijn het te aandeel kopen aan 100 EUR van de houder. Hij zal dus het verschil verliezen tussen 100 EUR en de koers van het aandeel. In geval van een sterke daling, kan zijn verlies aanzienlijk zijn en de verkregen premie (ruim) overstijgen. Een optieovereenkomst noteert in regel op een gereglementeerde markt die een optiemarkt wordt genoemd. De prijs of premie van een optie varieert in functie van vraag, aanbod en een theoretisch berekenbare prijs (in functie van marktprijs, uitoefenprijs, resterende looptijd, volatiliteit van de onderliggende waarde,…). Zowel de houder van een optie als de schrijver kan zijn recht (resp. plicht) steeds voor vervaldag doorverkopen (resp. terugkopen) in de markt. De intrinsieke waarde van een calloptie is het verschil tussen de marktprijs van de onderliggende waarde en de uitoefenprijs. De intrinsieke waarde van een putoptie is het verschil tussen de uitoefenprijs en marktprijs van de onderliggende waarde. De intrinsieke waarde van een optie kan positief of nul zijn, maar nooit negatief. De optiepremie zal altijd minstens de intrinsieke waarde waard zijn. Het stuk van de optiepremie dat haar intrinsieke waarde overstijgt, heet de tijdswaarde. De tijdswaarde vermindert in functie van de afnemende looptijd. Elke optieovereenkomst slaat op een bepaald aantal van de onderliggende waarde. Dit heet de contractgrootte. Bij transacties dient de optiepremie en de uitoefenprijs steeds met de contractgrootte vermenigvuldigd te worden. Complexiteit Een optie is een complex financieel instrument.
Versie 1 oktober 2010
Pagina 4/13
BIJLAGE 7
Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een optie noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement van de optiebelegging rechtstreeks beïnvloeden. Anderzijds bepaalt de munt waarin het onderliggend effect noteert of het meeste van haar omzet in realiseert, onrechtstreeks de waarde van de optiepremie. Premieverlies: De houders van een calloptie of een putoptie kunnen aanzienlijke verliezen lijden en hun geïnvesteerd bedrag zelfs volledig verliezen. Volatiliteit: Omwille van het hefboomeffect (waarbij een optiepremie altijd minstens gelijk zal zijn aan haar intrinsieke waarde) kan de prijs van een optie fors fluctueren. Tussentijdse inkomsten: Het bezit van een optierecht geeft geen enkel recht op tussentijdse inkomsten van de onderliggende waarde (bv. dividend of couponrente). Financieel verlies dat hoger kan oplopen dan het verkregen bedrag: zie uitleg bij de verkoop van een call en de verkoop van een put. Financiële verplichtingen die aanleiding geven tot het verstrekken van een waarborg (“margin”): o De schrijver van een calloptie kan verplicht worden de onderliggende waarde te leveren. De Beursvennootschap kan de nodige onderliggende waarde hiervoor blokkeren. o Indien de schrijver van een calloptie de onderliggende waarde niet in zijn bezit heeft (“naakt schrijven”), zal hij in geval van uitoefening deze eerst in de markt moeten aankopen om de effecten nadien te kunnen leveren aan de houder. De marktprijs kan hierbij vele malen hoger liggen dan de uitoefenprijs die nadien ontvangen wordt. Indien de Beursvennootschap naakt schrijven zou toestaan, zal het een waarborg vragen aan de schrijver om dit financiële risico op te vangen. Deze gewenste zekerheid varieert met de marktprijs van de onderliggende waarde waardoor bijkomende marge-opvraging nadien steeds mogelijk is. o De schrijver van een putoptie kan verplicht worden de onderliggende waarde te kopen aan een prijs die vele malen hoger ligt dan de marktprijs op het moment van uitoefening. De Beursvennootschap zal een waarborg vragen aan de schrijver om dit financiële risico op te vangen. Deze gewenste zekerheid varieert met de marktprijs van de onderliggende waarde waardoor bijkomende marge-opvraging nadien steeds mogelijk is. Risico classificatie door de Beursvennootschap: Risico klasse 5
FINANCIEEL INSTRUMENT: Warrants Omschrijving Een callwarrant (resp. putwarrant) is een recht om een onderliggende waarde te kopen (resp. te verkopen) tegen een vooraf bepaalde prijs binnen een vooraf bepaalde periode. De warrant lijkt daarmee in verschillende opzichten op een optie. Toch bestaan er een aantal duidelijke verschillen: De emittent van een warrant is ofwel een onderneming die via de warrants later nieuwe aandelen wil creëren en bijgevolg haar kapitaal zal verhogen(“ongedekte warrants”), ofwel een gespecialiseerde instelling waarvan de warrants slaan op effecten die reeds bestaan. De emittent van een optie is de georganiseerde markt waarop de opties worden verhandeld. De uitoefening van opties leidt daarom nooit tot de creatie van aandelen, bij de uitoefening van ongedekte warrants kan dat wel. De tegenpartij van de warranthouder is altijd de emitterende vennootschap, de tegenpartij van een optiehouder is een andere belegger. De uitoefenperiode van warrants is meestal langer dan bij opties. De handel in warrants vindt plaats op de aandelenbeurs, terwijl de georganiseerde markt voor opties een specifieke beurs is. Een warrant kan niet geschreven worden: men kan enkel het warrantrecht kopen. Complexiteit Een warrant is een complex financieel instrument. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een warrant noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement van de warrantbelegging rechtstreeks beïnvloeden. Anderzijds bepaalt de munt waarin het onderliggend effect noteert of het meeste van haar omzet in realiseert, onrechtstreeks de waarde van de warrantpremie. Premieverlies: De houders van een callwarrant of een putwarrant kunnen aanzienlijke verliezen lijden en hun geïnvesteerd bedrag zelfs volledig verliezen. Volatiliteit: De intrinsieke waarde van een warrant wordt op dezelfde wijze berekend als die van een optie. Omwille van het hefboomeffect (waarbij een warrantpremie altijd minstens gelijk zal zijn aan haar intrinsieke waarde) kan de prijs van een warrant fors fluctueren.
Versie 1 oktober 2010
Pagina 5/13
BIJLAGE 7
Tussentijdse inkomsten: Het bezit van een warrantrecht geeft geen enkel recht op tussentijdse inkomsten van de onderliggende waarde (bv. dividend of couponrente). Risico classificatie door de Beursvennootschap: Risico klasse 5
FINANCIEEL INSTRUMENT: Converteerbare obligaties Omschrijving Een converteerbare obligatie is een obligatie waar bijkomend een kooprecht (= callwarrant) voor de Houder in verwerkt is. Gedurende de looptijd ontvangt de Houder periodiek couponrente. Op eindvervaldatum heeft de Houder het recht en de keuze om aan de emittent de terugbetaling van de nominale waarde te vragen in geld of in een vooraf bepaald ander effect (dat de “onderliggende waarde” wordt genoemd). De voorwaarden van deze mogelijke conversie (omwisselingperiode, conversieprijs, …) worden reeds bij de uitgifte vastgelegd. Een conversierecht voor de Houder heeft gewoonlijk een lagere couponrente tot gevolg, in vergelijking met de marktrente die van toepassing is op het moment van uitgifte voor een eenzelfde looptijd. Zolang ze samen worden verhandeld, zal de koers van de converteerbare obligatie "cum warrant" noteren. Worden ze van elkaar gescheiden, dan spreekt men van een notering "ex warrant". Vanaf dat ogenblik wordt de warrant afzonderlijk genoteerd van de obligatie. De converteerbare obligatie wordt dan een gewone obligatie met behoud van de (lage) couponrente, de eindvervaldatum en de terugbetalingsvoorwaarden in geld. Complexiteit Een converteerbare obligatie is een complex financieel instrument. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een obligatie noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement van de obligatiebelegging rechtstreeks beïnvloeden. Anderzijds bepaalt de munt waarin het onderliggend effect noteert of het meeste van haar omzet in realiseert, onrechtstreeks de waarde van de obligatiebelegging. Insolvabiliteit: Aangezien de Houder steeds het recht heeft om op eindvervaldag uitbetaling in geld te vragen, situeert het insolvabiliteitrisico voor de Houder zich ten opzichte van de emittent van de obligatie en niet ten opzichte van de onderliggende waarde. Volatiliteit: De koers van een converteerbare obligatie schommelt doorheen haar looptijd op tweeledige wijze. Wanneer de marktkoers van de onderliggende waarde lager is dan de conversiekoers, dan komt het koersverloop overeen met die van een vergelijkbare obligatie qua couponrente en resterende looptijd. Wanneer de marktkoers van de onderliggende waarde hoger is dan de conversiekoers, dan komt het koersverloop overeen met die van de onderliggende waarde (rekening houdend met de conversievoorwaarden). De overige risico’s van een gewone obligatie blijven gelden. Risico classificatie door de Beursvennootschap: o Obligaties met rating AAA, AA+, AA, AA-, A+, A, A-, BBB+, BBB, BBB- : Risico klasse 2 o Obligaties met rating BB+, BB, BB- : Risico klasse 3 o Obligaties met rating B+ of lager: Risico klasse 4
FINANCIEEL INSTRUMENT: Reverse convertible Omschrijving Een reverse convertible is een financieel instrument waar bijkomend een koopplicht (= verkochte put) voor de Houder in verwerkt is. Gedurende de looptijd ontvangt de Houder periodiek couponrente. Op eindvervaldatum heeft de emittent het recht en de keuze om de Houder terug te betalen in geld of in een vooraf bepaalde onderliggende waarde (bv. één of meer aandelen). De voorwaarden van deze mogelijke conversie (onderliggende waarde, omwisselingperiode, conversieprijs, conversiemethode,…) worden reeds bij de uitgifte vastgelegd. Een conversieplicht voor de Houder heeft gewoonlijk een hogere couponrente tot gevolg, in vergelijking met de marktrente die van toepassing is op het moment van uitgifte voor een eenzelfde looptijd. Complexiteit Een reverse convertible is een complex financieel instrument. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een reverse convertible noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement van de belegging
Versie 1 oktober 2010
Pagina 6/13
BIJLAGE 7
rechtstreeks beïnvloeden. Anderzijds bepaalt de munt waarin het onderliggend effect noteert of het meeste van haar omzet in realiseert, onrechtstreeks de waarde van de belegging. Insolvabiliteit: Dit risico is dubbel voor de Houder. Enerzijds moet de emittent in staat zijn om zijn verplichtingen na te komen. Anderzijds kan de Houder ook uitbetaald worden in de onderliggende waarde waarvoor het insolvabiliteitrisico ook geldt. Volatiliteit: De koers van een reverse convertible schommelt doorheen haar looptijd op tweeledige wijze. Wanneer de marktkoers van de onderliggende waarde hoger is dan de conversiekoers, dan komt het koersverloop overeen met die van een vergelijkbare obligatie qua couponrente en resterende looptijd. Wanneer de marktkoers van de onderliggende waarde lager is dan de conversiekoers, dan komt het koersverloop overeen met die van de onderliggende waarde (rekening houdend met de conversievoorwaarden). Een reverse convertible geniet bijgevolg niet van de koersbescherming van een gewone obligatie, maar valt in dezelfde risicogroep als de onderliggende waarde. De overige risico’s van een gewone obligatie gelden. Risico classificatie door de Beursvennootschap: o Reverse convertible met rating tot en met BB- : Risico klasse 3 o Reverse convertible met rating B+ of lager: Risico klasse 4
FINANCIEEL INSTRUMENT: Futures Omschrijving Een futurecontract (termijncontract) is een gestandaardiseerde overeenkomst tussen twee partijen, waarbij de verkoper van het contract zich verplicht een zekere hoeveelheid van een bepaalde onderliggende waarde (valuta’s, marktindexen, edele metalen, olie, levensmiddelen, grondstoffen,…) te leveren tegen een gefixeerde prijs en de koper zich verplicht deze hoeveelheid af te nemen. De daadwerkelijke betaling vindt plaats op de leveringsdatum. Een futurecontract kan bijgevolg zowel worden gekocht (longpositie) als worden verkocht (shortpositie). In het eerste geval bent u verplicht het onderliggende goed te kopen, in het tweede geval dient u het te leveren. De standaardisering slaat op de te verhandelen hoeveelheid van het product, de kwaliteit, het tijdstip en de plaats van levering. Voor bepaalde futures kan het zijn dat er echt fysieke goederen ontvangen of geleverd moeten worden. Bij andere futures vindt er een geldverrekening plaats. Futures worden verhandeld op de beurs. De waarde van een futurecontract is het verschil tussen de marktpijs en de gefixeerde prijs van de onderliggende waarde. Dit verschil wordt uitgedrukt in punten. Elk punt moet vermenigvuldigd worden met de handelseenheid van de future (bv. 200 EUR). Hoewel de daadwerkelijke levering pas plaats vindt op de eindvervaldag, vindt er bij beursgenoteerde futures dagelijks een verrekening plaats. Aan het eind van de dag wordt gekeken of een belegger winst of verlies heeft (verschil in punten ten opzichte van de slotkoers van de vorige transactiedag) en dat wordt verrekend op zijn financiële rekening (verschil in punten vermenigvuldigd met de handelseenheid van de future). Om zeker te zijn dat ook bij verlies aan de future verplichting voldaan kan worden, moet bij het aangaan van de futurepositie een zekerheid gestort worden in de vorm van een geldbedrag (“margin”). Zijn de dagelijkse verliezen zodanig dat er onvoldoende margin is, dan vindt een marge-opvraging (“margin call”) plaats en wordt de belegger verzocht om geld bij te storten. Complexiteit Een future is een complex financieel instrument. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een future noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement van de futurebelegging rechtstreeks beïnvloeden. Anderzijds bepaalt de munt waarin het onderliggend effect noteert of het meeste van haar omzet in realiseert, onrechtstreeks de waarde van de future. Verlies: Omdat de marktprijs van een onderliggende waarde tot nul kan dalen, bedraagt het maximale verlies de marktprijs aan punten bij instap vermenigvuldigd met de handelseenheid van de future. Volatiliteit: Omwille van het hefboomeffect kan de waarde van een future fors fluctueren. Basisrisico: De waardeberekening van een future is eenvoudiger dan die van een optiepremie: een future bevat namelijk geen tijdswaarde. Nochtans zal haar waarde niet exact gelijk zijn aan haar intrinsieke waarde. Dit verschil wordt de basis genoemd en bevat de “cost of carry” (het verschil in kosten en opbrengsten die voortvloeien uit het effectief bezitten van de onderliggende waarde ten opzichte van het bezitten van de future). De basis kan onverwacht fluctueren ten gevolge van schommelingen van rente, dividenden, opslag- en transportkosten,…
Versie 1 oktober 2010
Pagina 7/13
BIJLAGE 7
Tussentijdse inkomsten: Het bezit van een future geeft geen enkel recht op tussentijdse inkomsten van de onderliggende waarde (bv. dividend of couponrente). Financiële verplichtingen die aanleiding geven tot het verstrekken van een waarborg (“margin”): o De verkoper van een future is verplicht om de onderliggende waarde te leveren. De Beursvennootschap kan het nodige aantal onderliggende waarde hiervoor blokkeren. o Indien de verkoper van een future de onderliggende waarde niet in zijn bezit heeft (“naakt schrijven”), zal hij bij uitoefening deze eerst in de markt moeten aankopen om nadien te leveren aan de koper. De marktprijs kan hierbij vele malen hoger liggen dan de gefixeerde prijs die nadien ontvangen wordt. Indien de Beursvennootschap naakt schrijven zou toestaan, zal het een waarborg vragen aan de schrijver om dit financiële risico op te vangen. Deze gewenste zekerheid varieert met de marktprijs van de onderliggende waarde waardoor bijkomende marge-opvraging steeds mogelijk is. o De koper van een future is verplicht de onderliggende waarde aan te schaffen aan de gefixeerde prijs die vele malen hoger kan liggen dan de marktprijs op het moment van uitoefening. De Beursvennootschap zal een waarborg vragen aan de koper om dit financiële risico op te vangen. Deze gewenste zekerheid varieert met de marktprijs van de onderliggende waarde waardoor bijkomende marge-opvraging steeds mogelijk is. Risico classificatie door de Beursvennootschap: Risico klasse 5
FINANCIEEL INSTRUMENT: Instelling voor Collectieve Beleggingen (ICB) Omschrijving ICB's zijn instellingen die het kapitaal beheren dat door een groep beleggers wordt gestort. De individuele stortingen vormen samen één grote beleggingsportefeuille. Het gemeenschappelijke beheer van deze kapitalen biedt voor kleine, individuele portefeuilles de mogelijkheid tot : gespreide beleggingen waardoor de waarde van de portefeuille niet te veel beïnvloed wordt door de koersevolutie van één belegging; toegang tot markten die anders moeilijk toegankelijk zijn voor hen; in bepaalde gevallen een beter kostenbeheer (bv. fiscale vrijstelling bij dividenden). De ICB's moeten voldoen aan een aantal verplichtingen die bedoeld zijn om beleggers te beschermen: Er moet een commissaris-revisor worden aangesteld om de jaarrekeningen te controleren De beheerde kapitalen moeten bij een vergunde financiële instelling worden gedeponeerd Er moeten een uitgifteprospectus en financiële verslagen worden gepubliceerd Er dienen strikte beleggingsregels te worden nageleefd. ICB’s kunnen periodiek een coupon uitkeren of hun inkomsten kapitaliseren. Op juridisch vlak zijn er twee soorten van ICB’s: Contractuele fondsen hebben geen rechtspersoonlijkheid. Ze worden juridisch niet als een aparte entiteit beschouwd. Het vermogen van deze fondsen is onverdeeld. Zij zijn in feite de gewone "beleggingsfondsen", een term die vroeger op het totaalpakket van de collectieve beleggingen sloeg. Statutaire ICB's bezitten wel rechtspersoonlijkheid, in de vorm van een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op aandelen. Deze ICB's zijn beter bekend onder de afkorting BEVEK (BEleggingsvennootschap met VEranderlijk Kapitaal, ook “sicav” genoemd) die vrij hun beheerd kapitaal kunnen verhogen of verlagen door respectievelijk nieuwe aandelen uit te geven en oude aandelen terug te kopen, en BEVAK (BEleggingsvennootschap met VAst Kapitaal, ook “sicaf” genoemd) die werken met een vast beheerd kapitaal. Een andere structurele opdeling betreft die tussen open en gesloten fondsen. Een “Open End” fonds laat doorlopend nieuwe beleggers toe, aanwezige beleggers kunnen op elk moment uit het fonds stappen. Transacties gebeuren op basis van een periodiek berekende intrinsieke fondswaarde (ook “Net Asset Value” of “Netto Inventaris Waarde” genoemd). Als er meer beleggers toetreden dan uittreden, krijgt het fonds vers kapitaal ter beschikking. Men zal dan ook nieuwe deelbewijzen creëren. Als meer beleggers uitstappen dan er nieuwe toetreden, zal het vermogen van het fonds afnemen. De beheerders moeten dan een deel van het belegde kapitaal te gelde maken, om de uittreders terug te betalen. Een aantal deelbewijzen wordt vernietigd. In “Closed End” fondsen worden geen deelbewijzen toegevoegd of vernietigd. Een belegger kan slechts tot het fonds toetreden indien een houder van deelbewijzen wil verkopen. Wie wenst te verkopen, dient eerst een koper te vinden. De koers wordt bijgevolg bepaald door vraag en aanbod, zodat dit soort fondsen tal van karakteristieken van een gewoon aandeel bezit. Een ander gevolg is dat de koers van een "closed end" fonds gevoelig kan afwijken van de intrinsieke
Versie 1 oktober 2010
Pagina 8/13
BIJLAGE 7
waarde van het fonds. Er kan sprake zijn van een agio (premie) of een disagio (korting) ten opzichte van de intrinsieke waarde. Fondsen kunnen ook ingedeeld worden op basis van hun beleggingspolitiek: Eén product : aandelen, obligaties, cash, grondstoffen, onroerend goed,… Sectoren : bio-technologie, banken, informatica,… Landen/regio’s : China, Zuid-Amerika, West-Europa,… Gemengd : verschillende producten worden samen gebruikt in het beheer. Venture capital : neemt participaties in niet-beursgenoteerde ondernemingen. Dakfondsen : fondsen die in andere fondsen beleggen. Pensioenspaarfondsen : afzonderlijke groep waarbij beleggers fiscale voordelen genieten. Trackers of Exchange Traded Funds (ETF) zijn beursgenoteerde beleggingsfondsen. Hun doel is qua koers zo nauwkeurig mogelijk die van een gevizeerde onderliggende waarde te volgen. Een “hedge fund” Is een soort privaat beleggingsfonds met ruime mogelijkheden om een rendement te genereren, onafhankelijk van de richting van de beurs. Door beperkte openstelling voor particuliere beleggers hoeft een hedgefonds aan veel minder regelgeving te voldoen. Hedgefondsen proberen onder alle omstandigheden een positief rendement te behalen, en zijn daarom niet te vergelijken met de rendementen die behaald worden op de aandelenbeurzen. Dit streven naar een "absolute return" gecombineerd met een ogenschijnlijk laag risico en lage correlatie met de rest van de markt maakt deze hedgefondsen populair onder grote beleggers, zoals pensioenfondsen. Hedge funds maken gebruik van onder andere: opties, converteerbare, obligaties, short gaan in aandelen of obligaties, beleggen met extra geleend kapitaal bovenop het geïnvesteerde vermogen van de beleggers (leverage), ingewikkelde constructies zoals rente- en volatilityswaps, handelen in termijncontracten op energie en grondstoffen. Complexiteit Een ICB is een niet-complex financieel instrument op voorwaarde dat: De ICB niet in complexe financiële instrumenten belegt. In de structuur van de ICB geen complexe financiële instrumenten verwerkt zijn, met uitzondering van fondsen die kapitaalsgarantie bieden. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een ICB noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt t.o.v. de Euro het rendement van de fondsbelegging rechtstreeks beïnvloeden. Belegde investering: De risico’s van een ICB zijn die van de producten waarin geïnvesteerd wordt, maar lager omwille van het gespreide karakter van de beleggingen. Insolvabiliteit: Een beleggingsfonds is een rechtspersoon die in regel het beheer toewijst aan één financiële instelling en voor de uitvoering van transacties en de bewaring der tegoeden in de portefeuille beroep doet op een andere financiële instelling. Het segregatieprincipe dat voor Belgische ICB’s van toepassing is, geldt niet automatisch voor alle beleggingsfondsen wereldwijd. Beleggen in een ICB houdt met andere woorden een risico op insolvabiliteit van het fonds en/of haar beheerder in. Transparantie: Een gedetailleerd overzicht van de activa waarin een ICB belegt, is niet altijd en/of voldoende beschikbaar. Evenmin heeft een belegger altijd 100% inzage in alle kosten die door een ICB aangerekend wordt. Risico classificatie door de Beursvennootschap: o Cash of monetaire fondsen : Risico klasse 1 o Fondsen met kapitaalsgarantie die niet alleen in cash beleggen : Risico klasse 2 o Fondsen zonder kapitaalsgarantie : de risico indeling van de belangrijkste activa waarin de ICB belegt. In geval van gelijkwaardige beleggingen in activa met verschillende risico classificatie, zal de ICB ingedeeld worden in de hoogste risico categorie van die activa. o Hedge funds: Risico klasse 4
FINANCIEEL INSTRUMENT: Vastgoedcertificaten Omschrijving Een vastgoedcertificaat is een effect dat de houder recht geeft op een evenredig gedeelte van de inkomsten uit een gebouw. Hij deelt tevens in de opbrengst wanneer het gebouw verkocht wordt. Een
Versie 1 oktober 2010
Pagina 9/13
BIJLAGE 7
vastgoedcertificaat ontstaat doordat een gespecialiseerde vennootschap op zoek gaat naar interessante vastgoedbeleggingen: een bestaand gebouw of een nieuw project. De kostprijs van het totale project wordt verdeeld over een aantal certificaten met een vaste uitgifteprijs. Deze worden uitgedragen naar de particuliere en de institutionele beleggers via een onderhandse of publieke plaatsing. Juridisch gesproken heeft de bezitter van een vastgoedcertificaat geen enkel eigendomsrecht op het gefinancierde gebouw. De financiële groep die het patrimonium beheert, blijft eigenaar. Puur economisch bevindt de certificaathouder zich in dezelfde situatie als de eigenaar die een gebouw koopt of laat optrekken, het nadien in verhuring geeft en tenslotte verkoopt. Juridisch zijn vastgoedcertificaten roerende waarden die een schuldvordering op de financiële groep impliceren. Ze verliezen bijgevolg hun statuut van onroerende belegging. De overdracht van de certificaten is dus niet onderworpen aan bijkomende kosten zoals registratierechten, schrijfgeld en andere notariskosten. De meeste vastgoedcertificaten in België werden uitgegeven onder de vorm van leasingcertificaten. Complexiteit Een vastgoedcertificaat is een niet-complex financieel instrument. Risico’s Wisselkoersrisico: Wanneer een ICB noteert in een andere munt dan Euro, kan de ontwikkeling van die munt ten opzichte van de Euro het rendement van de fondsbelegging rechtstreeks beïnvloeden. Rendement: Qua rendement zijn leasingcertificaten vergelijkbaar met een belegging in obligaties gekoppeld aan de index. Maar vastgoedcertificaten hebben nooit een vaste interest, noch een vaste terugbetalingsprijs. Het rendement is onderhevig aan de geïndexeerde huurinkomsten en aan de waarde van grond en gebouwen op einddatum. De elementen die het rendement beïnvloeden, zijn: de aard van het vastgoed, de solvabiliteit van de huurder, de situatie op de markt, de overeengekomen huurprijzen en de inflatie. Een aantal van deze factoren is niet op voorhand in te schatten, zodat bij het uiteindelijke rendement een vraagteken dient geplaatst. Het risico bij vastgoedcertificaten ligt dus hoger dan bij staatsleningen of bij obligaties van uitstekende debiteuren. Liquiditeit: Vastgoedcertificaten worden verhandeld op de openbare veiling of op een gereglementeerde aandelenmarkt. De transactiekoers komt tot stand op basis van vraag en aanbod. Verhandelde volumes kunnen laag zijn, waardoor prijzen soms bokkensprongen kunnen vertonen. Volatiliteit: De koers van een vastgoedcertificaat is gevoelig voor conjunctuurwijzigingen, leegstand, onderhoud- en renovatiekosten, schommelingen in inflatiecijfers en lange termijn rentevoeten. Risico classificatie door de Beursvennootschap: Risico klasse 3
FINANCIEEL INSTRUMENT: grondstoffen en edele metalen Omschrijving Grondstoffen zijn fysieke materialen zoals katoen, vee, graan, olie, ijzer, koper, nikkel, enzovoort. Goud en zilver behoren binnen de grondstoffen tot de groep der edele metalen. Complexiteit Fysiek goud en zilver zijn niet-complexe financiële instrumenten. Grondstoffen waarin belegd wordt via beleggingsfondsen, futures of termijncontracten zijn complexe financiële instrumenten. Risico’s Wisselkoersrisico: Vrijwel alle grondstoffen noteren in USD hetgeen rechtstreeks of onrechtstreeks een wisselkoersrisico inhoudt ten opzichte van de EUR. Volatiliteit: Voorraden in grondstoffen zijn soms schaars. Aanvoer kan soms tijdelijk beperkt zijn. Het aantal spelers op de markt is eerder beperkt. De transparantie op grondstoffen markten is eerder beperkt. Dit kan soms leiden tot bruuske prijsbewegingen. Verdoken kosten: Fysieke grondstoffen dienen opgeslagen en getransporteerd te worden. Dit kan leiden tot bijkomende kosten bij het doorrollen van termijncontracten op grondstoffen. Rendement: Grondstoffen genereren geen inkomsten (dividend of rente). Risico classificatie door de Beursvennootschap: Fysiek goud/zilver: Risico klasse 3 Grondstofbeleggingen via fondsen, futures en termijncontracten: Risico klasse 4
Versie 1 oktober 2010
Pagina 10/13
BIJLAGE 7
FINANCIEEL INSTRUMENT: Turbo / speeder / sprinter Omschrijving Een turbo (ook bekend als speeder of sprinter) is een beleggingsproduct dat de mogelijkheid biedt om met een hefboom te beleggen in onderliggende waarden zoals aandelen, beursindices, valuta, obligaties, grondstoffen en beleggingsfondsen. Turbo´s zijn ontwikkeld door de ABN AMRO bank/RBS die in Nederland de naam als handelsmerk heeft vastgelegd. Daarom bieden andere banken een soortgelijk product aan onder een andere naam. Met een turbo kan men speculeren op een stijging (turbo long) of een daling (turbo short) van de onderliggende waarde. Bij de aankoop van een turbo neemt de bank een positie in de onderliggende waarde in. Een deel van die kosten wordt gefinancieerd door de belegger, de rest door de bank die hiervoor interesten aanrekent aan de belegger. Om beider investering niet in gevaar te brengen, wordt in een turbo een stop loss ingebouwd. Hierdoor wordt de positie in de turbo automatisch gesloten van zodra de koers van de onderliggende waarde onder een vooraf bepaalde prijs daalt (voor turbo’s long) of stijgt (voor turbo’s short). In tegenstelling tot opties hebben turbo’s geen vastgestelde looptijd en dus ook geen tijdswaarde. Complexiteit Turbo’s zijn complexe financiële instrumenten. Risico’s Premieverlies: De houders van een kunnen hun geïnvesteerd bedrag volledig verliezen. Het verlies kan echter nooit groter zijn dan het geïnvesteerde bedrag. Beleggen in een turbo geeft daarom geen aanleiding tot het verstrekken van een waarborg (“margin”). Volatiliteit: Omwille van het hefboomeffect kan de prijs van een turbo fors fluctueren. Koersvorming: Hoewel turbo’s op effectmarkten verhandeld worden, kunnen grote verschillen tussen de koop- en verkoopkoers voorkomen. Insolvabiliteit: Bij faillissement van de financiële instelling die de turbo uitgeeft, kan een belegger verlies lijden. Tussentijdse inkomsten: Het bezit van een optierecht geeft geen enkel recht op tussentijdse inkomsten van de onderliggende waarde (bv. dividend of couponrente). Risico classificatie door de Beursvennootschap: Risico klasse 5
FINANCIELE VERRICHTING: Wisseltermijncontract Omschrijving Een wisseltermijncontract is een aankoopovereenkomst van een muntenkoppel tegen een vooraf vastgelegde wisselkoers, maar met levering en betaling op een later bepaalde contractdatum. De termijnkoers wordt beïnvloed door de huidige wisselkoers (spotkoers) tussen de twee betrokken deviezen en het intrestverschil tussen de twee uitgewisselde munten. Het report vertegenwoordigt het renteverschil dat bij de spotkoers wordt gevoegd, het deport vertegenwoordigt het renteverschil dat van de spotkoers wordt afgetrokken. Termijnkoers = Spotkoers + report (negatief intrestverschil tussen de hoofdmunt en de verhandelde munt) Termijnkoers = spotkoers – deport (positief intrestverschil tussen de hoofdmunt en de verhandelde munt) Risico’s Wisselkoersrisico: De munt waarmee een wisseltermijncontract moet betaald worden, kan ongunstig fluctueren voor een belegger. Wanneer deze niet (of onvoldoende) in het bezit is van het te betalen bedrag, dan bestaat het risico dat de belegger die munt moet aankopen ten laatste vlak voor de contractdatum aan een duurdere wisselkoers dan de voordien vastgelegde termijnkoers van het wisseltermijncontract. Looptijd: Hoe groter de resterende looptijd, hoe groter de kans op wisselkoers schommelingen. FINANCIELE MARKT: Gereglementeerde markt Omschrijving Een gereglementeerde markt is een handelsplatform waarop meerdere vragers en aanbieders van financiële instrumenten transacties in deze instrumenten kunnen verrichten. Voor financiële
Versie 1 oktober 2010
Pagina 11/13
BIJLAGE 7
instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, gelden specifieke eisen gelden inzake onder meer uitgifte van prospectussen, publicatie van (half)jaarcijfers en publicatie van koersgevoelige informatie, alsook openbare informatie zowel vóór als na de handel informatie betreffende bied- en laatprijzen, de diepte van de markt, de prijs, het tijdstip en de omvang van de transactie. Deze transparantieverplichting zijn afhankelijk van het type handelssysteem (bijv. een centraal orderboek, een periodieke veiling of een quote-driven systeem). Beleidsbepalers van een gereglementeerde markt worden getoetst op betrouwbaarheid en deskundigheid. Voorts zijn er bij wet strenge eisen geformuleerd qua financiële waarborgen en het afwikkelingssysteem. Voorbeelden zijn de beurzen van Euronext, Londen, Frankfurt, New York, Tokyo,… Risico’s Limietprijs: De transactieprijs wordt bepaald door vraag en aanbod. Door geen limietkoers op te geven, loopt men het risico transactieverplichtingen aan te gaan tegen fors afwijkende prijs dan wat een Cliënt aanvankelijk in gedachten had. Liquiditeit: Niet alle effecten worden op een gereglementeerde markt even courant verhandeld. Financiële instrumenten waarvan het gemiddelde, dagelijks verhandelde volume beperkt is, kunnen problemen scheppen qua koersvolatiliteit en qua mogelijkheid tot volledige uitvoering. FINANCIELE MARKT: Multiateral Trading Facility Omschrijving Een Multilateral Trading Facility (MTF) is een handelsplatform waarop meerdere vragers en aanbieders van financiële instrumenten transacties in deze instrumenten kunnen verrichten. Het exploiteren van een MTF is een vergunningplichtige beleggingsactiviteit die zowel door een beleggingsonderneming als door de exploitant van een gereglementeerde markt kan worden verricht. De specifieke eisen gelden inzake onder meer uitgifte van prospectussen, publicatie van (half)jaarcijfers en publicatie van koersgevoelige informatie die gelden voor financiële instrumenten die worden verhandeld op een gereglementeerde markt, gelden afhankelijk van de feitelijke situatie, niet of gedeeltelijk voor effecten die op een MTF worden verhandeld. De organisatorische eisen waaraan een MTF dient te voldoen, zijn gelijk aan de eisen voor een beleggingsonderneming. Zo dient er een procedure te zijn voor privé-transacties en dienen maatregelen ter voorkoming van belangenverstrengeling te worden getroffen. Verder dienen de door de MTF gehanteerde systemen en procedures adequaat te zijn. Dit betekent onder meer een effectief risicomanagement en een efficiënte afhandeling van transacties. De handel op een MTF dient eerlijk en ordelijk te verlopen. Transparante handelsregels uit de MiFID dienen dit te garanderen. Verder gelden verschillende eisen met betrekking tot het openbaar maken van koersen en transactiegegevens. Deze specifieke eisen betreffen de weergave van actuele bied- en laatprijzen, de diepte van de markt en de tijdige openbaarmaking van transacties. Beleidsbepalers van een gereglementeerde markt worden getoetst op betrouwbaarheid en deskundigheid. Risico’s Limietprijs: De transactieprijs wordt bepaald door vraag en aanbod. Door geen limietkoers op te geven, loopt men het risico transactieverplichtingen aan te gaan tegen fors afwijkende prijs dan wat een Cliënt aanvankelijk in gedachten had. Liquiditeit: Niet alle effecten worden op een gereglementeerde markt even courant verhandeld. Financiële instrumenten waarvan het gemiddelde, dagelijks verhandelde volume beperkt is, kunnen problemen scheppen qua koersvolatiliteit en qua mogelijkheid tot volledige uitvoering. Transparantie genoteerde effecten: Er worden minder gedragsregels opgelegd aan ondernemingen die op een MTF noteren. Dit kan leiden tot onvoorziene koersschommelingen. FINANCIELE MARKT: Niet-gereglementeerde markt Omschrijving Een niet-gereglementeerde markt voldoet niet aan de bepalingen van artikel 2, 5° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en ze komt dus niet voor op de lijst die de Europese Commissie heeft opgesteld krachtens de beleggingsdiensten richtlijn. Niet-gereglementeerde markten kunnen verschillenden doelstellingen hebben. Zij kunnen bestemd zijn voor het promoten en stimuleren van kleine en middelgrote ondernemingen, voor de verhandeling van gestructureerde producten of van euro-obligaties. Op vele niet-gereglementeerde markten hebben de houders van dergelijke markten geen verplichtingen inzake reporting. De in de media en op Internet aangekondigde prijzen vertegenwoordigen enkel de prijzen van enkele markthouders voor een welbepaald aantal verhandelde aandelen en bieden geen
Versie 1 oktober 2010
Pagina 12/13
BIJLAGE 7
transparantie noch uitvoeringsgaranties qua prijs of tijdstip van uitvoering. Dit type van markt biedt dus geen garanties inzake transparantie. De meeste van deze markten zijn ook niet geautomatiseerd, waardoor de orders manueel worden uitgevoerd. De uitvoering van de orders gebeurt vnl. via telefonisch contact. , zodat in geval van een hoog ordervolume of bij een toegenomen volatiliteit van het aandeel, de markthouder moeilijk toegankelijk kan zijn. Evenmin zijn weinig regels van kracht op de financiële informatieverstrekking van genoteerde aandelen naar beleggers toe. Voorbeelden zijn de Vrije Markt en Alternext in Brussel, EasyNext in Lissabon, de telefoonmarkt voor euro-obligaties, … Risico’s Limietprijs: De transactieprijs wordt bepaald door vraag en aanbod. Door geen limietkoers op te geven, loopt men het risico transactieverplichtingen aan te gaan tegen fors afwijkende prijs dan wat een Cliënt aanvankelijk in gedachten had. Liquiditeit: Niet alle effecten worden op een gereglementeerde markt even courant verhandeld. Financiële instrumenten waarvan het gemiddelde, dagelijks verhandelde volume beperkt is, kunnen problemen scheppen qua koersvolatiliteit en qua mogelijkheid tot volledige uitvoering. Transparantie genoteerde effecten: Er worden nauwelijks gedragsregels of informatieverplichtingen opgelegd aan ondernemingen die op een niet-gereglementeerde markt noteren. Dit kan leiden tot onvoorziene koersschommelingen. Transparantie transactieprijzen: Er gelden nauwelijks reportingregels. Er gelden bijgevolg geen garanties qua uitvoeringsprijs of –tijdstip. Prijzen kunnen afwijken van koersen die aangekondigd worden in de media of op internet. Werkwijze transactie uitvoering: Orders worden manueel uitgevoerd. De uitvoering van de orders gebeurt vaak via telefonisch contact. In geval van een hoog ordervolume of bij een toegenomen volatiliteit van het aandeel, kan de markthouder moeilijk toegankelijk zijn. Deze Bijlage 7 maakt wezenlijk deel uit van de overeenkomst tot opening van een cliëntrekening.
Versie 1 oktober 2010
Pagina 13/13