OMGEVINGSVERGUNNING verleend aan
RMD B.V. ten behoeve van de activiteit het bouwen van een bouwwerk en het milieuneutraal veranderen van de inrichting "het realiseren van een tweede naverbrander, een nieuwe Iuchtfilterinstallatie en wijziging van de terreinafscheiding"
(locate: Oosterhorn 24 te Farmsum)
Groningen, 4 maart 2014 Procedure nummer 911357 zaaknr. 506442
Inhoudsopgave 1.
1.1 Onderwerp 1.2 Besluit 1.3 Rechtsmiddelen 1.5 Ondertekening en verzending 2.
VOORWAARDEN BOUW
4.1 Start bouwwerkzaarnheden 4.2 Voorwaard(en)op grond van de bouwverordening: 4.3 Uit het oogpunt van (constructieve) veiligheid 4.4 Op grond van de bouwverordening 4.5 Bodernwerkzaamheden 5.
5 5 5 5 5 5
OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN
3.1 Het (ver)bouwen van een bouwwerk 3.2 Milieu 4.
3 3 4 4
OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL
2.1 Huidige vergunningsituatie 2.2 Bevoegd gezag 2.3 Volledigheid aanvraag, opschorting en verlengen van de beslisterrnijn 2.4 Procedure (regulier) en zienswijzen 2.5 Adviezen en documenten 3.
3
OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT
VOORSCHR1FTEN MILIEU
5.1 Lucht
6 6 7 10 10 10 10 10 11 12 12
Groningen, 4 mart 2014 zaaknr. 506442 Verzonden: 4 maart 2014 Gedeputeerde Staten van Groningen beschikken hierbij op de aanvraag van RMD B.V. om een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo). Het project is kortweg te omschrijven als het realiseren van een tweede naverbrander, een nieuwe luchtfilterinstallatie en wijziging van de terreinafscheiding. Het project is nader omschreven in de aanvraag om vergunning. De aanvraag heeft betrekking op de inrichting gelegen aan de Oosterhorn 24 te Farmsum.
1. OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 1:1 Onderwerp Gedeputeerde Staten van Groningen hebben op 22 oktober 2013 een aanvraag orn een omgevingsvergunning ontvangen van RMD B.V., geregistreerd ander nummer 911357. Er wordt vergunning gevraagd voor de volgende activiteit(en): het bouwen van een bouwwerk ingevolge artikel 2.1, eerste lid, ander a, Wabo; - een milieuneutrale verandering van de inrichting of de werking van de inrichting ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder e, sub 2 jo artikel 3.10, derde lid, Wabo); 1.2 Besluit Gedeputeerde Staten van Groningen besluiten: 1. aan RMD B.V., gelet op artikel 2.1 eerste lid ander a en e van de Wabo, de omgevingsvergunning te verlenen overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden; 2. dat de vergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten en werkzaamheden: - milieuneutraal veranderen van de inrichting of de werking van de inrichting; - (ver)bouwen van een bouwwerk. 3. dat aan de vergunning de bijgevoegde voorschriften zijn verbonden; 4. dat de volgende bij de aanvraag bijbehorende stukken deel uitmaken van de vergunning: •
Verkennend bodemonderzoek metaalpark 10 Farmsum, d.d. 16 oktober 2013, rapportnr. 13305.;
•
Tekening: Overzicht RMD nieuwe situatie aanvraag, d.d. 25-11-2013;
•
Notitie: Milieuneutraal veranderen RMD te Delfzijl, d.d.19 december 2013, kenmerk NO011218062ADS-srb-V02-NL;
•
Notitie: Emissieonderzoek milieuneutrale aanvraag RMD, d.d. 29 januari 2014, Kenmerk N002-1218062HJR-rlk-V01-NL;
•
Notitie: Bijlage: Notitie Emissieonderzoek milieuneutrale aanvraag RMD, d.d. 29 november 2013, kenmerk N003-1218062ADS-V01;
•
Notitie: Aanvullende gegevens aanvraag rnilieuneutraal veranderen RMD te Delfzijl, d.d. Datum 27 januari 2014, kenmerk N001-1218062EBA-V01;
• Notitie werking naverbrander. 5. dat de vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd.
pagina 3 van 12
1.3 Rechtsmiddelen Belanghebbenden kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen 6 weken na de dag van bekendmaking (datum verzending) van dit besluit bezwaar maken. 1.4 Inwerkingtreding De omgevingsvergunning die u heeft aangevraagd treedt in werking op de dag na de bekendmaking. Indien een verzoek am voorlopige voorziening wordt gedaan treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist. 1.5 Ondertekening en verzending Gedeputeerde Staten van Groningen, Deze beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door de directeur van de Omgevingsdienst Groningen..
G.J.J. Nieuwe Weme
Verzonden op: 4 maart 2014 De gewaarmerkte documenten behorende bij de aanvraag worden meegezonden met het besluit:
Een exemplaar van bit besluit is gezonden aan: RMD B.V., t.a.v. de heer R.J. be Ruiter, postbus 26, 9930 AA te DelfzijI; - Burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl, Postbus 20.000, 9930 PA DeIfzijI.
pagina 4 van 12
2. OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL 2.1 Huidige vergunningsituatie Op 18 juni 2013, kenmerk 2013-08272 hebben wij aan RMD B.V. een revisievergunning ingevolge de Wabo verleend voor een inrichting voor het vervaardigen van secundaire aluminium producten, gelegen aan de Oosterhorn 24 te Farmsum. Deze vergunning is verleend voor onbepaalde tijd. 2.2 Bevoegd gezag Gelet op de projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Bor en de daarbij horende bijlage, zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen of te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. 2.3 Volledigheid aanvraag, opschorting en verlengen van de beslistermijn Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op volledigheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is op 14 november 2013 hierop in de gelegenheid gesteld am aanvullende gegevens te leveren. Wij hebben daarbij aangegeven dat de wettelijke proceduretermijn wordt opgeschort met 4 weken of met de periode die wordt gebruikt voor het aanvullen van gegevens. Wij hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 20 december 2013. Hierdoor is de wettelijke procedure opgeschort met 5 weken. De aanvraag alsmede de latere aanvullingen daarop van 20 december 2013 waren nog niet voldoende voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. Op ons verzoek is de aanvraag vervolgens op 31 januari 2014 alsnog verder aangevuld door RMD B.V.. Na deze laatste aanvullingen hebben wij geoordeeld dat de aanvraag volledig en ontvankelijk is en hebben wij de aanvraag verder en in behandeling genomen. Verlengen van de beslistermijn
Wij hebben van de mogelijkheid gebruikt gemaakt om de beslistermijn met maximaal 6 weken te verlengen. Hiervan is mededeling gedaan in het Dagblad van het Noorden, editie Noord, van zaterdag 7 december 2013, alsmede op de website van de provincie Groningen. 2.4 Procedure (regulier) Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop is de ontvangst van de aanvraag bevestigd op 28 oktober 2013. Voorts is op 2 november 2013 conform artikel 3.8 Wabo, van de aanvraag kennis gegeven in het Dagblad van het noorden, editie Noord, alsmede op de website van de provincie Groningen. Het besluit is bekend gemaakt aan de aanvrager en de betrokken adviseurs. Tevens is het besluit gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden van zaterdag 8 maart 2014 editie Noord en op de website van de provincie Groningen. 2.5 Adviezen en documenten In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.4 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advisering verzonden aan de gemeente Delfzijl.
pagina 5 van 12
Naar aanleiding hiervan hebben wij van de gemeente Delfzijl het advies ontvangen dat de omgevingsvergunning voor de activiteit het bouwen van een bouwwerk kan warden verleend onder de in dit besluit opgenomen voorwaarden en voorschriften. De adviezen (advies brandveiligheid en advies constructieve veiligheid) zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen en geven geen aanleiding tot twijfel over de juistheid van de conclusies, zodat de adviezen kunnen worden gevolgd. 3. OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 3.1 Het (ver)bouwen van een bouwwerk De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.10 Wabo gestelde toetsingsaspecten. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. Toetsing aan het voorbereidingsbesluit. Voor het perceel geldt een voorbereidingsbesluit tot 5 juli 2014. Het bouwplan is niet in strijd met het voorontwerp Bestemmingsplan "Oosterhorn". Gelet hierop kan de aanhoudingsplicht worden doorbroken op grond van artikel 3.3, lid 3 Wabo. De aanhoudingsgrond van het voorbereidingsbesluit is daardoor niet meer van toepassing. Toetsing aan redelijke eisen van welstand De aanvraag betreft het bouwen in een welstandsvrij gebied (nummer 15 Industriegebieden Oosterhorn). Voor dit gebied behoeft geen advies aan de welstandscommissie te worden gevraagd. Toetsing aan het Bouwbesluit Voldoende aannemelijk is gemaakt dat het bouwplan niet in strijd is met de minimale kwaliteitseisen van het Bouwbesluit. Met betrekking tot de brandveiligheidseisen op grond van het Bouwbesluit 2012 is Brandweer Rayon Noord gevraagd ons te adviseren over de aanvraag. Het gevraagde advies van de Brandweer Rayon Noord is ontvangen op 6 november 2013. Dit advies is betrokken dit besluit. Toetsing aan de gemeentelijke bouwverordening Het bouwplan kan voldoen aan de bepalingen van de bouwverordening. Toetsing bodem Bij de aanvraag is een verkennend bodemonderzoek gevoegd dat is opgesteld door Ingenieursbureau Boorsma b.v. (rapportnummer 13305.R01 van 16 oktober 2013). Uit de rapportage van dit onderzoek blijkt dat het voldoende recent is en dat nader onderzoek niet nodig is. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het (ver)bouwen van een bouwwerk zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In dit besluit zijn de voor deze activiteit relevante voorwaarden en/of voorschriften opgenomen.
pagina 6 van 12
3.2 Milieu De aanvraag heeft betrekking op het milieuneutraal veranderen van de inrichting of de werking van de inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, sub 2, Wabo jo. anikel 3.10, derde lid, Wabo. De door RMD B.V. aangevraagde veranderingen kunnen puntsgewijs als volgt worden samengevat: • Plaatsing naverbrander achter oven 1 en 2, inclusief het verplaatsen van de rails voor de gietvormen; • Plaatsing nieuwe filterinstallatie en sloop oude filterinstallatie; • Fundering plaatsen voor de naverbrander en filter; • Aanpassing van de kalksilo alsmede toepassing van Sorbacal (een mengsel van minsorb en kalkhydraat) in pleats van kalk en norit; • Plaatsen trafohuis ten behoeve van stroomlevering voor het nieuwe filter; • Aankoop strook grond, inclusief het verleggen van de blusleiding en het hekwerk; • Verplaatsing analysehok en behuizing filtermeet- en regelsysteem (2x portacabin). Een nadere specificering van de verandering project is nader omschreven in de notitie 'Milieuneutraal veranderen RMD te Delfzijl, d.d.19 december 2013, kenmerk NO01-1218062ADS-srb-V02-NU welke in de aanvraag is opgenomen. Toetsing
De Wabo bepaalt in artikel 2.14, vijfde lid, dat een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering kan worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden uit artikel 3.10, derde lid, Wabo. Hieruit volgt dat de gevraagde vergunning kan warden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of van de werkwijze binnen de inrichting: 1. niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning(en) is toegestaan; 2. niet mer-plichtig is; en 3. niet zal leiden tot een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend. Ad 1. Op grond van de aanvraag hebben wij de gevolgen voor het milieu beoordeeld op basis van de volgende milieuaspecten: Afval De veranderingen hebben geen invloed op het de hoeveelheid en soorten afvalstromen die vrij zullen komen binnen de inrichting. De processen en de totale jaarhoeveelheid aan ingaande afvalstromen (ingangsmaterialen) wijzigen eveneens niet door de aangevraagde veranderingen. De inzet aan ingangsmaterialen zal ook niet veranderen qua soorten, doch de verhouding aan 'hard' en 'zacht' schroot zal wel veranderen ten gunste van de soorten 'hard' schroot. Aangezien in de voorschiften van de vigerende vergunning een totale hoeveelheid aan ingangsmaterialen is opgenomen zonder een onderverdeling tussen 'hard' en 'zacht' schroot, past deze verandering binnen voorschriften van de vergunning. Overigens is in voorschrift 2.2.7 van de revisievergunning een voorwaarde opgenomen waarin ingangsmaterialen met een verontreinigingsperecentage > 10% slechts in draaitrommeloven 3 mochten worden ingezet omdat alleen de rookgassen van deze oven met een naverbrander werden behandeld. Nu ook de rookgassen van draaitrommelovens 1 en 2 over een naverbrander gaan vervalt deze restrictie, hetgeen in een gewijzigd voorschrift bij deze vergunning is aangegeven. Afvalwater De veranderingen leiden niet tot een toename van de hoeveelheden of samenstelling van afvalwaterstromen. Bodem De aangevraagde veranderingen hebben geen invloed op het aspect bodem. Voorafgaand aan de veranderingen heeft een bodemonderzoek plaatsgevonden, waarvan het rapport bij de aanvraag is gevoegd. Hieruit blijkt dat er geen milieuhygienische belemmeringen bestaan om de voorgenomen activiteiten te realiseren. Enerole
pagina 7 van 12
De aangevraagde veranderingen hebben geen capaciteitsuitbreiding tot gevolg. Ondanks dat meer 'hard schroot zal worden ingezet dat organische verontreiningen bevat die als brandstof fungeren, verwachten wij dat het aardgasverbruik enigszins zal toenemen door het toepassen van een tweede naverbrander voor de rookgassen. Met het oog op de milieuvoordelen die de naverbrander heeft ten aanzien van het luchtaspect en het feit dat het aardgasverbruik van de inrichting niet is gereguleerd, is deze verandering als milieuneutraal aan te merken. Verder is er voor de energievoorziening van het nieuwe filter een nieuwe transformator nodig omdat het nieuwe filter een groter vermogen heeft. De energievoorziening wordt verzorgt door Enexis, welke inrichtinghouder is van het transformatorstation die de elektralevering verzorgt. Zij zullen los van de onderhavige vergunningprocedure de aanvraag c.q. melding verzorgen voor de vervanging van de bestaande transformator. Geluid In akoestisch opzicht is met name de realisatie van het nieuwe filter van belang. Daartoe is bij de aanvraag een akoestisch rapport (kenmerk: L001-1218062HDI-srb-V01-NL) gevoegd. Uit dit onderzoek blijkt dat de totale geluidbelasting van de inrichting binnen de grenzen van de vigerende milieuvergunning blijft. In de avond- en nachtperiode is zelfs sprake van een afname van 1 dB(A) omdat het nieuwe filter iets stiller is dan het oude filter. Grand- en hulostoffen Ter vervanging van kalk en norit wordt als rtieuw filtermedium in het nieuwe filter Sorbacal taegepast. Dit is een mengsel van minsorb (15%) en kalkhydraat (85%) waarvan de veiligheidsinformatiebladen bij de aanvraag zijn gevoegd. Sorbacal is onbrandbaar en zorgt blijkens de geleverde informatie voor een betere afvang van dioxinen. Dosering in de filterinstallatie vindt plaats vanuit de aangepaste silo die werd gebruikt voor de opslag van kalk. De hoeveelheid zout die wordt gebruikt om afbrand tegen te gaan, zal als gevolg van de veranderingen afnemen omdat er naar alle waarschijnlijkheid meer 'hard' schroot zal worden ingezet. Bij 'zacht'schroot is namelijk altijd meer zout nodig dan bij 'hard'schroot om de afbrand van metaaloxiden tegen te gaan. Lucht In de bij de aanvraag gevoegde stukken is nagegaan of het plaatsen van een tweede naverbrander en een nieuwe filterinstallatie invloed heeft op de ernissiesituatie van RMD. Hieruit is naar voren gekomen dat de in de aanvraag geprognosticeerde en gegarandeerde emissieconcentraties en -vrachten, ondanks dat er in de nieuwe situatie sprake is van een hoger debiet van roakgassen, voor geen van de componenten hoger is clan reeds is vergund in de revisievergunning van 18 juni 2013. Er is in veel gevallen zelfs sprake van een verbeterde emissieprestatie vanwege de nieuwe filterinstallatie en omdat door realisatie van de tweede naverbrander, nu alle rookgassen warden naverbrand. Dit leidt er toe dat ondermeer de uitstoot van onverbrande koolwaterstoften, geurcomponenten en eventuele dioxinen vanuit de inrichting verder zullen warden beperkt. Naast de luchtvoorschriften van de revisievergunning van 2013 hebben wij ten aanzien van het aspect lucht in hoofstuk 5 van deze vergunning enkele (aanvullende dan wel gewijzigde) voorschriften opgenomen. Aangaande deze vaorschriften geldt het volgende: • • • • • •
Voorschrift 5.1.1 dient ervoor om de restrictie in de laatste zin van voorschrift 11.3.3 uit de revisievergunning op te heffen; Voorschrift 5.1.2 is ter vervanging van voorschrift 11.3.4 uit de revisievergunning, welke betrekking had op oven 1 en 2 en nog handelde over kalk en koolstof als filtermedium; Voorschrift 5.1.3 is nieuw en is overeenkomstig de aanvraag; Voorschrift 5.1.4 betreft een toevoeging op voorschrift 11.6.1 uit de revisievergunning omdat nu ook het gebruik van Sorbacal moet worden geregistreerd; Voorschrift 5.1.5 dient ervoor am de restrictie m.b.t. oven 3 in voorschrift 2.2.7 uit de revisievergunning op te heffen; Voorschrift 5.1.6 is nieuw, waarbij de intentie om te meten overeenkomstig de aanvraag is. Voor uitvoering daarvan is aangesloten bij de eisen uit bestaande revisievergunning.
Verder is gebleken dat hetgeen is aangevraagd geen consequenties heeft voor de luchtkwaliteit omdat de bestaande filterinstallatie wordt vervangen door een nieuwe onder gelijkblijvende emissies. Een nadere luchtkwaliteitsttoetsing kan derhalve achterwege blijven. Veiligheid
pagina 8 van 12
In het verleden is het een aantal malen voorgekornen dat brand is ontstaan in de filterinstallatie. Door het plaatsen van een tweede naverbrander, waarbij alle rookgassen van de draaitrommelovens door een dergelijke voorziening worden geleid, wordt het risico op brand door ophoping van onverbrande rookgassen in het filter verder verkleind, hetgeen de brandveiligheid ten goede komt. Verder wordt de blusleiding verplaatst. Omtrent de uitvoering daarvan is advies gevraagd aan de brandweer. zii zien geen bezwaren tegen afgifte van de gevraagde vergunning. Verkeer en vervoer Er is geen sprake van een capaciteitsuitbreiding die een eventuele toename van vervoerbewegingen van en naar de inrichting tot gevolg heeft. Ad 2. De voorgenomen verandering is niet opgenomen in bijlage C noch in bijlage D van het Sesluit milieueffectrapportage 1999. In de provinciale milieuverordening zijn geen aanvullende activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. De activiteit is derhalve noch m.e.r.-plichtig noch m.e.r.-beoordelingsplichtig. Ad 3. Het betreft een inrichting voor het vervaardigen van secundaire aluminiumproducten. Door de voorgenomen veranderingen zal dit niet veranderen. Wij hebben vastgesteld dat: • • •
De voorgenomen verandering leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens geldende omgevingsvergunning en de daaraan gebonden beperkingen en voorschriften is toegestaan. De voorgenomen verandering niet leidt tot de verplichting tot het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. De voorgenomen verandering niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor aan de inrichting eerder een omgevingsvergunning is verleend.
Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het milieuneutraal veranderen van een inrichting zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. In dit besluit zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen.
pagina 9 van 12
4. VOORWAAR DEN BOUW 4.1 Start bouwwerkzaamheden 4.1.1 Van aanvang en voltooling van de werkzaamheden dient ten minste vijf werkdagen voor die tijd schriftelijk melding te warden gedaan bij het bevoegd gezag via LoketvergunningenQprovinciegroningen.nl . 4.1.2 Voor het storten van de betonnen constructieonderdelen dient het bevoegd gezag ten minste vijf werkdagen van tevoren in kennis te warden gesteld. 4.1.3 Indien bij temperaturen beneden twee graden Celsius beton-, metsel- of buitenpleisterwerk wordt uitgevoerd, dient het bevoegd gezag ten minste vijf dagen vi5Or het begin van het desbetreffende werk in kennis te worden gesteld van de te treffen maatregelen ten behoeve van: o het niet verwerken van bevroren materialen; o het verkrijgen van een goede binding en verharding; o de bescherming van het desbetreffende werk na de voltooiing tegen vorstschade, zolang het nog onvoldoende is verhard of de temperatuur nog beneden twee graden Celsius is. 4.2 Voorwaard(en)op grond van de bouwverordening: 4.2.1 Het bevoegd gezag dient ten minste vijf dagen voor de aanvang van elk der hierna te noemen onderdelen van het bouwproces in kennis te worden gesteld: o de aanvang der werkzaamheden, ontgravingwerkzaamheden daaronder begrepen; o de aanvang van het inbrengen van de funderingspalen, het slaan van proefpalen daaronder begrepen; (3 de aanvang van de grondverbeteringwerkzaamheden. 4.3 tilt het oogpunt van (constructieve) veiligheid 4.3.1 Minimaal drie weken voor aanvang van de bouwwerkzaarnheden dienen de tekeningen en de nadere (detail)constructietekeningen en - berekeningen ter beoordeling aan het bevoegd gezag te warden overgelegd. 4.3.2 Om graafschade te voorkomen en de veiligheid van de graver en de directe omgeving te bevorderen, moet voorafgaand aan een mechanische grondroering, een zogenaamde "Klic-melding" worden gedaan. De Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (beter bekend als "grondroerdersregeling") verplicht iedere grondroerder (graver) hiertoe. Daze melding kunt u doen via Klic-online, telefonisch op 0800 - 0080 of per fax (info op www.klic.n1). 4.4 Op grond van de bouwverordening 4.4.1 De aannemer dient er vaor te zorgen dat er geen bouwafval op de openbare weg of naast liggende percelen komt. Oak mag geen zwerfvull afkomstig van het te bouwen object in de omgeving terechtkomen. 4.4.2 Het terrein waarop wordt gebouwd, grand wordt ontgraven of dergelijke werkzaamheden warden verricht, moet door een doeltreffende afscheiding zijn afgescheiden. 4.4.3 Van het bouweval dient het gevaarlijk afval te warden gescheiden van het overige bouwafval. Het gevaarlijk afval dient te worden afgevoerd naar een bewaarinrichting, bewerkingsinrichting of naar een verwerkingsinrichting die bevoegd is deze afvalstoffen te ontvangen. Zoals in de Europese Afvalstoffenlijst (Eural) wordt vermeld. Volgens de wet bent u verplicht om binnen 26 weken na het verlenen van de omgevingsvergunning te starten met de bouwwerkzaamheden. Wanneer u hier niet aan voldoet, kan de omgevingsvergunning door ons college worden ingetrokken. In overleg kunt u hier van afwijken. 4.4.4 De omgevingsvergunning en bijbehorende stukken dienen op locatie aanwezig te zijn.
pagina 10 van 12
4.4.5
Het bevoegd gezag kan het gebruik van een werktuig, dat schade of ernstige hinder voor de omgeving veroorzaakt of kan veroorzaken, verbieden of de werkzaamheden stilleggen. 4.4.6
Het is niet toegestaan te bouwen in afwijking van de orngevingsvergunning. 4.5 Bodemwerkzaamheden 4.5.1
Bij de werkzaamheden vrijkomende grond dient zoveel mogelijk op het kadastraal perceel hergebruikt te worden. 4.5.2 Bij aan- of afvoer van (herbruikbare) grond en/of bouwstoffen gelden de regels van het Besluit bodemkwalitelt. Voor meer informatie hierover verwijzen we u kortheidsharve naar de internetsite meldpunt bodem https://meldpuntbodemkwaliteitagentschapnl.nl . 4.5.3 Een leder die op of in de bodemhandelingen verricht en die weet of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging of aantasting te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk ongedaan te maken.
pagina 11 van 12
5. VOORSCHRIFTEN MILIEU 5.1 Lucht 5.1.1
De naverbrander dient aantoonbaar op een temperatuur van minimaal 850° C te zijn gebracht alvorens mag worden aangevangen met de belading van de draaitrommelovens. 5.1.2
Wanneer ingangsmaterialen in de draaitrommelovens worden ingezet, dient in de filterinstallatie een mengel van minsorb en kalkhydraat (Sorbacal) - in een verhouding van 15% minsorb/ 85% kalkhydraat (w/w) - als filtermedium te warden gedoseerd. Teneinde aan de emissiegrenswaarden van de revisievergunning van 2013 te voldoen, moet de doseerhoeveelheid aantoonbaar minimaal 25 kg per uur bedragen. 5.1.3
Storingen in de toevoer van het mengel van minsorb en kalkhydraat (Sorbacal) naar de filterinstallatie moeten door middel van een visueel en akoestisch alarm kenbaar worden gemaakt. 5.1.4
Gedurende het omsmeltproces dient de doseerhoeveelheid van minsorb en kalkhydraat (Sorbacal) continu inzichtelijk te zijn en minimaal één keer per uur te worden geregistreerd in een logboek of registratiesysteem. 5.1.5
Aiuminiumfolleafvallen die verontreinigd zijn met een hoger verontreinigingspercentage dan 10% w/w, mogen uitsiuitend warden verwerkt/omgesmolten in een draaitrommeloven met een operationele ovenafzuiging, naverbrander en rookgasreinigingsinstallatie. 5.1.6
Binnen een termijn van 2 maanden na de inbedrijfsname van de tweede naverbrander en de nieuwe filterinstallatie dient een controlemeting te worden uitgevoerd waarmee wordt aangetoond dat m.b.t. de in voorschrift 11.4.3 en 11.4.4 van de revisievergunning genoemde stoffen, wordt voldaan aan de daarin aangegeven emissiegrenswaarden. De metingen dienen plaats te vinden en dienen te warden gerapporteerd overeenkomstig het gestelde in de voorschriften 11.6.2 t/mt 11.6.8 en 11.6.13 en 11.6.14 van de revisievergunning.
pagina 12 van 12