Omgevingsvergunning UV 20140150 Aanvraag Op 30 oktober 2014 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Heijsterstraat CV voor het veranderen van een varkenshouderij op het adres Heijsterstraat 21-23 te Nederweert. De aanvraag is geregistreerd onder nummer UV 20140150. We hebben aanvullende gegevens ontvangen op 24 februari 2015, 1 april 2015 en 16 april 2015. Mede naar aanleiding van zienswijzen tegen het eerste ontwerpbesluit zijn op 24 september 2015, 13 oktober 2015, 14 oktober 2015, 19 oktober 2015 en 22 oktober 2015 aanvullende gegevens ingekomen. De volgende stukken maken onderdeel uit van de aanvraag: - Aanvraagformulier, aanvraagnummer 1496603, ingekomen op 13 oktober 2015; - Bijlage M.E.R. & Aanvraag omgevingsvergunning, wijzigingsdatum 24 februari 2015/24september 2015/9 oktober 2015, ingekomen op 13 oktober 2015; - Akoestisch onderzoek, rapportnummer 214-NH21-23-il-v5 d.d. 21 oktober 2015, ingekomen op 22 oktober 2015; - Checklist voor toetsing van gezondheidsrisico’s van veehouderijen, ingekomen op 30 oktober 2014; - Machtigingsformulier d.d. 20 mei 2014, ingekomen op 30 oktober 2014; - Milieueffectrapportage, wijzigingsdatum 24 februari 2015/24 september 2015/9 oktober 2015/22 oktober 2015), ingekomen op 22 oktober 2015; - Tekening, werknr. 4686-4, versie 5 wijzigingsdatum 7 september 2015, ingekomen op 24 september 2015; - Tekening, werknr. 4686-5, versie 7 wijzigingsdatum 9 oktober 2015, ingekomen op 14 oktober 2015; - Tekening, werknr. 4686-6, versie 3 wijzigingsdatum 8 september 2015, ingekomen op 24 september 2015; - Tekening, werknr. 4686-7, versie 2 wijzigingsdatum 20 februari 2015, ingekomen op 24 februari 2015; - Tekening, werknr. 4686-8, versie 2 wijzigingsdatum 8 september 2015, ingekomen op 24 september 2015; - Tekening, werknr. 4686-9, versie 5, wijzigingsdatum 9 oktober 2015, ingekomen op 14 oktober 2015; - Tekening, werknr. 4686-10, versie 1 d.d. 16 oktober 2014, ingekomen op 30 oktober 2014; - Tekening, werknr. 4686-11, versie 2 wijzigingsdatum 8 september 2015, ingekomen op 24 september 2015; - Landschappelijk inpassingsplan, d.d. 30 oktober 2014, ingekomen 1 april 2015; - Ruimtelijke onderbouwing, d.d. 13 oktober 2015, ingekomen 19 oktober 2015; - Statische berekening 2 etage varkensstal, projectnr. M14-477-1 V2 d.d. 14 april 2015, ingekomen op 16 april 2015; - Statische berekening loods, projectnr. M14-477-2 V2 d.d. 14 april 2015, ingekomen op 16 april 2015; - Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, rapportnr. 546 d.d. 10 februari 2015, ingekomen op 24 februari 2015; - Verhaalscontract planschadevergoeding, ingekomen op 24 februari 2015; - Principe uitspraak Rijkswaterstaat, d.d. 22 augustus 2013, ingekomen op 24 februari 2015; - Verkennend bodemonderzoek, rapportnr. 215-NHe21-23-vo-v2 d.d. 24 februari 2015, ingekomen op 24 februari 2015; - Productblad Bouwimpex isolatieplaten, ingekomen op 30 oktober 2014; - Productblad Promatect-100, ingekomen op 30 oktober 2014; - Productblad brandvertragende schermen, ingekomen op 30 oktober 2014; - Productblad brandscherm type pyrex FSV60 FSV120 en rookscherm type RSV30, ingekomen op 30 oktober 2014; - Productblad brandwerendheid van deur-/kozijnconstructie, ingekomen 30 oktober 2014;
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
1
-
Productblad brandwerendheid sandwichpaneel “Hipertec wall 80mm” ingekomen op 30 oktober 2014; Quick scan flora en fauna, rapportnr. 214-NHe21-23-nw-v1 d.d. 28 oktober 2014, ingekomen op 30 oktober 2014; Rapportage brandveiligheid, kenmerk 5271N01 d.d. 12 oktober 2015, ingekomen op 19 oktober 2015; Afschrift van de Natuurbeschermingswet vergunning, zaaknummer 2014-0750, ingekomen op 24 september 2015; Situatietekening, ingekomen op 13 oktober 2015; Advies veiligheidsregio, ingekomen op 19 oktober 2015; Begeleidend schrijven, aanvulling aanvraag omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23, Nederweert, ingekomen op 22 oktober 2015; Mail Bergs Advies met onderwerp vervoersmanagement, ingekomen op 18 december 2015.
Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is, op hoofdlijnen, als volgt te omschrijven: - Het oprichten van een nieuwe stal voor het huisvesten van: o 7.616 stuks gespeende biggen; o 1.347 stuks guste en dragende zeugen; o 968 stuks opfokzeugen; o 4 stuks dekberen; o 425 stuks kraamzeugen; - De nieuwe stal wordt fictief in vieren gedeeld. Elk deel wordt aangesloten op een luchtwasser (BWL 2009.12.V2); - Het oprichten van een loods. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven omgevingsaspecten: - Het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1 lid 1 a Wabo); - Het uitvoeren van een werk, in gevallen warin dat bij een bestemmingsplan is bepaald (artikel 2.1 lid 1 b Wabo); - Het gebruiken van gronden en/of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1 lid 1 c Wabo); - Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting (artikel 2.1 lid e Wabo) Voor zover de aanvraag betrekking heeft op het veranderen van de milieu-inrichting betreft het een aanvraag om revisievergunning als bedoeld in artikel 2.6. van de Wabo. Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. Ontvankelijkheid Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hierop in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. We hebben de aanvullende gegevens ontvangen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag alsmede de latere aanvulling daarop voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. Procedure De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (uitgebreide procedure).
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
2
Van 15 mei 2015 tot en met 25 juni heeft een ontwerp omgevingsvergunning van deze aanvraag ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. Gelet op de ingebrachte zienswijzen, op het feit dat in de ontwerp omgevingsvergunning niet is beslist op de aanvraag voor wat betreft het onderdeel “uitvoeren van een werk” en dat de ontwerp omgevingsvergunning niet is gepubliceerd conform artikel 6.14 van het Bor, is een nieuw ontwerp omgevingsvergunning genomen en ter inzage gelegd. De tegen het eerste ontwerp ingebrachte zienswijzen zijn meegenomen in de tweede ontwerp omgevingsvergunning. De zienswijzen gaven aanleiding de tweede ontwerpbeschikking te wijzigen, maar leidden niet tot een ander ontwerpbesluit. Voor de behandeling van de zienswijzen verwijzen we naar de bijlage “Zienswijzenrapportage met beantwoording”. Tevens is de tweede ontwerpbeschikking gewijzigd naar aanleiding van een gewijzigde Regeling ammoniak en veehouderij en het nieuwe Besluit emmisiearme huisvesting, ook zijn de aanvullingen door de aanvrager ingediend na het eerste ontwerp meegenomen in dit besluit. Verklaring van geen bedenkingen De Natuurbeschermingswetvergunning is voorafgaand aan de omgevingsvergunning aangevraagd. Er vindt daarom geen coördinatie plaats tussen beide vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2.27 Wabo en hoofdstuk 9 Natuurbeschermingswet 1998. Dit betekent dat beide aanvragen apart van elkaar door de bevoegde gezagen worden behandeld. Overwegingen De aanvraag is beoordeeld aan de artikelen van de Wabo. Voorts is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht en de Ministeriële regeling omgevingsrecht. Gebleken is dat de aanvraag voldoet en daarom verlenen wij de gevraagde omgevingsvergunning. In de bijlage zijn de nadere inhoudelijke overwegingen opgenomen. Ter inzage legging Van 30 oktober 2015 tot en met 10 december 2015 heeft een ontwerp van deze beschikking ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. Voor de behandeling van de zienswijzen verwijzen we naar de bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150. De ingediende zienswijzen geven geen aanleiding om de beschikking te wijzigen. Besluit Gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en bovenstaande overwegingen besluiten Burgemeester en wethouders de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken deel uitmaken van de vergunning en onder de in bijlage opgenomen voorschriften. De omgevingsvergunning wordt verleend voor de volgende activiteiten: - Het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1 lid 1 a Wabo); - Het uitvoeren van een werk, in gevallen warin dat bij een bestemmingsplan is bepaald (artikel 2.1 lid 1 b Wabo); - Het gebruiken van gronden en/of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1 lid 1 c Wabo); - Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting (artikel 2.1 lid e Wabo) Beroepsclausule Tegen het besluit kan binnen zes weken na de dag van terinzagelegging beroep worden aangetekend. Het beroepsschrift moet in tweevoud worden ingediend bij de sector bestuursrecht van de Rechtbank Limburg locatie Roermond. De beschikking treedt in werking nadat de termijn voor het indienen van een beroepschrift is verstreken. Het indienen van een beroepschrift schorst de werking van het besluit niet. Hebben u of derde belanghebbenden er veel belang bij dat dit besluit niet in werking treedt, dan kan een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Roermond.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
3
U kunt ook digitaal beroep instellen of voorlopige voorziening vragen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Wanneer een voorlopige voorziening wordt aangevraagd treedt de beschikking pas in werking nadat hierover een beslissing is genomen. Voor meer informatie over deze clausule verwijzen wij u naar de bijlage.
Nederweert, Burgemeester en wethouders van Nederweert, De secretaris, De burgemeester,
Drs. J.C.T. Bakens
H.F.M. Evers
Bijlagen: • Overwegingen • Voorschriften • Zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording • Zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
4
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
Inhoudsopgave 1 1.1 1.1.1 1.1.2 1.2 1.3 1.4
2
Overwegingen ............................................................................................................... 2 Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting...................................................................................................................................... 2 Procedureel ......................................................................................................................... 2 Inhoudelijk ........................................................................................................................... 4 Het (ver)bouwen van een bouwwerk. ....................................................................................... 19 Het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden, ingevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald. ................................................................................. 19 Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. .................... 21
Voorschriften ................................................................................................................23
2.1
Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting.................................................................................................................................... 23 2.1.1 algemeen .......................................................................................................................... 23 2.1.2 het houden van dieren ...................................................................................................... 24 2.1.3 quarantaineruimtes ........................................................................................................... 25 2.1.4 kadaverplaats/kadaveraanbiedvoorziening ...................................................................... 25 2.1.5 reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewagens .......................................................... 26 2.1.6 spuiwater luchtwassysteem (bwl 2009.12.v2) .................................................................. 26 2.1.7 opslag reinigings- en diergeneesmiddelen ....................................................................... 27 2.1.8 noodstroomaggregaat ....................................................................................................... 28 2.1.9 afvalstoffen ........................................................................................................................ 28 2.1.10 energie .............................................................................................................................. 29 2.1.11 geluid ................................................................................................................................. 30 2.1.12 nazorg ............................................................................................................................... 31 2.2 Het (ver)bouwen van een bouwwerk. ....................................................................................... 32 2.3 Het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden, ingevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald. ................................................................................. 33 2.4 Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. .................... 33
3 3.1 3.2
4 4.1 4.2
Zienswijzen ten aanzien van het eerste ontwerpbesluit ................................................36 Algemeen .................................................................................................................................. 36 Behandeling zienswijzen .......................................................................................................... 36
Zienswijzen ten aanzien van het tweede ontwerpbesluit ...............................................57 Algemeen .................................................................................................................................. 57 Behandeling zienswijzen .......................................................................................................... 57
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
1
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
1
Overwegingen
Aan het besluit liggen de volgende inhoudelijke overwegingen ten grondslag: 1.1
1.1.1
Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting. Procedureel
1.1.1.1 Activiteitenbesluit In het Activiteitenbesluit zijn voor verschillende activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden algemene voorschriften opgenomen. Met het Activiteitenbesluit wordt de vergunningplicht vanwege het onderdeel milieu voor de meeste inrichtingen opgeheven. Alleen IPPC- installatie en inrichtingen die zijn aangewezen als vergunningplichtig in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor) blijven vergunningplichtig op grond van de Wabo. Deze inrichtingen worden aangemerkt als type C-inrichtingen. De vergunningaanvraag heeft betrekking op een IPPC- installatie. De inrichting wordt dan ook aangemerkt als een type C inrichting. De inrichting is daarmee vergunningplichtig met dien verstande dat een aantal voorschriften uit het Activiteitenbesluit rechtstreeks, dus zonder dat deze in deze vergunning expliciet zijn opgenomen, mogelijk van toepassing zijn. Voor zover dit het geval is, is dit elders in deze beschikking (paragraaf Activiteitenbesluit) aangegeven. Ingevolge artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit dient de oprichting van de inrichting te worden gemeld. De informatie uit de aanvraag hebben wij aangemerkt als de melding.
1.1.1.2 Besluit milieueffectrapportage (Besluit MER) Hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) behandelt het milieueffectrapport (MER). De Wm maakt onderscheid tussen activiteiten waarbij het opstellen van een MER verplicht is (MER-plicht) en activiteiten waarbij het bevoegd gezag moet beoordelen of een MER nodig is (MERbeoordelingsplicht). Het gaat bij veehouderijen volgens het Besluit milieueffectrapportage (Besluit MER) dan om activiteiten in de vorm van het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren. In de bijlage bij het Besluit MER ligt in de vorm van een drempelwaarde per diercategorie vast wanneer voor een initiatief de MER-plicht (onderdeel C van de bijlage) of de MER-beoordelingsplicht (onderdeel D van de bijlage) geldt. Bij de voorliggende aanvraag blijkt dan de volgende situatie: diercategorie zeugen (D.1.2, D.1.3 en D.3) gespeende biggen (D.1.1)
drempelwaarde onderdeel C > 900 dieren geen
drempelwaarde onderdeel D > 750 dieren > 3.750 dieren
gevraagde oprichting/ wijziging/uitbreiding 2.740 dieren 7.616 dieren
De aanvraag resulteert in een overschrijding van de drempelwaarde van onderdeel C. Er geldt dus een MER-plicht. De initiatiefnemer heeft een MER overlegd, dat voldoet aan de inhoudelijke eisen van de Wm en de selectiecriteria van bijlage III van de Europese MER-richtlijn behandelt. Het MER staat behandeling van de voorliggende aanvraag niet meer in de weg. Voor meer informatie verwijzen wij naar de bijlagen behorende bij dit besluit. Gelet op § 7.10 Wm gaat wij in de overwegingen betreffende milieu nader in op de uitkomsten van het MER in relatie tot de aangevraagde activiteiten. De Wm verplicht om de gevolgen van deze omgevingsvergunning voor het milieu te onderzoeken wanneer de vergunde activiteiten worden ondernomen of nadat zij zijn ondernomen. Als de gevolgen voor het milieu in belangrijke mate nadeliger zijn dan bij het verlenen van deze vergunning werd verwacht, worden er verplichte maatregelen genomen om die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Dan kan bijvoorbeeld betekenen dat er aanvullende voorschriften aan de vergunning verbonden worden, maar ook dat wij de vergunning kunnen wijzigen of (deels) intrekken.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
2
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
1.1.1.3 Richtlijn industriële emissies Vanaf 1 januari 2013 is de Europese richtlijn industriële emissies (RIE) in de Nederlandse milieuwetgeving geïmplementeerd (richtlijn 2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor de installaties die genoemd staan in de bij de richtlijn horende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC-installatie. Binnen de inrichting waar deze beschikking betrekking op heeft, bevinden zich één of meer IPPC-installaties. Het gaat hier om: • Intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer dan 750 plaatsen voor zeugen (categorie 6.6c) Bij het bepalen van wat de beste beschikbare technieken (BBT) zijn voor een IPPC-installatie, moeten wij rekening houden met Europese referentiedocumenten (BREF-documenten). Deze documenten geven een overzicht van de beschikbare milieutechnieken en wijzen de technieken aan die de beste milieuprestaties leveren en daarnaast economisch en technisch haalbaar zijn. Deze aanwijzingen worden BBT-conclusies genoemd. De procedure tot vaststelling en bekendmaking van BBTconclusies vindt op Europees niveau plaats. Gedurende de periode dat nog geen (nieuwe) BBTconclusies via die procedure zijn vastgesteld, gelden de BBT-conclusies, die voor 1 januari 2013 vermeld stonden in de bijlage bij de Mor. Deze BBT-conclusies worden via internet bekend gemaakt, totdat deze zijn vervangen door actuele conclusies. Voor de nieuwe BBT-conclusies zorgt de Europese Commissie zelf voor publicatie op internet. Bij het nemen van deze beschikking hebben wij rekening gehouden met de volgende BBT-conclusies: Categorie in bijlage 1 RIE Primair relevante BBTOok van belang zijnde BBTconclusies / BREF conclusies / BREF’s 6.6c: Intensieve pluimvee- of BREF Intensieve pluimveeBREF op- en overslag varkenshouderij met meer dan en varkenshouderij (BREF bulkgoederen (BREF ESB) 750 plaatsen zeugen IV) BREF Energie-efficiëntie Naast de BBT-conclusies hebben wij rekening gehouden met de volgende in de bijlage bij de Mor aangewezen informatiedocumenten over beste beschikbare technieken: • Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR), juli 2012; • Nederlandse richtlijn bodembescherming (NRB), 2012; • Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij; • Oplegnotitie BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij, juli 2007; • Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15: Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen, december 2011. Voor een verdere beschouwing van de beste beschikbare technieken, verwijzen wij naar de afzonderlijke toetsing aan de relevante milieucompartimenten.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
3
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
1.1.2
Inhoudelijk
1.1.2.1 Algemeen Algemeen De aanvraag heeft betrekking op het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e en artikel 2.6, lid 1 van de Wabo. De Wabo legt in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag vast. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. Wij beperken ons in het navolgende tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed zijn. Huidige vergunningsituatie Ten behoeve van onderhavige inrichting is op 23 april 2013 een revisievergunning ingevolge de omgevingsvergunning verleend. In de tabel “Vergunde situatie” zijn het aantal dieren, de ammoniakemissie, de geuremissie en de fijn stofemissie weergegeven waarvoor vergunning is verleend en wat rechtsgeldig is. Het maximale aantal te houden dieren is gelijk aan het aantal dierplaatsen. Tabel: Vergunde situatie (Ref 1) Stal Diercategorie / Aantal huisvestingssysteem dieren
2
Vleesvarkens 1 (D3.1) Guste en dragende 2 zeugen (D1.3.12.4) 3 Paarden (K1.100) 4 Paarden (K2.100) Guste en dragende 2 zeugen (D1.3.12.4) 5 Dekberen (D2.4.4) Kraamzeugen 6 (D1.2.15) Guste en dragende 7 zeugen (D1.3.11) Guste en dragende 8 zeugen (D1.3.100) Guste en dragende 7 zeugen (D1.3.11) Kraamzeugen 9 (D1.2.100) 3 Paarden (K1.100) Kraamzeugen 6 (D1.2.15) Kraamzeugen 6 (D1.2.15) Kraamzeugen 9 (D1.2.100) Totaal
3 4 4 5 5 6a 6a 6b 6b 6b 6b 7a 7b 7b
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ammoniakemissie emissie- Totale factor emissie (kg/jr) (kg/jr)
Geuremissie emissie- Totale factor emissie (OUE/s) (OUE/s)
Fijn stofemissie emissie Totale factor emissie (gr/jr) (kg/jaar)
210
4,50
945,0
23
4.830,0
153
32,1
260
0,63
163,8
2,8
728,0
35
9,1
4 5
5,00 2,10
20,0 10,5
0 0
0,0 0,0
0 0
0,0 0,0
291
0,63
183,3
2,8
814,8
35
10,2
2
0,83
1,7
2,8
5,6
36
0,1
88
0,42
37,0
19,5
1.716,0
104
9,2
72
0,21
15,1
13,1
943,2
113
8,1
147
4,20
617,4
18,7
2.748,9
175
25,7
51
0,21
10,7
13,1
668,1
113
5,8
22
8,30
182,6
27,9
613,8
160
3,5
3
5,00
15,0
0
0,0
0
0,0
84
0,42
35,3
19,5
1.638,0
104
8,7
24
0,42
10,1
19,5
468,0
104
2,5
84
8,30
697,2
27,9
2.343,6
160
13,4
2.944,6
17.518,0
128,5
Diercategorie vleesvarkens volledig roostervloer (BWL 2001.21.V1); Diercategorie guste en dragende zeugen luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2); Diercategorie volwassen paarden (3 jaar en ouder) overige huisvestingssystemen; Diercategorie paarden in opfok (jonger dan 3 jaar) overige huisvestingssystemen; Diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2); Diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie ( BWL 2008.09.V4);
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
4
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
7. 8. 9.
Diercategorie guste en dragende zeugen chemisch luchtwassysteem 95% emissiereductie bij individuele en groepshuisvesting (BWL 2008.09.V4); Diercategorie guste en dragende zeugen overige huisvestingssystemen, groepshuisvesting; Diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) overige huisvestingssystemen.
Aangevraagde situatie Het aantal dieren waarvoor vergunning wordt gevraagd, de ammoniak-, geur- en fijn stofemissie zijn in de tabel “Aangevraagde situatie” weergegeven. Het maximale aantal te houden dieren is gelijk aan het aantal dierplaatsen. Tabel: Aangevraagde situatie (VKA) Stal Diercategorie / Aantal huisvestingssysteem dieren
4.1 (B) 4.1 (V) 4.2 (B) 4.2 (V) 4.3 (B) 4.3 (B) 4.3 (B) 4.3 (V) 4.4 (B) 4.4 (B) 4.4 (V)
1. 2. 3. 4. 5.
Gespeende biggen 1 (D1.1.15.4) Guste en dragende 2 zeugen (D1.3.12.4) Gespeende biggen 1 (D1.1.15.4) Guste en dragende 2 zeugen (D1.3.12.4) Guste en dragende 2 zeugen (D1.3.12.4) 3 Dekberen (D2.4.4) Opfokzeugen 4 (D3.2.15.4) Kraamzeugen 5 (D1.2.17.4) Gespeende biggen 1 (D1.1.15.4) Opfokzeugen 4 (D3.2.15.4) Kraamzeugen 5 (D1.2.17.4) Totaal
Ammoniakemissie emissie- Totale factor emissie (kg/jr) (kg/jr)
Geuremissie emissie- Totale factor emissie (OUE/s) (OUE/s)
Fijn stofemissie emissie Totale factor emissie (gr/jr) (kg/jaar)
2.856
0,10
285,6
1,2
3.427,2
15
42,8
561
0,63
353,4
2,8
1.570,8
35
19,6
2.856
0,10
285,6
1,2
3.427,2
15
42,8
561
0,63
353,4
2,8
1.570,8
35
19,6
225
0,63
141,8
2,8
630,0
35
7,9
4
0,83
3,3
2,8
11,2
36
0,1
392
0,45
176,4
3,5
1.372,0
31
12,2
204
1,30
265,2
4,2
856,8
32
6,5
1.904
0,10
190,4
1,2
2.284,8
15
28,6
576
0,45
259,2
3,5
2.016,0
31
17,9
221
1,30
287,3
4,2
928,2
32
7,1
2.601,6
18.095,0
205,1
Diercategorie biggenopfok (gespeende biggen) luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2); Diercategorie guste en dragende zeugen luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2); Diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2); Diercategorie opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking gedeeltelijk roostervloer luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2); Diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen) luchtwassystemen anders dan biologisch of chemisch gecombineerd luchtwassysteem 85% emissiereductie met watergordijn en biologische wasser (BWL 2009.12.V2).
1.1.2.2 Uitkomsten van de MER in relatie tot de aangevraagde activiteiten Het besluit In onderstaande wordt nader ingegaan de op de uitkomsten van de MER in relatie tot de aangevraagde activiteiten. Gevolgen voor het milieu De gevolgen voor het milieu zijn voldoende inzichtelijk beschreven in het milieueffectrapport. In de overweging van deze vergunning hebben wij beoordeeld of de milieugevolgen kunnen leiden tot het weigeren van de gevraagde vergunning of het verbinden van verdergaande eisen aan deze vergunning.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
5
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
Ammoniak De voorgenomen bedrijfssituatie leidt tot een afname van de ammoniakemissie ten opzichte van de vergunde situatie. Er wordt voldaan aan de van toepassing zijnde bepalingen ingevolge de Wet ammoniak en veehouderij en het Besluit emissiearme huisvesting, zoals uit de overwegingen in deze vergunning blijkt. Omdat de aangevraagde situatie een afname in ammoniakemissie betreft zijn er geen significante negatieve effecten te verwachten. Op 25 juli 2014 is er een Nbwet-vergunning aangevraagd. De Nbwet-vergunning is lopende deze procedure op 27 november 2014 verleend. De toepassing van de combi luchtwassers geeft een aanzienlijke reductie (85%) van de ammoniakemissie. Geur De voorgenomen situatie voldoet aan de bepalingen van de Wet geurhinder en veehouderij en de daaruit voortvloeiende gemeentelijke geurverordening. De geurbelasting op de dichtstbij gelegen woning van derden neemt af van 12,5 tot 8,6 OUE/m3. Door de verandering treedt er geen verandering op in het geldende leefklimaat. De toepassing van de combi luchtwassers geeft een aanzienlijke reductie (85%) van de geuremissie. Luchtkwaliteit De voorgenomen situatie voldoet aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit ingevolge de Wet milieubeheer. De toepassing van de combi luchtwassers geeft een aanzienlijke reductie (80%) van de fijn stof emissie. Volksgezondheid Momenteel bestaat nog onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd inzicht in de relatie tussen veehouderijen en de gezondheid van mensen in de omgeving van veehouderijen. Binnen de inrichting worden dieren gehouden met een hoge gezondheidsstatus en zijn strikte hygiënemaatregelen vereist. Hierdoor wordt voorkomen dat de dieren besmet raken met micro-organismen. De nieuw te bouwen stal wordt voorzien van vier stuks combi luchtwassers. De voorgenomen situatie geeft geen aanleiding tot een negatieve verwachtingswaarde voor de volksgezondheid in de omgeving van inrichting. Overig Voor zover de voorgenomen situatie leidt tot overige milieugevolgen, wordt daar in deze overwegingen op ingegaan. Er wordt voldaan aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. Alternatieven Naast het voorkeursalternatief, zijn er vier alternatieven beschreven, zie ook hoofdstuk 6 van het Milieueffectrapportage. Ook is de feitelijke situatie beschreven. Voorkeursalternatief (VKA): Het voorkeursalternatief is beschreven in de bovenstaande tabel “aangevraagde situatie (VKA)”. Feitelijke situatie: Binnen de inrichting worden op dit moment geen dieren gehouden. Alternatief 1: In alternatief 1 wordt er een nieuwe twee etage stal gerealiseerd voor het houden van 7.680 gespeende biggen, 1.772 fokzeugen, 4 dekberen en 950 opfokzeugen. De stal wordt uitgevoerd met een vijftal luchtwassystemen. Namelijk vier biologisch gecombineerde luchtwassystemen (BWL 2009.12.V2) en een chemisch luchtwassysteem (BWL 2007.05.V5). Tevens wordt er een loods gerealiseerd. Deze loods wordt ingericht als werktuigenberging en brijvoederkeuken. Dit alternatief leidt weliswaar tot een afname van de ammoniakemissie, maar leidt tot een toename van de geur- en fijn stofemissie ten opzichte van de VKA. Om deze redenen kiest de initiatiefnemer niet voor dit alternatief. Alternatief 2: In alternatief 2 worden dezelfde dieraantallen met dezelfde huisvestings- en luchtwassystemen en bedrijfsgebouwen gerealiseerd. Het verschil met het VKA is dat de nieuw te bouwen twee-etagestal en de nieuw te bouwen werktuigenberging met brijvoerkeuken, kantoor, kantine en hygiënesluis 90° worden gedraaid. Hierbij is het van belang dat de bedrijfsgebouwen goed bereikbaar zijn en binnen het vigerend bouwblok zijn gelegen. In verband met de bereikbaarheid is het wenselijk dat
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
6
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
gebouw 3 aan de noordzijde wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe gebouwen 90° gedraaid worden, zal de afstand tussen stal en autosnelweg kleiner worden ten opzichte van het VKA, met als gevolg dat bij dit alternatief een grotere oppervlakte aan bebouwing binnen de ‘vrijwaringszone weg’ van de A2 gebouwd zal worden. Daarnaast zijn de gebouwen in het VKA uit het oogpunt van de bedrijfsvoering met betrekking tot o.a. routering van verkeersbewegingen efficiënter gelegen. Om deze redenen kiest de initiatiefnemer niet voor dit alternatief. Alternatief 3: Ook in alternatief 3 worden dezelfde dieraantallen met dezelfde huisvestings- en luchtwassystemen en bedrijfsgebouwen gerealiseerd. Het verschil met het VKA is dat in dit alternatief de stallen met een directe luchtinlaat (vloerventilatie) in plaats van plafondventilatie worden gerealiseerd. Door de stallen met een directe luchtinlaat te realiseren is de ventilatiebehoefte per dier geringer, waardoor de luchtwassystemen kleiner gedimensioneerd kunnen worden. Directe luchtinlaat is echter bij een tweeetage stal bouwtechnisch en constructief moeilijk uitvoerbaar, waardoor de bouwkosten hoger zullen uitvallen. De putten zullen immers bij vloerventilatie ca. 60 cm per etage (totaal 120 cm) dieper moeten worden, waardoor de inhoud van de stal met ca. 6.700 m 3 zal toenemen. Hierdoor zullen de bouwkosten ca. 15-20% hoger uitvallen. Dit weegt niet op tegen de lagere kosten van kleiner gedimensioneerde luchtwassers. Ook meer ruimte voor mestopslag is bij dit initiatief niet noodzakelijk, omdat initiatiefnemer de mest gedurende het hele jaar door kan afzetten naar zijn locatie in Horst, waar de mest vergist zal worden. De nieuw te bouwen stal zal door eventuele directe luchtinlaat (vloerventilatie) hoger worden dan de in het VKA van toepassing zijnde nokhoogte van 11,3 meter en goothoogte van 7 meter. Een hogere nokhoogte dan 12 meter en een hogere goothoogte dan 7 meter is echter volgens het vigerend bestemmingsplan buitengebied niet mogelijk. Daarnaast is bij plafondventilatie, zoals in het VKA, sprake van een betere luchtverdeling en is er minder kans op wind invloeden in vergelijking met directe luchtinlaat. Om bovenstaande redenen wordt niet voor dit alternatief gekozen. Alternatief 4: Bij alternatief 4 zijn de alternatieven op gebied van (volks)gezondheid bekeken. Er zijn geen onderzoeksresultaten van het effect van de verschillende technieken op gebied van (volks)gezondheid bekend. Geur en fijn stof blijken belangrijke aspecten in het kader van (volks)gezondheid te zijn. Het biologisch gecombineerd luchtwassysteem is een techniek die op dit moment de meeste geur- en fijn stofemissie reduceert. In dit oogpunt mag wellicht gesteld worden dat het VKA op gebied van (volks)gezondheid het beste alternatief is. Evaluatie Op grond van artikel 7.39 van de Wet milieubeheer wordt in onderstaande nader ingegaan op de evaluatie van de MER in relatie tot de aangevraagde activiteiten. Op de uitvoering en het gebruik van de huisvestingssystemen en de gecombineerde luchtwasser is het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Ingevolge artikel 3.123 moet een huisvestingssysteem voldoen aan de technische beschrijving zoals bedoeld in bijlage 1 van de Wet ammoniak en veehouderij. Hiertoe behoren ook de gebruiks- en controle-eisen van deze beschrijvingen. Op grond van artikel 3.125 van het Activiteitenbesluit milieubeheer moet een luchtwassysteem zijn voorzien van een elektronisch monitoringssysteem. Met behulp van deze bepalingen kunnen wij de werking van de luchtwassystemen en de daarmee gepaard gaande emissies controleren. Met betrekking tot het controleren van het energieverbruik van de inrichting is een registratieverplichting opgenomen in de voorschriften. Met betrekking tot geluid is er een controleverplichting opgenomen in de voorschriften. De overige aspecten geven geen aanleiding tot het opnemen van registratie-, meet- en/of controleverplichtingen. Eindconclusie Het MER en de bijbehorende onderzoeken geven voldoende inzicht in het milieubelang. Het milieubelang wordt volwaardig meegenomen in de besluitvorming over deze activiteit.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
7
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
1.1.2.3 Activiteitenbesluit Binnen de inrichting vindt een aantal activiteiten plaats waarvoor het Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriële regeling direct werkende regels stelt. Het gaat hier om de onderstaande activiteiten, welke in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. • Lozen van hemelwater, dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening (§ 3.1.3); • Behandelen van huishoudelijk afvalwater op locatie (§ 3.1.4 met de bijbehorende ministeriële regeling); • Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie (§ 3.2.1 met de bijbehorende ministeriële regeling); • In werking hebben van een koelinstallatie (§ 3.2.6 met de bijbehorende ministeriële regeling); • Opslaan en overslaan van goederen (§ 3.4.3 met de bijbehorende ministeriële regeling); • Opslaan van drijfmest en digestaat (§ 3.4.6 met de bijbehorende ministeriële regeling); • Opslaan van vloeibare bijvoedermiddelen (§ 3.4.7 met de bijbehorende ministeriële regeling); • Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank (§ 3.4.9 met de bijbehorende ministeriële regeling); • Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven (§ 3.5.8 met de bijbehorende ministeriële regeling). Deze activiteit(en) moet(en) plaatsvinden overeenkomstig de voorschriften uit het Activiteitenbesluit en de daarop gebaseerde ministeriële regeling. Vanwege de rechtstreekse werking van dit besluit en de bijbehorende ministeriële regeling kunnen in deze vergunning geen voorschriften worden opgenomen die betrekking hebben op de daarin geregelde activiteiten en aspecten, tenzij dit besluit of bijbehorende regeling de mogelijkheid biedt tot het stellen van maatwerkvoorschriften. Wij zien geen aanleiding om maatwerkvoorschriften te stellen. Dit betekent dat de betreffende paragrafen uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriele regeling geraadpleegd moeten worden om te zien welke regels hierop van toepassing zijn. Op de activiteiten die verricht worden binnen de inrichting waarop hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit van toepassing is, zijn ook afdeling 2.1 “Zorgplicht”, afdeling 2.2 “Lozingen” en afdeling 2.3 “Lucht” van het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing. Op alle activiteiten die verricht worden binnen de inrichting is ook afdeling 2.4 “Bodem” van het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing, met uitzondering van artikel 2.11, eerste lid. In deze vergunning zijn met betrekking tot de zorgplicht, lozingen, lucht en bodem voor deze activiteiten geen (aanvullende) voorschriften gesteld. Dit betekent dat de betreffende afdelingen uit het Activiteitenbesluit geraadpleegd moeten worden om te zien welke regels hierop van toepassing zijn. Ook is hoofdstuk 6 “Overgangs- en slotbepalingen” van het Activiteitenbesluit rechtstreeks van toepassing.
1.1.2.4 Toetsing aan milieucriteria aangaande agrarische bedrijven Geur Geur dierenverblijven De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het exclusieve toetsingskader voor geurbelasting, als gevolg van de dierenverblijven, op gevoelige objecten. Artikel 3, lid 1 van de Wgv bevat geurnormen voor gevoelige objecten binnen en buiten de bebouwde kom in een concentratiegebied (de gemeente Nederweert is gelegen in het concentratiegebied zuid). Voor de bebouwde kom geldt een norm van 3 OUE/m³ en voor het buitengebied geldt een norm van 14 OUE/m³. De Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) schrijft voor dat de geurbelasting berekend moet worden met het model V-Stacks vergunning. In afwijking van deze systematiek bepaalt artikel 3, lid 2 van de Wgv dat voor een gevoelig object dat deel uitmaakt van een andere veehouderij, of sinds 19 maart 2000 geen deel meer uitmaakt van een andere veehouderij, een minimale afstand geldt van 100 meter van het meest dichtbij gelegen emissiepunt indien dit object binnen de bebouwde kom is gelegen en van 50 meter indien dit object buiten de bebouwde kom is gelegen. Op grond van artikel 6, lid 1 van de Wgv kan bij gemeentelijke verordening worden bepaald dat andere normen van toepassing zijn dan de normen uit artikel 3, lid 1 van de Wgv. De gemeenteraad Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
8
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
van Nederweert heeft op 7 mei 2013 een dergelijke verordening (hierna de verordening) vastgesteld, zoals bedoeld in dit artikel. De verordening is op 17 mei 2013 in werking getreden. De verordening geldt voor het grondgebied van de gemeente Nederweert. Op grond van de verordening is voor een aantal gebieden nabij onderstaande inrichting een afwijkende norm opgenomen. Geurnormen relevante gebieden volgens verordening: Op de bij de gemeentelijke verordening behorende kaart is aangegeven welke geurnormen gelden voor de betreffende gebieden. In afwijking van de wettelijk vastgestelde normen, zijn de volgende normen vastgesteld. Gemeente Nederweert: 3 • Invloedsgebied kernen Nederweert, Ospel en Nederweert-Eind: 1,5 OUE/m . • Invloedsgebied plangebieden voor woningbouw Leiverse Velden en Tiskeswej en 3 bedrijfsterrein Pannenweg: 3,0 OUE/m . 3 • Invloedsgebied plangebied voor woningbouw Ospel: 6,0 OUE/m . • Invloedsgebied plangebieden voor woningbouw Merenveld, Hoebenakker, Hoebenakker fase 3 4 en 5 en Anselberg: 8,0 OUE/m . 3 • Invloedsgebied bedrijfsterreinen Ketelaarsweg en Aan Veertien: 14 OUE/m . 3 • Invloedsgebied zone 1.500 meter om Nederweert en Ospel: 10 OUE/m . Gemeente Weert: 3 • Bestaand woongebied in kernen Weert en Stramproy: 3 OUE/m . 3 • Bestaand woongebied in kernen Laar, bestaand bedrijventerrein: 8 OUE/m . 3 • Toekomstig bedrijventerrein, Buitengebied: 14 OUE/m . In afwijking van de wettelijk vereiste afstand bedraagt de vereiste afstand tot bestaande (tweede bedrijfs) woningen bij melkveehouderijen en paardenhouderijen 25 meter. Het emissiepunt van nieuwe stallen mag niet binnen een afstand van 50 meter gerealiseerd worden en bestaande stallen mogen niet uitbreiden richting een woning binnen 50 meter. Bij het bepalen of een woning als bestaand aangemerkt kan worden, geldt dat de bouwvergunning uiterlijk op 22 april 2008 moet zijn verleend. Bij de aanvraag is een berekening gevoegd van de geuremissie (bijlage 3.1.2 Voorkeursalternatief (VKA)). Met behulp van het programma V-stacks vergunning, versie 2010, is een berekening gemaakt van de geurbelasting op de in de directe omgeving gelegen geurgevoelige objecten. De uitkomsten hiervan zijn weergegeven in de volgende tabel: Tabel: Geurbelasting geurgevoelige objecten geurgevoelig object
Heijsterstraat 6 Heijsterstraat 7 Heijsterstraat 9 Heijsterstraat 13 Heijsterstraat 13a Heijsterstraat 15 Heijsterstraat 17 Heijsterstraat 19 Heijsterstraat 19a Tolheuvel 2 Tolheuvel 3 Tolheuvel 3a Tolheuvel 4 Tolheuvel 4b Hoek 1 Hoek 2
bebouwde (voormalig) kom onderdeel andere veehouderij Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
geurnorm geurverordening 3 (ouE/m ) 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0
geurbelasting aanvraag 3 (ouE/m ) 1,9 1,6 1,7 2,6 7,4 4,1 2,7 8,7 8,6 6,0 2,6 2,6 4,2 2,6 2,4 2,0 9
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
Hoek 4 Boeketweg 81* St. Sebastiaanskapelstr. 9* Toren 1 Schummel 23 Boeketweg 5* Rakerstraat 24*
Nee Nee Nee Ja Ja Ja Ja
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
10,0 14,0 14,0 1,5 1,5 8,0 8,0
2,0 1,8 2,1 0,4 0,4 0,5 0,4
*Woningen in de gemeente Weert.
Wij stellen vast dat de Wgv verlening van de aangevraagde vergunning niet in de weg staat. In aanvulling op het hiervoor behandelde toetsingskader volgt uit artikel 5, lid 1 van de Wgv een norm voor de afstand van de buitenzijde van het dichtstbijzijnde dierenverblijf tot de buitenzijde van een gevoelig object. De minimale afstand is 25 meter als het gevoelig object buiten de bebouwde kom ligt en 50 meter als het gevoelig object binnen de bebouwde kom ligt. De afstandsnormen uit artikel 5, lid 1 van de Wgv wijken af van de andere afstandsnormen uit de Wgv, omdat deze uitgaan van de afstand van het dichtstbijzijnde emissiepunt van de veehouderij tot de buitenzijde van een geurgevoelig object. Artikel 5, lid 1 van de Wgv bevat dus een aanvullende afstandseis waaraan ook moet worden voldaan. Uit de aanvraag blijkt dat in de aangevraagde situatie voldaan wordt aan de hiervoor genoemde afstanden. Artikel 5, lid 1 van de Wgv staat verlening van de aangevraagde vergunning niet in de weg. Conclusie De aangevraagde situatie voldoet aan de Wgv. • Onvolkomenheden V-Stacks Op 18 april 2014 heeft Witteveen en Bos in opdracht van de provincie Noord-Brabant een notitie opgesteld over de betrouwbaarheid van het geur rekenprogramma (V-Stacks). Uit de notitie blijkt dat de geurberekeningen op basis van V-stacks zowel naar boven als naar beneden aanzienlijke verschillen vertonen met de ‘realiteit’ (lees: een ander rekenprogramma). Op 18 februari 2015 heeft ons college beslist om in gevallen dat de met V-stacks berekende geurbelasting dicht bij de norm zit, aanvragen omgevingsvergunning of aan te houden of aanvullend te laten onderbouwen met een uitgebreid rekenprogramma. Uit paragraaf 3.2 “Pluim plus V4.4” van de “Bijlage M.E.R. & Aanvraag Omgevingsvergunning” blijkt dat er wordt voldaan, ook indien er gerekend wordt met het uitgebreide rekenprogramma PluimPlus. Conclusie De aangevraagde situatie voldoet aan de Wgv. Eindconclusie Wgv De Wgv staat verlening van de aangevraagde vergunning niet in de weg. Ammoniak Algemeen De ammoniakemissie vanuit de veehouderij wordt beoordeeld op de volgende onderdelen: • Wet ammoniak en veehouderij (Wav), ligging ten opzichte van zeer kwetsbare gebieden; • beste beschikbare technieken (BBT) en maximale ammoniakemissiewaarden; • technische kenmerken en de geografische ligging van de installatie alsmede de plaatselijke milieuomstandigheden (IPPC-omgevingstoets); • gevolgen van directe ammoniakschade aan gewassen. Wet ammoniak en veehouderij (Wav) De Wav stelt regels voor de ammoniakemissie uit de tot de veehouderij behorende dierenverblijven. Onder de Wav worden uitsluitend de zeer kwetsbare gebieden beschermd. Gebieden zijn zeer kwetsbaar als zij voor verzuring gevoelig zijn en binnen de (door de provincie begrensde) ecologische hoofdstructuur (EHS) gelegen zijn. De Provinciale staten van Limburg hebben op 18 april 2008 de zeer kwetsbare gebieden aangewezen. De Wav bepaalt dat binnen een zone van 250 meter rond zeer kwetsbare gebieden geen oprichtingen van veehouderijen zijn toegestaan en dat uitbreidingen van het aantal dieren van één of meer Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
10
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
diercategorieën uitsluitend toegestaan zijn, indien het (gecorrigeerd) maximaal emissieplafond voor ammoniak wordt gerespecteerd. Het dichtstbijgelegen zeer kwetsbaar gebied “Weerterbos” is, uitgaande van de aangevraagde situatie, gelegen op een afstand van ongeveer 2.200 meter van de dierenverblijven. Het bedrijf is dus niet gelegen in een 250 meter zone om een zeer kwetsbaar gebied. Voor dit bedrijf geldt dan ook geen beperking in de vorm van een gecorrigeerd maximaal ammoniakemissieplafond. De Wav staat verlening van de aangevraagde vergunning niet in de weg. Beste beschikbare technieken (BBT) en maximale ammoniakemissiewaarde Zoals in bovenstaande paragraaf Richtlijn industriële emissies aangegeven, hebben wij bij het nemen van deze beschikking onder andere rekening gehouden met de volgende documenten over BBT: • BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij; • de Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij; • Besluit emissiearme huisvesting; • de Oplegnotitie BREF Intensieve pluimvee- en varkenshouderij. De BREF gaat in op de volgende activiteiten: management van het bedrijf, bereiding van voer en voedingsstrategie, veeteelt, verzamelen en opslaan van mest, verwerking van mest binnen de inrichting, uitrijden van mest en afvalwaterzuivering. De meeste aandacht gaat uit naar ammoniak, de voornaamste luchtverontreinigende stof, omdat deze stof in grote hoeveelheden wordt uitgestoten. De BREF geeft de technieken die in het algemeen op Europees niveau tot de beste beschikbare technieken worden gerekend. Nederland heeft ervoor gekozen om vanwege de ernst van de ammoniakproblematiek voor huisvestingssystemen de voorschriften ten aanzien van de emissie van ammoniak vast te stellen in een algemene maatregel van bestuur en niet in de vergunningvoorwaarden. Het Besluit emissiearme huisvesting stelt voor de huisvesting van verschillende diercategorieën maximale emissiewaarden voor de ammoniakemissie per dierplaats en geeft aan wanneer hieraan uiterlijk moet zijn voldaan. Rekening houdend met afschrijvingstermijnen en de beschikbare informatie zijn in de oplegnotitie een aantal data opgenomen die belangrijk zijn voor de beoordeling van BBT. Aan de hand van deze beoordeling is in de oplegnotitie per diercategorie aangegeven welke huisvestingssystemen als BBT voor het aspect ammoniak kunnen worden aangemerkt. Daarbij wordt het voorbehoud gemaakt dat die systemen BBT zijn, tenzij dat vanwege andere milieuaspecten niet het geval is. Toetsing van de aanvraag aan het Besluit emissiearme huisvesting levert de volgende tabel op: Tabel: Aangevraagde huisvestingssysteem en maximale emissiewaarde maximale Stal diercategorie emissiewaarde maximale emissiewaarde nummer Rav (kg) emissiewaarde (kg) (kg) (indien stal gebouwd op of na 1 januari 2020) 4.1 Gespeende 0,10 0,21 0,21 biggen 4.1 Guste en dragende 0,63 2,60 1,30 zeugen 4.2 Gespeende 0,10 0,21 0,21 biggen 4.2 Guste en dragende 0,63 2,60 1,30 zeugen 4.3 Guste en dragende 0,63 2,60 1,30 zeugen 4.3 Dekberen 0,83 0,83 0,83 4.3 Opfokzeugen 0,45 1,50 1,10 4.3 Kraamzeugen 1,30 2,90 2,50 4.4 Gespeende 0,10 0,21 0,21 Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
voldoet aan Besluit emissiearme huisvesting
Ja Ja Ja Ja
Ja Ja Ja Ja Ja 11
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
4.4 4.4
biggen Opfokzeugen Kraamzeugen
0,45 1,30
1,50 2,90
1,10 2,50
Ja Ja
Alle aangevraagde stalsystemen voldoen individueel aan het Besluit emissiearme huisvesting. Hiermee wordt voldaan aan het Besluit emissiearme huisvesting. IPPC De Wav legt een aanvullende toets op bij IPPC-installaties. Uit de eerder vermelde paragraaf Richtlijn industriële emissies blijkt dat binnen de inrichting waar deze beschikking betrekking op heeft, zich één of meer IPPC-installaties bevinden. De aanvullende toets van artikel 3, lid 3 van de Wav betekent dat een vergunning moet worden geweigerd als niet kan worden voldaan aan voorschriften, welke nodig zijn vanwege de technische kenmerken en de geografische ligging van de installatie of de plaatselijke milieuomstandigheden, maar niet met toepassing van de in aanmerking komende BBT kunnen worden gerealiseerd. Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij (Beleidslijn) De Wav en de RIE schrijven niet voor op welke wijze rekening moet worden gehouden met de technische kenmerken en geografische ligging van de veehouderij. Ook ontbreekt een omschrijving van wat onder plaatselijke milieuomstandigheden moet worden begrepen. Om deze leegte te vullen heeft het ministerie van VROM in 2007 de Beleidslijn IPPC-omgevingstoetsing ammoniak en veehouderij (Beleidslijn) vastgesteld. Met behulp van de Beleidslijn kan worden bepaald of en in hoeverre strengere emissie-eisen nodig zijn vanwege de technische kenmerken, geografische ligging of plaatselijke milieuomstandigheden. Deze emissie-eisen worden in de Beleidslijn aangemerkt als “strenger dan BBT (BBT+)” en “veel strenger dan BBT (BBT++)”. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft uitgesproken dat de beleidslijn niet in strijd is met de IPPC-richtlijn (zie bijvoorbeeld uitspraak van 18 maart 2009, zaak 200800463/1). Omdat de aangevraagde ammoniakemissie niet uitkomt boven 5.000 kg, kan volgens de Beleidslijn worden volstaan met toepassing van BBT. Volgens vaste jurisprudentie voldoet een stalsysteem aan BBT als het voldoet aan de maximale emissiewaarde uit het Besluit emissiearme huisvesting. Directe ammoniakschade aan gewassen Directe ammoniakschade is de schade die ammoniak uit kippen- en varkensstallen kan veroorzaken aan gewassen die verbouwd worden nabij een stal. In het Activiteitenbesluit worden geen voorschriften gesteld aan directe ammoniakschade omdat ammoniakschade wordt gezien als bedrijfsschade en niet meer als milieuschade. Aan de vergunning worden derhalve ook geen voorschriften gesteld aan directe ammoniakschade. Eindconclusie Uit voorgaande blijkt dat de aanvraag gelet op ammoniak voldoet aan de wettelijke eisen. Luchtkwaliteit Wabo en Wet milieubeheer Ingevolge de Wet milieubeheer gelden de bepalingen van artikel 5.2 en de daarbij behorende bijlage 2 van de Wet milieubeheer voor de luchtkwaliteitseisen. Ingevolge artikel 5.16, lid 1 van de Wet milieubeheer houdt het bevoegd gezag bij het uitoefenen van de bevoegdheid tot het verlenen van de omgevingsvergunning rekening met de in bijlage 2 genoemde grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5), lood, koolmonoxide en benzeen en de richtwaarden voor ozon, nikkel, arseen, cadmium en benzo(a)pyreen. Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 staat beschreven op welke plaatsen er getoetst dient te worden. Het toepasbaarheidsbeginsel en blootstelling speelt hierbij een grote rol. Volgens het toepasbaarheidsbeginsel hoeft op een aantal locaties de luchtkwaliteit niet vastgesteld te worden. Deze locaties betreffen terreinen van andere inrichtingen, wegen en plaatsen waar het publiek in de praktijk niet zal verblijven (zoals natuurgebieden met een hek erom, terreinen van het Ministerie van Defensie, akkers en spoorwegen). Voor de blootstellingstijd geldt dat deze significant moet zijn ten opzichte van een etmaal. Een plaats met significante blootstelling kan bijvoorbeeld een woning, Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
12
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
school, winkel, loods of sportterrein zijn. Op plaatsen waar geen sprake is van significante blootstelling hoeft de luchtkwaliteit niet beoordeeld te worden. Uit de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 blijkt dat de emissie van fijn stof bij agrarische bedrijven met standaard rekenmethode 3 (SRM3) berekend moeten worden. Het luchtkwaliteitsmodel ISL3a (welke voldoet aan SRM3) is specifiek bedoeld om de gevolgen van (agrarische en industriële) puntbronnen op de luchtkwaliteit in de omgeving te bepalen. Fijn stof komt vooral vrij vanwege de emissie van huid-, mest-, voer- en strooiseldeeltjes uit de stallen. De beoordeling richt zich dan ook met name op de concentratie fijn stof afkomstig van het houden van dieren. Emissiefactoren fijn stof Op grond van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 moet voor de berekening van concentraties van fijn stof gebruik worden gemaakt van de meest actuele emissiegegevens die zijn gepubliceerd (voor het laatst in maart 2015) op de website van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor de luchtkwaliteit Onderhavige inrichting betreft een veehouderij. Bij veehouderijen is in het kader van de genoemde luchtkwaliteitseisen met name de emissie van zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5), ofwel fijn stofemissie van belang. Voor zwevende deeltjes (PM10) gelden de volgende grenswaarden: • 40 microgram per m3 (µg/m3 ) als jaargemiddelde concentratie; • 50 microgram per m3 (µg/m3 ) als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden. Voor zwevende deeltjes (PM2,5) gelden de volgende grenswaarden: 3 • 25 microgram per m , gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie. Toetsing fijn stof (PM10) afkomstig van dieren Bij de aanvraag is een berekening gevoegd (Bijlage 5.1 van de “Bijlage M.E.R. & Aanvraag Omgevingsvergunning) van de emissie van zwevende deeltjes als gevolg van de activiteiten waarvoor deze vergunning wordt aangevraagd. Aan de hand van de emissiefactoren is met behulp van het rekenprogramma ISL3a versie 2015-1 een berekening gemaakt van de luchtkwaliteit ter plaatse. Uit de berekening, zie onderstaande tabel, blijkt dat de immissie van zwevende deeltjes ter plaatse van relevante immissiepunten niet boven de 40 microgram per m3 komt en dat er minder dan 35 maal per jaar een overschrijding is van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie. Tabel: Toetsing Luchtkwaliteit (fijn stof PM10) aangevraagde situatie Jaargemiddelde concentratie Dagen met overschrijding van de 24uurgemiddelde concentratie Beoordelingspunt 1 1 Aangevraagd Norm Norm Aangevraagd Heijsterstraat 4 25 40 16 35 Heijsterstraat 6 25 40 16 35 Heijsterstraat 7 25 40 16 35 Heijsterstraat 9 25 40 16 35 Heijsterstraat 11 25 40 16 35 Heijsterstraat 13 25 40 16 35 Heijsterstraat 13a 25 40 16 35 Heijsterstraat 15 25 40 16 35 Heijsterstraat 17 25 40 16 35 Heijsterstraat 19 25 40 16 35 Heijsterstraat 19a 24 40 13 35 Tolheuvel 2 24 40 13 35 Tolheuvel 3 24 40 13 35 Tolheuvel 3a 24 40 13 35 Tolheuvel 4 24 40 13 35 Tolheuvel 4b 24 40 13 35 Hoek 1 25 40 16 35
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
13
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
Hoek 2 Hoek 3 Hoek 4 Boeketweg 81 St. Sebastiaanskapelstr. 9 St. Sebastiaanskapelstr. 9a 1
25 25 25 23 23 24
40 40 40 40 40 40
16 16 16 11 11 13
35 35 35 35 35 35
Na zeezout correctie
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er overal voldaan wordt aan de norm. De bepalingen van de Wet milieubeheer voor de luchtkwaliteitseisen staan verlening van de aangevraagde vergunning niet in de weg. Toetsing fijn stof (PM2,5) afkomstig van dieren Voor zwevende deeltjes (PM2,5) geldt met ingang van 1 januari 2015 een grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens van 25 microgram per m³, gedefinieerd als jaargemiddelde concentratie. Er zijn al wel commerciële rekenprogramma's op de markt waarmee de verspreiding van PM2,5 berekend kan worden. De fractie PM2,5 bevat vooral de deeltjes die ontstaan door condensatie van verbrandingsproducten of door reactie van gasvormige luchtverontreiniging. Ook stof dat, bijvoorbeeld in de vorm van roet en rook, rechtstreeks vrijkomt bij verbrandingsprocessen zoals bij transport, industrie en consumenten, bestaat vooral uit kleinere deeltjes. Stof dat vrijkomt bij mechanische bewegingen, zoals wegdekslijtage en stalemissies, betreft vooral deeltjes die groter zijn dan PM2,5. Veehouderijen vormen voor zover bekend geen belangrijke bron van PM2,5 emissies. In paragraaf 5.5 “Resultaten PM2,5 Voorkeursalternatief” is een berekening gemaakt van de luchtkwaliteit ter plaatse. Uit de berekening, zie onderstaande tabel, blijkt dat de immissie van zwevende deeltjes (PM2,5) ter plaatse van relevante immissiepunten niet boven de 25 microgram per m3 komt. Tabel: Toetsing Luchtkwaliteit (fijn stof PM2,5) aangevraagde situatie Jaargemiddelde concentratie Beoordelingspunt Aangevraagd Norm Heijsterstraat 4 15 25 Heijsterstraat 6 15 25 Heijsterstraat 7 15 25 Heijsterstraat 9 15 25 Heijsterstraat 11 15 25 Heijsterstraat 13 15 25 Heijsterstraat 13a 15 25 Heijsterstraat 15 15 25 Heijsterstraat 17 15 25 Heijsterstraat 19 15 25 Heijsterstraat 19a 15 25 Tolheuvel 2 15 25 Tolheuvel 3 15 25 Tolheuvel 3a 15 25 Tolheuvel 4 15 25 Tolheuvel 4b 15 25 Hoek 1 15 25 Hoek 2 15 25 Hoek 3 15 25 Hoek 4 15 25 Boeketweg 81 15 25 St. Sebastiaanskapelstr. 9 15 25 St. Sebastiaanskapelstr. 9a 15 25
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
14
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
Uit bovenstaande tabel blijkt dat er overal voldaan wordt aan de norm. De bepalingen van de Wet milieubeheer voor de luchtkwaliteitseisen staan verlening van de aangevraagde vergunning niet in de weg. Toetsing fijn stof en stikstofdioxide afkomstig van verkeersbewegingen Ook verkeersbewegingen zorgen voor emissies van fijn stof en daarnaast ook voor de emissie van stikstofdioxide. De fijn stof emissie afkomstig van de verkeersbewegingen zijn, in vergelijking met de emissies afkomstig van dieren, echter zeer beperkt. Ook de emissie van stikstofoxide is zeer beperkt. Dit blijkt uit de berekening met de NIBM tool van Infomil. Deze berekening is als bijlage toegevoegd in paragraaf 5.9.1. “Toetsing stikstofdioxode (NO2)” van het Milieueffectrapportage. NIBM staat hierbij voor Niet In Betekenende Mate. Uit deze berekening (zie tabel 5.9.1.1 van het Milieueffectrapportage) blijkt dat de emissie van fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) afkomstig van verkeersbewegingen NIBM is, en niet relevant bijdraagt, en derhalve als niet significant aan te merken is. Toetsing aan overige aan WABO verbonden milieucriteria Afvalstoffen Uit de aanvraag kan worden opgemaakt dat de navolgende afvalstoffen uit de inrichting vrijkomen: • kadavers; • TL-buizen; • papier/karton; • overige afvalstoffen van huishoudelijke aard. In de vergunning zijn voorschriften opgenomen ten behoeve van de opslag, het gescheiden inzamelen en het afvoeren van afvalstoffen die in aanmerking komen voor recycling of hergebruik. Gezien de aard en omvang van de afvalstoffen die uit de inrichting vrijkomen, wordt een preventie-onderzoek in het kader van de “verruimde reikwijdte” (naar reductie en hergebruik van afvalstoffen) niet zinvol geacht. (Externe) veiligheid Het (externe) veiligheidsbeleid is bedoeld om risico’s door de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen te verminderen en te beheersen. Doel is om onder meer brand en explosies te voorkomen en de nadelige effecten daarvan voor het milieu en de omgeving zoveel mogelijk te beperken. PGS richtlijnen voor de opslag en handling van gevaarlijke stoffen en opslag in tanks Voor de opslag van gevaarlijke stoffen zijn richtlijnen opgesteld in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) waarmee een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu wordt gerealiseerd. Daarnaast zijn ten behoeve van de werkingssfeer van PGS 15 ondergrenzen vastgesteld. Daarbij is rekening gehouden met zowel de gevaarsaspecten die bepaalde stoffen kunnen bezitten als wel de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die voor een goede bedrijfsvoering als werkvoorraad mag worden beschouwd. In tabel 1.2 van PGS 15 zijn deze te hanteren ondergrenzen genoemd. De in de aanvraag als werkvoorraad beschouwde opslag van reinigingsmiddelen (25 kg/liter) en diergeneesmiddelen (25 kg/liter) blijft onder de in tabel 1.2 genoemde ondergrenzen. Dit betekent concreet dat deze opslag als werkvoorraad kan worden beschouwd en niet hoeft te voldoen aan de eisen uit PGS15. Geluid Toetsingskader De geluidbelasting van de aangevraagde activiteiten op geluidgevoelige objecten in de omgeving is beoordeeld met behulp van de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening” d.d. 21 oktober 1998 van het Ministerie van VROM (de Handreiking). Hoofdstuk 4 van voornoemde handreiking is van toepassing omdat geen gemeentelijk beleid voor de normstelling voor industrielawaai is opgesteld. Akoestisch onderzoek en activiteiten De akoestische gevolgen zijn onderzocht en zijn vastgelegd in een akoestische rapportage (rapportnummer 214-NH21-23-il-v5.) Dit rapport maakt onderdeel uit van de aanvraag. Voor de akoestisch relevante bronnen en activiteiten binnen de inrichting en de optredende geluidsemissies wordt verwezen naar de akoestische rapportage. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999 (HMRI 1999).
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
15
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
Ligging inrichting De inrichting is gelegen in een relatief bebouwd deel van het buitengebied dicht bij de drukke rijksweg A2. In de omgeving zijn meerdere agrarische bedrijven gelegen als ook diverse burgerwoningen. Representatieve bedrijfssituatie (RBS) Het geluid wordt beoordeeld op basis van de representatieve bedrijfssituatie. Dit is de toestand waarbij de inrichting gebruik maakt van de volledige capaciteit in de betreffende beoordelingsperiode. In de representatieve bedrijfssituatie worden het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, de maximale geluidniveaus en de indirecte hinder als gevolg van het in werking zijn van de inrichting beoordeeld. Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) Binnen de gemeente Nederweert is geen gemeentelijke nota industrielawaai vastgesteld. Bij de bepaling van de normering wordt in beginsel aangesloten bij de richtwaarden uit tabel 4 van de Handleiding. Rigide toepassing van de richtwaarden moet echter worden voorkomen. Redenen om af te wijken kunnen bijvoorbeeld zijn het niet kunnen realiseren van de richtwaarden of een afwijkende woonomgeving. Overschrijding van deze richtwaarden voor bestaande inrichtingen is toelaatbaar tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Dit referentieniveau is vastgesteld en ligt hoger dan de richtwaarden door het geluid afkomstig van het wegverkeer op de A2 (zie paragraaf 2.2 van akoestisch onderzoek). Uit de akoestische rapportage (tabel 5.1.) blijkt dat niet op alle beoordelingspunten kan worden voldaan aan de richtwaarden, wel wordt overal voldaan aan het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Nu het een bestaande inrichting betreft en redelijkerwijs de best technieken worden toegepast en de toegepaste maatregelen aan ALARA voldoen, wordt – voor zover niet kan worden voldaan aan de richtwaarden – de berekende waarde als geluidsnorm aan deze vergunning verbonden. Deze waarde is op elk beoordelingspunt lager dan het vastgestelde referentieniveau van het omgevingsgeluid. Deze geluidruimte heeft het bedrijf nodig voor een goede bedrijfsvoering, terwijl er bij deze normstelling geen sprake zal zijn van geluidshinder in de omgeving. Dit resulteert in onderstaande normen bij omliggende woningen van derden. Tabel: normstelling Beoordelingspunt Tolheuvel 2 Heijsterstraat 19a Heijsterstraat 19 Heijsterstraat 15 Heijsterstraat 17
Dag (LAr,LT) 40 40 40 40 40
Avond (LAr,LT) 36 38 36 35 35
Nacht (LAr,LT) 32 33 31 30 30
Tevens is voorgeschreven dat na het in werking brengen van de inrichting middels een controlemeting moet worden aangetoond dat aan de gestelde geluidnormen wordt voldaan. Maximale geluidniveau (LAmax) Voor het maximale geluidniveau (LAmax) moet volgens § 3.2 van de handreiking ter plaatse van geluidgevoelige objecten worden gestreefd naar het voorkomen van geluidsniveaus die meer dan 10 dB boven het aanwezige gemiddelde geluidsniveau uitkomen. In gevallen waarbij niet aan deze waarden (ondergrens) kan worden voldaan, kunnen normen worden gehanteerd die het maximum van 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) niet overschrijden voor dag-, avond- en nachtperiode (bovengrens). Laatstgenoemde waarden zijn volgens vaste jurisprudentie reeds regelmatig als aanvaardbaar aangemerkt. Uit de resultaten van het akoestische rapport blijkt dat in de representatieve bedrijfssituatie (RBS) op alle immissiepunten wordt voldaan aan laatstgenoemde waarden. Aangezien het echter niet nodig is om meer geluidruimte te vergunnen dan noodzakelijk is, zijn de voor de dag-, avond- en nachtperiode de in het akoestisch rapport berekende waarden vergund voor zover deze de richtwaarden (grenswaarde ondergrens) overschrijden. Indirecte hinder vanwege het verkeer van en naar de inrichting De beoordeling van het aspect `indirecte hinder´ (het verkeer van en naar de inrichting dat nog niet is opgenomen in het heersende verkeersbeeld) heeft plaatsgevonden op basis van de circulaire van
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
16
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
VROM d.d. 29 februari 1996. In deze circulaire is een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A)etmaalwaarde opgenomen. De verkeersbewegingen van en naar de inrichting als gevolg van de aangevraagde activiteiten zijn in het akoestisch onderzoek betrokken. Het geluidrapport laat zien dat bij alle in aanmerking komende woningen de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde wordt gerespecteerd. De indirecte hinder vanwege verkeer vormt geen reden vormt dus geen reden de aangevraagde vergunning te weigeren. Energie Bij de beoordeling van vergunningaanvraag is rekening gehouden met aspect zuinig omgaan met energie. De voorschriften met betrekking tot energie zijn gebaseerd op de circulaire “Energie in de milieuvergunning” (bron: Ministerie van VROM/ministerie van EZ) en het informatieblad E.11 Veehouderijen t.b.v. energie in de milieuvergunning voor niet-MJA inrichtingen. (Infomil, december 1997). In verband met de aanwezigheid van een kadaverkoeling is ook het informatieblad Faciliteiten (Infomil oktober 1999) van belang. In de circulaire “Energie in de milieuvergunning” wordt er vanuit gegaan dat energiebesparende 3 maatregelen in beginsel haalbaar zijn als het jaarlijkse verbruik hoger is dan 25.000 m aardgas, 3 respectievelijk 23 m propaangas, en 50.000 kWh aan elektriciteit. Deze inrichting behoort niet tot een brancheorganisatie waarmee een Meerjarenafspraak (MJA) energie-efficiency is afgesloten. Het energiegebruik wordt voornamelijk veroorzaakt door de bedrijfsprocessen binnen het bedrijf. Het energieverbruik van het bedrijf bedraagt volgens de aanvraag jaarlijks 600.000 kWh elektriciteit en geen aardgas. Dit is meer dan 50.000 kWh elektriciteit en minder dan het equivalent van 25.000 m³ aardgas. Het energieverbruik is inherent aan de omvang van de bedrijfvoering. De drempelwaarde voor elektriciteit op jaarbasis wordt dus overschreden. Op basis van het afwegingskader wordt geconcludeerd dat het energieverbruik binnen de inrichting als een relevant milieuaspect kan worden aangemerkt. Het BREF-document geeft een aantal energiebesparende maatregelen die onder BBT vallen. Het betreft o.a. het isoleren van gebouwen en het gebruik van energiezuinige verlichting. In de aanvraag (bijlage 13 van de “Bijlage M.E.R. en Aanvraag Omgevingsvergunning) is aangegeven middels de ingevulde “Checklist energieverbruik veehouderijen” welke energiebesparende maatregelen worden getroffen. Verschillende gangbare maatregelen en voorzieningen worden blijkens de aanvraag getroffen. Deze zijn volgens de aanvraag doelmatig uitgevoerd. Op deze punten wordt dus voldaan aan het vereiste uit de BREF. Gezien de reeds genomen maatregelen zien wij vooralsnog geen aanleiding voor het opnemen van nadere middel-, onderzoeks- en/of rapportagevoorschriften ter beperking van het energieverbruik. Voor optimalisatie van het energieverbruik is slechts een meet- en registratievoorschrift worden opgenomen om het energieverbruik jaarlijks te registreren. (Volks)gezondheid Indien door het in werking zijn van een inrichting risico's voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, moeten deze risico's gelet op artikel 1.1, tweede lid, van de Wabo, als gevolg voor het milieu bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, worden betrokken. Alle dieren binnen de inrichting worden inpandig gehouden. Verder gelden er binnen de inrichting strikte hygiënemaatregelen die de hygiëne bevorderen. Zo is binnen de inrichting een hygiënesluis aanwezig. Personeel en bezoekers zijn verplicht om de stallen via de hygiënesluis te betreden en te verlaten. Verder dienen personeel en bezoekers gebruik te maken van kleding en schoenen van het bedrijf. Ook wordt de ventilatielucht van de nieuwe stal geleid door een combi luchtwassysteem. Door middel van deze maatregelen, zie ook bijlage 8.3 “Gezondheidsaspecten” van het Milieueffectrapportage en de Checklist voor toetsing van gezondheidsrisico’s van veehouderijen, en het feit dat specifieke voorschriften gelden, zijn er naar ons oordeel geen zodanige risico's voor de volksgezondheid aanwezig dat een omgevingsvergunning milieu om die reden moet worden geweigerd. Wij nemen daarbij in aanmerking dat er momenteel algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten ontbreken, waaruit een andere conclusie voortvloeit.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
17
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
Toetsing aan overige richtlijnen, regels en wetten Het verlenen van deze vergunning houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen die in andere wetten en regels (zoals een besluit op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren) zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
18
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
1.2
Het (ver)bouwen van een bouwwerk.
De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.10 Wabo gestelde toetsingsaspecten. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaats gevonden. Bij het nemen van het besluit hebben wij overwogen: De activiteit voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens het Bouwbesluit. Gelet hierop kan de omgevingsvergunning worden verleend. De activiteit voldoet aan de bouwverordening van de gemeente Nederweert. Gelet hierop kan de omgevingsvergunning worden verleend. De activiteit vindt plaats in een gebied waarvoor het bestemmingsplan “ Buitengebied Nederweert” is vastgesteld. De aangevraagde activiteit is hiermee in strijd. Dit betekent dat wij de omgevingsvergunning in beginsel moeten weigeren tenzij de aangevraagde activiteit in lijn is met de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking. Wij hebben de aangevraagde activiteit aan de hiervoor genoemde uitzondering getoetst. De resultaten van deze toetsing staan beschreven in hoofdstuk 1.4 “Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan” van de beschikking. Onder verwijzing naar hoofdstuk 1.4 van de beschikking merken wij op dat de omgevingsvergunning, gelet op artikel 2.10, lid 4 en 2.12, lid 1 sub a ten derde Wabo op deze grond kan worden verleend. Aangezien het bouwwerk is gelegen in een welstandsvrij gebied, hoeft niet te worden getoetst aan redelijke eisen van welstand. Gelet hierop kan de omgevingsvergunning worden verleend. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het (ver)bouwen van een bouwwerk zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
1.3
Het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden, ingevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald.
De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.11 Wabo gestelde toetsingsaspecten. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaats gevonden. Bij het nemen van het besluit hebben wij overwogen: In de ruimtelijke onderbouwing behorende bij de aanvraag wordt hier gedetailleerd op ingegaan. Hieronder gaan wij in op de belangrijkste overwegingen. Volgens artikel 5.7.1 en 5.7.2 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied Nederweert is het planten van houtopstanden buiten een bouwvlak vergunningsplichtig voor de activiteit uitvoeren van werken. Het ingediende beplantingsplan valt ten dele buiten het bouwvlak. Artikel 5.7.3 van het bestemmingsplan is het afwegingskader voor deze omgevingsvergunning: Een in artikel 5.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de agrarische en/of de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
19
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
De landschappelijke waarden van het gebied worden niet verkleind door de landschappelijke inpassing doordat deze strak om de nieuwe bebouwing wordt gelegd, waardoor de openheid zo min mogelijk wordt aangetast. De agrarische waarden van het gebied worden niet onevenredig aangetast nu het gaat om de gronden rond een intensieve veehouderij die niet afhankelijk is van de eigen grond voor de productie van voer. De gronden betreffen een rand rond het bouwvlak die bij bebouwing hiervan überhaupt niet geschikt zijn voor een grootschalig agrarisch bedrijf. Met betrekking tot de omringende gronden langs het bosplantsoen met boomvormers, deze zijn eveneens in eigendom van de aanvrager waardoor geen onevenredige schade voor derden optreedt. Ook is het huidig gebruik ervan als dierweide minder onderhevig aan schaduwwerking, voor zover significant aanwezig naast de geplande stal, dan een akker of hooiland. Hierdoor ontstaat geen onevenredige aantasting van de agrarische mogelijkheden. Daarnaast is volgens artikel 18.5.1 van het bestemmingsplan het graven van sloten, het planten van houtopstanden en het graven ten behoeve van bouwwerkzaamheden vergunningsplichtig voor de activiteit uitvoeren van werken indien deze gezamenlijk meer bedragen dan 100m2 en dieper gaan dan 40cm. Artikel 18.5.3 van het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert geeft als voorwaarden voor de omgevingsvergunning van het bestemmingsplan voornoemd dat of uit gemeentelijk beleid blijkt dat geen archeologisch onderzoek noodzakelijk is of dat uit archeologisch onderzoek blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en zo nodig is zeker gesteld. Binnen de contour van het plan heeft in 2014 een archeologisch bureau- en booronderzoek plaatsgevonden. Op basis van het booronderzoek en een inventarisatie van verstoorde zones is een gebied begrensd binnen de toenmalige plancontour, dat vrijgegeven kan worden. Er wordt net buiten de grens van de plancontour een groensingel aangelegd met ook boomvormers die een diepere doorworteling hebben. Uit de boringen is gebleken dat de dikte van het humeuze akkerdek tussen de 70 en 80 cm bedraagt. Aangezien de struik- en boomwortels zich met name prettig voelen in de humeuze bodemlaag is de kans klein dat eventuele archeologische resten op de lange termijn worden aangetast. Daarmee achten we het niet noodzakelijk ter plaatse van het boomplantsoen (singel) een vorm van nader onderzoek uit te voeren. Direct ten zuiden van de eerdere plancontour wordt een infiltratievoorziening voorgesteld in de vorm van een sloot die aan de bovenzijde ca. 2,5 meter breed en op de bodem 1 meter breed is. De diepte van de sloot/voorziening bedraagt 1 meter. De lengte van de sloot is 155 m. Op basis van het eerder uitgevoerde bureau- en booronderzoek kan de hoge archeologische verwachting voor de strook conform de beleidskaart worden bevestigd. Er zijn evenwel geen boringen gezet op de plaats van de sloot. Daarmee is niet vast te stellen of het gebied verstoord is (bijvoorbeeld door de aanleg van de snelweg). In ieder geval zal de aanleg van de sloot het (potentiële) archeologische niveau net raken (naar verwachting over een breedte van ca. 1,2 m), als uitgegaan wordt van een dikte akkerdek van ca. 80 cm. De archeologische waarnemingsmogelijkheden zijn bij de graafwerkzaamheden beperkt. Gezien de beperkte verstoring van het archeologisch niveau en de beperkte mogelijkheden om een adequate waarneming te doen tijdens de aanleg van de sloot, stemmen wij in met de aanleg ervan. Een KNA-conform archeologisch onderzoek heeft hier weinig zin. Zeker in relatie tot de inspanning die hiervoor dient te worden verricht. Wel is het zo dat het voor de beeldvorming en het inzicht in de bodem wenselijk is om direct na aanleg, de profielen van de sloot te inspecteren op aanwezigheid van eventuele vondsten of spoorniveaus. Dit zal een archeoloog doen die hiervan voor de gemeente een kort verslag opstelt. De start van de graafwerkzaamheden t.b.v. sloot dient hiervoor te worden doorgegeven aan de gemeente. Voorts dient de initiatiefnemer en diens aannemer eventuele vondsten die tijdens de graafwerkzaamheden aan het licht komen, terstond te melden bij de gemeente. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het uitvoeren van werken zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
20
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
1.4
Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c Wabo niet voldoet aan de in artikel 2.12 Wabo gestelde toetsingsaspecten. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaats gevonden. Bij het nemen van het besluit hebben wij overwogen: In de ruimtelijke onderbouwing behorende bij de aanvraag wordt hier uitgebreid op ingegaan. Hieronder gaan wij in op de belangrijkste overwegingen. De activiteit is strijdig met het ter plaatse geldende bestemmingsplan Buitengebied Nederweert. Er wordt namelijk dichter dan 50 meter gebouwd tot de A2, de nokhoogte van de stallen is hoger dan 10 meter en er wordt meer dan 100m2 dieper dan 40 centimeter gebouwd op grond met een archeologische verwachtingswaarde, strijdig met de respectievelijke artikels 29.1.1, 5.2.2 lid 1 en 18.2 van het bestemmingsplan. Met toepassing van artikel 2.12 lid 1 sub a ten derde Wabo kan buitenplans worden afgeweken van het bestemmingsplan en medewerking worden verleend aan het bouwplan. Hier is de voorwaarde aan verbonden dat het bouwplan blijk geeft van een goede ruimtelijke ordening. Blijkens de ruimtelijke onderbouwing is er sprake van een goede ruimtelijke ordening. Vanuit milieu wordt voldaan aan de geldende wetgeving. De nabijheid van de A2 brengt geen onevenredig risico’s vanuit externe veiligheid met zich mee. Het plangebied is niet gelegen binnen de basisnetafstand (PR 10-6 contour). Door toepassing van art 8 lid 2 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), hoeft geen verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Aan het advies van de veiligheidsregio inzake de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op de weg, zoals bedoeld in voorschrift 7 van het Bevt, wordt voldaan. Ten aanzien van de aspecten brandwerendheid van de gevels aan de risico-zijde en de bereikbaarheid van de aansturing van de ventilatie zijn voorschriften aan deze vergunning verbonden. Door de grotere hoogte van de stallen, namelijk 11,3 meter waar 10 meter is toegestaan, wordt geen nieuwe belemmering voor omliggende bedrijven opgeworpen nu deze stallen enkel gebruikt worden voor de huisvesting van dieren en er daarom geen gevoelige functie in het gebouw wordt gehuisvest. Een verkennend bodemonderzoek wijst uit dat de bodem geschikt is voor het gebruik. De grotere hoogte van de stallen staat weliswaar het huisvesten van varkens in twee bouwlagen toe maar er wordt geen nieuw bouwvlak gerealiseerd. In de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Nederweert is daarom ook geen voorwaarde over woon- en leefklimaat opgenomen. Het milieutoetsingskader volstaat. Hier wordt aan voldaan. De achtergrondbelasting vanuit geur verslechtert niet op het gevoelig object dat reeds een overschrijding heeft. Op de overige objecten wordt voldaan aan de grenswaarde voor de achtergrondbelasting van 20 OUE. De bebouwing wordt volledig binnen het daartoe bestemde bouwvlak opgericht. Stedenbouw is daardoor minder aan de orde voor het plan als geheel doordat er sprake is van reeds bestaande rechten. Hemelwater van de nieuwe bebouwing wordt geïnfiltreerd op het eigen terrein. Er wordt een infiltratievoorziening gerealiseerd, geborgd via een vergunningvoorschrift die het afstromend water bij een t·=100 bui kan bergen (dusdanig hevig dat ze slechts eenmaal in de honderd jaar voorkomt). Er wordt daardoor voldaan aan het geldend waterbeleid. Het waterschap Peel en Maasvallei heeft een positief oordeel gegeven op de watertoets. De locatie is gelegen in het landschap oud bouwland veld, volgens het Landschapskader Noord- en Midden-Limburg. Het gebied ligt in een vrij open vlakte doorsneden door de A2. Het landschap oud Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
21
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
bouwland veld wordt ook gekenmerkt door haar openheid, met verdichte randen. Nu de ontwikkeling volledig binnen een bestaand bouwvlak is gelegen, is er geen noodzaak tot het uitvoeren van een landschappelijk inpassingsplan. Dit is toch opgesteld, en er is rekening gehouden met de karakteristieke openheid, door de beplanting strak rond de bebouwing te leggen en aan de zijde van de A2 een transparantere beplanting aan te houden. Door de dichtere beplanting, waarin ook boomvormers zijn opgenomen valt de grotere hoogte van de stallen ook minder in het oog, waardoor deze landschappelijk aanvaardbaar worden. Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd waaruit blijkt dat zich in het gebied geen beschermde soorten bevinden. De uitbreiding is gelegen in gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hierdoor mag maximaal 250m2 grondoppervlak dieper dan 40 cm verstoord worden zonder archeologisch onderzoek. Daar deze oppervlakte wordt overschreden door het initiatief is er een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat op de locatie van de nieuwe bebouwing geen archeologische waarden te verwachten zijn en dat er geen beletsel is om op de op tekening aangegeven bouwcontouren te bouwen. De locatie en de ontwikkeling zijn niet gelegen in een van de aandachtsgebieden van het SVIR (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte). In het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) wordt een vrijwaringszone rond snelwegen gehanteerd waar besloten is tot verbreding met 1 rijbaan. Dat is bij deze locatie niet het geval. Desalniettemin, mocht verbreding in de toekomst aan de orde zijn, een dergelijke vrijwaringszone is 34 meter breed gerekend vanaf de buitenste kantstreep van de bestaande weg. De bebouwing ligt hierbuiten. Verder ligt de locatie in de zone buitengebied in het POL 2014. In deze zone is doorgroei van agrarische bedrijven mogelijk. Omdat de A2 een Rijksweg is, wordt niet diepgaand ingegaan op deze weg in het POL 2014. Rijkswaterstaat heeft per brief en e-mail aangegeven geen bezwaar tegen deze ontwikkeling nabij de rijksweg A2 te hebben; mede omdat er in twee lagen wordt gebouwd om het ruimtebeslag te beperken, de nu bestaande bebouwing ook dichter dan 50 meter van de A2 afligt en het kleur- en materiaalgebruik rustig en niet afleidend zijn. Dit zal verder geborgd worden via een vergunningvoorschrift. De verkeerssituatie wijzigt ten opzichte van de bestaande rechten niet. Er zal door de ontwikkeling ook geen onevenredig zware belasting op de wegen ontstaan. De Heijsterstraat is een aan een zijde doodlopende straat waar het bedrijf via bestaande brede inritten op ontsloten is en die binnen circa 150 meter aansluit op de doorgaande Heijsterstraat, een reguliere weg in het buitengebied. Nu er geen uitbreiding van een bouwvlak plaatsvindt, valt het plan in een categorie waarvoor de raad in 2010 een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven. Hierdoor is dit voor dit specifieke geval niet meer aan de orde. Het plan wordt verder volledig uitgevoerd door de aanvrager zonder financiële bijdrage van de gemeente. Er hoeft daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld. In geval van planschadeclaims is er een planschadeovereenkomst afgesloten met de aanvrager. Er is daardoor sprake van een financieel uitvoerbaar plan. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het handelen in strijd met het bestemmingsplan zijn er ten aanzien van deze activiteit geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
22
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2
Voorschriften
Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden: 2.1
2.1.1
Het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting.
ALGEMEEN
2.1.1.1 Gedragsvoorschriften 2.1.1.1.1 De inrichting moet in werking zijn volgens de bij de vergunning gewaarmerkte stukken en de daarin gehanteerde uitgangspunten, behalve als daarvan blijkens de hierna volgende voorschriften mag of moet worden afgeweken. 2.1.1.1.2 De inrichting moet schoon worden gehouden en in goede staat van onderhoud verkeren. 2.1.1.1.3 De inrichting mag niet toegankelijk zijn voor onbevoegden. Binnen de openingstijden mogen anderen dan het personeel van de inrichting uitsluitend onder toezicht in de inrichting aanwezig zijn. 2.1.1.1.4 Alle binnen de inrichting aanwezige machines, installaties en voorzieningen moeten overzichtelijk zijn opgesteld en altijd goed bereikbaar zijn. 2.1.1.1.5 Het aantrekken van insecten, knaagdieren, vliegen en ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren, vliegen en ander ongedierte plaatsvinden. 2.1.1.1.6 Tijdens het in bedrijf zijn van de inrichting moet personeel aanwezig zijn dat voor controle- en registratiewerkzaamheden is geïnstrueerd. 2.1.1.1.7 De in de inrichting aangebrachte of gebruikte verlichting moet zodanig zijn afgeschermd dat geen directe lichtstraling buiten de inrichting waarneembaar is. 2.1.1.1.8 Installaties of onderdelen van installaties welke buiten bedrijf zijn gesteld, moeten zijn verwijderd tenzij deze in een goede staat van onderhoud verkeren. 2.1.1.1.9 In geval van een langdurige onderbreking van de werkzaamheden (langer dan 6 maanden), bij bedrijfsbeëindiging of bij een faillissement moeten alle in de inrichting aanwezige afvalstoffen c.q. gevaarlijke (afval)stoffen volgens de hierop van toepassing zijnde wet- en regelgeving worden afgevoerd. 2.1.1.1.10 a. De vergunninghouder dient zes maanden voor het einde van de vergunningstermijn danwel voor het beëindigen van het gebruik van de inrichting, een door het bevoegd gezag goedgekeurd plan te hebben, waarin beschreven staat of, op welke wijze en binnen welke termijn de binnen de inrichting aanwezige (afval)stoffen, materialen en installaties zullen worden verwijderd, aan wie ze
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
23
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
zullen worden afgegeven en hoe een eventuele verdere ontmanteling van de inrichting zal plaatsvinden. Alle afvalstoffen moeten voor het verstrijken van de vergunningstermijn uit de inrichting worden afgevoerd. b. Het onder a van dit voorschrift gestelde is niet van toepassing indien minimaal zes maanden voor het einde van de vergunningstermijn een ontvankelijke aanvraag voor revisie van de vergunning is ingediend. 2.1.1.1.11 Onderhoudswerkzaamheden, waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat deze buiten de inrichting nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, dan wel dat hiervan in de omgeving meer nadelige gevolgen voor het milieu worden ondervonden dan uit de normale bedrijfsvoering voortvloeit moeten ten minste 7 dagen voor de aanvang van de uitvoering aan het bevoegd gezag worden gemeld. 2.1.1.1.12 Klachten van derden en de actie die door de vergunninghouder is ondernomen om de bron van de klachten te onderzoeken en eventueel weg te nemen, moeten worden geregistreerd. 2.1.1.1.13 Indien uit de inhoud van keurings- en inspectierapporten blijkt dat gevaar voor verontreiniging dreigt, moet direct het bevoegd gezag daarvan in kennis worden gesteld. 2.1.1.1.14 Indien zich binnen de inrichting een ongewoon voorval voordoet als bedoeld in artikel 17.1 Wet milieubeheer dient hiervan conform artikel 17.2 Wet milieubeheer zo spoedig mogelijk mededeling te worden gedaan aan de Gemeente Nederweert. In aanvulling op het bepaalde in artikel 17.2 Wet milieubeheer dient de vergunninghouder deze mededeling onverwijld schriftelijk te bevestigen. 2.1.2
HET HOUDEN VAN DIEREN
2.1.2.1 Algemeen 2.1.2.1.1 Dierlijk afval mag niet op het terrein van de inrichting worden begraven. Het afval moet zo spoedig mogelijk, volgens de bij of krachtens het Besluit dierlijke bijproducten en de Regeling dierlijke bijproducten gestelde regels, uit de inrichting worden verwijderd. Het bewaren van dierlijk afval, in afwachting van afvoer naar een destructiebedrijf, moet zodanig geschieden dat geen geurhinder optreedt, het aantrekken van ongedierte wordt voorkomen en geen vermenging met ander afval of materiaal optreedt. Verder mag het dierlijk afval geen visuele hinder veroorzaken. 2.1.2.1.2 Op het terrein van de inrichting mag geen mest worden verbrand. 2.1.2.1.3 Wanneer in de stallen dan wel op of bij het erf ongedierte (zoals ratten, muizen, vliegen of insecten) voorkomt, moeten doelmatige bestrijdingsmaatregelen worden getroffen. 2.1.2.1.4 Ramen en deuren van stallen moeten gesloten worden gehouden voor zover ze geen functie hebben voor luchtinlaat of het doorlaten van personen, dieren, vaste mest of goederen.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
24
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2.1.3
QUARANTAINERUIMTES
2.1.3.1 Algemeen 2.1.3.1.1 De quarantaineruimtes in gebouw 3 en gebouw 6 mogen alleen ten behoeve van het doel worden gebruik waarvoor ze zijn ingericht. Deze ruimte mag niet in gebruik zijn als productieruimte. Dit betekent dat in deze ruimte geen dieren permanent mogen worden gehouden. 2.1.3.1.2 De oorspronkelijke plaats van het dier dat tijdelijk in de quarantaineruimte aanwezig is mag niet door een ander dier worden bezet. 2.1.3.1.3 Tijdens de momenten waarop geen dieren in de quarantaineruimte aanwezig zijn, moet deze ruimte schoon zijn.
2.1.4
KADAVERPLAATS/KADAVERAANBIEDVOORZIENING
2.1.4.1 Algemeen 2.1.4.1.1 Kadavers moeten worden aangeboden aan de destructor op de kadaverplaats of in een vloeistofkerende mobiele kadaverbak of een kadaverton. 2.1.4.1.2 Het reinigen en ontsmetten van de kadaverkap of kadaverton moet plaatsvinden boven een kadaverplaats. Indien de kadavers aan de destructor worden aangeboden op de mobiele kadaverbak of in een kadaverton, moeten deze worden gereinigd en ontsmet op een reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewagens elders binnen de inrichting. 2.1.4.1.3 Behalve tijdens het ledigen moet de kadaveraanbiedvoorziening door middel van een verzwaard en goed sluitend deksel of daaraan gelijkwaardige voorziening gesloten worden gehouden. 2.1.4.1.4 Een mobiele kadaveraanbiedingsvoorziening (kadaverton) moet zodanig zijn geconstrueerd dat deze op een doelmatige wijze kan worden vervoerd zodat iedere mogelijkheid tot verspreiding van smetstof en afvalwater naar de omgeving in alle redelijkheid is uitgesloten. 2.1.4.1.5 Een kadaverplaats danwel een mobiele kadaverbak of kadaverton, moet vloeistofkerend zijn en moet bestand zijn tegen de inwerking van het toe te passen reinigings- of ontsmettingsmiddel. 2.1.4.1.6 Een kadaverplaats moet afwaterend zijn gelegd naar één punt, zodat het spoel- en ontsmettingswater via leidingen kan afwateren naar een, niet van een overstort voorziene opslagruimte, dan wel rechtstreeks naar de dichtstbijzijnde en binnen de inrichting gelegen mestkelder. 2.1.4.1.7 Een mobiele kadaverbak moet zijn voorzien van een opvangbak zodat uittredend vocht de omgeving niet kan verontreinigen. Het ledigen van de opvangbak mag alleen boven de reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewagens.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
25
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2.1.5
REINIGINGS- EN ONTSMETTINGSPLAATS VOOR VEEWAGENS
2.1.5.1 Algemeen 2.1.5.1.1 Veewagens, die op het terrein (inwendig) worden gereinigd, moeten worden gereinigd op een speciaal daarvoor ingerichte reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewagens. 2.1.5.1.2 Een reinigings- ontsmettingsplaats moet vloeistofkerend zijn en afwaterend zijn gelegd naar een of meer opslagputten. Het reinigen en ontsmetten van voertuigen moet op zodanige wijze plaatsvinden dat het verontreinigde water wordt opgevangen (opstaande randen aan een drietal zijden danwel een gelijkwaardige voorziening) zodat het reinigingswater en ontsmettingsvloeistoffen niet in de bodem terecht kunnen komen. 2.1.5.1.3 Een reinigings- en ontsmettingsplaats moet bestand zijn tegen de inwerking van het toe te passen reinigings- en/of ontsmettingsmiddel. 2.1.5.1.4 De reinigings- en ontsmettingsplaats voor veewagens moet zodanig zijn gelegen dat ten gevolge van aan- en afvoerbeweging, verwaaiing van waswater etc. geen hinder voor derden optreedt. 2.1.6
SPUIWATER LUCHTWASSYSTEEM (BWL 2009.12.V2)
2.1.6.1 Opslag spuiwater algemeen 2.1.6.1.1 Het spuiwater van de luchtwasser dient te worden opgeslagen in een speciaal hiervoor bestemde afgesloten spuiwateropslag. 2.1.6.1.2 Het vorige voorschrift geldt voor alle spuiwaterstromen die uit de gecombineerde luchtwasser vrijkomen. 2.1.6.1.3 De wanden en vloer van de opslagruimte moeten bestand zijn tegen de invloed van het spuiwater. Bewijzen van de behandeling die de wanden en de vloer van de spuiwateropslag hebben ondergaan moeten binnen de inrichting aanwezig zijn. 2.1.6.1.4 De stijfheid en sterkte van de spuiwateropslag en de leidingen moet voldoende zijn om schadelijke vervorming als gevolg van overdruk bij vulling of overvulling te voorkomen, terwijl de dichtheid onder alle omstandigheden moet zijn verzekerd. 2.1.6.1.5 De spuiwateropslag moet voldoende inhoud hebben en mag niet zijn voorzien van een overstort. Afvoer naar een mestkelder / mestopslagruimte is niet toegestaan. 2.1.6.1.6 De spuiwateropslag mag slechts voor 95% worden gevuld. 2.1.6.1.7 De spuiwateropslag moet zijn voorzien van een opschrift met de woorden "OPSLAG SPUIWATER". Indien het spuiwater wordt opgeslagen in een opslagkelder, dient bij de putopening een bord te worden gehangen met de woorden "OPSLAG SPUIWATER". Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
26
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2.1.6.1.8 Indien een vloeistofstandaanwijzer of peilinrichting is aangebracht, moet deze zodanig zijn ingericht dat het uitstromen van vloeistof uit de spuiwateropslag, ook door verkeerde werking of door breuk, wordt voorkomen. 2.1.6.1.9 De spuiwateropslag moet zijn voorzien van een ontluchtingspijp of ontluchtingsopening met een inwendige middellijn van tenminste 50 mm. 2.1.6.1.10 In elke aansluiting op de spuiwateropslag beneden het hoogste vloeistofniveau moet zo dicht mogelijk bij de wand een metalen afsluiter zijn geplaatst. Deze moet zodanig zijn uitgevoerd dat duidelijk is te zien of de afsluiter is geopend, dan wel is gesloten. 2.1.6.1.11 Het laadpunt van de spuiwateropslag moet zich boven een vloeistofkerende vloer bevinden met een oppervlakte van tenminste 3 x 3 meter. 2.1.6.1.12 Het is niet toegestaan spuiwater in de riolering te brengen. 2.1.6.1.13 De afvoer van het spuiwater dient te worden geregistreerd (hoeveelheid en concentratie). Deze registratiegegevens worden gedurende een periode van 5 jaar bewaard en zijn beschikbaar voor controle door het bevoegde gezag. 2.1.6.1.14 Bij het vullen of ledigen van de opslagruimte mag geen verontreiniging van de bodem of het oppervlaktewater plaatsvinden. 2.1.6.1.15 Bij het afvoeren van spuiwater/percolaat mag de omgeving niet worden verontreinigd. Transport moet plaatsvinden in gesloten tankwagens. 2.1.6.1.16 Gemorst product moet met behulp van absorptiemateriaal zo spoedig mogelijk worden verwijderd. 2.1.7
OPSLAG REINIGINGS- EN DIERGENEESMIDDELEN
2.1.7.1 Diergeneesmiddelen 2.1.7.1.1 Diergeneesmiddelen moeten worden bewaard in een daartoe bestemde lekbak in een afgesloten goed geventileerde ruimte. 2.1.7.1.2 In de lekbak voor de diergeneesmiddelen mogen geen andere stoffen worden opgeslagen. 2.1.7.2 Reinigingsmiddelen 2.1.7.2.1 Reinigingsmiddelen moeten worden bewaard in een daartoe bestemde lekbak in een afgesloten goed geventileerde ruimte.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
27
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2.1.7.2.2 In de lekbak voor de reinigingsmiddelen mogen geen andere stoffen worden opgeslagen.
2.1.8
NOODSTROOMAGGREGAAT
2.1.8.1 Algemeen 2.1.8.1.1 In geval van uitval van de normale elektriciteitsvoorziening moet voldoende noodstroom zijn gewaarborgd. Hiermee moeten ten minste de onderstaande werkzaamheden en activiteiten kunnen worden uitgevoerd: • het op een veilige wijze stoppen van de diverse processen en alle daaruit voortvloeiende werkzaamheden; • alle activiteiten welke nodig zijn voor de bestrijding van en de hulpverlening bij calamiteiten of bijzondere omstandigheden. Op de noodstroomvoorziening moeten ten minste de stalventilatoren zijn aangesloten. 2.1.8.1.2 Een noodstroomaggregaat moet zodanig zijn afgesteld en worden onderhouden dat een nagenoeg rookloze verbranding wordt verkregen. 2.1.8.1.3 Een noodstroomaggregaat mag uitsluitend worden beproefd tussen 7.00 en 19.00 uur. 2.1.8.1.4 In een ruimte waarin een noodstroomaggregaat staat opgesteld, mogen geen werkzaamheden anders dan ten behoeve van controle en onderhoud van het noodstroomaggregaat worden verricht. 2.1.8.1.5 Een noodstroomaggregaat moet zodanig zijn opgesteld dat geen gevaar voor brand bestaat. Een noodstroomaggregaat, al dan niet met bijbehorende brandstoftank, moet op doelmatige wijze tegen mechanische beschadiging en handelingen van onbevoegden zijn beschermd. 2.1.8.1.6 In de ruimte waarin een noodstroomaggregaat is opgesteld moet een doelmatige ventilatie aanwezig zijn. 2.1.8.1.7 De uitmonding van de afvoerleiding voor verbrandingsgassen moet zodanig in de buitenlucht zijn gesitueerd dat door deze gassen buiten de inrichting geen hinder wordt veroorzaakt. 2.1.8.1.8 Het in werking hebben van een noodstroomaggregaat en het vullen en legen van een noodstroomaggregaat met vloeibare brandstof vindt plaats boven een bodembeschermende voorziening.
2.1.9
AFVALSTOFFEN
2.1.9.1 Afvalscheiding 2.1.9.1.1 Vergunninghouder is verplicht de volgende afvalstromen te scheiden, gescheiden te houden en gescheiden aan te bieden dan wel zelf af te voeren: - kadavers; - TL-buizen; Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
28
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
- papier/karton; - overige afvalstoffen van huishoudelijke aard. 2.1.9.1.2 Gebruikte poetsdoeken, absorptiematerialen en overige gevaarlijke afvalstoffen, die vrijkomen bij onderhoudswerkzaamheden en bij het verwijderen van bijvoorbeeld gemorste olie of diesel moeten worden bewaard in vloeistofdichte en afgesloten emballage die bestand is tegen inwerking van de betreffende afvalstoffen.
2.1.9.2 Opslag van afvalstoffen 2.1.9.2.1 De op- en overslag en het transport van afvalstoffen moeten zodanig plaatsvinden dat zich geen afval in of buiten de inrichting kan verspreiden. Mocht onverhoopt toch verontreiniging van het openbaar terrein rond de inrichting plaatsvinden, dan moeten direct maatregelen worden getroffen om deze verontreiniging te verwijderen. 2.1.9.2.2 De verpakking van gevaarlijk afval moet zodanig zijn dat: • niets van de inhoud uit de verpakking kan ontsnappen; • het materiaal van de verpakking niet door gevaarlijke stoffen kan worden aangetast, dan wel met die gevaarlijke stoffen een reactie kan aangaan dan wel een verbinding kan vormen; • deze tegen normale behandeling bestand is; • deze is voorzien van een etiket, waarop de gevaarsaspecten van de gevaarlijke stof duidelijk tot uiting komen. 2.1.9.2.3 Afvalstoffen moeten zodanig gescheiden van elkaar worden opgeslagen dat de verschillende soorten afvalstoffen ten opzichte van elkaar geen reactiviteit kunnen veroorzaken.
2.1.10 ENERGIE 2.1.10.1 Aanvullende voorschriften niet-MJA bedrijf 2.1.10.1.1 Het jaarlijks energieverbruik moet worden geregistreerd. Er kan worden volstaan met het bewaren van de energienota's. De vergunninghouder houdt deze gegevens drie jaar in het bedrijf ter inzage voor het bevoegd gezag. 2.1.10.1.2 Jaarlijks moet onderhoud worden uitgevoerd aan de stook- en verwarmingsinstallatie. Ten minste eenmaal per jaar moet, met het oog op een optimale verbranding in de installatie, een beoordeling worden uitgevoerd van de noodzakelijke afstelling en staat van onderhoud. Beoordeling, afstelling, onderhoud en reparaties moet geschieden door een bedrijf dat is gecertificeerd volgens de certificatieregeling voor het uitvoeren van onderhoud en inspecties aan stookinstallaties, of over gelijkwaardige deskundigheid beschikt. Meetrapporten en verdere rapportage van het onderhoud moeten worden opgenomen in het logboek van de installatie, en moeten 5 jaar ter inzage voor het bevoegd gezag worden gehouden. 2.1.10.1.3 Alle gangbare maatregelen en voorzieningen (zie bijlage “Checklist energieverbruik veehouderijen”) worden blijkens de aanvraag getroffen. Deze moeten, blijvend, doelmatig zijn uitgevoerd.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
29
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2.1.11 GELUID 2.1.11.1 Algemeen 2.1.11.1.1 Controle op en berekeningen van de in de voorschriften opgenomen geluidgrenswaarden moeten geschieden overeenkomstig de "Handleiding meten en rekenen industrielawaai, 1999" (ministerie van VROM) op een waarneemhoogte van 1,5 m boven maaiveld in de dagperiode van 7.00 tot 19.00 uur en 5 m boven het maaiveld in de overige perioden van 19.00 tot 7.00 uur, zonder de eventuele reflectiebijdrage van een achterliggende gevel. Ook de beoordeling van de meetresultaten moet overeenkomstig deze handleiding plaatsvinden. 2.1.11.1.2 De ligging van onderstaande beoordelingspunten staan beschreven in het akoestisch onderzoek behorende bij de aanvraag.
2.1.11.2 Representatieve bedrijfssituatie 2.1.11.2.1 Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan: Beoord. punt Tolheuvel 2 Heijsterstraat 19a Heijsterstraat 19 Heijsterstraat 15 Heijsterstraat 17 (andere) geluidgevoelige bestemmingen
LAr,LT [in dB(A)] Dag 07.00-19.00 40 40 40 40 40
LAr,LT [in dB(A)] Avond LAr,LT [in dB(A)] Nacht 19.00-23.00 23.00-07.00 36 32 38 33 36 31 35 30 35 30
40
35
30
2.1.11.2.2 Het maximale geluidsniveau LAmax veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten, alsmede door het transportverkeer binnen de grenzen van de inrichting, mag op onderstaande beoordelingspunten niet meer bedragen dan: Beoord. punt Tolheuvel 2 Heijsterstraat 19a Heijsterstraat 19 Heijsterstraat 15 Heijsterstraat 17 (andere) geluidgevoelige bestemmingen
LAmax [in dB(A)] Dag 07.00-19.00 55 52 50 50 50
LAmax [in dB(A)] Avond 19.00-23.00 56 52 45 45 45
50
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
45
LAmax [in dB(A)] Nacht 23.00-07.00 56 52 45 40 40 40
30
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2.1.11.3 LAmax (laden en/of lossen) 2.1.11.3.1 In afwijking wat is gesteld in voorschrift 2.1.11.2.2. is het maximale geluidniveau niet van toepassing op het laden of het lossen ten behoeve van de inrichting voor zover dit plaatsvindt tussen 07.00 uur en 19.00 uur. 2.1.11.4 Geluidsonderzoek bij een IPPC bedrijf 2.1.11.4.1 Binnen 6 maanden nadat de vergunning in werking is getreden en de inrichting volledig in werking is gebracht moet door middel van een akoestisch onderzoek aan het bevoegd gezag worden aangetoond dat aan de geluidsvoorschriften van deze vergunning wordt voldaan. De resultaten van dit akoestisch onderzoek moeten binnen die termijn schriftelijk aan het bevoegd gezag worden gerapporteerd. Het bevoegd gezag moet geïnformeerd worden over datum en tijdstip waarop de geluidmetingen voor bovengenoemderapportage plaatsvinden. 2.1.11.4.2 Bevoegd gezag moet vooraf worden geïnformeerd over de opzet van het onderzoek en, indien van toepassing, over de datum en het tijdstip waarop de geluidmeting(en) voor bovengenoemde rapportage plaatsvind(en). Aan de opzet van het onderzoek kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen in verband met mogelijke specifieke omstandigheden. 2.1.11.4.3 Binnen 6 weken na het afronden van de metingen, zoals bedoeld in het vorige voorschrift, dient een rapportage van het onderzoek aan het bevoegd gezag te worden overgelegd. In de resultaten dienen tenminste de metingen, bedrijfssituatie en resultaten volledig te zijn beschreven. 2.1.12 NAZORG 2.1.12.1 Algemeen 2.1.12.1.1 Minimaal een maand vóór het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten waarvoor vergunning is verleend, moet de inrichtinghouder van het tijdstip waarop de activiteiten zullen worden beëindigd, melding aan ons doen. 2.1.12.1.2 Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten, waarvoor vergunning is verleend, dient de inrichting of het betreffende inrichtinggedeelte in een schone en ordelijke staat te zijn gebracht. 2.1.12.1.3 Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten, waarvoor vergunning is verleend, moeten installaties en/of onderdelen, welke in slechte staat van onderhoud verkeren en een bedreiging vormen voor het milieu, uit de inrichting worden verwijderd. 2.1.12.1.4 Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten, waarvoor vergunning is verleend, dienen de in de inrichting aanwezige (gevaarlijke) afvalstoffen uit de inrichting of het betreffende inrichtinggedeelte te worden verwijderd. 2.1.12.1.5 Indien stallen niet meer in gebruik zijn, moeten deze zijn gereinigd en ontsmet. 2.1.12.1.6 Voedersilo's, mestopslagen, putten, silo's, voorraadvaten, installaties en apparatuurbehorende bij de luchtwassers, welke niet meer in gebruik zijn, moeten zijn geledigd en gereinigd. Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
31
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2.2
Het (ver)bouwen van een bouwwerk.
2.2.1.1.1 Minimaal drie weken vóór de aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden dienen gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte, stijfheid en stabiliteit) van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk zelf, voor zover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft, te worden overgelegd. 2.2.1.1.2 Minimaal drie weken vóór de aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden dienen gegevens en bescheiden met betrekking tot de details van de in of ten behoeve van het bouwwerk toegepaste installaties, voor zover het niet de gegevens met betrekking tot de hoofdlijn dan wel het principe van de toegepaste installaties betreft, te worden overgelegd. 2.2.1.1.3 Het bouwen moet plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen van het Bouwbesluit en van de Bouwverordening van de gemeente Nederweert en de krachtens die regelingen gestelde nadere regels. 2.2.1.1.4 De verleende vergunning inclusief de tekeningen en andere bijlagen moeten altijd op de bouwlocatie aanwezig zijn. Indien een controlerend ambtenaar daar om vraagt, moeten deze gegevens ter inzage worden gegeven. 2.2.1.1.5 Indien binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning niet met de bouw wordt begonnen, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken. 2.2.1.1.6 Indien de bouwwerkzaamheden langer dan 26 weken stilliggen, kan het bevoegd gezag de vergunning intrekken. 2.2.1.1.7 De volgende werkzaamheden moeten aan een medewerker van team Toezicht en Handhaving worden gemeld: Werkzaamheid Hoe Aanvang van het werk mondeling of schriftelijk (inclusief ontgravingswerkzaamheden) Aanvullen van de grond mondeling of schriftelijk Grondverbeteringswerkzaamhe mondeling of schriftelijk den Leggen van de fundering mondeling of schriftelijk Storten van beton mondeling of schriftelijk Leggen van de vloeren mondeling of schriftelijk Gereedkomen van mondeling of schriftelijk rioleringsputten en van gronden huisaansluitleidingen Gereedkomen van dak mondeling of schriftelijk Einde van de werkzaamheden mondeling of schriftelijk
Wanneer uiterlijk 7 dagen voor de start van het werk uiterlijk 7 dagen voor aanvang uiterlijk 7 dagen voor aanvang uiterlijk 7 dagen voor aanvang uiterlijk 7 dagen voor aanvang uiterlijk 7 dagen voor aanvang onmiddellijk na voltooiing *
onmiddellijk na voltooiing uiterlijk op de dag van beëindiging van het werk
Voor de met een * in de tabel gemerkte werkzaamheden geldt dat deze niet zonder toestemming, van een medewerker van team Toezicht en Handhaving, aan het oog mogen worden onttrokken.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
32
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
2.3
Het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden, ingevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald.
2.3.1.1.1 De start van de graafwerkzaamheden voor de zaksloot dient gemeld te worden aan de gemeente. 2.3.1.1.2 Bij het gereedkomen van de zaksloot dient een inspectie uitgevoerd te worden door een KNAgeregistreerd archeoloog. Hierbij een verslag wordt opgesteld en aan de gemeente toegezonden binnen een maand na de inspectie. 2.3.1.1.3 Eventuele vondsten die bij de graafwerkzaamheden dienen gemeld te worden bij de gemeente
2.4
Het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
2.4.1.1.1 De hemelwaterinfiltratie dient uitgevoerd te worden binnen twee maanden na het gereedkomen van de stal zoals aangegeven in de vergunning. 2.4.1.1.2 Kleur en materiaalgebruik van de nieuwe gebouwen dient rustig en niet afleidend te worden uitgevoerd. 2.4.1.1.3 De gevel van de gebouwen aan de risicozijde van de A2 dient zodanig te worden uitgevoerd dat deze ten minste 30 minuten brandwerend is conform NEN 6069. 2.4.1.1.4 De stallen dienen te worden uitgevoerd met een uitschakelbare ventilatie die centraal op een gemakkelijk bereikbare plaats kan worden aangestuurd.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
33
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
BIJLAGE: BEGRIPPEN ** VOOR ZOVER EEN DIN-, NEN-, NEN-EN-, OF NEN-ISO-NORM, ...: Voor zover in een voorschrift verwezen wordt naar een DIN-, DIN-ISO, NEN-, NEN-EN-, NEN-ISO-, NVN-norm, AI-blad, BRL, CPR, PGS of NPR, wordt de uitgave bedoeld die voor de datum waarop de vergunning is verleend het laatst is uitgegeven met tot die datum uitgegeven aanvullingen of correctiebladen. Indien er sprake is van reeds bestaande constructies, toestellen, werktuigen en installaties is -de norm, BRL, CPR, PGS, NPR of het AI-blad van toepassing die bij de aanleg of installatie van die constructies, toestellen, werktuigen en installaties is toegepast, tenzij in het voorschrift anders is bepaald. Alle onderstaande verklaringen en definities zijn van toepassing op de in de voorschriften gebruikte benamingen en termen, aangevuld met, dan wel in afwijking van de in NEN 5880 (Afval en afvalverwijdering, Algemene termen en definities) en de NEN 5884 (Afval en afvalverwerking, termen en definities voor bouw- en sloopafval) gegeven verklaringen en definities. BESTELADRESSEN: publicaties zijn in ieder geval verkrijgbaar bij de onderstaande instanties: - AI-bladen bij: SDU Service, afdeling Verkoop Postbus 20025 2500 EA DEN HAAG telefoon (070) 378 98 80 telefax (070) 378 97 83 www.sdu.nl - PGS-richtlijnen zijn digitaal verkrijgbaar via www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl - DIN, DIN-ISO, NEN, NEN-EN, NEN-ISO, NVN-normen en NPR-richtlijnen bij: Nederlands Normalisatie-instituut (NEN), Afdeling verkoop Postbus 5059 2600 GB DELFT telefoon (015) 269 03 91 telefax (015) 269 01 90 www.nen.nl - BRL-richtlijnen bij: KIWA Certificatie en Keuringen Postbus 70 2280 AB RIJSWIJK telefoon (070) 414 44 00 telefax (070) 414 44 20 - InfoMil is het informatiecentrum in Nederland over milieu wet- en regelgeving. www.infomil.nl BEDRIJFSRIOLERING: Een stelsel van buizen, verbindingstukken en elementen zoals straat- en trottoirkolken, gootelementen, verzamelputten en installaties, zoals slibvangputten, olie-waterscheider en controleputten voor de opvang en afvoer van bedrijfsafvalwater. FEESTDAGEN: Feestdagen zoals gedefinieerd in de Algemene termijnenwet. GELUIDSNIVEAU IN DB(A): Het niveau van het ter plaatse optredende geluid, uitgedrukt in dB(A), overeenkomstig de door de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC) terzake opgestelde regels, zoals neergelegd in de IEC-publicatie no. 651, uitgave 1989.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
34
Bijlage overwegingen en voorschriften behorende bij UV 20140150
GOEDEREN: Producten als genoemd in bijlage 7 van de NeR. Bijlage 7 van de NeR geeft de klassenindeling van de meest voorkomende stortgoederen. Deze lijst moet overigens niet als limitatief worden gezien, doch kan aanvullingen of wijzigingen ondergaan. PREVENTIE: Maatregelen die worden genomen voordat een stof, materiaal of product afvalstof is geworden, ter vermindering van: de hoeveelheden afvalstoffen, al dan niet via het hergebruik van producten of de verlenging van de levensduur van producten; de negatieve gevolgen van de geproduceerde afvalstoffen voor het milieu en de menselijke gezondheid, of het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten. VLOEISTOFKERENDE VOORZIENING: Fysieke barrière die in staat is stoffen tijdelijk te keren
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
35
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
3
Zienswijzen ten aanzien van het eerste ontwerpbesluit
3.1
Algemeen
Het was vanaf de datum waarop de (eerste) ontwerpvergunning ter inzage is gelegd, gedurende 6 weken voor iedereen mogelijk om schriftelijk of mondeling een zienswijze op de ontwerpvergunning in te dienen. Wij hebben binnen de genoemde termijn een zienswijze ontvangen van: 1 2 3 4 5 6
(Pro forma zienswijze van de) bewoner van de Hoek 5 te Nederweert, ingekomen op 25 juni 2015; (Pro forma zienswijze van de) bewoner van de Tolheuvel 2 te Nederweert, ingekomen op 25 juni 2015; (Pro forma zienswijze van de) bewoner van de Tolheuvel 4b te Nederweert, ingekomen op 25 juni 2015; (Pro forma zienswijze van) ARAG Rechtsbijstand, namens cliënt wonend aan de Heijsterstraat 15 te Nederweert, ingekomen op 25 juni 2015; (Pro forma zienswijze van de) bewoner van de Heijsterstraat 19 te Nederweert, ingekomen op 25 juni 2015; Bewoner van de Tolheuvel 3 te Nederweert, ingekomen op 25 juni 2015.
De appelanten onder 1 tot en met 5 zijn in de gelegenheid gesteld om de gronden van de zienswijze binnen 2 weken aan te vullen. Binnen de genoemde termijn zijn de aanvullingen ontvangen van: 1 2 3 4
Bewoner van de Hoek 5 te Nederweert, ingekomen op 14 juli 2015; DAS namens cliënt wonend aan de Tolheuvel 2 te Nederweert, ingekomen op 14 juli 2015, aangevuld op 22 juli 2015; Bewoner van de Tolheuvel 4b te Nederweert, ingekomen op 13 juli 2015; ARAG Rechtsbijstand, namens cliënten wonend aan de Heijsterstraat 15 te Nederweert en wonend aan de Heijsterstraat 19, ingekomen op 14 juli 2015.
Op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht zijn de zienswijzen aan de vergunningaanvrager toegezonden en is de mogelijkheid geboden hierop te reageren. Ten aanzien van de ingebrachte zienswijzen en de ontvangen reactie namens de aanvrager hebben wij het volgende overwogen:
3.2
Behandeling zienswijzen
1. Grotere stal Zienswijze bewoners Hoek 5: Wij kunnen ons niet verenigen met het ontwerpbesluit omdat het betreft hier een aanvraag voor een bebouwing die groter is dan de originele stal. Overweging bevoegd gezag: Ter plaatse van de Heijsterstraat 21-23 liggen grote bouwvlakken intensieve veehouderij, als wordt voldaan aan overige wet- en regelgeving mogen dergelijke bouwvlakken volledig bebouwd worden. Dit recht is door dit plan niet gewijzigd, er wordt enkel meer gebruik van gemaakt. De grotere stal is getoetst aan de huidige wet- en regelgeving. Aan deze wet- en regelgeving wordt voldaan. 2. Bestemmingsplan en bouwhoogte Zienswijze bewoners Hoek 5: Wij kunnen ons niet verenigen met het ontwerpbesluit omdat het betreft hier een twee-etagestal, die niet past in het bestemmingsplan dat voorziet in een maximale bouwhoogte tot 10 meter. Overweging bevoegd gezag: In de bouwregels van het bestemmingsplan, artikel 5.2.2 lid 1 is inderdaad een maximale bouwhoogte van tien meter opgenomen. Doordat er echter af wordt geweken van het bestemmingsplan, zoals mogelijk gemaakt in artikel 2.12 lid 1 sub a ten derde Wabo, voor het vergroten van deze hoogte kan de vergunning toch verleend worden. Het getuigt van een goede ruimtelijke ordening om af te wijken Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
36
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
voor deze bouwhoogte. Dit doordat 1,3 meter toename tot de 10 meter die reeds rechtstreeks toegestaan is, geen onevenredig grote verhoging is. Deze wordt ingekaderd in het landschap door omringende beplanting waardoor ze ook geen onevenredige inbreuk op dit landschap maakt. De milieu-impact van de stal wordt niet afgemeten aan de hoogte maar aan de emissies die ervan af komen en deze voldoen aan de milieuregelgeving en ook de achtergrondbelasting geur voldoet aan de regelgeving. 3. Meer dieren en overlast Zienswijze bewoners Hoek 5: Wij kunnen ons niet verenigen met het ontwerpbesluit omdat het gaat hier om een aanzienlijke vergroting van de veestapel en dus overlast. Overweging bevoegd gezag: Het aantal en de toename van de dieren en de hierbij behorende emissies zijn getoetst aan de huidige wet- en regelgeving. Aan deze wet- en regelgeving wordt voldaan. 4.Initiatief Weert (cumulatie) Zienswijze bewoners Hoek 5: Wij kunnen ons niet verenigen met het ontwerpbesluit omdat in de omgevingsvergunning geen rekening gehouden is met het feit dat aan de overzijde van de A-2, hemelsbreed ca. 100 meter verder, ook twee grote stallen worden gebouwd (dit is weliswaar de gemeente Weert, maar overlast houdt niet op bij de gemeentegrenzen). Overweging bevoegd gezag: Aanvrager heeft een aangepaste “Bijlage M.E.R. & Aanvraag Omgevingsvergunning” ingediend. Uit deze invoergegevens (hoofdstuk 4) van de betreffende berekeningen blijkt dat de reeds verleende eerste fase vergunning voor de inrichting (Sint Sebastiaanskapelstraat 9a) in Weert is meegenomen in de berekening. De gemeente Nederweert heeft een geurverordening vastgesteld. De geurbelasting als gevolg van de aangevraagde activiteiten voldoet ter plaatse van geurgevoelige objecten aan de normering die is vastgelegd in de Verordening geurhinder en veehouderij. De onderbouwing van de in de verordening opgenomen geurnormen is te vinden in de Gebiedsvisie Wgv. In de hoogte van de geurnormen is rekening gehouden met de in deze gebiedsvisie berekende cumulatieve geurbelasting van alle veehouderijen samen. Indien er voldaan wordt aan de gemeentelijke geurverordening wordt er ook voldaan aan de achtergrondbelasting. Aan de achtergrondbelasting (na afronding) wordt voldaan op alle objecten. Op één object bedraagt de achtergrondbelasting 20,222 OU, afgerond dus 20 OU, in de 3 huidige situatie is de belasting hier nu ook 20,222 OU/m . Deze belasting blijft dus ook gelijk. (tekst deels aangepast na tweede ontwerp).
5. Woongenot, gezondheid, leefmilieu en veiligheid Zienswijze bewoners Hoek 5: Wij kunnen ons niet verenigen met het ontwerpbesluit omdat wij vrezen dat door het bouwen van deze megastal het woongenot, gezondheid, leefmilieu en veiligheid onevenredig worden aangetast. Overweging bevoegd gezag: Het bouwen van een grote stal is rechtstreeks mogelijk binnen het bestaande bouwvlak. Als zodanig wordt dit beschouwd als een bestaand recht. Woongenot is geen afwegingsgrond in de milieuregelgeving. Er wordt afgeweken van het bestemmingsplan voor de afstand tot de A2, het bouwen op archeologisch waardevolle grond en voor de bouwhoogte die 1,3 meter hoger is dan de rechtstreeks toegestane bouwhoogte, hiervoor is woongenot wel een afwegingsgrond. Weliswaar maken deze afwijkingen een grotere stal mogelijk maar wij vinden niet dat er onevenredige aantasting van het woongenot plaatsvindt. We beoordelen hierbij dieraantallen overigens niet als aantallen an sich maar als gevolg van de emissie die zij uitstoten en die binnen de daarvoor vastgestelde normen liggen. Een norm die reeds lager is op het gebied van geur (10 OU ipv 14 OU) dan wettelijk voorgeschreven. Daarnaast nemen wij in aanmerking dat er reeds stallen dichter dan rechtstreeks toegestaan bij de A2 liggen, dat er mitigatie van de bouwhoogte plaatsvindt door aanplant met boomvormers langs de lengterichting van de stal, tussen de dichtbijgelegen woningen en de stal in en het economisch belang van de ondernemer om de locatie rendabel te kunnen exploiteren. Ten slotte sloopt de ondernemer een groot gedeelte van de bestaande opstallen en bouwt nieuwe stallen weer op. Samenvattend zijn
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
37
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
wij van mening dat geen onevenredige aantasting van het woongenot plaatsvindt. Dit te meer in het geval van de bewoners van de Hoek 5 die hemelsbreed circa 350 meter van het bedrijf af wonen. Met betrekking tot gezondheid, leefmilieu en veiligheid verwijzen wij naar de aanvraag, de ruimtelijke onderbouwing en onze overwegingen zoals opgenomen in deze vergunning. Er is geen sprake van strijdigheid met wet- en regelgeving. 6. Gezondheid Zienswijze bewoners Hoek 5: Wij kunnen ons niet verenigen met het ontwerpbesluit omdat in de omgevingsvergunning is geen eis voor een Gezondheidseffectrapportage opgenomen (aantasting luchtkwaliteit, drastische toename kadavers, risico's bij uitbreken van ziektes voor omwonenden). Overweging bevoegd gezag: Zoals vermeld staat in de paragraaf 1.1.2.5 onder “(Volks)gezondheid” is het aspect gezondheid beoordeeld. In de paragraaf staat onder andere dat de lucht van de stallen door combi luchtwassers wordt geleid voordat deze in de buitenlucht komen. Behalve het gestelde in paragraaf 1.1.2.5 onder “(Volks)gezondheid” staat in paragraaf 8.3.2 van het Milieueffectrapportage bovendien dat de ondernemer deel neemt aan IKB varken. IKB staat voor Integrale Ketenbeheersing. IKB Varken is ontwikkeld als maatstaf voor het verantwoord produceren van varkensvlees. Speerpunten zijn kwaliteit, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Producten die onder het kwaliteitssysteem IKB Varken worden geproduceerd, komen van bedrijven die gecontroleerd worden op onder meer veevoer, diergeneesmiddelengebruik, hygiëne en transport. De controle, beoordeling en certificering worden uitgevoerd door onafhankelijke en door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde bedrijven. Dit heeft wat betreft deze procedure geen status maar dit geeft wel aan dat de ondernemer vrijwillig maatregelen treft om overlast en gezondheidsrisico’s voor de buurt te voorkomen. Ter informatie wijzen we ook op de Regeling dierlijke producten. Voor de verwijdering en verwerking van kadavers van landbouwhuisdieren gelden strikte regels. Het destructiebedrijf is verplicht om het kadaver de eerstvolgende werkdag nadat de kadavers gemeld zijn op te halen en te verwerken. De luchtkwaliteit is bovendien getoetst aan de huidige wet- en regelgeving en hieraan wordt voldaan (zie bovenstaande paragraaf 1.1.2.4 onder “Luchtkwaliteit”). Een Gezondheidseffectrapportage is niet verplicht. 7. Omgeving Zienswijze bewoners Hoek 5: Verder zijn wij van mening dat een varkenshouderij van dergelijke omvang niet in deze omgeving passend is. Overweging bevoegd gezag: Hoe de omgeving eruit ziet betreft geen wettelijk toetsingskader waaraan getoetst dient te worden, mits de ligging past in het bestemmingsplan. Doordat hier reeds vele jaren grote bouwvlakken liggen is er een varkenshouderij van grote omvang mogelijk, het is een bestaand recht. 8. Belangen buurtbewoners Zienswijze bewoners Hoek 5: Daarnaast vinden wij het onacceptabel dat geen rekening is gehouden met de belangen van de buurtbewoners (toename gezondheidsrisico's, aantasting woongenot etc.). Overweging bevoegd gezag: Deze zienswijzen zijn al behandeld onder de punten 5 en 6. 9. Weigeren vergunning Zienswijze bewoners Hoek 5: Derhalve verzoeken wij u om alsnog te besluiten om de omgevingsvergunning voor alle aangevraagde Wabo-activiteiten te weigeren. Overweging bevoegd gezag: De aanvraag is getoetst aan de huidige wet- en regelgeving. Hieraan wordt voldaan en wij zien geen reden om de vergunning te weigeren.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
38
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
10. Toetsingsaspecten Zienswijze DAS: Cliënt is van mening dat het ontwerpbesluit niet voldoet aan de wettelijke bepalingen en richtlijnen, meer specifiek de in de artikelen 2.10, 2.12 en 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) genoemde toetsingsaspecten. Hij meent dan ook dat het ontwerp op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en een en ander daarbij niet deugdelijk gemotiveerd is. Overweging bevoegd gezag: De aanvraag is getoetst aan de huidige wet- en regelgeving. Hieraan wordt voldaan en wij zien geen reden om de vergunning te weigeren. Daarnaast is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Hiervoor verwijzen wij naar de onderbouwing in het ontwerpbesluit. 11. Overlast Zienswijze DAS: Cliënt vreest dat de (ontwerp) omgevingsvergunning nadelige gevolgen voor hem zal hebben doordat zijn woongenot, gezondheid, leefmilieu en veiligheid onevenredig zal worden aangetast. Het gaat dan onder meer om een aanzienlijke waardevermindering van zijn woning en overlast van onder meer: • g eurhinder / stankoverlast; • stof en geluid door toenemende (vracht)verkeerbewegingen met tevens een onveiligere en drukkere verkeerssituatie tot gevolg; • geluid door (overige) bedrijfsactiviteiten; • vliegen en ongedierte, waardoor het woongenot onevenredig wordt aangetast en bovendien een ongezonde situatie kan ontstaan i.v.m. verspreiding van ziekte(verwekkers). Overweging bevoegd gezag: Deze zienswijzen zijn deels al behandeld onder de punten 5 en 6. Met betrekking tot geluid, vliegen en ongedierte overlast verwijzen we naar de aanvraag en de overwegingen. Deze aspecten zijn beoordeeld en hebben geleid tot deze vergunning en de daaraan verbonden voorschriften. Voor wat betreft grieven over waardedaling, hiervoor bestaat het instrument planschade, waarbij een eventuele waardedaling als gevolg van het plan getaxeerd kan worden en indien hier sprake van is uitgekeerd kan worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat de bewoner een planschadeclaim indient na het onherroepelijk worden van het plan. Er zijn leges verbonden aan deze claim. Meer informatie over planschade is te vinden op de site www.nederweert.nl. 12. Overlast Zienswijze DAS: Daarbij vreest cliënt dat de ontwikkeling o.a. tot gevolg zal hebben: • een aantasting van de volksgezondheid en de gezondheid van cliënt in het bijzonder nu nog onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd inzicht is in de relatie tussen veehouderijen en de gezondheid van mensen in de omgeving van veehouderijen. Naar mening van cliënt dient in dit geval volgens de GGD Nederland in ieder geval een afstandsnorm van 250 meter gehanteerd te worden, wat niet het geval is. • Voorts is cliënt niet gebleken dat in dit specifieke geval er een gezondheidseffectrapportage is opgesteld; • een verdere aantasting van de luchtkwaliteit; • aantasting van het uitzicht door een toenemende hoogte; • drastische toename van kadavers langs de weg met een onaangename geur en verrommeling van het straatbeeld als gevolg. Overweging bevoegd gezag: Deze zienswijzen zijn behandeld in de overwegingen bij dit besluit en onder de punten 2, 4, 5, 6 en 7. Ten aanzien van de kadavers : De kadavers moeten op een dusdanige manier opgeslagen worden zodat er minimaal overlast te verwachten is, hiervoor zijn ook voorschriften opgenomen (zie paragraaf 2.1.4 kadaverplaats /kadaveraanbiedvoorziening). Er is in de milieutekening 1 kadaveraanbiedplaats aangegeven. Het is inderdaad zo dat meer kadavers op deze aanbiedplaats kunnen worden geplaatst, gegeven de centralisatie van de kadavers heeft dit echter geen onevenredige verrommeling tot gevolg.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
39
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
13. Verklaring van geen bedenkingen en bestemmingsplan Zienswijze DAS: Cliënt is verder van mening dat een varkenshouderij van dergelijke omvang niet in deze omgeving passend is. Voorts is cliënt niet gebleken dat de raad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven voor dit project, danwel dat hier door de gemeenteraad categorieën van gevallen voor zijn aangewezen waarbinnen dit project passend is. Daarnaast acht cliënt het onacceptabel dat de gevreesde onevenredige waardedaling van zijn woning en aantasting van onder meer zijn woongenot, in deze minder zwaar zouden wegen dan de belangen van de varkenshouderij en zelfs in zijn geheel niet meegewogen lijken te zijn. Dit terwijl met o.a. de afwijking van het bestemmingsplan een bedrijf van grotere omvang wordt mogelijk gemaakt. Een (voldoende) belangenafweging hiertoe alsmede een belangenafweging waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, mist cliënt althans in de (ontwerp)besluitvorming. Daarbij is cliënt ook niet c.q. onvoldoende gebleken dat e.e.a. in cumulatie is bezien met bijvoorbeeld de nog te bouwen stallen aan de Sint Sebastiaanskapelstraat 9a te Weert, welke omgevingsvergunning op 3 maart 2015 is verleend. Ook hier betreft het stallen voor een grote hoeveelheid dieren, welke op korte afstand van het perceel van cliënt en het onderhavige project is gesitueerd. Verder is cliënt niet gebleken dat, hoewel deze op 15 juli 2014 is aangevraagd en op 2 oktober 2014 in ontwerp ter inzage is gelegd, inmiddels een Natuurbeschermingswet vergunning is verleend of überhaupt nog zal worden verleend. Kortom cliënt kan zich niet verenigen met de (ontwerp)besluitvorming en meent dat deze op basis van het voorgaande ook niet verleend kan worden. Cliënt verzoekt u dan ook om alsnog te besluiten de omgevingsvergunning voor alle aangevraagde Wabo-activiteiten te weigeren. Overweging bevoegd gezag: Het passen in de omgeving is bij het uitbreiden van het bouwvlak een belangrijke afwegingsgrond. Als echter reeds een bouwvlak aanwezig is dan zal dit aspect slechts aan de orde komen voor die aspecten van het plan waarvoor wordt afgeweken van het bestemmingsplan, met name de bouwhoogte en de afstand tot de A2. Voor de aangevraagde stal op zich komt dit aspect niet meer aan de orde. Op 15 juni 2010 heeft de gemeenteraad besloten tot het afgeven van een vvgb met uitzondering van bepaalde categorieën van gevallen, zoals goedkeuring heeft gekregen in een soortgelijk geval in de rechterlijke uitspraak van 28 april 2015, ECLI-kenmerk NL:RBGEL:2015:2805. Deze categorieën zijn: • Functiewijzigingen buiten de rode contour; • Uitbreiding en nieuwvestiging van agrarische bouwblokken; • Vestiging van nieuwe niet-agrarische bedrijven buiten de rode contour; • Woningbouw buiten de rode contour; Doordat geen sprake is van een van dergelijke categorieën is reeds een vvgb verleend op 15 juni 2010. Voor wat betreft grieven over waardedaling, hiervoor bestaat het instrument planschade, waarbij een eventuele waardedaling als gevolg van het plan getaxeerd kan worden en indien hier sprake van is uitgekeerd kan worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat de bewoner een planschadeclaim indient na het onherroepelijk worden van het plan. Er zijn leges verbonden aan deze claim. Meer informatie over planschade is te vinden op de site www.nederweert.nl. Wat betreft de belangenafweging omtrent woongenot, hiervoor wordt verwezen naar de beantwoording van zienswijze 5. Wij stellen ons op het standpunt dat in de tekst van het ontwerpbesluit in samenhang met de ruimtelijke onderbouwing een belangenafweging blijkt. De zienswijze met betrekking tot de cumulatie met de St. Sebatiaanskapelstraat 9a te Weert is reeds onder zienswijze nummer 4 behandeld. De Provincie Limburg is met betrekking tot de Natuurbeschermingswet het bevoegde gezag. De Natuurbeschermingswetvergunning is voorafgaand (25 juli 2014) aan de omgevingsvergunning aangevraagd. Deze is op 27 november 2014 verleend door de Provincie Limburg (zaaknummer 20140750) en als bijlage toegevoegd aan de aanvraag. Er vindt daarom geen coördinatie plaats tussen beide vergunningstelsels als bedoeld in artikel 2.27 Wabo en hoofdstuk 9 Natuurbeschermingswet 1998. Dit betekent dat beide aanvragen apart van elkaar door de bevoegde gezagen worden behandeld. 14. Ontvankelijkheid aanvraag Zienswijze DAS: De relevante wettelijke bepalingen zijn: Regeling omgevingsrecht. Artikel 4.1. (Algemene vereisten omtrent een inrichting). Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
40
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
Lid 1. In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het oprichten of in werking hebben van een inrichting, verstrekt de aanvrager de volgende gegevens en bescheiden: Sub e. de aard en omvang van de belasting van het milieu die de inrichting tijdens normaal bedrijf kan veroorzaken, daaronder begrepen een overzicht van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die daardoor kunnen worden veroorzaakt; Lid 2. De aanvraag gaat vergezeld van een niet-technische samenvatting van de in het eerste lid bedoelde gegevens. Bij de aanvraag zit geen niet-technische samenvatting. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn, mits uit de bijlagen voldoende blijkt wat de aard en omvang van de belasting van het milieu is en welke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt. De bijlagen bevatten hiertoe echter onvoldoende informatie (zie hieronder). Awb Artikel 4:2 Lid 2. De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De aanvraag bevat naar mening van cliënt onvoldoende gegevens en had door het college niet ontvankelijk moeten worden verklaard, vanwege het ontbreken van een deugdelijk geurrapport, gegevens over het doorstroomoppervlak van het luchtkanaal, gegevens over de bodembedreigende activiteiten, gegevens over tonaal geluid en gegevens over de houtkachel. Het Hof van Justitie van de EU heeft geoordeeld dat drijfmest van een varkenshouderij moet worden aangemerkt als „afvalstof', tenzij de veehouder aan kan tonen dat de drijfmest wordt hergebruikt zonder voorafgaande bewerking (arrest d.d. 3-10-2013, zaak C 113/12). In de aanvraag is drijfmest niet vermeld onder „afvalstoffen", zodat de aanvrager moet aantonen dat de drijfmest wordt hergebruikt zonder voorafgaande bewerking. Overweging bevoegd gezag: In het “Milieueffectrapportage” staat naar onze mening een uitgebreide niet-technische samenvatting. Hier is tekstueel en middels tabellen uitgelegd welke ontwikkelingen er plaats gaan vinden. Ook wordt er op het aanvraagformulier tekstueel vermeld wat er gaat wijzigen. Op de bijbehorende tekening is te zien hoe een en ander er uit komt te zien. Uit de aanvraag en de bijlagen blijkt voldoende welke milieugevolgen er te verwachten zijn. Appellant vermeldt dat de volgende gegevens ontbreken: 1. Een deugdelijk geurrapport, er is volgens ons geen reden om te twijfelen aan het ingediende en beoordeelde V-Stacks berekening (bijlage 3.2 “Voorkeursalternatief” van de “Bijlage M.E.R. & Aanvraag omgevingsvergunning”); 2. Gegevens over het doorstroomoppervlak van het luchtkanaal, deze gegevens staan vermeld in paragraaf 10 “Dimensioneringsplannen luchtwassers” van de “Bijlage M.E.R. & Aanvraag omgevingsvergunning”; 3. Gegevens over de bodembedreigende activiteiten, deze gegevens staan vermeld in paragraaf 11 “Bodem” en tabel 11 “bodembedreigende activiteiten” behorende bij de aanvraag; 4. Aanvrager heeft op grond van de zienswijzen en het ontbreken van het tonaal geluid in het Akoestisch onderzoek een aangepast Akoestisch onderzoek ingediend waarin het tonaal geluid mee is genomen. Uit het aangepaste Akoestisch onderzoek blijkt dat eventueel aanwezige tonale geluiden niet boven het heersende referentiegeluid uitkomen dan wel niet relevant zullen zijn. Dit is ook zo beschreven in het akoestisch onderzoek in de samenvatting en de bijbehorende bijlage 6. 5. Gegevens over de houtkachel, De houtkachel is opgenomen in de tabel op de tekening en in tabel 27 behorende bij het aanvraagformulier. In tabel 27, van het oude aanvraagfomulier, stond een typefout (er werd houtpallets vermeld). Dit is, zoals ook vermeld op de tekening bij nummer 8, gewijzigd naar houtpellets. Deze houtpellets mogen conform het Activiteitenbesluit verbrand worden. De houtkachel en brandstof moeten voldoen aan de eisen en voorwaarden gesteld in paragraaf 3.2.1. en de bijbehorende regeling. 6. In het Millieueffectrapportage wordt onder paragraaf 4.2 “Productieproces” vermeld dat de mest volledig van het bedrijf wordt afgevoerd en (deels) wordt verwerkt /vergist op een andere locatie van de initiatiefnemer. Ook in paragraaf 5.11 “Emissie van meststoffen” wordt beschreven wat er met de mest gebeurt. De mest valt echter onder een andere wetgeving (Meststoffenwet) waarvoor wij niet het bevoegde gezag zijn. De ondernemer dient, aan deze andere wetgeving, wel te allen tijde te voldoen. In artikel 22.1, negende lid, van de Wet milieubeheer staat dat hoofdstuk 10 (Afvalstoffen) niet van toepassing is als voor een afvalstof
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
41
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
regels gelden die zijn gesteld bij of krachtens de Meststoffenwet. De meststoffenwet is van toepassing op drijfmest en hierdoor hoeft de aanvrager niet aan te tonen dat de drijfmest wordt hergebruikt zonder voorafgaande bewerking. De aanvrager dient de drijfmest af te zetten zoals toegestaan is conform de meststoffenwet. De aanvrager verwerkt /vergist deze deels op een andere locatie van de initiatiefnemer. In ieder geval wordt de mest afgevoerd conform de voorschriften van de Meststoffenwet. 15. Activteitenbesluit Zienswijze DAS: Het college wijst er op dat er binnen de inrichting activiteiten verricht worden waarop het Activiteitenbesluit van toepassing is. De overwegingen schieten op dit punt naar mening van cliënt te kort. Het college had namelijk moeten nagaan of aan de eisen van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. De aangevraagde luchtwasser voldoet niet aan de Activiteitenregeling milieubeheer (zie hieronder). Verder is onduidelijk of (middels het toepassen van BBT) aan de zorgplicht voor bodem wordt voldaan. Vanwege het ontbreken van gegevens over de houtkachel is onduidelijk welk regime van toepassing is. De vergunningplicht is afhankelijk van het nominaal vermogen, het thermisch vermogen en de soort brandstof (categorie 1.4 van onderdeel C bijlage I Bor). In hoeverre § 3.2.1 (Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie) van het Activiteitenbesluit van toepassing is, hangt eveneens daar van af. Ook is van belang of er alleen schoon hout of ook afvalhout wordt gestookt.( F.CLI:NL:RVS:2014:3696 ABRvS d.d. 15-10-2014 nr. 201311265/1/A4 en ECLI:NL:RVS:2014:2349 d.d. 25-06-2014. nr. 201311265/1/A4). Overweging bevoegd gezag: De zienswijzen met betrekking tot de houtkachel is reeds onder zienswijze nummer 14 behandeld. Op deze houtkachel is het Activiteitenbesluit van toepassing. Het aspect bodem is onder paragraaf 1.1.2.3 “Activiteitenbesluit” beoordeeld. Hierin staat dat de inrichting met betrekking tot bodemaspecten onder paragraaf 2.4 “Bodem” valt van het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit en de bijbehorende regeling staat waaraan de ondernemer moet voldoen. Naar aanleiding van de zienswijzen is de aanvraag gewijzigd. In de aanvraag staat in tabel 11 van het aanvraagformulier en in paragraaf 5.10 “Bodem en grondwater” van het Milieueffectrapportage dat er bij alle bodembedreigende stoffen een eindemissiescore van 1 wordt gehaald, door o.a. regelmatige controle en toezicht op de activiteiten. Dit houdt in dat er wordt voldaan aan de NRB (Nederlandse Richtlijn Bodembescherming) en aan BBT (Best beschikbare technieken). 16. Bodem Zienswijze DAS: De afdelingen 2.1 ''Zorgplicht" en 2.4 "Bodem" van het Activiteitenbesluit zijn van toepassing. Daarnaast geldt onverkort dat de in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) moeten worden toegepast (art. 2.14 lid 1 sub c Wabo). Voor het aspect bodem betekent dit dat moet worden voldaan aan de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB). In de motivering wordt daar ten onrechte niet op ingegaan. Nu is onduidelijk of de bodembedreigende activiteiten (dieseltanks, opslag mest en spuiwater) voldoen aan de NRB. Overweging bevoegd gezag: Deze zienswijzen is al behandeld onder punt 15. 17. Geur Zienswijze DAS: Er is geen deugdelijk geuronderzoek uitgevoerd. De aanvraag bevat slechts enkele pagina’s met geurberekeningen die (zeker voor een leek) volstrekt onbegrijpelijk zijn. Dit is in strijd met artikel 4:2 lid 2 Awb. Hier klemt ook het ontbreken van een niet-technische samenvatting (artikel 4.1 lid 2 Regeling omgevingsrecht). Er is geen sprake van uitleg en conclusies en het is onduidelijk hoe de diverse parameters zijn bepaald. Heeft de gemeente de geurberekeningen en de invoerparameters gecontroleerd? Zijn de kengetallen correct toegepast? Het is twijfelachtig of de coördinaten van de emissiepunten correct zijn ingevoerd. Afgaande op de tekeningen bij de aanvraag zijn de coördinaten (in afwijking van de geurberekeningen):
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
42
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
Volgnr. 1 2 3 4
BronlD Stal 4.1 Stal 4.2 Stal 4.3 Stal 4.4
X-coord. 177 945 177 976 177 954 177 985
Y-coord. 366 121 366 149 366 113 366 143
Overweging bevoegd gezag: De zienswijzen met betrekking tot de onduidelijkheid en de niet-technische samenvatting is reeds onder zienswijzen nummer 14 behandeld. Er wordt vermeld dat er geen uitleg en conclusies worden gegeven en ook niet de wijze van controle van de aanvraag. In het besluit staat in paragraaf 1.1.2.4 onder “Geur” vermeld dat geur getoetst wordt aan het exclusieve toetsingskader Wet geurhinder en veehouderij en de Regeling geurhinder veehouderij. Uit de Rgv volgt dat geur berekend moet worden met het model V-Stacks. De ingediende berekening is uitgevoerd en gecontroleerd aan de “Gebruikershandleiding V-Stacks vergunning”. Naar aanleiding van de zienswijzen over de coördinaten is een situatietekening met de correcte toekomstige X-Y- coördinaten ingediend. Deze zijn bepaald door de toekomstige stallen op een kadastrale kaart te projecteren. De berekeningen zijn aangepast aan deze nieuwe correcte X-Y coördinaten. 18. Luchtwasser Zienswijze DAS: Volgens de systeembeschrijving van het aangevraagde systeem (BWL 2009.12.V1) moet de installatie bestaan uit een watergordijn (type gelijkstroom) met daarachter een biologische wasser. Het watergordijn moet in de voorruimte aanwezig zijn, zodat de lucht optimaal wordt verdeeld over het gehele aanstroomoppervlak van de wassectie. Volgens de tekening bij de systeembeschrijving moeten de sproeiers verticaal worden geplaatst (sproeirichting naar beneden). Volgens de aanvraag is het watergordijn deels gelijkstroom en deels tegenstroom. Het watergordijn is niet in de voorruimte aanwezig (er is geen voorruimte). Volgens de tekening zijn de sproeiers horizontaal geplaatst (sproeirichting naar opzij). De aangevraagde luchtwasser voldoet niet aan de systeembeschrijving (BWL 2009.12.V1), zodat er onterecht is gerekend met de emissiefactoren en verwijderingsrendement voor ammoniak, geur en fijn stof (PM 10) van dat systeem. Bovendien zijn er afzuigingen vanuit de stal die rechtstreeks naar drukkamer of de wassectie gaan (dus niet via het centraal ventilatiekanaal). Dit is in strijd met artikel 3.98 lid 5 jo. lid 3 van de Activiteitenregeling milieubeheer. De aangevraagde luchtwasser voldoet dus ook niet aan de Activiteitenregeling milieubeheer. Het doorstroomoppervlak van het luchtkanaal bedraagt ten minste een vierkante centimeter per kubieke meter lucht bij de maximale capaciteit van het luchtwassysteem (artikel 3.98 lid 2 van de Activiteitenregeling milieubeheer). Uit de gegevens bij de aanvraag is niet te herleiden of dit het geval is. Overweging bevoegd gezag: Naar aanleiding van de zienswijzen is de tekening aangepast. De afzuigingen komen niet meer rechtstreeks in de drukkamer. Deze komen nu uit in het centraal afzuigkanaal. Ook zijn de sproeiers conform de systeembeschrijving (de nieuwe versie BWL 2009.12.V2) geplaatst. Uit de dimensioneringsplannen blijkt dat er voldaan wordt aan de eis uit de Activiteitenregeling. In de dimensioneringsplannen wordt vermeld wat de maximale ventilatiebehoefte is voor de betreffende stal en wat het oppervlak van het luchtkanaal is. Hieraan wordt in alle vier de stallen voldaan. Ter verduidelijking hebben we hieronder voor alle vier de stallen de gegevens vermeld: • Stal 4.1: maximale ventilatie 155.550 m3/uur oppervlak van het luchtkanaal is 17,28 m2; • Stal 4.2: maximale ventilatie 155.550 m3/uur oppervlak van het luchtkanaal is 17,28 m2; • Stal 4.3: maximale ventilatie 105.726 m3/uur oppervlak van het luchtkanaal is 11,75 m2; • Stal 4.4: maximale ventilatie 136.728 m3/uur oppervlak van het luchtkanaal is 15,19 m2.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
43
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
19. Geurbelasting, gezondheid en BBT Zienswijze DAS: De geurbelasting op woningen is hoog. Blootstelling aan stank kan leiden tot nadelige gezondheidseffecten zoals hoofdpijn, duizeligheid, lage rugklachten, slaapstoornissen en depressieve klachten. De Nederlandse Gezondheidsraad heeft bevestigd dat geurhinder ten koste gaat van de kwaliteit van leven en de leefbaarheid van de omgeving. De geurbelasting zou vrij eenvoudig kunnen worden verlaagd door het toepassen van BBT, zoals het verhogen van de emissiepunten. Artikel 2 lid 2 Wgv bepaalt dat voorschriften kunnen worden gesteld om te bereiken dat in aanmerking komende beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Verplaatsing of verhoging van het emissiepunt is een vorm van BBT, zoals de Raad van State meermalen heeft bevestigd. Ook had een alternatieve, gunstiger locatie voor de emissiepunten in de rede gelegen. Overweging bevoegd gezag: De zienswijzen met betrekking tot geur en gezondheid zijn reeds behandeld in de zienswijzen nummers 5, 6, 14 en 17. Het aspect BBT is getoetst en beoordeeld aan de huidige wet- en regelgeving en hieraan wordt voldaan (zie paragraaf 1.1.2.4 onder “Ammoniak” van de overwegingen). Hierin wordt vermeld dat de aanvraag is getoetst aan de BREF, de beleidslijn IPPC-omgevingstoets en het Besluit emissiearme huisvesting. Met betrekking tot geur moet beoordeeld worden of gelet op de geuremissie en de lokale geurhindersituatie sprake is van BBT. Er zijn voor geur geen maximale emissiegrenswaarden door de wetgever vastgesteld. In Nederweert is op basis van een gebiedsvisie een gemeentelijke geurverordening vastgesteld. In deze gemeentelijke geurverordening zijn, rekening houdend met de lokale geurhindersituatie en optredende en verwachte emissies, normen vastgesteld. Deze normen zijn strenger dan de “standaard” normen op grond van artikel 3 van de Wet geurhinder en veehouderij. Nu aan deze strengere normen wordt voldaan concluderen we dat de toegepaste stalsystemen ook qua geur voldoen aan BBT. In de MER (hoofdstuk 6) zijn bovendien alternatieven beschreven (zie paragraaf 1.1.2.2 van de overwegingen). Overigens constateren we dat er geen betere geur reductietechniek dan de aangevraagde techniek (luchtwasser met systeembeschrijving BWL 2009.12.V2) erkend is. De aangevraagde techniek zorgt voor een geur reductie van 85%. Er is geen stalsysteem, voor de aangevraagde diercategorieën, die een lagere geuremissie factor heeft dan aangevraagd wordt. 20. Geluid Zienswijze DAS: De richtwaarden worden overschreden. Dit wordt toegestaan op basis van het referentieniveau, maar kennelijk heeft de gemeente niet zelf het referentieniveau gemeten (er wordt verwezen naar het akoestisch rapport bij de aanvraag). Uitgangspunt is dat het referentieniveau door het bevoegd gezag vast wordt gesteld. Er kan niet worden uitgegaan van een extern rapport. Op pagina 10 van het akoestisch rapport is gesteld dat op het bedrijf geen activiteiten plaats vinden, waarbij relevante tonale geluiden hoorbaar zijn ter plaatse van de beoordelingspunten. Genoemd wordt de laadlift van veewagens die het bedrijf bezoeken. Gesteld wordt dat het eventuele tonale geluid van de laadlift, in deze situatie, niet relevant aangezien dit geluid wordt afgeschermd door de stallen. Deze argumentatie schiet te kort. Ook voor de achteruit zoemer van de vrachtwagens moet een straffactor voor tonaal geluid worden berekend. Dit geluid is waarneembaar bij de omwonenden, in ieder geval bij de woning op nr. 19a, die niet wordt afgeschermd door de stallen. Overweging bevoegd gezag: Het referentieniveau van het omgevingsgeluid wordt gedefinieerd als de hoogste waarde van het L95 en het optredende equivalente geluidsniveau veroorzaakt door zoneringsplichtige verkeersbronnen (hier de A2) minus 10 dB. In casu is deze laatste waarde bepaald (zie onder 2.2. van het akoestisch rapport). Het uitvoeren van een L95 meting is een arbeidsintensieve, dure methode met praktische problemen. Daarom is als worst case benadering uitgegaan van de bepaling o.b.v. de naastgelegen Rijksweg. Mocht immers blijken uit een L95 meting dat er een hoger referentieniveau heerst, zouden de toegestane normeringen alleen maar hoger worden. Wat betreft tonale geluiden: op pagina 12 van het akoestische onderzoek wordt op basis van berekeningen aangegeven dat er bij omwonenden geen sprake zal zijn van waarneembaar tonaal geluid danwel dat dit geen relevante invloed heeft. De optredende geluidsbelastingen ten gevolge van de laadliften (mochten deze als tonaal worden beoordeeld) zijn bij omwonenden – door de relatief lage
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
44
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
bronvermogens, de afstand en eventuele afscherming – zodanig laag dat het geluid niet waarneembaar zal zijn in het heersende achtergrondgeluid. Wat betreft eventueel tonaal geluid afkomstig van de achteruitrijdsignalering wordt geconcludeerd dat deze geluiden van zodanig korte duur zijn dat een eventuele tonaaltoeslagcorrectie geen relevante bijdrage levert op de optredende geluidsbelastingen bij woningen van derden. Er kan dus aan de gestelde normen worden voldaan. 21. Volksgezondheid Zienswijze DAS: De gezondheidsrisico's voor omwonenden zijn niet of onvoldoende afgewogen. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport onderkennen de problemen met gezondheidsrisico's bij veehouderijen en schreven in hun brief van 29 mei 2009 dat gemeenten er verstandig aan doen bij het verlenen van vergunningen aandacht te besteden aan het in beeld brengen van gezondheidseffecten en hiervoor advies in te winnen bij de GGD. Ook de Gezondheidsraad geeft dat advies. Het college heeft dat evenwel niet gedaan. Het had in de rede gelegen om aan de GGD advies in te winnen over de geurbelasting (zie hierboven), besmettingsrisico's en blootstelling aan fijn stof (zie hieronder). Omwonenden lopen het risico besmet te raken door virussen en resistente bacteriën (o.a. varkensgriep en MRSA). Biowassers en stofwassers moeten volgens het RIVM worden geplaatst in de hoogste risicocategorie; legionellagroei en aerosolverspreiding zijn goed mogelijk. Langdurige blootstelling aan fijn stof is ook in lage concentraties levensgevaarlijk. Tot ver onder de Europese norm van 25 microgram per kubieke meter is fijn stof dodelijker dan gedacht. Dat blijkt uit Europees onderzoek dat in het Britse medische tijdschrift The Lancet werd gepubliceerd. Overweging bevoegd gezag: In de gewenste situatie is er een toename van de geur- en fijn stofemissie en een afname in de ammoniakemissie. De rechtbank heeft al eerder uitgesproken dat als wordt voldaan aan het wettelijk toetsingskader voor de aspecten geur- en fijn stof niet hoeft te worden gevreesd voor gezondheidsrisico’s (zaaknummer SHE 12/3065 d.d. 12-07-2013). Uit de geur- en fijn stof berekeningen (behorende bij de aanvraag) blijkt dat er voldaan wordt aan de normen genoemd in de huidige wet- en regelgeving. Voor ammoniak is de provincie Limburg het bevoegde gezag. De aanvrager heeft besloten om de natuurbeschermingswet vergunningaanvraag los te koppelen waardoor deze afzonderlijk afgehandeld kan worden door de provincie Limburg. Zoals vermeld staat in de paragraaf 1.1.2.5 onder “(Volks)gezondheid” is het aspect gezondheid beoordeeld. Wij nemen daarbij in aanmerking dat er momenteel algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten ontbreken, waaruit een andere conclusie kan voortvloeien. Ondernemer neemt echter maatregelen, zoals beschreven in de aanvraag en overwegingen. De zienswijzen met betrekking tor (volks)gezondheid is ook reeds beantwoord bij zienswijze nummer 6, hiernaar wordt verwezen. 22. (Externe) veiligheid Zienswijze DAS: Volgens het college toont de ruimtelijke onderbouwing aan dat in de bedrijfsgebouwen een afdoende woon- en leefklimaat heerst en dat de nabijheid van de A2 geen onevenredig risico vanuit externe veiligheid met zich meebrengt, nu er geen kwetsbaar object in deze nabijheid wordt opgericht, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het college motiveert evenwel niet waarom het aanvaardbaar is dat een beperkt kwetsbaar object binnen 50 m van de A2 wordt opgericht. Het gaat i.e. om bedrijfsgebouwen als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b onderdeel g van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Overweging bevoegd gezag: In de (aangepaste) ruimtelijke onderbouwing is onder paragraaf 7.2.5. het aspect externe veiligheid beoordeeld. Het plangebied is gelegen buiten de risico-contour van 10-6. Er is dus geen sprake van het vestigen van (beperkt) kwetsbare objecten binnen een risicocontour. Omdat artikel 8, lid 2 van het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing is, is verantwoording van het groepsrisico niet van toepassing. Er wordt voldaan aan de regels met betrekking tot externe veiligheid.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
45
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
23. Bouwbesluit Zienswijze DAS: De gebruiksoppervlakte van de brandcompartimenten is 5.590 m2 en 5.395 m2. Dit voldoet niet aan de maximale omvang van 2.500 m2, zoals vereist voor lichte industriefunctie voor bedrijfsmatig houden van dieren (Artikel 2.83 lid 1 Bouwbesluit 2012). Het college heeft dus ten onrechte overwogen dat de activiteit voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens het Bouwbesluit. Nu uit deze overwegingen niet blijkt dat het college instemt met de aangevraagde gelijkwaardigheid, moet het er voor worden gehouden dat het bouwwerk niet brandveilig is. Dit brengt voor omwonenden het risico met zich mee dat er brandoverslag naar hun woning kan plaatsvinden. Overweging bevoegd gezag: De aanvrager heeft in zijn aanvraag gebruik gemaakt van Bouwbesluit artikel 1.3 gelijkwaardigheidsbepaling. Dit betekent dat aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift niet behoeft te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste een zelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in de hoofstukken gestelde voorschriften. Met de genoemde maatregelen zoals opgenomen in het rapportage op basis van risicoanalyse en bijbehorende bijlagen met kenmerk 5271N01 is er conform de NEN 6079 sprake van een beheersbare brandcompartimenten en wordt derhalve voldaan aan de gelijkwaardigheidseis uit artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012, waarmee de overschrijding ten aanzien van de compartimentsgrootte is toegestaan. Deze rapportage maakt onderdeel uit van de aanvraag omgevingsvergunning en het genomen ontwerp besluit en hiermee wordt voldaan aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens het Bouwbesluit en wel door gebruik te maken van artikel 1.3 gelijkwaardigheidsbepaling. Het college heeft dus terecht overwogen dat de activiteit voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens het Bouwbesluit. 24. Voorschriften Zienswijze DAS: 1. Er ontbreekt een voorschrift als bedoeld in artikel 5.7. lid 1, sub d van het Besluit omgevingsrecht (Bor): het beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen of goederen van en naar de inrichting. 2. Er ontbreekt een voorschrift als bedoeld in artikel 5.7, lid 1, sub h Bor: het treffen van maatregelen om bij definitieve bedrijfsbeëindiging de nadelige gevolgen die de inrichting heeft veroorzaakt voor het terrein waarop zij was gevestigd, ongedaan te maken of te beperken voor zover dat nodig is om dat terrein weer geschikt te maken voor een volgende functie. De voorschriften onder 2.1.12 NAZORG voorzien hier niet of onvoldoende in. 3. Er ontbreken voorschriften voor de houtkachel, gesteld dat de houtkachel vergunningplichtig is. 4. Andere voorschriften zijn vaag en/of slecht handhaafbaar. Zie o.a. voorschrift 2.1.1.1.5 waarin is gesteld dat het aantrekken van insecten, knaagdieren, vliegen en ongedierte moet worden voorkomen. Daar kan de vergunninghouder alle kanten mee op. Er moet meer verplicht worden gesteld m.b.t. het bestrijden van overlast van vliegen e.d. Overweging bevoegd gezag: 1. Het verbinden van een voorschrift aan een vergunning is enkel aan de orde wanneer dit nodig is ter voorkoming cq. beperking van hinder. In onderhavig geval blijkt uit het akoestisch onderzoek dat wordt voldaan aan de normstelling ter voorkoming van indirecte geluidshinder. Het opnemen van een voorschrift wordt daarom niet nodig geacht. (zie ook reactie op zienswijze 12 tegen het tweede ontwerp). 2. Naar onze mening zijn de voorschriften toereikend om de eventuele nadelige gevolgen ongedaan te maken. De voorschriften zorgen ervoor dat bij bedrijfsbeëindiging de gehele inrichting in goede en schone staat achtergelaten moet worden en alle afvalstoffen dienen uit de inrichting verwijderd te worden. 3. De zienswijze met betrekking tot de houtkachel is reeds onder zienswijze nummer 14 behandeld. 4. Appellant vermeldt maar de helft van het voorschrift 2.1.1.1.5. Het gehele voorschrift is: “Het aantrekken van insecten, knaagdieren, vliegen en ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten,
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
46
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
knaagdieren, vliegen en ander ongedierte plaatsvinden”. Er wordt gesproken over een doelmatige bestrijding in het vermelde voorschrift. 25. Bouwhoogte Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: De aanvraag betreft het bouwen van de nieuwe stal in twee etages en een nieuwe loods, alsmede de daarbij behorende voorzieningen als luchtwassers en dergelijke. De planologische afwijking heeft onder meer betrekking op de bouwhoogte van de stallen die met 11,30 meter fors hoger is dan de 10 meter die volgens de regels van het bestemmingsplan zijn toegestaan.Die afwijkende bouwhoogte brengt met zich mee dat het voor de initiatiefnemer mogelijk is een stal te bouwen met 2 etages. Daarmee wordt de dierbezetting, en daarmee de overlast die naar de omgeving wordt veroorzaakt, verdubbeld ten opzichte van de situatie dat geen afwijking wordt toegestaan. Ik heb grote bezwaren tegen die grootschalige veehouderij. Nog los van de overlast die dit met zich meebrengt, geeft het ontwerpbesluit geen blijk dat een afweging van belangen heeft plaatsgevonden waarbij de belangen van de omwonenden zijn meegewogen. Ik vind de bouw van een dergelijke mega stal niet passen in de omgeving. Op Brabants grondgebied is het bouwen van dergelijke grote stallen, en zeker in 2 etages, in strijd met provinciale regels. Ik kan niet begrijpen dat in deze gemeente een dergelijk initiatief zonder meer wordt omarmd, temeer niet nu onderzoeken hebben aangetoond dat er grote gezondheidsrisico's zijn verbonden aan dergelijke megastallen. Toepassing van het voorzorgsbeginsel, zoals dat is opgenomen in de milieuwetgeving, brengt met zich mee dat in dergelijke situatie waarbij de risico's nog onvoldoende in beeld zijn, medewerking moet worden onthouden. Van belang daarbij is dat de toegestane afwijking in de bouwhoogte die etagestal mogelijk maakt. Indien u afziet van het toestaan van die planologische afwijking dan kan een dergelijke etagestal op die plek niet worden gerealiseerd. Overweging bevoegd gezag: De bestemmingsplanregels zien aanleiding om reeds binnenplans af te wijken van deze bouwhoogte en een bouwhoogte van maximaal 12 meter onder voorwaarden toe te staan. Nu er in deze omgevingsvergunning afgeweken wordt van het bestemmingsplan is de bouwhoogte van 11,3 meter vergunbaar. Door de grotere bouwhoogte is het inderdaad mogelijk om de stal in twee etages te bouwen. Mede door dit spaarzame ruimtegebruik stemt de wegbeheerder van de A2 in met de vergunningaanvraag. Daarnaast is het zo dat de impact van dieraantallen niet bepaald wordt aan de hand van die dieraantallen maar aan de hand van de emissie die ze veroorzaken. Indien er voldaan wordt aan de normen is die impact op het woon- en leefklimaat van de omwonenden aanvaardbaar, aldus de Verordening wet geurhinder en veehouderij 2013 en de bijbehorende Evaluatie gebiedsvisie ten behoeve van de verordening geurhinder en veehouderij voor de gemeente Nederweert. Door de toets hieraan wordt het belang van de omwonenden zeker meegewogen. Deze zienswijze is deels reeds onder zienswijzen nummers 3 en 5 behandeld. Samenvattend wordt voldaan aan de voorgrondbelasting, de belasting van enkel het bedrijf op de omwonenden en wordt bij de achtergrondbelasting, de bijdrage van het bedrijf aan de totale geurbelasting een bestaande overschrijding niet vergroot. Het passen in de omgeving is bij het uitbreiden van het bouwvlak een belangrijke afwegingsgrond, als echter reeds een bouwvlak aanwezig is dan zal dit aspect slechts aan de orde komen voor die aspecten van het plan waarvoor wordt afgeweken van het bestemmingsplan, met name de bouwhoogte en de afstand tot de A2. Voor de aangevraagde stal op zich komt dit aspect niet meer aan de orde. Ongeacht wat in Brabant aanvullend is bepaald dienen agrarische bedrijven overal te voldoen aan het wettelijk toetsingskader. Etagestallen zijn geen onbekende techniek, ze worden vaker gebouwd. Er gelden dezelfde wetten en regels voor als voor eenlaags stallen. De activiteit voldoet hieraan. Er zijn weliswaar meer dieren mogelijk in een etagestal maar er zijn meerdere grote stallen op het perceel te bouwen waarin ook een groot aantal dieren mogelijk zijn in de rechtstreeks toegestane bouwhoogte van 10 meter. Door de grotere bouwhoogte ontstaan daardoor geen risico’s. Verder wordt verwezen naar hetgeen reeds over gezondheid is opgemerkt in de beantwoording van zienswijze 21. In aanleiding van de zienswijzen op het tweede ontwerp is de reactie op deze zienswijze gewijzigd. 26. Bouwen buiten bouwvlak Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: De stelling in de ontwerpbeschikking is dat wordt gebouwd binnen het bouwvlak. Die conclusie is evenwel niet juist. Op de verbeelding van het toepasselijke bestemmingsplan Buitengebied
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
47
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
Nederweert ontbreken voor deze locatie(s) bouwvlakken. Weliswaar is op de verbeelding een stippellijn aangegeven, maar die duidt slechts de begrenzing van het gebied/de gebieden waarvoor de functieaanduiding "intensieve veehouderij" geldt. Daarmee is echter geen bouwvlak aangeduid. Nu artikel 5.2.1 van de regels van het bestemmingsplan voorschrijft dat alleen binnen het bouwvlak mag worden gebouwd, is deze ontwerpvergunning daarmee dus in strijd. Daarnaast is het zo dat niet wordt voldaan aan de eis dat een afstand van minimaal 5 meter moet worden aangehouden tot de zijdelingse perceelgrenzen. Overweging bevoegd gezag: Onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert is een bijlage met alle agrarische bouwkavels (hierna bouwkavelboek), waaruit blijkt dat voor onderhavig perceel sprake is van een agrarische bouwkavel die identiek is aan de functieaanduiding intensieve veehouderij op de verbeelding. De term agrarisch bouwkavel wordt als synoniem van de term bouwvlak gebruikt. Dit e wordt bevestigd door artikel 1.3 van de 2 herziening van het bestemmingsplan waarin de functieaanduiding gelijk wordt gesteld met een agrarisch bouwblok.
Uitsnede bouwkavelboek In geval van niet eenduidig woordgebruik kan naar oordeel van de gemeente worden uitgegaan van hetgeen in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. Vanuit die invalshoek kan het begrip agrarisch bouwkavel op een lijn worden gesteld met het begrip (agrarisch) bouwvlak. Weliswaar voldoet het bestemmingsplan daardoor niet aan de IMRO-standaarden, maar dit is ook niet nodig. Het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert is vastgesteld op 24 november 2009. De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008, op basis waarvan, kort gezegd, de IMROstandaarden leidend werden is weliswaar in werking getreden op 1 juli 2009, maar artikel 4 tweede lid van deze regeling bepaalt een overgangsperiode voor bestemmingsplannen waarbij deze pas op 31 december 2009 dienen te voldoen aan de IMRO-standaarden. De fysieke versie van het bestemmingsplan is in dit geval leidend, en het plaatsen op de website www.ruimtelijkeplannen.nl facultatief. Het bouwkavelboek is onderdeel van het fysieke plan en hoeft niet op www.ruimtelijkeplannen.nl te worden geplaatst. Overigens dient hier opgemerkt te worden dat deze fysieke versie van het bestemmingsplan in pdf-formaat ook raadpleegbaar is via de site www.nederweert.nl en dat het bouwkavelboek hier bijgevoegd is. Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
48
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
Met betrekking tot de afstand van 5 meter heeft de gemeente geen overschrijding van de nieuwe bebouwing tot de zijdelingse perceelsgrens gevonden. De afstand aan de oostzijde tot het weiland kadastraal bekend NDW000 X 390, bedraagt iets meer dan 10 meter en naar de andere zijlings gelegen percelen is deze afstand groter. Dit is gemeten in de situatieschets van de milieutekening, met een pdf-meettool. Wel ligt de bebouwing aan deze zijde op de grens van het bouwvlak, maar dit is rechtstreeks toegestaan. 27. Limburgs kwaliteitsmenu Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: Het gegeven dat geen sprake is van een bouwvlak is ook van invloed voor de toepassing van de provinciale regeling m.b.t. het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Dat systeem stelt regels voor het bouwen in het buitengebied en geldt voor alle "rode" ontwikkelingen. Nieuwe ontwikkelingen kunnen op grond daarvan alleen plaatsvinden als tevens een verbetering van de kwaliteit van het buitengebied plaatsvindt. De module "agrarische nieuw vestiging en uitbreiding" is van toepassing op deze vergunning. De stelling wordt hierbij ingenomen dat de beoogde uitbreiding plaatsvindt binnen het vigerend bouwvlak. Gelet op hetgeen hiervóór is aangegeven is dat dus onjuist. Daarmee is dus een onjuist uitgangspunt gehanteerd bij het toepassen van het LKM. Overweging bevoegd gezag: Gezien de reactie op punt 26 is er geen sprake van het van toepassing zijn van het LKM. Er is op vrijwillige basis door de aanvrager een landschappelijke inpassing toegevoegd aan de aanvraag. 28. Totaal aantal dieren Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: Op 18 april 2013 is een revisievergunning op grond van de Wabo, activiteit milieu, verleend voor de intensieve veehouderij met de navolgende dieraantallen: • 821 guste en dragende zeugen; • 302 kraamzeugen; • 210 vleesvarkens; • 2 dekberen; • 12 paarden. Na realisering van deze uitbreiding volgens de thans voorliggende vergunning zal het bedrijf bestaan uit: • 7616 gespeende biggen; • 1347 guste en dragende zeugen; • 425 kraamzeugen; • 968 opfokzeugen; • 0 vleesvarkens; • 4 dekberen; • 0 paarden. Er is derhalve op basis van deze ontwerpvergunning sprake van een aanzienlijke uitbreiding in dieren met de daarmee gepaard gaande overlast. Overweging bevoegd gezag: De zienswijzen met betrekking tot het houden van meer dieren is reeds onder zienswijze nummer 3 behandeld. 29. Geurbelasting Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: Ik vrees dat de realisering van de megastal leidt tot onaanvaardbare geuroverlast. Uit de berekeningen blijkt dat wordt voldaan aan de geurnormen. Die conclusie moet worden betwijfeld aangezien is vastgesteld dat betrouwbaarheid van de rekenresultaten uit het programma V-Stacks Vergunning zeer te wensen over laat. In de uitspraak van 9 september 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-WestBrabant geconcludeerd dat de betrouwbaarheid van dit rekenprogramma kan worden betwijfeld. De volgende overweging is ontleend aan die uitspraak: "De rechtbank is van oordeel dat de geconstateerde afwijkingen en de daarmee samenhangende twijfel aan de betrouwbaarheid van het verspreidingsmodel slechts kunnen leiden tot een ander besluit in de gevallen waar de uitkomsten dicht bij de norm zitten én: • het zeer grote stallen betreft; Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
49
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
• het grote stallen betreft met emissiepunten aan de zijkant of, • te toetsen objecten op korte afstand liggen (tot 100 meter). De rechtbank heeft zich gebaseerd op recent gepubliceerde informatie van Infomil en hierbij meegewogen dat door eisers enkel in algemene termen is gewezen op twijfel over de betrouwbaarheid van het verspreidingsmodel." Alle omstandigheden zoals die blijken uit de hiervóór genoemde rechterlijke uitspraak doen zich ook hier voor zodat er gerede twijfel is over de juistheid van de berekeningen. U heeft kennelijk om die reden als aanvullend stuk een berekening gevraagd op basis van een ander rekenmodel. Het is echter zeer de vraag of die uitkomsten wel juist zijn en een goede uitkomst geven terzake van de optredende geuroverlast. Gelet op de omvang van de inrichting kan daarvoor slechts vergunning worden verleend, indien onomstotelijk vaststaat dat aan de geurnormen wordt voldaan. Overweging bevoegd gezag: Appellant vermeld terecht dat er getwijfeld wordt aan de betrouwbaarheid van het rekenprogramma VStacks. Echter hier hebben wij reeds rekening mee gehouden. In paragraaf 1.1.2.4. “Geur” van de overwegingen staat: “Op 18 april 2014 heeft Witteveen en Bos in opdracht van de provincie NoordBrabant een notitie opgesteld over de betrouwbaarheid van het geur rekenprogramma (V-Stacks). Uit de notitie blijkt dat de geurberekeningen op basis van V-stacks zowel naar boven als naar beneden aanzienlijke verschillen vertonen met de ‘realiteit’ (lees: een ander rekenprogramma). Op 18 februari 2015 heeft ons college beslist om in gevallen dat de met V-stacks berekende geurbelasting dicht bij de norm zit, aanvragen omgevingsvergunning of aan te houden of aanvullend te laten onderbouwen met een uitgebreid rekenprogramma. Uit paragraaf 3.2 “Pluim plus V4.4” van de “Bijlage M.E.R. & Aanvraag Omgevingsvergunning” blijkt dat er wordt voldaan indien er gerekend wordt met het uitgebreide rekenprogramma PluimPlus. Daarbij nemen we in gedachte dat het PluimPlus niet is aangewezen als wettelijk rekenprogramma om de geurbelasting te berekenen. V-stacks is dit wel en volgens de berekening wordt hier aan voldaan. Nu uit beide berekeningen blijkt dat er wordt voldaan aan de wettelijk vastgestelde normen zien wij geen reden de vergunning te weigeren. 30. Achtergrondbelasting geur Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: Door een afwijking toe te staan van de bouwhoogte wordt de mogelijkheid geboden om een stal in 2 etages te bouwen. Aldus is de door die stal veroorzaakte overlast een direct gevolg van de toegestane afwijking. Een lagere en dus aanmerkelijk kleinere stal, passend binnen de bouwregels, brengt aanzienlijk minder milieuoverlast met zich mee. Daarbij speelt ook de achtergrondbelasting ten aanzien van geur een rol. Die achtergrondbelasting wordt bepaald door het cumulatief effect van alle relevante veehouderijen gezamenlijk en dient getoetst te worden in het kader van de verleende planologisch afwijking. De achtergrondbelasting bepaalt samen met de voorgrondbelasting het leefklimaat ter plaatse van de woning van cliënte. De berekening van de achtergrondbelasting heeft plaatsgevonden met toepassing van het programma V-Stacks gebied V-2010.1. Voorstelbaar is dat dit programma vergelijkbare onnauwkeurigheden bevat als het programma voor het bepalen van de voorgrondbelasting. U heeft in het kader van de gebiedsvisie die is opgesteld op grond van de Wet 3 geurhinder en veehouderij als grenswaarde voor de achtergrondbelasting een norm van 10 OUE/m vastgesteld. Uit de bijlagen bij de MER blijkt dat die norm ter plaatse wordt overschreden. Deze 3 bedraagt 10,2 OUE/m . Overschrijding van die norm is niet acceptabel, aangezien dit een blijvende aantasting van de woon- en leef kwaliteit van de omgeving tot gevolg heeft. Overweging bevoegd gezag: Wij vermoeden dat appellant twee dingen door elkaar haalt. De voorgrond geurbelasting wordt berekend met het programma V-Stacks vergunning. Aan dit programma wordt getwijfeld (zie ook zienswijzen nummer 29). Het programma V-Stacks gebied staat niet ter discussie. Dit wordt ook bevestigd in de uitspraak (ECLI:NL:RBZWB:2014:6572 van 9 september 2014) waar appellant in zienswijzen nummer 29 naar verwijst. In de uitspraak staat “De rechtbank merkt hierbij op dat de betrouwbaarheid van het verspreidingsmodel ‘V-stacks gebied' niet ter discussie staat.” De achtergrond geurbelasting wordt berekend met het rekenprogramma V-Stacks gebied. De zienswijze met betrekking tot cumulatie is reeds onder zienswijze nummer 4 behandeld. Appellant noemt ook de norm van 10 OUE/m3 bij de achtergrondbelasting. Dit is de streefwaarde voor de achtergrondbelasting voor woningen in de bebouwde kom. Woningen in het buitengebied hebben Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
50
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
een streefwaarde van 20 OUE/m3. Zoals aangegeven in de Bijlage MER wordt de norm voor de achtergrondbelasting niet overschreden. De streefwaarden staan beschreven In de evaluatie gebiedsvisie. Dit is bovendien uitgewerkt in paragraaf 5.7.4 van de milieueffectrapportage. 31. Gezondheidsrisico’s Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: Door de toename van de geurbelasting alsook door een toename van het fijn stof vrees ik voor de daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico's. Overweging bevoegd gezag: De zienswijze met betrekking tot de gezondheidsrisico’s is reeds onder zienswijze nummer 21 behandeld. Overigens wordt er voldaan aan de wettelijke normen met betrekking tot geur en fijn stof. 32. Geluidsoverlast Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: In het kader van de behandeling van de aanvraag is door de aanvrager een akoestisch rapport opgesteld en bij de aanvraag gevoegd. In dit akoestisch onderzoek is de geluidsuitstraling van het bedrijf vastgesteld. De belangrijkste geluidsbronnen van het bedrijf bestaan uit het afvoeren en oppompen van mest en spuiwater van de luchtwassers, het laden van biggen, het laden en lossen van zeugen, het leveren van voer en de werking van de ventilatie en de luchtwassers. Gezien de afstand van mijn woning ten opzichte van de projectlocatie is er sprake van een onaanvaardbare geluidsoverlast. Overweging bevoegd gezag: Uit het akoestisch onderzoek behorende bij de aanvraag blijkt dat kan worden voldaan aan de normstelling zoals opgenomen in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Overeenkomstige voorschriften zijn aan deze vergunning verbonden. Er hoeft niet te worden gevreesd voor onaanvaardbare geluidsoverlast. 33. Waardevermindering van de woning Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: Daarnaast vrees ik voor een waardevermindering van mijn woning. Overweging bevoegd gezag: Voor wat betreft grieven over waardedaling, hiervoor bestaat het instrument planschade, waarbij een eventuele waardedaling als gevolg van het plan getaxeerd kan worden en indien hier sprake van is uitgekeerd kan worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat de bewoner een planschadeclaim indient na het onherroepelijk worden van het plan. Er zijn leges verbonden aan deze claim. Meer informatie over planschade is te vinden op de site www.nederweert.nl. 34. Besluitvorming Zienswijze bewoner Tolheuvel 4B: Ik verzoek u de bovengenoemde zienswijzen te betrekken bij uw besluitvorming en de vergunning alsnog te weigeren c.q. zodanige voorschriften daaraan te verbinden dat mijn belangen worden gerespecteerd. Overweging bevoegd gezag: De aanvraag is getoetst aan de huidige wet- en regelgeving. Hieraan wordt voldaan en wij zien geen reden om de vergunning te weigeren. 35. Overlast (Pro forma) Zienswijze ARAG (enkel Heijsterstraat 15): Cliënte is van mening dat de verlening van de ontwerp omgevingsvergunning onaanvaardbaar is vanwege geur- en geluidshinder, toename van de fijn stof en ammoniak. Overweging bevoegd gezag: De aanvraag is getoetst aan de huidige wet- en regelgeving. Hieraan wordt voldaan en wij zien geen reden om de vergunning te weigeren.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
51
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
36. Flora – faunawet en de Natuurbeschermingswet (Pro forma) Zienswijze ARAG (enkel Heijsterstraat 15): Daarnaast is er strijd met de flora- en faunawet alsook de natuurbeschermingswet. Overweging bevoegd gezag: Ondernemer heeft een “Quick scan Flora en Fauna” laten uitvoeren. Dit rapport (Quick scan flora en fauna, rapportnr. 214-NHe21-23-nw-v1 d.d. 28 oktober 2014, ingekomen op 30-10-2014) maakt onderdeel uit van de aanvraag. De conclusie van dit rapport en van paragraaf 7.4.3 “Flora en Fauna” van het milieueffectrapportage is dat er geen afbreuk plaats zal vinden aan de aanwezige planten- en diersoorten. De ondernemer blijft bovendien altijd verantwoordelijk dat hij alle noodzakelijke vergunning in bezit heeft. De zienswijzen met betrekking tot de natuurbeschermingswet vergunning aanvraag is reeds onder zienswijzen nummer 13 behandeld. 37. Bestemmingsplan, bouwbesluit en gezondheidsrisico’s (Pro forma) Zienswijze ARAG (enkel Heijsterstraat 15): Tevens is er sprake van strijd met het bestemmingsplan alsook met het bouwbesluit. Cliënte kan zich niet vinden in de hoogte van de bebouwing alsook de oppervlakte hiervan, ook vreest cliënte voor de daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico’s. Overweging bevoegd gezag: De enkele stelling, zonder verdere reden omkleed dat cliënte het oneens is met oppervlakte en inhoud van de bebouwing of dat er strijd met het bouwbesluit zou zijn is onvoldoende om te twijfelen aan de vergunning. Met betrekking tot de gezondheidsrisico’s wordt verwezen naar zienswijze 21 waar deze grief reeds beantwoord is. 38. Waardevermindering woning (Pro forma) Zienswijze ARAG (enkel Heijsterstraat 15): Tengevolge van de ontwerp omgevingsvergunning zal tevens de woning in waarde verminderen. Overweging bevoegd gezag: Zie behandeling zienswijze 33. 39. Bouwhoogte Zienswijze ARAG: De aanvraag betreft het bouwen van de nieuwe stal in twee etages en een nieuwe loods, alsmede de daarbij behorende voorzieningen als luchtwassers en dergelijke. De planologische afwijking heeft onder meer betrekking op de bouwhoogte van de stallen die met 11,30 meter fors hoger is dan de 10 meter die volgens de regels van het bestemmingsplan zijn toegestaan. Die afwijkende bouwhoogte brengt met zich mee dat het voor de initiatiefnemer mogelijk is een stal te bouwen met 2 etages. Daarmee wordt de dierbezetting, en daarmee de overlast die naar de omgeving wordt veroorzaakt, verdubbeld ten opzichte van de situatie dat geen afwijking wordt toegestaan. Cliënten hebben grote bezwaren tegen die grootschalige veehouderij. Nog los van de overlast die dit met zich meebrengt, geeft het ontwerpbesluit geen blijk dat een afweging van belangen heeft plaatsgevonden waarbij de belangen van de omwonenden zijn meegewogen. Cliënten vinden de bouw van een dergelijke megastal niet passen in de omgeving. Op Brabants grondgebied is het bouwen van dergelijke grote stallen, en zeker in 2 etages, in strijd met provinciale regels. Cliënten kunnen niet begrijpen dat in deze gemeente een dergelijk initiatief zonder meer wordt omarmd, temeer niet nu onderzoeken hebben aangetoond dat er grote gezondheidsrisico's zijn verbonden aan dergelijke megastallen. Toepassing van het voorzorgsbeginsel, zoals dat is opgenomen in de milieuwetgeving, brengt met zich mee dat in dergelijke situatie waarbij de risico's nog onvoldoende in beeld zijn, medewerking moet worden onthouden. Van belang daarbij is dat de toegestane afwijking in de bouwhoogte die etagestal mogelijk maakt. Indien u afziet van het toestaan van die planologische afwijking dan kan een dergelijke etagestal op die plek niet worden gerealiseerd. Overweging bevoegd gezag: Deze zienswijze is reeds beantwoord bij de beantwoording van zienswijze 25, hiernaar wordt verwezen.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
52
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
40. Bouwen buiten bouwblok Zienswijze ARAG: De stelling in de ontwerpbeschikking is dat wordt gebouwd binnen het bouwvlak. Die conclusie is evenwel niet juist. Op de verbeelding van het toepasselijke bestemmingsplan Buitengebied Nederweert ontbreken voor deze locatie(s) bouwvlakken. Weliswaar is op de verbeelding een stippellijn aangegeven, maar die duidt slechts de begrenzing van het gebied/de gebieden waarvoor de functieaanduiding "intensieve veehouderij" geldt. Daarmee is echter geen bouwvlak aangeduid. Nu artikel 5.2.1 van de regels van het bestemmingsplan voorschrijft dat alleen binnen het bouwvlak mag worden gebouwd, is deze ontwerpvergunning daarmee dus in strijd. Daarnaast is het zo dat niet wordt voldaan aan de eis dat een afstand van minimaal 5 meter moet worden aangehouden tot de zijdelingse perceelgrenzen. Overweging bevoegd gezag: Deze zienswijze is reeds beantwoord in zienswijze 26, hier wordt naar verwezen. 41. Limburgs Kwaliteitsmenu Zienswijze ARAG: Het gegeven dat geen sprake is van een bouwvlak is ook van invloed voor de toepassing van de provinciale regeling m.b.t. het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM). Dat systeem stelt regels voor het bouwen in het buitengebied en geldt voor alle "rode" ontwikkelingen. Nieuwe ontwikkelingen kunnen op grond daarvan alleen plaatsvinden als tevens een verbetering van de kwaliteit van het buitengebied plaatsvindt. De module "agrarische nieuw vestiging en uitbreiding" is van toepassing op deze vergunning. De stelling wordt hierbij ingenomen dat de beoogde uitbreiding plaatsvindt binnen het vigerend bouwvlak. Gelet op hetgeen hiervóór is aangegeven is dat dus onjuist. Daarmee is dus een onjuist uitgangspunt gehanteerd bij het toepassen van het LKM. Overweging bevoegd gezag: Deze zienswijze is reeds beantwoord bij zienswijze 27, hier wordt naar verwezen. 42. Toename aantal dieren Zienswijze ARAG: Op 18 april 2013 is een revisievergunning op grond van de Wabo, activiteit milieu, verleend voor de intensieve veehouderij met de navolgende dieraantallen: • 821 guste en dragende zeugen; • 302 kraamzeugen; • 210 vleesvarkens; • 2 dekberen; • 12 paarden. Na realisering van deze uitbreiding volgens de thans voorliggende vergunning zal het bedrijf bestaan uit: • 7616 gespeende biggen; • 1347 guste en dragende zeugen; • 425 kraamzeugen; • 968 opfokzeugen; • 0 vleesvarkens; • 4 dekberen; • 0 paarden. Er is derhalve op basis van deze ontwerpvergunning sprake van een aanzienlijke uitbreiding in dieren met de daarmee gepaard gaande overlast. Overweging bevoegd gezag: De zienswijzen met betrekking tot het houden van meer dieren is reeds onder zienswijze nummer 3 behandeld. 43. Geurbelasting Zienswijze ARAG: Cliënten vrezen dat de realisering van de megastal leidt tot onaanvaardbare geuroverlast.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
53
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
Uit de berekeningen blijkt dat wordt voldaan aan de geurnormen. Die conclusie moet worden betwijfeld aangezien is vastgesteld dat betrouwbaarheid van de rekenresultaten uit het programma VStacks Vergunning zeer te wensen over laat. In de uitspraak van 9 september 2014 heeft de Rechtbank Zeeland-WestBrabant geconcludeerd dat de betrouwbaarheid van dit rekenprogramma kan worden betwijfeld. De volgende overweging is ontleend aan die uitspraak: ”De rechtbank is van oordeel dat de geconstateerde afwijkingen en de daarmee samenhangende twijfel aan de betrouwbaarheid van het verspreidingsmodel slechts kunnen leiden tot een ander besluit in de gevallen waar de uitkomsten dicht bij de norm zitten én • het zeer grote stallen betreft; • het grote stallen betreft met emissiepunten aan de zijkant of, • te toetsen objecten op korte afstand liggen (tot 100 meter). De rechtbank heeft zich gebaseerd op recent gepubliceerde informatie van Infomil en hierbij meegewogen dat door eisers enkel in algemene termen is gewezen op twijfel over de betrouwbaarheid van het verspreidingsmodel. " Alle omstandigheden zoals die blijken uit de hiervóór genoemde rechterlijke uitspraak doen zich ook hier voor zodat er gerede twijfel is over de juistheid van de berekeningen. U heeft kennelijk om die reden als aanvullend stuk een berekening gevraagd op basis van een ander rekenmodel. Het is echter zeer de vraag of die uitkomsten wel juist zijn en een goede uitkomst geven terzake van de optredende geuroverlast. Gelet op de omvang van de inrichting kan daarvoor siechts vergunning worden verleend, indien onomstotelijk vaststaat dat aan de geurnormen wordt voldaan Overweging bevoegd gezag: De zienswijzen met betrekking tot V-Stacks is reeds onder zienswijzen nummer 29 behandeld, hiernaar wordt verwezen. 44. Achtergrondbelasting Zienswijze ARAG: Daarnaast speelt de achtergrondbelasting ten aanzien van geur nog een rol. Door een afwijking toe te staan van de bouwhoogte wordt de mogelijkheid geboden om een stal in 2 etages te bouwen. Aldus is de door die stal veroorzaakte overlast een direct gevolg van de toegestane afwijking. Een lagere en dus aanmerkelijk kleinere stal, passend binnen de bouwregels, brengt aanzienlijk minder milieuoverlast met zich mee. Daarbij speelt ook de achtergrondbelasting ten aanzien van geur een rol. Die achtergrondbelasting wordt bepaald door het cumulatief effect van alle relevante veehouderijen gezamenlijk en dient getoetst te worden in het kader van de verleende planologisch afwijking. De achtergrondbelasting bepaalt samen met de voorgrondbelasting het leefklimaat ter plaatse van de woning van cliënte. De berekening van de achtergrondbelasting heeft plaatsgevonden met toepassing van het programma V-Stacks gebied V-2010.1. Voorstelbaar is dat dit programma vergelijkbare onnauwkeurigheden bevat als het programma voor het bepalen van de voorgrondbelasting. U heeft in het kader van de gebiedsvisie die is opgesteld op grond van de Wet geurhinder en veehouderij als grenswaarde voor de achtergrondbelasting een norm van 10 OUE/m3 vastgesteld. Uit de bijlagen bij de MER blijkt dat die norm ter plaatse van de woning van cliënte wordt overschreden. Deze bedraagt 10,2 OUE/m3. Overschrijding van die norm acht cliënte niet acceptabel, aangezien dit een blijvende aantasting van de woon- en leefkwaliteit tot gevolg heeft Overweging bevoegd gezag: De zienswijzen met betrekking tot de achtergrondbelasting is reeds onder zienswijze nummer 30 behandeld. 45. Gezondheidsrisico’s Zienswijze ARAG: Door de toename van de geurbelasting alsook door een toename van het fijn stof vrezen cliënten voor de daarmee gepaard gaande gezondheidsrisico's. Overweging bevoegd gezag: De zienswijze met betrekking tot de gezondheidsrisico’s is reeds onder zienswijze nummer 21 behandeld. 46. Geluidsoverlast Zienswijze ARAG:
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
54
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
In het kader van de behandeling van de aanvraag is door de aanvrager een akoestisch rapport opgesteld en bij de aanvraag gevoegd. In dit akoestisch onderzoek is de geluidsuitstraling van het bedrijf vastgesteld. De belangrijkste geluidsbronnen van het bedrijf bestaan uit het afvoeren en oppompen van mest en spuiwater van de luchtwassers, het laden van biggen, het laden en lossen van zeugen, het leveren van voer en de werking van de ventilatie en de luchtwassers. Zeker gezien de afstand van de woningen van cliënten ten opzichte van de projectlocatie is er sprake van een onaanvaardbare geluidsoverlast. Overweging bevoegd gezag: De zienswijze met betrekking tot geluidsoverlast is onder zienswijze nummer 32 behandeld. 47. Zonnepanelen Zienswijze ARAG: Cliënt wonend aan de Heijsterstraat 19 beschikt daarnaast over zonnepanelen. Door de hoogte van 11,30 meter toe te laten vreest cliënt ervoor dat deze een invloed zal hebben op het zonlicht dat op zijn zonnepanelen valt. Overweging bevoegd gezag: De afstand van het dakvlak met de zonnepanelen tot de hoek van de nieuwe stal bedraagt circa 55 meter. Op die afstand hoeft er niet te worden gevreesd voor slagschaduw op de zonnepanelen. 48. Waardevermindering woning Zienswijze ARAG: Daarnaast vrezen cliënten voor een waardevermindering van hun woning. Overweging bevoegd gezag: Zie behandeling zienswijze 33. 49. Conclusie Zienswijze ARAG: Ik verzoek u de bovengenoemde zienswijzen te betrekken bij uw besluitvorming en de vergunning alsnog te weigeren c.q. zodanige voorschriften daaraan te verbinden dat de belangen van cliënten worden gerespecteerd. Overweging bevoegd gezag: De aanvraag is getoetst aan de huidige wet- en regelgeving. Hieraan wordt voldaan en wij zien geen reden om de vergunning te weigeren. De opgenomen voorschriften zijn adequaat om onaanvaardbare hinder of overlast te voorkomen. 50. Zicht Zienswijze bewoner Tolheuvel 3: Het zicht vanuit mijn woning op deze megastallen, deze gaan namelijk 11 meter in de hoogte bedragen. Ook de toegenomen oppervlakte die bebouwd gaat worden. Overweging bevoegd gezag: De stal is gelegen op een afstand van circa 280 meter van de woning van reclamant. Tussen bedrijf en woning wordt het zicht afgeschermd door twee rijen bomen die langs de Heijsterstraat zijn geplant waar deze voor het bedrijf de A2 oversteekt. Deze bomen zijn geplant op het talud van de weg die stijgt tot aan de brug over de A2. Als zodanig wordt het verlies van uitzicht niet als onevenredig aangetast beschouwd in verhouding bij het economisch belang van het bedrijf om rendabel te kunnen exploiteren. De toegenomen oppervlakte bestaat overigens volledig uit bestaand bouwvlak. 51. Waardevermindering van de woning Zienswijze bewoner Tolheuvel 3: De waardevermindering van mijn woning die het uitvoeren van deze plannen als gevolg zullen hebben. Overweging bevoegd gezag: Zie behandeling zienswijze 33.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
55
Bijlage zienswijzenrapportage eerste ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
52. Ongedierte Zienswijze bewoner Tolheuvel 3: Het toenemen van ongedierte dat automatisch een gevolg is van het toenemen van het aantal varkens dat gehouden wordt. Overweging bevoegd gezag: Met betrekking tot de ongedierte wijzen we op voorschrift 2.1.1.5 van de omgevingsvergunning. Hier staat: “Het aantrekken van insecten, knaagdieren, vliegen en ongedierte moet worden voorkomen. Zo vaak de omstandigheden daartoe aanleiding geven, moet doelmatige bestrijding van insecten, knaagdieren, vliegen en ander ongedierte plaatsvinden.” Dit voorschrift blijft van toepassing er hoeft daardoor niet te worden gevreesd voor ongedierte. Wij adviseren u om bij (ongedierte) overlast dit bij ons te melden zodat gecontroleerd kan worden waar de mogelijke overlast vandaan komt. 53. Kadavers Zienswijze bewoner Tolheuvel 3: Het toenemen van het aantal kadavers dat langs de weg komt te liggen. Overweging bevoegd gezag: Het aantal kadavers neemt toe omdat er ook meer dieren gehouden gaan worden. Met betrekking tot de kadavers wijzen we op paragraaf 2.1.4 van de voorschriften behorende bij de omgevingsvergunning. Ondernemer moet zich altijd aan deze voorschriften houden. Indien er overlast ontstaat verzoeken wij u om dit bij ons te melden zodat gecontroleerd kan worden waar de mogelijke overlast vandaan komt. Ter informatie wijzen we ook op de Regeling dierlijke producten. Voor de verwijdering en verwerking van kadavers van landbouwhuisdieren gelden strikte regels. Het destructiebedrijf is verplicht om het kadaver de eerstvolgende werkdag nadat de kadavers gemeld zijn op te halen en te verwerken. 54. Vrachtverkeer Zienswijze bewoner Tolheuvel 3: Het toenemen van het vrachtverkeer om voer aan te leveren, mest af te voeren enz. Overweging bevoegd gezag: Nu wordt voldaan aan de normstelling voor indirecte hinder - zoals blijkt uit het akoestische onderzoek – leidt het vrachtverkeer van en naar de inrichting niet tot onaanvaardbare overlast.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
56
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
4
Zienswijzen ten aanzien van het tweede ontwerpbesluit
4.1 Algemeen Het was vanaf de datum waarop de (tweede) ontwerpvergunning ter inzage is gelegd, gedurende 6 weken voor iedereen mogelijk om schriftelijk of mondeling een zienswijze op de ontwerpvergunning in te dienen. Wij hebben binnen de genoemde termijn een zienswijze ontvangen van: 1. DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, namens cliënt wonend aan de Tolheuvel 2 te Nederweert, ingekomen op 3 december 2015. Deze zijn identiek aan de eerder ingediende zienswijzen ten aanzien van het eerste ontwerpbesluit. Voor de behandeling van deze zienswijzen verwijzen wij dan ook naar de zienwijzenrapportage (eerste) ontwerp. 2. Bewoner van de Tolheuvel 3 te Nederweert, ingekomen op 9 december 2015; 3. Bewoner van de Tolheuvel 4b te Nederweert, ingekomen op 10 december 2015; 4. ARAG Rechtsbijstand, namens cliënten wonend aan de Heijsterstraat 15, Heijsterstraat 19 en Hoek 8 te Nederweert, ingekomen op 10 december 2015; Van de bewoners van de Tolheuvel 4 is op 11 december 2015 een reactie ontvangen. Dit is buiten de daarvoor gestelde termijn. Deze zienswijze is daarom niet ontvankelijk. In deze zienswijzenrapportage is echter wel inhoudelijke ingegaan op deze laattijdig ingediende zienswijzen. Op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht zijn de zienswijzen aan de aanvrager toegezonden en is de mogelijkheid geboden hierop te reageren. Ten aanzien van de ingebrachte zienswijzen en de ontvangen reactie namens de aanvrager hebben wij – in aanvulling op de behandelde zienwijzen op het eerste ontwerp - het onderstaande overwogen. Waar onze reactie op de ingebrachte zienswijzen op het eerste ontwerp is gewijzigd is dit in die reactie op het eerste ontwerp aangegeven.
4.2
Behandeling zienswijzen
1. Uitstoot van CO2 Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: Verder is aangetoond dat een varkensstal van dergelijke omvang een zeer grote belasting van het milieu met zich meebrengt (uitstoot van CO2). Overweging bevoegd gezag: De bij intensieve veehouderijen relevante emissies zoals geur, fijn stof en ammoniak zijn getoetst aan de (vaak exclusieve) wettelijke kaders. De optredende emissies voldoen aan de betreffende wet- en regelgeving. Wij zien geen reden om de vergunning te weigeren. 2. Informatieavond Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: Verder heeft de ondernemer maar 1 keer een informatieavond belegd om zijn bouwplannen te verduidelijken. Deze ondernemer is niet woonachtig in de nabijheid van deze stal en zal dus zelf geen hinder hiervan ondervinden (ondernemer heeft totaal geen binding met bewoners of gemeente Nederweert). Overweging bevoegd gezag: Het houden van een informatieavond is door gemeente geadviseerd aan de ondernemer, dit is echter geen wettelijke verplichting en gebeurt vrijwillig en op initiatief van ondernemer. De woonlocatie van de ondernemer is geen relevant toetsingsaspect in deze procedure. 3. Volksgezondheid Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: Op het gebied van volksgezondheid oordeelt U dat er momenteel algemeen aanvaarde inzichten ontbreken, echter één is wel bewezen namelijk dat megastallen een gevaar vormen voor het dierenwelzijn, de volksgezondheid en het milieu. Grote concentraties dieren vormen een verhoogd risico op ziekten zoals vogelpest, Q-koorts, MRSA en stafylokokken die ook gevaarlijk kunnen zijn Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
57
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
voor mensen. De grote hoeveelheden antibiotica die preventief gebuikt worden om ziektes in megastallen te voorkomen, zorgen voor reële gevaren voor de volksgezondheid, bijvoorbeeld antibioticaresistentie. Overweging bevoegd gezag: In de behandeling van de tegen het eerste ontwerp ingebrachte zienswijzen is al meerdere keren ingegaan op volksgezondheid en het milieu. Zie vooral de behandeling van de zienswijzen 6 en 21. Voor de diverse milieuonderdelen die van invloed kunnen zijn op de volksgezondheid zijn veelal op basis van heersende wetenschappelijke inzichten wettelijke en beleidsmatige toetsingskaders gevormd. Hieraan is getoetst voor zover aan de orde in deze vergunningprocedure. Ons is niet gebleken dat deze toetsingskaders ontoereikend zouden zijn. Ten aanzien van het antibioticagebruik merken we op dat ondernemer – zoals vermeld in de Milieueffectrapportage – dit zoveel als mogelijk zal beperken. Voor dierwelzijn en het gebruik van antibiotica gelden overigens Europese en Nederlandse regels waar houders van deze dieren zich aan moeten houden. 4. Dierfabrieken Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: In grootschalige dierfabrieken worden zoveel mogelijk dieren op een klein oppervlak gehouden vanwege economische motieven. Dit vult alleen de portemonnee van grote ondernemers, letterlijk over de ruggen van dieren en ten koste van omwonenden. Overweging bevoegd gezag: In het kader van de activiteit milieu zijn economische motieven van een ondernemer geen wettelijk toetsingsaspect. In het kader van de activiteit ruimtelijke ordening wordt ook het belang van de ondernemer van een goede bedrijfsomzet – naast onder andere de omgevingskwaliteit meegewogen. Uit de vergunning en de ruimtelijke onderbouwing blijkt hoe dit is gebeurd. 5. Megastallen Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: RIVM geeft aan dat, ten behoeve van de dier- en volksgezondheid, de benodigde afstand tussen megastallen 1 tot 2 km dient te zijn. Daarmee wordt de kans op de overdracht van ziektekiemen tot een acceptabel niveau verminderd. Wanneer alle Nederlandse varkens en pluimvee worden gehouden in megastallen van circa 500 NGE, dan zijn er volgens MNP 1800 megastallen in Nederland. Die hebben dan een oppervlakte van bijna 600.000 ha nodig, waarop geen of nauwelijks andere veehouderijbedrijven mogelijk zijn. Een dergelijke structuurverandering van de Nederlandse veehouderij is welhaast ondenkbaar. Zo is de totale omvang van alle LOG's in Nederland samen ca. 50.000 ha. Met de Reconstructiewet is gepoogd de gezondheidsrisico's van de varkenshouderij te verminderen door het instellen van varkensvrije zones. Daarvan is op een later moment afgezien en is gekozen voor clustering van de intensieve veehouderijbedrijven in de LOG's. Maar juist door deze clustering, zekerwanneer het megastallen en —bedrijven betreft en ook nog eens met meerdere diersoorten, ontstaan aanzienlijke risico's voor dier- en volksgezondheid. Overweging bevoegd gezag: In 2014 is een bestemmingsplan vernietigd wegens het instellen van zones tussen intensieve veehouderijen. Zie hiervoor uitspraaknr. 201208940/1/R3. Voor dit bestemmingsplan was een onderzoek van de GGD specifiek voor het gebied opgesteld. Desalniettemin achtte de Raad van State de gezondheidsrisico’s die voortvloeiden uit een eventuele clustering onvoldoende bewezen om via zonering de agrariërs in het gebied dusdanig te beperken. Dit ook wegens het ontbreken van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten. Zij nam hier ook in overweging dat de bestrijding van dierziekten primair uit andere wetgeving voortvloeit. Zij verwees hiermee naar een andere uitspraak 200907470/1/R3 waarin dit reeds eerder was bepaald. De aangehaalde uitspraak zag op een beperking van bouwvlakuitbreidingen. In dit geval gaat het om een bestaand bouwvlak. De afwijking van het bestemmingsplan ziet op een verhoging van de bouwhoogte, bouwen op archeologisch waardevol gebied en het bouwen naar de A2, afwijkingen waarvan het afwegingskader niet primair ziet op dier- en volksgezondheid. Het benutten van het bouwvlak laat ook financiële ruimte toe om de best beschikbare technieken toe te passen. De inperking van de mogelijkheden van het bouwvlak is daardoor onevenredig benadelend.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
58
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
6. Gezondheid omwonenden Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: Verder kijkt men bij de gemeente uitsluitend of de stal voldoet aan de wettelijke voorschriften, en worden deze waar nodig aangepast . En waarbij het welzijn en de gezondheid van de omwonenden ondergeschikt worden gemaakt aan de economische belangen van de ondernemer. De gemeentes Weert en Nederweert staan toe dat 3 dergelijke stallen op enkele honderden meters van elkaar mogen worden gebouwd. Overweging bevoegd gezag: De gemeente is gehouden te toetsen aan de wettelijke kaders. Zoals in bovenstaande zienswijzen al aangegeven is gezondheid van omwonenden hierin meegenomen. Het initiatief in de gemeente Weert is ook meegenomen bij de beoordeling van de aanvraag. Hiervoor verwijzen wij naar de behandeling van zienswijze 4 van het eerste ontwerpbesluit. 7. Industrie terrein Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: Ik ben van mening dat deze industrie niet thuis hoort in een landelijk gebied maar op een industrie terrein. Let wel wij verzetten ons niet tegen een herbouw van de stal zoals hij bestond voor dat deze af brandde maar wel tegen een kolossaal gebouw als dit. Overweging bevoegd gezag: In het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen om voor agrarische bedrijven de nokhoogte naar 12 meter te brengen. De omvang van de stal zoals aangevraagd is in 2009 door de gemeenteraad als passend beschouwd in het buitengebied, toen zij het bestemmingsplan Buitengebied Nederweert vaststelde. Het fokken en houden van dieren is in het beleid van de gemeente als agrarisch bedrijf gezien, ongeacht de schaalgrootte en de omvang ervan. 8. Officiële bekendmakingen Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: Van de gemeente Nederweert heeft niemand contact opgenomen met de bewoners in dit gebied omtrent de bouw van deze stal anders dan via de website officiële bekendmakingen. Vanuit de Gemeente is er niemand geweest om met de bewoners hierover van gedachten te wisselen. Hieruit blijkt voor mij een desinteresse in de omwonenden van deze megastal. Overweging bevoegd gezag: Het is binnen gemeente Nederweert gebruikelijk om te publiceren op de manier die door de wet is bepaald. Omdat sprake is van een tweede ontwerp is het tweede ontwerp toegezonden aan alle appellanten die een zienswijze hebben ingebracht tegen het eerste ontwerp. De gemeente Nederweert is absoluut voorstander van het tijdige voeren van dialoog tussen ondernemer en omwonenden en dringt hier ook op aan, maar het initiatief en de verantwoordelijkheid daarvoor ligt primair bij ondernemer. Zie ook behandeling zienswijze 2. de
9. Niet gehoord en 2 rang burgers Zienswijze bewoners Tolheuvel 3 en Tolheuvel 4b: de Wij voelen ons als bewoners van het buitengebied niet gehoord en 2 rang burgers. Overweging bevoegd gezag: In een procedure kunnen omwonenden hun stem laten horen, enerzijds richting ondernemer en anderzijds door zienswijzen in te dienen tegen een ontwerpbesluit. De ingebrachte zienswijzen worden meegenomen bij het uiteindelijke besluit. Appelanten hebben zienswijzen ingebracht tegen zowel het eerste ontwerp als het tweede ontwerp. Deze zienswijzen zijn meegenomen in deze beschikking. 10. Bouwhoogte Zienswijze ARAG Rechtsbijstand: In de nota van zienswijzen wordt erkend dat door de grotere bouwhoogte het inderdaad mogelijk is om de stal in twee etages te bouwen. U stelt daarbij dat het bouwvlak ruimte biedt om meerdere stallen te bouwen die eveneens veel dieren kunnen huisvesten zonder hoger dan 10 meter te bouwen. Die stelling brengt met zich mee dat er aldus geen noodzaak is om een hogere stal te bouwen en aldus af
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
59
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
te wijken van het bestemmingsplan. Nog los daarvan brengt dat sowieso toch met zich mee dat de ruimte die nog in het bouwvlak aanwezig is, later alsnog wordt opgevuld met stallen waardoor het bedrijf nog veel groter kan groeien in dieraantallen. Theoretisch kan de diercapaciteit bij het opvullen van het gehele bouwvlak met stallen in twee etages dubbel zo groot zijn. Uw stelling dat de impact van dieraantallen niet bepaald wordt aan de hand van die dieraantallen maar aan de hand van de emissie die ze veroorzaken, moge op zichzelf juist zijn maar dat geeft geen argument om af te wijken van de bouwhoogte. De milieugevolgen van de uitbreiding dienen immers beoordeeld te worden in het kader van de milieuwetgeving. De stelling dat daaraan wordt voldaan, nog los van de vraag of die stelling correct is, kan nooit een argument zijn om af te wijken van de bouwhoogte. Die afwijking dient gemotiveerd te worden met planologische argumenten. In het huidige ontwerpbesluit, en ook in de nota van zienswijzen, ontbreekt elke motivering waarom die afwijking in de bouwhoogte planologisch aanvaardbaar is. Met name wordt ook niet voldaan aan de voorwaarden zoals die in artikel 3.4.1 van de planregels zijn opgenomen. Overweging bevoegd gezag: In de betreffende zienswijze tegen het eerste ontwerp werd specifiek geageerd tegen de milieugevolgen van een tweelaags stal. Nu de ontwerpomgevingsvergunning zowel een ruimtelijke als een milieuactiviteit kent, past het om ook op de milieugevolgen in te gaan. In de beantwoording van de zienswijze wordt ook op de ruimtelijke argumenten ingegaan. Daarnaast komt de onderbouwing voor het voldoen aan de voorwaarden van artikel 3.4.1 van het bestemmingsplan terug in de ruimtelijke onderbouwing, en ook in de zienswijzenrapportage eerste ontwerp. Hier wordt ook verwezen naar de voorwaarde van het benodigd zijn van de afwijking in het oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering. Hier wordt bij verduidelijkt dat de goedkeuring van Rijkswaterstaat van het plan ten dele afhing van het ruimtebesparend en dus tweelaags bouwen. 11. Bouwen buiten bouwvlak Zienswijze ARAG Rechtsbijstand: In het kader van de beantwoording van de zienswijzen tegen de eerste ontwerpbeschikking is aangegeven dat het een oud bestemmingsplan betrof waarop de IMRO-standaarden nog niet van toepassing waren. Betwijfeld wordt echter of desondanks binnen het alsdan geldende bouwvlak wordt gebouwd. Daarbij is van belang dat de voorschriften van het bestemmingsplan voorschrijven dat alleen binnen het bouwvlak mag worden gebouwd, en voorts dat een afstand van minimaal 5 meter moet worden aangehouden tot de zijdelingse perceelgrenzen. Overweging bevoegd gezag: Wij blijven bij ons standpunt dat het bouwvlak rechtmatig geldend is. Daarnaast wordt door appellant betwijfeld dat de nieuwe bebouwing binnen het bouwvlak is gelegen. De nieuwe bebouwing is echter dusdanig gepositioneerd dat uit de tekeningen en de lengte en breedte van gebouwen volgt dat zij binnen het bouwvlak gelegen is. Voor zover wordt aangehaald dat niet aan de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen wordt voldaan, verwijzen wij naar het bepaalde in de beantwoording van zienswijze 26 van de zienswijzenrapportage tegen het eerste ontwerp. 12. Beschouwde alternatieven Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Bij de alternatieven is vooralsnog geen alternatief uitgaande van een 1-laags stal opgenomen, op eenzelfde (huidig voorkeursalternatief maakt hier een overschrijding) of kleiner bouwblok. Hierbij is volgens ons nog steeds een aanzienlijke vergroting van het bedrijf mogelijk, waarbij circa 5000 dieren gehuisvest kunnen worden. Bij dit alternatief hoeft de maximale bouwhoogte niet te worden opgerekt van 10 naar 12m, vermindert de "horizonvervuiling' door het bouwwerk en zullen tevens de gezondheidsrisico's voor mens en dier afnemen alsmede de veiligheidsrisico's. Overweging bevoegd gezag: De alternatieven zien op methoden om een bepaalde bedrijfsomvang te realiseren. Op het moment dat deze bedrijfsomvang voldoet aan wet- en regelgeving wordt niet gevraagd naar alternatieven voor een kleinere bedrijfsomvang. 13. Levensvatbaarheid onderneming Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: De initiatiefnemer kiest wegens uitblijven bouwvlak uitbreiding voor het bouwen van een 2-laags
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
60
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
stal i.v.m. bedrijfseconomische redenen (renderen) en continueren van de onderneming. Waarbij bijna een vertienvoudiging van het aantal dieren benodigd zou zijn. Aangezien de ondernemer meerdere stallen reeds bezit in meerdere provincies en tevens in Weert twee vergelijkbare stallen (net aan de andere zijde van de A2 gelegen) wenst te bouwen lijkt ons de werkelijke reden eerder winstbejag. Gezien de rentabiliteit ten opzichte van voorgaande jaren (zie figuur 1) zal met een kleinere stal eveneens een levensvatbare onderneming gerealiseerd kunnen worden. Overweging bevoegd gezag: De gemeente Nederweert dient te beslissen op de aanvraag zoals deze door aanvrager is ingediend. De verhoging van de stalhoogte met 1,3 m dient te voldoen aan een aantal voorwaarden, waaronder dat het noodzakelijk dient te zijn vanuit een doelmatige bedrijfsvoering. Om het plan tot uitvoering te kunnen brengen en het gewenst aantal dieren te kunnen houden is het bouwen van een tweelaags stal met de bijbehorende hoogte nodig. 14. Bouwblok / bouwvlak Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Om deze 2-laags stal te realiseren word het bouwblok op deze percelen overschreden. In de toetsing van de bouwhoogte wordt gesproken over het feit dat door de ligging van de A2 er geen mogelijkheid is tot bouwvlakuitbreiding, echter word wel een bouwblok buiten het bouwvlak toegestaan door gemeente. Wat in onze ogen overeenkomt met een bouwvlakuitbreiding. En vinden dat derhalve niet acceptabel. Overweging bevoegd gezag: Dat de nieuwe bebouwing buiten bouwvlak is gelegen is niet juist. Wel is de bebouwing deels binnen de vrijwaringszone van de A2 gelegen, hiervoor is via buitenplanse afwijken – met instemming van de wegbeheerder – toestemming verleend. 15. Geuremissie Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: "In de Evaluatie Gebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij Nederweert 2013' staan grenswaarden voor de achtergrondbelasting opgenomen. Ter hoogte van de geurgevoelige objecten aan Heijsterstraat 6, 7 en 9 (verwevingsgebied) wordt deze grenswaarde (20 OUE/m3) in zowel de huidige als de toekomstige situatie overschreden. Feitelijke situatie: Binnen de inrichting worden op dit moment geen dieren gehouden." De feitelijke situatie is dat er op dit moment geen dieren gehouden worden binnen de inrichting en de wettelijke grenswaarden op dit moment niet worden overschreden bij het betreffende stuk Heijsterstraat nummer 21 & 23. De verwijzing naar de overschrijding bij nr 6-7-9 is niet van belang in deze en is ook geen reden voor het zomaar toestaan van een overschrijding van de wettelijke norm van 20 OUE/m3) voor een nieuw te bouwen stal. Wij hebben geen bezwaar tegen de bouw van de varkenshouderij, maar deze dient wel vallen binnen de gestelde wettelijke regels en normen op het gebied van emissie, geur etc.. Er wordt geen rekening gehouden met de geurbelasting op de woningen aan o.a. de Tolheuvel en de Heijsterstraat. Overweging bevoegd gezag: Per abuis is de conclusie van paragraaf 5.7.6 uit de milieueffectrapportage niet aangepast op de meest actuele achtergrondberekeningen (9 oktober 2015) en zoals vermeld in de tabel 5.7.4.1 Achtergrondbelasting totaaloverzicht van de milieueffectrapportage. Er is geen sprake van overschrijdingen – noch in de referentiesituatie (vergunde) noch in de aangevraagde (VKA) situatie - van de grenswaarde van 20 Ou uit de gebiedsvisie. Er is rekening gehouden met de geurbelasting van alle relevante geurgevoelige objecten. 16. Luchtkwaliteit ammoniak Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Het bevreemdt ons dat, in de aangevraagde situatie (VKA), de ammoniakemissie met 343 kg/jr vermindert ten opzichte van vergunde situatie (Ref 1) terwijl er 9013 dieren meer in de berekening zijn meegenomen. Waardoor wordt deze vermindering veroorzaakt? Overweging bevoegd gezag: Deze vermindering wordt veroorzaakt omdat er in de aangevraagde situatie luchtwassers geplaatst worden. Deze luchtwassers (BWL 2009.12.V2) zorgen voor een ammoniakverwijderingsrendement
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
61
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
van 85 procent. In de tabellen in paragraaf 1.1.2.1 van de vergunning staan deze emissies van de “Huidige vergunningssituatie” en de “Aangevraagde situatie” in detail uitgewerkt. 17. Luchtkwaliteit fijn stof emissie (PM10, PM2,5) Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Bij de ISL3a berekeningen zijn alleen de emissiepunten van Heijsterstraat 21-23 meegenomen, terwijl op nog geen 300m (St. Sebastiaanskapelstraat 9a in de gemeente Weert) ook nieuwe emissiepunten komen te liggen van dezelfde aanvrager, wegens twee stallen waarvan de vergunningen inmiddels zijn verleend. Wat wordt de totale emissie indien ook deze emissiepunten (grote paarse stip in figuur 2) worden meegenomen in de berekening? Waarom is, voor de PM10 en PM2,5 berekeningen is slechts de (meteo) periode tot 31-122004 24:00h genomen en niet tot 31-12-2014 24:00h of tot op de datum van vandaag, aangezien deze gegevens ook bekend moeten te zijn. Aangezien sinds lange tijd deze data dagelijks word opgeslagen.
Overweging bevoegd gezag: De emissiepunten bij de genoemde stal aan de St. Sebastiaanskapelstraat zijn niet meegenomen bij de fijn stof berekening omdat de fijn stof is berekend vanuit het project (inrichting) zelf. De emissie die vrijkomt bij dit project is ingevoerd in het rekenprogramma ISL3a. Het rekenprogramma ISL3a houdt rekening met de achtergrondconcentraties. De achtergrondconcentraties worden gelezen uit de door VROM beschikbaar gemaakte Grootschalige Concentraties in Nederland. De meteogegevens die gebruikt worden kunnen wij niet wijzigen. Dit is een standaard welke in het rekenprogramma gebruikt wordt. In het achtergrond document ISL3a Versie 2015 (te downloaden via www.infomil.nl) staat dit uitgelegd: “Het NNM en dus ook ISL3a is een zogenaamd uur-voor-uur model. Dit model rekent een lange tijdreeks met parameters van opgetreden weersituaties door, eventueel in combinatie met achtergrondconcentraties en emissies: de uur-voor-uur methode. Uur-voor-uur rekenen blijkt zoveel duidelijke voordelen te hebben (zoals hogere nauwkeurigheid en meer emissie variatie mogelijkheden), dat deze modelvorm uiteindelijk als enige de status Nationaal Model toegekend heeft gekregen: in kritische situaties dient dit model gebruikt te worden. Voor het meest recente jaar waarvoor gemeten meteogegevens beschikbaar zijn (voor de 2009-versie dus het jaar 2008), worden de gemeten gegevens gebruikt. Voor een jaar dat in de toekomst ligt, worden de meteogegevens van de tien referentiejaren 1995-2004 gebruikt
.” Het initiatief voldoet aan de wet- en regelgeving. We zien geen reden om de vergunning te weigeren. 18. Luchtkwaliteit NOx/NH3/fijnstof emissie (verkeer) Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Bij toenemend verkeer (gerelateerd aan groter bedrijf) zal ook de emissie van NOx, fijnstof en andere nutrieten toenemen. Volgens de aangereikte berekeningen zal dit alles binnen de geldende normen blijven. Wordt door het college nog een extra eis aan de bedrijfswagens en vrachtwagens welke dit bedrijf bezoeken gesteld? Zoals bijvoorbeeld dat deze minimaal dienen te voldoen aan de EuroVI emissie eisen? Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
62
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
Overweging bevoegd gezag: De aanvrager heeft in een mail van 18 december een nadere toelichting gegeven op deze zienswijze, deze mail hebben wij betrokken bij onze reactie. De relevante luchtemissies vanuit het verkeer van en naar de inrichting zijn beoordeeld en dragen in niet betekenende mate bij aan de (verslechtering van de) luchtkwaliteit. Ook blijft het aantal te verwachten vervoersbewegingen beduidend onder de ondergrens van de (vroegere) handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven. Hierdoor is het opleggen van concrete voorschriften volgens diezelfde handreiking niet aan de orde. Er zijn geen lokale omstandigheden of inrichtingsspecifieke elementen aanwezig die verdergaande eisen dan de algemene zorgplicht rechtvaardigen. Nader onderzoek of het opleggen van concrete voorschriften ten aanzien van goederenvervoer en/of bezoekersverkeer achten we derhalve niet aan de orde/nodig. Overigens merken we op dat Beleidsnotitie Vervoermanagement / Mobiliteitsmanagement van en naar een inrichting aangeeft dat de mogelijkheden om nadelige gevolgen van vervoerbewegingen aan de inrichting toe te schrijven beperkt lijken. Indien vervoersbewegingen op zijn genomen in het normale verkeersbeeld, zijn de nadelige gevolgen in het algemeen niet meer toe te schrijven aan de inrichting. Daarmee is de Wabo/het Activiteitenbesluit niet van toepassing. Bovendien is ook andere wet- en regelgeving en beleid ontwikkeld om de milieu-impact van goederenvervoer in te perken. Hierbij kan gedacht worden aan subsidieregelingen, bronbeleid via EU- regelgeving, het NSL waarbij een gebiedsgerichte aanpak wordt gevolgd om de luchtkwaliteit te beheersen en het programma Schoon en Zuinig waarin diverse sectorenakkoorden zijn gesloten. Wij zijn van mening dat de zorg voor de beperking van de nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van goederen van en naar de inrichting in voldoende mate vorm heeft gekregen en er geen concrete voorschriften aan de vergunning hoeven te worden verbonden. 19. Aanzicht object vanuit Tolheuvel Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: De momenteel bestaande stallen, welke lager zijn gebouwd dan de agrarische woningen op het perceel vormen geen nadelig aanzicht op het object. Bij het voorgenomen plan voor het bouwen van een stal van bijna 12 meter hoog, zal een nadelig effect op het aanzicht plaatsvinden voor omwonenden, aangezien bestaand en gepland groen het zicht in de komende jaren niet direct zal ontnemen aangezien bomen pas na jaren vergelijkbare hoogtes als de stal zullen bereiken. Dit zonder inpassing van het landschap aan de zijde van de Tolheuvel door bijvoorbeeld een extra bomenrij met struiken (op perceel aanvrager) zodat het geheel meer aan het oog onttrokken wordt en wij als naburige bewoners niet tegen een enorm gebouw aankijken, welke "plots" boven de velden uitsteekt. Het nabijgelegen viaduct loopt geleidelijk op en is tevens nagenoeg (met uitzondering wegdek en dragende betonconstructie) voorzien van openbaar groen. Tevens is het openbaar groen niet volledig dicht en zijn de bomen nog niet hoog genoeg om de hoge stal (van bijna 12m) uit het zichtveld te ontnemen. Overweging bevoegd gezag: De nieuwe stal zal niet geheel aan het zicht onttrokken worden. Dit is ook niet noodzakelijk. De bestaande volwassen beplanting breekt het zicht op het bedrijf, maakt het aanzicht minder omvangrijk en kadert het in. Aan alle zijden van de stal komt beplanting of staat deze er al. Er is daarom sprake van een goede inpassing in het landschap. Tussen de Tolheuvel 4 en de nieuwe stallen is inderdaad een viaduct gelegen beplant met bomen dat het zicht vermindert aan deze zijde. Gezien de volwassen bomen op het perceel Tolheuvel 2, dat eveneens tussen nr. 4 en de nieuwe stallen ligt, is er vanuit de woning Tolheuvel 4 nu geen zicht op de locatie. Uitzicht is afgezien daarvan geen recht in Nederland, en kan dat gezien de hoge bevolkingsdruk ook niet zijn.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
63
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
20. Aanzicht object vanuit Heijsterstraat Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: De momenteel bestaande stallen, welke lager zijn gebouwd dan de agrarische woningen op perceel vormen geen nadelig aanzicht op het object. Bij het voorgenomen plan voor het bouwen van een stal van bijna 12 meter hoog, zal een nadelig effect op het aanzicht plaatsvinden voor omwonenden. Het geplant groen zal het zicht aan deze zijde nauwelijks ontnemen. En het aangeplante groen in de komende jaren zal ook niet direct het zicht ontnemen omdat de nieuw aangeplante bomen pas na jaren vergelijkbare hoogtes als de stal zullen bereiken. Wij willen als naburige bewoners niet tegen een enorm gebouw aankijken, welke "plots" boven de velden uitsteekt. Overweging bevoegd gezag: Aan de zijde van de Heijsterstraat wordt naast boomvormers ook een snelgroeiende singel bosplantsoen geplant die het zicht op de nieuwe stal breekt. De stal wordt niet geheel aan het zicht ontnomen maar dit is ook niet noodzakelijk. De bestaande en te plaatsen beplanting kadert de stal in en breekt het zicht erop. De stal wordt 1,3 meter hoger dan rechtstreeks toegestaan. In verhouding tot de 10 meter die rechtstreeks is toegestaan is deze verhoging geen grote inbreuk. Dit te meer nu het gaat om optisch twee brede stallen van ca 30 meter breed, waardoor de nok, het hoogste punt, relatief verder weg ligt en minder hoog oogt. Hierdoor is het verschil tussen 10 en 11,3 m ook vrijwel niet waarneembaar. Door deze factoren is sprake van een landschappelijk aanvaardbare ontwikkeling. Uitzicht is afgezien daarvan geen recht in Nederland, en kan dat gezien de hoge bevolkingsdruk ook niet zijn. 21. Aanzicht object vanuit rijksweg A2 Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Uit dit perspectief zal de stal boven het viaduct de Tolheuvel uitsteken, waardoor de stal nog hoger boven de velden uitsteekt dan het viaduct momenteel doet. Hiermee wordt het zicht op de velden verder belemmerd. Het viaduct steekt verhoudingsgewijs momenteel niet boven de woning op Heijsterstraat 23 uit. De beoogde stal zal echter beide gaan ontstijgen met een nok van tegen de 12 meter hoog. Overweging bevoegd gezag: Hetgeen opgeld doet voor zienswijze 18 en 19, is ook hier van toepassing. Een transparante bomenrij breekt aan deze zijde het zicht op de bebouwing en is strak rond de nieuwe bebouwing gepland. Het open veld wordt waar mogelijk in stand gehouden. Doordat sprake is van een bestaand bouwvlak, kan de oppervlakte van de stal geen afwegingskader hierin zijn, die voldoet immers aan het bestemmingsplan. Enkel de hoogte van de stal is aan de orde en ook hier is de verhoging van 10 naar 11,3 m op de grotere afstand vanaf de A2 nauwelijks waarneembaar. Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
64
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
22. Volksgezondheid Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Bij de beoogde aantal dieren zal ook de risico's voor de volksgezondheid toenemen, omdat de kans voor het verspreiden van ziekten word vergroot door de kans van ontstaan van ziekten. Hogere aantallen meer kans. Grotere verwachte frequentie van kadaver aanbiedingen, welke weer mogelijke andere ongedierte aantrekken. Welke ook nadelige gevolgen voor de volksgezondheid meebrengen, denk hierbij aan muizen, ratten, vliegen, kakkerlakken etc. Hierbij speelt de angst van dier-op-mens overdraagbare ziekten een rol. Overweging bevoegd gezag: In de behandeling van de eerder ingebrachte zienswijzen is al ingegaan op volksgezondheid en het milieu. Zie onder andere de behandeling van zienswijzen nummer 6, 21 en 52 tegen het eerste ontwerp en zienswijze 6. Aan de vergunning zijn voldoende voorschriften verbonden ter voorkoming en bestrijding van ongedierte en behandeling van kadavers. 23. Dierwelzijn Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Bij de beoogde aantal dieren zal ook de risico's voor het dierenwelzijn toenemen, omdat de kans voor het verspreiden van ziekten wordt vergroot door de kans van ontstaan van ziekten bij een groter aantal dieren navenant is. Overweging bevoegd gezag: In deze vergunning zijn - voor zover in deze procedure aan de orde - de genoemde aspecten meegenomen. Voor het welzijn van landbouwhuisdieren gelden Europese en Nederlandse regels waar houders van deze dieren zich aan moeten houden. Zie ook reactie op zienswijze 3. 24. Veiligheidsrisico Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: In het advies van Veiligheidsregio Limburg-Noord d.d. 14 oktober 2015 met kenmerk UIT006449 is gebaseerd op de huidige situatie van de rijksweg A2. Echter is op 5 november 2015 door Minister Schultz aangegeven dat er een "Oplossingsgericht MIRT-onderzoek Kennisas A2" wordt uitgevoerd binnen korte termijn. Ook word er al jaren gesproken en geschreven over een mogelijke verbreding van de A2 (van 2x2 naar 2x3 rijbanen). Bij bovengenoemde advies is met deze mogelijke verbreding geen rekening gehouden. In de Barro/AMvB Ruimte wordt het volgende beschreven: "Tot slot wordt er in het Barro/AMvB Ruimte een vrijwaringszone/reserveringsgebied langs autosnelwegen gehanteerd, die bij een eventuele toekomstige verbreding met 1 rijstrook 34 meter breed is. Deze 34 meter wordt gemeten vanuit de buitenste kantstreep. Deze 34 meter is bepaald aan de hand van de benodigde ruimte voor rijstrook, vluchtstrook, obstakelvrije zone, bermsloten en eventuele bijkomende voorzieningen zoals bv geluidwerende voorzieningen”. Wanneer de stal gebouwd wordt volgens huidig plan valt een deel van de bebouwing binnen de 34 meter gemeten vanuit de kantlijn 3e rijbaan en zal hier in de toekomst weer een deel van gesloopt moeten worden. Deze ruimte is dan nodig voor vluchtstrook, geluidswal etc. In de ruimtelijke onderbouwing (figuur 1.2.1) worden echter de afstanden vanuit de as van de meest rechterrijbaan uitgezet op 37m en 50m om de verwarringzones uit te zetten. Deze twee methoden zijn niet gelijk aan elkaar, uitgaande dat een rijbaan circa 3 meter breed. Tevens word nu in aangehaalde figuur uitgegaan van huidige situatie van de A2, echter bij uitbreiding zal de bestaande stal en de nieuw te bouwen stal in de verwarringzones gaan vallen, zie figuur 3 ter onderbouwing. De zones na verbreding zijn hier in paars aangeduid en de middels de rode cirkels zijn de raakpunten met de bestaande en beoogde bebouwing aangeduid.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
65
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
Waarom houdt de gemeente, veiligheidsregio en Rijkswaterstaat met de mogelijke verbreding van de A2 geen rekening? Aangezien het veiligheidsrisico in onze ogen in gedrang is bij de komst van een verbrede A2. Dit brengt tevens over een aantal jaren weer extra kosten met zich mee om het verhoogde veilig heidsrisico uit te sluiten. Overweging bevoegd gezag: Vanuit het Barro wordt bij geplande wegverbreding met één rijstrook een afstand van 34 meter aangehouden vanaf de bestaande buitenste kantstreep, gereserveerd voor de weguitbreiding en haar toebehoren. Er is in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) nu geen wegverbreding op de locatie Weert-Eindhoven opgenomen. Omdat deze verbreding wel gewenst is, is er wel rekening mee gehouden. Uit de aangehaalde tekst in de zienswijze blijkt duidelijk dat de derde rijbaan ook in de benodigde 34m vrijwaringszone valt. Naderhand is niet meer afstand nodig vanaf de derde rijbaan. Er wordt daarna immers niet nog een baan toegevoegd. Er is daardoor rekening gehouden met de mogelijke uitbreiding van de A2 naar 2x3 rijbanen. 25. Maatschappelijke wensen Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Hoe wordt voldaan aan het "Varken van morgen", in het beoogde nieuwe bedrijf? Overweging bevoegd gezag: Wij willen u op de behandeling van zienswijze 6 tegen het eerste ontwerp wijzen. Hierin staat dat de ondernemer deel neemt aan IKB varken. IKB staat voor Integrale Ketenbeheersing. IKB Varken is ontwikkeld als maatstaf voor het verantwoord produceren van varkensvlees. Speerpunten zijn kwaliteit, dierenwelzijn en voedselveiligheid. Producten die onder het kwaliteitssysteem IKB Varken worden geproduceerd, komen van bedrijven die gecontroleerd worden op onder meer veevoer, diergeneesmiddelengebruik, hygiëne en transport. De controle, beoordeling en certificering worden uitgevoerd door onafhankelijke en door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerde bedrijven. Dit heeft wat betreft deze procedure geen status maar dit geeft wel aan dat de ondernemer vrijwillig maatregelen treft om overlast en gezondheidsrisico’s voor de buurt te voorkomen. Het Varken van Morgen is een kwaliteitsprogramma voor varkenshouders waarin bovenwettelijke normen zijn opgenomen voor een duurzame productie van varkensvlees. IKB Varken is een basisprogramma voor het Varken van Morgen, beide programma’s kunnen gelijktijdig uitgevoerd worden op het varkensbedrijf (Bron: http://www.verin.nl/Werkgebied/Varken-van-Morgen.aspx). Beide programma’s zijn dus aan elkaar gerelateerd. Deelname gebeurt vanuit de sector en is bovenwettelijk. Het is niet mogelijk/de bedoeling ze in deze vergunningprocedure dwingend worden voorschreven. 26. Calamiteiten Zienswijze bewoners Tolheuvel 4: Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
66
Bijlage zienswijzenrapportage tweede ontwerp met beantwoording behorende bij UV 20140150
In de bijlage M.E.R. & aanvraag omgevingsvergunning, paragraaf 0 word geschreven dat de bestaande stal 2, dient als calamiteitenstal. Wat voor soort calamiteiten worden hiermee bedoeld? En hoe word dan verdere escalatie voorkomen? Overweging bevoegd gezag: Calamiteiten zijn alle onverwachte gebeurtenissen binnen een bedrijf die gevolgen kunnen hebben voor de volksgezondheid, veiligheid of voor het milieu. Calamiteiten kunnen altijd ontstaan. Ook als een bedrijf maatregelen neemt om dit te voorkomen. Bedrijven zijn verplicht om incidenten en calamiteiten te melden bij de gemeente en alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs mogelijk zijn. In paragraaf 8.2.2. “Calamiteiten” van het Milieueffectrapportage is globaal beschreven welke calamiteiten redelijkerwijs kunnen optreden en hoe het bedrijf zich daarop heeft voorbereid. In stal 2 mogen zich – behoudens bij calamiteiten/ongewone voorvallen zoals bedoeld in hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer - geen dieren bevinden of andere activiteiten plaatsvinden. Het gebruik van de calamiteitenstal voor het huisvesten van dieren zou gerechtvaardigd kunnen zijn (ter boordeling bevoegd gezag) bij langdurige vervoersverboden.
Omgevingsvergunning Heijsterstraat 21-23 te Nederweert - UV 20140150
67