Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit
vastgesteld
omgevingsrecht 2014
BELEIDSNOTA
Inhoudsopgave
leeswijzer
Deel A
Deel B
Deel C
Deel D
Overwegingen 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Noodzaak beleid 1.3 Uitvoeren beleid
1 1 1 2
2 2.1 2.2 2.3
Herziening beleid Evaluatie gevoerde beleid Wijzingen in het Bor Herziening beleid nodig?
2 2 3
Beleidsregels 1 Algemene regels 2 Specifieke regels 3 Inwerkingtreding en citeertitel
5 5 9
Bijlage Lijst van bedrijven bedoeld in onderdeel 9, definitie beroep aan huis
10
Toelichting
11
vastgesteld door burgemeester en wethouders op
17 december 2014
vastgesteld beleid gepubliceerd op
15 januari 2015
vastgesteld beleid in werking op
16 januari 2015
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
Leeswijzer Deze nota bestaat uit vier delen. Onder A, wordt het hoe en waarom beschreven. De wijzigingen in het Besluit omgevingsrecht komen hier aan de orde voor zover het de mogelijkheid betreft voor burgemeester en wethouders om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. De volledige (nieuwe) tekst van artikel 4 van bijlage II staat in deel B. In deel B worden de beleidsregels geformuleerd. Eerst de algemene regels die altijd gelden. Daarna de specifieke regels. Per onderdeel van artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht is vermeld of in afwijking van het bestemmingsplan kan worden meegewerkt. In deel C is vermeld welke bedrijven bij een bedrijf aan huis zijn toegelaten en wat wordt verstaan onder een beroep aan huis. Deel D bevat een korte toelichting op juridische achtergrond en op deze beleidsregels.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
Deel A 1
Overwegingen
Inleiding
1.1 Aanleiding Op 10 april 2014 hebben burgemeester en wethouders op basis van de toenmalige regelgeving in het Besluit omgevingsrecht (Bor) beleid vastgesteld ten aanzien van hun bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor planologisch strijdig gebruik voor de onderdelen van gevallen die zijn opgesomd in artikel 4 van bijlage II bij het Bor. Deze beleidsregels verwoord in de beleidsnota Toepassen afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in artikel 4 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht zijn op 23 april 2014 gepubliceerd. Per 1 november 2014 is het Bor gewijzigd. Ten aanzien van de mogelijkheid om bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan is vooral het volgende van belang: - in sommige onderdelen is de redactie gewijzigd; - nieuwe onderdelen zijn toegevoegd; - de eis dat het aantal woningen niet mag toenemen is vervallen voor onderdeel 1, voor zover het betreft huisvesting in verband met mantelzorg, en de onderdelen 9 en 11 uit de lijst van gevallen waarvoor kan worden afgeweken van het bestemmingsplan; - nieuw is ook dat het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6:12, lid 2) t.a.v. het vaststellen van een exploitatieplan van toepassing is verklaard.
1.2 Noodzaak beleid De Wabo biedt een wettelijke grondslag voor burgemeester en wethouders om in bepaalde gevallen, in afwijking van het bestemmingsplan, een omgevingsvergunning te verlenen. Zonder beleid moet van geval tot geval een afweging worden gemaakt en moet de mogelijkheid worden geboden om zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen. Het is daarom gewenst vast te leggen hoe burgemeester en wethouders zullen handelen. De wetgever verwacht ook van een bestuursorgaan dat de wijze waarop van een bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt vastgelegd. Ook gezien de beslistermijn op aanvragen en een consistente beoordeling van aanvragen, is een beleid wenselijk. In de hierna opgenomen beleidsregels wordt vastgelegd in welke gevallen burgemeester en wethouders kunnen meewerken aan een aanvraag die niet past binnen het bestemmingsplan, maar wel binnen onderdelen van gevallen die zijn opgesomd in artikel 4 van de bijlage II van het Bor. Het voldoen aan de beleidsregels garandeert niet dat de omgevingsvergunning wordt verleend. Evidente privaatrechtelijke belemmeringen kunnen aanleiding zijn om niet mee te werken aan de gevraagde afwijking van het bestemmingsplan. Voorts geldt dat burgemeester en wethouders volgens de beleidsregels moeten handelen. Daarbij geldt wel dat in bijzondere omstandigheden, als de gevolgen voor een belanghebbende onevenredig zijn in vergelijking met het doel van de beleidsregel, burgemeester en wethouders hiervan mogen afwijken (zie artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Deze afwijking van de beleidsregels is slechts bij uitzondering mogelijk. Artikel 4;48 van de Awb staat er overigens niet aan in de weg dat daarnaast in de beleidsregels zelf wordt voorzien in een afwijkingsmogelijkheid, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘hardheidsclausule’, op grond waarvan in specifieke gevallen van het beleid kan worden afgeweken. In de hierna opgenomen beleidsregels is een dergelijke hardheidsclausule toegevoegd.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
1
1.3 Uitvoeren beleid Burgemeester en wethouders zijn het bevoegde bestuursorgaan. De manager die in het mandaatbesluit is aangewezen om in mandaat namens burgemeester en wethouders omgevingsvergunningen te verlenen, is tevens bevoegd om deze beleidsregels namens hen uit te voeren. Het handelen in afwijking van deze beleidsregels blijft de bevoegdheid van burgemeester en wethouders.
2
Herziening beleid
2.1 Evaluatie gevoerde beleid Bij de vaststelling van het afwijkingenbeleid op 10 april 2014 is gesteld dat na 1 jaar het beleid zou worden geëvalueerd. Thans, na een half jaar met deze beleidsregels te hebben gewerkt, kan geconstateerd worden dat zich in de uitvoeringspraktijk geen onbillijkheden zijn gebleken of dat de beleidsregels onduidelijk waren. De beleidsregels zijn 31 keer toegepast. In 7 gevallen is niet meegewerkt. De conclusie luidt vooralsnog dat het beleid kan worden voortgezet. Wel moet worden onderkend dat het beleid gelet op de grote verscheidenheid aan denkbare situaties, niet allesomvattend is. Vandaar dat ervoor is gekozen om een hardheidsclausule toe te voegen. Deze kan worden toegepast in bijzondere situaties waarin de beleidsregel niet heeft voorzien. In de vorige beleidsnota is nog een onderscheid gemaakt tussen gebieden waarvoor bestemmingsplannen gelden die vóór en na 2006 zijn vastgesteld. Inmiddels is dit onderscheid niet meer nodig omdat nagenoeg voor het gehele gemeentelijke grondgebied geactualiseerde bestemmingsplannen gelden.
2.2 Wijzingen in het Bor Uit de evaluatie volgt dat alleen de wijzigingen in artikel 4 van bijlage II van het Bor, die zijn ingegaan op 1 november 2014, vragen om een nadere beschouwing. In de volgende categorieën van gevallen is het Bor anders geformuleerd. In het in april 2014 vastgestelde beleid was voor die onderdelen bepaalt dat niet (onderdeel 4) of beperkt (onderdeel 1, 3, 8 en 9) door burgemeester en wethouders werd meegewerkt. Naar hun inhoud zijn onderdeel 8, 9 en 11 nieuwe mogelijkheden. ond.
onderwerp
1
bijbehorend bouwwerk
wijziging -
geldt nu ook voor de uitbreiding van een bijbehorend bouwwerk
-
het maximale bebouwingspercentage van 50% voor het erf buiten de bebouwde kom is vervallen
3
een bouwwerk, geen gebouw
-
geldt nu ook voor een gedeelte van een bouwwerk
zijnde 4
dakkapel, dakopbouw e.d.
-
geldt nu ook voor de uitbreiding van een bouwwerk met een
8
gebruik van gronden voor
-
dit is vervallen, en dit onderdeel gaat nu over het gebruik van
bouwdeel van ondergeschikte aard evenementen
gronden voor een niet ingrijpende herinrichting van het openbare gebied
9
het gebruik van bouwwerken al dan niet in samenhang met
-
dit is gewijzigd in het gebruiken van bouwwerken eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of
inpandige bouwactiviteiten,
het bouwvolume niet vergroten, en van het bijbehorende terrein,
mits binnen de bebouwde kom
mits voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend
en maximaal 1500 m²
betreft een logiesfunctie voor werknemers
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
2
11
ander gebruik
-
deze categorie is toegevoegd en biedt de mogelijkheid om gronden en bouwwerken gedurende maximaal 10 jaar anders te gebruiken; hieronder valt nu ook het gebruik van gronden voor evenementen
In artikel 5 van bijlage II is bepaald dat onderdeel 9 en 11 van artikel 4 niet kunnen worden toegepast als het een activiteit betreft die genoemd wordt in onderdeel C of D van bijlage bij het Besluit Milieueffectrapportage. Uit het Bor zelf blijkt dat niet meegewerkt kan worden aan een afwijking genoemd in onderdeel 9 en 11 zonder de gevolgen voor de luchtkwaliteit te toetsen. Overigens moet een afwijking voldoen aan de eis van een goede ruimtelijke ordening (inclusief de toets aan de provinciale omgevingsverordening) zodat de afweging om medewerking te verlenen breder moet worden getrokken. 2.3 Herziening beleid nodig? Hieronder wordt per gewijzigd onderdeel beschreven of de wijziging van artikel 4 van bijlage II tot een ander gemeentelijk beleid moet leiden. Ad onderdeel 1 De toevoeging dat een afwijking ook betrekking mag hebben op de uitbreiding van een bijbehorend bouwwerk, alsmede het vervallen van het maximale bebouwingspercentage, heeft geen invloed op het beleid dat onder voorwaarden alleen wordt meegewerkt aan a) een hogere (goot)hoogte, en b) het beperkt mogen bouwen buiten het gebied dat hiervoor op de bestemmingsplankaart is aangegeven. Ad onderdeel 4 De toevoeging dat een bouwwerk ook met een bouwdeel van ondergeschikte aard mag worden uitgebreid, is nieuw. Aangezien in de bestemmingsplannen ondergeschikte bouwdelen niet betrokken worden bij toets van de hoogtemaat en de toets aan het bouwvlak, bestaat aan deze mogelijkheid geen behoefte. Ad onderdeel 8 Het mogelijk maken dat gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbare gebied gebruikt mogen worden, is nieuw. Aangezien in de geldende bestemmingsplannen de bestemmingen ruim zijn geformuleerd, lijkt aan deze mogelijkheid geen behoefte te bestaan. Zekerheidshalve wordt deze mogelijkheid wel geopend. De initiator van een dergelijk verzoek zal de gemeente zijn. Ad onderdeel 9 Het mogelijk maken dat bouwwerken niet alleen anders mogen worden gebruikt maar ook verbouwd als de oppervlakte en het bouwvolume maar niet worden vergroot, is ingrijpend. Het mag nu ook buiten de bebouwde kom worden toegepast maar alleen voor het laten logeren van werknemers. Doordat de nieuwe redactie niet meer eist dat alleen inpandig verbouwd wordt en geen maximum meer wordt gesteld aan de oppervlakte, in combinatie met het vervallen van het artikel dat het aantal woningen niet mag toenemen, maakt dat hier in feite door het meewerken aan een afwijking met een omgevingsvergunning de gelegenheid wordt geboden te handelen alsof een andere bestemming op het perceel ligt. Daarbij wordt opgemerkt dat het realiseren van bijvoorbeeld woningen in bijvoorbeeld leegstaande bedrijfspanden van invloed kan zijn op de gebruiksmogelijkheden van bedrijven in de omgeving, maar ook van invloed is op het aantal woningen dat volgens de planninglijst woningbouw is voorzien en welke lijst is afgestemd op de mogelijkheden die de gemeente heeft volgens regionaal/provinciaal beleid. Het is op voorhand niet mogelijk om aan deze afwijkingsmogelijkheid criteria te verbinden die op elke locatie leiden tot een ruimtelijk acceptabele ontwikkeling. Het beleidsplan Rheden is van ons allen geeft voor deze collegeperiode aan dat de structuurvisies een middel zijn om te sturen als zich Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
3
initiatieven voordoen voor nieuwe ontwikkelingen. Van de dorpsgewijze en voor het landelijk gebied op te stellen structuurvisies is thans alleen de visie voor het dorp Rheden vastgesteld. De structuurvisie uit 2006 is te oud om deze als basis te gebruiken voor deze afweging. Daarom wordt vastgehouden aan het beleid dat deze afwijkingsmogelijkheid alleen wordt toegepast zoals onder het bestaande beleid te weten: a) Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. De voorwaarden worden wel afgestemd op de redactie in de laatste bestemmingsplannen. Met dien verstande dat het aantal kinderen waaraan opvang mag worden geboden, is gemaximaliseerd en dat het geven van cursussen wordt mogelijk gemaakt. Deze wijzigingen zullen ook in de nieuw op te stellen bestemmingsplannen worden ingebracht. Voorts is ingevoegd dat het niet alleen in een bijgebouw is toegelaten maar kan het (vanzelfsprekend) ook in het hoofdgebouw plaatsvinden. b) De mogelijkheid blijven openen voor een ander gebruik, onder dezelfde restricties van het toenmalige Bor. Daarbij werden bepaalde functies uitgesloten. Gezien de ruimere mogelijkheid die het Bor opent, wordt aan onderdeel 9 wel het volgende toegevoegd. c) Van geval tot geval een afweging wordt gemaakt als een structuurvisie voor het dorp dan wel het landelijke gebied of dat onderwerp is vastgesteld en hierover uitsluitsel biedt. Op voorhand zijn niet alle mogelijke (acceptabele) situaties te voorzien en hiervoor criteria vast te leggen. Immers op locatieniveau spelen ook zaken als milieuzonering, verkeers- en parkeeraspecten, de aangescherpte woonvisie, de vraag wat de toegelaten functie is en wat de beoogde functie van het bouwwerk wordt et cetera. Het beleidsplan Rheden is van ons allen maakt onderdeel van die afweging uit. d) Een uitzondering kan worden gemaakt als een algemeen maatschappelijk belang aan de orde is. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld. Daarbij wordt het beleidsplan Rheden is van ons allen betrokken. Ad onderdeel 11 Het mogelijk maken dat gronden en bouwwerken gedurende een periode van hoogstens 10 jaar anders worden gebruikt, is nieuw. Onder deze afwijkingsmogelijkheid valt de voorheen opgenomen afwijkingsmogelijkheid voor evenementen. Het ter zake geformuleerde beleid wordt in onderhavig beleid overgenomen. Ook hier geldt dat de invloed op de omgeving ingrijpend kan zijn, zeker als het kan gaan om een periode van 10 jaar. We zien een periode van 10 jaar dan ook niet als uitgangspunt. Het is op voorhand niet mogelijk om aan deze afwijkingsmogelijkheid criteria te verbinden die op elke locatie leiden tot een ruimtelijk aanvaardbare ontwikkeling. Daarom wordt van geval tot geval afgewogen of medewerking aanvaardbaar is. De duur van de gewenste afwijking moet wel worden onderbouwd. Ook hier zal het algemeen maatschappelijk belang betrokken worden bij de afweging.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
4
Deel B
Beleidsregels
Burgemeester en wethouders hanteren de volgende regels indien een aanvraag om omgevingsvergunning betrekking heeft op de onderdelen genoemd in artikel 4 van Bijlage II van het Bor.
1
Algemene regels
A
De aanvraag mag geen betrekking hebben op een gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan. De afwijking mag alleen betrekking hebben op de bouwmogelijkheden binnen de toepasselijke bestemming. Deze beperking tot bouwactiviteiten geldt niet voor de onderdelen genoemd in artikel 4 van de Bijlage II onder nummer 2, nummer 5 voor zover het mobiele telecommunicatie betreft, nummer 8, nummer 9 en nummer 11.
B
Indien voldaan wordt aan het gestelde onder A, dan gelden de volgende voorwaarden: 1 de aanvraag is uitvoerbaar volgens wet- en regelgeving; 2 de aanvraag past binnen het gemeentelijke beleid zoals vastgelegd in nota’s en visies (beeldkwaliteitsplan, LOP) en mag de uitvoering van beleid/een bestemmingsplan dat in voorbereiding is niet bemoeilijken; 3 de aanvraag veroorzaakt geen strijd met milieuzonering zoals dat is vastgelegd in de VNGuitgave Bedrijven en milieuzonering, 2009, dan wel een latere uitgave; 4 er ontstaat geen precedent waardoor –gedwongen- medewerking in andere gevallen leidt tot een ongewenste ruimtelijke ontwikkeling of milieuhygiënische situatie; 5 het bouwplan gaat niet ten koste van parkeergelegenheid op het perceel, tenzij op het bijbehorende terrein voldoende parkeergelegenheid voor (vracht)auto’s wordt aangelegd, een en ander volgens het gestelde bij de bouwverordening; 6 de aanvraag veroorzaakt geen verslechtering van de sociale veiligheid; 7 de aanvraag doet geen onevenredige afbreuk aan of levert geen onevenredige hinder/ beperkingen (bijv. bezonning) op voor aangrenzende of nabije functies en bestemmingen; 8 de aanvrager sluit met de gemeente een planschadeverhaalsovereenkomst alsmede een anterieure overeenkomst indien een exploitatieovereenkomst zou zijn vereist ingevolge de Wro.
C
Ons college kan aan medewerking nadere voorschriften verbinden met het oog op een goede ruimtelijke ordening.
D
Ons college kan in bijzondere situaties besluiten om in afwijking van de hierna volgende specifieke regels een omgevingsvergunning te verlenen, als de aanvraag niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
2
Specifieke regels
Aanvullend op de algemene regels geldt dat in principe alleen wordt meegewerkt als ook voldaan wordt aan de toepasselijke specifieke regel. Per onderdeel van artikel 4 van Bijlage II (1 t/m 11) is dit hierna uitgewerkt.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
5
Daarbij geldt dat volgens het Bor bij de onderdelen 9 en 11 een toetsing aan luchtkwaliteitseisen nodig is en voorts dat deze onderdelen niet toegepast kunnen worden voor activiteiten die genoemd worden in de eerste kolom van onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
1
een bijbehorend bouwwerk (gedefinieerd als: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak) of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen: a niet hoger dan 5 meter, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf, b de oppervlakte niet meer dan 150 m²
Afwijking is alleen mogelijk: - Voor de (goot)hoogte, indien dat dient om een bouwwerk zodanig te laten aansluiten op een direct naastgelegen legaal bouwwerk –op het eigen of aangrenzende bouwperceel- dat hoger is, mits: . bestaande kappen op bijbehorende bouwwerken hoger zijn, in dat geval wordt aansluiting gezocht bij de bestaande kappen; . de goothoogte en de bouwhoogte van overkappingen niet hoger zijn dan 3,25 meter; . de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk, voor zover gelegen op het zijerf van de naar de weg gekeerde zijgevel van een hoofdgebouw niet hoger is dan 3,25 meter, en waarbij . een nog herkenbaar onderscheid tussen hoofd- en bijgebouw(en) blijft bestaan. -
Voor het gedeeltelijk bouwen buiten de zone bijgebouwen, mits: . de feitelijke terreingesteldheid of de kadastrale situatie hiertoe aanleiding geeft, en . de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt, en . de oppervlakte van de overschrijding niet groter is dan 10 m², en . de totale oppervlakte binnen en buiten de zone bijgebouwen niet meer bedraagt dan het maximum dat in de zone bijgebouwen is toegelaten.
2 een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a (d.w.z.: een nutsvoorziening, de waterhuishouding, het meten van de luchtkwaliteit, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het weg-, spoorweg-, water- of luchtverkeer) dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a niet hoger dan 5 m, en b de oppervlakte niet meer dan 50 m² Afwijking is alleen mogelijk: - tot een hoogte van 3,5 meter, dan wel 5 meter ten behoeve van een kapconstructie mits het snijpunt van het dakvlak en de buitenzijde van de gevel aan ten minste één zijde op maximaal 3,5 meter boven het maaiveld ligt, en - tot een oppervlakte van 10 m².
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
6
3 een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een bouwwerk, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a niet hoger dan 10 m, en b de oppervlakte niet meer dan 50 m² Afwijking is alleen mogelijk: - voor informatiepanelen, vlaggenmasten en vergelijkbare aanduidingen ten behoeve van publieke voorzieningen; -
voor erf- en perceelsafscheidingen binnen de bestemmingen Wonen en Buitenplaats voor zover: - het bouwperceel oppervlakte heeft van ten minste 1.500 m², en - op het bouwperceel een vrijstaand hoofdgebouw is gerealiseerd, en - het hoofdgebouw ten minste bestaat uit één bouwlaag met een kap c.q. bovenbouw; - de verhoging van de afscheiding niet in strijd is met de stedenbouwkundige waarden die in het bestemmingsplan zijn beschreven, en - door de plaatsing van de afscheiding de verkeersveiligheid en/of de sociale veiligheid onaanvaardbaar wordt aangetast; - daarbij geldt voor de bestemming Wonen dat: . de aanvraag betrekking heeft op een bestemming van een bouwperceel waarbinnen erf- en perceelsafscheidingen niet hoger dan 1 m zijn toegelaten, en . de afscheiding niet hoger is dan 1,50 m, en . de afscheiding voor ten minste 1/3 deel van het verticale vlak voor minimaal 50% transparant wordt uitgevoerd, en . ten behoeve van toegangspoorten in afscheidingen zijn constructies als poeren, pilaren, hekwerken en andere draaiende delen die verbonden zijn aan de constructie toegelaten tot een hoogte van 2 m indien: . de toegangspoort ten minste 3 m vanaf de erfgrens is terug gelegd op het bouwperceel; . de totale constructie niet breder is dan 4 m, en . de onderlinge afstand tussen toegangsconstructies op het zelfde bouwperceel ten minste 8 m bedraagt; - en voor de bestemming Buitenplaats dat de maximale maatvoeringen zoals die bij de bestemming Wonen zijn gegeven van geval tot geval wordt bepaald aan de hand van de ligging.
4 een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw dan wel de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard Aan deze afwijking wordt niet meegewerkt.
5 een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m. Afwijking is alleen mogelijk: - voor mobiele telecommunicatie als is voldaan aan de voorwaarden in de Notitie plaatsing antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie. Het plaatsingsplan zoals dat in overleg tussen de gemeente en de providers is opgesteld is daarbij bepalend. -
voor een zendamateur voor zover: . de zendamateur beschikt over een Radio Amateur Station Licence en/of bewijs van registratie in het frequentieregister van het Agentschap Telecom, en . de antenne-installatie wordt bevestigd aan de woning van de zendamateur en niet hoger is dan 15 meter.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
7
6 een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998 Het meewerken aan deze afwijking wordt per geval beoordeeld.
7
een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste van 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen
Het meewerken aan deze afwijking wordt per geval beoordeeld.
8 het gebruik van gronden voor een niet ingrijpende herinrichting van het openbare gebied Het meewerken aan deze afwijking wordt per geval beoordeeld.
9 het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van het bij de bouwwerken aansluitende terrein, mits voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesgelegenheid voor werknemers. Afwijking is mogelijk voor: - het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis, al dan niet in een (vrijstaand) bijgebouw voor zover: . de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, en naast de bewoner tegelijkertijd niet meer dan 1 persoon werkzaam is; . de ruimte(n) waar de activiteit plaatsvinden niet groter is dan 50 m², gemeten vanaf de binnenzijde van (scheidings)muren; . buiten die ruimte(n) geen opslag plaatsvindt dan wel (een deel van) de beroeps- of bedrijfsactiviteiten wordt uitgeoefend, met uitzondering van activiteiten die verband houden met het uitoefenen van een bed and breakfast of gastouderschap; . de uiterlijke verschijningsvorm van een woning wordt behouden, en reclame uitingen zich beperken tot een onverlichte oppervlakte van ten hoogste 0,5 m² en deze niet hoger wordt aangebracht dan tot 1,5 m boven maaiveld; . het gebruik geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu heeft; . ten behoeve van de activiteit blijvend wordt of kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen op het bijbehorende perceel volgens de normen behorende bij de bouwverordening, daarbij wordt voor een beroep aan huis of een bedrijf aan huis ten minste 1 extra parkeerplaats geëist; daarvan kan volgens de bepalingen van de bouwverordening worden afgeweken, met dien verstande dat ten hoogste wordt toegestaan dat 2 parkeerplaatsen niet op het bijbehorende terrein worden aangelegd; . het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; . het beroep voldoet aan de definitie zoals opgenomen in de bij deze beleidsregels behorende bijlage respectievelijk de bedrijfsmatige activiteit is opgenomen in die bijlage. -
een ander gewenst gebruik, niet zijnde woningen, tot een vloeroppervlakte van maximaal 1.500 m², met eventueel inpandige verbouwingen voor zover: . uit een van geval tot geval te plegen afweging blijkt dat sprake is van een goede of betere ruimtelijke aansluiting op de bestaande omgeving, Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
8
waarbij geldt dat in ieder geval: . het vestigen van een amusements- of seksinrichting is uitgesloten evenals van een horecainrichting in een woonomgeving. -
een ander gewenst gebruik indien de ontwikkeling passend is gezien de structuurvisie zoals die voor het specifieke dorp of voor het landelijke gebied is vastgesteld, dan wel een vastgestelde facetstructuurvisie hierover uitsluitsel biedt, waarbij het meewerken aan deze afwijking per geval wordt beoordeeld, mede aan de hand van het beleidsplan Rheden is voor ons allen.
-
een ander gewenst gebruik indien het betreft een algemeen maatschappelijk belang, waarbij het meewerken aan deze afwijking per geval wordt beoordeeld, mede aan de hand van het beleidsplan Rheden is voor ons allen.
10 het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; b de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden, c de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en d de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was Aan deze afwijking wordt niet meegewerkt.
11 ander gebruik van gronden en bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste 10 jaar Afwijking is mogelijk voor: - evenementen . indien een evenementenvergunning is of kan worden verleend, en . in de daarvoor in aanmerking komende gevallen uit een overgelegd natuurwaardenonderzoek blijkt dat de activiteit mogelijk is ingevolge de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Daarbij kunnen in ieder geval omtrent de situering van tijdelijke parkeervoorzieningen, de volgorde waarin parkeervoorzieningen mogen worden aangewend en rijroutes respectievelijk het treffen van voorzieningen ter voorkoming van overlast of milieuschade nadere voorwaarden worden gesteld. -
overige gevallen Het meewerken wordt van geval tot geval beoordeeld, waarbij de duur van de gewenste afwijking moet worden onderbouwd.
4
Inwerkingtreding en citeertitel
Deze beleidsregels treden de dag na publicatie van de vaststelling in werking. Zij kunnen worden aangehaald als Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
9
Deel C
Bijlage
Lijst van bedrijven als bedoeld in onderdeel 9 In onderstaande lijst zijn de bedrijven vermeld die bij een bedrijf aan huis toelaatbaar zijn al dan niet in een (vrijstaand) bijgebouw Activiteit
Randvoorwaarde
Kantoor
Alleen op afspraak
Reparatie van computers en
Geen auto’s, motorfietsen, bromfietsen, caravans en boten
consumenten artikelen, inclusief ondergeschikte detailhandel in het gebouw Haar- en schoonheidsverzorging,
Alleen op afspraak.
inclusief ondergeschikte detailhandel
Een pedicure of manicure valt hieronder. Sauna’s, solaria enz. vallen
in het gebouw
hier niet onder net zo min als een hondentrimsalon
webwinkels
Alleen opslag en verzending. Een showroom, afgiftepunt en verkoop ter plekke is uitgesloten
Bieden van bed and breakfast en het dienovereenkomstig gebruiken van de buitenruimte van het perceel Gastouder en het dienovereen-
Maximaal 6 kinderen.
komstig gebruiken van de
Voldaan moet worden aan de kwaliteitseisen van de Wet
buitenruimte van het perceel
kinderopvang. Op de aanmelding als gastouder moet positief zijn beslist
Autorijschool
Lesvoertuigen of aanhangwagens moeten op het bijbehorende terrein worden geparkeerd
Huiswerkbegeleiding Het geven van cursussen en het dienovereenkomstig gebruik van de buitenruimte van het perceel
Beroep aan huis Onder beroep aan huis wordt verstaan: een juridisch, administratief, verzorgend, ontwerp-technisch, kunstzinnig, therapeutisch of (para)medisch beroep, alternatieve geneeswijzen daaronder begrepen, of daarmee gelijk te stellen activiteiten die in een woning dan wel een (vrijstaand) bijgebouw wordt uitgeoefend, inclusief ondergeschikte detailhandel. Onder ondergeschikte detailhandel wordt verstaan: detailhandel die voortvloeit uit een andere ter plaatse toegelaten bedrijfs- of beroepsactiviteit en daarmee een directe relatie heeft bijvoorbeeld omdat de producten ter plaatse worden vervaardigd of gebruikt, waarbij de detailhandel in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de bedrijfs- of beroepsactiviteit die qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
10
Deel D
Toelichting
In de eerste plaats wordt de juridische positie van de beleidregels kort toegelicht. De toelichting volgt vervolgens de inhoud van deel B, Beleidsregels. Zodat eerst wordt ingegaan op de algemene regels en vervolgens op de specifieke regels.
Juridische positie Een omgevingsvergunning kan worden verleend voor een activiteit die strijdig is met het bestemmingsplan. In de eerste plaats door toepassing te geven aan regels in een bestemmingsplan die afwijkingen toelaten. In de tweede plaats kan de omgevingsvergunning worden verleend in de gevallen die zijn aangewezen bij Algemene Maatregel van Bestuur; de zogenaamde buitenplanse afwijking. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is bepaald (artikel 2.10 lid 2) dat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen dat in strijd is met het planologische regime gezien moet worden als een verzoek om het toepassen van het bepaalde in artikel 2.12 Wabo. In artikel 2.12, eerste lid onder a, van de Wabo worden de gevallen opgesomd waarin vergunning kan worden verleend die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Genoemd worden de afwijkingsregels die zijn opgenomen in het bestemmingsplan en de gevallen aangewezen bij AMvB. In dit Besluit omgevingsrecht (Bor) geeft artikel 2.7 de grondslag voor de categorieën van gevallen waarvoor ingevolge artikel 4 van bijlage II in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning kan worden verstrekt. Dit wordt wel de lijst van planologische kruimelgevallen genoemd. Hierop heeft onderhavig beleid betrekking. De bevoegdheid om de vergunning in die gevallen te verstrekken wordt met deze beleidsregel ingekaderd en transparant gemaakt. Na de bekendmaking van het vastgestelde Beleid toepassen afwijkingsmogelijkheden als opgenomen in artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht krijgt het de status van beleidregel als bedoeld in artikel 1:3 juncto artikel 4:81 en verder van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de onderbouwing van besluiten om een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik kunnen burgemeester en wethouders verwijzen naar deze beleidsnota. Daarmee is de afwijking voldoende gemotiveerd. De toepassing van artikel 2.12 van de Wabo blijft een bevoegdheid van burgemeester en wethouders. De uitvoering van het beleid is gemandateerd aan de teammanager Uitvoering van de Afdeling Ruimte. Ingevolge artikel 4:84 Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Van bijzondere omstandigheden is (pas) sprake, indien daarmee bij de totstandkoming van de beleidsregel geen rekening is gehouden en die derhalve niet in de beleidsregel zijn verdisconteerd. Artikel 4:84 van de Awb staat er niet aan in de weg dat een de beleidsregels zelf wordt voorzien in een afwijkingsmogelijkheid, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘hardheidsclausule’, op grond waarvan in specifieke gevallen van het beleid kan worden afgeweken. In de beleidsregel is een dergelijke hardheidsclausule toegevoegd. Aanvragen Aanvragen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld verschillende bijbehorende bouwwerken of op verschillende onderdelen en kunnen in één omgevingsvergunning tegelijk of gecombineerd worden toegepast. Aanvragen moeten voldoen aan hetgeen in het Bor en de daarbij behorende bijlage II is bepaald. Of vervolgens medewerking wordt verleend, is afhankelijk van de vraag of voldaan wordt aan onderhavige beleidsnota. De beleidsnota biedt niet in alle gevallen uitsluitsel.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
11
Algemene regels A
B1
B2
B3
B4
B5
B6
Uitgangspunt (behoudens de uitzonderingen die expliciet worden genoemd in dit onderdeel) is dat het gebruik moet passen binnen de geldende bestemming en dat de aanvraag enkel toeziet bouwmogelijkheden. Daarnaast wordt altijd getoetst aan de algemene regels onder B en C en per onderdeel van artikel 4 van Bijlage II aan de daarvoor geldende specifieke regels. Getoetst zal worden of bijvoorbeeld de Wet geluidhinder, Wet bodemverontreiniging, Wet milieubeheer of de Flora- en faunawet, Monumentenwet 1988 van toepassing is en zo ja, of voldaan wordt aan die wet dan wel bijvoorbeeld een ontheffing kan worden verleend. De aanvraag moet passen binnen bestaand beleid. Daarbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de structuurvisie, het Landschapsontwikkelingsplan, de Woonvisie of aan hetgeen in de archeologienota is gesteld. Het is voorts niet gewenst mee te werken aan een verzoek dat betrekking heeft op een gebied waarvoor beleid in ontwikkeling is en wellicht de uitvoering van het beleid zal bemoeilijken. Steeds wordt de relatie gelegd met de manier waarop gehandeld zou worden als geen afwijking zou worden verleend, maar in plaats daarvan een bestemmingsplan zou worden vervaardigd. Aldus ontstaat een evenwichtig ruimtelijk beleid. Derhalve is toetsing aan milieuzonering voorgeschreven. Deze toets waarborgt een goede ruimtelijke ordening. Ook al lijkt een aanvraag om afwijking in het concrete geval redelijk, toch zal altijd verder worden gekeken dan het betreffende perceel. Dit voorkomt dat een ruimtelijke ontwikkeling wordt ingezet die in een groter verband als ongewenst moet worden beschouwd. Het vergroten of veranderen van een functie kan leiden tot de verplichting om meer parkeergelegenheid op het bijbehorende terrein aan te leggen volgens de normen van de bouwverordening. Daarbij gaat het niet alleen om het aantal maar ook om de bruikbaarheid. In het geval van bedrijven speelt ook de afwikkeling van het bevoorradingsverkeer en het parkeren door dat verkeer een rol bij de afweging. Niet alleen het aantal parkeerplaatsen en de bruikbaarheid daarvan is van belang, vooral bij grotere ontwikkelingen is de situering en inkleding van de parkeergelegenheid net zo van belang voor de vraag of medewerking wordt verleend.
De aanvraag moet niet zorgen voor situaties die onoverzichtelijk worden waardoor de veiligheid of het gevoel van veiligheid in het gedrang komt.
B7 Het is in bestaand bebouwd gebied acceptabel dat door een aanvraag bijv. de privacy van omwonenden wordt geraakt (normaal maatschappelijk risico). Onevenredige aantasting is evenwel aanleiding om niet mee te werken. Indien hiertoe aanleiding bestaat zal de aanvrager bijvoorbeeld een bezonningsstudie moeten overleggen gebaseerd op de systematiek van TNO, waarin het verschil tussen medewerking volgens de mogelijkheden van het bestemmingsplan en medewerking in afwijking van het bestemmingsplan wordt getoond, voordat een besluit wordt genomen. Anders dan het uitgangspunt bij het vervaardigen van bestemmingsplannen, hoeft het voldoen aan de lichte TNO-norm (2 mogelijke bezonningsuren in de woonkamer op 19 februari en op 21 oktober) niet te betekenen dat medewerking wordt verleend. De concrete situatie zal worden beoordeeld. B8 Bij burgemeester en wethouders kan, binnen de voorwaarden van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), een verzoek om planschade worden ingediend indien een omgevingsvergunning wordt verleend voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. Deze bepaling in de Beleidsnota voorziet in het doorleggen van het risico dat bijvoorbeeld aan een omwonende een tegemoetkoming in de planschade moet worden betaald naar de aanvrager. Die krijgt een voordien te ondertekenen planschadeverhaalsovereenkomst aangeboden. De overeenkomst die wordt opgesteld is afgeleid van de overeenkomst die bij het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt gehanteerd. In het Bor is thans ook vastgelegd dat het bepaalde in artikel 6.12, lid 2 Wro van toepassing is zodat het vaststellen van een exploitatieplan aan de orde kan zijn. In het Bro is dit uitgewerkt. Een exploitatieplan is niet nodig als vooraf een overeenkomst is gesloten met de aanvrager over Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
12
het verhalen van gemeentelijke kosten. Daarvoor kan eveneens de opzet worden gebruikt zoals die voor het vervaardigen van bestemmingsplannen wordt gehanteerd. C
Een concrete situatie kan aanleiding zijn om voorschriften te verbinden aan de afwijking die een goede ruimtelijke ordening moet waarborgen. Bij het toelaten van horecagelegenheden in de centrumgebieden kan bijvoorbeeld uit ruimtelijk oogpunt het vastleggen van openingstijden aan de orde zijn. Of de aanvrager moet bijvoorbeeld door middel van bebording verwijzen naar een niet direct duidelijke ligging van een parkeergelegenheid.
D
Artikel 4 van bijlage II van het Bor bestrijkt een grote verscheidenheid aan denkbare situaties waarin om een afwijking van het bestemmingsplan kan worden verzocht. Met dit beleid is beoogd voor de meest voor de hand liggende situaties een afwijkingsmogelijkheid te bieden in aanvulling op de mogelijkheden die vergunningsvrij en volgens het bestemmingsplan al worden geboden. Beleid is echter nooit allesomvattend. Vandaar dat deze hardheidsclausule erin voorziet dat voor specifieke bijzondere gevallen alsnog kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Wanneer van een bijzondere omstandigheden sprake is, is niet in algemene termen te besschrijven maar zal in de concrete situatie beoordeeld moeten worden. Uiteraard gelden bij toepassing van de hardheidsclausule verzwaarde motiveringseisen, waarbij onderbouwd zal moeten worden waarom er sprake is van een bijzondere situatie.
Specifieke regels 1
bijbehorend bouwwerk In de recente bestemmingsplannen is per perceel een afweging gemaakt en zijn de maximale bebouwingsmogelijkheden vastgelegd. Daarbij is, waar dat aanvaardbaar is, ruimte geboden voor de uitbreiding van het hoofdgebouw. Het maximale oppervlak aan bijgebouwen bij woningen is ook verhoogd. Daarnaast is in artikel 2 sub 3 van bijlage II van het Bor bepaald wat vergunningvrij al is toegelaten Toch wordt een afwijkingsmogelijkheid geboden voor de standaardhoogten die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In de praktijk kan het voorkomen dat een bijbehorend bouwwerk gewenst wordt in de nabijheid van een gebouw met een hogere (goot)hoogte dan de thans vastgelegde maximale (goot)hoogte. Om een stedenbouwkundige en/of welstandstechnische reden kan het bouwplan voor deze afwijkingsmogelijkheid in aanmerking komen. Het tweede aandachtstreepje is bedoeld voor die gevallen dat in de praktijk blijkt dat een gegeven zone bijgebouwen niet in zijn geheel bruikbaar is vanwege de terreingesteldheid (bijvoorbeeld vanwege zijn geaccidenteerdheid, de aanwezigheid van een afwateringsgreppel of een beschermde boom). In die gevallen kan dit gemis aan bouwmogelijkheden gecompenseerd worden door het bijbehorende bouwwerk deels buiten de zone bijgebouwen te plaatsen. Incidenteel kan ook blijken dat de begrenzing van de zone bijgebouwen net niet aansluit bij de kadastrale begrenzing van het perceel. In die gevallen kan de reststrook tussen de zone bijgebouwen en de perceelsgrens alsnog worden gebruikt voor het gedeeltelijk plaatsen van het bijgebouw. Met deze mogelijkheid wordt niet gedoeld op de grotere perceelsgedeelten waaraan -vanwege het uitgangspunt van een 15 meter diepe zone bijgebouwen achter een bouwvlak voor een woning en de keuze voor het open houden van binnenterreinen- ‘aan het eind’ van het perceel géén bouwmogelijkheid is toegekend. Deze mogelijkheden zien derhalve niet toe op gevallen waarin gewenst wordt om bijvoorbeeld een garage naast de woning op minder dan 3 meter achter de voorgevel van de woning te bouwen louter omdat daardoor voor de aanvrager een betere perceelsindeling ontstaat. Wat gebouwd wordt buiten de zone bijgebouwen telt mee voor het aantal vierkante meters aan bijgebouwen dat op het perceel is toegelaten binnen de zone bijgebouwen. Het gebouw kan niet in zijn geheel buiten de zone bijgebouwen worden geplaatst. Het gaat om een overschrijding van maximaal 1,5 meter tot een oppervlakte van 10 m². Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
13
Opgemerkt wordt dat met dit onderdeel ook voor verschillende bijbeborende bouwwerken tegelijk omgevingsvergunning kan worden verleend. 2
gebouwen t.b.v. infrastructurele of openbare voorziening De gemeentelijke maxima zijn afgeleid voor die van nutsgebouwen die in de actuele bestemmingsplannen zijn toegelaten. Voor zover zij niet binnen een bepaalde bestemming zijn toegelaten, wordt hier een mogelijkheid geboden om alsnog mee te werken.
3
bouwwerken geen gebouw zijnde, of een gedeelte van een bouwwerk De medewerking richt zich in de eerste plaats op het voorzien in bouwwerken die attenderen op de aanwezigheid van een bepaalde voorziening. Door in dit het Bor voor dit onderdeel op te nemen ‘of een gedeelte van een bouwwerk’ wordt verduidelijkt dat slechts het gedeelte van het bouwwerk dat in strijd is met het bestemmingsplan moet voldoen aan de voorwaarden. Voor erf- en perceelsafscheidingen is geen omgevingsvergunning vereist indien zij voldoen aan de voorwaarden die in artikel 2, lid 12 van bijlage II van het Bor voldoen. Zo niet dan moet worden getoetst of vergunningverlening op grond van het bestemmingsplan mogelijk is. Door de inwerkingtreding op 6 oktober 2010 van de 1e algehele herziening bestemmingsplannen, is voor de actuele bestemmingsplannen ook voorzien in een regeling voor erfafscheidingen in de bestemming Wonen. In de daarna digitaal vervaardigde plannen is eveneens voorzien in een regeling. De afwijkingsmogelijkheid die hier wordt geopend, ziet toe op die gevallen waarin een maximale hoogte van 1 meter in het bestemmingsplan is vastgelegd en op het perceel een hoofdgebouw staat.i Met behoud van het ruimtelijke beeld kan evenwel een hogere erf- of perceelsafscheiding toelaatbaar zijn. Stedenbouwkundige indicatoren voor medewerking zijn een ruime ligging van het bouw- perceel en de ruime oppervlakte van het bouwperceel. Bij woningen zal het daarbij vooral gaan om royale percelen met vrijstaande bebouwing in een villa-achtige omgeving. Het hoofdgebouw moet bestaat uit één samenhangende ruimtelijke eenheid. Relevant is dat het hoofdgebouw een zekere hoogte kent zodat de hogere afscheiding in verhouding blijft met het hoofdgebouw. Een vrijstaande woning kan derhalve voor medewerking in aanmerking komen net zoals een appartementengebouw hieronder kan vallen. Een twee-onder-een-kap woning dus niet. In de bestemmingsplannen die zijn vervaardig in het kader van de actualisatie is een regel opgenomen waarin de stedenbouwkundige waarden van een locatie, straatwand of dorprand is beschreven. In het bestemmingsplan Landelijk Gebied is bijvoorbeeld voor het IJsseldal de openheid van het gebied als een waarde vastgelegd. De plaatsing van de erf- of perceelsafscheiding mag niet tot gevolg hebben dat de verkeersveiligheid in het geding komt of sociale onveiligheid kan ontstaan. Onder een erf- en perceelsafscheiding worden ook verstaan de daarbij behorende entreepoorten en/of poeren of pilaren waaraan de afscheiding of de poort is bevestigd. De maatvoering van de erf- of perceelsafscheiding moet zich op een ruimtelijk verantwoorde wijze verhouden tot het bouwperceel waarop het is geprojecteerd en de omgeving. Voor de bestemming Wonen is dit ingevuld. Door een maximum hoogte vast te leggen en te voorkomen dat geheel dichte afscheidingen worden geplaatst, blijft de visuele interactie vanaf de openbare ruimte naar het hoofdgebouw op de bouwperceel en vice versa behouden. Indien een hoger toegangspoort wordt gewenst, is medewerking mogelijk. Ook hieraan zijn voorwaarden verbonden. Het terug moeten leggen van de toegangspoort op het bouwperceel ziet toe op het behoud van het ruimtelijke beeld en draagt bij aan de verkeersveiligheid doordat een opstelmogelijkheid voor de auto ontstaat. Gezien het maatwerk dat gewenst is bij de bestemming Buitenplaatsen, worden hier geen maxima gesteld. Hierdoor kunnen ook erf- en perceelsafscheidingen en toegangspoorten hoger dan 2 meter (tot maximaal 3 meter) toelaatbaar worden bevonden.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
14
Overigens geldt vanzelfsprekend ook hier dat in het kader van de vergunningverlening de aanvraag getoetst wordt aan welstandscriteria. 4
dakkapel, dakopbouw of soortgelijke uitbreiding van een gebouw dan wel uitbreiden bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard. In de actuele bestemmingsplannen mogen de maximale contouren van de bovenbouw worden doorbroken door dakkapellen. In de op 29 juni 2010 vastgestelde 1e algehele herziening van de diverse actualisatieplannen, is de doorbreking van dakvlakken door dakopbouwen niet opgenomen. Deze herziening is in werking getreden. Geen aanleiding bestaat hiervoor thans wel een afwijkingsmogelijkheid te openen. In de bestemmingsplannen is eveneens geregeld dat bouwdelen van ondergeschikte aard de hoogtemaat of het bouwvlak mogen overschrijden zodat het niet nodig is om hiervoor een afwijkingsmogelijkheid op te nemen.
5
antenne-installaties tot een hoogte van 40 m In de actuele bestemmingsplannen is geen regeling opgenomen. Verwezen wordt naar de vergunningsvrije mogelijkheden. Thans is het vergunningvrij bouwen van dergelijke installaties geregeld in artikel 2 sub 15, 16 en 17 van Bijlage I van het Bor. Alleen voor mobiele telecommunicatie (sub 15) wordt nog een afwijkingsmogelijkheid geboden. Dit is aanleiding wederom op te merken dat voldaan moet worden aan de Notitie plaatsing antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie.
6
installatie bij een glastuinbedrijf voor warmtekoppeling Voor zover zich een glastuinbouwbedrijf in de gemeente zou vestigen wordt een op de locatie toegespitste afweging gemaakt zodanig dat een ruimtelijk verantwoorde terreinindeling ontstaat.
7
installatie bij een agrarisch bedrijf voor duurzame energie uit uitwerpselen Wanneer een agrarisch bedrijf is toegelaten dan wordt een op de locatie toegespitste afweging gemaakt zodanig dat een ruimtelijk verantwoorde terreinindeling ontstaat.
8
gebruik van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbare gebied In de geldende bestemmingsplannen is aan het openbare gebied de bestemming gegeven van de aansluitende gronden, tenzij het doorgaande verkeersverbindingen betreft. Door deze wijze van bestemmen is het mogelijk het openbare gebied her in te richten als gaat om niet ingrijpende aanpassingen. Zekerheidshalve wordt deze bevoegdheid wel opgenomen. De mate van ingrijpendheid wordt dan in de specifieke situatie beoordeeld.
9
afwijkend gebruik eventueel in samenhang met bouwactiviteiten In de actuele bestemmingsplannen zijn ruime aanwendingsmogelijkheden binnen een gegeven bestemming geformuleerd. Dit is ruimtelijk afgewogen. Toch kan het gewenst zijn om op kortere termijn mee te werken aan een aanvraag. Er worden vier situaties onderscheiden. In de eerste plaats het uitoefenen van een beroep of bedrijf. Dat (alleen) een bewoner aan huis een beroep of bedrijf mag uitoefenen is sinds jaar en dag geregeld in de bestemmingsplannen. In onderhavig beleid is toegevoegd dat het al dan niet een (vrijstaand) bijgebouw mag plaatsvinden. Aldus kan de activiteit ook in het hoofdgebouw plaatsvinden. In bestemmingsplannen was dat al zo geregeld. De mogelijkheden kunnen evenwel per plan verschillen. Ten opzichte van het afwijkingenbeleid zoals dat in april 2014 is vastgesteld, is de opsomming in bijlage beroep of bedrijf geactualiseerd. Toegelaten wordt hetgeen in de recentste bestemmingsplannen wordt toegelaten met dien verstande dat het aantal kinderen thans wordt beperkt tot 6. In de jurisprudentie is aangenomen dat een dergelijk aantal aanvaardbaar is in een woonomgeving. Voorts komt de ondergeschiktheid van de activiteit aan de hoofdfunctie (wonen) bij mer kinderen in het gedrang. Daarnaast wordt ook het geven van cursussen Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
15
toegelaten. Een dergelijke activiteit is gezien zijn impact op de omgeving te vergelijken met de activiteiten die al mogelijk waren. Ook hier ligt de beperking in het voldoen aan o.a. milieuzonering en parkeereisen. Bij sommige activiteiten is ook het gebruik van de buitenruimte aan de orde, dit wordt toegelaten. De tweede situatie betreft het vrijkomen van bestaande gebouwen of het uitbreiden van de activiteiten. Van geval tot geval zal een afweging gemaakt worden met betrekking tot de procedure. Dit werd mogelijk geacht onder de restricties van het vorige Bor en wordt in onderhavig beleid voortgezet. De derde en vierde situatie vloeien voort uit de zeer ruime mogelijkheden die het huidige Bor biedt. Het toelaten van die mogelijkheden zonder in het beleid hieraan voorwaarden te stellen die beogen een aanvaardbare ontwikkeling op die specifieke locatie te borgen, vinden wij niet aanvaardbaar. Het omkleuren van bijvoorbeeld een bedrijfsgebouw naar een woongebouw kan consequenties hebben voor omliggende bedrijven. Het aantal woningen gaat ten koste van de woningen die in het meerjarenprogramma woningbouw zijn voorzien. De ladder van duurzame stedelijke ontwikkeling is (nog) geen voorwaarde bij medewerking aan dergelijke verzoeken maar bij de bestemmingsplannen die nadien worden vervaardigd moeten deze vergunde woningen wel betrokken worden bij de onderbouwing van de vraag of hetgeen het bestemmingsplan mogelijk maakt niet de regionale behoefte te boven gaat. Zolang het Bro het gebruik van de ladder niet voorschrift bij aan de orde zijnde afwijkingsbesluiten, ligt analoge toepassing in de rede. En wel als invulling van de toetsgrond: het belang van een goede ruimtelijke ordening. Evenwel is het op voorhand formuleren van criteria mede gezien de diversiteit aan mogelijke verzoeken en locaties niet goed mogelijk. Daarom zal van geval tot geval een afweging plaatsvinden waarbij voor het ruimtelijk kader een vastgestelde structuurvisie gebruikt zal worden. Het beleidsplan Rheden is van ons allen is een tweede toetsgrond voor de wenselijkheid van de ontwikkeling. Niet altijd kan gewacht worden op het beschikbaar zijn van een structuurvisie. Sommige verzoeken hebben een zo groot algemeen maatschappelijk belang dat hierop niet gewacht kan worden. - beroep of bedrijf aan huis Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis binnen de woning is door de voortgang van de actualisatie van de bestemmingsplannen inmiddels geregeld voor nagenoeg het gehele grondgebied van de gemeente. In 2009 is een ontheffingenbeleid geformuleerd voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf in een vrijstaand bijgebouw. Aldus werden de mogelijkheden in de toen geactualiseerde bestemmingsplannen beleidsmatig verruimd. In nadien vervaardigde bestemmingsplannen is de inhoud van dat beleid direct opgenomen in de regels van de bestemming Wonen. Recentelijk is naar aanleiding van de wijzigingen in de VNG-uitgave Milieuzonering en bedrijven in de bedrijfsindelingen opnieuw gekeken naar de bedrijven die we aan huis aanvaardbaar vinden. In de laatste bestemmingsplannen is hiermee gewerkt. Deze lijst van bedrijven wordt thans ook gevoegd bij dit afwijkingenbeleid en is zoals hiervoor is toegelicht uitgebreid met het geven van cursussen en is een maximum opgenomen voor het aantal kinderen dat aan huis kan worden opgevangen. Bij sommige activiteiten kan het gebruik van de buitenruimte onderdeel uitmaken van de activiteit, dit is nu vastgelegd. Voorts is in de laatste bestemmingsplannen het begrip beroep aan huis nader gedefinieerd. Deze nieuwe definitie maakt nu ook onderdeel uit van het afwijkingenbeleid. Daarnaast moet volgens de in deze nota opgenomen Algemene regels onder A, de woning positief bestemd zijn, voldaan worden aan de parkeereisen volgens de bouwverordening en voldaan worden aan de afstandsmaten die volgens milieuzonering worden gesteld. Met betrekking tot bed en breakfast wordt nog het volgende opgemerkt. Bed en breakfast is een nevenfunctie naast het wonen. Dit in tegenstelling tot een pension of hotel waar het hoofddoel is ‘het verstrekken van logies’ (voor korte of langere tijd) en als nevenactiviteiten ‘het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse’. Het verblijf heeft een Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
16
toeristische insteek, dat wil zeggen het kortstondig verstrekken van nachtverblijf en ontbijt. Hieronder wordt dus niet verstaan overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid. De activiteiten moeten ondergeschikt blijven aan het wonen. Dit blijkt uit de beperking in oppervlak ten opzichte van het bruto woonoppervlak en een maximum van 7 kamers. Dit aantal is evenals de definiëring gebaseerd op de beleidsnotitie van de Stichting Bed&Breakfast Nederland. - een ander gebruik binnen de mogelijkheden van het vorige Bor Van geval tot geval wordt afgewogen welk gebruik in een bepaalde omgeving aanvaardbaar is, of liever nog, zorgt voor een kwaliteitsverbetering van de omgeving. Als voorbeeld voor een afwijking die aan de orde kan komen, wordt hier genoemd het vestigen van een horecabedrijf in een leegstaand winkelpand. Het zal duidelijk zijn dat medewerking eerder voor de hand ligt bij een winkel in een centrumgebied dan bij een verspreid gelegen winkel in een duidelijke woonomgeving. Aan een eventuele medewerking kunnen voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld dat de openingstijden van daghoreca gelden. Daarnaast valt te denken aan het toevoegen van een aanverwant gebruik aan een functie die legaal wordt uitgeoefend. Bij aanverwante functies moet worden gedacht aan een horecaondernemer die ook een cateringbedrijf wil beginnen of de mogelijkheid wenst om kookworkshops te geven. Dergelijke functies vallen onder een andere bestemming doch gezien de samenhang kan een afwijking in de rede liggen. Dat zelfde geldt voor het verkopen van ter plaatse vervaardigde goederen in een beperkte ruimte van het bedrijf. Of voor een verzorgingsof buurthuis die een nieuwe dienst wil aanbieden waarin het bestemmingsplan niet voorziet. Dit aanvullende gebruik zal ondergeschikt moeten blijven. Aldus kan wel worden ingespeeld op maatschappelijke of bedrijfseconomische ontwikkelingen. Met het openen van de mogelijkheid om bouwwerken niet alleen inpandig te verbouwen, wordt de mogelijkheid om panden voor een andere functie te gaan gebruiken vergroot. Op voorhand is niet aan te geven welke functiewijzigingen ruimtelijk aanvaardbaar zijn en zo ja of dat op elke locatie zo is. Het blijft daarom een afweging die toegesneden wordt op de specifieke aanvraag die wordt gedaan, waarbij beoordeeld moet worden of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Een goede ruimtelijke onderbouwing is hiervoor vereist. Gezien het primaat van het bestemmingsplan zal bij een ingrijpender afwijking, eerder een herziening van het bestemmingsplan aan de orde zijn. niet toelaatbare functies Het vestigen van een seksinrichting of een amusementsinrichting komt in ieder geval niet in aanmerking voor afwijking volgens deze beleidsregels. In de bestemmingsplannen is in het kader van het prostitutiebeleid aangegeven waar, na het verlenen van een binnenplanse vrijstelling (thans verlenen omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan), de vestiging van een seksinrichting is toegelaten. Ook horecagelegenheden hebben gezien hun o.a. afwijkende openingstijden evenals amusementsbedrijven -meer- invloed op de omgeving. In de bestemmingsplannen worden horecabedrijven (gedefinieerd als: een bedrijf gericht op het verstrekken van logies, maaltijden en spijzen of van dranken, met daaraan ondergeschikt het exploiteren van zaalruimten inclusief de daarbij behorende terrassen, zoals een hotel, afhaalcentrum, cafetaria of café) daarom expliciet aangeduid. Met deze beleidsregels wordt hierop aangesloten. - een ander gebruik indien het past binnen een structuurvisie Omdat op voorhand het niet goed mogelijk om criteria vast te leggen of een ontwikkeling passend is binnen het ruimtelijke beleid, wordt een vastgestelde structuurvisie op dit punt een belangrijk afwegingsinstrument. Vanzelfsprekend wordt het beleidsplan voor deze collegeperiode hierbij betrokken over de aanvaardbaarheid van de ontwikkeling. Daarna zullen de Algemene regels uitsluitsel moeten geven over de toelaatbaarheid.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
17
- algemeen maatschappelijk belang In het geval geen vastgestelde structuurvisie voor het dorp, het landelijke gebied, beschikbaar is, dan kan alsnog worden afgewogen of medewerking wordt verleend. Er moet dan wel sprake zijn van een algemeen maatschappelijk belang dat op korte termijn een oplossing behoeft. 10 het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning Recreatiewoningen zijn opgenomen in het bestemmingsplan Landelijk Gebied en functioneren ook als zodanig. Een beleid is dan ook niet aan de orde. 11 een ander gebruik voor een termijn van ten hoogste 10 jaar De mogelijkheid om te kunnen afwijken voor een bepaalde periode van het bestemmingsplan kan in een bepaalde situatie redelijk zijn. Evenwel kan niet op voorhand worden aangegeven in welke gevallen, en op welke locaties, nog sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Dit vergt een specifieke afweging aan de hand van de voorliggende aanvraag. In de toelichting op dit artikellid (Staatsblad 2014, nummer 333, bladzijde 56) is aangegeven dat via deze grondslag bijvoorbeeld het tijdelijke plaatsen van een (nood)gebouw ten behoeve van een tijdelijke winkelvestiging kan plaatsvinden (de term gebruik omvat dus ook het ‘bouwen’ of het tijdelijk inrichten van voor agrarische doeleinden bestemde gronden ten behoeve van parkeerplaatsen.
i
Zo geldt voor de bestemmingen Werken, Voorzieningen, Recreatie, Dagrecreatie, Verblijfsrecreatie en Niet Agrarisch bedrijf een maximale hoogte van 2,5 meter. Voor de bestemming Agrarisch met natuurwaarden geldt dat binnen het bestemmingsvlak 1,3 m is toegelaten en binnen het bouwvlak 2 m. Bij de bestemmingen Buitenplaats en Wonen in het plan Landelijk Gebied wordt verwezen naar de Bouwverordening en daarmee naar de regeling voor vergunning vrij bouwen. Binnen de bestemming Wonen in de overige bestemmingsplannen geldt dat perceels- en erfafscheidingen zijn toegelaten tot een hoogte van 1 m, tenzij gebouwd wordt binnen de zone die voor bijgebouwen is aangewezen, dan is een hoogte van 2 m toegelaten. Daarbij geldt voor hoekpercelen en percelen grenzend aan het openbaar groen dat onder voorwaarden omgevingsvergunning kan worden verleend om hoger te bouwen dan het maximum van 1 m en wel tot 2 m. Het geldende beleid voor deze binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is vastgelegd in de ‘Notitie erf- en perceelsafscheidingen’ vastgesteld op 9 juli 2012 die in werking is getreden op 19 juli 2012.
Afwijkingsbeleid betreffende artikel 4 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht 2014
18