Officieel orgaan van de vzw Vlaamse RadioAmateurs – V.R.A. vzw
Jaargang 13
SPECIAAL NUMMER
17 mei 2010
Willy Acke, ON4AW 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-1/38-
V.R.A. - Vlaamse RadioAmateurs vzw
RadioAmateur
Raad van Bestuur Voorzitter:
Gust Mariëns, ON7GZ +32 (0)475 61 77 01
[email protected]
VLAAMSE RADIO AMATEURS
Ondervoorzitter:
Leopold Van Elslander, ON7YB +32 (0)51 77.91.11
[email protected]
Secretaris/ Penningmeester:
Bart Peeters, ON4BCP +32 (0)496 90 59 52
[email protected]
Bedrijfsnr. 0465.117.67
Public Relations:
Guido Clinckemaillie, ON7CI +32 (0)475 52 32 61
[email protected]
Bestuurder
Jan Galicia, ON6JG +32 (0)476 50 61 96
[email protected]
Elektronisch periodiek van de vzw
V.R.A.
Verantwoordelijk Uitgever: V.R.A. vzw Brusselsesteenweg 113 B-2800 Mechelen RadioAmateur verschijnt in principe de 1e van elke maand en het is GRATIS voor de leden van de vzw V.R.A.
Beni Lannaux, ON3BL +32 (0)495 32 76 49
[email protected] Jules Verheyde, ON7XM +32 (0)2 452 34 72
[email protected]
Provinciaal verantwoordelijken
V.R.A. heeft een uitgebreid samenwerkingsakkoord met onze Franstalige vrienden van U.F.R.C.
Antwerpen
Karel PRAET , ON4CIR
[email protected]
Limburg
Albert SPRANGERS, ON6BM
[email protected]
Oost-Vlaanderen
Georges LEMAIRE, ON8MA
[email protected]
Vlaams-Brabant
Bart DE CONINCK, ON3DBC
[email protected]
West-Vlaanderen
Ivan VANTHUYNE, ON4CBU
[email protected]
Dat samenwerkingsverband is
F.R.A.
QSL_Managers ON
Albert SPRANGERS, ON6BM
[email protected]
Buitenland
Leopold Van Elslander, ON7YB
[email protected]
QSL-ADRES F.R.A. P.O. Box 1630 B-1000 BRUSSELS 1 17 mei 2010 -
Informatie Elke informatie kan je aanvragen via
[email protected] RadioAmateur
-2/38-
I.T.U. 145 jaar “jong Vandaag is het maandag 17 mei 2010. Op zich is dat niks wereldschokkend, ware het niet dat precies 145 jaar geleden in Parijs de I.T.U. boven de doopvont werd gehouden. De I.T.U. droeg toen nog de naam “International Telegraphic Union”,. Dat klinkt logisch, gezien de communicatiemogelijkheden van dat tijdperk. Naargelang de techniek en technologie evolueerden was het na verloop van tijd dan ook gepast dat de naam werd aangepast. Zo kregen wij de “International Telecommunications Union” , afgekort I.T.U. tot stand. De I.T.U. is op wereldvlak de regulator voor alles wat met telecommunicatie te maken heeft en daarom maken daar deel van uit: de overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de telecommunicatie in hun respectievelijke landen. Voor België is dat uiteraard ons eigen B.I.P.T.. Willy Acke, ON4AW, alom gekend voor zijn grondige aanpak van zijn manier van “onderzoeksjournalistiek” en technische artikelen, is in diverse archieven gedoken en heeft een uitvoerig document afgeleverd over de I.T.U. en haar werking. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het verhaal ook een stukje biografie is van Willy, maar dat maakt het geheel zeker niet minder interessant. In de originele tekst hebben wij de vrijheid genomen bepaalde zaken te actualiseren of beter (anders) in zijn context te plaatsen om aanvaardbaar te kunnen zijn met onze eigen filosofie. Nochtans hebben wij steeds het respect bewaard voor personen en data die essentieel belangrijk zijn in dit verhaal. Als “verjaardagsgeschenk” bieden wij vanuit V.R.A. alle Vlaamse (en ook andere) radioamateurs dit werkstuk dan ook graag aan, met zeer veel dank aan Willy. Want, hoewel wij als radioamateur weinig in te brengen hebben in het beleid van I.T.U., toch zijn de gevolgen voor onze hobby niet gering. En het is dan ook niet zonder belang dat wij weten hoe een en ander tot stand is gekomen en wat er allemaal gebeurt. Gelukkig kunnen wij vrij goed rekenen op ons eigen B.I.P.T. om de belangen van de radioamateurs niet te vergeten. Namens de V.R.A. vzw Gust Mariëns ON7GZ Voorzitter © V.R.A. vzw, 2010 Niets in deze uitgave mag worden verspreid, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Alle rechten voorbehouden. No part of this publication may be reproduced our brought to the public in any form, by print, photocopy, microfilm or by any other means, without prior written authorisation of the publisher. All rights reserved
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-3/38-
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-4/38-
I.T.U.: de Internationale Telecommunicatie Unie, en hoe passen de radioamateurs in dat kader. Willy Acke, ON4AW
Wat zijn Telecommunicaties (of Televerbindingen). De term ‘telecommunicatie’ werd voor het eerst omschreven op de Internationale Telecommunicatie Conventie te Madrid, op 9 december 1932. De tweede Conventie te Buenos Aires op 22 december 1952 richtte de I.T.U. op. ‘Tele’ betekent in oud Grieks ‘ver’, zodat het woord telecommunicatie gewoon communicatie op (grote) afstand betekent. Wat is dan ‘communicatie’? De Conventie van de I.T.U. geeft de volgende bepaling voor dit woord: “elke overzending, uitzending of ontvangst van tekens, mondelinge of geschreven berichten, beelden, klanken of inlichtingen van allerlei aard, langs een draad, of d.m.v. radio-elektrische, optische of elektromagnetische systemen”. De elektromagnetische golven waarvan sprake, betreffen het frequentiespectrum tussen 10 kilohertz en 3000000 Megahertz. Met andere woorden: de radio, de telefoon, de telegraaf, de overzending van computergegevens, de uitwisseling van gegevens over satelliet, en de televisie, toepassingen van deze definitie, vallen hier allemaal onder, hoewel deze zeker geen beperkende opsomming is. De Internationale Telecommunicatiedag wordt gevierd op 17 mei teneinde de eerste Telegrafische Conventie te herdenken die vastgelegd werd op 17 mei 1865 in Parijs. Op die dag zijn er op de amateurbanden heel wat activiteiten te vinden. Zo is onder andere het amateurstation van I.T.U.: 4UITU actief; dat bij die gelegenheid een zeer gegeerde qsl-kaart uitgeeft (nvdr.: als je ze uiteindelijk wel krijgt!) I.T.U. is een administratieve tak van de Verenigde Naties en is o.m. verantwoordelijk voor het voor radioamateurs zeer belangrijke radioreglement.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-5/38-
Radio Regulations Committee Het “Radio Regulations Committee”, opgericht in 1903, houdt zich bezig met het radiofrequentiebeheer op wereldvlak. De radioamateurs worden daar niet in vertegenwoordigd (hebben geen stemrecht) maar proberen zich toch te doen zich gelden door lobbying (als waarnemer) door de I.A.R.U. Dat comité, onder meer bijeengekomen in conferentie in 1992, 1995, 1997, 2000, 2003..., staat in voor de volgende diensten: 1) amateurradio en amateurradio via satelliet, 2) roeptekens en Q-code, 3) diensten voor meteorologie, 4) exploitatie van de ruimte en ruimtevaartonderzoek, 5) tijdsignalen, 6) luchtvaartradio, 7) scheepvaartradio 8) radioastronomie, 9) alle mobiel radioverkeer, 10) radiopeiling, … Elke dienst heeft zijn eigen frequenties, bandbreedten, en typische gebruiksregels. De wereld wordt daarbij ingedeeld in regio’s en zones (zie verder: Region 1, 2 en 3) met de verschillende landen. (nvdr. Al is het duidelijk dat dit niet direct homogene groepen vormt) Een lijst van I.T.U.-landenleden, vinden we op de website: http://life.itu.int/radioclub/rr/itureg.htm De meest recente DX-landenlijst vindt men ook op de website onder: http://www.dxantwerp.com/artikels/itu.html Een mooie ITU-kaart waarop deze landen aangeduid zijn, en gemaakt door EI8IC, is te vinden op: http://www.iarums-r1.org/iarums/itu.pdf Wat betreft de I.T.U.-toekenning van frequentiebanden, waren de 10 m, 15 m, 20 m, 40 m, 80 m, en later de 160 m banden al vroeger toegekend. De WARC-banden 30, 17 en 12 meter (10,18 en 24 MHz) werden, na aandringen van de radioamateurs, door de I.T.U. in 1979 vrijgegeven: de 30 meter band (10,1 tot 10,15 MHz) voor CW, RTTY, Packet, de 17 meter band (18,068 tot 18,168 MHz) voor CW, RTTY, USB, en de 12 meter band (24,89 tot 24,99 MHz) voor CW, FSK en USB.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-6/38-
Merken we op dat op de meeste QSL-kaarten een ITU-zone is aangegeven, met als voorbeeld de QSL van ON1AFW: Door op zijn QSL-kaart zowel UBA als (de toenmalige) VVRA te vermelden, heeft OM Robert Buyle, ondertussen ON7AFW, indertijd duidelijk aangegeven, dat wij allen behoren tot een grote radioamateurfamilie. Dat is een positief gegeven, zoals het beter samengaan van de Veron en de VRZA in Nederland, althans op het gebied van QSL-uitwisseling en het organiseren van radioamateur examens! (nvdr.: die roep om samenwerking door de auteur kunnen wij bijtreden, maar de “liefde” moet niet van één kant komen, nietwaar) Vandaag, in 2010, is de ITU opgedeeld in drie afdelingen: 1. ITU-T (dit is de vroegere C.C.I.T.T.= standaardiseren van systemen voor telefonie en telegrafie). 2. ITU-R (de vroegere C.C.I.R.= radiosystemen.). 3. ITU-D: D staat voor “development”, dus voor de technische ontwikkeling van en vooruitgang in de telecomsystemen, door middel van organisatie, coördinatie, samenwerking en het verlenen van bijstand. Jeudforum van I.T.U.. Voor de jeugd betekent I.T.U. een unieke ervaring en een opstapje naar een toekomstige loopbaan. Voor de 12e “ITU Telecom World Exhibition and Forum” in Geneve van 3 tot 9 oktober 2009, organiseerde de I.T.U., een “Youth Forum”. Men verwachtte daarvoor 380 getalenteerde universiteitsstudenten uit alle I.T.U.-lidstaten die deelnamen aan diverse discussies en een actieplan opstelden. Daarvoor nodigde I.T.U. van elke lidstaat een mannelijke en een vrouwelijke student(e) uit en betaalde hun reis- en verblijfskosten. Leeftijd: tussen 19 en 23 jaar, en ze moesten minstens in een tweede jaar van een universitaire studie geslaagd zijn. Ze bereidden een antwoord en een oplossing voor op de vraag: “What is the biggest problem, facing people in your community, and how would you use information communication technologies (ICT) to solve it?“. Deelname aan het I.T.U. Youth Forum is een unieke uitdaging en ervaring, waarbij met leeftijdsgenoten uit alle delen van de wereld van gedachte kan gewisseld worden, en met beleidsmakers en uitvoerders uit het telecommunicatie bedrijfsleven, problemen en hun oplossing kunnen besproken worden.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-7/38-
Internet en de I.T.U. De betrekkingen tussen de I.T.U. en de internetwereld, waren aanvankelijk moeilijk en gespannen. De internetwereld was tegen de I.T.U., omdat het internet als een wereld van vrijheid voorgesteld werd, tegenover de reputatie van administratief immobilisme van de oude instellingen van de telegrafie- en de telefoniewereld. De onvermijdelijke symbiose tussen het internet en de telecommunicatiewereld, heeft de internetontwerpers en -gebruikers echter verplicht in contact te blijven met I.T.U., omdat de internetstructuren met gebruikelijke toegangsmogelijkheden zoals ADSL, WiFi, mobiele telefonie en andere, vandaag beheerd worden door I.T.U.-telecommunicatie-operatoren. Telecommunicaties op Expo 58. In 1958 was ik een der operatoren van het station ON4UB van Expo 58.Daarover is op het internet een beschrijving terug te vinden op http://www.astrosurf.com/luxorion/qsl-hamhistory11.htm Ik herinner mij nog interessante ON4UBontmoetingen en kennismakingen, zoals die van een bezoekende Amerikaanse amateur, die binnenkwam, mij de hand drukte, en zei: “Bill, the day before yesterday, we made a qso, and because you invited me, I am here “! Typisch Amerikaans, maar men moet het maar kunnen en doen. Sommigen onder ons zullen nog wel QSL’s uit die tijd hebben, zoals hier afgebeeld.
Deze foto van René Vanmuysen, ex-ON4VY (silent key), die ik zelf genomen heb (hierboven) En ook een foto van mijzelf (links), genomen door DL9ZE. Op de foto ook een andere amateur die hem vergezelde. 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-8/38-
In 1958 bestond er geen internet (zelfs nog niet in 1973, toen ik bij BARCO werkte te Kortrijk, ook niet in 1975 toen ik bij Philips werkte in Nederland). De mensen gingen meer “naar de cinema” dan vandaag. Het aankondigen en uitbrengen van een nieuwe bioscoopfilm was dan ook steeds een vrij belangrijke gebeurtenis, en had een grote betekenis als een ontspanningsen communicatiemiddel. De begintijd vanaf 1954 Dus: 10 jaar na het einde van de tweede wereldoorlog en met enkele herinneringen en foto’s uit de radioamateur ervaringen van ON4AW. De jaren 1950 waren nog de stilaan uitlopende (daarna werd alles gekocht) tijd van de zelfbouw radioamateurs waar ik ook deel van uitmaakte, met zelfgebouwde afzonderlijke zenders en ontvangers. We hebben in de club De Pinte trouwens ook altijd uitstekende zelfbouwers en zelfconstructeurs gehad zoals Eric ON4ZG en John ON6JV, om er maar twee te noemen in de hoop niemand onrecht aan te doen. De activiteitsgraad in de schoot van TLS is trouwens altijd hoog geweest, dat is niets nieuws dat ik hier vertel. Dat gebeurde ook daarbuiten, bijvoorbeeld door ON4PU uit Brugge met een zelf ontworpen en gebouwde 2 meter zender/ontvanger. ExON4PU en ex-ON4LO (beiden nu "silent key" = SK) overtuigden mij in die tijd, om een voordracht te geven over radioamateurisme in het EBES-gebouw aan “den Diever” te Brugge, wat gebeurde voor een talrijk publiek. Men kan de ON4’s van juist na de tweede wereldoorlog die nog in leven zijn, gerust allemaal ‘old timers’ noemen. Dit geldt natuurlijk niet voor de nieuwkomers die een call van een silent key ‘erven’. De vraag kan daarbij gesteld worden of het een goede oplossing is, dat de R.T.T. (nvdr.: dat zal wel BIPT moeten zijn, zeker!, de RTT is al lang geleden ter ziele gegaan.) de calls van overleden ON4’s opnieuw toekent, want degene die een dergelijk roepteken krijgt, is misschien blij met een originele ON4-call, maar wordt tegelijkertijd opgezadeld met een daaraan gekoppeld verleden en ervaringen, die de laureaat van deze call misschien liever niet wenst, daarbij nog niet gesproken over de verwarring die ontstaat door de persoonsverwisseling. (nvdr.: het is al enkele jaren een feit dat het BIPT de calls van overleden of gestopte radioamateurs NIET vrijgeeft in de eerste 5 jaren!) Zelf was ik in 1954 als ON4AW geslaagd voor het zendexamen bij de toenmalige RTT in de Paleizenstraat, 42 te Brussel. Ik ben toen begonnen met een kristalgestuurd telegrafiezendertje met een 6L6 in de eindtrap, later vervangen door een 807. In de tweede versie daarvan had ik mij een Geloso-VFO met drie buizen aangeschaft, als exciter. Mijn eerste zelfgebouwde ontvanger was een rechtuit-ontvanger, daarna een reactieontvanger voor de 40 m en 80 meter band, met toen een groot aantal QSO’s met PA0-stations op 80 m. Vervolgens een superheterodyne ontvanger voor de klassieke HF-banden, uitgerust met Sickles-middenfrequent transformatoren op 455 kc/s die ik gekregen had van OM Jozef Mommens, ON4TD. 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-9/38-
Ik zette (in het toen gehuurde) huis, een zelfgebouwde 3-element beam op de nok van het dak, en bijna dagelijks kon ik met Amerika verbindingen maken omdat er in die tijd gunstige propagatiecondities waren door de 11jarige zonnecyclus. Dit was de tijd van de telegrafie en van de amplitudemodulatie (AM). Van SSB was er nog geen sprake, hoewel in de jaren daarna stilaan artikels daarover begonnen te verschijnen in het tijdschrift Electron, ook over zelfbouw EZBschakelingen. Ik had in die tijd een AM-modulator gebouwd met een reusachtige audiotransfo, op de kop getikt in een Amerikaanse stock te Gent op de Rooigemlaan. Dat was daar een droomzaak voor radioamateurs met tientallen Amerikaanse en ook Duitse legerzender/ontvangers. Daarvan heb ik toen een documentatie van verschillende kilo’s boeken en "Technical Manuals" aangelegd. Die worden hier nog ergens in een kast bewaard als kostbare herinnering. Ik had daar toen ook de Set 19, Set 18, Set 38, ARC1 vliegtuigontvanger, de radio-ontvanger R107, enz., gekocht aan spotprijzen. Er was nog een tweede Amerikaanse stock in een zijstraat van het Anseelepleintje (de Goudstraat) niet ver van het stadhuis te Gent, waar ik onder andere analoge microampèremeters van 50 en 500 microampère gekocht heb, gewogen in emmers “ op den baskuul” aan een paar franken per kilo. Die liggen hier in Antwerpen nog met tientallen in schuiven van kasten op de zolder, onder meer uit afbraak van de Set 19’s. Mijn ouders waren nog van gemiddelde leeftijd en lieten mij begaan. Temeer daar we allen, ik was niet alleen als kind, met wat geluk de tweede wereldoorlog overleefd hadden. Mijn vader nog revaliderend als uitgehongerd wrak, na de vier jaren Duitse krijgsgevangenschap van 1940 tot einde 1944 overleefd te hebben. . Te Gent studeerde ik vanaf mijn 22-jarige leeftijd voor technisch ingenieur en behaalde twee verschillende diploma’s (elektrotechniek zwakstroom + elektrotechniek sterkstroom, beiden met grote onderscheiding). Het eerste werd omgezet in “industrieel ingenieur”, na het publiceren van een wet daarover in de jaren 1970. Toen ik in 1971 naar Antwerpen verhuisde, behaalde ik nog een derde diploma (voor de centrale examencommissie) van technisch ingenieur in de metaal- en machinebouw (mechanica werktuigkunde), in de Hogeschool op de Paardenmarkt. In 1956 was ik les beginnen geven aan studenten technisch ingenieur te Gent. Dat na wat aandringen van de toenmalige directeur, want ik had die betrekking eerst geweigerd omdat ik toen een studiebeurs gekregen had aan de ‘Rheinisch Westfälisch Technische Hochschule’ in Duitsland. In 1959 begon ik, parallel met het lesgeven, te studeren voor burgerlijk ingenieur aan de Rijksuniversiteit te Gent. Na vijf jaren studie behaalde ik de wettelijke graad van burgerlijk elektrotechnisch ingenieur. Pas na veel zwoegen want elke week moest ik een
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-10/38-
repetitie over een bepaald vak afleggen. Dat waren mini-examens met “gequoteerde oefeningen”, een systeem dat aan de K.U.L. in Leuven niet bestond. Vaak was het zeer moeilijk mijn lesopdrachten te combineren met verplichte les- en oefeningsuren aan de universiteit. Ondertussen was ik voor de centrale jury aan de V.U.B. te Brussel ook geslaagd in de examens voor kandidaat licentiaat in de wiskunde. Wat in feite niet zo moeilijk was, want in de kandidaturen voor burgerlijk ingenieur kreeg men minstens evenveel wiskunde als de kandidaten licentiaat wiskunde, met daarbovenop nog veel verplichte oefenzittingen. Ik had toen samen met de studenten licentiaat in de wiskunde, in hun auditoria, ook alle lessen gevolgd in de ‘wiskundige natuurkunde’, gegeven door professor Nuyens, en sterrenkunde door professor Dingens. Beide waren zeer interessant om een beter inzicht te krijgen in elektromagnetische straling. Ook kristallografie en ‘solid state physics’ bij professor Dekeyser, waarover ik later een cursus kon volgen aan de Penna University in Philadelphia, USA, in de aanloop tot het zelf maken van geïntegreerde schakelingen. In Gent vergaderden we altijd in de Lange Kruisstraat 4, het café-restaurant “Van Eyck” (waar op de verdieping een shack was ingericht met een TS50 van Kenwood) naast de Standaardboekhandel op de hoek, met de intussen allen overleden zendamateurs, zoals de vroegere burgemeester van De Pinte, Paul Anthierens ex-ON4PA, horlogemaker Jean exON4HX, ingenieur en inspecteur Joseph Mommens ex-ON4TD (werd 92 jaar). Ik heb deze laatste altijd zeer kalm gezien, hij liet zich door niets of niemand echt opwinden. Misschien is dat wel de remedie geweest die hem zo oud liet worden. Ik weet ook niet wat er geworden is van ON4MA met zijn hoge stem, of van ON4LM (Max) die werkte in een inrichting voor zwakzinnigen te Zelzate. Deze katholieke geestelijke mocht zelf geen geld bezitten en om deze reden vroeg hij mij om onderdelen voor het zelf vervaardigen van een zenderontvanger. Ik was trouwens niet de enige die hem onderdelen gegeven heeft. Uit mijn omvangrijke “Amerikaanse stock” heb ik heel wat aan Max bezorgd. Soms kwam ON4LO en ook ON5LO bij mij op bezoek in De Pinte. We gingen toen ook kijken wat de winkel “Vervenne” op de hoek van het Europaplein te bieden had op gebied van surplus. Uit die tijd heb ik een herinnering die mij treurig maakt, omdat ik toen een kind heb weggestuurd dat ‘s avonds op het venster van de living in de Oudstrijderslaan in De Pinte kwam kloppen terwijl ik naar de TV aan het kijken was. Ik heb dat kind toen geïrriteerd weggestuurd, omdat ik mijn TV-kijken onderbroken en gestoord achtte. Daar heb ik nu nog altijd spijt van. Want het jongetje vroeg slechts of ik voor hem een oude radiolamp had. Daar had ik er natuurlijk genoeg van. Indien iemand weet wie dat zou kunnen geweest zijn en als dat “kind” van toen nog leeft (was toen misschien een toekomstig OM!), maak dan a.u.b. mijn verontschuldigingen over, want ik heb er na al die jaren nog steeds een schuldgevoel aan over gehouden. Ik vind een oud nummer van CQ-QSO in klein formaat niet meer terug, waar ik samen met exON4LO (Carlos) op de foto sta tijdens een bezoek aan het zendstation Ruiselede/Oudenburg. Wel heb ik een foto teruggevonden in een 2004-TLS-News nummer (14 mei 2004) van een bezoek aan hetzelfde zendstation Radio Oostende te Oudenburg, dat uitgerust was met een flink aantal rhombic antennes.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-11/38-
Het ITU-radioamateur station Het radioamateurstation 4U1ITU is opgesteld in het Zwitserse Genève, op de hoofdzetel van I.T.U. Het is voor het eerst in gebruik genomen op 10 juni 1962. Ik was daar als één der eerste operateurs in 1964. In die periode was de Birmaan U Thant Secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Hij schreef –uitzonderlijktwee artikels voor het tijdschrift “4U1ITU calling”, ook omdat hij van de oliesjeiks uit Saoedi-Arabië, een TH6DX van Hy-Gain ten geschenke gekregen had. Die ik nog mee heb helpen installeren op het plat dak van het vijf verdiepingen tellende ITU-gebouw. Ex-ON4LO had een fabriekje te Oostkamp (waar ook een Siemens fabriek gevestigd was), spijtig genoeg na zijn overlijden verkocht door zijn familie, waar hij Kandijsuiker en -siroop maakte uit de witte suiker die hij in Tienen kocht. Het was voor mij voldoende eens te telefoneren: ”Carlos, ik kom”, om een doos met 12 blikken kandijstroop te krijgen. Heerlijk op de boterham en van prima kwaliteit. Toen Charles, ON5LO daar op een zomerse dag te Oostkamp aanwezig was, zei hij: “Er staat hier op de verdieping nog een Yaesu transceiver, zouden we daar eens geen antenne voor maken met de rood koperen buizen uit de hangar van mijn vader?”. Op een voor- en namiddag van één dag maakten we voor de 21 MHz band een drie element beam, met in elkaar schuifbare en met een campingbrandertje aan elkaar gesoldeerde koperen buizen. Het geheel viel dus wel vrij zwaar uit en het was niet eenvoudig om de beam op het plat dak te tillen. We maakten hem vast aan een schoorsteen van de fabriek, beamrichting Afrika. Na slechts één oproep van Charles, kwam er een Zuid-Afrikaan ZS1... terug. Na dat qso riepen er een aantal andere Afrikaanse stations ON5LO aan (onder meer OQ5 in die tijd) die van zijn stoel opveerde en riep: “dat heb ik nog niet eerder meegemaakt.” Het goede resultaat was klaarblijkelijk te wijten aan een combinatie van goede propagatie, de dakhoogte van de fabriek, de vrije ruimte rond het gebouw in volle natuur, de juiste afmetingen van de koperen beam, waarvan de straler gevoed werd via een zelfgemaakte balun. (zonder balun, nooit een goede werking: rechtstreeks voeden van een beam met een coaxiaal is de antenne vermoorden). Charles kon nog verbindingen maken met CN8, EA8, EA9...
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-12/38-
Een paar weken later nodigde hij mij uit om samen met hem naar Geneve te rijden, naar familie die hij daar had, en tegelijkertijd het bureel te bezoeken waar zijn oom werkte bij I.T.U. op de Place des Nations. Daar stond ook de fabriek van Motorola Europa, die we tussendoor ook bezocht hebben. Dat was in 1982 en ik heb toen kennisgemaakt met de jonge mensen van zijn familie en we mochten daar ook overnachten. We bezochten in Zwitserland ook het zendstation te Bern, dat een belangrijke rol speelde in de lange geschiedenis van ITU en uitgerust was met een indrukwekkend aantal rhombic antennes. Onder de antennes liepen prachtige zwarte paarden die ons snuffelend kwamen begroeten. Achteraf bleek dat ON5LO’s werkgever in Brugge (een winkel met reparatie van televisieontvangers waar Charles als radioen televisiereparateur voor instond) gedreigd had hem te ontslaan, omdat ON5LO zonder enige verwittiging plots gedurende 14 dagen (samen met mij) verdwenen was. Gelukkig is het zover niet gekomen. Bij ITU te Geneve konden we in 1982 ook werken met Japanse apparatuur, maar die straalde niet meer de 1964-gezelligheid uit Charles van de Amerikaanse Collins/Hammarlund en Hallicrafters zender/ontvangers, nog voorzien van een afzonderlijk kastje met radiolampen voor het "electronic keying" met een paddle/seinsleutel van Vibroplex. Het zendstation Ruiselede-Oudenburg. Ik kende de vroegere directeur van het zendstation Ruiselede, ir. De Beule (bij zijn pensionering opgevolgd door ir. Van de Walle) van wie ik nog lessen hoogfrequent techniek, transmissielijnen, zenders en ontvangers gekregen had, en die mij toen als student nog, een paar keren uitgenodigd had op de koffie in een café langs het stadswater te Gent. Van de Walle vroeg mij om met hem te komen tennissen in Oudenburg, en dat gebeurde voor het gebouw met de zenders voor Afrika en Scandinavië. Dat waren hoogvermogen zenders met grote langwerpige watergekoelde buizen, onder de draaibare logaritmische periodische antenne van Collins. Van ir. Van de Walle kreeg ik grote porseleinen isolatoren, allerlei soorten van groot tot klein, en zendbuizen QE3.5 ..., QE7.5 ... samen met hun mooie keramische voeten, reserve onderdelen van een 500 watt zender, ook Racal en Siemens ontvangers. Via hem kwam ik in aanraking met de leverancier van de QE-buizen: S.A.I.T. in Antwerpen, toen nog in een zijstraat van de Paardenmarkt. Daar maakte ik kennis met het hoofd van het af te voeren materiaal van deze firma, een Franssprekende (mijnheer Belet) die ik regelmatig een fles cognac gaf, zijn voorkeurdrank, en van wie ik gedurende de daaropvolgende jaren prachtig materiaal zou krijgen: nieuwe scheepszenders met digitale VFO’s, eindtrappen waarvan de afstemcondensatoren verdraaid werden door stappenmotoren, voedingen, allerlei ontvangers, een groot aantal meetzenders en meetinstrumenten.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-13/38-
Deze laatste vooral van Marconi Ltd., signaalgeneratoren, wobbulatoren, van Rohde en Schwarz, zoals de Swob Smith diagramma analyzer (2 stuks). Veel materiaal, nog nieuw in waterdichte verpakking in houten kisten, Tektronix oscilloscopen bij de vleet, allerlei soorten en nummers, transistor testers, buizentesters... Op een bepaald ogenblik verhuisde S.A.I.T. om de een of andere reden naar een andere locatie tussen Borgerhout en Deurne, waar ik hen trouwens gevolgd ben, en op dat ogenblik wierpen ze een groot aantal prachtige technische handboeken in een reuzengrote container, zodat ik daar dagen lang heb zitten uitzoeken wat het interessantst en het bruikbaarste was. Daaronder veel transistorenschema’s van zenders en ontvangers, ook mobiele. Gelukkig ook de schema’s van de ontvangers die ik van hen gekregen had, zoals de communicatieontvanger EC958 van Eddystone, en diverse mooie scheepsontvangers en zenders, plus mooie gewone seinsleutels.
Radiocommunicatie bij Interpol te Brussel. Van Interpol te Brussel heb ik, via het hoofdkwartier van de Rijkswacht, tientallen of misschien wel honderden radiolampen gekregen van de ingenieur, hoofd van de technische dienst aan wie ik nog les gegeven had. Daaronder waren gloednieuwe 4x150A met de daarbij horende keramische voeten, nergens verkrijgbaar, en die ik dus ook niet verkoop, 813’s, 809’s, enz., en honderden kristallen, dus werd het thuis stilaan een echte Amerikaanse stock met serieuze afmetingen en laboratoriuminstrumenten, waarvan er een deel hier in Antwerpen nog op de zolder en in twee tuinhuizen staan. Dit alles was voor mij geen onbekend gebied, want ik had op dat ogenblik al vele jaren lessen elektronica en hoogfrequent techniek gegeven aan studenten technisch (later: industrieel-) ingenieur, en aan hen ook labo hoogfrequent metingen op antennen en transmissielijnen, in goed daarvoor uitgeruste laboratoria, met begeleiding van hun ontwerpen over allerlei soorten versterkers, meetinstrumenten, zoals zelf ontworpen griddip meters, oscilloscopen, enz.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-14/38-
Het hoofdkwartier van de Rijkswacht te Brussel. Van de Rijkswacht te Brussel heb ik een groot aantal mobiele zender/ontvangers gekregen van Motorola (VHF en UHF), monteerbaar in de auto met alles erop en eraan, met nog nieuw verpakte ontstoringscondensatoren, de erbij behorende mobiele antennen, 6 volt naar 12 volt omvormers en omgekeerd, ook mobiele van Philips, communicatieontvangers van Hammarlund en Hallicrafters, van Siemens en Collins. Duitse apparatuur in stevig aluminium gegoten met LS50 in de eindtrap en in het ontvangstgedeelte RV12P2000, dus nog apparatuur van de tweede wereldoorlog, BC312, BC342, vliegtuigontvangers ARC1, apparatuur met tandwielen uitgeruste golflengte trommels en regelbare condensatoren, gemakkelijk tot 144 Mc/s ombouwbare ontvangers,... Dit alles omdat ik de Rijkswacht in de Acadabrastraat te Brussel geholpen had zenders, ontvangers en antennes te installeren voor verbindingen met Interpol, nadat het hoofd van de technische dienst daarvan mij daarvoor om hulp en bijstand gevraagd had. Dat was nog maar het begin, want ik kreeg toen ook alle VHF en HF antennen uit het Rijkswacht zendstation te Ninove en coaxiale heliaxkabels, super kwaliteit. Zoals de soort gebruikt tot op de hoogste verdieping van het justitiepaleis te Brussel, waar heel de installatie voor de Eurovisie uitzendingen gevestigd was. Toen nog met gemengd PAL en Secam, en waar ik de hoofdingenieur ir. Geluk goed kende, die dit geheel onder zijn leiding en controle had. In die tijd heb ik ook hele vrachtwagens met apparatuur, bijvoorbeeld grote kasten met Motorola zender/ontvangers met voeding (kwikdamp gelijkrichters), alles compleet en goed werkend, en valiezen vol met zendbuizen zoals de 809 en de 811, de 2E26, klystrons, TWTbuizen, radardisplays met draaiende door tandwielen aangedreven kathodestraalbuizen, Philips oscilloscopen... weggegeven aan zendamateurs die mij geholpen hadden met het transport van Brussel naar Melsen en achteraf De Pinte waar ik toen woonde, en later naar Antwerpen. Dat weggeven gold ook voor tientallen transformatoren (voeding+eindtrapaudio) en honderden transistoren die ik gekregen had van ATEA op het industrieterrein te Herentals (toen nog niet overgenomen door Siemens) en transistoren en geïntegreerde schakelingen van Philips op de ring te Leuven, waar ik gedurende enkele jaren lesgegeven heb aan de studenten technisch ingenieur van Groep T, nadat ik voor wiskundig ingenieur had gestudeerd aan de K.U.L. en parallel daarmee gewerkt had bij Philips op de ring te Leuven. (Philips bestaat daar niet meer). Ik mocht in die tijd zelf met de vrachtwagens van Philips rijden, na ook in Nederland bij Philips gewerkt te hebben.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-15/38-
De A.T.A.-tijd. In de schoot van de A.T.A.(= Amateur Televisie Associatie), had Willy Van Marck uit Zottegem de leiding, Erik Platteeuw ON4LP, een goede vriend en collega uit het onderwijs, die mede de inhoud van het ATA-tijdschrift verzorgde, was zeer actief op gebied van de ATA-activiteiten zoals SSTV (slow scan televisie) en buitenlandse bezoeken, in samenwerking met Maurice (ON4NU) met zijn baard. Over ON4LP sprekend, betrek ik er ook even de nagedachtenis bij van een familielid van Erik, ir. Robert Smet (spijtig genoeg te vroeg overleden) aan wie ik als onderwijscollega goede herinneringen overhoud. Door een cursus sterkteleer en de daarin behandelde drie-momentenstelling had hij mij geleerd hoe ik de sterkte van zelfgebouwde antennemasten kon berekenen.
Wat mijzelf in ATA-verband betreft, maakte ik de (papieren) offsetplaten voor het ATAtijdschrift met een grote camera en een offset processor met zwarte koolkorrels die hier nog op de zolder staat en te koop is voor geïnteresseerden (alles samen 350 euro) die zelf een tijdschrift met niet te grote oplage zouden willen uitgeven.
De bestuursleden van de A.T.A. kwamen soms bijeen in café De Ton op de Brusselse Steenweg, richting Melle. Uit het verslag van een vergadering van de ATA-beheerraad, op 11 maart 1972 in de Hoogstraat 15 te Gent, blijkt de samenstelling van de toenmalige leiding: voorzitter Willy Van Marck, ON4RT, secretaris Erik Platteeuw, ON4LP, adjunct-secretaris E. Carette, ON6EC, penning-meester Maurice De Meyer, ON4NU, 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-16/38-
hoofdredactie ATA-tijdschrift Willy Everaert, ON4WM, verantwoordelijke clublokaal L. Hublé, verzending tijdschrift en coördinatie activiteiten Jean-Pierre Bullen. Buitenlandse correspondentie en mederedacteurs van ON4WM waren Luc Smet, ON5UR, en Johan Smet, ON5EX. Verder ON5LT/T, André Govaert, voor 70 cm Tv-activiteiten. In 1972 werden er vier nummers van het tijdschrift uitgebracht met een maximum van 30 bladzijden. In 1971 werden er slechts twee tijdschriften verstuurd. Jean Pierre Bullen uit Sint-Kruis bij Brugge, waar zijn echtgenote Christiane een “wasserie” uitbaatte, had wel geen ON-zend- of luistercall, maar was wel een enthousiaste radioamateur en ONL met een grote verzameling oorlogssurplus radio-ontvangers, gekocht in de toenmalige “Amerikaanse stocks”. Hij was ook vogelverzamelaar, maar wou deze mooie exemplaren niet opsluiten in een kooi, dus vlogen ze rond in alle kamers van het gelijkvloers en de verdiepingen van het huis. ON5LO
Samen met hem, heb ik nog een ballon opgelaten in Brugge, van op een verlaten kerkhof (tussen een groot aantal tanden, die her en der verspreid lagen als enige overgebleven sterkste delen van overledenen), met een daaraan verbonden lange koperdraad als verticale multiband antenne die goed werkte op de in de auto (een jeep) geïnstalleerde transceiver. Joe in Philadelphia. In 1973 studeerde ik met een studiebeurs van het Rockefellerfonds, ‘solid state physics’ aan de Penna University in Philadelphia. Tijdens een wandeling in een buitenwijk van deze stad had ik bij goed weer een W3-amateur, van wie ik spijtig genoeg geen foto genomen heb (vergelijkbaar met de foto van W3GHS, hieronder), “Joe” waargenomen terwijl hij op het plat dak van zijn huis, aan de onderzijde van zijn cubical quad aan het werken was. Dit is de grootste quad die ik ooit gezien heb: full size voor de 80 meter band, twee elementen, volledig draaibaar via een reuzenmast, die rustte op kogellagers, een paar meter onder de grond in het beton gegoten, en werd aangedreven door een motor met reductietandwiel kast.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-17/38-
De andere banden,40, 20, 15 en 10 meter waren natuurlijk ook ondergebracht in het 80 meter gevaarte. Joe riep van op het dak: ”ik ben RCA ingenieur en de fabriek heeft die mast hier geplaatst”. (RCA = Radio Corporation of America: bestond in die tijd nog, werd later opgeslorpt door General Electric). Joe wenkte mij naar binnen, toen ik riep dat ik ON4AW was uit Belgie. Daar maakte ik kennis met zijn echtgenote die ons koffie inschonk en verklaarde: ”hij besteedt al ons geld aan radioamateurisme spullen”. Hij was trouwens niet de enige die dat deed, want in een Tandy-winkel had ik een andere ham ontmoet in gezelschap van zijn YL, die zei: “hij doet niets anders dan hier alles opkopen, zodat ik bijna geen budget meer heb voor de dagelijkse huishoudelijke uitgaven. En hij zit hele nachten achter zijn zender, dus wat blijft er nog van dit huwelijksleven over?”. Na de koffie werd ik door Joe uitgenodigd in zijn shack. Hij zei: “hoe was uw call ook weer, ON4AW?”. Hij ging naar een reusachtige draaibare trommel in de hoek van de kamer, duwde op een pedaal die de trommel deed draaien naar een bepaald vak, gemerkt ‘Belgium’, pikte er een ON4AW QSL kaart uit, en zei:”we made a contact in June 1969 “.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-18/38-
Radioamateurstation in een school voor technisch Onderwijs. Vermits ik, naast het werken in drie elektronicafabrieken, heel wat technisch onderwijs gegeven heb, vond ik het normaal, met de toestemming van de toenmalige directeur Mr. Bovendaerde van HORITO Turnhout, aan de Merodelei 220, in deze technische school, een radiostation op te richten. We vroegen en kregen de roepnaam ON4AHO, waarin ‘AHO’ stond voor “Alle Hoger Onderwijs”. In de 19801990 jaren heb ik daar elektronica en informatica gegeven aan A1-studenten. Ook in die periode heb ik drie gedrukte cursussen uitgegeven over het programmeren in Fortran IV, Pascal en Basic. Het schoolgebouw had een reusachtig plat dak, waarop ik naar hartenlust antennes kon installeren, draadantennes, een groundplane en een draaibare drie element beam. Een trap naar boven eindigde op een grote stalen deur, waarvan ik de sleutel had, en die toegang verleende tot het met roofing beklede dak. Ik was niet de enige operateur van het radiostation, ook Staf Keusters, ON5EK die leraar werktuigkunde was, deed mee. Hij was een verzamelaar van zenders en ontvangers uit de tweede wereldoorlog, en het was moeilijk een toestelnummer of merk te noemen, dat hij nog niet in zijn verzameling bezat. Ik benijdde hem ook zijn transceivers zoals de KWM2, en zijn mooie Collins ontvangers, waarvan hij ongeveer de ganse reeks in zijn bezit had.
In de jaren 1990, gaf ik elektronica en labo aan de studenten industrieel ingenieur van de Industriële Hogeschool te Hasselt en te Mol. Maar niet lang genoeg om daar ook een radiostation te kunnen installeren, geïntegreerd in dat onderwijs. Op het einde van de jaren 1990 werd ik democratisch verkozen tot afgevaardigde en vertegenwoordiger van de buitenlandse studenten (80 nationaliteiten) aan de 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-19/38-
Universiteit Antwerpen, en ik maakte met hen een aantal reizen in en buiten Europa, daarbij ook radioamateurstations bezoekend. Bij een bezoek met hen aan de UNESCO in Parijs, zou ik er wel in slagen onderwijs en radioamateurisme met elkaar te verenigen. De foto hiervoor toont een klein aantal van een grotere groep U.A.studenten met ON4AW op de trappen van het UNESCO-gebouw. Daar kon ik meewerken aan het opzetten van een Unesco radioamateurstation. (bekijkt U hiernaast het voorbeeld van een in die tijd ontworpen prototype van UNESCO-QSL). Wat is de I.T.U.,soms afgekort “Unie” genoemd? De Internationale Telecommunicatie Unie (I.T.U.) is een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties, die tot doel heeft, het gebruik van telecommunicatie in de wereld te bevorderen. Ze is actief op de volgende gebieden: 1. de hulpverlening aan plaatselijke overheden betreffende telecommunicatie wetgeving, hardware, -software, -management. 2. het opzetten van onderzoek- en trainingcentra van telecommunicatie. 3. het uitvoeren van haalbaarheidsstudies daarover. 4. het ondersteunen van programma’s en projecten, die op telecommunicatiegebied worden uitgevoerd door andere organisaties zoals UNDP (United Nations Development Program) en de Wereldbank. 5. het financiële en expertisehulp bieden aan de punten 1) tot 4) hierboven door het aankopen van producten zoals telecommunicatieapparatuur, computer hardware en software en het inhuren van experten en consultants die ondernemingen ondersteunen. I.T.U. is een vereniging, of Unie, die 238 lidstaten telt, waarvan de vertegenwoordigers van de regeringen periodiek bijeenkomen op conferenties om in onderling akkoord reglementen op te stellen en goed te keuren over de uitbating van telecommunicatiediensten, en aanbevelingen te formuleren m.b.t. het normeren van uitrustingen, dit alles in een zogenaamde ‘Conventie’. De telecommunicatiewereld heeft altijd een grondige behoefte gehad aan standaardisering: zonder een gemeenschappelijk “protocol” tussen alle partijen, is geen goede communicatie mogelijk. De wereldwijde telecommunicatie-explosie sinds de tweede helft van de twintigste eeuw heeft ruimschoots bijgedragen tot het politiek en economisch gewicht en aanzien van de I.T.U. Alle vaste en mobiele, openbare en private telegrafie- en telefoniesystemen met miljarden dagelijkse gebruikers, zijn gebaseerd op technische specificaties die binnen de I.T.U. goedgekeurd zijn. Teneinde dwarsliggers en tegenstanders van I.T.U. (want die zijn er ook geweest) niet voor het hoofd te stoten, heeft de I.T.U. zelden of nooit de benaming “standaarden” gebruikt, maar wel subtiel: “aanbevelingen”.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-20/38-
De I.S.O. Als er maar één standaardiserings-organisatie in de wereld zou moeten bestaan, zou het de I.S.O. moeten zijn. Deze Internationale Standaard Organisatie wordt door de meeste landen erkend als model dat staat voor de streefdoelen van de Verenigde Naties, en steunt op het principe van de nationale vertegenwoordiging, zoals we die kennen als DIN (Deutsche Industrie Normen) in Duitsland, NBN (Normes Belges-Belgische normen) in België, ANSI in de Verenigde Staten, BSI in Engeland, IEC (Internationale Electrotechnische commissie), enz. Honderden technische comités bestrijken daarbij alle gebieden van de menselijke activiteit. Zetel.
Het hoofdkwartier van de I.T.U. is gevestigd in Genéve, Place des Nations, in twee gebouwen. Die worden uitsluitend door de I.T.U. diensten ingenomen (800 personen) op enkele tientallen meters van elkaar, en met elkaar verbonden door ondergrondse gangen. Uiteraard ook door bovengrondse straten, trappen en mooi aangelegde groen- en grasperken. Het langgerekte gebouw, heeft 5 verdiepingen en het hoogste gebouw, de ITU—toren genoemd, heeft 35 verdiepingen. De hoogste verdieping van elk der gebouwen is telkens het restaurant. In deze twee gebouwen zijn er vijf permanente organen ondergebracht, hieronder besproken. Twee amateurradiostations met de roepnaam 4U1ITU zijn gevestigd op de hoogste verdieping (naast het restaurant) van het gebouw met vijf verdiepingen omdat er op het plat dak daarvan veel plaats was voor het plaatsen van antennen (allen draaibare beams). Aan welke noden beantwoordt de I.T.U.? De oorsprong van de I.T.U. gaat terug naar het ontstaan van de telegraaf voordat de telefoon (rond 1880) was uitgevonden en van de radiotechniek. Zolang het versturen van telegrammen de nationale grenzen niet overschreed waren er geen internationale akkoorden en samenwerking nodig. Dit was de tijd, dat de koperen draden en kabels die de morsecode van de telegrafen transporteerden binnen de landsgrenzen bleven.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-21/38-
Van zodra men telegrammen wilde versturen van het ene land naar het andere, is deze toestand gewijzigd en is men begonnen regionale overeenkomsten te sluiten, zowel over de aan weerszijden te gebruiken apparatuur, als over de te gebruiken codes, de te heffen taksen en de juridische kwesties die zich voordeden van zodra telegraaflijnen over de grenzen heen moesten doorgetrokken worden. De trafiek op de telegraafverbindingen steeg daardoor en steeds meer landen maakten er gebruik van, waardoor de multilaterale akkoorden ingewikkelder werden. Daardoor deed de noodzaak zich voelen, om tot een internationale Conventie te komen, die in 1865 te Parijs tot stand kwam tussen 20 landen.(waaronder België en Nederland). De I.T.U. Ontstaan en werking. Aan de uitvinding van de elektrische telegraaf werkten pioniers zoals Oersted, Gauss, Weber, Wheatstone en Morse, om er maar enkele te noemen. In 1837 stichtten Cooke en Wheatstone in het Verenigd Koninkrijk de ‘Electric Telegraph Company’ en de Britse spoorwegen gebruikten hun systeem van elektrische telegrafie vanaf 1840. De grenzen van de staten werden er door overschreden wat bijdroeg tot het ontstaan van een internationale consensus. Op 20 juli 1850 vormde Pruisen samen met Oostenrijk, Beieren en Saxen, een Oostenrijks/Duitse Telegraaf Unie, waarbij de andere Duitse staten zich voegden, alsook Nederland. Een eerste internationaal verdrag om twee staten te verbinden d.m.v. een telegraafsysteem werd op 3 oktober 1849 ondertekend tussen Pruisen en Oostenrijk. In 1850 sloten Beieren en Saxen zich daarbij aan en ze stichtten in Dresden de ‘Oostenrijks/Duitse Telegraaf Unie’ die bleef bestaan tot in 1872. Door de Conventie van 29 december 1855 richtten België, Spanje, Frankrijk, Portugal en Zwitserland de Telegrafische Unie van West-Europa op, die bilaterale overeenkomsten sloot met de Oostenrijks/Duitse Telegraaf Unie.
In 1852 lagen er al 6500 kilometers telegraaflijnen in Engeland. De Verenigde Staten van Amerika kenden deze ontwikkeling iets later en de ‘Western Union Telegraph Company’, een vereniging van een groot aantal private bedrijven, zorgde daar vanaf 1865 voor een snelle uitbreiding van dit eerste communicatiesysteem. De eerste I.T.U.: de Internationale Telegraaf Unie. Teneinde tot een eenmaking te komen van de verschillende regels en reglementen, en de werkingsomstandigheden van de internationale telegrafische diensten te verbeteren, nodigde de Franse keizerlijke regering de Europese regeringen uit zich te laten vertegenwoordigen op een telegrafische conferentie te Parijs op 1 maart 1865. Twintig staten gingen in op de uitnodiging om een eenvormig internationaal telegraafsysteem vast te leggen.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-22/38-
Op 17 mei 1865 ondertekenden ze de eerste ‘Internationale Telegraaf Conventie', en daarmee was ook de ‘Internationale Telegraaf Unie‘ geboren, die de volgende 100 jaren actief zou blijven, ondanks de onderbrekingen door twee wereldoorlogen. Het internationaal dienstreglement van de Unie werd al op 11 april 1865 ondertekend. Door de 20 landen werd de Morse Code, als internationale telegrafiecode erkend en aangenomen. De Unie hield haar eerste conferentie te Wenen in 1868, waar enkele wijzigingen aan de overeenkomst werden aangebracht, maar waar vooral een internationaal Bureau werd opgericht dat in 1868 geïnstalleerd werd te Bern in Zwitserland en daar actief in werking trad op 1 januari 1869. Het Bureau had als opdracht inlichtingen te verzamelen, te coördineren en te publiceren, aanvragen over wijzigingen aan dienstreglementen en aan tarieven te kanaliseren. De Unie hield opeenvolgend ‘Administratieve Conferenties’ te Rome in 1871, te Sint-Petersburg in 1875, te Londen in 1879, en te Berlijn in 1885, waar in een Verdrag, de ontwikkelingen en het gebruik van een internationale telefoondienst werden opgenomen, vermits Graham Bell intussen de telefoon had uitgevonden en toegepast. De daaropvolgende conferenties werden gehouden te Parijs in 1890, te Budapest in 1896, te Londen in 1903 en te Lissabon in 1906. Op dat ogenblik was het ledenaantal van de Unie gestegen tot 52 landen en 25 privébedrijven. Op het einde van de negentiende eeuw ontdekte Heinrich Hertz de mogelijkheid om informatie over te brengen d.m.v. elektromagnetische golven, tussen twee antennen. De door hem ontworpen en beproefde antenne, noemde hij ‘der Zweipol’. Deze dipool is nog steeds de meest gebruikte antenne in de wereld. De draadloze telegrafie was geboren. Op het einde van de jaren 1880 deed de radiotelecommunicatie zijn intrede met namen zoals Marconi, Becquerel, Maxwell, Henry. Marconi legde een eerste patent neer in 1897, en hij vond een goed werkend systeem van wereldoverspannende, draadloze telegrafie uit. De radiotelegrafie was door haar aard zelf, voorbestemd om internationaal gebruikt te worden om twee verafgelegen stations met elkaar te verbinden, dwars over alle natuurlijke hindernissen heen, zoals bergen, zeeën, meren, stromen, grenzen. Wanneer we hierover vandaag iets lezen, vinden we dat allemaal heel normaal en gewoon, maar in feite hebben we aan de pioniers uit die tijd een revolutionaire vooruitgang in de snelle afstandscommunicatie te danken. Draadloze
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-23/38-
telegrafie werd gebruikt om met een vast station op het vasteland, verbindingen te maken met mobiele stations,vooral aan boord van schepen. In 1903 riep de Duitse regering een internationale voorbereidende conferentie over draadloze telegrafie samen, die te Berlijn gehouden werd van 4 tot 13 augustus 1903, en waaraan Duitsland, Oostenrijk, Spanje, de Verenigde Staten, Frankrijk, Groot Brittannië, Hongarije, Italië en Rusland deelnamen. De conferentie van 1903 was slechts een studiebijeenkomst die op 30 oktober 1906 gevolgd werd door een tweede conferentie te Berlijn waaraan 27 naties deelnamen, die de ‘Internationale Radiotelegrafische Unie’ oprichtten, met een Bureau dat gemeenschappelijk was met het Bureau dat al te Bern geïnstalleerd was door de ‘Internationale Telegrafische Unie’.
Op een bijeenkomst te Londen van 4 juni tot 5 juli 1912, werd op een‘Internationale Radiotelegrafische Conferentie’, door 45 landen het eindprotocol en het dienstreglement van de ‘Internationale Radiotelegrafische Conventie’ herzien. De ontwikkeling van de telefoon begon toen Robert Hooke (1635—1703) voor het eerst suggereerde, dat het mogelijk moest zijn, spraak over grote afstanden over te brengen. In 1876 nam in de USA., Alexander Graham Bell een patent op een door hem uitgevonden telefoon, nadat hij eerst een tegenstander die eveneens aanspraak maakte op deze uitvinding, in een duel had doodgeschoten. Rond zijn telefoon werd veel publiciteit gemaakt en de eerste telefoon werd met het erbij behorend schakelbord geïnstalleerd te New Haven, Connecticut in 1878, voor 21 abonnees. In Engeland werd de uitbating van de telefoon tot in 1880 afgeremd door de monopoliepositie van de telegraaf. In 1885 erkende de ‘Internationale Telegraaf Unie’ officieel de waarde van de telefoon, en in de periode tussen 1889 en 1896 werd het Strowger telefoonsysteem ontwikkeld met draaiende stappenkiezers. Pupin patenteerde zijn systeem van ‘pupinisatiespoelen’ (in feite afgekeken van de laadspoelen van Henry die er nooit een patent op had genomen, dus Pupin plagieerde in feite), die op regelmatige afstanden in de telefoonlijnen geplaatst werden om het rendement van de overzending hij lange telefoonlijnen te verbeteren. Een volgende Conferentie over 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-24/38-
telefonie,vond plaats te Parijs in 1925, na een Conferentie over wereldcommunicaties in 1920 te Washington, waarop de C.C.I.R. (zie hieronder) opgericht werd door 80 landen. De nieuwe I.T.U. 1896 had de opkomst van de radio gekend, en op de Berlijnse Radio Conferentie had men in 1906 de eerste regels vastgelegd, die het gebruik van de radio moesten beheersen, waaronder het principe dat kustradiostations moesten luisteren naar eventuele S.0.S.- noodsignalen van schepen. Tussen 1920 en 1927, werden drie internationale consultatieve comités opgericht, namelijk het Internationaal Consultatief Comité voor de Telefonie (C.C.I.F.) in 1923, het Internationaal Consultatief Comité voor de Telegrafie(C.C.I.T.) in 1926, (deze beide laatste werden in 1956 versmolten tot C.C.I.T.T., dit is het ‘Internationaal Consultatief Comité voor de Telegrafie en de Telefonie’), en in 1927 het Internationaal Radio Consultatief Comité (C.C.I.R.). De Radio Conferentie te Washington kende in 1927 voor het eerst, frequenties toe aan verschillende radiodiensten, waaronder aan maritieme- en radio-omroep stations. Madrid 1932 betekende een mijlpaal in de geschiedenis van de telegrafie, de telefonie, en de radio. De dertiende Internationale Telegraaf Conferentie en de derde Internationale Radiotelegrafie Conferentie kwamen er tegelijkertijd samen en werden versmolten onder de gemeenschappelijke benaming van ‘Internationale Telecommunicatie Unie’ of I.T.U. Een enkele nieuwe Conventie die de drie technische domeinen bestreek, werd ondertekend op 9 december 1932 door de 80 aanwezige landen. Dit was het gevolg van de ontwikkeling van de telegrafische en telefonische telecommunicatie, zowel over draad als draadloze. Dit zorgde voor een versmelting van de twee internationale administratieve unies die in 1865 en 1906 opgericht waren. De Conventie trad in werking met een centraal bureau te Bern op 1 januari 1934, datum waarop de nieuwe I.T.U., de oude ‘Internationale Telegraaf Unie’ verving. De stand van de techniek in 1932-34 was dusdanig, dat de telegrafie, multiplextechnieken gebruikte met frequentieverdeling. Onderzeese kabels waren gelegd communicatie tussen de continenten.
voor
Radiotelegrafie was in werking over grote afstanden bv. 17000 km tussen Londen en Sydney. 1113 radiostations zonden uit, waarvan 235 in Europa en 771 in Amerika. Men schat het aantal radio-ontvangers in die tijd op 35 miljoen in de ganse wereld. De televisie was
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-25/38-
nog in een beginstadium, maar begon vorm te krijgen door de regelmatige televisieuitzendingen in Duitsland en in Groot-Brittannië. Te Cairo werd in 1938 door I.T.U. een internationaal reglement voor de radiocommunicaties uitgewerkt. Financiële steun. De uitgaven van de Unie worden gedekt door de bijdragen van de lidstaten volgens een systeem van schaaleenheden. Erkende private wetenschappelijke en technische organisaties, die ook met I.T.U. willen samenwerken, bv. technische organisaties, dragen hun deel bij in de onkosten van de Internationale Consultatieve Comités waaraan ze meewerken of, ze betalen mee in de onkosten van de conferenties en bijeenkomsten waartoe ze toegelaten worden als deelnemers. Ze zetelen als niet stemgerechtigd lid betalen een jaarlijkse bijdrage van meerdere tienduizenden Zwitserse franken. Ze kiezen zelf hun bijdrageklasse. Zo zijn bv. de klassen 1/8 en 1/18 voorbehouden aan de minst ontwikkelde landen. Een lidstaat in de klasse 10 betaalt tienmaal dat bedrag. Organen van de I.T.U De Unie bestaat uit acht organen waarvan er vijf bestendig zijn, en die periodiek samenkomen. Deze laatste drie zijn de Conferentie van Gevolmachtigden, de Administratie-Raad of Raad van Beheer, de Administratieve Conferenties. 1. De Conferentie van Gevolmachtigden is het hoogste orgaan dat komt om de 5 jaren bijeenkomt en bestaat uit een afvaardiging van alle lidstaten. 2. De administratieve Raad (of Raad van Beheer) bestaat uit enkele tientallen leden, verkozen door de Conferentie van de Gevolmachtigden. Hij komt op afgesproken tijdstippen bijeen. 3. De administratieve Conferenties op wereldvlak of regionaal, worden bijeengeroepen om welbepaalde telecommunicatieproblemen te behandelen. (telefoon, telegraaf en radio).Op de regionale conferenties worden specifieke vragen met regionale natuur behandeld. De vijf bestendige of permanente organen,die de zetel van de I.T.U. uitmaken, zijn: • het Algemeen Secretariaat. • het Internationaal Comité voor het Registreren van Frequenties (I.F.R.B.) • het "Comité Consultatif International des Radio Communications (C.C.I.R.)": doet technische studies, onderzoekingen, vaardigt aanbevelingen en rapporten uit, die als referentie dienen op wereldvlak. • het "Comité Consultatif International Télégraphique et Téléphonique (C.C.I.T.T.)". • het Bureau voor de ontwikkeling van de Telecommunicaties (B.D.T.) [D staat voor development]. Het IFRB, CCIR en CCITT verlenen technische bijstand aan ontwikkelingslanden en richten opleidingsinstituten op om technische kennis over te dragen. Ze stimuleren de ontwikkeling van nieuwe technieken en de standaardisatie van telecom- en radiocommunicatie. Vandaag, in 2009, zijn de benamingen van deze comités gewijzigd: • ITU-R is het voormalige C.C.I.R. als internationaal raadgevend comité voor radio. • ITU-T staat voor telecommunicatie en vervangt het C.C.I.T.T. • ITU-D vervangt het B.D.T. 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-26/38-
Deze laatste groep heeft een groot strategisch en politiek belang voor de minder geïndustrialiseerde landen, ook derde wereld of landen van het Zuiden genoemd. Elke afdeling omvat talrijke studiegroepen over technische onderwerpen. Wat het I.F.R.B. betreft, speelt dit een cruciale rol bij de verdeling van het elektromagnetisch frequentiespectrum tussen alle (draadloze) diensten en toepassingen. Deze verdeling wordt besproken en goedgekeurd op wereldconferenties die om de twee tot drie jaar door de I.T.U. georganiseerd worden en honderden deelnemers uit 238 landen bijeenbrengen gedurende enkele weken in een daarvoor uitgekozen stad. De I.T.U. leden waren oorspronkelijk de vertegenwoordigers van de nationale ministeries van telegraaf en telefoon. De liberalisering van de telecommunicatie op het einde van de 20ste eeuw heeft geleid tot de opening van de organisatie voor andere actoren en operatoren zoals regeringen, verkopers van diensten en uitrustingen, gebruikers, enz. die een betrokken zijn bij de complexe telematica wereld van vandaag. Het algemeen secretariaat: Het algemeen secretariaat met aan het hoofd de secretaris-generaal is de opvolger van het Bureau van de I.T.U., dat te Bern zetelde sinds de Weense Telegraaf Conferentie van 1869. Het werd achtereenvolgens genoemd ‘het Internationaal Bureau der Telegrafische Administraties’ (1809—1933),’het Bureau van de Internationale Unie der Telecommunicaties’ (1934—1947), en het ‘Algemeen Secretariaat van de I.T.U.’ sinds 1948. Gesitueerd te Bern van 1869 tot 1947, verhuisde het in 1948 naar Genéve onder het toezicht van de Zwitserse regering. Na de tweede wereldoorlog, veroorzaakten de tijdens de oorlog uitgedachte technische vervolmakingen van de telecommunicatie, wijzigingen aan het I.T.U. reglement die werden doorgevoerd en aangenomen op de conferentie van Atlantic City in 1947. Deze Internationale Telecommunicatie Conventie regeerde I.T.U. van 1947 tot 1953. Een nieuwe Internationale Conventie werd aangenomen door de Gevolmachtigden, die de Unie diepgaand wijzigde door het stichten van nieuwe permanente organen. De Unie werd vanaf 15 november 1947 een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties, en ze werd gemoderniseerd en uitgebreid. Het is dan dat de ‘Internationale Frequentie Registratie Raad’, I.F.R.B.= International Frequency Registration Board, werd opgericht. De I.T.U. werd nu een gespecialiseerde organisatie: een rechtspersoon volgens positief recht. Tijdens een Conferentie van de Gevolmachtigden te Buenos-Aires op 22 december 1952, waaraan 129 lidstaten deelnamen, waaronder gewone leden en geassocieerde leden, werd beslist dat elke staat die geen lid is van de I.T.U., kan toegelaten worden als geassocieerd lid, alsook elk territorium onder voogdij. Het geassocieerd lid heeft dezelfde rechten en verplichtingen als de andere leden, maar beschikt niet over stemrecht in de conferenties en in de organen van de Unie. Deze herziene Conventie van 22 december 1952 trad in werking op 1 januari 1954. De telegraaf en telefoon reglementen werden ondertekend op 29 november 1958 te Geneve. De ‘Radio Regulations’ en de aanvullende radioreglementen op 21 december 1959 te Geneve. 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-27/38-
In 1963 werd de eerste Radio Communicatie Conferentie gehouden over de Ruimte. De I.T.U.- Conventie werd herzien in 1965. In dat jaar besloot men om de honderdste verjaardag van de Unie te vieren en het permanent karakter van de Unie te beklemtonen door er een constitutieve akte over op te stellen die goedgekeurd werd op de conferentie in 1973. De wettelijke status van I.T.U. werd vastgelegd op 12 november 1965 te Montreux, en trad in werking op 1 januari 1967, vervangen door de Internationale Telecommunicatie Conventie van 25 oktober 1973, ondertekend te Malaga/Torremolinos. Deze trad in werking op 1 januari 1975. Elk land kan toetreden tot de Conventie, hoewel volgens het reglement voor sommige landen wel de goedkeuring vereist is van twee derden van de leden van de Unie. I.T.U. neemt deel aan het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties en het werkt samen met de UNESCO en vele andere organisaties, waaronder regionale telecommunicatieorganisaties en andere intergouvernementele organisaties die meer dan een gewone belangstelling hebben voor telecommunicatie. De wettelijke status van het algemeen secretariaat werd vastgelegd in artikel 9 van de Internationale Telecommunicatie Conventie van 1982 te Nairobi. Het secretariaat ontplooit vooral activiteiten op het gebied van het beheer van de I.T.U. en van de verspreiding van informatie. Het is verantwoordelijk voor het regelen van alle administratieve en financiële handelingen van de Unie, met inbegrip van de computerdiensten. Enkele taken van het secretariaat-generaal zijn: 1. Het coördineren van Telecommunicatiediensten met het oog op hun goede werking, en het publiceren van de rapporten van de permanente organen van de Unie. 2. De wettelijke vertegenwoordiging van de Unie naar buiten toe. Kontakten met de pers en met het publiek, publiceren van technische documentatie en statistieken, uitgeven van tijdschriften vooral het "Journal des Télécommunications". 3. Het coördineren van de samenwerking met andere internationale organisaties 4. Planning en beheer van de technische ontwikkelingsprogramma’s voor derde wereldlanden. 5. Organiseren van wereldtentoonstellingen over telecommunicatie. Conferenties van de gevolmachtigden. De Conferentie van de gevolmachtigden is het hoogste orgaan van de I.T.U. en komt in principe om de vijf jaar bijeen. Conferenties van de gevolmachtigden grepen plaats in Parijs (1865), Sint-Petersburg (1875), Berlijn (1906), Londen (1912), Washington DC (1927), Madrid (1932), Atlantic City (1947), Buenos-Aires (1952), Geneve (1959), Montreux (l965), MalagaTorremolinos (l973), Nairobi (1982), Nice (1989), Japan (1994), om enkele belangrijke uit het verleden te noemen. De Conferentie is samengesteld uit de vertegenwoordigers van elke lidstaat. Ze legt de principes vast van de algemene door de Unie te voeren politiek. Ze stelt het budget op en het plafond van de uitgaven van de Unie en bepaalt de basisregels volgens welke de lidstaten hun jaarlijkse bijdrage moeten storten om de kosten, gemaakt door de Unie te dekken. Ze kiest de lidstaten die deel uitmaken van de Administratie Raad en onderzoekt het activiteitsrapport, dat jaarlijks opgesteld wordt door deze Administratieve Raad. Ze sluit en herbekijkt de akkoorden met andere internationale organisaties.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-28/38-
Ze kiest de secretaris-generaal, de vice-secretaris-generaal, de leden van de I.F.R.B. en de directeurs van de C.C.I.R. en van de C.C.I.T.T. Het mandaat van de verkozen leden duurt tot de volgende Conferentie van de volmachthouders. De Administratie Raad of Raad van beheer. Deze bestaat uit enkele tientallen lidstaten van de Unie, verkozen door de Conferentie van de Gevolmachtigden. De bevoegdheden van de Raad zijn gericht op het coördineren van de werkzaamheden van de Unie, het vastleggen van het jaarlijks budget van de Unie, het beheer en de aanwerving van het personeel van het algemeen secretariaat en van alle permanente organen van de I.T.U. De Administratie Raad komt éénmaal per jaar bijeen in de zetel van de Unie. Die zitting duurt ongeveer twee weken. Hij kan ook in buitengewone zitting bijeengeroepen worden. Hij coördineert alle activiteiten van de Unie, kiest de secretaris-generaal, stelt administratieve reglementen op en bepaalt de wedde van de personeelsleden. De Administratieve Raad superviseert de administratieve functies van de I.T.U. en coördineert de werking van I.T.U. met deze van andere internationale organisaties, om te komen tot een lange termijn visie: • • •
voor de ontwikkeling van de telecommunicatie op wereldvlak. het aanmoedigen van grotere investeringen in de telecommunicatie, overal ter wereld en voor de verbetering van de uitrustingen. de werking van bestaande netwerken verbeteren, in het bijzonder in de ontwikkelingslanden, en deze zelfstandiger maken in het beheer van hun eigen infrastructuur.
De Administratieve Conferenties. De administratieve conferenties worden op hetzelfde ogenblik gehouden als de Conferenties van de Gevolmachtigden. Men kan deze conferenties in twee soorten indelen: de conferenties op wereldvlak en de regionale conferenties. Eén van de opdrachten van de administratieve wereldconferenties is het bijwerken van de reglementen van de radiocommunicaties, en van de telecommunicatie (telegraaf, telefoon, radio, televisie) en het herzien van het radio frequentiespectrum, evenals het vastleggen van de baan van geostationaire satellieten. Voorbeeld: De Administratieve Radio Conferentie herbekijkt de ‘Radio Regulations’ te Genéve. De Administratieve Conferenties waken er over dat diensten van de radiocommunicaties elkaar niet storen, via richtlijnen betreffende de juiste uitbating van internationale telecommunicatienetwerken, waaraan de private of publieke uitbaters in elk land zich dienen te houden. De administratieve reglementen van Conventie hebben een bindend verplichtend karakter voor alle lidstaten.
17 mei 2010 -
de en
RadioAmateur
-29/38-
De W.A.R.C. (World Administrative Radio Conference). Hierop worden problemen besproken op het gebied van geostationaire satellieten, radioomroep op de decametrische banden, mobiel radioverkeer,..), alsook: -Het scheppen van nieuwe mogelijkheden betreffende diensten voor satellietcommunicaties en mobiele telecommunicatie (waaronder het bepalen en vastleggen van het frequentiespectrum voor de mobiele diensten zoals het telefoneren vanuit de auto, de trein, een schip, een vliegtuig. •
Het installeren van Hertzkabel verbindingen die aansluiten op optische kabelnetten.
•
Het beheren van telecommunicatie voor het groot publiek, van de Ministeries van Defensie, van de burgerluchtvaart, van beheerders van radio- en televisienetten van fabrieken en industrie.
•
Onderhouden van kontakten met vreemde overheidsinstanties via CEPT (= Europese Conferentie van de administraties van de Post en de Telecommunicaties= Club van de nationale overheidsinstellingen zoals ons BIPT)
•
Bekijken van het steeds toenemend gebruik van een telefoon in de auto via een cellulair netwerk, op het frequentiebereik van 1 tot 3 Gigahertz, waarop niet alleen mobilofoonverbindingen mogelijk zijn, maar ook communicatie over satellieten, en het telefoneren vanuit vliegtuigen op het frequentiebereik van 1.7 tot 1.8 GHz.
•
Een belangrijke genomen beslissing is, dat op de korte golfbanden tussen 1600 kHz en 30 MHz, vanaf het jaar 2015 geen enkele nieuwe radiozender, waaraan door de IFRB van I.T.U. een frequentie wordt toegekend, nog zal mogen uitzenden in amplitudemodulatie (AM), dus met een draaggolf en twee zijbanden, omdat dit laatste teveel plaats innemen in het frequentiespectrum. Elke nieuwkomer zal moeten uitzenden in SSB (= Single Side Band), omdat een dergelijk EZB (= Enkel ZijBand), slechts de helft van de plaats in de frequentieband inneemt van de vroegere AM-stations, en ook nog storingsvrijer en op grotere afstand te ontvangen is.
•
Wat de satellietontvangst betreft, werd aan de digitale radio het bereik rond de 1,5 GHz toegekend en aan de Hoge Televisie Definitie HDTV het frequentiebereik van 21,4 tot 22 GHz.
•
De E.B.U. (European Broadcasting Union) wil met een Digital Audio Broadcasting systeem (D.A.B.), een nieuw omroepsysteem in het leven roepen, dat: o een betere FM ontvangstkwaliteit zal waarborgen. o zal kunnen uitgestraald worden, zowel door zendstations op de aarde als door satellieten. o een betere ontvangst zal toelaten in de auto en met draagbare ontvangers. o een nieuwe markt zal openen voor productie, opname, weergave en verspreiding van radioprogramma’s met (door gebruik te maken van digitale technieken) de best mogelijke storingsvrije overzending en ontvangst van klankprogramma’s met ongeëvenaard luistergenot, zodat de luisteraar, als het ware zal aanwezig zijn in de geluidsopnamestudio.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-30/38-
Publicaties van de I.T.U. Het hoofdkwartier van de ITU te Genéve publiceerde het ‘Journal Télégraphique ’ van 1869 tot 1933 en sindsdien geeft het maandelijks het ‘Telecommunication Journal’ uit in het Engels, het Frans en het Spaans. (sinds 1948). De officiële talen bij I.T.U. zijn: het Frans, het Engels, het Spaans, het Russisch, het Chinees en het Arabisch. Op radioamateur gebied publiceert I.T.U. regelmatig een prachtig dik (140 bladzijden) tijdschrift in het Engels: “4U1ITU calling” met kleurenfoto’s, schema’s van elektronische schakelingen, antennes, propagatievoorspellingen, artikels allerhande door OM’s.
De Internationale Frequentie Registrering Raad. (I.F.R.B.= International Frequency Registration Board) Doel: in de bruikbare en beschikbare frequentiebanden van het frequentiespectrum, het maximum aantal frequenties toekennen aan telecommunicatiestations, zodat ze elkaar niet storen. Nemen we als voorbeeld een aanvraag van een radiostation, voor het daaraan toekennen van een bepaalde frequentie. Indien deze nog vrij is, dan staat de weg open voor een nieuwe registratie. Indien ze reeds zou bezet zijn door een andere gebruiker, dan kan een negatief advies van de IFRB daarover volgen, vooral wanneer de nieuwkomer storingen zou veroorzaken (wat niet altijd het geval is, afhankelijk van de afstand tussen beiden, de verticale of horizontale polarisatie van de antennen, de voortplantingsomstandigheden op de frequentie in kwestie, enz.), want dan zal hij verplicht worden al1e uitzendingen te staken. Het geldende rechtssysteem dat het frequentiespectrum beheerst, geeft de voorrang aan de eerste gebruiker die zich op regelmatige manier aanmeldde en liet registreren, boven de andere, die dit naliet of zich te laat aanmeldde. Deze procedure wordt gecoördineerd met de nationale diensten in de verschillende landen die lid zijn van de I.T.U. In België was dit de spectrumdienst op het Madouplein te Brussel. Vandaag gebeurt de ‘nationale controle van het spectrum’ door de B.I.P.T.(www.bipt.be), Koning Albert II-laan 34, 1210 Brussel. Op zijn webstek kunnen nuttige inlichtingen gevonden worden over de telecommunicatie.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-31/38-
Het B.I.P.T. heeft een Raadgevend Comité voor de telecommunicatie, waarin alle betrokken partijen van ons land (regeringen, sociale partners, gebruikers, leger, enz.) vertegenwoordigd zijn. Er zijn nog centra, gelegen te Luik, Seneffe, Anderlecht, Gent en Antwerpen. De dienst telt in totaal vijftig technici met een doorgedreven specialisatie, vooral op het gebied van storingen. Terugkomend op de I.F.R.B. betekent dit, dat de I.F.R.B. het reglement van de radiocommunicaties uitvoert, maar daarbij rekening houdt met de internationale samenwerking bij de toekenning van frequenties. De I.F.R.B. bestaat uit vijf onafhankelijke experten op het gebied van de radio. Ze zijn afkomstig uit verschillende delen van de wereld (de vijf regio’s: de Amerika’s, West-Europa, Oost Europa samen met het daaraan grenzend deel van Azie, Afrika en de rest van Azië, Australië en Nieuw Zeeland en Japan. Ze worden verkozen door de Gevolmachtigde Conferenties. Ze zijn voltijds tewerkgesteld in het hoofdkwartier van de I.T.U. te Geneve. Elk jaar kiezen ze een voorzitter en een ondervoorzitter uit hun groep. Internationaal Radio Consultatief Comité (C.C.I.R.) en Internationaal Telegraaf en Telefoon Consultatief Comité (C.C.I.T.T Deze twee Consultatieve Comités werken gescheiden van elkaar. Ze hebben elk een afzonderlijke directeur verkozen door de Conferentie van de volmachthouders. Ze houden zich bezig met de technische radioproblemen en met de uitbating van de radiocommunicaties (CCIR) en met de technische telegrafie- en telefonieproblemen en het tariferen van telegrafie en telefonie (CCITT). Alle Lidstaten van de Unie werken hieraan mee, alsook bepaalde privé maatschappijen, die werkzaam zijn in de telecommunicatiediensten. De Consultatieve Comités doen aanbevelingen gebaseerd op het werk van deskundigen in de telecommunicatie uit de publieke en private sector. Elk consultatief comité houdt om de drie jaren een plenaire vergadering die een lijst opstelt van technische telecommunicatieonderwerpen of -vragen, waarvan de studie leidt tot verbeteringen in de internationale toestand van de telegrafie en de telefonie. Deze ‘Vragen’ worden toevertrouwd aan een aantal studiegroepen, die samengesteld zijn uit deskundigen uit de verschillende lidstaten. De studiegroepen stellen aanbevelingen op, die voorgelegd worden aan de volgende plenaire vergadering. Indien deze laatste de aanbevelingen aanvaardt, worden ze gepubliceerd. Deze CCIR- en CCITT-aanbevelingen moeten de basis vormen van een internationale normering van de telecommunicaties en ze hebben wereldwijd een belangrijke invloed in wetenschappelijke en technische telecommunicatiekringen en op de wetenschappers en technici in de bedrijven, administraties, bij de constructeurs, fabrikanten en ontwerpers van telecommunicatie-uitrusting en materiaal. Elk Consultatief Comité (CCIR en CCITT) heeft behalve een eigen directeur, een gespecialiseerd secretariaat, een studiebureau, en technische laboratoria die eventueel kunnen samenwerken met privé ondernemingen.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-32/38-
De consultatieve comités werken nauw samen met andere internationale organisaties die van telecommunicaties gebruik maken zoals de OACI (Organisation de l’Aviation Civile Internationale), OMI (Organisation Maritime Internationale), Intelsat, Intersputnik, Immarsat, en met internationale organisaties die zich met normeringen bezig houden zoals de ISO (International Standard Organisation), en de CEI (Commission Electrotechnique Internationale). Verschillende groepen in de CCITT en de CCIR, alsook in de Internationale Organisatie voor Standaardisatie ISO, werken mee aan de ontwikkeling van activiteiten in het kader van diensten die instaan voor het uitzenden van televisie- en klankprogramma’s. Hoge Definitie Televisie In Europa heet de digitale televisiestandaard: DVB en HDTV is daar een bijzondere toepassing van. Een grote vooruitgang is in 1990 en 1991, door het Internationaal Radio Consultatief Comité CCIR geboekt op het gebied van de Hoge Definitie Televisie (HDTV). De eerste grote stap werd daarnaar gezet tijdens de zeventiende CCIR plenaire vergadering te Düsseldorf in 1990. De HDTV studiegroep 11 (Televisieomroep groep) legde er een rapport neer over een globale aanpak van het HDTV-systeem in de aanbeveling 709 over het samengaan van HDTV, film en grafische kunst met een zo goed mogelijke beeldkwaliteit. Daardoor werd bijgedragen tot de ontwikkeling van een HDTVstandaard met studiokwaliteit en van de bijbehorende camera’s en videorecorders. Een groot aantal HDTV programma’s werden al geproduceerd met het 1125/60 (Amerika) en het 1250/50 (Europa = HD-MAC en Japan = MUSE) HDTV systeem. Voor de overgangsperiode van gewone kleurentelevisie naar HDTV werden omzettingssystemen uitgewerkt van HDTV naar NTSC, PAL en SECAM, zodat alle kijkers in Europa, Japan en Amerika, die een gewoon kleuren-TV toestel bezitten,ook de HDTV programma’s zullen kunnen bekijken, zij het met lage kwaliteit. Het is waar dat de werkmethoden van de CCITT traag waren in vergelijking met de snelle veranderingen in de technologische vernieuwingen. Hetzelfde kan gezegd worden over het gebruik van een telefoonnet voor de overzending van allerlei teletext, gegevensbanken, videosignalen, facsimile, telefax, gegevens, ook via glasvezellijnen en -netten, waardoor bv. ook de verzending van gewone brieven langs de post zal vervangen worden. En de overgang van analoog naar digitaal. Huidige stand,2009, van de Hoge Definitie TeleVisie. In België, heeft bv. Alfacam zich gestort op de HDTV-ontwikkeling. Zoals hierboven vermeld, werd de studie en de toepassing van de HDTV werkelijk goed aan het rollen gebracht in 1990. Het huidig televisiebeeld (in PAL) bestaat uit 704 kolommen en 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-33/38-
575 lijnen. Vanaf 720 lijnen en een breed beeld, spreekt men over Hoge Definitie Televisie. In de USA, Australie, Japan, Canada en Zuid Korea, heeft HDTV al een vaste plaats veroverd. Tientallen miljoenen HDTV’s zijn reeds verkocht. In Japan alleen al zijn er tien miljoen gezinnen die een HDTV ontvanger hebben. Langzaam, maar zeker is de HDTV nu ook Europa aan het veroveren, in de eerste plaats Duitsland, Frankrijk en Groot Brittannië. De prijzen van de HDTV ontvangers zullen nog moeten dalen beneden de 1000 euro, opdat de trend zich zou doorzetten. Daarbij komt dat alle vlakke schermen, bv. plasma schermen of/en de LCD-flatscreens, de hoge definitie zullen moeten aankunnen. Vanaf 2008, kan men in Vlaanderen HDTV programma’s ontvangen via vier firma’s, die daarover uitvoerige informatie verstrekken op het internet, hetgeen wij hier dus niet zullen doen: 1.
2. 3. 4.
Telenet Digital TV, waaruit al blijkt dat, om HDTV te kunnen ontvangen, men de analoge TV-ontvanger thuis zal moeten vervangen door een digitale. Andere algemene opmerking, niet specifiek voor Telenet: een abonnement op digitale TV is niet hetzelfde als een abonnement op HDTV omdat beide systemen verschillend zijn. Belgacom HDTV INDI TV Vlaanderen.
Voor digitale TV is een kleinere bandbreedte nodig dan voor analoge, zodat er meer TVstations binnen een bepaalde bandbreedte kunnen geplaatst worden. Daartegenover staat dat de digitale TV trager is dan de analoge, zodat snel bewegende handelingen op het TVbeeldscherm, en in het bijzonder op flatscreens, eerder “schokkend” zullen overkomen. Dus misschien beter nog even wachten voor alles op punt staat, en dit nadeel weggewerkt is, is de voorzichtige boodschap, vooraleer men ertoe besluit zijn analoge TV ontvanger in te ruilen voor een digitale, in het bijzonder voor een HDTV Telecommunicatie Ontwikkeling Bureau Het B.D.T. (Bureau de Développement des Télécommunications) kwam tot stand op de Conferentie van de Volmachthouders te Nice in 1989. Met de bedoeling de technische bijstand en de samenwerkingsactiviteiten met de ontwikkelingslanden te versterken, te vergemakkelijken en beter te organiseren. Het B.D.T. organiseert op regelmatige intervallen regionale (en wereld-) conferenties in de vier regio’s (Afrika, Azië en de Stille Oceaan, de Amerika’s en Europa samen met het MiddenOosten) om de internationale samenwerking op het gebied van de telecommunicatie aan te moedigen. (harmonisatie, ontwikkeling van diensten en middelen). Het B.D.T. beschikt voor het uitvoeren van zijn projecten, over honderden deskundigen, met een lange ervaring in het ter plaatse trainen van de daartoe geschikt bevonden personen in de desbetreffende landen. I.T.U. voert de projecten uit die gefinancierd zijn door de PNUD (Programme des Nations Unies pour le Développement) voor jaarlijks 200 projecten. Identificatie en roeptekens (Roepnaam of call). De radio- en televisiestations, en de diensten, worden onderverdeeld in primaire (aangeduid door het woord ‘FIXED’) en secundaire diensten. Alles wat uitzendt, heruitzendt of ontvangt, 17 mei 2010 -
RadioAmateur
-34/38-
krijgt een stationsnaam toegewezen, ter identificatie. Elk zendstation heeft een ‘roepnaam’ (= callsign) waarmee het zichzelf op regelmatige tijdstippen moet identificeren. Deze roepnaam kan ook een merkteken zijn, een registratienummer op de vleugels van een vliegtuig zoals ON= België, een selectief signaal dat onderscheiden wordt door de daarop afgestemde ontvangers, een karakteristiek geluid of een ander onderscheidingsteken dat internationaal herkend wordt. Het signaal waarmee een zendstation, van welke aard ook, zich identificeert moet minstens om het uur uitgezonden worden. Internationaal is ook afgesproken, dat elk schip in nood (bv. zinkend) dus op ‘maritiem mobiel’ gebied, dezelfde internationale noodfrequentie van 2182 kHz zal uitzenden. Een signaal dat onvermijdelijk zal gehoord worden door de radio-ontvanger aan boord van een ander schip, een kuststation of een ander mobiel station (bv. aan boord van een helikopter), dat de bemanning van het vaartuig in nood kan ter hulp snellen. De houder van een licentie, mag zomaar niet uitzenden wat hij wil. Afhankelijk van de soort zender zijn er in elk land controle organen (in België was dat de Madoutoren’ aan het Madouplein in Brussel, nu B.I.P.T.: zie hoger onder I.F.R.B.: waakt over storingen)die de uitzendingen constant monitoren en volgen, teneinde na te gaan of men met bepaalde uitzendingen niet over de schreef gaat (van de openbare orde en goede zeden, alsook de staatsgeheimen, de privacy, enz, ). Zenders mogen elkaar natuurlijk ook niet opzettelijk storen. Zones of Regio’s. Voor het toekennen van frequenties, werd de wereld onderverdeeld in 3 zones, regio 1, regio 2, en regio (region 1, 2.3) genoemd volgens het hier onderstaande wereldkaart:
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-35/38-
Samengevat: Region 1: omvat de zone, die in het oosten afgebakend is door de lijn A (de lijnen A, B en C worden juist omschreven in ‘Radio Regulations’), en in het westen door de lijn B, daarbij het grondgebied van Iran, dat tussen deze twee lijnen ligt, uitsluitend. Regio 1 omvat ook het gedeelte van Turkije en van Rusland dat buiten de aangegeven grenslijnen A en B ligt, alsook het gebied van de Mongoolse Republiek en het Noorden van de vroegere Sovjet-Unie, dat ligt tussen de lijnen A en C.: Europa, het Midden Oosten, Rusland, de landen van de voormalige Sovjet Unie (noord Azië) en Afrika. Region 2: omvat de zone, in het oosten begrensd door de lijn B en in het westen door de lijn C: Noord Amerika, midden Amerika, Zuid Amerika, Groenland en het Noordelijk deel van de Stille Oceaan (Eastern Pacific Islands). Region 3: omvat de zone, die in het oosten begrensd is door de lijn C en in het westen door de lijn A, behalve het grondgebied van de Mongoolse Republiek, Turkije en het noordelijk deel van de vroegere Sovjet-Unie. Deze regio omvat ook het deel van Iran dat buiten deze grenslijnen A en C ligt: Azië, Australië, het zuidelijk deel van de Stille Oceaan. In de ‘Radio Regulations’ vindt men een indeling in ‘Europese omroepzone’, ‘Europese Maritieme Zone’, ‘Afrikaanse omroepzone’, ‘Tropische Zone’, enz. Ook de eilandjes in de Indische Oceaan en andere, worden niet vergeten.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-36/38-
Hier • • • •
volgen enkele interessante referenties, die we in dit verband vinden op het internet: http://www.nexus.org/images/ITU-zones.gif http://www.qsl.net/sp8da/maps.html http://www4.plala.rr/nomrax/ITU/index.html http://www4.plala.rr/nomrax/DXCC.htm
Tijdssignalen en frequentiestandaard. Op vaste, en gekende frequenties, zenden bepaalde radiostations, bv. WWV in Amerika, ook bij ons goed te ontvangen op de korte golf, bv. op 10 MHz en 15 MHz, tijdssignalen uit, meestal om het uur. (“on the sound of the third tone, it will be exactly 0...hour“). Deze tijden zijn zeer precies, want ze worden afgeleid van een atoomklok. Het opgeven van de juiste tijd is niet alleen belangrijk voor het op tijd op het werk aankomen, maar ook voor technischwetenschappelijke en administratieve doeleinden. CCIR werkt daarvoor samen met het Internationaal Tijd Bureau (BIH) en de Internationale Wetenschappelijke Radio Unie (URSI). Bovendien weet men, als men op een bepaalde frequentie het typische getik van de WWV-klok hoort, regelmatig afgewisseld door het geven van de roepnaam door dat WWV-station dat men precies op die bepaalde gekende frequentie zit, vastgelegd met een nauwkeurige kristalstandaard, dus ook geschikt voor ijkdoeleinden, op de plaats, waar dat station beluisterd wordt.
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-37/38-
Een uitgave van V.R.A. vzw (Vlaamse RadioAmateurs)
17 mei 2010 -
RadioAmateur
-38/38-