Liturgie voor de morgendienst in kerkcentrum De Ark Op 19 oktober 2014 om 10:00 uur Voorganger: ds. W. Oomkes Organist: Siemone Middel
OEFENEN voor de dienst Lied 877 Ja, ik ben het beeld van onze maker, moederschoot van al wat leeft. Prijs haar naam die nu en altijd adem geeft. Ja, ik ben het beeld van de gezalfde, liefde, lichaam, onze weg. Prijs haar oproep aan de wereld: leef oprecht. Ja, ik ben het beeld van de herschepper, wind die kalm en krachtig leidt. Prijs de Geest die stuwt en meetrekt: zij bevrijdt.
Welkom Intochtslied: Lied 276 : 1 en 2 Zomaar een dak boven wat hoofden, deur die naar stilte open staat. Muren van huid, ramen als ogen, speurend naar hoop en dageraad. Huis dat een levend lichaam wordt als wij er binnen gaan om recht voor God te staan. Woorden van ver, vallende sterren, vonken verleden hier gezaaid. Namen voor Hem, dromen, signalen diep uit de wereld aangewaaid. Monden van aarde horen en zien, onthouden, spreken voort Gods vrij en lichtend woord.
Stil gebed / Groet / Bemoediging / Drempelgebed
Genade, barmhartigheid en vrede zij u van God, de Vader, en van Jezus Christus, onze Heer. Onze hoop is in de Naam van de Eeuwige, die de wereld in zijn hand houdt. Wij willen zo graag geloven, God, dat U de Liefde bent, de wereld draagt en door een enorme crisis heen loodst; dat U in staat bent met goddelijk geduld de duivelse machten van kwaad aan banden te leggen maar wat is de macht van de liefde waard als het onheil zich met wonderlijk gemak vermenigvuldigt en elke dag opnieuw zijn duizenden verslindt? Help ons, goede God, te blijven geloven, hopen en liefhebben, door uw kracht, amen.
Kaarsen en bijbel Lied 287 : 1 en 5 Rond het licht dat leven doet groeten wij elkaar met vrede; wie in voor- of tegenspoed zegen zoekt, mag binnentreden, – bij de Heer zijn wij hier thuis, kind aan huis. Rond het licht dat leven doet groeten wij elkaar met vrede. Paaslicht straal ons tegemoet, zegen wie uw liefde delen, – licht dat dit geheim behoedt: God is goed.
Inleiding op de dienst. Gedicht ‘Als ik je dragen kon’. Als ik je dragen kon over je angst en pijn heen dan droeg ik je. Als ik een woord kon spreken als antwoord op je vragen over geluk en liefhebben over leven en dood dan sprak ik met je.
Als ik beter kon maken wat omgaat in je hart aan zielenpijn dan genas ik je. Maar ik ben net als jij niet sterk heb geen antwoord op alle levensvragen. Ik ben alleen een vriend die met je mee wil lopen naast je wil gaan en zegt: Hier, hier is mijn hand. e (Renske de Moes, uit ‘Medemens’ 2 druk, pagina 25.)
Lied 274:1 en 2 Wij komen hier ter ere van uw naam rond de verhalen die geschreven staan, wij schuilen weg als vogels in het riet zoekend naar warmte, naar een ander lied. Ontferm u God, kyrie eleïson, wees ons nabij, kijk speurend naar ons om, kom met uw vrede, uw barmhartigheid, zonder U raken wij de liefde kwijt.
Kyriëgebed Glorialied: Lied 984 Gezegend die de wereld schept, de dag uit nacht tot leven wekt, het licht der zon roept en de maan, de sterren om op wacht te staan. Gezegend die de aarde maakt, de grenzen van de zee bewaakt, ontluiken doet het jonge groen, de kleurenpracht van elk seizoen. Gezegend die een woonplaats maakt voor wat beweegt en ademhaalt: de dieren in het vrije veld, de vogels in hun zingend spel. Gezegend die de mensen roept tot liefde, vruchtbaarheid en moed, om voor elkander te bestaan in eerbied voor zijn grote naam.
Gezegend zijt Gij om uw woord dat ons tot vrede heeft bekoord, tot leven dat van lijden weet en liefde die geen einde heeft. Gezegend zijt Gij om de Geest die van de aanvang is geweest: de adem die ons gaande houdt en in het eind in U behoudt.
Gebed van de zondag Kinderen naar nevendienst Gedicht: ‘Look closer’ voorgedragen door Janny Timmerman – Schut. Achter dit gezicht met rimpels. Zuster, als je mij voor je ziet wat zie je dan wel, en wát niet? Een moeilijk oud mens, geen slimmerik, Met grillig gedrag en afwezige blik? Die kwijlt op haar eten, niets zegt tegen jou, Als jij hardop aandringt: ‘Nog één hap, mevrouw!’ Die het niet lijkt te snappen als het weer tijd is, die altijd een schoen of een steunkous kwijt is. Die je al dan niet rustig je gang laat gaan, zich laat wassen en voeren, wat een bestaan. Is dat wat je denkt, als je me zo ziet? Zuster, open je ogen, anders zie je me niet. Ik zal je vertellen, wie ik ben, hoe ik heet, terwijl ik je zin doe, mijn bordje leeg eet. ‘k Ben een meisje van tien, met een pa en een ma, met broertjes en zusjes, echt gek op elkaar. Een meisje van zestien, dat danst met haar voeten en droomt van een lief dat ze ooit zal ontmoeten. Met twintig een bruidje – een man aan mijn arm, ik denk aan ons jawoord en krijg het weer warm. Vijfentwintig, als kloek op het nest; ik ben er voor hen, doe geweldig mijn best. Een vrouw nu van dertig, ze groeien heel snel, maar in liefde verbonden redden ze ’t wel. Dan ben ik veertig, en uit vliegt het kroost, een afscheid dat pijn doet, mijn man die me troost. Een oma van vijftig, mijn levensgenoot speelt opnieuw met een kind op zijn schoot.
Mijn man overlijdt, ik raak in zwaar tij; ik vrees de toekomst, zonder hem aan mijn zij. Mijn zoons zorgen nu voor hun eigen gezin en ik denk terug aan het prille begin. Gerimpeld ben ik, en de tijd is wreed, drijft de spot met een mensje dat dingen vergeet. Mijn lichaam verzwakt, mijn schoonheid gaat heen, mijn hart dat eens warm was lijkt nu van steen. Maar in dit oude lijf woont nog altijd een kind, een hart dat bezwaard zijn vreugde hervindt, verdriet en plezier, haal ik weer voor de geest; mijn leven, de liefde die ooit is geweest. Ik denk aan de jaren, vervlogen, vergleden; leg mij erbij neer dat niets blijft in het heden. Zuster, open je ogen, en kom dichterbij: ik ben geen oud mens, kijk beter, zie MIJ. Phyllis Mabel McCormack (1913-1994)
Lied 568A Ubi Caritas (8x herhalen) Ubi caritas et amor, ubi caritas Deus ibi est.
Oude Testament lezing: Genesis 1 : 26 - 31 God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’ God schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen. Hij zegende hen en zei tegen hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: heers over de vissen van de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die op de aarde rondkruipen.’ Ook zei God: ‘Hierbij geef ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. Aan de dieren die in het wild leven, aan de vogels van de hemel en aan de levende wezens die op de aarde rondkruipen, geef ik de groene planten tot voedsel.’ En zo gebeurde het. God keek naar alles wat hij had gemaakt en zag dat het zeer goed was. Het werd avond en het werd morgen. De zesde dag.
Psalm van de zondag: Lied: 8A 1 Heer, onze Heer, hoe heerlijk is uw naam in de geschiedenis, op heel de aarde, wijd en zijd. De hemel zingt uw majesteit.
2 Het eerste kinderlijk geluid roept glorieus uw sterkte uit. Met onze kwetsbaarheid vertrouwd ontwapent Gij wat ons benauwt.
3 Zie ik uw sterren in de nacht, die hemelhoog geschapen pracht, wat is dan niet het mensenkind dat Gij het kent en zo bemint.
4 Geen sterrenhemel houdt hem klein; de mens mag vorst der aarde zijn. Gij kroont hem als uw bondgenoot en maakt hem bijna god’lijk groot.
5 Al wat op aarde is laat Gij zich buigen voor zijn heerschappij. De dieren komen in een stoet hem hoog en breed al tegemoet.
6 Heer, onze Heer, hoe heerlijk is uw naam in de geschiedenis, want op de aard’ is wijd en zijd het mensenkind uw majesteit.
Epistellezing: Hebreeën 1 : 1 - 4 Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten, maar nu de tijd ten einde loopt heeft hij tot ons gesproken door zijn Zoon, die hij heeft aangewezen als enig erfgenaam en door wie hij de wereld heeft geschapen. In hem schittert Gods luister, hij is zijn evenbeeld, hij schraagt de schepping met zijn machtig woord; hij heeft, na de reiniging van de zonden te hebben voltrokken, plaatsgenomen aan de rechterzijde van Gods hemelse majesteit, ver verheven boven de engelen omdat hij een eerbiedwaardiger naam heeft ontvangen dan zij.
Acclamatie: Lied: 877 Ja, ik ben het beeld van onze maker, moederschoot van al wat leeft. Prijs haar naam die nu en altijd adem geeft. Ja, ik ben het beeld van de gezalfde, liefde, lichaam, onze weg. Prijs haar oproep aan de wereld: leef oprecht. Ja, ik ben het beeld van de herschepper, wind die kalm en krachtig leidt. Prijs de Geest die stuwt en meetrekt: zij bevrijdt.
Preek eindigend met een anoniem antwoordgedicht van een verpleegkundige op het gedicht dat Janny Timmerman heeft voorgedragen: Wat we zien, vraagt u, ja, wat zien we? Ja, we hebben zo onze gedachten als we naar u omzien. En we lijken wel hard als we zo jachtig bezig zijn. Maar er zijn zo veel van jullie en zo weinig van ons.
We zouden graag meer tijd hebben om bij u te zitten praten, om u te wassen en te voeden en met u te wandelen; om naar uw levensverhaal te luisteren, naar wat u vroeger deed; over toen u kind was, over uw man, uw dochter en uw zoon. Maar de tijd houdt ons tegen, er is zoveel te doen – veel te veel patiënten en te weinig verplegers. Met niemand bij u, geen vertrouwde vrienden; we voelen al uw pijn, en weten van uw angst. Niemand om u te verzorgen met het einde zo dichtbij. Maar verplegers zijn ook mensen met gevoelens. En als we bij elkaar zijn, dan hoor je vaak vertellen over die lieve oude oma in dat verste bed en over die aardige oude vader en wat hij te vertellen had. We praten met compassie en liefde, en we voelen droefheid wanneer we aan jullie levens denken en de vreugden die jullie beleefd hebben. Als de tijd daar is om het leven te verlaten laat u ons achter met pijn in het hart, als u de lange slaap gaat slapen, geen getob meer geen zorgen. Er zijn weer andere oude mensen waar we voor moeten zorgen Dus heb een klein beetje begrip als we jachten en jagen Er zijn zo veel van jullie en zo weinig van ons.
Lied 791 Liefde, eenmaal uitgesproken als uw woord van het begin, Liefde, wil ons overkomen als geheim en zegening. Liefde, die ons hebt geschapen, vonk waarmee Gij zelf ons raakt, alles overwinnend wapen, laatste woord dat vrede maakt. Liefde luidt de naam der namen waarmee Gij U kennen laat. Liefde vraagt om ja en amen, ziel en zinnen metterdaad. Liefde waagt zichzelf te geven, ademt op van goede trouw. Liefde houdt ons in het leven, – daarop hebt Gij ons gebouwd.
Liefde laat zich voluit schenken als de allerbeste wijn. Liefde blijft het feest gedenken waarop wij uw gasten zijn. Liefde boven alle liefde, die zich als de hemel welft over ons: wil ons genezen, bron van liefde, liefde zelf!
Gebeden / Voorbeden / Stil Gebed / Onze Vader Collecten Slotlied Lied 150 A Geprezen zij God! Gij engelenkoor dat steeds naar Hem hoort, prijs Hem om zijn Woord! Gij hemelen, loof Hem wiens hand alles schiep, die allen daarboven tot dankzegging riep. Geprezen zij God! Gij allen op aard, aanbid Hem die u als kinderen aanvaardt. Loof Hem die uw Heer is met juichende stem. Beantwoord zijn liefde: leef altijd voor Hem! Geprezen zij God! Laat alles wat leeft nu zingen voor Hem die alles ons geeft. Laat jubelen het orgel, laat harp en trompet de glorie doen klinken van Hem die ons redt. Geprezen zij God! Ons lied is gewijd aan Hem die altijd ons helpt en geleidt. Om zijn goede schepping, om hemels genot, zijn gunst en vergeving: geprezen zij God!
Zegen