Oefencasus Anamnese 22/5/2003 Ik heb met B. bij haar thuis afgesproken. Ze begint meteen haar verhaal, nog voor ik goed en wel aan tafel zit. Ze spreekt zo snel dat ik in steekwoorden moet noteren. Ik hoef niets te vragen. Ze spreekt alleen maar over haar klacht (hoofdpijn) en haar verdriet over de dood van haar moeder, en ze wisselt dat voortdurend af- alsof het twee aspecten zijn van hetzelfde onderwerp. Het dochtertje loopt ondertussen rond en vraagt af en toe aandacht van Brenda, dat maakt het aan één kant moeilijk om het gesprek naar een dieper niveau te krijgen, aan de andere kant kan ik dan observeren hoe ze met haar dochtertje omgaat. Meestal zit ze met haar armen gekruist, ze zit schuin op haar stoel, half van mij afgewend, klaar om naar het kind te sprinten, als dat haar nodig heeft. Ze maakt heel weinig gebaren. Ze is eerder mollig, draagt een afgewassen jeans en effen T-shirt. Het is in de kamer tamelijk koud. Het verhaal: Ze neemt meer en meer pijnstillers voor de hoofdpijn. Ze heeft een whiplash gehad drie jaar geleden en ook acht jaar geleden heeft ze een aanrijding gehad maar van opzij. Sinds het laatste ongeval heeft ze spanningshoofdpijn, die nog verergerd is sinds de dood van haar moeder, in november vorig jaar. De pijn komt vanuit de schouder en kruipt omhoog langs de nek. Zit boven de ogen. Het doet pijn bij het tanden poetsen, haren wassen, zware gewichten dragen. Het zit daar allemaal vast. Ze heeft kinesitherapie gehad, maar dat heeft ze na één jaar afgebouwd. Het zal moeten slijten. Ze staat er elke dag mee op en gaat er mee slapen. Soms moet ze ook overdag in het donker gaan liggen. Het is precies dat er iets op haar hoofd ligt. Ze werkt part time, bij een huidspecialist. Ze doet dat werk al vijftien jaar. Vroeger was ze altijd opgewekt en nu ontbreekt de lust. Vroeger was ze optimistisch.
1
Oefencasus Het verdriet wordt erger en erger, ze mist haar moeder elke dag meer en meer; het dringt nu pas door. Haar moeder heeft borstkanker gehad, acht jaar geleden, en is na amputatie en bestraling ‚genezen‛ verklaard. Vorig jaar in november voelde ze zich steeds moe en Brenda drong erop aan dat ze zou binnengaan voor onderzoek. De moeder bleek een hersentumor te hebben. Ze had ook botkanker. Ze zouden chemo doen, opereren ging niet meer, maar dat hadden ze zo niet aan de patiënt gezegd. Die dacht dat het nog niet zo erg was, dat opereren niet hoefde. Ze hadden haar nog vier tot zes maanden gegeven, maar er is iets misgegaan – Brenda weet nog steeds niet echt wat – en ze is plots overleden, na drie weken hospitalisatie, in het weekend. Ik heb geen afscheid kunnen nemen. (pauze) Ik heb zo'n schrik dat ik het ook zou krijgen. Da’s dom, ik weet het wel, maar het is nu echter geworden. Ik zou gelukkig moeten zijn: ik heb een gezonde dochter en een goede man. Ik moet mij voortslepen, dat vind ik vervelend aan mezelf. Ik voel mij opgejaagd, ik werk nochtans part time, maar kom toch tijd tekort. Het wordt me te veel. Ik wil niet depressief worden, ik wil mij verzetten, ik heb dagen de hele dag lopen wenen, ik voel me schuldig omdat ik gelukkig ben. Het is raar om het aan iemand te vertellen. Ik ben naar een praatgroep gegaan, ieder deed er zijn verhaal, vijftien keer zo’n sterfverhaal, er zitten er daar nog ergere gevallen tussen, maar wat heb ik daaraan, daarmee is mijn geval niet geholpen De hoofdpijn is geen migraine, ik ken dat van mijn vriendin, die wordt dan helemaal misselijk en grauw. Het is gewoon een druk in mijn voorhoofd, boven mijn ogen, loopt van mijn schouder naar boven. Dat zit vast, doet pijn als ik mijn hoofd beweeg. Als ik onder een warme douche ga, is het een half uur beter. Ik heb ontstekingsremmers gehad, dat hielp ja, efkes, maar het komt altijd terug. Soms valt zelfs mijn stem weg, ik rook nochtans niet en drink niet, wij eten wel eens een hamburger of zo, maar verder leven wij vrij gezond. Ik ben dan ook prikkelbaarder, om stomme dingen, ze moeten mij met rust laten. Ik zal dan vlugger uitvliegen, roepen, mij afreageren op mijn kind. Als ik nu poets, dan ben ik na één uur terug moe, vroeger kon ik op drie uur mijn huis poetsen. In ’t algemeen voel ik mij minder opgewekt, minder fit. Ik
2
Oefencasus ben twee kilo bij gekomen, snoep als troost, of koop iets. Dat is een cirkeltje geworden: bijkomen, hoofdpijn, iets eten. Ze vertelt dat ze stiekem eet, stiekem pijnstillers neemt, stiekem weent. Ge geeft dat niet graag toe dat ge weent. Ik dacht in het begin ik moet mij sterk houden, de mensen zeiden: ze is toch moedig. Maar nu heb ik zoiets van: als ik ween, dan ween ik. Waarom moest ge u sterk houden? Dat zit zo in mijn hoofd: ik mag mij niet laten gaan. Ik heb wel eens dat ik wakker word en denk: ik wil niet gaan werken, maar ik moet, ik wil eigenlijk in mijn bed blijven, maar dat kan niet, ge hebt een kind, een man. Het werd zo erg, mensen zeiden dat ik hulp moest zoeken. Ik vraag mij dan af: waarom heb ik dat nodig en andere mensen niet. Mijn huisdokter zegt: pluk de dag. Hij zag dat ik het er erg moeilijk mee heb. Ik wil niks van medicamenten. Hij zegt: ge moet u wel herpakken, anders moet ge toch terugkomen. Ik moet ook nog zoveel thuiskomen, want mijn dochterke wordt daar door mijn vader opgevangen, ik zie dan zijn verdriet, ik moet daar elke dag zijn, dan is daar iedere keer het gemis, de leegte. Ik voel mij schuldig omdat we er te laat mee naar de dokters zijn gelopen. We hebben veel te lang gewacht. Ze was helemaal moe, ze wou niet hervallen. Wij waren er niet bij toen ze gestorven is. Ze is alleen moeten gaan. Er zijn erger dingen. Ik heb geen afscheid kunnen nemen. Ze stuurde mij weg, ze zei alles is in orde. Wilde ze nu alleen zijn om te sterven? Ik wilde flink zijn, niet wenen. Ik heb moeite om te wenen als er iemand bij is. Ik moet dat wegsteken. Ik wil terug gelukkig zijn maar ik voel mij daar schuldig over. Ik heb altijd een goede band gehad met mijn moeder. Ze heeft vanaf de geboorte mijn dochtertje bijgehouden. We hebben nu een studioke aan zee gekocht, daar kan ik vluchten. Dan wil ik geen vrienden zien, geen feestjes houden, geen moederdag vieren, geen verjaardag. Voel mij schuldig. Ben gelukkig met man en kind maar voel mij daar schuldig over. Bent u enig kind?
3
Oefencasus Nee, er is nog een broer maar daar heb ik geen nauw contact mee. Hoe komt het? Hij heeft lang thuisgewoond. Ik ben op mijn 21ste getrouwd. Ik vond dat hij zijn verantwoordelijkheid niet opnam. Hij was ook vaak onredelijk tegen mam. Hij nam haar niet serieus. Hij was onvriendelijk tegen haar. Die kanker zit altijd in mijn achterhoofd. Ik ben immers de ‚dochter van‛ een kankerpatiënt. (Brenda werkt bij een huidspecialist – al vijftien jaar). Bij anderen (patiënten van de huidspecialist) kan ik dat relativeren Ik wil mijn kind niet dat verdriet aandoen (dat zij hetzelfde zou doormaken, dat haar moeder borstkanker zou krijgen) Ik heb overwogen van een genenonderzoek te laten doen, maar mijn man zei laat dat maar even rusten. Ik ben verder normaal ongesteld, geen enkel probleem. Maar van borstkanker heb ik een hemelse schrik. De hoofdpijn is drukkend, kloppend, alsof ze op mijn hoofd slaan, zeurend, duwend. Wrijven verbetert. (wrijft rond haar ogen). Ik had nog geen rimpels, maar door die hoofdpijn (trekt haar voorhoofd in rimpels) In het donker liggen verbetert ook, warmte van het kersenpittenkussen of een douche, of de sauna. Nog ergens bang van? In het verkeer, ik heb schrik in de auto, bijv. in het verkeer in de file naar zee. Ge moet voortdurend op uw hoede zijn. Ik zet direct alle pinkers op als er file is. Toen met die whiplash ben ik misschien te vlug gaan werken, ik ben 3-4 dagen thuis gebleven, maar ik was pas terug uit bevallingsverlof. Ik heb nog geluk gehad dat er elke keer niks aan de wervels was. Maar ik kan geen kracht zetten in de armen. Die klein weegt 14 kg, ik moet die neerzetten. Sport kan ook niet meer. Ik heb vijftien jaar gedanst en geturnd. Sinds de bevalling heb ik niet meer gedanst en geturnd, en de zin ontbreekt ook. Het zegt mij niets om te starten. Als ik aan zee ga zwemmen, dat doet pijn om in het water te liggen, en ook joggen kan ik niet, want dat doet pijn als ik op de grond kom. Ik heb ook niet gedanst tijdens de zwangerschap. Ik had voorweeën. Ik moest liggen de laatste vier maanden. Ik had daarvoor al eens een miskraam gehad, in de derde maand. Ik weet niet waarom. Ik ben toen een paar weken ziek
4
Oefencasus geweest. Eerst had ik iets van ik wil geen kindjes, en ik vond het erg dat ik het moest afgeven. We waren direct terug zwanger. Waarom geen kindjes? Ik wou eerst werk en huis op orde hebben. Hoe was de bevalling? Die is ingeleid. Dat kwam nog onverwacht. Het heeft zeven uur geduurd, met epidurale. Daarna had ik energie, ik had zolang plat gelegen. Dat is niets voor mij, dat ik moet binnen blijven. Ik wil normaal liever weggaan, naar de speeltuin, gaan wandelen. Vroeger had ik mijn jas genomen, komaan we zijn weg. Nu ben ik zo veranderd, dat stoort mij. Vroeger gingen we veel winkelen en samen op stap en nu denk ik: dat kan ik nu nooit meer doen voor ons mama. Tegenwoordig wil ik vroeg gaan slapen, dat de dag maar voorbij is. Ik heb wel mijn man en mijn kind maar dat weegt niet af tegen het verdriet voor ons mama. Hoe was je mama? Ze was een optimist, lachte de hele dag, dacht nooit aan haarzelf, hielp iedereen, ze kwam poetsen en koken toen ik moest platliggen en toen ik de borst gaf. Bij haar begrafenis was de kerk te klein, ze cijferde haarzelf weg voor iedereen. We gingen veel op schok samen. Met de geboorte van een kind komt ge dichter bij elkaar. We deden vanalles, we waren twee handen op één buik. De avond dat ze stierf zei ze nog: ‚ga maar naar huis, ge moet naar mij niet zien.‛ Ze kwam er altijd op terug dat ik mijn relatie met Jeroen moest koesteren. Zelf had ze niet zo’n goede relatie, ze waren niet het perfecte koppel, maar ze respecteerden elkaar. Ik denk maar steeds, heeft die dat gevoeld dat ze ging doodgaan. Ze zei dikwijls: ‘ik ben zo bang’. Ze was ook achterdochtig als ik informatie ging vragen aan de dokters. Ik denk dat zij het vlugger geweten heeft dan wij. We hadden zo’n leuze: samen zijn = sterk zijn. Mijn dochtertje zegt dat nu ook vaak tegen mij, die heeft dat zo dikwijls gehoord, en die ziet mij nu altijd wenen, en dan zegt ze dat tegen mij. Ik wil nu nog meer dan vroeger zo veel mogelijk bij haar zijn, in januari ging ze naar school en ik had zo iets van: moet ik haar nu ook afgeven... Daarom werk ik part time dan heb ik ze nog in de namiddag, dan heb ik toch nog iets. Ik zou trouwens niet full time kunnen werken met die hoofdpijn. Dat
5
Oefencasus stoort meer en meer die hoofdpijn. Ik merk dat ik stiekem méér en méér pijnstillers neem, maar ja, het ligt toch niet aan mij dat ik hoofdpijn heb. Ik wilde toch eens homeopathie proberen, als ’t maar helpt, met dat allemaal zo op te rakelen, begint dat te drukken. Zelfs aan zee vind ik tegenwoordig geen rust. Het minste stress dat ik heb begint dat te drukken. Jeroen komt maar om half zeven thuis en ik moet om kwart voor zeven een presentatie doen van Mylène en dan zit ik al in spanning. Dan denk ik: wat haal ik mij allemaal in mijn hoofd? Maar als ik dan weg ben, loopt het wel los. Vroeger liep ik altijd te zingen, ook in de auto, overal, nu niet meer. Nu ben ik zo negatief over alles, om negen uur ga ik slapen, en dan ben ik ’s morgens niet uitgerust, ik voel mij dan nog moe. Onlangs ben ik met Jeroen een week alleen aan zee geweest en dat heeft wel goed gedaan. Al kan ik het kind geen dag missen (gebaar). Ik kan dan bij wijze van spreke niet vlug genoeg terug zijn. En als ik terug ben, wil ik gerust gelaten worden. Als ik daar ben, ben ik ook niet gerust, papa is nu 76, ik denk dan als er maar niets gebeurt (wat bijvoorbeeld?) Iets aan zijn hart, ik stond daar vroeger niet bij stil, nu denk ik daarover na. Ik denk over alles zo serieus na. Aan zee is het beter, daar zijn minder herinneringen. De lucht doet goed, ik kan daar alleen gaan wandelen, en het is raar (tranen in de ogen, verstikte stem) maar daar aan het water kan ik contact zoeken, vrij praten. (stilte) Voor mij is dat een vlucht. Ze is daar maar twee weekends geweest, ze heeft er niet van kunnen genieten. Waarover praat ge met uw moeder? Dagelijkse dingen vertellen. Vroeger ben ik nooit naar een kerkhof geweest, maar nu voel ik mij daar dichter bij haar, dat zijn nochtans dezelfde foto’s, toch kan ik daar tegen haar praten... (tranen in de ogen) Het is zo oneerlijk, maar dat zal iedereen wel vinden. Ik was de laatste jaren daar al wel bewuster mee bezig: als ons mama dat maar niet terugkrijgt, als dat maar niet bij ons gebeurt (toen een tante overleed) Jeroen laat zijn verdriet niet zo zien. Ze vindt zich flauw omat ze weent. Mensen doen zo van : hoe, gij hebt het moeilijk. Dan moet ze het hele verhaal weer doen, dat brengt ze niet op. 6
Oefencasus Er is nog een grootmoeder in leven van 87, die heeft dus een dochter moeten afgeven. Maar ze zegt, als die klaagt van haar rug, dan zeg ik: bomma, ge zijt er toch nog, zij blij da ge der nog zijt‛. Ik ben harder geworden. Die hoofdpijn wordt zo erg dat ge er niet veel meer kunt bijpakken. Dat beeld van mama die pas dood was, is altijd voor mijn ogen. In het begin niet, maar na een paar maanden heb ik ’s nachts zo dikwijls gedroomd: mama dood naast mij in bed. Toen ze gestorven was, heb ik nog drie uur naast haar bed gezeten. Ik wilde erbij blijven, heb er tegen gebabbeld. Er stond een gedichtenboek over mama’s (tranen in de ogen), daarvan heb ik er één voorgelezen in de kerk. Ik wilde dat voor haar doen, mensen vonden dat heel moedig, maar het was het laatste wat ik voor haar kon doen. Op een nacht hoorde ik een knal, ik stond recht in mijn bed (3 uur), ik dacht dat ik aan de venster stond, en ik riep: mijn mama ligt dood op straat, er is een ongeluk gebeurd. Jeroen zei: ge staat wel recht in ’t bed. Vroeger had ze nooit nachtmerries, ze droomde gewone, plezante, dagelijkse dingen. Normaal ben ik heel perfectionistisch, alles moet in orde zijn en proper. Dat kan nu niet meer door de hoofdpijn. Vrijdags is Jeroen de hele dag thuis, die poetst dan. Er mogen geen kleren blijven slingeren, ’s avonds moet alles op orde zijn. Daar van voor (waar tv staat) is onze plaats, daar mag Femke niet spelen. Als ik aan iets begin, doe ik het goed. Nu heb ik precies altijd te weinig tijd, ik moet mij voortslepen, ben ’s middags al moe. Een stuk van mij is weg, ik ben niet meer volledig, er mist iets in mij. Aan zee moet ik alles allemaal in orde hebben. Ik hou wel van bloemschikken, ik heb groene vingers, en van decoreren. Ik wil zo graag de aanwezigheid van mijn mama voelen, ik zou terug willen gaan naar de kliniek, ik heb een drang om dat te doen. Ik voel mij niet volledig, er is een stuk van mij weg, in mijn hart. Ik wil dan soms zeggen tegen mijn vader: dat had ze moeten meemaken, maar ik wil die mens ook niet meer verdriet aandoen, ik dacht: hij denkt er misschien juist niet aan. Mensen zeggen dat na verloop van tijd de goede herinneringen zullen bovenkomen maar ik kan precies die drie weken kliniek niet vergeten en de goede dingen kan ik mij niet herinneren, hoeveel moeite ik ook doe. 7
Oefencasus Die drie weken kliniek waren er te veel aan. En het was voor mij dat ze binnenging. Ze kreeg ineens vanalles (opsomming van allerlei angstwekkende symptomen) en ik was in paniek, ik zei: nu gaan we naar de spoed. Het was mijn schuld, ze zei nog: Brenda, ik kom misschien niet meer terug. Wou zij misschien nog wat langer thuisblijven. Wij hebben in de kliniek nog plannen zitten maken voor de feestdagen, een bed huren, Ik weet niet wat er in haar hoofd omging. ... (vanaf hier meestal herhaling) Ik denk soms dat ik te streng ben voor Femke. Het moet van de eerste keer goed zijn. Nu niet op kleren of zo. Soms ben ik dan weer overbemoederend. ... Soms heb ik ’s morgens zo van nu zou ik mij echt niet willen douchen, ik wil in mijn bed blijven. Vroeger poetste ik twee keer in de week, veel was niet genoeg, het moest in orde zijn, ’s avonds moeten de kussens terug goed liggen, alles moet ’s morgens opgeruimd zijn. ... Mensen vinden mij opgewekt, ik wil goed overkomen, mij beter voordoen dan ik mij voel, ze moeten mijn verdriet niet zien. Ge hoort dat wel aan mijn stem. Ik was altijd een bezige bij, nu gaat dat niet, met die koppijn. ... Alleen koken doe ik niet graag. Gelukkig heeft mijn man daar begrip voor. Als die alle dagen patatten moest hebben, dan moest ik dat er ook nog bij doen. ... Ik verschiet er nog van dat het niet op mijn maag geslagen is. Vroeger had ik een maagzweer gehad en een maagontsteking en ik heb nog gedacht dat zal wel op mijn maag slagen. Ik heb een drang om te snoepen, zoetigheid, chocola, chips, zout, hartig. Het stoort mij als ik dat eet. Na de bevalling was ik 8 à 9 kg vermagerd. Ik was altijd al mollig, ik moet wel opletten. Ik ben al klein. Mijn mam was ook een gezette vrouw, wel koket, maar niet mager. Maar ik kan mij dat zo gunnen, als troost, frietjes, pannenkoeken. ... Ze is niet dorstig. Ze neemt de pil niet vanwege verhoogd risico op borstkanker. Ze neemt alleen pijnstillers tegen de hoofdpijn, maar wel tegenwoordig vier per dag. ...
8
Oefencasus Ik vond het wel moeilijk om toe te geven dat ik hulp nodig had. Ik weet niet, wat is het normale verdriet, wat is te veel? Ik ben wel heel negatief, en heel pessimistisch. Vroeger ging ik graag naar feestjes. Nu kan ik niet veel hebben, niet van het kind, en ook niet op het werk. Ik vind het moeilijk om vriendelijk te blijven. Er was een patiënte, die had uitgezaaide borstkanker en ik had daar zo’n compassie mee. Ik dacht: die leeft niet lang meer. En die zei daar zo heel gewoon over: ik heb mijn tijd gehad, ik ben 75. Die was daar zo gewoon over en ik heb zo’n schrik om dood te gaan! Ik zat daar een week later nog mee in mijn hoofd. Ik zit ook de hele tijd op de klok te kijken. De tijd duurt langer. Ik zou vroeg gaan slapen om de tijd korter te maken. Ik ben een weegschaal. Ik moet ook wikken en wegen, over kleine dingen, gelijk pizza of pita. Maar als het over ons studioke gaat, bijvoorbeeld, dat is direct beslist. Dan heb ik dat niet. Dat moest ook rap in orde zijn. Bij het buitengaan: het was wel raar om dat hele verhaal aan een vreemde te doen.
9