21
Bijlagen 1. Stappenplan zelfstandig werken 2. Handelingswijzer zelfstandig werken 3. Team Ontwikkel Plan (TOP) 4. Lijst onderwijsbehoeften 5. Format groepsoverzicht 6. Format groepsplan 7. Handelingswijzer Gedifferentieerde Instructie 8. Citoprotocol 9. Protocol ontwikkelingsperspectieven 10. Protocol verkorting/verlenging kleuterperiode gr 1 en 2 11. Protocol doublure en versnelling gr 3 t/m 8 12. Schema onderwijsniveaus 13. Formulier leerlingbespreking 14. Handelingswijzer Dyslexie 15. Meest gestelde vragen over dyslexie 16. Protocol Pluswerk in de groep 17. Protocol Plusklas 18. Signaleringslijst Plusklas 19. Protocol Sociale Vaardigheidstraining (Sova)
22 23 25 26 30 31 32 34 36 40 43 46 47 48 50 53 54 56 57
21
Stappenplan invoering zelfstandig werken Obs ‘t Palet / O ktober 08 tot mei 09 Maand Actie Oktober 08 Overzicht maken van de einddoelen nav studiemiddag 7 oktober Oktober/ Klassenbezoeken november08 November 08 Afspraken maken over invulling studiemiddag 28 november En nabespreken klassenbezoeken November 08 Communicatie naar PMT over invulling studiemiddag November 08 Communiceren doelen naar team 27 november Studiemiddag werken aan vaardigheden en voorwaarden December 08 Bijeenkomst werkgroep December 08 11 december
Communicatie Overleg tussen bouwen in de CO
5 maart
Mei 09
Bespreken van de haalbaarheid van de doelen die gesteld zijn op 7 oktober Geëvalueerde doelen bespreken en weer op papier zetten Communiceren naar PMT en team Vaststellen van werkwijze ’t Palet
Schooljaar 09/10
Een vast agendapunt op teamvergadering van zw
Maart 09
Bijlage 1 Gewenst resultaat doelen duidelijk
Uitvoering werkgroep
Betrokkenen Team en werkgroep
Hulp direct in de klas
Anne-Marie van Muijen
Team en Anne-Marie
Werken aan vaardigheden van team en kinderen
Werkgroep en AnneMarie
Werkgroep en Anne-Marie
informeren
Marije
PMT
informeren Verbeteren van vaardigheden en kennis over het zelfstandig werken bij team en kinderen Nabespreken van de studiemiddag en bespreken van de volgende stappen Informeren van team over de volgende stappen Uitwisselen van ervaringen en collegiale ondersteuning Eventueel bijstellen van de doelen
Marije Anne-Marie
Marije en team Team
werkgroep
werkgroep
werkgroep In de co
Werkgroep en team Team
in de co
Team
Doelen bijstellen
Werkgroep met AnneMarie
Werkgroep, Anne-marie en team en PMT
Afspraken over hoe we werken
Voorbereiding in werkgroep,en PMT uitvoering in Co van 26 mei In de teamvergaderingen op locatie
Werkgroep, pmt en team
Blijven volgen of de afspraken nagekomen worden en nog steeds werken. Blijven evalueren
Team en werkgroep
22
Bijlage 2
Handelingswijzer Zelfstandig werken op ’t Palet
(2009)
Op ’t Palet willen we zo goed mogelijk omgaan met verschillen tussen kinderen. Verschillen in leerstijlen, in tempo, interesse en niveau. Om op deze verschillen van kinderen in te springen hebben we het zelfstandig werken ingezet. De kinderen leren in de loop der jaren zelfstandig taken uit te voeren, zoveel mogelijk op hun eigen niveau. Hieronder staan de doelen vermeld en de afspraken over werkwijze en opbouw. Doelen: Voor de kinderen: De kinderen hebben een overzicht, een handvat bij het werken Ze weten wat er van hen wordt verwacht Het bevordert de zelfstandigheid van kinderen Ze leren zelf te plannen en een tijdsindeling te maken Ze krijgen meer eigen verantwoordelijkheid Ze kunnen beter op hun eigen niveau werken Voor de leerkracht: Meer tijd om kinderen te helpen met extra instructie Meer/beter kunnen differentiëren Vermindering van tijdsdruk Werkwijze: Verkeerslicht: Vanaf groep 1/2 maken de kinderen kennis met het verkeerslicht in de klas. Dit is een hulpmiddel bij het zelfstandig werken. Als het licht op rood staat, werken de kinderen alleen aan een taak en mogen de kinderen de leerkracht niet storen. Hij of zij is dan met een groepje kinderen of een individueel kind aan het werk. Als het licht op oranje staat, kunnen de kinderen hulp vragen aan een ander kind. Bij groen licht is de leerkracht weer aanspreekbaar. De leerkracht loopt, ook als het licht op rood staat, regelmatig een rondje door de klas om vragen te beantwoorden. Aftekenen en plannen: In de groepen 1/2 is er een aftekenlijst waar kinderen de werkjes die ze hebben gedaan op kunnen aftekenen. Ze krijgen zo overzicht over de werkjes die ze al af hebben de werkjes die ze nog moeten doen. De leerkracht spreekt met de kinderen af hoeveel werkjes ze in een bepaalde periode moeten doen. Vanaf halverwege groep 3 werken de kinderen met een dagtakenkaart. Daar schrijven ze de werkjes op die ze die dag zelfstandig kunnen verwerken. De leerkracht geeft een korte instructie voor deze taken en bespreekt hoeveel tijd de kinderen krijgen voor hun taken. De kinderen kunnen op hun formulier aangeven in welke volgorde ze de taken gaan maken.
23
Bijlage 2 Vanaf groep 6 wordt er een overgang gemaakt naar een weektaak. De kinderen krijgen één keer per week hun taken op. Ze plannen in welke dag ze welke taak gaan doen. Hier helpt de leerkracht bij. Iedere dag kunnen de kinderen een bepaalde tijd aan hun taken werken. Hoeveelheid taken: Afhankelijk van de groep of het individuele kind en het rooster van de dag/week, wordt er door de leerkracht bepaald hoeveel taken de kinderen per dag of week doen. We streven er naar om vanaf halverwege groep 3, de kinderen drie taken zelfstandig te laten verwerken. Naar mate de kinderen ouder worden, zal de hoeveelheid opgebouwd worden. Welke taken: Tijdens het zelfstandig werken, krijgen de kinderen taken te doen die echt goed zelfstandig te verwerken zijn. Dat kan rekenwerk zijn, taal, spelling of een verwerkingsles van aardrijkskunde of geschiedenis. Ook kunnen de kinderen, als ze klaar zijn, aan keuzewerk werken. Dit is veelal zelfcorrigerend materiaal.
24
Team Ontwikkel Plan Aanleiding Deelname aan de kenniseconomie Een steeds meer eisende samenleving Aansluiting bij Stichting Rijn- en Heuvelland Verzoek uit teams om doelgericht te werken
Ambitie Doelen Daden Dagen
Bijlage 3
Toenemende internationalisering Terugtredende rol van de overheid Voortschrijdende kennis m.b.t. het leren Wens van PMT om inhoudelijk leiding te geven
- Streven naar (passie) - WAT doe je ? - HOE doe je het ? - AFSPRAKEN die je maakt
AMBITIES en DOELEN 1. ambitie: Kansrijk onderwijs geven in onze visie betekent voor ons: Het kind centraal stellen in zijn wereld. Recht doen aan talenten Realiseren van een goed pedagogisch klimaat Onderwijs zoveel mogelijk passend bij elk kind in een doorgaande ontwikkelingslijn Opbrengstgericht onderwijs Buitenschools leren en Informeel leren Het ontwikkelen van zelfstandigheid / zelfvertrouwen / zelfredzaamheid 2. ambitie: Aansluiten bij een (inter)nationale kenniseconomie betekent voor ons : Het geven van meer, beter en vroeger Engels volgens het concept van Earlybird Aansluiten bij de nieuwe media en ICT inzetten in alle lagen van onze organisatie 3. ambitie: Kwaliteit leveren en laten zien betekent voor ons : Optimale prestaties willen leveren op alle vakgebieden, met de focus op taal en rekenen Geleverde kwaliteit uitdragen en zichtbaar maken Werken in een PDCA cyclus 4. ambitie: Leren met en van elkaar betekent voor ons : Actief participeren in de schoolontwikkeling op het niveau van SOP/SP, TOP en POP Elkaars kwaliteiten en kennis benutten 5. ambitie: Een uitnodigend werkklimaat realiseren betekent voor ons : Een duidelijke organisatiestructuur met een oplossingsgerichte benadering Zorg te dragen voor een effectieve communicatie; zowel intern als extern Het realiseren van een aantrekkelijke en veilige werk- en leeromgeving 6. ambitie: Samenwerken betekent voor ons : Ouders constructief bij onze school betrekken als partners en deskundigen m.b.t. hun kinderen Actief participeren in netwerken waar onze school deel van uitmaakt Externe deskundigen bij het onderwijs betrekken Partners aan onze school verbinden die de kwaliteit van ons onderwijs verhogen
25
Bijlage 4 1. Verzamellijst onderwijsbehoeften Een onderwijsbehoefte bestaat uit twee delen: 1 Welk(e) doel(en) streef je samen met een kind na? 2 Wat heeft dit kind (extra) nodig te hebben om dit doel te bereiken? Bij het formuleren van de onderwijsbehoeften kunnen de volgende hulpzinnen ondersteuning bieden: Dit kind heeft … … een instructie nodig … • waarbij de leraar voordoet en hardop denkt; • die de betekenis van keersommen verheldert; • die haar sterke visuele kant benut ter compensatie van het zwakke gehoor (bijvoorbeeld met plaatjes, foto’s, picto’s of stripverhalen); • die vooral auditief is (hardop voorlezen, instructie in een verhaal, liedje of rijmpje); • die verkort is (doelen, kernpunten en oplossingsstrategieën kort bespreken waarna het kind zelfstandig aan het werk kan); • die verlengd is (activeren basisvaardigheden, begeleide inoefening, ondersteuning bij het toepassen van de strategie en stimuleren tot het bedenken van eigen voorbeelden). … opdrachten nodig … • die op of net onder haar niveau liggen zodat zij de komende maand vooral succeservaringen kan opdoen; • die op of net boven haar niveau liggen zodat ze voldoende uitdaging krijgt; • die overzichtelijk zijn door een sobere lay-out met zo weinig mogelijk afleiding van plaatjes; • waarbij hij alleen de antwoorden hoeft in te vullen; • met uitgewerkte voorbeelden. … (leer)activiteiten nodig … • die aansluiten bij haar belangstelling voor de natuur; • die structuur bieden met een stap-voor-stap-plan en zelfcorrigerend zijn zodat hij direct feedback krijgt; • die de denkhandelingen concreet ondersteunen (bijvoorbeeld een getallenlijn); • die erop gericht zijn om de leertijd zo goed mogelijk te besteden; • die opgedeeld zijn in kleinere deelactiviteiten; • die hem uitdagen (zoals uitbreidíng met plustaken en verdiepingsopdrachten); • die ruimte laten voor eigen keuze en inbreng. … feedback nodig … • die consequent en direct op het gewenste gedrag volgt; • waarbij de inzet/inspanning wordt benadrukt (‘Je hebt tien minuten helemaal zelfstandig doorgewerkt’); • waarbij de succeservaringen worden benadrukt (‘Je hebt zeven sommen goed’ in plaats van ‘drie fout’); • die in een grafiekje is weergegeven zodat ze haar vorderingen goed kan volgen en zich minder met andere kinderen gaat vergelijken.
26
Bijlage 4 … groepsgenoten nodig … • met wie ze samenwerkend kan leren; • die accepteren dat hij ‘anders’ reageert in onverwachte situaties; • die haar vragen mee te spelen in de pauze; • die zijn clowneske gedrag negeren en er niet om lachen; • die hem niet uitdagen door te rijmen op zijn naam. … een leraar nodig … • die de overgangen tussen de activiteiten structureert; • die de instructie terugvraagt, controleert en samen met hem evalueert (responsieve instructie); • die let op haar taakbeleving en deze voorafgaand, tijdens en na de taak met haar bespreekt; • die vriendelijk en beslist is; • die positieve interne attributies bij succes benadrukt; • die situaties creëert waarin haar sterke kanten (behulpzaam en sociaal vaardig) naar voren komen; • die doelgericht (dus flexibel) kan differentiëren; • die hem complimenteert met zijn inzet. Overige, zoals: • een leeromgeving nodig die … • ondersteuning nodig die …
Hoe betrek ik de leerling erbij? Willen we kinderen daadwerkelijk zien als mede-eigenaar van hun eigen leerproces, dan is het logisch dat we ze ook leren nadenken over wat ze willen leren en op welke manier. Dit kan door kinderen zelf de gelegenheid te bieden aan te geven wat zij willen leren en denken nodig te hebben op het gebied van lezen, spellen, rekenen, gedrag en werkhouding. Dit kunt u bijvoorbeeld doen aan de hand van de volgende zinnen en vragen: Nu kan ik ….. Straks wil ik ….. kunnen/kennen. Wat kan ik zelf doen omdat te bereiken? Ik ….. Wat kan mijn juf of meester doen, zodat ik dit kan bereiken? Mijn juf of meester ..… Wat kunnen mijn ouders doen, zodat ik dat kan bereiken? Mijn ouders ..… Wat kunnen mijn groepsgenoten doen, zodat ik dat kan bereiken? Mijn groepsgenoten .…. Welke materialen/hulpmiddelen zouden mij daarbij goed kunnen helpen? Het zou mij helpen als ik gebruik kan maken van …...
Bron: Handelingsgericht werken: een handreiking voor de interne begeleider (Pameijer & Van Beukering, 2006)
27
Bijlage 4 2. Groslijst onderwijsbehoeften Deze groslijst bevat een aantal aandachtspunten voor het bepalen wat een leerling nodig heeft om een bepaald doel te bereiken. Instructie o Visuele ondersteuning (bijvoorbeeld: plaatjes, pictogrammen) o Auditieve ondersteuning (bijvoorbeeld: voorlezen opdracht, luisteren naar verhaal) o Materiële ondersteuning (bijvoorbeeld: kralenketting, rekenrek, blokjes, speciale pen) o Verkorte instructie (alleen bespreking opdrachten, korte aanduiding van oplossingsstrategie) o Verlengde instructie (herhaling na basisinstructie, helpen bij keuze juiste oplossingsstrategie, extra ophalen van voorkennis, uitvragen van zojuist gegeven instructie, directe instructie, preteachting, reteaching) o Gedragsinstructie ten aanzien van resultaten van de verwerking o ..... Leertijd o Extra leertijd (meer leertijd beschikbaar stellen om vaardigheid te verwerven) o Minder leertijd (minder leertijd bieden en tijd vrijmaken voor verdieping en uitdagende leerstof/werkvormen) o ..... Extra of andere leerstof o Leerstof ter herhaling, verdieping, verrijking o Remediërende leerstof o Ondersteunende materialen en programma’s o Opdrachten die de leerling uitdagen en activeren o Opdrachten die overzichtelijk zijn o .... Procesgerichte feedback o Vergroten van competentiegevoelens (benoemen successen) o Vergroten van zelfstandigheid (geven van meer verantwoordelijkheid) o Tussentijdse feedback (om bepaalde tijd aanspreken op werkhouding: hoe?) o Feedback op uitvoering opdrachten (bijvoorbeeld strategiegebruik en taakaanpak) o Gedragsinstructie direct na de basisinstructie o Ondersteuning met materiaal (stickers, klok, picto’s, gedragskaart) o ..... Structureren van de taak o Opdelen van de taak in kleine leerstapjes o Afdekken van delen van de taak o Plaatje weglaten o Vergroot lettertype o Eén opdracht op een bladzijde o Extra groot materiaal aanbieden o Stappenplannen en checklists (bijvoorbeeld voor maken werkstuk) o Overgangen tussen activiteiten afbakenen en verduidelijken o ..... Activerende werkvormen o Uitdagende werkvormen o Actief leren (doe-opdrachten) o Aansluiten belevingswereld o .....
28
Bijlage 4 Maatregelen om de motivatie en plezier in leren te bevorderen o Uitdagende werkvormen o Variatie in werkvormen o Belonen o Aansluiten belangstelling kinderen o Kinderen zelf keuzes laten maken o Succeservaringen creëren o ..... Aanpassingen in leeromgeving o Rustige werkplek o Prikkelreductie o Ordenen van benodigde materialen o ..... Enzovoort Bron : Handreiking 1-zorgroute voor leerkrachten en intern begeleiders in het primair onderwijs
29
OBS ’t Palet Locatie :
Groepsoverzicht Groep :
Bijlage 5 Leerkracht(en):
naam leerling positieve factoren bijz.heden onderwijsbehoeften aandachtspunten actie toetsen
30
Groepsplan OBS ’t Palet ` Groep Leerkracht Datum Periode
Bijlage 6 Locatie :
: : : :
Leerlingen Basisgroep (A):
Vakgebied : Methode : Aanvullende materialen :
Doel
Beginsituatie
Aanpak / methodiek
Organisatie
Evaluatie
Subgroep B : (namen)
Subgroep C : (namen)
Individueel handelingsplan : naam (eventueel) - na leerlingbespreking -
31
Bijlage 7 Gedifferentieerde instructie : omgaan met verschillen
OBS ’t Palet , november 2009
Door het doorlopen van de cyclus handelingsgericht werken weet de leerkracht, welke leerlingen de instructies voor bepaalde vakgebieden snel begrijpen, welke leerlingen meer instructie nodig hebben en welke leerlingen extra hulp nodig hebben.
waarnemen
realiseren
begrijpen
plannen Op grond van hun onderwijsbehoeften kunnen de leerlingen in drie groepen worden verdeeld : Subgroep A = basisaanbod : deze leerlingen hebben genoeg aan de reguliere instructie Subgroep B = verdiepend aanbod : deze leerlingen zijn snel van begrip en hebben aan een korte instructie genoeg Subgroep C = intensief aanbod : deze leerlingen hebben moeite met de leerstof en hebben extra instructie nodig. (Individueel = zeer intensief aanbod, kind met eigen leerlijn/ontwikkelingsperspectief) Gedifferentieerd instructie geven gebeurt op afwisselend groepsniveau, subgroepniveau en individueel niveau. Een instructie kan dus als volgt verlopen : de leerkracht start met het uitleggen van de doelen van de les en het kort ophalen van voorkennis. De inhoud van de les wordt kort besproken. De leerlingen van subgroep B, die de stof en opdrachten begrijpen en de verwerking zelfstandig kunnen maken, gaan aan het werk met hun (week)taak. De leerkracht kan met ze afspreken, dat er op een ander tijdstip samen wordt geëvalueerd, of kan beslissen om met de hele groep te evalueren. De andere kinderen volgen de rest van de instructie, die uitgebreider is van opzet : meer voorbeelden, uitgebreider bespreken van de inhoud en opdrachten. Daarna kunnen ook zij aan het werk. Blijft subgroep C over, die aan de instructietafel van de leerkracht komt zitten. NB Als er nog meer instructies volgen (i.v.m. de organisatie van het zelfstandig werken aan de weektaak), dan wordt de extra instructie aan groep C ingeroosterd op het moment dat de andere kinderen zelfstandig aan het werk zijn. Dit moet wel duidelijk zijn aangegeven voor de leerlingen (kunnen de verwerking dus nog niet zelf maken). Subgroep C krijgt extra instructie, maar dit is niet hetzelfde als herhaalde instructie. Omdat deze leerlingen moeite hebben met de leerstof, wordt die stof nogmaals aangeboden, maar dan met een andere instructievorm, aangepast op de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Bijvoorbeeld door het ● toevoegen van concreet materiaal ● gebruiken van stappenplannen ● nemen van systematische, kleinere stappen ● aanbieden van andere oplossingsmethoden, zoals het cijferen onder elkaar ● (laten) verzinnen van ezelsbruggetjes ● verduidelijken door verhalen, tekeningen of platen, DVD/video, software digibord ● handelend bezig zijn (bijv. wegen,meten) ● verbreden naar andere situaties ● rollenspel enzovoort
32
Bijlage 7 De leerkracht kan daarna beslissen om de opdrachten samen met de leerlingen te maken, het kan ook zijn dat een gedeelte van groep C nu wel zelfstandig verder kan en dat de leerkracht met één leerling of een klein groepje overblijft. Als de leerkracht samen met de leerlingen de opdrachten maakt, is een handige manier om dit te doen het model-leren. Bij model-leren vertelt de leerkracht hardop, wat zij/hij denkt bij het lezen , begrijpen en beantwoorden van een opdracht. De leerkracht probeert hierin zoveel mogelijk dezelfde stappen te volgen, die steeds op dezelfde manier verwoord worden. Bijvoorbeeld : ● ik lees de som ● is het plus of min ? ● plus = erbij, min = eraf ● ik pak mijn rekenrek en zet het eerste getal op de bovenste stang (enzovoort) of : ● ik lees de opdracht : wat wordt er precies gevraagd ? ● over welk stukje tekst gaat het ? ● dat ga ik eerst lezen : staat het antwoord daarin ? ● ik lees de opdracht nog een keer ● ik schrijf het antwoord op ● ik kijk het antwoord na Adequate feedback is noodzakelijk (maar dat geldt voor alle leerlingen) Een aanvullende manier om zwakke leerlingen te helpen , is pre-teaching. Onderzoek wijst uit, dat dit zeer effectief is. Pre-teaching kan bestaan uit : ● het vooraf bespreken van een tekst door de leerkracht met leerling(en), moeilijke woorden er uit halen, korte (mondelinge) samenvatting maken van de inhoud. Dit kan ook met sommen of spelling : de leerling van te voren richten op de strategie of de spellingsmoeilijkheid ● de leerling leest zelf de tekst op een kopie, onderstreept moeilijke woorden en zoekt die op in het woordenboek ● bij begrijpend lezen zijn er Cd’s met de teksten, leerlingen kunnen die beluisteren via een hoofdtelefoon (en meelezen in het boek) ● de leerlingen met een duo of ‘maatje’ de les vast laten doorlezen en bespreken ● bij zaakvakken : informatieve boeken gebruiken, laten zoeken op Internet ● woordweb maken ● aanpak van de taak met de leerling voorbespreken. Dit kan worden gepland in de zelfstandig werken- tijd, maar er moet dan wel rekening mee worden gehouden dat de leerling minder werk op zijn taakbrief heeft staan. De elementen uit pre-teaching die zelfstandig of met een duo kunnen worden gedaan, kunnen daarvoor in de plaats wel op de taakbrief worden gezet. Het op een andere manier extra instructie aanbieden geldt ook voor de kinderen in de onderbouw. Als een leerling niet goed kan rijmen, of de letters of kleuren nog niet kent, is ook extra instructie nodig in een subgroepje of individueel. Ook dan moet worden gedacht aan een andere manier van aanbieden dan de groepsinstructie (want daarmee is het immers niet voldoende gelukt). Bij kinderen die moeite hebben met werkhouding en/of concentratie kan het nodig zijn om te werken met een stappenplan. Dat kunnen de Beertjes van Meichenbaum zijn (orthotheek) , maar het kan ook specifiek op een bepaald vakgebied gericht zijn. Tenslotte zijn er als hulpmiddel voor de leerling om het geleerde in de instructie te kunnen onthouden of terughalen, nog opzoekboekjes met bijvoorbeeld de “spiekkaarten” voor rekenen. Deze zijn op elke locatie aanwezig. Voor spelling is er het spiekboekjes van de projectgroep. De leerkracht kan natuurlijk zelf ook kaarten maken, en de leerling kan ook zelfbedachte ezelsbruggetjes, tekeningen of modellen toevoegen ! Voor jongere kinderen kunnen pictogrammen op een duidelijk zichtbare plaats of op hun tafeltje een houvast zijn.
33
Bijlage 8
Cito protocol OBS ‘t Palet , Maarssen Cito LVS ( Leerling Volg Systeem) In de groepen 3 tot en met 6 worden twee maal per jaar Cito-toetsen afgenomen : Cito M (midden van de jaargroep ; januari) en Cito E (eind van de jaargroep; juni). Het betreft de volgende toetsen (nieuwste versie) : Rekenen en Wiskunde Spelling Begrijpend Lezen (vanaf groep 4 ). In de groepen 7 wordt alleen de Cito M afgenomen ; daarna volgt in april de entreetoets. In de groepen 8 wordt alleen de eindtoets Cito afgenomen. Dyslexie Voor kinderen met een dyslexieverklaring worden de “gewone” Citovoorgelezen. Dit mag in een jaargroepje wordt op de locatie zelf geregeld.
toetsen
In groep 7 en 8 mogen de entree- en eindtoets niet in een groep worden voorgelezen, maar er kan , naar aanleiding van de adviezen in de dyslexieverklaring, uit de volgende hulpmiddelen worden gekozen : ● ●
vergroot opgavenboekje en antwoordblad of voorlezen met behulp van CD en hoofdtelefoon
In groep 8 kan ook worden gekozen voor digitale afname met auditieve ondersteuning Jaarlijks wordt een inventarisatie van gewenste materialen gemaakt door de intern begeleider. De hulpmiddelen zijn op school aanwezig. Er wordt vooraf geoefend met het bedienen van de apparatuur. Bij spelling mag geen gebruik worden gemaakt van een opzoekboekje. Dyscalculie Volgens de richtlijnen van de Cito mogen kinderen met een dyscalculieverklaring geen gebruik maken van een rekenmachine of tafelkaart bij de Cito-toetsen. Niveautoets / niveautoets Plus Voor leerlingen die een aangepast programma op een lager niveau volgen, kan op advies van de intern begeleider en in overleg met leerkracht en ouders worden besloten om niet de eindtoets te maken, maar een Niveautoets. Dit is van toepassing voor kinderen die leerwegondersteunend onderwijs of Praktijkonderwijs zullen gaan volgen. Meer informatie : www.cito.nl. Rapportage Vanaf juni 2010 wordt in de rapporten een overzicht toegevoegd van de meest recente uitslagen van de Cito-toetsen. Dit overzicht zal vanaf het schooljaar 2010-2011 voor de groepen 3 tot en met 6 twee maal per jaar, na de midden- en eindtoets van de jaargroep, met het rapport worden meegegeven.
34
Voor groep 7 worden de resultaten van de Cito M in de eerste rapportage na januari toegevoegd. In april maken de leerlingen de entreetoets van groep 7. Als de resultaten binnen zijn, worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek. De leerlingrapportage en een voorlopig advies voor het voortgezet onderwijs worden tijdens dat gesprek door de leerkracht met de ouders besproken. In februari maken de leerlingen in groep 8 de eindtoets basisonderwijs (of de Niveautoets). De leerlingrapportage wordt in een gesloten enveloppe met de leerlingen mee naar huis gegeven. Tijdens een gesprek wordt de uitslag en het definitieve schooladvies voor vervolgonderwijs door de groepsleerkracht met de ouders besproken.
35
OBS ‘t Palet, Maarssen
maart 2012
Bijlage 9
Protocol Ontwikkelingsperspectief 1. Wat is een ontwikkelingsperspectief (OPP) en wat is het doel ervan? Definitie van de Inspectie: “ De inschatting van de ontwikkelingsmogelijkheden van een leerling voor een bepaalde, langere periode”. In een ontwikkelingsperspectief wordt aangegeven welk eindniveau wordt verwacht in groep 8, wat de streefdoelen zijn per vakgebied, en welke tussendoelen daartoe moeten worden behaald. Het is een middel om ons onderwijs goed af te kunnen stemmen in een doorgaande leerlijn, zodat ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften zich ontwikkelen naar hun mogelijkheden (zoals past in onze ambitie : kansrijk onderwijs voor iedereen). Ouders krijgen een beter inzicht in eind- en tussendoelen van hun kind. 2. Voor welke leerlingen ? Voor elke leerling is er een ontwikkelingsperspectief vanuit ons Leerling Volg Systeem. Dit wordt, vanaf groep 6, met ouders besproken tijdens de rapportgesprekken vanaf groep 6. Soms is het noodzakelijk om een individueel handelingsplan op te stellen vanuit dit ontwikkelingsperspectief. Dit is het geval als leerlingen een eigen leerlijn nodig hebben, omdat zij een leerachterstand hebben van een (school)jaar of meer. Het betreft dan leerlingen die voor één of meerdere vakken maximaal het eindniveau van groep 7 zullen halen en voor die vakgebieden niet de leerstof van groep 8 aangeboden zullen krijgen. Het betreft dan: ● Leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte die voortkomt uit een belemmering (taal, visueel, auditief, verstandelijk beperkt of gedragsmatig) en die daardoor een leerachterstand hebben ● Leerlingen met een verwachtte uitstroom praktijkonderwijs of LWOO. 3. Wanneer wordt een individueel handelingsplan n.a.v. het OPP opgesteld ? Het heeft de voorkeur om in groep 6 pas aanpassingen te maken in het leerstofaanbod, omdat de leerstof in groep 5 hoort bij de basisvorming (minimumdoelen). Wij gaan er daarom uit van het opstellen van een individueel handelingsplan OPP vanaf groep 6. Er zijn echter uitzonderingen denkbaar, als een leerling zodanig vastloopt dat zo’n plan in groep 5 al noodzakelijk is. Het streven blijft dan wel, zoveel mogelijk de lesstof van de jaargroep te volgen. Eerder een individuele leerlijn volgen is zoals aangegeven niet wenselijk. Daarbij zijn er zeker drie (Cito-)meetmomenten nodig om ernstige leerachterstand te kunnen signaleren, d.w.z. minimaal vanaf eind groep 4. Signalering wordt gevolgd door leerlingbespreking, analyse van CITO-resultaten en een dossieronderzoek door de intern begeleider. Onder paragraaf 6 is per onderwijsniveau beschreven welke rol de leerkracht en intern begeleider hier in hebben. Inhoud dossieronderzoek : ● LVS van de leerling ● Inzet in de groep ; geëvalueerde handelingsplannen. ● Groeps- en/ of leerlingbesprekingen ● Indien van toepassing uitslagen van onderzoek. ● Notities van oudergesprekken ● Observaties. Indien het dossieronderzoek aangeeft dat blijkt dat ondanks extra inzet het effect van het handelen onvoldoende is, kan een individueel plan ontwikkelingsperspectief worden opgesteld. Dit is een plan per schooljaar dat halfjaarlijks wordt geëvalueerd, waarin het
36
onderwijsaanbod voor de komende periode wordt aangegeven. Dit onderwijsaanbod wordt vervolgens per vakgebied opgenomen in groepsplannen. De ouders zijn al op de hoogte gebracht, door de leerkrachten, van belemmeringen bij het leren. Zij worden uitgenodigd voor een gesprek m.b.t. de beslissing om een ontwikkelingsperspectief op te stellen. In dit gesprek worden ook de consequenties voor de verwachte uitstroom vermeld. 4. Inhoud van een individueel handelingsplan n.a.v. OPP Het ontwikkelingsperspectief wordt opgesteld door de intern begeleider in samenwerking met de leerkracht, en wordt ter beoordeling voorgelegd aan een orthopedagoog, in dit geval de contactpersoon van de schoolbegeleidingsdienst Giralis. Het OPP is opgebouwd volgens onderstaande indeling. Voorgeschiedenis/ Beginsituatie ● Beschrijving van de leervorderingen op de betreffende vakgebieden(uitdrukken in vaardigheidscore, niveau, DLE* en leerrendement). ● Beschrijving van werkhouding en relevante sociaal-emotionele gegevens d.m.v. het vermelden van de positieve en belemmerende factoren(kind, omgeving, thuis en taak). ● Relevante onderzoeksgegevens. ● Consultatie met externen(logopedie, ZAT) ● Reeds geboden hulp(effect van handelingsplannen tot nu toe). ● Overige dossierinformatie(sinds wanneer zijn de problemen gesignaleerd) *DLE betekent : Didactisch Leeftijds Equivalent. Een Didactische leeftijd (DL) is het aantal maanden dat een leerling onderwijs heeft gehad in rekenen, spelling en taal. Een schooljaar heeft 10 maanden, er wordt begonnen met tellen in groep 3 (zie schema hieronder). Groep
DL sept
jan
juni
3
1
5
10
4
11
15
20
5
21
25
30
6
31
35
40
7
41
45
50
8
51
55
60
Het DLE geeft het aantal maanden aan waarin gemiddeld de genoemde score wordt behaald. DLE geeft niet een exact aantal maanden leerachterstand of –voorsprong aan ! Het gaat hier immers om landelijke gemiddelden. De ene leerling zal sneller een bepaald niveau halen dan de andere. Het geeft wel aan dat er een achterstand of voorsprong is m.b.t. het landelijk gemiddelde. NB.: In geval van een doublure worden de 10 extra maanden NIET meegeteld in de DL. Een leerling die doubleert moet immers de kans krijgen om zo achterstand in te lopen. De vaardigheidscores per vakgebied worden gebruikt om vooruitgang te meten, hetgeen belangrijk is voor het stellen van tussendoelen. Einddoelen (groep 8) Vermeld wordt het verwachte eindresultaat aan het eind van de schoolloopbaan (DLE/uitstroomniveau). Voor het bepalen van dit eindperspectief wordt gebruik gemaakt van de leerresultaten tot dusver, met verwacht eind DLE. Dit heet het theoretische perspectief. Dit is alleen op cijfermatige factoren gebaseerd : IQ, Vaardigheidscores, DL/DLE. Er wordt een prognose gemaakt vanuit deze cijfers in een logisch doorlopende reeks.
37
Echter, leerlingen leren niet in een rechte lijn. Er zijn ook allerlei factoren in de omgeving van belang, zoals de mogelijkheden van leerling, leerkracht, groep, school en ouders, de haalbaarheid van intensieve begeleiding, sociaal-emotionele factoren. Deze positieve en belemmerende factoren dienen te worden meegewogen om te kunnen komen tot een goed begrip van de onderwijsbehoeften van de leerling en het zo effectief mogelijk aanpassen van het onderwijsaanbod. Het doel is maximale resultaten voor elke leerling. Dit leidt tot een realistisch perspectief. Het verwachtte eindresultaat is gebaseerd op dit realistische perspectief. Een toelichting op het verwachte eindperspectief wordt in het plan OPP omschreven. De doelen in groep 8 worden gebaseerd op het Referentiekader Taal en Rekenen (PORaad), en Kerndoelen Primair Onderwijs(SLO) Zie ook : www.rijksoverheid.nl/kerndoelen en www.slo.nl. Het opstellen van einddoelen is niet definitief, het is een manier om verantwoording af te leggen en over langere termijn onderwijsaanbod te plannen, en er kan tussentijds worden bijgesteld indien nodig. De leerkracht heeft ook van elk kind waarvoor een individueel plan OPP is opgesteld, hoge verwachtingen. Het aanbod voor deze kinderen wordt bepaald door het aansluiten en afstemmen van het onderwijs op onderwijs- en begeleidingsbehoeften, in een handelingsgerichte cyclus, zoals dat geldt voor alle leerlingen.
Tussendoelen voor het betreffende schooljaar (groep 6 en 7) Op basis van het ontwikkelingsperspectief worden voor de betreffende vakgebieden tussendoelen per half schooljaar opgesteld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kerndoelen per vakgebied en jaargroep (www.slo.nl) en van de leerlijnen uit “Van kerndoel tot leerlijn” van Mariëlle van der Stap. De gegevens, doelen en aanpak uit het opgestelde ontwikkelingsperspectief worden in de betreffende vakgroepsplannen verwerkt. Bij het opstellen van doelen per schooljaar wordt ook de pedagogische aanpak vermeld. Het gaat dan om de aanpak m.b.t. welbevinden, sociaal-emotionele ontwikkeling, werkhouding, taakaanpak en motivatie van de leerling. Hierin zijn leerkrachtgedrag, interactie en omgevingskenmerken van groot belang. 5. Uitvoering en evaluatie plan OPP Evaluatie vindt twee maal per jaar plaats. Voor de groepen 6 en 7 betekent dat : 1. Na afname CITO in januari. Tussendoelen worden geëvalueerd en uitgebreid of bijgesteld voor het volgende half jaar, handelingsplannen worden aangepast. 2. Na afname CITO in juni. Het ontwikkelingsperspectief wordt geëvalueerd en eventueel bijgesteld, nieuwe tussendoelen worden opgesteld voor het volgende schooljaar. Voor groep 8 betekent dat : 1. In november, na het afnemen van Cito-toetsen op maat om functioneringsniveau (uitgedrukt in vaardigheidscore) te bepalen 2. Bij de adviesgesprekken VO. De evaluaties vinden samen met ouders plaats. Het opgestelde ontwikkelingsperspectief wordt ondertekend door ouders en, namens het bevoegd gezag, de directeur van de school. 6. Rol van de leerkracht en van de intern begeleider (IB) Onze onderwijsstructuur kent vijf niveaus. Het opstellen van een plan n.a.v. OPP gaat spelen vanaf onderwijsniveau 3.
38
In de voorgaande niveaus vindt het signaleren plaats, en het bespreken van die signalen met de intern begeleide. Daarna wordt voor een plan van aanpak gekozen en de effecten hiervan worden geëvalueerd. Indien blijkt dat er onvoldoende effect is ondanks extra inzet, en dat het waarschijnlijk is dat de leerling het niveau van groep 8 niet zal halen voor één of meer vakgebieden, wordt er na overleg tussen leerkracht, IB en Giralis overgegaan tot het opstellen van een individueel handelingsplan n.a.v. het ontwikkelingsperspectief. Hieronder is schematisch weergegeven welke rol leerkracht en IB hebben in de diverse onderwijsniveaus als het gaat om signaleren, bespreken, opstellen en uitvoeren zo’n plan Niveau 1 Actie leerkracht Groepsbespreking met IB (alle leerlingen). Signaleren adv toetsresultaten en observaties. Aanpak kiezen bij signalen en verwerken in een groepshandelingsplan, melden aan ouders Niveau 2 Actie leerkracht Onvoldoende effect van de geboden inzet : bespreken met IB, informeren van ouders
Niveau 3 Actie leerkracht Onvoldoende effect : melden bij IB. Gesprek voeren met ouders. Nieuw tussentijds plan van aanpak opstellen.
Niveau 4 Actie leerkracht Gesprekken voeren met ouders, overleg met IB.
Niveau 5 Actie leerkracht Gesprekken/ evaluatie met ouders Tussendoelen (didactisch en pedagogisch) in groepshandelingsplannen opnemen Handelingsplannen uitvoeren en evalueren Onderwijsbehoeften in groepsoverzicht opnemen Extra aandacht bij overdracht volgende groep
Actie IB Groepsbespreking met leerkracht (alle leerlingen)
Actie IB Collegiale consultatie. Meedenken met opstellen plan van aanpak
Actie IB Voeren leerlingbespreking, geven van handelingsadviezen. Dossieronderzoek, en eventueel aanvullend onderzoek door IB.
Actie IB Aanvragen extern onderzoek. Aanwezig bij resultaatgesprek met ouders. Overleg met Giralis en leerkracht over eventueel plan OPP
Actie IB Opstellen van een individueel handelingsplan ontwikkelingsperspectief i.s.m. de leerkracht. Advies vragen / OPP na laten kijken door orthopedagoog (contactpersoon van Giralis). Aanwezig bij gesprekken/evaluaties met ouders
39
Bijlage 10
Protocol verkorten / verlengen van de kleuterperiode groep 1/2 Het uitgangspunt van de school is, dat doublure of versnelling niet nodig is, omdat het onderwijs wordt aangepast en leerlingen een eigen leerlijn kunnen volgen. Een basisschoolperiode van acht jaren wordt nagestreefd. In een aantal gevallen kan het echter wel wenselijk zijn om een leerling te laten doubleren of versnellen. Dan is dit protocol van toepassing. Een leerling heeft slechts één maal in de basisschoolperiode de mogelijkheid om een jaar extra te doen of een jaar over te slaan (inclusief de kleuterperiode), tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dat in het belang van de leerling toch een tweede maal te doen (één keer in de kleuterperiode, één keer in groep 3 t/m 8).
Verkorten Als een leerling in anderhalf jaar of minder de kleuterperiode doorloopt noemen wij dat verkorten. Het gaat hierbij om kinderen die na 1 januari als vierjarige op school komen. Besluitvorming In de loop van het jaar wordt er gekeken naar de ontwikkeling van het kind. De leerkracht signaleert en bespreekt met de ouders. Kinderen die voor verkorting in aanmerking komen, worden besproken met de ouders en intern begeleider. Het onderwijs in de groep wordt aangepast aan de mogelijkheden van de leerling met behulp van een handelingsplan. De intern begeleider overlegt vervolgens met het interne adviesteam. Daaruit volgt een advies aan de leerkracht, de ouders en de directie. De uiteindelijke beslissing wordt genomen door de directeur. Voorwaarden Argumenten die de school aanleiding geven om verkorting van de kleuterperiode te overwegen:
Aantoonbare cognitieve voorsprong (zie hieronder) én het onderwijsaanbod is aantoonbaar aangepast en bij evaluatie blijkt dit voor het kind onvoldoende uitdaging en verdieping te hebben opgeleverd én Werkhouding en concentratie worden vanuit observaties positief beoordeeld én Sociaal – emotionele factoren worden meegewogen
Aantoonbare voorsprong Hierbij wordt gebruik gemaakt van de toets- en observatiegegevens vanuit de methode Kleuterplein. Ook de toetsgegevens van de CPS- toetsen Beginnende Geletterdheid worden meegenomen. Niet meetbare criteria zoals werkhouding, concentratie, en de sociaal emotionele ontwikkeling spelen ook een belangrijke rol bij de besluitvorming. Bij twijfel kan de nieuwe CITO-toets voor kleuters worden afgenomen. Algemene procedure bij verkorten Alvorens tot het verkorten van de kleuterperiode te besluiten, dienen de volgende stappen te worden gezet:
40
Bijlage 10
De leerkracht heeft de leerling reeds in een vroeg stadium in de groeps- en leerlingbespreking met de intern begeleider en het team besproken. De leerkracht bespreekt het voornemen om de kleuterperiode van een leerlingen eventueel te laten verkorten met de ouders en de intern begeleider. De intern begeleider overlegt met het interne adviesteam. Het advies dat hieruit voortkomt wordt door de intern begeleider voorgelegd aan de leerkracht en aan de directie. De leerkracht bespreekt het advies met de ouders. De directeur neemt uiteindelijk de beslissing. Als ouders het hier niet meer eens zijn, kunnen zij een klacht indienen volgens de klachtenprocedure (zie schoolgids).
Verlengen Als een leerling langer dan 2 jaar en 9 maanden over de kleuterperiode doet, spreken we van verlenging.
Besluitvorming Het verlengen van de kleuterperiode is een besluit dat in overleg wordt genomen. De leerkracht signaleert en bespreekt met de ouders en met de intern begeleider. Het onderwijs in de groep wordt aangepast aan de mogelijkheden van de leerling met behulp van een handelingsplan. De intern begeleider overlegt vervolgens met het interne adviesteam. Daaruit volgt een advies aan de leerkracht, de ouders en de directie. De uiteindelijke beslissing wordt genomen door de directeur. Voorwaarden Argumenten die de school aanleiding geven om verlenging van de kleuterperiode te overwegen:
Aantoonbare cognitieve achterstand (zie hieronder) én Werkhouding en concentratie én Sociaal – emotionele factoren worden meegewogen.
Aantoonbare achterstand Hierbij wordt gebruik gemaakt van de toets- en observatiegegevens vanuit de methode kleuterplein. Ook de toetsgegevens van de CPS- toetsen Beginnende Geletterdheid worden meegenomen. De focus ligt vooral op de leesvoorwaarden die van belang zijn voor het leren lezen in groep 3. Niet meetbare criteria zoals werkhouding, concentratie, en de sociaal emotionele ontwikkeling spelen ook een belangrijke rol bij de besluitvorming. Bij twijfel kan de nieuwe CITO-toets voor kleuters worden afgenomen. Algemene procedure bij verlengen Alvorens tot het verlengen van de kleuterperiode te besluiten, dienen de volgende stappen te worden gezet:
De leerkracht heeft de leerling reeds in een vroeg stadium in de groeps- en leerlingbespreking met de intern begeleider en het team besproken. De leerkracht bespreekt het voornemen om de kleuterperiode van een leerling eventueel te verlengen met de ouders en de intern begeleider.
41
Bijlage 10
De intern begeleider overlegt met het interne adviesteam. Het advies dat hieruit voortkomt wordt door de intern begeleider voorgelegd aan de leerkracht en aan de directie. De leerkracht bespreekt het advies met de ouders. De directeur neemt uiteindelijke de beslissing. Als ouders het hier niet meer eens zijn, kunnen zij een klacht indienen volgens de klachtenprocedure (zie schoolgids).
42
Bijlage 11
Protocol doublure en versnelling groep 3 t/m 8 Het uitgangspunt van de school is, dat doublure of versnelling niet nodig is, omdat het onderwijs wordt aangepast en leerlingen een eigen leerlijn kunnen volgen. Een basisschoolperiode van acht jaren wordt nagestreefd. In een aantal gevallen kan het echter wel wenselijk zijn om een leerling te laten doubleren of versnellen. Dan is dit protocol van toepassing. Een leerling heeft slechts één maal in de basisschoolperiode de mogelijkheid om een jaar extra te doen of een jaar over te slaan (inclusief de kleuterperiode), tenzij er zwaarwegende argumenten zijn om dat in het belang van de leerling toch een tweede maal te doen (één keer in de kleuterperiode, één keer in groep 3 t/m 8).
1. Doubleren Begripsbepaling Doubleren betekent, dat de leerling niet doorgaat naar een hogere jaargroep, maar dezelfde jaargroep nogmaals doorloopt. Van doublure wordt gesproken vanaf groep 3. Als een leerling tweemaal groep 1 of 2 doorloopt, wordt dat verlenging van de kleuterperiode genoemd (zie protocol verkorten/verlengen van de kleuterperiode). De leerling die doubleert krijgt een individueel handelingsplan, dat aansluit bij de kennis die de leerling al heeft opgedaan in het afgelopen jaar. Dat geeft de leerling tevens meer tijd om te werken aan de zwakke onderdelen van het afgelopen jaar. Bij een aantal leerdomeinen zal de leerling mee doen met de groep. Het plan wordt in overleg door de (oude)leerkracht en intern begeleider opgesteld, besproken met de ouders en door de nieuwe leerkracht opgenomen in de groepsplannen. Eventueel wordt bij het opstellen van het plan eerst overlegd met het interne Adviesteam. Besluitvorming Het laten doubleren van een leerling is een besluit dat in overleg wordt genomen, indien mogelijk ook met de leerling zelf. De leerkracht signaleert en bespreekt met ouders en met de intern begeleider. De intern begeleider overlegt vervolgens met het interne Adviesteam. Daaruit volgt een advies aan leerkracht, ouders en directie. De uiteindelijke beslissing wordt genomen door de directeur. Voorwaarden Argumenten die de school aanleiding geven doubleren te overwegen: aantoonbare achterstand (zie hieronder) en er is aantoonbaar speciale hulp geboden (groepsplannen) welke na evaluatie voor het kind onvoldoende resultaat bleek te hebben opgeleverd om een doorstroom naar de volgende groep te rechtvaardigen en doublure is een zinvolle optie om de achterstand te kunnen inhalen sociaal-emotionele factoren worden meegewogen
Aantoonbare achterstand: Hierbij wordt gebruik gemaakt van de toetsgegevens uit het leerlingvolgsysteem.
43
In de groepen 3 en 4 ligt de focus vooral op het technisch lezen; dat moet op voldoende niveau zijn om over te kunnen gaan naar een volgende jaargroep. Voor de groepen 3 en 4 : er is sprake van een aantoonbare achterstand (cognitief) van 5 maanden of meer (DLE) op het onderdeel technisch lezen en/of van 8 maanden achterstand op het onderdeel rekenen/wiskunde.
Voor groep 5 t/m 7: er is sprake van een aantoonbare achterstand (cognitief) van 6 maanden (DLE) of meer op tenminste twee van de volgende onderdelen : - lezen (DMT/AVI) - spelling - rekenen/wiskunde - begrijpend lezen Bij elke aanmelding wordt individueel beoordeeld of doublure een optie is, of dat beter kan worden gestart met een eigen leerlijn of programma. Soms is aanvullend onderzoek nodig door de intern begeleider of een externe deskundige. School kan ook advies vragen aan de schoolbegeleidingsdienst (Giralisgroep). Algemene procedure Alvorens tot het doubleren te besluiten, dienen de volgende stappen te worden gezet: De leerkracht heeft de leerling reeds in een vroeg stadium in de groeps- en leerlingbespreking met de intern begeleider en het team besproken. De leerkracht bespreekt het voornemen om de leerling eventueel te laten doubleren met de ouders en met de intern begeleider. De intern begeleider overlegt met het interne Adviesteam. Het advies wat hieruit voortkomt wordt door de intern begeleider voorgelegd aan de leerkracht en aan de directie. De leerkracht bespreekt het advies met de ouders. De directeur neemt uiteindelijk de beslissing. Als ouders het hier niet mee eens zijn, kunnen zij een klacht indienen volgens de klachtenprocedure (zie schoolgids)
Versnellen Begripsbepaling Versnellen betekent, dat de leerling (een gedeelte van) een jaargroep overslaat. Van versnelling wordt gesproken vanaf groep 3. Als een leerling versneld groep 1 of 2 doorloopt, wordt dat verkorting van de kleuterperiode genoemd (zie protocol verkorten/verlengen van de kleuterperiode). Een leerling kan slechts één maal versnellen. De leerling die versnelt krijgt een individueel handelingsplan, dat aansluit bij de kennis die de leerling al heeft opgedaan en voorziet in het voorkomen van hiaten in kennis; de leerling zal bepaalde leerstof van de overgeslagen jaargroep moeten inhalen. Het plan wordt in overleg door de (oude)leerkracht en intern begeleider opgesteld, besproken met de ouders en door de nieuwe leerkracht opgenomen in de groepsplannen. Eventueel wordt bij het opstellen van het plan eerst overlegd met het interne Adviesteam.
Besluitvorming De versnelling is een besluit dat in overleg wordt genomen, indien mogelijk ook met de leerling zelf. De leerkracht signaleert en bespreekt met ouders en met de intern begeleider. De intern begeleider overlegt vervolgens met het interne Adviesteam. Daaruit
44
volgt een advies aan leerkracht, ouders en directie. De uiteindelijke beslissing wordt genomen door de directeur.
Voorwaarden Argumenten die de school aanleiding geven om versnellen te overwegen: aantoonbare cognitieve voorsprong (zie hieronder) en er is aantoonbaar speciale hulp geboden (groepsplannen ; Pluswerk in de groep, indien mogelijk deelname aan de Plusklas) welke na evaluatie voor het kind onvoldoende uitdaging en verdieping bleek te hebben opgeleverd en sociaal-emotionele factoren worden meegewogen en bij versnelling komt het kind in een groep waar de leerkracht de mogelijkheden heeft om een passend onderwijsaanbod te bieden Aantoonbare voorsprong: Hierbij wordt gebruik gemaakt van de toetsgegevens uit het leerlingvolgsysteem. Een duidelijke voorsprong wordt aangetoond als de leerling op alle vakken zeer goede resultaten heeft (A-scores). Voor elke leerling wordt individueel beoordeeld of versnelling een optie is, of dat het beter is om het Pluswerk uit te breiden en/of de leerling (alsnog) aan te melden voor de interne Plusklas. Soms is aanvullend onderzoek nodig door een externe deskundige. School kan ook advies vragen aan de schoolbegeleidingsdienst (Giralisgroep).
Algemene procedure Alvorens tot versnelling te besluiten, dienen de volgende stappen te worden gezet: De leerkracht heeft de leerling reeds in een vroeg stadium in de groeps- en leerlingbespreking met de intern begeleider en het team besproken. De leerkracht bespreekt het voornemen om de leerling eventueel te laten versnellen met de ouders en met de intern begeleider. De intern begeleider overlegt met het interne Adviesteam. Het advies wat hieruit voortkomt wordt door de intern begeleider voorgelegd aan de leerkracht en aan de directie. De leerkracht bespreekt het advies met de ouders. De directeur neemt uiteindelijk de beslissing. Als ouders het hier niet mee eens zijn, kunnen zij een klacht indienen volgens de klachtenprocedure (zie schoolgids)
45
ONDERWIJSNIVEAUS OBS ’t Palet , Maarssen
versie april 2011
Bijlage 12
niveau 1 : Algemene begeleiding in de groep groepsbespreking ( 2 x per jaar)leerkracht – intern begeleider (IB) Voor alle leerlingen. Handelen van de leerkracht staat centraal. Er is een groepsoverzicht van alle leerlingen waarop van elke leerling wordt vermeld wat positieve factoren zijn en wat de leerling nodig heeft m.b.t. uitleg en oefening. Alle leerlingen worden in de groepsbespreking besproken. Ouders worden geïnformeerd over de voortgang in de rapportgesprekken door de leerkracht. niet voldoende ?
niveau 2 : Extra begeleiding in de groep eventueel consultatie IB Kinderen voor wie de begeleiding in niveau 1 onvoldoende is, krijgen extra ondersteuning in de groep. Dat kan zijn in de vorm van extra uitleg en herhaling in een kleinere groep, of in de vorm van meer uitdaging en extra werk. Er wordt een groepshandelingsplan opgesteld. Ouders worden hierover schriftelijk geïnformeerd door de leerkracht. De extra begeleiding wordt gedurende 6-8 weken geboden en daarna door de leerkracht geëvalueerd , hetgeen wordt besproken met de ouders. Vervolgens komt de leerling weer in niveau 1, tenzij de geboden hulp onvoldoende heeft opgeleverd. niet voldoende ?
niveau 3 : Speciale begeleiding in samenwerking met de intern begeleider leerlingbespreking met locatieteam en IB Kinderen voor wie de begeleiding in niveau 2 onvoldoende is , worden door de leerkracht aangemeld voor een leerlingbespreking. Die bespreking is met het locatieteam en de intern begeleider. De leerkracht geeft van tevoren aan wat de hulpvraag is en wat er al is geboden aan extra hulp. In de bespreking worden ideeën voor de begeleiding verzameld , de leerkracht kiest de beste mogelijkheid. Dat kan zijn een andere aanpak, manier van uitleggen of methode. Ook kan de intern begeleider worden gevraagd om onderzoek te doen of in de klas te komen observeren. Hiervan wordt een verslag gemaakt door de intern begeleider waarin een handelingsadvies wordt gegeven. Een individueel handelingsplan wordt opgesteld en besproken met de ouders door de leerkracht. Zo nodig is de intern begeleider bij het gesprek. Het individuele plan wordt opgenomen in het groepsplan en geëvalueerd. Vervolgens komt de leerling weer in niveau 1 of 2, tenzij de geboden hulp onvoldoende heeft opgeleverd. niet voldoende ?
niveau 4 : Speciale begeleiding met advies van externe deskundigen leerkracht , ouders, IB,directeur, externen Voor kinderen voor wie de begeleiding in niveau 3 onvoldoende is, wordt advies gevraagd aan deskundigen buiten de school. Dat kan zijn : Giralis (schoolbegeleidingsdienst) voor onderzoek en handelingsadviezen (dyslexie, intelligentieonderzoek, gedrag, sociaal-emotionele ontwikkeling) Auris (dienstencentrum taal-spraakmoeilijkheden) voor consultatie en handelingsadviezen ZAT ( Zorg Advies Team van Samenwerkingsverband Passenderwijs, Maarssen, Woerden en Breukelen) voor consultatie en handelingsadviezen vanuit het speciaal (basis)onderwijs De leerkracht komt met de hulpvraag bij de intern begeleider. Indien nodig wordt de hulpvraag besproken in het interne Adviesteam (IB+RT), eventueel samen met de contactpersoon van Giralis. De uitkomst wordt besproken met de leerkracht. Na overleg met en schriftelijke toestemming van de ouders en de directie wordt een traject in gang gezet. De uitkomst wordt met de ouders besproken. Het individuele handelingplan loopt door en wordt door de leerkracht bijgesteld n.a.v. de gegeven adviezen. Vervolgens komt de leerling weer in niveau 1 ,2 of 3, tenzij de geboden hulp onvoldoende heeft opgeleverd. niet voldoende ?
niveau 5: Individuele begeleiding op ’t Palet of verwijzing naar een andere school ouders, leerkracht, IB ,directie, PCL/C.v.I. , REC, Remedial Teachers (RT) Adviesteam Voor kinderen, voor wie de gegeven hulp in niveau 4 onvoldoende is, zijn er 3 mogelijkheden waaruit de ouders in overleg met de school kiezen. 1.Verwijzing naar speciaal basisonderwijs ( bijvoorbeeld Het Klaverblad) . De school maakt samen met de ouders een onderwijskundig rapport. Dat rapport wordt naar de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) gestuurd. Een trajectbegeleider van de PCL beoordeelt of het dossier compleet is en vat de inhoud samen, daarna wordt de leerling in de PCL vergadering besproken en wordt beslist of er een beschikking komt om de leerling toe te laten op het speciaal basisonderwijs. Ouders worden door de PCL schriftelijk geïnformeerd, school krijgt een kopie. Daarna kunnen ouders hun kind inschrijven bij het speciaal basisonderwijs. 2.Extra hulp op de eigen school met behulp van een “rugzak” ( Leerling Gebonden Financiering of LGF) Dit betekent, dat de school wordt begeleid door een ambulant begeleider uit het speciaal onderwijs, en de leerling individuele begeleiding krijgt door een remedial teacher van het Palet- Adviesteam . De ouders vragen een rugzak aan in samenwerking met de leerkracht en de intern begeleider. School levert een onderwijskundig rapport. Een extern deskundige is betrokken bij het traject door middel van onderzoek of begeleiding ( logopediste, psycholoog e.d.) Zo moet worden aangetoond, dat aan de voorwaarden van het toekennen van een rugzak wordt voldaan. De directeur en de ouders tekenen de aanvraag. De Commissie van Indicatiestelling ( C.v.I.) beoordeelt de aanvraag. Hiervoor zijn strenge criteria opgesteld. Er zijn verschillende groepen of clusters, ondergebracht in Regionale Expertise Centra (REC’s) : 3. Verwijzing naar een school voor speciaal onderwijs in één van de hierboven genoemde clusters. De procedure is hetzelfde als onder 2. Als geen beschikking speciaal basisonderwijs, rugzak of verwijzing wordt afgegeven, komt de leerling weer in niveau 3.
46
Bijlage 13
Formulier leerlingbespreking Locatie
GEGEVENS LEERLING Naam leerling: Groep: Datum eerste melding: Leerkracht:
Geboortedatum: Groepsverloop: Huidige datum: Evt. begeleider:
PROBLEEM Gedragsprobleem Taak/werkhouding
Leerprobleem Vermoeden van hoogbegaafdheid Anders nl
PROBLEEMSTELLING
WAT HEB JE AL GEDAAN? . HULPVRAAG
SUGGESTIES VANUIT DE LEERLINGBESPREKING
EVALUATIE TOEGEPASTE SUGGESTIES
Datum:
Datum:
47
51 Bijlage 14
Handelingswijzer dyslexie OBS ’t Palet, oktober 2009/mrt 2011 Signalering Volgens het Protocol Leesproblemen en Dyslexie en Toetskalenders. Tijdig handelen en goede dossiervorming is noodzakelijk. Bij ernstige leesproblemen of vermoeden van dyslexie : - bespreken met IB tijdens groepsbespreking, leerlingbespreking of consultatie - groepshandelingsplan lezen en spelling opstellen, uitvoeren en evalueren - maatregelen nemen in de groep - bespreken met ouders - geen onderzoek toezeggen voordat is overlegd met IB - dossier checken en compleet maken Handelen in de groep Eerst moet duidelijk zijn, op welk gebied er precies problemen zijn. Gebruikt de leerling een meer spellende of meer radende strategie ? In welke spellingcategorieën valt de leerling uit ? De IB kan een lees- en spellingvaardigheidonderzoek uitvoeren, waardoor dit duidelijk wordt. Vanuit deze beginsituatie kan het handelingsplan worden opgesteld. Doelen kunnen zijn : het verbeteren van de lees- en spellingvaardigheid en/of het leren omgaan met dyslexie en moeten concreet worden gesteld (SMART). Middelen/organisatie : Er moet minstens drie maal per week 20 minuten extra hulp worden geboden (in de groep). Lezen : Spellende lezers hebben baat bij het programma Connect Vloeiend lezen (groep 4) of Ralfi (vanaf groep 5). Hierbij worden het tempo, de vloeiendheid, en directe woordherkenning gestimuleerd. Beide te vinden in de orthotheek. Radende lezers moeten juist rustiger en zorgvuldiger leren lezen. Connect Klanken (groep 3) of de Leeslijn (vanaf groep 3) is hiervoor geschikt. Ook Veilig leren lezen heeft extra oefeningen, zoals Woordzetters. Veel leeskilometers maken is nodig. Dat hoeft niet altijd hardop, er kan ook (liefst dagelijks) een stillees-moment worden ingeroosterd. Er zijn in de orthotheek ook materialen die passen bij Veilig Leren Lezen en die bedoeld zijn om thuis, samen met de ouders, te oefenen (programma Overstap). Bedoeld voor zwakke lezers in groep 3 en zeer zwakke lezers uit groep 4. Bij het begrijpend lezen wordt pre-teaching aangeboden. Dat kan door bijvoorbeeld de CD’s bij de methode Goed Gelezen, waarop de tekst wordt voorgelezen, te gebruiken. De leerling kan met een hoofdtelefoon de tekst beluisteren voordat er instructie wordt gegeven. Bij de verwerking van de opdrachten kan worden gekozen voor een “leesmaatje”. Spelling : Als bekend is (door het afnemen van een PI-dictee) met welke categorieën de leerling moeite heeft, wordt daarvoor extra instructie en oefening gegeven. Het spelling-
51
spiekboekje (zie materialen werkgroep dyslexie) kan worden ingezet. vastgelegd. Wat kan helpen bij kinderen die sterk visueel zijn ingesteld, is het laten maken van tekeningen als ezelsbruggetje. Woordpakketten met de spellingregel die erbij hoort, worden meegegeven naar huis om te oefenen. Bijlage 14 Toetsen : Zoveel mogelijk mondeling afnemen. Twee weken van tevoren de samenvatting meegeven. Van belang is een rustige lay-out, ruime regelafstand, 14 puntsletter, schreefloze letter (Arial of Verdana). Topo : zo veel mogelijk mondeling afnemen, indien toch schriftelijk : de spelling niet mee laten tellen voor het cijfer. Topo aanbieden in stukjes, laten kleuren ( blauw = rivier e.d.) ALLE CITOTOETSEN WORDEN VOORGELEZEN AAN DYSLECTEN. Dit wordt onderling op de locaties geregeld. De entreetoets in groep 7 en de eindtoets in groep 8 worden voorgelezen m.b.v. CD’s en Cd-speler. Een vergrote versie van opgaven- en bronnenboekje is ook mogelijk. Geef extra tijd voor dictee. Tip : eerst de rest van de groep het dictee geven ( zo horen leerlingen uit de subgroep de woorden al) en dan apart bij de leerkracht, op eigen tempo, dictee voor de dyslectische en spellingzwakke leerlingen. Cijfer : niet lager dan een 5 geven voor dictees. Normering : alleen de fouten uit de getoetste categorie tellen in het dictee, andere worden niet meegeteld. Methodegebonden toetsen kunnen ook met vergrote letters worden aangeboden. Liever niet op A3 kopiëren, maar een half A4 vergroten naar een heel A4 i.v.m. gebruikersvriendelijkheid.
Compenserende maatregelen : Zoveel mogelijk laten werken op de computer (verhalen, werkstukken) Voor docu kan ook een Powerpoint-presentatie worden gegeven. Leren gebruik maken van woordenboeken en spellingscontrole. Gebruik maken van het spiekboekje. Mogelijke hulpmidddelen : voorleessoftware (er wordt door de projectgroep dyslexie gekeken welke haalbaar is om Paletbreed in te zetten voor dyslecten) Dit is echter wel persoonlijk , afhankelijk van wat de leerling zelf prettig vindt. Soms is ook extra hulp nodig bij het rekenen, omdat dyslectische leerlingen vaak moeilijk kunnen automatiseren. Als het niet lukt om de tafels te onthouden, leer de leerling dan strategieën aan : 1 meer, 1 minder, de helft enzovoort, en neem een tafelkaart in het spiekboekje op.
Evalueren : Door gebruik te maken van toetsen (AVI, DMT, dictee, Cito, methodetoetsen begrijpend lezen) Handelingsplan (opgenomen in groepsplan lezen / spelling) aanpassen aan nieuw ontstane beginsituatie. Wat heeft gewerkt en wat niet ? Hoe nu verder ? Regelmatig contact met ouders houden. Afspreken welke hulp thuis kan worden gegeven.
58
Bijlage 15
Meest gestelde vragen over dyslexie
IB, januari 2011
Wanneer is er sprake van dyslexie ? Uit het Protocol Leesproblemen & Dyslexie ( Wentink, H & Verhoeven, L, 2004, Expertisecentrum Nederlands) p 43-47: “Bij dyslexie is sprake van hardnekkige lees- en/of spellingproblemen op woordniveau, die met intensieve begeleiding nauwelijks of niet te verhelpen zijn. M.a.w. op woordniveau blijven de problemen bestaan ondanks extra oefening van de technische vaardigheden. Belangrijk is te weten, dat dyslectische leerlingen op tekstniveau over het algemeen wél vooruitgaan als ze goed instructie krijgen, voldoende oefening in tekst lezen en gebruik mogen maken van hulpmiddelen bij lezen en schrijven”. NB Dit is ook een heel belangrijke reden om DMT-testen (woordniveau) standaard af te nemen, met voor uitvallers ook AVI-testen. Hoe onderscheid je dyslexie van “gewone” leesproblemen ? “Onderkenning van dyslexie vindt plaats a.d.h.v. de volgende kenmerken : criterium van achterstand : het vaardigheidsniveau van lezen op woordniveau en/of spelling ligt beduidend onder hetgeen van de leerling, gezien diens leeftijd en omstandigheden, gevraagd wordt criterium van didactische resistentie : het probleem in het aanleren en toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau blijft bestaan, ook wanneer voorzien wordt in adequate remediërende instructie en oefening. Deze kenmerken moeten beide aantoonbaar aanwezig zijn voordat van dyslexie kan worden gesproken.” In de praktijk betekent dit “dat een leerling dyslectisch is wanneer hij op tenminste 3 verschillende meetmomenten een E-score haalt op de DMT en/of een E op Cito Spelling of PI-dictee, ondanks extra begeleiding door de leerkracht en eventueel RT-er. Die begeleiding moet intensief zijn geweest : tenminste 3 x per week 20 minuten gerichte instructie en oefening met de leerkracht, aangevuld met zelfstandig en/of met een tutor lezen. De begeleiding is gericht op een zo hoog mogelijk niveau van functionele geletterdheid (lezen en spellen). Daarbij staan gerichte inoefening van basisvaardigheden en relevante strategieën centraal. Daarnaast wordt in de bovenbouw aandacht besteed aan compenserende strategieën waarmee de leerling zoveel mogelijk de lessen kan blijven volgen en een optimale ontwikkeling door kan maken”. Wat doe je als je denkt aan dyslexie bij een leerling ? De leerkracht signaleert lees- en/of spellingproblemen en bespreekt dit eerst met de IB. De IB maakt een uitdraai van alle toetsscores en beoordeelt deze, en verzamelt de handelingsplannen waaruit blijkt dat er langere tijd gerichte remediërende activiteiten zijn geweest. De school kan vervolgens de ouders adviseren dat het raadzaam is een dyslexieonderzoek aan te vragen. Leerkracht en IB of RT vullen samen de
58
aanvraag voor school in. Ouders vullen hun gedeelte in. De IB verstuurt de aanvraag. Meestal zal Giralis het onderzoek uitvoeren. Ouders kunnen zelf ook beslissen om privé naar een onderzoeksbureau te gaan. Een kopie van de
Bijlage 15 dyslexieverklaring en het onderzoeksrapport komt in het dossier van de leerling. Wat moet de school aanleveren in het leerlingdossier? Het dossier dat de school aanlevert bevat : basisgegevens uit het leerlingvolgsysteem; een beschrijving van het lees- en spellingprobleem; signalering van het lees- en spellingproblemen: datum, toets (criteria, score), afgenomen door…; omschrijving van de extra begeleiding (doelen, duur, inhoud, organisatievorm, begeleider); resultaten van de extra begeleiding en beschrijving van gebruikte toetsen en normering; vaststelling van toenemende achterstand ten opzichte van de normgroep, met vermelding van gebruikte toetsen en normcriteria; argumentatie voor het vermoeden van dyslexie: aantonen van didactische resistentie na geboden begeleiding van voldoende intensiteit en kwaliteit; indien bekend, vermelding en beschrijving van eventuele andere (leer)stoornissen. Het dossier wordt getekend door de directeur van de school, namens het bevoegd gezag. De school heeft minimaal drie meetmomenten en twee extra hulpperiodes van drie maanden nodig om het vermoeden van dyslexie voldoende te onderbouwen. De meetmomenten mogen niet te kort na elkaar plaatsvinden. De verdeling is meestal : oktober, januari en juni. Het afnemen van DMT is daarom in die periodes gepland (zie Toetskalenders). De onderzoeker beoordeelt of de leerling in aanmerking komt voor een door de ziektekostenverzekeraar vergoed traject van diagnose en behandeling of niet (zie hieronder). Leerlingen die niet in aanmerking komen voor het vergoede traject kunnen worden aangemeld bij Giralis door school. Het onderzoek wordt dan door school betaald. Er is dan geen vergoede behandeling. De criteria waaraan moet worden voldaan en de dossiervorming zijn hetzelfde. Hoe zit het met vergoeding van onderzoek en behandeling ? De zorgverzekeraars vergoeden sinds 2009 onderzoek en behandeling van kinderen met ernstige enkelvoudige dyslexie, d.w.z. er mag geen andere stoornis een rol spelen. Informatie van de Giralisgroep : Onderzoek en behandeling van ernstige dyslexie zitten sinds 1 januari 2009 in het basispakket bij alle zorgverzekeraars. Ouders melden in overleg met school hun kind met het vermoeden van ernstige dyslexie aan bij een erkende instelling die onderzoek en behandeling voor zorgverzekeraars mag doen. Bij deze aanmelding levert
58
de school het leerlingdossier waarmee kan worden beoordeeld of het kind in aanmerking komt voor een vergoed onderzoek. Erkende instellingen zijn bijvoorbeeld de onderwijsadviesdiensten (OAD) zoals Giralis Groep, die zijn aangesloten bij Onderwijszorg Nederland (ONL). Dit is het samenwerkingsverband van 22 OAD's in heel Nederland.
Bijlage 15
De ONL-leden hebben allen het keurmerk van het Kwaliteitsinstituut Dyslexie. Dit instituut bewaakt de kwaliteit van zorg voor de verzekeraars.
Giralis Groep heeft leveringscontracten met de meeste zorgverzekeraars en is doende de laatste contracten af te sluiten. Ouders hoeven aan hun verzekeraar géén toestemming te vragen voor het doen van onderzoek. Giralis Groep beoordeelt de toelaatbaarheid van aanmeldingen en regelt de registratie van kinderen bij de verzekeraars. Ook de financiële verwerking wordt volledig door Giralis Groep gedaan. Ouders betalen geen eigen bijdrage. Momenteel is er alleen een uitzondering bij verzekeraar Menzis. Omdat daarmee geen contract is afgesloten, ontvangen de ouders een factuur die zij declareren bij Menzis. De vergoeding die zij van Menzis ontvangen, is het bedrag dat zij betalen aan Giralis Groep. In 2010 kunnen kinderen van 7, 8 en 9 jaar (vóór de 10e verjaardag) worden onderzocht. In 2011 mogen ook de 10 jarigen (vóór hun 11e verjaardag) worden onderzocht. Na aanmelding en goedkeuring van het dossier wordt er door adviseurs van Giralis Groep een onderzoek gepland en dit wordt afgerond door middel van een eindgesprek met ouders en school. Deze onderzoeken worden óók in de schoolvakanties gedaan. Bij de diagnose 'enkelvoudige ernstige dyslexie' wordt een indicatie voor behandeling gegeven en levert Giralis Groep een behandelaar die op school wekelijks het kind behandelt. Behandelaars staan onder supervisie van een GZ psycholoog van Giralis Groep die de behandeling volgt en eindverantwoordelijk is voor de evaluaties van het proces en eventueel bijsturing ervan. Per 3 maanden wordt met ouders het proces geëvalueerd.
58
Bijlage 16
Protocol Pluswerk in de groep Zie lijst Eigenschappen en kenmerken van (hoog)begaafde leerlingen. Voor kinderen met deze kenmerken is verrijkingsstof verplicht : Pluswerk moet worden aangeboden. Op elke locatie is Pluswerkmateriaal aanwezig. De dagelijkse lesstof van de jaargroep wordt door de leerkracht kritisch bekeken, en afgestemd op de mogelijkheden en onderwijsbehoeften van de leerling. Bijvoorbeeld : ● Bij rekenen kan de volgende toets vast worden afgenomen. Uit de resultaten blijkt dan, welke stof dan niet genoeg beheerst wordt (matig of onvoldoende). Voor deze onderdelen moet de leerling instructie volgen en oefenen (werkboek, opdrachtenboek), voor de onderdelen die wel worden beheerst is dit niet nodig. Dit wordt ook wel compacten genoemd. ● Bij spelling mee laten doen met instructies en verwerking, eventueel een extra (moeilijke) kaart laten maken of opdrachten via Internet. ● Bij taal : welke leerstof is noodzakelijk ? Het aantal opdrachten kan worden verminderd, opdrachten kunnen worden ingekort. ● Bij begrijpend lezen kan ook de volgende toets worden gemaakt om vervolgens instructie en verwerking af te stemmen op wat beheerst wordt en wat nog niet(zie rekenen). Eventueel sterkaarten laten maken. ● Zaakvakken : extra opdrachten geven, bijvoorbeeld met behulp van de kaarten van “Zoek het zelf maar uit” Bij het volgen van instructies geldt voor deze leerlingen : korte instructie, begrepen = vast aan het werk. Op de dag- of weektaak van de leerling wordt Pluswerk ingevuld. Soms is instructie nodig ! Dat betekent dat de leerkracht van te voren het aanbod bekijkt en controleert, extra instructie inplant, en daarnaast materiaal uitkiest waarvan zeker is dat het door de leerling zelfstandig kan worden gemaakt. In groepjes werken is ook mogelijk ! Variatie in het (extra) werk aanbrengen is belangrijk, dus niet alleen taal of alleen rekenen. Voor het Pluswerk kan een apart mapje worden aangelegd. Op de weektaak staat : Pluswerk (dagelijks) , in het mapje staat genoteerd welke onderdelen gemaakt moeten worden. De leerling kan zelf registreren : af (kruisje) , rood = moeilijk, groen = o.k. Als de leerkracht een overzicht maakt van de verschillende onderdelen van Pluswerk per week, kan dat schema in het volgend schooljaar in die groep opnieuw worden gebruikt.
Als een leerling niet genoeg uitdaging vindt in het Pluswerk, kan deelname aan de Plusklas een optie zijn. Zie protocol aanmelding Plusklas.
OBS ’t Palet December 2009
58
Protocol Aanmelding Plusklas
Bijlage 17
De Plusklas komt bijeen op OBS ’t Palet, locatie Troelstra. In 2010-2011 is er een midden- en bovenbouwgroep, elk eenmaal in de twee weken. In de Plusklas wordt gewerkt met projecten. Overkoepelend doel is het herkennen, bewust worden en ontwikkelen van (cognitieve) talenten van leerlingen. Daarnaast is het leren omgaan met hoogbegaafdheid en het ontwikkelen van sociale vaardigheden zeer belangrijk. Het leren ordenen van informatie is een doel dat bij alle projecten terug komt. Leerlingen vanaf groep 4 kunnen worden aangemeld. Aanmelden kan in mei (start : nieuw schooljaar) en in november (start : januari) Welke leerlingen komen in aanmerking voor de Plusklas : ● kinderen waarbij uit een IQ-test blijkt dat ze hoogbegaafd zijn ● kinderen die opvallen in de groep qua werkhouding, werktempo, gedrag en taalgebruik en waarvan de leerkracht vermoedt dat zij hoogbegaafd zijn (begrijpen bijvoorbeeld als enige een woordspeling van de leerkracht) ● kinderen die steeds niveau A scoren bij de Cito-toetsen van (bijna) alle vakken ● kinderen die niet genoeg uitdaging vinden in het Pluswerk ● kinderen met een hoge mate van zelfstandigheid ● kinderen met een lage motivatie om te werken, waarvan de leerkracht denkt dat zij veel meer kunnen (onderpresteerders) ● vanuit informatie van ouders (zie ook lijst Eigenschappen en kenmerken van (hoog)begaafde leerlingen) Waarom naar de Plusklas ? ● het benutten en/of ontdekken van de eigen talenten en capaciteiten ● de omgang met ontwikkelingsgelijken ● meer mogelijkheden voor andere vormen en niveaus van leren dan in de eigen groep Stappenplan aanmelding : Stap 1 : Signalering (onderwijsniveau 2-3) De leerling heeft gedurende een ruime periode Pluswerk gemaakt, maar de leerkracht signaleert dat de leerling niet voldoende heeft aan het aangeboden Pluswerk en eventuele andere extra opdrachten binnen de groep en behoefte heeft aan meer uitdaging. De leerkracht vult de signaleringslijst Plusklas in. Ook eventuele andere, aanvullende relevante informatie of kenmerken worden genoteerd. De leerkracht bespreekt deze gegevens met de IB. Stap 2 : Doorgeven aan of bespreking met Plusklasleerkracht Als uit het gesprek tussen leerkracht en IB direct duidelijk is dat de leerling in de Plusklas kan starten, geeft de IB de gegevens door aan de Plusklasleerkracht. Als er twijfel is over aanmelding en plaatsing, bespreekt de IB de leerling met Plusklasleerkracht om te kijken of hij/zij in de Plusklasgroep zou passen. Hierbij wordt rekening gehouden met de groepssamenstelling en -dynamiek. De IB neemt contact op met de leerkracht of aanmelding door kan gaan . NB. Stap 1 en 2 zijn INTERN, vanaf stap 3 zijn ouders erbij betrokken (Extern) Stap 3 : Aanmelding De leerkracht neemt contact op met de ouders en geeft aan dat school aanmelding bij de Plusklas adviseert. De ouders geven toestemming voor plaatsing in de Plusklas. De Plusklasleerkracht heeft vooraf een gesprek met ouders en leerling over de Plusklas en krijgt van te voren van de leerkracht aanvullende informatie over de leerling en zijn/haar specifieke aandachtspunten. Stap 4 : Naar de Plusklas ; voortgang en evaluatie (onderwijsniveau 4) Het contact met de ouders gaat via de groepsleerkracht. De Plusklasleerkracht maakt een overzicht van de vorderingen van de leerling en informeert de groepsleerkracht en IB. Het is de bedoeling dat de groepsleerkracht andersom ook relevante informatie doorgeeft. Aan het begin van het schooljaar houdt de Plusklasleerkracht informatiemomenten voor de ouders.
58
Bijlage 17 Mocht het zo zijn, dat de leerling niet functioneert in de Plusklas, dan neemt de Plusklasleerkracht altijd eerst contact op met de IB, voordat leerkracht en ouders worden ingeschakeld.
Bij het werken aan een project moet de mogelijkheid bestaan om verder te werken in de eigen groep, dit gebeurt m.b.v. Acadin ( digitale leeromgeving) . N.B. : Het handelen in de groep (zie protocol Pluswerk in de groep) blijft belangrijk ; de groepsleerkracht blijft verantwoordelijk voor het afstemmen van het onderwijs op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen.
58
Signaleringslijst Plusklas Naam kind : Locatie en groep :
OBS ‘t Palet
Bijlage 18 Leerkracht(en) : Datum van invullen : nooit
soms
vaak
(bijna) altijd
Is snel van begrip Is in staat om grote denk- en leerstappen te maken Heeft een goed geheugen Heeft een brede algemene interesse Is een scherpe waarnemer Kan verworven kennis goed toepassen Is sterk in het oplossen van problemen Heeft een groot analytisch vermogen Is een doorvrager Drukt zich mondeling beter uit dan leeftijdgenoten Beschikt over een creatief denkvermogen Wekt de indruk geestelijk vroegrijp te zijn Houdt van uitdagingen Toont een groot doorzettingsvermogen Is perfectionistisch ingesteld Valt op door een origineel gevoel voor humor Wil graag zelf de dingen bepalen Kan nadenken over de eigen rol bij dingen die gebeuren Zoekt vooral contact met oudere kinderen Is geneigd om dingen steeds ter discussie te stellen Kan sterk opgaan in een onderwerp dat hem/haar aanspreekt Komt met ongebruikelijke oplossingen en uitspraken Scoort hoge cijfers op methodetoetsen Scoort A-niveau bij Cito-toetsen Heeft te weinig uitdaging in Pluswerk Aandachtspunten voor onderpresteerders (aankruisen wat van toepassing is) : Presteert op school redelijk tot slecht (soms alleen onder het eigen niveau) Heeft huiswerk niet af of slecht gemaakt Is vaak ontevreden over de eigen prestatie Heeft een hekel aan automatiseren Vermijdt nieuwe leeractiviteiten uit angst om te mislukken Heeft minderwaardigheidsgevoelens, kan wantrouwend of onverschillig zijn Doet niet graag mee aan groepsactiviteiten, heeft het gevoel dat niemand hem/haar mag Is minder populair bij leeftijdsgenootjes. Zoekt vrienden onder gelijkgestemden Doelen worden door het kind te hoog gekozen zodat falen hieraan geweten kan worden Is snel afgeleid en impulsief Staat afwijzend en onverschillig tegenover school
58
Wil niet geholpen worden, wil zelfstandig zijn Neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen daden of wijt mislukkingen aan anderen Verzet zich tegen autoriteit
Bijlage 19
Protocol Aanmelding Sociale Vaardigheidstraining (Sova) Vanaf 2011 worden de Sova-trainingen (trainingen sociale vaardigheid) gegeven door stichting Indigo uit Utrecht. Er zijn twee trainingen mogelijk : de Sova groepstraining en de individuele training “Alles Kidzzz”. De groepstraining is bedoeld voor groepen van 6 tot 8 kinderen in de leeftijd van 8 tot 12 jaar. In de 10 trainingsbijeenkomsten die wekelijks op school plaatsvinden, leren de kinderen op een speelse manier vaardigheden als luisteren, problemen oplossen, herkennen en uiten van gevoelens, samenwerken, kritiek geven en ontvangen. Ze leren deze vaardigheden door erover te praten, te oefenen, toneelstukjes te spelen en door fysieke oefeningen te doen. Voor de leerlingen worden persoonlijke leerdoelen vastgesteld. Bij Alles Kidzzz wordt een individuele training op maat gemaakt. Een leerling kan in aanmerking komen voor aanmelding bij de Sova-groep als : - er signalen zijn van niet goed functioneren op sociaal-emotioneel gebied en - de ondersteuning op sociaal-emotioneel gebied in de groep niet voldoende is voor deze leerling en - de leerling cognitief in staat is om de opdrachten te begrijpen en - de leerling enigszins in staat is om te reflecteren op eigen gedrag De trainingen zijn niet bedoeld voor kinderen met ernstige gedragsproblemen.
Stappenplan aanmelding : Stap 1 : Signalering (onderwijsniveau 1) De leerkracht en/of ouders signaleren dat de leerling problemen heeft op sociaal gebied. Stap 2 : Handelen in de groep (onderwijsniveau 2) De leerkracht geeft de leerling extra hulp en ondersteuning op sociaal gebied in de eigen groep, eventueel met behulp van een handelingsplan. Als dit onvoldoende resultaat heeft, volgt stap 3. Stap 3 : Bespreken met IB (onderwijsniveau 3) IB en leerkracht bespreken de leerling tijdens een groeps- of leerlingbespreking of collegiale consultatie. Als duidelijk is dat Sovatraining een goed middel zou zijn om de leerling verder te helpen, bespreekt de leerkracht dit met de ouders. Als zij toestemmen in een training, vult de leerkracht een screeningslijst in (aan te vragen bij IB) Stap 4 : Aanmelding door IB bij Indigo Als er voldoende aanmeldingen zijn om een groep te kunnen vormen, neemt de IB in mei of juni contact op met de trainer van Indigo , stuurt de screeningslijsten door en maakt een afspraak om e.e.a. door te spreken. Het betreft dan een aanmelding voor een training in het volgende schooljaar. Stap 5 : Intakegesprekken door Sovatrainer Eerst bespreekt de Sovatrainer met de IB alle aangemelde leerlingen. Daarbij wordt gekeken of de aangemelde leerling past in de groepsdynamiek of dat een ander traject zoals de individuele training beter geschikt is. De Sovatrainer heeft vervolgens kennismakingsgesprekken met de ouders en leerlingen. Daarna is de leerling definitief aangemeld. Stap 6 : Naar de Sova-groep (onderwijsniveau 4) In tien weken in bijeenkomsten van 1,5 uur wordt samen met de leerlingen aan de doelen gewerkt. De training wordt op locatie Troelstra gegeven i.v.m. de beschikbare ruimte. De planning wordt doorgegeven aan ouders en leerkrachten door de IB. Stap 7 : Voortgang en evaluatie De Sovatrainer houdt ouders, leerkrachten en IB op de hoogte van de voortgang. Leerlingen krijgen ook huiswerk mee en sommige opdrachten kunnen in de klas worden uitgevoerd. Leerlingen, ouders
58
en leerkracht krijgen een map waarin doelen, werkwijze en opdrachten staan. De Sovatrainer verzorgt een tussen- en eindevaluatie. Hierbij is de IB in ieder geval aanwezig. N.B. : Het handelen in de groep blijft belangrijk ; de groepsleerkracht blijft verantwoordelijk. De leerkracht kan niet van tevoren aan ouders aangeven dat sova zal volgen, e.e.a. moet eerst worden
Bijlage 19 besproken. Wel is het erg belangrijk om vanaf stap 1 de ouders te betrekken bij de zorgen om de leerling. De “oude” leerkracht van de leerling meldt aan bij de IB.
Weerbaarheidtraining en Joep Loep Vanuit het samenwerkingsverband Passenderwijs ( Maarssen, Breukelen, Woerden) is ook aanmelding voor weerbaarheidtraining of Joep Loeptraining ( Sova-groep voor kinderen met ADHD) mogelijk. Ook hierbij is start afhankelijk van het aantal aangemelde kinderen. Aanmelding en informatie via IB.
58