St@dium e-zine van Stade Advies, Kwaliteit van samenleven
Nummer 11, december 2010
Inhoud: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Welkom………………………………………………………………………………… Cursusoverzicht eerste halfjaar 2011………………………………………………. Voorkomen van huisuitzetting via lokale samenwerking…………………………. Fusies en strategische allianties ……………………………………………………. Professioneel inkopen………………………………………………………………… Training “Agressie te lijf” …………………………………………………………….. Ouderen bouwen toekomstgerichte wijk Veemarkt 2.0 ………………………….. Marketeers investeren in sociale media …………………………………………… Nieuwe aanpak woonwensenonderzoek ………………………………………….. Citymarketing creatiever ……………………………………………………………. Stappenplan multifunctionele accommodaties …………………………………… WMO: initiatiefwetten gekraakt …………………………………………………….. Steeds meer druk op de vrijwilliger ……………………………………………….. Talentmanagement …………………………………………………………………. Beroepsvereniging opbouwwerkers Code 2.0 ……………………………………. Uw Raad van Toezicht wil zich professionaliseren? …………………………….. Waardenzeef stuurt investeren in de wijk …………………………………………. Nieuwe verbindingen tussen wonen, welzijn en zorg…………………………….. Investeren in maatschappelijk werk ………………………………………………… Kenniswerkers hebben last van informatie overload ……………………………..
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
2 3 4 6 8 9 11 12 13 14 15 17 18 19 20 21 22 23 24 26
1/26
1.
Welkom bij St@dium, het e-zine van Stade Advies.
Met dit e-zine brengen we u op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen en wetenswaardigheden in de maatschappelijke sector en van onze mogelijkheden om u hierin bij te staan. Niet alle artikelen en nieuwsflitsen zullen op u, uw organisatie of uw functie van toepassing zijn. Toch zijn wij er van overtuigd dat u zeker steeds een aantal wetenswaardigheden of trends aantreft die voor u interessant zijn. St@dium verschijnt aan het begin van iedere maand, behalve in augustus. Het volgende nummer kunt u omstreeks 10 januari 2011 verwachten. Natuurlijk stellen we het op prijs uw reactie te ontvangen. Heeft u ideeën, opmerkingen, suggesties of aanmerkingen? Mail deze naar de redactie. Dit kunt u doen via de knop 'Contact'. Het kan zijn dat u deze St@dium ontvangt zonder dat u zich hiervoor aangemeld heeft. Mocht u dit e-zine niet meer willen ontvangen, dan kunt u dit laten weten via de knop 'Aan- en afmelden'. Wilt u meer weten over onze diensten en producten, kijk dan ook op onze website www.stadeadvies.nl. Als u vragen heeft, dan kunt u vanzelfsprekend altijd contact met ons opnemen. Telefonisch zijn wij bereikbaar tijdens kantooruren op nummer (030) 23 61 861. U kunt ons ook een email sturen via de knop 'Contact', dan nemen wij zo snel mogelijk contact met u op. De redactie Clemens van Engelen Sjaak Floris
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
2/26
2.
Cursusoverzicht eerste halfjaar 2011
Thema en titel BCF (Beleidsgestuurde Contractfinanciering)
Datum
Resultaatgericht financieren
maandag 7 februari 2011
Aanbesteden
dinsdag 8 maart 2011
Maatschappelijk rendement bij wijkontwikkeling
maandag 14 maart 2011
Praktijksessie resultaten formuleren
donderdag 7 april 2011
Integrale kostprijsberekening
dinsdag 10 mei 2011
Onderhandelen in subsidierelaties
donderdag 12 mei 2011
Resultaatgericht financieren
donderdag 19 mei 2011
Maatschappelijk rendement
donderdag 26 mei 2011
Onderhandelen in subsidierelaties
dinsdag 7 juni 2011
Jeugd en jongeren Vervolgtraining bij vermoeden kindermishandeling
woensdag 15 december 2010
Ambulant jongerenwerk
maandag 24 januari 2011
Meldcode kindermishandeling
woensdag 26 januari 2011
Praktijksessie aanpak jongeren op straat
dinsdag 1 februari 2011
Training bij vermoeden kindermishandeling
maandag 7 maart 2011
Jongerenparticipatie
maandag 11 april 2011
Ambulant jongerenwerk
donderdag 14 april 2011
Training bij vermoeden kindermishandeling
maandag 18 april 2011
Jongeren in de openbare ruimte Vervolgtraining bij vermoeden kindermishandeling
dinsdag 26 april 2011 maandag 9 mei 2011
Training bij vermoeden kindermishandeling
maandag 16 mei 2011
Jongerenparticipatie
maandag 6 juni 2011
Jongeren op straat
maandag 6 juni 2011
Training bij vermoeden kindermishandeling
woensdag 29 juni 2011
Ondernemend organiseren Workshop ”In de krant”
donderdag 14 april 2011
Schuldpreventie Jongeren en geld
dinsdag 19 april 2011
Volwassenen en geld
donderdag 19 mei 2011
Pitstop schuldpreventie
donderdag 16 juni 2011
Wonen (voor bewonersorganisaties in Utrecht e.o) Activeren van bewoners
donderdag 3, 10 en 17 maart 2011
Het maken van een projectplan
dinsdag 22 maart 2011
Maken van wijkanalyses
donderdag 24 maart 2011
Herstructureren voor bewoners
donderdag 7 april 2011
Training huisbezoeken
dinsdag 19 april 2011
NIMBY
donderdag 21 april 2011
Gebiedsbeheerplannen
donderdag 21 april 2011
Maken van wijkanalyses
dinsdag 21 juni 2011
NIMBY voor bestuurders
vrijdag 24 juni 2011
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
3/26
3.
Voorkomen van huisuitzetting via lokale samenwerking
Per jaar worden duizenden huurders wegens huurschuld en of overlast hun huis uitgezet. Ondanks de economische crisis vertonen de cijfers een dalende trend: corporaties hebben in 2009 5.022 huurders uit hun woning gezet tegen 5.865 in het jaar daarvoor. De behoefte aan schuldhulpverlening is in dezelfde periode met 20% gestegen tot 53.250 mensen die aanklopten bij hulpverlenende instanties. Het belang van het voorkomen van huisuitzetting en het oplossen van schulden is groot. Bovendien vergt dit een goede samenwerking van betrokken partijen. Om ervaringen uit te wisselen gaat Stade Advies een expertmeeting organiseren in het voorjaar van 2011. Samenwerking Er zijn diverse partijen die willen voorkomen dat bewoners hun huis uit worden gezet en op straat komen te staan. • De woningcorporatie kan de betalingsachterstand niet innen en maakt kosten voor de uitzetting. De kans is aanwezig dat deze of een collega-corporatie de bewoner uiteindelijk opnieuw zal (moeten) huisvesten. • Jeugdzorg ziet kinderen het liefst in een stabiele omgeving zodat ze zich kunnen ontplooien en ontwikkelen. Een huisuitzetting zorgt voor een instabiele omgeving en heeft impact op eventueel aanwezige kinderen. • Schuldhulpverlening werkt pas als aan de eerste basisvoorzieningen is voldaan: een dak boven het hoofd hoort hierbij. Hoe later schuldhulpverlening in beeld komt, hoe lastiger en langer het traject om alles weer op de rit te krijgen. Dit zijn slechts een paar voorbeelden om duidelijk te maken dat het voorkomen van huisuitzetting en dus het vroeg-signaleren van problemen een samenwerking vraagt van diverse lokale partijen. Er zijn heel wat spelers, waardoor de samenwerking complex is. Afhankelijk van de lokale situatie, kunnen de volgende partijen een rol spelen: • • • • • • • • • • • • • • • • •
Woningcorporaties Maatschappelijke opvang Schuldhulpverlening Deurwaarders Sociaal raadslieden Maatschappelijk werk Sociaal cultureel werk Sociale activering Onderwijs Jeugdzorg Ouderenwerk Thuiszorg Verslavingszorg Psychiatrie GGD Meldpunt zorg en overlast Gemeentelijke diensten (Wonen, Maatschappelijke ontwikkeling)
Het is van belang om signalen in een vroegtijdig stadium op te pakken. Een huurachterstand is een duidelijk signaal. Door gezamenlijk op te trekken, kan de woningcorporatie dit signaal doorgeven aan bijvoorbeeld een team van maatschappelijk werk en schuldhulpverlening. Dit team gaat vervolgens langs bij de bewoner. Dit impliceert dat men outreachend werkt, direct inspeelt op signalen, een flexibele opstelling heeft en op een inventieve manier zaken oppakt en dat organisaties met elkaar samenwerken. Deze samenwerking moet zowel op managementniveau opgepakt worden, als op het uitvoerende niveau. Het huisbezoek levert informatie op voor een plan van aanpak waarmee een of meerdere partners aan de slag gaan. Belangrijk is de aanwezigheid van een coördinerende persoon, vaak een casemanager. Doordat alle lokale partijen samenwerken, is snel duidelijk of iemand al in beeld is (geweest) bij een van de instanties. Naar de woningcorporaties wordt teruggekoppeld welke acties
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
4/26
ondernomen zijn en worden. In plaats van een huisuitzetting kan de bewoner nu blijven wonen op het adres en krijgt hij de nodige hulp om alles weer op de rit te krijgen. Zelfredzaamheid vergroten is hierbij een belangrijk doel. Resultaten In Nederland bestaan meerdere van dit soort projecten die inmiddels hun succes bewezen hebben. Bewoners met een hulpvraag komen sneller in beeld waardoor in een eerder stadium hulp geboden kan worden. Vaak is de hulp dan minder zwaar. Bewoners worden doordat er outreachend gewerkt wordt, beter gecoacht en begeleid dan vanuit de spreekkamer. Shoppen van cliënten wordt voorkomen doordat de partijen samenwerken. Stade Advies kan u helpen bij het uitdenken, opzetten, uitvoeren of evalueren van zo’n project. Wij zijn thuis bij woningcorporaties, maar ook bij maatschappelijke ondernemingen als het maatschappelijk werk en de jeugdzorg. Wilt u meer weten? Belt u dan gerust eens met Jaap van der Veen, (06) 10 94 11 72 of Susanne van der Lugt, (06) 51 05 88 14. Wij kunnen ook meer specifieke onderdelen bieden in de vorm van training. Denk bijvoorbeeld aan het omgaan met agressie, het onderhandelen in subsidierelaties, projectmatig werken, outreachend werken of het opzetten van een groepsaanbod voor bewoners rond omgaan met geld. Ook hiervoor kunt u contact met ons opnemen. Expertmeeting om ervaringen te horen Wij zijn van plan in het voorjaar van 2011 een expertmeeting te organiseren waarbij betrokken partijen van bestaande projecten meer vertellen over hun ervaringen. Wat zijn de resultaten? Wat viel tegen? Welke knelpunten zijn er geweest en hoe zijn die opgelost? Wat zijn bijkomende effecten? Aanmelden Heeft u belangstelling, dan kunt u zich alvast aanmelden. Stuurt u dan een e-mail naar Jaap van der Veen (j.vd
[email protected]) of naar Susanne van der Lugt (
[email protected]). Wij sturen u dan te zijner tijd een uitnodiging voor deze bijeenkomst met meer informatie.
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
5/26
4.
Fusies en strategische allianties
Met de invoering van de Wmo, en zeker ook onder druk van komende bezuinigingen in gemeentelijke uitgaven op het terrein van welzijn en zorg en in de AWBZ, is er meer dan ooit behoefte aan vernieuwing en versterking van het plaatselijke brede welzijnsterrein. Nieuwe allianties, vernieuwende samenwerkingsvormen, fusies en afgestemde arrangementen van diensten en producten kunnen hieraan bijdragen. Meer verbinding in uitvoering Terreinen als Zorg en Welzijn, Veiligheid, Participatie, Wonen en Huisvesting, Jeugd en Jeugdbeleid zijn op tal van manieren met elkaar verweven. Door hierin nieuwe verbindingen te leggen ontstaan nieuwe arrangementen van zorg en welzijn. Arrangementen die een antwoord geven op hedendaagse vragen van burgers. De nieuwe arrangementen kunnen betrekking hebben op sturingsconcepten in zorg en welzijn, op een leven lang wonen, vitale wijken, omgevingsveiligheid, dagarrangementen, et cetera. Het lokale welzijnswerk dient bij uitstek die bindende rol te vervullen en het voortouw te nemen bij deze ontwikkelingen. Effectieve samenwerking, nieuwe allianties en arrangementen De komende jaren staan zowel het welzijnswerk als de zorg voor de opgave om nieuwe arrangementen en samenwerkingsvormen te ontwikkelen om een adequaat antwoordt te vinden op de steeds toenemende vraag. Niet in de laatste plaats omdat de meeste gemeenten naar mogelijkheden zoeken om de kosten van deze diensten en producten binnen de perken te houden. Bovendien is de marketing van diensten een nieuwe opgave. Ook financiering van extramurale zorg zal de komende jaren sterk zal veranderen. Vanaf 2013 wordt de dagbesteding die nu nog onderdeel is van de AWBZ ondergebracht in de Wmo en daarmee de directe verantwoordelijkheid van de gemeenten. Dit alles vraagt om de samenwerking van meerdere partijen uit verschillende sectoren en het combineren van elkaars kundigheden en producten. Partijen moeten de inkomsten dekkend zien te krijgen uit een mix van eigen bijdragen en van financieringsmiddelen die in de sectoren wonen, welzijn en zorg (mogelijk) beschikbaar zijn. Uw ambitie, onze aanpak Stade Advies is de afgelopen jaren regelmatig betrokken bij strategische ontwikkelingen van welzijnsorganisaties. Ook is Stade Advies veel betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe samenwerkingsvormen, de vorming strategische allianties en deskundigheidsbevordering. Als voorbeeld van een dergelijke nieuwe samenwerkingsvorm is de realisatie van integrale teams in woonservicegebieden en woonzorgzones. Ook de samenwerking en de mogelijkheden van de (amateur)kunst, bibliotheken, sport, welzijn en zorg bieden onverwachte mogelijkheden. Onze betrokkenheid heeft veelal betrekking op inhoudelijke verkenning, haalbaarheidsonderzoek, ontwikkelen samenwerkingsvormen en financiering- en beheerconstructies. Op basis van deze kennis uit de praktijk heeft Stade Advies een flexibele aanpak (draaiboek) ontwikkeld om tot doordachte besluiten en een goede uitvoering daarvan te komen. Model Globaal bestaat het flexibel model uit de volgende componenten: 1. Verkenning Verkenning van de wensen en mogelijkheden op hoofdlijnen van beoogde samenwerkingspartijen. 2. Analyse van de mogelijkheden Op basis van de verkenning (inventarisatie bestaande projecten, nieuwe gewenste arrangementen en de mogelijkheden naar verbreding van het aanbod) een analyse van de voor- en nadelen van de beoogde samenwerking. 3. Uitwerken samenwerkingsvormen Op basis van de analyse ontwikkelt Stade Advies een samenwerkingsvorm die aansluit op de wensen van de beoogde samenwerkingspartijen. In deze uitwerking komen organisatorische zaken aan de orde als de regiefunctie, verdeling verantwoordelijkheden, afspraken over de financiering en de
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
6/26
risico’s, en evaluatiemomenten. Maar ook inhoudelijke zaken als versterking van de positie van professionals, rol en positie van vrijwilligers en mantelzorg.. 4. Vaststellen inbreng betrokken partijen De volgende zaken komen in dit stadium expliciet aan de orde: • inhoudelijke inbreng t.b.v. realiseren samenwerking; • financiële inbreng voor de realisatie van de samenwerking (bijdrage incidentele projectkosten en structurele bijdrage); • financiële inbreng in de toekomst voor het in stand houden en doorontwikkelen van de samenwerking; • verantwoordelijkheden, taken gedurende het proces. 5. Diensten, producten en activiteiten De samenwerking dient zodanig vorm gegeven te worden dat er een duidelijke meerwaarde ontstaat of kan ontstaan ten opzicht van de huidige diensten en producten van de partners. Inzet is de ontwikkeling van een pakket dat maximaal aansluit op de vragen en behoeften van de omgeving (wijk, dorp, stad). Dit betekent onder meer dat er een goede afstemming noodzakelijk is met bestaande de activiteiten. Maar ook dat oud voor nieuw wordt ingeleverd. 6. Vormgeving samenwerking In deze fase wordt de samenwerking concreet vorm gegeven: strategie; bedrijfsvoering; juridische constructie; aansturing; financiën; HRM; et cetera. 7. Rapportage en aanbevelingen Op basis van bovenstaande levert Stade Advies een volledige rapportage met een implementatieparagraaf, waarmee de opdrachtgevers direct aan de slag kunnen. Uiteraard kan stade Advies ook een bijdrage leveren aan de daarna volgende implementatie. Kosten Wij sturen u graag een vrijblijvende offerte. Afhankelijk van de uit te voeren werkzaamheden, bieden wij u een concurrerende prijs. Informatie Voor nadere informatie of een offerte kunt u contact opnemen met: • Johan Kruithof, vennoot/adviseur T. 0653 215 138 of E.
[email protected] • Sjaak Floris, vennoot/adviseur T. 0653 944 945 of E.
[email protected] • Nico Kersten, vennoot/adviseur T. 0646 070 761 of E.
[email protected]
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
7/26
5.
Professioneel inkopen
Volgens kennisnetwerk NEVI is er tien miljard mogelijk aan jaarlijkse besparingen. Deze komen grotendeels voort uit een professioneel, strak geregisseerd proces van inkopen. Hiervoor is dan nog wel veel werk nodig. De overheid moet haar rol als ‘besteder’ van het belastinggeld (ruim 120 miljard op jaarbasis) serieus gaan nemen, zowel in termen van organisatie als bestuurlijke verantwoordelijkheid. Daarbij wordt op basis van heldere functionele specificaties en volgens de Europese richtlijnen, in concurrentie een uitvraag onder leveranciers gedaan. Op basis hiervan kunnen sluitende afspraken met leveranciers worden gemaakt. Nog niet Op verschillende plekken binnen de overheid heeft men dit duidelijk nog niet in de vingers, met alle (ook maatschappelijke) kosten van dien. Om het waar te kunnen maken, moet de inkoopfunctie van de overheid niet alleen als onderdeel van het operationele beleid benaderd worden, maar vooral ook als onderdeel van het tactisch en strategisch beleid. Bestuurders en managers gebruiken inkoop dan als één van de middelen om hun doelstellingen te bereiken. Woekerende budgetoverschrijdingen (zoals bij bouwprojecten) behoren dan tot het verleden. Veranker daartoe de inkoopfunctie in de overheidsorganisatie door: De bestuurder verantwoordelijk en aansprakelijk te maken voor het falen van de overheid als inkoper of als opdrachtgever en het niet voldoen aan dwingende wet- en regelgeving De inkoopprofessional leidend laten zijn bij de realisatie van overheidsbestedingen. De financieel manager de bestuurder te laten ondersteunen én controleren. Beloning inkopers Dit alles heeft consequenties voor de benodigde kennis, vaardigheden en zeker ook de beloning van de inkoopprofessionals bij de overheid. Het bedrijfsleven is niet voor niets deze weg al gegaan, tot aan de boardroom met de CPO. Het financieel en maatschappelijk belang van professionele inkoop en opdrachtgeverschap door de overheid is zelfs zodanig groot, dat dit een eigen minister rechtvaardigt. Lees ook: Special Inkoop & Aanbesteden Bron: www.gemeente.nu
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
8/26
6.
Training “Agressie te lijf”
Ambulant werken vraagt om meer agressie-interventiemogelijkheden. Stade Advies biedt u daarvoor een training op maat. Het jongerenwerk verschuift de laatste jaren steeds meer van accommodatie gebonden naar ambulant of vindplaatsgericht werk. Op deze manier kunnen welzijnsprofessionals moeilijke (overlastgevende) doelgroepen bereiken die niet vanzelf in accommodaties terecht komen. Dit betekent ook dat jongerenwerkers, opbouwwerkers en andere welzijnsprofessionals steeds vaker met agressie op straat te maken hebben. Dit vraagt specifieke capaciteiten van de professionals. Dit wil zeggen, het zoveel mogelijk voorkomen en zo nodig de-escaleren van agressieve situaties. Daarbij is het omgaan met agressie op straat wezenlijk anders dan in accommodaties, waarbij je bijvoorbeeld jongeren letterlijk ‘de deur uit kunt zetten’. Dit kan op straat niet, op straat zijn dus andere interventiemogelijkheden nodig. Groeiende behoefte Deze trend leidt ertoe dat steeds meer welzijnsorganisaties behoefte hebben aan het bijscholen van hun welzijnsprofessionals op het gebied van omgaan met agressie. Gevraagd wordt om meer interventiemogelijkheden en daarbij om een opfrissing van hun huidige mogelijkheden en kwaliteiten. Het belangrijkste doel is dat welzijnsprofessionals als jongerenwerkers worden getraind in eerder genoemde specifieke capaciteiten zodat zij hun werk met meer zekerheid en een goed resultaat kunnen uitvoeren. Training Drie jaar geleden is vanuit Stade Advies een training ontwikkeld die aansluit bij deze behoefte. De training heeft het thema ‘Omgaan met agressie’ en heet ‘Agressie te Lijf’. De training heeft zowel een theoretische als praktische insteek. Juist die combinatie wordt zeer gewaardeerd door deelnemers. Opbouw van de dag De training begint met een theoretische inleiding in de stressfysiologie: wat gebeurt er met ons in een situatie waarin angst en vrees ons handelen lijken te bepalen? We bespreken hierbij ook de eigen ervaringen van deelnemers en van het team als geheel. Daarnaast zal er specifiek aandacht worden geschonken aan het belang van een sociaal-emotioneel veilig leef/leerklimaat. Vervolgens zullen de deelnemers met oefeningen ingaan op thema’s als: de confrontatie aangaan, grenzen stellen en doorzettingsvermogen. Het doel van deze oefeningen is om bewust te worden wat het gedrag van de ander bij jou oproept en andersom: wat jouw gedrag bij de ander oproept en hoe je dit kunt beïnvloeden. Het derde deel van de training bestaat uit het naspelen van realistische praktijksituaties waar in agressie een element is. De trainer stelt zich op als acteur en speelt voor de deelnemers herkenbare praktijksituaties. Deelnemers reageren vanuit hun eigen professionaliteit en naderhand wordt besproken hoe het ging en wat er eventueel beter kon. Dit laatste deel wordt door ex-deelnemers als zeer effectief ervaren. De trainer: Jan Bloem Drs. Jan Bloem (1971) geldt zowel nationaal als internationaal, als een van de grootste experts op het gebied van geweldsbeheersing, weerbaarheid, persoonlijke ontwikkeling en vechtsportonderwijs. Hij studeert af in de bewegingswetenschappen met als specialisaties Sport & lichamelijk Opvoeding en Revalidatiewetenschappen. Zijn afstudeerproject omvat de ontwikkeling van een op vechtsport gebaseerd bewegingspedagogisch preventieprogramma voor kinderen die de kans lopen problematisch agressief en crimineel gedrag te ontwikkelen. Om dit praktisch nog meer handen en voeten te kunnen geven, volgt Jan de postdoctorale opleiding bewegingspedagogiek aan de VU Amsterdam. Deze opleiding stond onder leiding van prof.dr. Hilarion Petzold. Op het gebied van vechtsport en weerbaarheid heeft Jan ook vele diploma's en licenties, waaronder o.a. rijkserkend “Leraar Martial Arts”, docent “Weerbaarheid in het Basisonderwijs”, Rots en Water trainer, preventiewerker agressie en geweld. Tevens is Jan Bloem bedenker en ontwikkelaar van verscheidene weerbaarheidsprogramma’s, waaronder “WIBO”, Weerbaarheid In het Basisonderwijs, WIVO, Weerbaarheid in het Voorgezet Onderwijs. Ook ontwikkelde hij de methodieken en het onderwijsprogramma dat ten grondslag ligt aan het succesvolle project Tijd voor Vechtsport. Tevens is
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
9/26
Jan Bloem opgeleid tot Bullet-man, een acteur die gespecialiseerd is in het ensceneren van geweldsituaties. Jan Bloem verzorgt door heel Nederland en ver daarbuiten trainingen in het omgaan met agressie en geweld voor diverse doelgroepen, waaronder welzijn, onderwijs, gezondheidszorg en politie. Interesse? We bieden deze training op maat, dat wil zeggen, we gaan tijdens bespreking van de stof en oefeningen in op specifieke mogelijkheden, professionaliteit, de rol en houding van de professionals als het gaat om agressieve situaties. Voor meer informatie en/of een offerte, neem contact op met Yvonne Schleyper,
[email protected], 06-22447471
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
10/26
7.
Ouderen bouwen toekomstgerichte wijk Veemarkt 2.0
Op het terrein van de vroegere Veemarkthallen in Utrecht komt een vernieuwende, duurzame woonwijk. De plannen voor de 500 nieuwe woningen omvatten onder andere collectief particulier opdrachtgeverschap, ofwel het zelf bouwen van je huis met een groep gelijkgestemden. Een zelfbouwgroep van 50-plussers zoekt nog meer mensen die mee willen doen met hun bijzondere bouwinitiatief. De groep 50-plusssers heeft de ambitie om op het Veemarktterrein een appartementengebouw in collectief particulier opdrachtgeverschap te realiseren. Een dergelijk bouwinitiatief – dat de naam MarktMeesters heeft gekregen – is vrij uniek in Nederland. MarktMeesters zal in Utrecht naar verwachting het eerste duurzame appartementengebouw zijn dat in collectief particulier opdrachtgeverschap totstandkomt. Bijzonder is ook, dat toekomstige bewoners van MarktMeesters kunnen kiezen of ze willen kopen of huren. Beide opties zijn mogelijk binnen hetzelfde gebouw. Aardwarmte en domotica MarktMeesters is een idee van architect Jan Wijnand Groenendaal. Hij wil een energiezuinig, toekomstgericht appartementengebouw bouwen. Appartementen verwarmd door aardwarmte, met een zonneboiler of pv-cellen, wellicht met een kleine windturbine en natuurlijk domotica. Woningen waar mensen ook op hogere leeftijd comfortabel en plezierig kunnen blijven wonen. Doorstroming woningmarkt Door de toenemende groep actieve, vitale ouderen is er grote behoefte aan dit type appartementen. Als deze ouderen verhuizen, komen hun woningen – meestal eengezinswoningen met tuin – vrij voor gezinnen en starters, wat goed is voor de doorstroming op de woningmarkt. Sociaal netwerk Toekomstige bewoners creëren hun eigen ideale woning en in principe ook een duurzaam sociaal netwerk. WKG Architecten is de gids die de groep toekomstige bewoners in dit proces begeleidt en met raad en daad ondersteunt. Naar verwachting start de gemeente Utrecht in 2011 met de uitgifte van de bouwkavels. De bouw kan in 2012 beginnen, zodat het complex in 2013 gereed is. Meer deelnemers zijn welkom De zelfbouwgroep MarktMeesters zoekt nog meer deelnemers. Dat hoeven niet per se 50-plussers te zijn, iedereen die zich aangesproken voelt, is van harte welkom om mee te bouwen aan het huis van zijn of haar dromen. Bron: Nieuwsbrief stedebouw & architectuur
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
11/26
8.
Marketeers investeren in sociale media
Ruim driekwart (78 procent) van de Nederlandse marketeers en communicatiemanagers is van plan in 2011 meer budget vrij te maken voor social media. 69 procent gaat meer geld uitgeven aan Linkedin en aan Twitter, 43 procent wil de aanwezigheid op YouTube vergroten en 40 procent ziet brood in de toenemende populariteit van Facebook in Nederland. Over Hyves zijn de meningen verdeeld: zestien procent gaat er meer in investeren, dertien procent evenveel, maar ook dertien procent minder. Dat blijkt onderzoek van LEWIS PR onder 96 Nederlandse marketing- en communicatiemanagers. Interactie Een indrukwekkende 88 procent geeft aan als belangrijkste doelstelling bij social media ‘interactie met de doelgroep’ voor ogen te hebben, gevolgd door algemene branding/naamsbekendheid (81 procent). Voor de helft van de respondenten is lead generatie een belangrijk motief om te investeren in social media. Bron: www.managersonline
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
12/26
9.
Nieuwe aanpak woonwensenonderzoek
Stade Advies heeft in opdracht van woningcorporatie Mitros en de gemeente Utrecht een woonwensenonderzoek uitgevoerd onder 314 huishoudens in de Camera Obscura buurt in Overvecht. Voor deze, in Utrecht gelegen, buurt bestaan plannen om het grootste deel van de woningen te slopen en een kleiner deel te renoveren. Met een bereik van 80% van alle huishoudens beschikken Mitros en de gemeente Utrecht over een schat aan informatie om het proces van herhuisvesting soepel te laten lopen en om het aanbod aan diensten vraaggericht te kunnen organiseren. Bijzondere aanpak Bijzondere van het woonwensenonderzoek is dat huis aan huis gesprekken met bewoners zijn gevoerd. Interviewers kunnen zo nagaan of de bewoners voldoende op de hoogte zijn van de plannen, kunnen de mogelijkheden schetsen als het gaat om urgenties en het zoeken van een nieuwe woning, ingaan op de woonwensen van bewoners en kijken of bewoners hulp nodig hebben bij verhuizen. Veel extra informatie Voor Mitros levert dit veel extra informatie op. Naast een inschatting van het draagvlak voor de plannen weet Mitros nu ook beter waarmee zij rekening dient te houden in het sociaal plan en bij de herhuisvesting. Dit is de eerste keer dat Mitros op deze manier een woonwensenonderzoek uitvoert. Als dit betekent dat het proces van herhuisvesting daarmee sneller kan verlopen, overweegt Mitros in de toekomst dit vaker op deze manier te doen. In de interviewvragen is ook aandacht voor de sociale situatie van huishoudens. Interviewers gaan met bewoners in gesprek over vragen rond werk en inkomen, sociaal welbevinden en gezondheid. Informatie over de sociale werkelijkheid van bewoners is met name ook voor de gemeente Utrecht belangrijk. De gemeente Utrecht wil namelijk graag meer inzicht krijgen in de manier waarop zij een kwalitatief goede en duurzame backoffice kan inrichten voor huishoudens die ondersteuning kunnen gebruiken. De informatie stelt de gemeente Utrecht ook in staat om te onderzoeken in hoeverre organisaties in de wijk adequate ondersteuning bieden op vragen van bewoners.
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
13/26
10.
Citymarketing creatiever
Uit de eerste Nationale Citymarketing Monitor 2010 blijkt, dat gemeenten en VVV's nauwelijks adverteren of mediabereik inkopen. Het onderzoek van de Erasmus Universiteit onder Nederlandse citymarketeers werd op 23 november gepresenteerd in Almere. Annemarie Jorritsma, burgemeester van Almere en voorzitter van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), leidde de bijeenkomst in met herkenbare verhalen uit de citymarketing praktijk van Almere: "Door scherpe keuzes te maken kun je je echt onderscheiden, maar het is vooral een zaak van de lange adem." Geen advertenties Spreker Erik Braun van de Erasmus Universiteit vertelde: "Het overgrote deel van de citymarketingcommunicatie in Nederland gaat via eigen communicatiekanalen, zoals websites, brochures, folders, nieuwsbrieven et cetera. Het inkopen van media is veel minder gemeengoed." Zijn conclusie baseerde hij op een grootschalige enquete van de Erasmus Universiteit Rotterdam, Netwerk Citymarketing Nederland, VNG en VVV Nederland. Voor het onderzoek zijn ruim 300 citymarketeers, beleidsmakers en VVV directeuren bevraagd over lokale citymarketing thema's. Marketing, maar dan ingewikkeld Andere conclusies uit het onderzoek waren onder meer: • • • •
Citymarketing sluit volgens de respondenten goed aan bij de lokale identiteit Burgers worden nog relatief weinig betrokken bij citymarketing Citymarketing vereist veel overleg binnen gemeenten Sociale media zijn definitief ontdekt als citymarketinginstrument
Woordvoerder Roeland Tameling van het Netwerk Citymarketing vatte het onderzoek bondig samen met de uitspraak dat citymarketing eigenlijk marketing is, maar dan ingewikkeld: "Je hebt te maken met veel meer partijen waarmee je moet afstemmen, er zijn nauwelijks hiërarchische verhoudingen en de budgetten zijn over het algemeen krap. Dat vraagt om gevoel voor bestuurlijke verhoudingen en om creatieve marketingoplossingen". Innovatie Dagvoorzitter Erik Hans Klijn merkte op, dat er nog wel meer creatieve marketingacties mogen worden opgezet door citymarketeers in Nederland. Hij wees in dat kader op de Citymarketing Innovatie Awards, die het Netwerk Citymarketing jaarlijks uitreikt: "Aanmelden kan nog tot 1 december en volgens mij is dit een unieke kans om elkaar te inspireren. Grijp die kans!" Het volledige onderzoeksrapport vindt u hier. Bron: www.managersonline
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
14/26
11.
Stappenplan multifunctionele accommodaties
Uit de coalitieakkoorden van veel gemeenten blijkt de ambitie om multifunctioneel gebruik van maatschappelijke accommodaties te bevorderen. Bij die ambitie dienen zich diverse aandachtspunten aan, zoals ontwikkeling van het concept, draagvlak onder de bevolking, regie in de financiering en een eenduidig beheer. Meer verbinding en uitvoering, minder beleid Stade Advies opereert op het snijvlak van veel beleidsvelden. Terreinen als Zorg en Welzijn, Veiligheid, Participatie, Wonen en Huisvesting, Jeugd en Jeugdbeleid zijn op tal van manieren met elkaar verweven. Door hierin nieuwe verbindingen te leggen ontstaan vernieuwende concepten en arrangementen. Dergelijke arrangementen kunnen betrekking hebben op de combinatie van onderwijs, zorg (informatie, toegang), welzijn en participatie (meedoen), een leven lang wonen, vitale wijken, omgevingsveiligheid, dagarrangementen, et cetera. Vaak komen deze arrangementen tot ‘bloei’ in een multifunctioneel gebouw. Concepten daarvoor zijn bekend onder namen als brede scholen, wijkservicecentra, wijkplein, Kulturhus, ed. Effectieve samenwerking, beheer en financiering in multifunctionele centra Stade Advies is de afgelopen jaren in diverse gemeentes betrokken geweest bij de ontwikkeling van multifunctionele centra. Meestal gaat het om een haalbaarheidsonderzoek, of om het ontwerp van concept, samenwerkingsvorm (en draagvlak), financiering en beheersconstructie. Op basis van deze kennis uit de praktijk heeft Stade Advies een aanpak (draaiboek) ontwikkeld om tot draagvlak, doordachte besluiten en een goede uitvoering daarvan te komen. Stappenplan Globaal bestaat het draaiboek uit de volgende stappen 1. Betrokken partijen en belanghebbenden in beeld brengen Met de gemeente worden alle mogelijke te betrekken partijen (instellingen, maatschappelijke organisaties, verenigingen, raden) en belanghebbenden geïïnventariseerd. 2. Draagvlak en programma van eisen Op basis van het verzamelen van relevante gegevens (activiteiten, projecten, integrale arrangementen) en middels interviews wordt de ruimtebehoefte van partijen in beeld gebracht. Vervolgens word hen en met de gemeente een eerste programma van eisen opgesteld. Hierbij gaat het zowel om functies (activiteiten) als over de consequenties daarvan voor het ontwerp van het gebouw. Toelichting: Het activiteitenaanbod moet zodanig gevarieerd te zijn dat het aansluit op de vragen en behoeften van de omgeving (wijk, dorp, stad). Dit betekent onder meer dat er een goede afstemming noodzakelijk is met de activiteiten van gebruikers. Uitgangspunt is uiteindelijk dat er voldoende ‘traffic’ in de MFA moet komen om het ambitieniveau waar te maken. Te denken valt aan een loket functie in het kader van de Wmo, steunpunt van de bibliotheek, ed.
3. Uitwerken exploitatie Exploitaties van deelnemende partijen hebben vrijwel altijd verschillende regelingen als basis en zullen daarom ‘gestapeld’ moeten worden. Daarnaast moet de regiefunctie voor de voorziening georganiseerd worden en er moeten afspraken gemaakt worden over wie welk deel van het financiële risico draagt. Toelichting: Bij de exploitatie van multifunctionele accommodaties voor onderwijs, welzijn en zorg gaat het veelal om de samenwerking van meerdere partijen uit verschillende sectoren en het combineren van elkaars kundigheden en producten. Partijen moeten de inkomsten van deze centra dekkend zien te krijgen uit een mix van eigen bijdragen van de gebruikers en een mix van financieringsmiddelen die in de sectoren wonen, welzijn en zorg (mogelijk) beschikbaar zijn. Hier is sprake van een cruciale fase, omdat voor veel aanbieders de marketing van diensten een nieuwe opgave is.
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
15/26
4. Vaststellen betrokken partijen De volgende zaken komen in dit stadium expliciet aan de orde; Organisaties die daadwerkelijk zullen deelnemen; Inhoudelijke inbreng t.b.v. het realiseren van de doelstelling en het programma van de MFA; Financiële inbreng voor de realisatie en instandhouding (continuïteit) van de MFA (bijdrage projectkosten, inrichting en beheer, exploitatie); Ieders verantwoordelijkheden en taken en de regie daarin. 5. Beheermodel Het totale beheer van de multifunctionele accommodatie wordt concreet uitgewerkt. Toelichting: Uitwerking vindt plaats op componenten als het dagelijks, programmatisch, technisch, financieel en bestuurlijk/juridisch beheer. Bij iedere component komen keuzemogelijkheden aan de orde.
6. Rapportage en implementatie Tot slot wordt op basis van bovenstaand stappenplan een eindrapportage geleverd, met daarbij een implementatieplan. Daarin wordt aangegeven wat mogelijkheden- en onmogelijkheden zijn en worden handreikingen, adviezen en tips gegeven over het concept, de programmatische samenwerking, de financiering, de exploitatie en het beheer van de multifunctionele accommodatie. Kosten Het bovenstaande stappenplan kan in zijn geheel worden gerealiseerd. Maar u kunt Stade advies uiteraard ook inschakelen op een van de onderdelen. Op basis van uw vraag maken wij graag voor u een vrijblijvende offerte op maat. Informatie Voor nadere informatie of een offerte kunt u contact opnemen met: - Johan Kruithof, vennoot/adviseur T. 0653 215 138 of E.
[email protected] - Sjaak Floris, vennoot/adviseur T. 0653 944 945 of E.
[email protected] - Nico Kersten, vennoot/adviseur T. 0646 070 761 of E.
[email protected]
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
16/26
12.
WMO: initiatiefwetten gekraakt
De Raad voor de financiële verhoudingen kraakt de initiatiefwetten voor de Wmo. Meer bureaucratie en hogere kosten worden voorspeld. De Raad (Rf v) geeft advies over de drie initiatiefwetten die nu bij de Eerste Kamer liggen. Het gaat om de voorstellen van de basistarieven voor huishoudelijke hulp, de financiering daarvan via een specifieke uitkering aan gemeenten en de beëindiging van de verplichting tot aanbesteding van maatschappelijke ondersteuning. Basistarieven De Rfv schrijft in haar advies: "Het voorschrijven van basistarieven beperkt de mogelijkheden van gemeenten te sturen op een goede prijs/kwaliteitverhouding." Basistarieven, zo wordt gesteld, zullen leiden tot meer bureaucratische lasten en zwaar gaan drukken op de rijksbegroting. En dat kan niet de bedoeling zijn van de aanpassing van de wet. Specifieke uitkering Ook de financiering door een specifieke uitkering aan gemeenten wordt door de Rfv gekraakt. Het advies is helder: "Bekostiging via een specifieke uitkering beperkt de afwegingsmogelijkheden zonder dat dit bijdraagt aan het beoogde doel." De Raad stelt dat het juist het doel van de Wmo, het verbeteren van de huishoudelijke hulp, centraal moet staan. "Niet het besteden van de beschikbare middelen aan het doel waarvoor zij beschikbaar zijn gesteld moet maatgevend zijn, maar de vraag of de inzet van de beschikbare middelen leidt tot het maatschappelijk gewenste resultaat. Het zou niet moeten gaan om de discussie of gemeenten wel of geen geld overhouden aan de huishoudelijke verzorging maar of de hulpbehoevenden de ondersteuning krijgen die zij nodig hebben." Gemeentefonds De Rfv concludeert dat niet een specifieke uitkering maar een overheveling van de hele integratieuitkering Wmo (huishoudelijke verzorging) naar de algemene uitkering van het gemeentefonds uiteindelijk de beste bekostigingswijze is. Het moet de gemeenten meer ruimte en vrijheid geven en daarmee de hulp uiteindelijk beter en efficienter maken. Een advies dat als in muziek in de oren zal klinken van veel gemeenten en de VNG. Maar het woord is nu aan de Eerste Kamer. Bron: www.gemeente.nu
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
17/26
13.
Steeds meer druk op de vrijwilliger
De grens tussen professioneel- en vrijwilligerswerk is niet scherp. De AWBZ en de Wmo maken het er niet beter op. De vrijwilligerscoördinator moet aangeven wat wel en niet kan. Dat blijkt uit een onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut. Een goede match tussen de vrijwilligers en de cliënt wordt steeds belangrijker. Juist omdat vrijwilligers steeds meer worden ingezet voor complexe hulpvragen, die eerder door professionals werden gedaan. Dat is een van de oorzaken waarom het werk van de vrijwilligerscoördinator flink is veranderd. Het Verwey-Jonker Instituut deed er onderzoek naar. ‘Coördinatoren zouden meer pas op de plaats moeten maken en in de organisatie bespreken welke taken wel en welke niet door vrijwilligers worden gedaan.’ Vermalen ‘Coördinatoren zetten het werk weg, ze verdelen het werk onder de vrijwilligers,’ licht Marian van der Klein toe. Zij was projectleider van het onderzoek ‘Lokale coördinatie, de onmisbare schakel, adviezen aan vrijwilligersorganisaties in zorg en welzijn.’ Zij zitten tussen het bestuur en de uitvoerende vrijwilligers in en worden soms vermalen tussen de hogere eisen aan vrijwilligerswerk en de kunst om de juiste mens in te zetten op de juiste plek. Matchen Er komt steeds meer op de schouders van de vrijwilligerscoördinator: werving, contact met de gemeente, financiën. ‘Je ziet soms dat het bestuur van vrijwilligersorganisaties verwacht dat de coördinator zich met te veel terreinen bezig houdt,’ zegt Van der Klein. ‘De coördinator moet de juiste vrijwilligers aantrekken, ze matchen voor een klus, ze begeleiden bij problemen en inspelen op het nieuwe type vrijwilliger dat zich richt op kortdurende en meer uitdagende klussen.’ Onderhandelen Niet alleen de coördinatoren, ook de vrijwilligersorganisaties moeten op lokaal niveau aangeven wat ze wel en niet kunnen doen. Marian van der Klein: ‘Je moet onderhandelen over je positie en aangeven bij de gemeente wat nodig is om het vrijwilligerswerk te ondersteunen. De coördinator moet in de organisatie en aan de buitenwacht duidelijk maken welke hulpvragen ze wel en niet aankunnen met de vrijwilligers die er zijn.’ Identiteit Opmerkelijk is dat uit het onderzoek blijkt dat organisaties niet in dezelfde vijver vissen voor de werving van vrijwilligers. ‘Wie zich als vrijwilliger meldt, kiest voor een bepaalde cultuur en voor specifiek werk. Vrijwilligersorganisaties verschillen juist in identiteit en imago. Humanitas is een andere organisatie dan de Dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Het is zaak dat zij die identiteit bij de werving goed naar voren brengen.’ Bron: www.zorgw elzijn.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
18/26
14.
Talentmanagement
De betrokkenheid van medewerkers is de belangrijkste indicator van de invloed van talent management op de bedrijfsresultaten. Dit geeft twee derde van de respondenten aan die onlangs meededen aan het talentmanagement onderzoek onder ruim 1.000 organisaties uit twintig verschillende landen. Het onderzoek is geïnitieerd en uitgevoerd door StepStone Solutions en Bersin & Associates. Algemeen management versus HR management De conclusie is gebaseerd op uitspraken van het algemeen management en het Human Resource (HR) management van deze organisaties. Voor algemeen management geldt dat zij na de betrokkenheid van medewerkers, retentiepercentage (het vermogen van een ondernemer om de bestaande medewerkers in het bedrijf te houden) en prestatiemeting het belangrijkst vindt. Voor HR management geldt dat zij het aantal opzeggingen op de tweede plek zet en de interne mobiliteit daarna de belangrijkste indicator vindt. Lees ook: Talentmanagement in vijf stappen Bron: www.managersonline.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
19/26
15.
Beroepsvereniging opbouwwerkers Code 2.0
De nieuwe beroepsvereniging voor opbouwwerkers heet Code 2.0. De vereniging, die vooral gebruik maakt van sociale media, is wars van ellenlange vergaderingen in stoffige zaaltjes. 'Online krijgen we veel meer reacties van werkers die echt willen meepraten over de beroepsontwikkeling', zegt bestuurslid Marco van Stralen. Van Stralen, eerder bestuurslid bij Beroepsvereniging Opbouww erkers Nederland (BON) merkte op dat er bijna niemand naar de vergaderingen kwam. Het ene na het andere bestuurslid stopte ermee . 'We werden bedolven onder stukken en liepen constant achter de feiten aan. Toen hebben we besloten de tafel schoon te vegen en alleen nog maar te communiceren via internet.' Meekijken Opbouwwerkers kunnen zich aanmelden voor een gesloten discussiegroep op de netwerksite Linkedin. 'Die groep is gesloten, omdat het meteen ook ons ledenbestand is. We willen dat iedere opbouwwerker ongehinderd kan discussiëren over het beroep, zonder dat organisaties en managers meekijken.' De Linkedin-groep groeit nog iedere dag en de aanpak is een stuk dynamischer dan de klassieke werkwijze, vertelt het bestuurslid. 'Als we nu de opbouwwerker om een mening willen vragen, krijgen we meteen reacties.' Convenant De bestuursleden van Code 2.0 komen slechts drie keer per jaar samen, vertelt Van Stralen. Zij zijn meteen ook ambassadeurs van de vereniging in verschillende regio's. Inmiddels gaat het bestuur een convenant afsluiten met Abvakabo FNV. 'De beroepsvereniging is een uitstekende poort voor betere belangenbehartiging. Het is goed om diensten uit te wisselen, zoals informatie over arbeidsrecht.' Dooddoener In de toekomst wil Code 2.0 ook samenwerking zoeken met bijvoorbeeld hogescholen en kenniscentra. ‘We zien echter wel dat klassieke organisaties nog moeten wennen aan onze nieuwe manier van werken. Zij willen gelijk zaken doen met een opgetuigde organisatie met een heel administratief apparaat. Dat zijn voorlopig dooddoeners voor spontane initiatieven. We willen eerst zien hoe de nieuwe vorm van de beroepsvereniging zich ontwikkelt.' Moeder Vallen opbouwwerkers die geen gebruik maken van sociale media nu buiten de boot? 'Ze moeten wel meedoen, want ook de klanten werken steeds meer met netwerksites als Hyves en Linkedin', stelt Van Stralen. 'Bovendien is mijn moeder van 83 zelfs online, dus je kunt mij niet vertellen dat de opbouwwerker dat niet kan.' Bron: www.zorgenw elzijn.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
20/26
16.
Uw Raad van Toezicht wil zich professionaliseren?
In de afgelopen jaren is in de sector Welzijn steeds meer het model RvT-RvB ingevoerd en dat proces van invoering is nog niet ten einde. Dat bleek op 27 oktober jl. tijdens een bijeenkomst van ruim 50 toezichthouders in welzijn, georganiseerd door de MO-groep en de NVTZ. Na invoering professionalisering Nu steeds meer welzijnsorganisaties zijn gaan werken volgens het model RvB.RvT komt het accent meer te liggen op professionalisering van het toezicht. Vraagstukken: • Hoe worden de kernfuncties werkgeverschap bestuurder, toezicht en advies ingevuld? • Hoe wordt dualiteit tussen RvT en RvB vorm gegeven? • Hoe flexibel of hoe verkrampt wordt daarmee omgegaan? • Welke rol mogen en kunnen externe belanghebbenden hierin spelen? Rolopvatting RvT Enerzijds wordt van een RvT verwacht nabij te zijn, de vinger aan de pols te houden, daadwerkelijk invulling te geven aan het begrip toezicht. Anderzijds bestaat daarvoor bij menig RvT schroom, om niet ‘op de stoel van de bestuurder’ te gaan zitten. It takes 2 to tango, ook bestuurders leveren een bijdrage aan de wijze waarop deze relatie wordt ingevuld. Ruimte geven aan toezicht betekent immers tegelijk ook vrijheid van handelen inleveren. Kortom, hoe wordt in een professionele organisatie toezicht ingevuld? Wat vraagt dit van toezichthouder, bestuurder en organisatie? Aandachtspunten zijn: • Integraal toezicht houden • Informatievoorziening (ontwikkeling van een monitor • Vorm geven van de dualiteit van bestuur en toezicht • Externe transparantie en verantwoording • Analyse van en omgang met stakeholders • Hulpmiddelen, toolkit Stade Advies U wilt via een scan weten hoe het toezicht in uw organisatie er voor staat? U wilt onderdelen van uw toezicht verbeteren? Stade Advies kan u daarbij van dienst zijn. Voor meer informatie of het maken van een afspraak, kunt u terecht bij Sjaak Floris Telefoon: 06 53944945 E-mail: Sjaak Floris
Johan Kruithof Telefoon: 06 53215138 E-mail: Johan Kruithof
Meer weten? Lees hier verder
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
21/26
17.
Waardenzeef stuurt investeren in de wijk
Doorgaans bepalen professionals bij corporaties en gemeenten waaraan het investeringsgeld voor een wijk naar toe gaat. Zij zijn de deskundigen op dat gebied. Maar wie zijn er meer deskundig dan de bewoners zelf? Waarom zouden zij niet bepalen waarin geïnvesteerd wordt? In Groningen durfden ze het aan om bewoners die verantwoordelijkheid te geven. Verantwoordelijkheid In een SEV-experiment legde een aantal partijen de verantwoordelijkheid en keuze voor maatschappelijke investeringen in de wijk bij bewoners neer met behulp van de Waardenzeef. Wooncorporatie Lefier nam het initiatief, maakte de Waardenzeef samen met RIGO en SEV geschikt voor uitvoer, introduceerde het instrument en trok het traject rond de implementering. Wooncorporatie de Huismeesters en de gemeente Groningen werkten mee aan de uitvoering. De angst dat de bewoners voor “onverstandige” investeringen zouden kiezen bleek onterecht. Ze kregen inzicht in de budgetten en maakten daardoor bewuste en weloverwogen keuzes. Hulp bij besluitvorming Met de Waardenzeef maken besluitvormers ieder voor zich een keus uit verschillende, lastig te vergelijken investeringen. Dit doen ze op basis van ervaring, persoonlijke waarden, professionaliteit en overtuiging. Bij investeringen waar de meningen verdeeld zijn, gaat men in gesprek over de achterliggende motieven van het persoonlijke oordeel. Zo is het mogelijk om bij besluitvorming maatschappelijk rendement op een efficiënte en leerzame wijze te wegen, zonder dat het nodig is het maatschappelijk rendement met veel moeite te kwantificeren. In Groningen is de methode toegesneden voor toepassing in de wijk. Publicatie De SEV produceerde met steun van het ministerie van VROM (WWI) de publicatie ‘Waardenzeef, bewoners besteden wijkbudget’. De publicatie bevat achtergrondinformatie, een stap voor stap uitleg van het instrument en de weergave van zeven gesprekken met betrokkenen, professionals en bewoners. Evelien Tonkens, hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam deelt haar reflecties over de methode in een nawoord. Bron: www.sev.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
22/26
17.
Nieuwe verbindingen tussen wonen, welzijn en zorg
Zo’n 3 tot 4 jaren geleden startten veel gemeenten de ontwikkeling van woonservicezones, ook wel wonen-welzijn-zorg zones genoemd. De meeste provincies stimuleerden die ontwikkeling met aanvullende subsidieregelingen, gericht op de regiefunctie van de gemeente en op innovatie. Inmiddels is de eerste ontwikkelingsfase achter de rug, en komt het er nu op aan om de tot nu toe bereikte resultaten te verankeren en daar op voort te bouwen. In diverse gemeentes is dit voornemen opgenomen in het recent bereikte coalitieakkoord. Sinds de start van de woonservicezones is ook de Wet Maatschappelijke Ondersteuning ingevoerd. Zoals bekend beoogt de WMO onder andere de mens te ondersteunen in zijn zelfstandig leven en wonen. Inzet is dat de ‘civil society’ tot stand komt, waarin mensen de regie over hun eigen leven hebben en elkaar daarbij helpen. In dit streven van de WMO passen naadloos beleid en praktijk zoals die de afgelopen jaren zijn ontstaan rond de woonservicezones. Ook de toenemende aandacht voor levensloopgeschikte woningen past hierin. Verankeren, doorgaan en vernieuwen: Stade Advies kan u helpen Halen en brengen in de woonservicezone Het hart van een woonservicezone bestaat vaak uit een multifunctionele accommodatie, waarin vele functies bij elkaar zijn gebracht. Denkt u bijvoorbeeld aan hoogwaardig wonen, informatie & advies, educatie en onderwijs, gezellig kunnen eten in een restaurant, eerstelijns zorg, en dergelijke. Dit zijn de zogenoemde ‘haalfuncties’. Om het hart van de woonservicezone zijn vervolgens cirkels getrokken, waarbinnen bewoners meer of minder intensieve zorg thuis gebracht krijgen. Ook kunnen zij allerlei services inkopen, zoals maaltijden, tuinonderhoud, klussendienst, etc. Dit zijn de ‘brengfuncties. Stade Advies ontwikkelde een concept voor integrale samenwerking Informatie Lees verder onze brochure Informatie kunt u krijgen bij Nico kersten (E.
[email protected] of T. 0640 070 761)
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
23/26
18.
Investeren in maatschappelijk werk
‘In de hulp aan de voorkant ligt de kracht van het maatschappelijk werk. Dat is meer nodig dan ooit. Want investeren in maatschappelijk werk levert veel meer op dan investeren in psychiatrie en jeugdzorg.’ Dat stelde Hans van Ewijk in zijn oratie als bijzonder hoogleraar ‘Grondslagen van het maatschappelijk werk’ aan de Universiteit voor Humanistiek. De terugkeer naar een brede basisprofessional die zich met het sociale leven van mensen bezighoudt. Dat is de dominante trend in het maatschappelijk werk van de afgelopen jaren. Aldus Hans van Ew ijk in zijn oratie. Na de maatschappelijk werker die in de jaren zeventig solidair was met uitgesloten groepen en de therapeutische richting van de jaren negentig komt nu de brede sociale professional in beeld. Verbreding Als lector Sociaal Beleid, Inno vatie en Beroepsontw ikkeling aan de Hogeschool Utrecht houdt Van Ewijk zich bezig met verbreding van de rol van klassieke welzijnsberoepen als maatschappelijk werker en opbouwwerker. Eerder was hij bestuurder van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). Vorige week hield hij zijn oratie: ‘Maatschappelijk werk in een sociaal gevoelige tijd’ Geïnstitutionaliseerd Nederland is het meest geïnstitutionaliseerde land van Europa, aldus Van Ewijk. 'Wij hebben de meeste mensen in psychiatrische klinieken, gehandicapteninstellingen en gevangenissen. Terwijl mensen van inrichtingen meestal niet beter worden. Ze kunnen in de eigen directe leefomgeving goed worden geholpen door ondersteuning in hun sociaal functioneren. In die hulp aan de voorkant ligt de kracht van het maatschappelijk werk. Dat is meer nodig dan ooit. Investeren in maatschappelijk werk levert veel meer op dan investeren in psychiatrie en jeugdzorg.' Sociale ondersteuning bieden is veel effectiever dan mensen wegstoppen in bijvoorbeeld jeugdzorginstellingen. stelt Van Ewijk: ‘De afgelopen tien jaar is het aantal mensen met de diagnose autisme sterk gegroeid. Dat ligt niet aan een betere diagnose, maar het steeds ingewikkelder worden van de maatschappij. Het sociaal functioneren is steeds meer doorslaggevend geworden om je te handhaven in deze maatschappij.’ Hoe kunt u de effectiviteit van maatschappelijk werk aantonen? ‘Mijn collega Jean Pierre Wilken deed een uitgebreid onderzoek naar hoe mensen met psychiatrische stoornissen herstellen. Onderzoek wijst uit dat het geheim vooral ligt in een betrokken, veiligheid biedende en activerende professional. Hij of zij concentreert zich niet op de stoornis, maar op steun om te gaan met de stoornis, de eigen omgeving en met het dagelijks leven. Therapieën werken vaak niet, maar een goede mentor of coach die betrokken is, wel.’ ‘Dat betekent dat we de permanente groei van door de AWBZ, jeugdzorg en justitie gefinancierde instituties moeten ombuigen. Er moeten meer financiële middelen naar lokaal niveau worden geschoven. Huisartsen pleiten daar ook voor, maar komen dan ineens tegenover 40 verschillende welzijnswerkers te zitten. Er is dus behoefte aan een brede sociale werker.’ Dat levert strijd op binnen de welzijnsprofessies? ‘Sociaalpedagogische hulpverleners, opbouwwerkers en maatschappelijk werkers en hun beroepsverenigingen groeien steeds meer naar elkaar. Beroepsorganisatie Phorza lijkt al op te gaan in de Nederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werkers. Het is wel nodig dat de maatschappelijk werkers zelf ook meer uit hun schulp komen. Opbouwwerkers en jongerenwerkers hebben zich de laatste jaren veel meer laten horen op lokaal niveau.’ U wilt terug naar een beroepsprofiel met bescheiden ambities: maatschappelijk werk moet mensen helpen bij het sociale functioneren. ‘Allerlei groepen hebben vreselijk veel moeite zich staande te houden in onze complexe samenleving. Mensen moeten zich goed leren presenteren, met anderen relaties kunnen aangaan en leren mobiel te zijn. Er is geen beroepsgroep die de mens in zijn eigen omgeving zo goed kan ondersteunen als het maatschappelijk werk. Daarvoor moeten de werkers wel meer de buurten ingaan en de verbinding zoeken met de sociale netwerken en familie van de cliënt.’
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
24/26
Dat kan ook betekenen dat er levenslange ondersteuning door het maatschappelijk werk nodig is? ‘Ja, dat helpt cliënten beter dan wonen in gesloten settings in de gehandicaptenzorg of GGZ. Daarvoor is een ontwikkeling naar breed social work nodig. Dat brede maatschappelijk werk moet ook meer academische aandacht krijgen. Aan de Nederlandse universiteiten is het nauwelijks ingebed. Aan de Universiteit voor Humanistiek moet wat mij betreft ook een academische school komen, waar empirisch onderzoek wordt gedaan en waar mensen kunnen promoveren op onderzoek naar maatschappelijk werk.’ Bron: www.zorgw elzijn.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
25/26
19.
Kenniswerkers hebben last van informatie overload
Een mens heeft maar twee ogen, twee handen en één stel hersens. Daarom kunnen we maar een bepaalde hoeveelheid informatie verwerken – en daarom krijgen kenniswerkers wereldwijd steeds meer last van informatie overload. Hoe groot dat probleem is, komt naar voren uit internationaal onderzoek van LexisNexis. Uit dit onderzoek onder 1.700 werknemers in de VS, China, Zuid Afrika, Engeland en Australië bleek dat meer dan 60 procent van de kantoorwerkers vindt dat ze hun werk niet altijd goed genoeg kunnen doen omdat ze alle benodigde informatie niet snel genoeg kunnen verwerken. Bovendien zeggen alle respondenten dat de hoeveelheid informatie die ze voor hun kiezen krijgen alleen maar toeneemt en dat er binnenkort een punt zal komen waarop ze simpelweg niet meer aan kunnen. Tegelijkertijd stellen de respondenten date en derde tot de helft van de informatie die ze op hun werk onder ogen krijgen niet essentieel is om hun werk te kunnen doen. Hier valt dus een en ander te verbeteren. Winst en productiviteit Informatie overload is niet alleen een probleem voor de werknemers omdat het tot stress leidt, het geeft ook grote (negatieve) gevolgen voor de productiviteit en daarmee op de winst van ondernemingen. Werkgevers zouden dan ook moeten investeren in praktische oplossingen, aldus de onderzoekers. Dit kan door geld en aandacht te besteden aan effectief informatiemanagement in de vorm van IT-processen die de informatie beter beheren en training aan de werknemers om beter met informatie om te gaan. Bron: www.managersonline.nl
St@dium, e-zine van Stade Advies – Kwaliteit van samenleven
26/26