NULMETING SAMENSTELLING VISGEMEENSCHAP HEN-SED WATEREN Waterschap Rivierenland, 2011
In opdracht van: Waterschap Rivierenland
NULMETING SAMENSTELLING VISGEMEENSCHAP HEN-SED WATEREN Waterschap Rivierenland, 2011
In opdracht van: Waterschap Rivierenland 24 juli 2012
Colofon 2012 Natuurbalans - Limes Divergens BV / Waterschap Rivierenland Tekst en samenstelling:
G. Hoogerwerf, M. Dorenbosch, J. Jeucken, D. Heijkers & B. Niemeijer
Projectleiding:
G. Hoogerwerf & N. van Kessel
Met medewerking van:
R. Aukema, T. Brouwer, B. Crombaghs, P. van Hoof, & D. Schut Visserijbedrijf Frans Komen & Zn
Projectnummer:
11-089
In opdracht van:
Waterschap Rivierenland
Opdrachtbegeleiding:
M. Lucas & R. Gylstra
Foto’s omslag:
Kraaiewiel Asperen (foto: J. Jeucken) en grote modderkruiper, kroeskarper en vetje (foto’s B. Crombaghs, Natuurbalans)
Wijze van citeren:
Hoogerwerf, G., M. Dorenbosch, D. Heijkers, J. Jeucken & B. Niemeijer, 2012. Nulmeting samenstelling visgemeenschap HEN-SED wateren waterschap Rivierenland, 2011. Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen.
Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van scanning, internet, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van waterschap Rivierenland en NatuurbalansLimes Divergens BV noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd. Natuurbalans-Limes Divergens BV is niet aansprakelijk voor gevolgschade, alsmede voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van Natuurbalans-Limes Divergens BV. Waterschap Rivierenland vrijwaart Natuurbalans-Limes Divergens BV voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. Natuurbalans-Limes Divergens BV is lid van het Netwerk Groene Bureaus, brancheorganisatie voor kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging.
SAMENVATTING
Het beheergebied van waterschap Rivierenland ligt binnen de provincies Zuid-Holland, NoordBrabant en Gelderland. Door de provincies is de functie waardevolle waternatuur, zoals waterparels en natte natuurparel, toegekend aan wateren met hoge ecologische waarde of potentie, waarbij de invloed van menselijk handelen gering is. De provincie Gelderland heeft aan deze waterparels de functie van HEN-wateren toegekend en daarnaast ook de functie van SED water vastgesteld (Provincie Gelderland, 2009). De HEN- en SED-wateren zijn de meest waardevolle oppervlaktewateren binnen Gelderland. Deze wateren stellen hoge eisen aan morfologie, waterkwaliteit, watervoerendheid en stroming. In HEN-wateren komen zeldzame tot zeer zeldzame soorten voor en de ecologische processen zijn er het meest natuurlijk. De SEDwateren kennen enige humane beïnvloeding, maar zijn ecologisch gezien nog steeds veel waardevoller dan wateren van het basisniveau. In het kader van een vismonitoring, waarbij de ontwikkeling van de visgemeenschap in de tijd wordt gevolgd, is in de periode augustus-oktober 2011 een eerste nulmeting uitgevoerd. In dit rapport worden de resultaten van deze nulmeting besproken. Het onderzoek naar de samenstelling van de visgemeenschap is uitgevoerd conform de richtlijnen van het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk [red.], 2010) en de Kaderrichtlijn Water (KRW). Hoewel de onderzochte HEN-SED wateren veelal niet KRW-plichtig zijn, is voor de onderzochte wateren wel een KRW-visbeoordeling uitgevoerd op basis van de meest gelijkende maatlat, zoals is vastgesteld door waterschap Rivierenland. Daarnaast is aangegeven of het onderzochte water voldoet aan de visdoelsoorten die eraan zijn toekend (Arcadis, 2006). In 24 verschillende wateren is in 2011 een visbemonstering uitgevoerd. Daarnaast is van deze wateren een habitatbeschrijving gemaakt. Naast deze wateren is op 11 locaties eveneens een habitatbeschrijving opgesteld. Van deze locaties waren reeds recente gegevens (2009, 2010) over de samenstelling van de visgemeenschap aanwezig. Deze visstandgegevens zijn eveneens in deze rapportage opgenomen. Van alle onderzochte wateren wordt een overzicht gepresenteerd van de aangetroffen visgemeenschap. Hierbij zijn de verschillende waargenomen vissoorten aangegeven. Per vissoort en per lengteklasse is bovendien de (berekende) abundantie (N/ha) en biomassa (kg/ha) aangeduid. Per oppervlaktewater is de KRW-beoordeling van de visstand aan de hand van toegekende KRWreferentietypen berekend. Daarnaast is een doelvissoort-beoordeling uitgevoerd. Voor de meeste HEN-SED wateren zijn doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006). Ook wordt per oppervlaktewater ingegaan op de waterkwaliteitsbeoordeling (KRW of MTR). Deze gegevens zijn door waterschap Rivierenland ter beschikking gesteld. Voor alle onderzochte wateren zijn zo nodig beheer- en inrichtingsmaatregelen aangegeven. Hierbij is ook rekening gehouden met evt. KRW-referentietypen die voor wateren zijn vastgelegd en aangegeven doelvissoorten.
INHOUD
1
INLEIDING.............................................................................................................5 1.1 Algemeen .......................................................................................................5 1.2 Leeswijzer ......................................................................................................6
2
ONDERZOEKSGEBIED.............................................................................................8
3
MATERIAAL EN METHODE ...................................................................................10 3.1 Habitatbeschrijving ........................................................................................10 3.2 Visbemonstering............................................................................................10 3.3 Gegevensverwerking......................................................................................12 3.4 Visstandbeoordeling.......................................................................................14 3.5 Beoordeling waterkwaliteit..............................................................................14
4
RESULTATEN EN DISCUSSIE ................................................................................16 4.1 Algemeen .....................................................................................................16 4.2 Overzicht waargenomen vissoorten .................................................................16 4.3 Bespreking visgemeenschap (2009/2010) per oppervlaktewater .........................19 4.3.1 Alm (ALMB0041) ....................................................................................19 4.3.2 Bakkerskil, Bruine Kil, Oostkil / Bleeke Kil ...................................................22 4.3.3 Zouweboezem ........................................................................................29 4.4 Bespreking visgemeenschap (2011) per oppervlaktewater ..................................34 4.4.1 Waterparel Hoge boezems Kinderdijk (ALBL0010) .......................................34 4.4.2 Wiel Uppel (ALMB0020)...........................................................................37 4.4.3 Kornse Boezem (ALMB0055) ....................................................................40 4.4.4 Wiel Rijswijk (ALMB0089) ........................................................................43 4.4.5 Hellegat (ALMB0121) ..............................................................................47 4.4.6 Vierbansche Gantel (ALMB0123) ..............................................................50 4.4.7 De Waaij – Zijderveld (BENL001)...............................................................53 4.4.8 Wiel van Bassa (BENL0082) .....................................................................57 4.4.9 De Regulieren (BENL0108) .......................................................................60 4.4.10 Komgronden Waardenburg – Het Broek (BENL0118) ...................................64 4.4.11 Kraaiewiel Asperen (BENL0198)................................................................67 4.4.12 Drielse wetering (BOMW0014) .................................................................71 4.4.13 Groote Wiel Munnikenland (BOMW0016) ...................................................74 4.4.14 Kleine Wiel Munnikenland (BOMW0021) ....................................................77 4.4.15 Kloosterwiel (BOMW0023) .......................................................................79 4.4.16 Lieskampen - visvijver (BOMW0030) .........................................................83 4.4.17 Aalpotwiel Munnikenland (BOMW0051).....................................................86 4.4.18 Lieskampen (slotenstelsel) (BOMW0162) ...................................................89 4.4.19 Beekstroom (GROO0019).........................................................................92 4.4.20 Ooyse Graaf (GROO0041)........................................................................96 4.4.21 Spijkswiel (MAWA0030) ........................................................................ 102 4.4.22 Hernens Meer (MAWA0058) .................................................................. 106 4.4.23 Leigraaf Hernen (MAWA0082)................................................................ 110 4.5 Analyse omgevingsvariabelen en visgemeenschap ........................................... 117
5
OVERZICHT INRICHTING- EN BEHEER MAATREGELEN .......................................... 122 5.1 Algemeen ................................................................................................... 122 5.2 Grootschalige maatregelen............................................................................ 123 5.3 Maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit........................................... 123 5.4 Inrichtingsmaatregelen om deelleefgebieden te vergroten ................................. 124 5.5 Maatregelen om de schuilmogelijkheden te vergroten....................................... 127 5.6 Maatregelen om migratiebarrières op te heffen ................................................ 128 5.7 Maatregelen om de visgemeenschap rechtstreeks te beïnvloeden ...................... 129 5.8 Samenvattend overzicht maatregelen bij HEN/SED wateren .............................. 129
6
CONCLUSIE ...................................................................................................... 133 6.1 KRW-beoordeling oppervlaktewateren ............................................................ 133 6.2 Doelvissoort-beoordeling .............................................................................. 135 6.3 Visbiomassa onderzochte oppervlaktewateren ................................................ 135 6.4 Beheer- en inrichtingsmaatregelen ................................................................. 136
7
GERAADPLEEGDE LITERATUUR .......................................................................... 137
BIJLAGE 1. BESCHRIJVING HABITATKENMERKEN ..................................................... 138 Nulmeting wateren deelgebied ALBL en ALMB ......................................................... 138 Nulmeting wateren deelgebied BENL ....................................................................... 140 Nulmeting wateren deelgebied BOMW .................................................................... 144 Nulmeting deelgebied GROO & MAWAA ................................................................. 148 Nulmeting deelgebied ALMB (§ 4.2) ....................................................................... 150 Nulmeting deelgebied BENL (§ 4.2)......................................................................... 152 BIJLAGE 2. KRW-BEOORDELING FYSISCH-CHEMISCHE PARAMETERS ......................... 154
1
INLEIDING 1.1 ALGEMEEN
Het beheergebied van waterschap Rivierenland (WSRL) ligt binnen de provincies ZuidHolland, Noord-Brabant en Gelderland. Door de provincies is de functie waardevolle waternatuur, zoals waterparels en natte natuurparel, toegekend aan wateren met hoge ecologische waarde of potentie, waarbij de invloed van menselijk handelen gering is. De provincie Gelderland heeft aan deze waterparels de functie van HEN-wateren toegekend en daarnaast ook de functie van SED water vastgesteld (Provincie Gelderland, 2009): • HEN-water: oppervlaktewater van het hoogst ecologische niveau. Het water benadert de meest natuurlijke situatie. Het provinciaal- en waterschapsbeleid is erop gericht de ecologische waarden te beschermen en eventuele negatieve invloeden terug te dringen. • SED-water: oppervlaktewater met een specifiek ecologische doelstelling. Deze wateren kennen enige menselijke beïnvloeding, maar hebben een ecologische waarde of kunnen die door een relatief geringe inspanning krijgen. De meest natuurlijke situatie ligt voor deze wateren echter niet in het verschiet. Het provinciaal- en waterschapsbeleid is erop gericht de natuurwaarden te herstellen en te beschermen. De HEN- en SED-wateren zijn de meest waardevolle oppervlaktewateren binnen Gelderland. Deze wateren stellen hoge eisen aan morfologie, waterkwaliteit, watervoerendheid en stroming. In HEN-wateren komen zeldzame tot zeer zeldzame soorten voor en de ecologische processen zijn er het meest natuurlijk. De SED-wateren kennen enige humane beïnvloeding, maar zijn ecologisch gezien nog steeds veel waardevoller dan wateren van het basisniveau. Het Provinciaal Waterplan (Provincie Gelderland, 2009) geeft ten aanzien van HEN-wateren nog specifieke doelen en aandachtspunten aan: Alle HEN-wateren moeten optrekbaar zijn voor vissen, voor zover in overeenstemming streefbeelden en de bescherming van kwetsbare populaties. Vissen zijn tevens onderdeel van de streefbeelden van de HEN- en SED-wateren. De provincie wil samen met de waterschappen beleid voor beschermde vissoorten formuleren. Voor duurzame en natuurlijke visstanden is het belangrijk dat wateren in het algemeen optrekbaar zijn voor vis. Vismigratie is daarom een van de kosteneffectieve maatregelen in de KRW-maatregelpakketten. Niet altijd is het optrekbaar maken gewenst. In wateren waarin dit leidt tot een bedreiging voor kwetsbare soorten moeten de migratiebarrières gehandhaafd blijven. Ook in situaties waarin de barrière al zolang aanwezig is dat dit heeft geleid tot een speciaal daarbij passende ecologie die het beschermen waard is, moeten de migratiebarrières gehandhaafd blijven. Daar waar voor het mogelijk maken van vismigratie verbindingen tussen Rijkswater en regionaal water noodzakelijk zijn, vindt afstemming plaats tussen Rijkswaterstaat en het betreffende waterschap. Vanuit de visie van duurzame zelfstandige ecosystemen in een robuust watersysteem is de Provincie in principe geen voorstander van het uitzetten van vis. Van de waterschappen vraagt de provincie het beheer en onderhoud van de oppervlaktewateren af te stemmen op het voorkomen van beschermde vissoorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
5
-
-
-
-
en vissoorten van de Rode lijst en de eisen die deze soorten stellen aan hun omgeving. Ook bij vergunningverlening vraagt de Provincie van de waterschappen hiermee rekening te houden. De habitat van deze soorten mag niet achteruitgaan. Waterschappen gebruiken het Cultuurhistorie-Ecologie-Water kompas (CEWkompas) “Natuurlijk Samen” om bij inrichting en beheer van HEN- en SED-wateren de juiste richting te kunnen kiezen voor de integratie van de ecologische en cultuurhistorische doelen. De Provincie streeft naar het behoud van hengelsportmogelijkheden en wil de sportvisserij waar mogelijk faciliteren en stimuleren. Langs wateren zonder ecologische functietoekenning wil de provincie de aanleg en het onderhoud van sportvisserijmogelijkheden, zoals bijvoorbeeld steigers stimuleren. Bij wateren met een ecologische functietoekenning wil men dit dus niet stimuleren (sic Natuurbalans). Een aantal HEN- en SED-wateren is tevens waterlichaam in het kader van de KRW. Voor deze wateren zijn ecologische doelen vastgesteld conform de KRWsystematiek. Dit is gebeurd aan de hand van maatlatten voor macrofauna, fytoplankton, vissen en waterplanten. Voor de HEN- en SED-wateren die géén KRW-waterlichaam zijn, zijn streefbeelden opgesteld (Arcadis, 2006). Ten aanzien van vissen zijn voor verschillende wateren doelsoorten aangegeven.
In het kader van een vismonitoring, waarbij de ontwikkeling van de visgemeenschap in de tijd wordt gevolgd, is in de periode augustus-oktober 2011 een eerste nulmeting uitgevoerd. In dit rapport worden de resultaten van deze nulmeting besproken. Het onderzoek naar de samenstelling van de visgemeenschap is uitgevoerd conform de richtlijnen van het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk [red.], 2010) en de Kaderrichtlijn Water (KRW). Hoewel de onderzochte HEN-SED wateren veelal niet KRW-plichtig zijn, is voor de onderzochte wateren wel een KRW-visbeoordeling uitgevoerd op basis van de meest gelijkende maatlat, zoals is vastgesteld door waterschap Rivierenland. Daarnaast is aangegeven of het onderzochte water voldoet aan de visdoelsoorten die eraan zijn toekend (Arcadis, 2006).
1.2 LEESWIJZER
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het onderzoeksgebied en de globale ligging van de onderzochte wateren. In hoofdstuk 3, materiaal en methode, wordt ingegaan op de wijze waarop de visbemonstering is uitgevoerd. Daarnaast wordt ingegaan op de verschillende berekeningen die op de verzamelde gegevens zijn uitgevoerd, om te komen tot een schatting van het aantal individuen per soort per hectare en de biomassa per hectare. Voor de hier onderzochte wateren vormt de biomassa per hectare het uitgangspunt voor de visbeoordeling conform maatlatten van de KRW. In hoofdstuk 4, resultaten en discussie, wordt eerst een overzicht gepresenteerd met alle aangetroffen vissoorten per oppervlaktewater. Hierbij wordt tevens ingegaan op de (inter)nationale status van de verschillende soorten. Hierna wordt ingegaan op de habitatbeschrijving van de onderzochte wateren en evt. relaties met visgemeenschappen. Vervolgens wordt per oppervlaktewater ingegaan op de samenstelling van de visgemeenschap, de beoordeling van de visgemeenschap aan de hand van KRW-referentietypen en wordt ingegaan op aspecten van beheer en inrichting om de visgemeenschap duurzaam te ontwikkelen. Hierna volgt in hoofdstuk 5 van
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
6
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
inrichting- en beheermaatregelen ten behoeve van de instandhouding van een duurzame visgemeenschap. Voorts wordt in dit hoofdstuk een samenvattend overzicht gepresenteerd van mogelijk maatregelen die gewenst zijn bij de verschillende onderzochte wateren. In hoofdstuk 6 volgt de conclusie van het onderzoek.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
7
2
ONDERZOEKSGEBIED
In figuur 1 wordt een overzicht gepresenteerd van de onderzochte wateren. Bij de rood gemarkeerde wateren is in 2011 een habitatbeschrijving en een visbemonstering uitgevoerd. Bij de blauw gemarkeerde wateren is alleen een habitatbeschrijving opgesteld. In tabel 1 is een algemene beschrijving opgenomen van de onderzochte wateren. Tabel 1. Overzicht van de in 2011 onderzochte wateren binnen het beheergebied van waterschap Rivierenland met vermelding van de aard (doeltype), de beleidsstatus en of er in 2011 een visbestandopname is uitgevoerd (vis: x). Code
RD-X
Naam
doeltype
status
ALBL0010 ALMB0006
103456 432435 Waterparel HB Kinderdijk 120460 419630 Bakkerskil
boezem kreek
Waterparel Waternatuur
ALMB0007
118950 419720 Bruine Kil
kreek
Waternatuur
ALMB0020
124163 422567 Wiel Uppel
wiel
Waternatuur
ALMB0041
127215 421581 Alm
wetering
Waternatuur
ALMB0055
125491 417980 Kornse Boezem
Kreek
Waternatuur
x
ALMB0062 ALMB0089
119932 416340 Oostkil / Bleeke Kil 129500 423900 Wiel Rijswijk
kreek wiel
Waternatuur Waternatuur
x
ALMB0093
120931 417373 Oostkil / Bleeke Kil
kreek
Waternatuur
ALMB0095
118974 418250 Bakkerskil
kreek
Waternatuur
ALMB0120
119690 420922 Bruine Kil
kreek
Waternatuur
ALMB0121
122385 417757 Hellegat
kreek
Waternatuur
x
ALMB0123 BENL0001
122518 418325 Vierbansche Gantel 138650 438150 De Waai, Zijderveld
kreek wiel
Waternatuur HEN
x x
BENL0082
137612 436545 Waterparel Wiel van Bassa
wiel
Waterparel
x
BENL0108
145612 437498 De Regulieren
slotenstelsel
HEN
x
BENL0118
143550 429070 Komgronden Waardenburg
slotenstelsel
HEN
x
BENL0198
137050 431250 Kraaiewiel, Asperen
wiel
HEN
x
BENL0357 BENL0379
128377 438424 Waterparel Oude Zederik 128236 439646 Waterparel Oude Zederik
wetering wetering
Waterparel Waterparel
BENL0383
127693 440880 Waterparel Zouweboezem
wetering
Waterparel
BENL0477
127844 440668 Waterparel Zouweboezem
wetering
Waterparel
BOMW0014 138888 421790 Drielse Wetering
wetering
HEN
x
BOMW0016 132510 423750 Groote Wiel Munnikenland
wiel
HEN
x
BOMW0021 132564 424353 Kleine Wiel Munnikenland BOMW0023 144226 424628 Kloosterwiel
wiel wiel
HEN HEN
x x
BOMW0030 139710 422348 Lieskampen
sloot-vijver
HEN
x
BOMW0051 132600 423600 Aalpotwiel Munnikenland
wiel
HEN
x
BOMW0162 140592 422465 Lieskampen
slotenstelsel
HEN
x
GROO0019
bron
HEN
x
GROO0041 195608 428325 Ooyse Graaf MAWA0030 169900 426910 Spijkswiel
oude rivierstrang wiel
HEN HEN
x x
MAWA0058 176134 426444 Hernens Meer
oude rivierstrang
HEN
x
MAWA0082 174975 426983 Leigraaf Hernen
sloot
HEN
x
MAWA0142 182274 423686 Wijchens Ven
oude rivierstrang
HEN
x
191444 427533 Beekstroom
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
8
RD-Y
vis x
x
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Figuur 1. Overzicht van de in 2011 onderzocht wateren, met vermelding van de unieke watercode (blauw: alleen beschrijving habitat; rood: beschrijving habitat en visbestandopname).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
9
3
MATERIAAL EN METHODE 3.1 HABITATBESCHRIJVING
Van alle onderzochte wateren is een habitatbeschrijving opgesteld. Hiervoor is een veldformulier gebruikt. Behalve kopgegevens (datum, locatieaanduiding, weertype etc.) zijn met behulp van het formulier de volgende aspecten tijdens het veldbezoek vastgelegd: karakteristieken oppervlaktewater (aard water, breedte, diepte, dikte sliblaag, etc.); karakteristieken watervegetatie (emers, submers, drijvend en aanwezigheid algen); karakteristieken bodemsubstraat (modder/slib, klei, zand, vegetatie, etc.) en Gegevens oeverzone mate van beschaduwing oppervlaktewater; oeverprofiel (verticaal, normprofiel, glooiend, etc.); oeverstructuur (kaal, beschoeid, rietkraag, moeraszone, etc.); oeverbegroeiing 0-5 m vanaf waterlijn (kaal, akker, grassen en kruiden, etc.) en aangrenzend landgebruik 0-100 m vanaf waterlijn (weilanden, akkers, bos, etc.). De helderheid van het water is bepaald met behulp van een Secchi-schijf. De hoogte van de waterkolom en de slibkolom is bepaald met behulp van een baak (maximale lengte circa 5,5 m) met hierop een 10 cm verdeling. De baak is rechtstandig het water ingedrukt. Bij een eerste lichte weerstand is de hoogte van de waterkolom bepaald. Door hierna de baak door te drukken tot de harde ondergrond is de hoogte van de waterkolom + de hoogte van de slibkolom bepaald. Een aantal wateren is zeer diep. Hier is de diepte bepaald met behulp van een dieptemeter (Daka DF46). Op deze locaties zijn geen slibdiktes vastgesteld. 3.2 VISBEMONSTERING
De visbemonsteringen zijn zoveel mogelijk uitgevoerd conform de meest up-to-date inzichten ten aanzien van KRW-bemonsteringen: het Handboek Hydrobiologie (Bijkerk [red.], 2010). Bij de visbemonstering worden verschillende technieken ingezet. Bij meervormige wateren <10 ha wordt circa: 10% van de oeverlengte bevist met electrovisserij-apparatuur; 20% van de oppervlakte open water wordt bevist met een zegen (hierbij is altijd een viszegen van 100 m lengte toegepast). Bij meervormige wateren van 10-100 ha wordt circa: 5% van de oeverlengte bevist met electrovisserij-apparatuur; 10% van de oppervlakte open water wordt bevist met een zegen (hierbij is een viszegen met een lengte van 100 m of 300 m toegepast). Bij lijnvormige wateren smaller dan 8 m (open water) wordt circa: 7,5% van de oeverlengte bevist met alleen electrovisserij (lengte monsterpunt 250 m). Bij smalle ondiepe wateren wordt gewerkt met draagbare electrovisserij-
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
10
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
apparatuur, bij diepere wateren wordt gewerkt met een polyester boot, met hierop geplaatst een wisselstroomaggregaat met gelijkrichter. Bij lijnvormige wateren breder dan 8 m wordt circa : 7,5% van de oeverlengte bevist met electrovisserij (lengte monsterpunt 250 m) en 7,5% oppervlakte open water met een zegen (lengte monsterpunt 250 m). Bij lijnvormige wateren is gebruik gemaakt van een keernet, behalve in de gevallen dat er gevist kon worden naar een blind uiteinde toe (bijvoorbeeld een stuw of het einde van een watergang) of in gevallen waarbij sprake is van een dichte waterplantenbegroeiing. Een deel van de visbemonsteringen is uitgevoerd in samenwerking met het Visserijbedrijf F. Komen & zn. Dit visserijbedrijf is door Stowa gecertificeerd voor de uitvoering van KRW-bemonsteringen. De overige visbemonsteringen zijn door medewerkers van Natuurbalans-Limes Divergens BV zelfstandig uitgevoerd. Door aanwezigheid van obstakels (takken, boomwortels, waterplanten, wortelstokken van waterlelie/gele plomp of andere obstakels) of door grote diepte is op een aantal locaties de gewenste zegenvisserij niet mogelijk gebleken. Waar mogelijk is dit gecompenseerd door een extra electrovisserij-inspanning te leveren. Omdat met de electrovisserij open water in onvoldoende mate kan worden bemonsterd, kan het niet uitvoeren van de zegenvisserij leiden tot een onvolledig beeld van de visgemeenschap. Of dit het geval is wordt bij de bespreking van de wateren (hoofdstuk 4) aangegeven. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de toegepaste visserijtechnieken, met vermelding van de bemonsteringsinspanning. Voor de viszegen is de bemonsterde oppervlakte aangeduid, voor electrotrajecten is de bemonsteringslengte aangegeven. In smalle doorwaadbare lijnvormige watergangen is de electrovisserij uitgevoerd met draagbare apparatuur (Deka Lord of Brettschneider). Hierbij is gevist met 2 apparaten naast elkaar of met één apparaat in combinatie met een schepnet (achtervanger). Electrovisserij vanuit een polyester boot is uitgevoerd met behulp van een 5 kWh wisselstroomaggregaat met gelijkrichter (type Deka7000 of Looman). Tijdens de visbemonstering zijn alle vissen verzameld in een waterbak. Hierna is van alle vissen de soort bepaald en is de maximale lengte in cm-klassen genoteerd. Bij grote vangsten met de viszegen is gebruik gemaakt van een groot knooploos leefnet. Hierna zijn alle vissen in het oorspronkelijke water teruggezet.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
11
NAAM
totale lengte electrovisserij (m)
ALBL0010
Waterparel Hoge Boezems Kinderdijk
2052
375
M20
ALMB0020
Wiel Uppel
BE
250
M11
ALMB0055
Kornse Boezem
BE
500
M3
ALMB0089
Wiel Rijswijk
BE
385
M16
ALMB0121
Hellegat
BE
160
M1A
ALMB0123
Vierbansche Gantel
BE
562
M3
BENL0001
De Waai, Zijderveld
BE
2200
350
M11
BENL0082
Waterparel Wiel van Bassa
BE/ZE
2500
600
M20
BENL0108
De Regulieren
HE
950
M1A
BENL0118
Komgronden Waardenburg / Het Broek
HE
693
M1A
BENL0198
Kraaiewiel, Asperen
BE
403
M16
BOMW0014
Drielse Wetering
BE
490
M3
BOMW0016
Groote Wiel Munnikenland
BE
220
M11
BOMW0021
Kleine Wiel Munnikenland
BE
136
M11
BOMW0023
Kloosterwiel
BE/ZE
10550
500
M11
BOMW0030
Lieskampen (visvijver)
BE/ZE
3974
BE/ZE
KRW-type
MPCODE
totale oppervlakte zegenvisserij (m2)
visbemonstering
Tabel 2. Overzicht van locaties waar in 2011 visbemonstering is uitgevoerd met vermelding van de techniek (HE: draagbare electrovisserij; BE: electrovisserij vanuit een boot; ZE: zegenvisserij), de bemonsteringsoppervlakte (zegen), de bemonsteringslengte (electrovisserij) en het overeenkomstige KRW-type aan de hand waarvan de visbeoordeling plaats vindt.
510
M3
BOMW0051
Aalpotwiel Munnikenland
BE
280
M11
BOMW0162
Lieskampen
HE
770
M1A
GROO0019
Beekstroom
HE
100
M1A
GROO0041
Ooyse Graaf
BE/HE
790
M11
MAWA0030
Spijkswiel
BE/ZE
6000
500
M11
MAWA0058
Hernens Meer
BE/ZE
5540
647
M3
MAWA0082
Leigraaf Hernen
MAWA0142
Wijchens Ven
BE BE/ZE
21973
520
M3
855
M6A
3.3 GEGEVENSVERWERKING
Alle verzamelde gegevens (habitatbeschrijving en visdata) zijn verwerkt in excel-sheets. In hoofdstuk 4, resultaten en discussie, worden alle vangstgegevens per soort gepresenteerd, waarbij de gegevens zijn geaggregeerd in één leeftijdcategorie (0+;vissen die in 2011 zijn geboren) en 4 lengtecategorieën: - >0+ en ≤14 cm - 15 – 24 cm - 25 – 39 cm - ≥40 cm. Binnen de aangegeven categorieën zijn de visgegevens gepresenteerd als aantallen per hectare en biomassa in kg per hectare. Om hiertoe te komen is een aantal bewerkingen op de visgegevens uitgevoerd. Achtereenvolgens zijn dit:
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
12
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
•
•
•
•
• •
•
•
Alle visgegevens (soort, maximale lengte en aantal) zijn per oppervlaktewater en, per bevissingstechniek ingevoerd; zijn er meerdere trajecten per techniek uitgevoerd, dan is de invoer per traject uitgevoerd. Per visserijtechniek en per traject is de bemonsteringsafstand (electrovisserij) en de bemonsteringsoppervlakte (zegenvisserij) aangegeven. Deze zijn in het veld met behulp van een GPS of PDA met GIS-GPS ondersteuning vastgesteld. Voor de bepaling van de visdichtheid (zie § 3.3) wordt gewerkt met oppervlakteeenheden (ha). Ten aanzien van de electrovisserij zijn hierbij de volgende bemonsteringsbreedtes aangehouden: lijnvormige wateren ≤ 8 m: de bemonsteringsbreedte komt hier overeen met de watergangbreedte (bemonsteringsoppervlakte is bemonsteringslengte x waterbreedte). lijnvormige wateren ≤ 12 m: de bemonsteringsbreedte bedraagt bij electrovisserij vanuit een boot 3 m, bij bemonstering met behulp van draagbare electrovisserij-apparatuur wordt 2 m aangehouden. Bij lijnvormige wateren worden over het algemeen beide oevers bevist. De bemonsteringsoppervlakte bedraagt dan bij bootelectrovisserij bemonsteringslengte x 3 x 2 m. vlakvormige wateren (plassen en wielen): de bemonsteringsbreedte bij electrovisserij bedraagt 2 m. Alleen bij kleine zeer ondiepe wielen en plassen is een bemonsteringsbreedte van 3 m aangehouden. Op de verzamelde veldgegevens (ruwe data, de feitelijke vangsten) is een correctiefactor voor het rendement van het vistuig toegepast. Hierbij zijn rendementen gehanteerd zoals aangegeven in Bijkerk (red.), 2010 en Stowa, 2002. voor zegenvisserij is een rendement van 80% gehanteerd (de vangst van 10 vissen staat in dat geval voor 12,5 exemplaren); voor electrovisserij in wateren smaller dan 8 m is een rendement gehanteerd van 60% (de vangst van 10 vissen staat in dat geval voor 16,6 exemplaren); voor electrovisserij in wateren breder dan 8 m is een rendement gehanteerd van 20% (de vangst van 10 vissen staat in dat geval voor 50 exemplaren). voor het schepnet (eenmalig toegepast in een zeer smalle ondiepe sloot) is een rendement van 80% gehanteerd. De visgegevens die gecorrigeerd zijn voor rendement, zijn gebruikt voor de berekening van de visdichtheid per hectare (in aantal exemplaren en in kg). Voor het berekenen van de biomassa (per vis per lengteklasse) is gebruik gemaakt van bekende lengte-gewicht relaties (Tien, Winter & De Leeuw, 2004; www.fishbase.org; Klein Breteler & De Laak, 2003). Uit de onderstaande formule kan het gewicht worden afgeleid. Voor de constante a en exponent b zijn in de genoemde literatuur waarden vastgesteld: gewicht = a *totale lengte^b Aan de hand van de voor het rendement gecorrigeerde aantallen en het berekende gewicht is eerst de “bruto-hectaredichtheid” vastgesteld door het aantal exemplaren of de biomassa in kg te delen door de beviste oppervlakte (in ha). Om de “netto-hectaredichtheid” te berekenen dient een correctie te worden toegepast voor het gebiedsaandeel oever en het gebiedsaandeel open water (oevers: bemonsterd door electrovisserij; open water: bemonsterd door zegenvisserij). De bruto-hectaredichtheid wordt in dit geval betrokken op het feitelijk aanwezige oever-aandeel respectievelijk het open water-aandeel ten opzichte van de totale oppervlakte van een oppervlaktewater. Bij smalle lijnvormige watergangen (<8 m) wordt het gehele water door electrovisserij bevist. Hierbij komt de bruto-hectaredichtheid overeen met de nettohectaredichtheid. Bij vlakvormige wateren (plassen) is het aandeel open water
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
13
(bevist door de zegen) vaak veel groter dan het aandeel oever (bevist door electrovisserij). In de netto-hectaredichtheid is de visdichtheid hierop gecorrigeerd. Bij de visdichtheid-tabellen in hoofdstuk 4 (resultaten en discussie) is altijd uitgegaan van de netto-hectaredichtheid.
3.4 VISSTANDBEOORDELING KRW-beoordeling Op basis van de biomassa in kg per hectare (netto-hectaredichtheid, zie § 3.3) is de KRW-visstandbeoordeling uitgevoerd. De beoordeling is uitgevoerd met behulp van het computerprogramma Qbwat, versie 4.40. In tabel 3 is de benaming van de beoordelingsscores aangegeven. Tabel 3. Overzicht van de klassegrenzen van de beoordelingsscores en de benaming ervan zoals die wordt toegepast bij de KRW-beoordeling van natuurlijke wateren en van kunstmatige of sterk veranderde wateren.
natuurlijke wateren benaming
score 0 – 0,2 >0,2 – >0,4 – >0,6 – >0,8 –
0,4 0,6 0,8 1,0
slecht ontoereikend matig goed (GET) zeer goed (ZGET)
kleurcode
kunstmatige of sterk veranderde wateren score benaming kleurcode 0 – 0,2 >0,2 – 0,4 >0,4 – 0,6 >0,6 – 1,0
slecht ontoereikend matig goed (GEP) (MEP)
Doelvissoort-beoordeling In het Uitvoeringsplan voor waterparels en HEN/SED wateren worden in het streefbeeld doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006). Voor iedere locatie wordt aangegeven in hoeverre doelvissoorten aanwezig zijn. Eveneens zal worden aangegeven of de geformuleerde doelsoorten passend zijn. In tabel 4 wordt voor alle in dit rapport onderzochte locaties een samenvattend overzicht gegeven van de doelvissoorten. Drie locaties (ALMB0121, ALMB0123, GROO0019) zijn niet opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Voor deze locaties zijn geen doelsoorten bekend. Voor enkele andere locaties worden wel doelsoorten geformuleerd, maar hier zitten geen vissoorten bij. 3.5 BEOORDELING WATERKWALITEIT
De waterkwaliteit is beoordeeld op basis van door het waterschap Rivierenland aangeleverd waterkwaliteitsgegevens. De beoordeling is uitgevoerd aan de hand van KRW-referentietypen. De KRW onderscheidt de volgende parameters uit de fysischchemische en fytoplankton maatlatten voor de M-typen: Chlorofyl-A (µg/l) (fytoplankton) Watertemperatuur (ºC) (fysisch chemisch) Nutriënten, totaal fosfaat (mg P/l) en totaal stikstof* (mg N/l) (fysisch chemisch) Zuurgraad (pH) (fysisch chemisch) Zuurstof (%) (fysisch chemisch)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
14
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
-
Zoutgehalte (mg Cl/l) (fysisch chemisch).
Bij temperatuur gaat het om de maximaal gemeten temperatuur in een zomerhalfjaar. Bij de overige parameters gaat het om de gemiddelde waarde in een zomerhalfjaar. De normen waaraan getoetst wordt kunnen per KRW-type verschillen. Voor details hierover wordt verwezen naar de maatlatomschrijvingen van Stowa (Evers & Knoben, 2007; Van der Molen & Pot, 2007a; Van der Molen & Pot, 2007b). Tabel 4. Overzicht van doelvissoorten die als streefbeeld zijn aangegeven voor de verschillende wateren (bron: Arcadis, 2006). Soorten die beschermd zijn én op de Rode Lijst staan zijn rood gemarkeerd, overige beschermde soorten zijn blauw gemarkeerd, overige Rode Lijstsoorten zijn groen gemarkeerd. Soorten die niet op de Rode Lijst staan en niet beschermd zijn, zwart. Code
Naam
doelvissoorten
ALBL0010 ALMB0006
Waterparel HB Kinderdijk Bakkerskil
snoek, zeelt, rietvoorn bittervoorn, snoek
ALMB0007
Bruine Kil
bittervoorn, snoek
ALMB0020
Wiel Uppel
bittervoorn
ALMB0041
Alm
ALMB0055
Kornse Boezem
bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje, rietvoorn, snoek, zeelt grote modderkruiper, bittervoorn
ALMB0062
Oostkil / Bleeke Kil
bittervoorn, snoek
ALMB0089
Wiel Rijswijk
bittervoorn
ALMB0093 ALMB0095
Oostkil / Bleeke Kil Bakkerskil
bittervoorn, snoek bittervoorn, snoek
ALMB0120
Bruine Kil
bittervoorn, snoek
ALMB0121
Hellegat
ALMB0123
Vierbansche Gantel
BENL0001
De Waai, Zijderveld
kroeskarper, vetje
BENL0082 BENL0108
Waterparel Wiel van Bassa De Regulieren
BENL0118
Komgronden Waardenburg
BENL0198 BENL0357
Kraaiewiel, Asperen Waterparel Oude Zederik
bittervoorn grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje kroeskarper, vetje snoek, zeelt, rietvoorn gebied is eigenlijk Zouweboezem
BENL0379
Waterparel Oude Zederik
snoek, zeelt, rietvoorn, idem
BENL0383
Waterparel Zouweboezem
snoek, zeelt, rietvoorn, idem
BENL0477
Waterparel Zouweboezem
bittervoorn, kleine modderkruiper
BOMW0014
Drielse Wetering
bittervoorn, kleine modderkruiper
BOMW0016 BOMW0021
Groote Wiel Munnikenland Kleine Wiel Munnikenland
geen vissoorten geen vissoorten
BOMW0023
Kloosterwiel
kroeskarper, vetje
BOMW0030
Lieskampen (visvijver)
BOMW0051
Aalpotwiel Munnikenland
grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje geen vissoorten
BOMW0162
Lieskampen (sloten)
GROO0019
Beekstroom
GROO0041
Ooyse Graaf
grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, vetje bittervoorn
MAWA0030 Spijkswiel
kroeskarper, vetje
MAWA0058 Hernens Meer
bittervoorn
MAWA0082 Leigraaf Hernen
grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper,kwabaal, meerval bittervoorn
MAWA0142 Wijchens Ven
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
15
4
RESULTATEN EN DISCUSSIE 4.1 ALGEMEEN
In het kader van een Nulmeting Vismonitoring HEN-SED wateren is in de periode augustus-oktober 2011 op een aantal locaties een visbemonstering uitgevoerd. In § 4.2 wordt eerst een algemeen overzicht gepresenteerd van de aangetroffen soorten in alle onderzochte wateren tezamen. Naast de wateren waar in 2011 een visbemonsering is uitgevoerd is ook van een aantal overige wateren een habitatbeschrijving opgenomen. De resultaten van deze habitatbeschrijving is uitgewerkt in bijlage 1 en § 4.3. Bij deze locaties zijn de visgegevens overgenomen die het recente verleden zijn verzameld door Grontmij (data waterschap Rivierenland, 2012; visgegevens 2009) en ATKB (Rutjes & Koole, 2011; visgegevens 2010). In § 4.4 worden de oppervlaktewateren besproken, waarbij in 2011 visbemonsteringen zijn uitgevoerd. Hierbij wordt ook ingegaan op andere aspecten als visbeoordeling aan de hand van KRW-maatlatten en waterkwaliteit. Voor een aantal wateren heeft Waterschap Rivierenland maatregelen uitgewerkt (maatregeloverzicht, versie 13). Deze zullen worden aangestipt en zo nodig worden uitgebreid met eigen adviezen. In § 5 wordt apart ingegaan op maatregelen die genomen kunnen worden om het leefgebied voor vissen in het algemeen en doelvissoorten in het bijzonder te verbeteren en overige maatregelen die getroffen kunnen worden. Ook is in dit hoofdstuk een samenvattend overzicht van mogelijke maatregelen voor alle onderzochte wateren uitgewerkt. In § 4.5 is een beperkte analyse opgenomen van de beschreven omgevingsvariabelen (bijlage 1) en de visgemeenschap, waarbij de focus ligt op de twee belangrijkste watertypen: open wateren en geïsoleerde wateren.
4.2 OVERZICHT WAARGENOMEN VISSOORTEN
In tabel 5 wordt een overzicht gegeven van alle aangetroffen vissoorten in de verschillende onderzochte oppervlaktewateren bij de visbemonstering in 2011. In de tabel worden de feitelijke vangstaantallen vermeld. Tevens is de status (Flora- en faunawet en Rode Lijst) van de soorten aangegeven. De soorten opgenomen in de Flora en faunawet zijn wettelijk beschermd. De Rode Lijst is vooral een signaleringslijst van soorten die niet alleen in Nederland voorkomen, maar zich er ook voortplanten. Daarbij is per soort een status toegekend, zoals bedreigd, gevoelig, kwetsbaar etc. Het voorkomen op deze lijst hoeft niet te betekenen dat de soort ook bij wet beschermd is. De lijst geeft beleidsmakers en beheerders handvaten voor bescherming en verbetering van de leefomgeving. In totaal zijn 3 beschermde soorten aangetroffen: bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper. Bittervoorn is op 7 van 24 onderzochte locaties aangetroffen. Grote modderkruiper is op 4 locaties waargenomen. Er zijn 5 vissoorten van de Rode Lijst aangetroffen. Naast bittervoorn en grote modderkruiper zijn dit vetje, kroeskarper en winde. De winde is een rheofiele vissoort. Het is niet verwonderlijk dat deze soort
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
16
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
weinig is aangetroffen in de veelal geïsoleerde wateren. Kroeskarper, een kenmerkende soort voor geïsoleerde, vegetatierijke wateren is slechts op één locatie waargenomen. Er zijn 4 uitheemse vissoorten aangetroffen: graskarper, roofblei, marmergrondel en zwartbekgrondel. De zwartbekgrondel vertoont de laatste jaren een zeer sterke opmars in de grote rivieren. In binnenwateren is de soort tot op heden nog maar weinig aangetroffen. Tijdens de nulmeting is de soort in één oppervlaktewater aangetroffen. Blankvoorn, baars, zeelt en rietvoorn komen op de meeste locaties voor. Deze soorten zijn op respectievelijk 23, 22, 21 en 20 van 24 locaties aangetroffen. Blankvoorn en baars zijn hierbij tevens de meest abundante vissoorten. Ook van vetje en brasem zijn grote aantallen exemplaren aangetroffen. Op een aantal locaties zijn in 2009 en 2010 visgegevens verzameld (data waterschap Rivierenland, m2012; Rutjes & Koole, 2011). Deze visgegevens zijn niet opgenomen in tabel 5. Op deze locaties is een selectie van de in tabel 5 aangegeven soorten aangetroffen. Er zijn geen andere vissoorten aangetroffen, die niet vermeld staan in de tabel. In § 4.3 zijn de visgegevens van deze locaties opgenomen.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
17
Tabel 5. Overzicht aantal gevangen vissoorten met vermelding van de status (FFW: Tabel van de Flora en faunawet; RL: Rode lijst; GE: gevoelig, KW: kwetsbaar).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
18
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.3 BESPREKING VISGEMEENSCHAP (2009/2010) PER OPPERVLAKTEWATER
In deze paragraaf wordt ingegaan op locaties waar in 2011 wél een habitatbeschrijving is opgesteld, maar waar in 2011 géén visbemonsteringen zijn uitgevoerd. De visgegevens en de visstand beoordelingen van deze locaties zijn rechtstreeks overgenomen uit data van waterschap Rivierenland (visgegevens 2009, Grontmij) j en ATKB (Rutjes & Koole, 2011). Hoewel bij de habitatbeschrijving enkele monsterpunten zijn opgenomen zijn de visgegevens vaak afkomstig van meerdere monsterpunten, omdat het hier langgerekte lijnvormige watergangen betreft. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de habitatbeschrijving van de onderzochte wateren. Onder het kopje ‘algemeen’ wordt hierbij de bespreking van de locaties kort op ingegaan.
4.3.1 Alm (ALMB0041) Algemeen De Alm bij monsterpunt ALMB0041 is een tien meter brede wetering, waarvan de oevers natuurvriendelijk zijn ingericht. Op een aantal plaatsen zijn ondiepe kommen aangelegd. De waterdiepte in het midden van de watergang is 110 cm met daaronder een sliblaag van 25 cm. Vlak voor de inventarisatie is de watergang gemaaid, waardoor er vrijwel geen onderwatervegetatie meer in de watergang stond. Het doorzicht op het moment van de inventarisatie bedroeg 50 cm.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
19
Visgemeenschap In tabel 6 en tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de visgemeenschap van de Alm. Hierbij zijn de gegevens van de gehele Alm weergegeven (NL09_02). De visbemonstering is in 2009 uitgevoerd (Grontmij). De hier gepresenteerde data zijn in 2012 door Waterschap Rivierenland ter beschikking gesteld. De Alm is op een groot aantal monsterpunten bemonsterd. De samengevoegde gegevens hoeven niet representatief te zijn voor monsterpunt ALMB0041. Tabel 6. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Alm (NL09_02) in aantallen per ha (visgegevens d.d. 2009; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). ALM NL09_02 totaallengte (cm-klassen Soort 0+ >0+-15 16-25 26-40 >=41 N/ha N/ha N/ha N/ha N/ha Alver 5 Baars 806 152 15 5 Bittervoorn 6 102 Brasem 116 207 146 37 2 Blankvoorn 447 1164 170 Driedoornige Stekelbaars 9 Karper 2 1 Kolblei 15 4 Kleine Modderkruiper 53 Aal/Paling 1 Pos 15 16 Riviergrondel 2 Rietvoorn/Ruisvoorn 33 75 19 Snoekbaars 1 Vetje 5 Zeelt 2 3 1 6 cm-klassen snoek 0 - 15 16 - 35 36 - 44 45 - 54 >=55 Snoek 13 3 11 Eindtotaal
Totaal N/ha 5 978 108 509 1781 9 3 18 53 1 31 2 127 1 5 11
Totaal %
28 3670
0,8 100,0
0,1 26,6 2,9 13,9 48,5 0,2 0,1 0,5 1,4 0,0 0,8 0,1 3,5 0,0 0,1 0,3
Tabel 7. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Alm (NL09_02) in biomassa (kg) per ha (visgegevens d.d. 2009; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). ALM NL09_02 Soort Naam Alver Baars Bittervoorn Brasem Blankvoorn Driedoornige Stekelbaars Karper Kolblei Kleine Modderkruiper Aal/Paling Pos Riviergrondel Rietvoorn Snoekbaars Vetje Zeelt cm-klassen snoek Snoek Eindtotaal
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
20
0+ kg/ha
>0+-15 kg/ha 0,1 3,1 0,3 2,3 23,8
1,2 0 0,2 0,5 0 0
totaallengte (cm-klassen) 16-25 26-40 >=41 kg/ha kg/ha kg/ha 0,9
3,2
12,7 9,2
7,6
3,3
11,3 0,3 0,3
0,4 1
0 0,1 0
0 - 15
0,2 0 1,4
1,3
0 0
0,5
0,8
6,9
16 - 35 1,4
36 - 44 1
45 - 54
55 <= 24,2
Totaal kg/ha 0,1 8,4 0,3 26,2 33,5 0 11,3 0,6 0,3 1 0,3 0 2,7 0 0 8,2
Totaal %
26,6 119,5
22,3 100,0
0,1 7,0 0,3 21,9 28,0 0,0 9,5 0,5 0,3 0,8 0,3 0,0 2,3 0,0 0,0 6,9
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
De visgemeenschap in de Alm wordt in biomassa gedomineerd door brasem, blankvoorn en snoek (tezamen meer dan 72%). De totale biomassa wordt geraamd op 119,5 kg per hectare. In aantal zijn het vooral blankvoorn en baars die het meest dominant zijn. Circa 75% van alle gevangen vissen betreft deze soorten.
KRW-beoordeling In tabel 8 wordt de KRW-beoordeling voor de Alm (NL09_02) aangegeven. De Alm wordt beoordeeld aan de hand van het referentietype M3: gebufferde regionale kanalen. Het M3 type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijke score (zie § 3.4). Tabel 8. KRW-beoordeling Alm NL09_02 (bron: data Waterschap Rivierenland).
Type
M3
Eindscore
0,87
Beoordeling
goed
Gewichtspercentage brasem + karper
0,96
Gewichtspercentage plantenminnende soorten
0,65
Aantal soorten plantenminnende en migrerende soorten
1
Het zeer geringe gewichtsaandeel brasem+karper met het hoge biomassa-aandeel plantminnende soorten en het hoge aandeel kenmerkende plantminnende en migrerende soorten zorgen tezamen voor een hoge KRW-score.
Doelvissoort-beoordeling In het Uitvoeringsplan waternatuur (Arcadis, 2006) zijn de volgende doelvissoorten voor de Alm aangegeven: bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper, rietvoorn, snoek, vetje en zeelt. Met uitzondering van kroeskarper zijn alle doelvissoorten in 2009 in de Alm aangetroffen. Bij eerder onderzoek is kroeskarper wel incidenteel aangetroffen (Scherpenisse-Gutter et al., 2008). Van de kroeskarper komt geen vitale populatie voor. Vooral de aanwezigheid van diverse andere grote vissoorten is voor de kroeskarper minder gunstig. Waarschijnlijk is de kroeskarper hierom een minder geschikte doelsoort voor dit type water.
Inrichting en beheer Langs de Alm zijn tal van inrichting- en beheer maatregelen uitgevoerd ter verbetering van de leefgebiedkwaliteit, onder meer voor vissen. Op dit moment zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
21
4.3.2 Bakkerskil, Bruine Kil, Oostkil / Bleeke Kil Algemeen Bij de voormalige kreken is het habitat op een aantal monsterpunten beschreven. Deze monsterpunten worden in het vervolg van de tekst besproken. De kreken worden in de KRW als één waterlichaam beschouwd (NL09_15). De gegevens van de visgemeenschap hebben betrekking op alle kreken tezamen, waarbij een groot aantal monsterpunten is onderzocht (visgegevens 2009 Grontmij; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). Deze gegevens over de visstand hoeven niet representatief te zijn voor individuele monsterpunten.
ALMB0095 Bakkerskil Op deze locatie is de Bakkerskil ongeveer 50 meter breed. De oeverzone bestaat uit een flauw talud van zand en puin, naar het midden toe gaat deze over naar een steeds dikker wordende sliblaag. Er groeit geen submerse dan wel emerse vegetatie. De oever gaat boven de waterspiegel over in een 1 tot 5 meter brede zone met (overhangende) kruiden, grassen en riet. Het doorzicht bedroeg 75 cm.
ALMB0095
ALMB0006 Bakkerskil Aan de noordoostzijde van deze locatie bevindt zich een brug, waarover de Hoge polderweg loopt. Onder de brug is de waterdiepte 95 cm zonder sliblaag. De breedte van de Bakkerskil op deze locatie is 30 tot 40 meter. Op ongeveer 1/3 van de breedte van de watergang is de waterdiepte 95 cm met daaronder een sliblaag van 30 cm. De oeverzones bestaan voornamelijk uit zand, met aan de ene zijde een steil talud met grassen, kruiden en riet. De andere zijde is een flauw talud met riet, kruiden en struiken. Het doorzicht is bij de brug tot aan de bodem.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
22
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
ALMB0006
ALMB0120 Bruine Kil De Bruine Kil is een tot circa 13 meter brede watergang met een diepte van 65 cm met daaronder een sliblaag van 30 cm. De bodem van de oever bestaat uit een mix van zand en klei, de waterdiepte is op 2 meter uit de oever 50 cm. Het doorzicht is tot aan de bodem. De oevervegetatie bestaat voor het grootste deel (circa 60%) uit grassen en kruiden en op een aantal stukken staat riet tot in het water (circa 40%).
ALMB0120
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
23
ALMB0007 Bruine Kil Monsterpunt ALMB0007 is het meest benedenstrooms gelegen deel van de Bruine Kil tot aan het gemaal. De breedte is hier circa 15 meter met een waterdiepte van 90 cm met daaronder een sliblaag van 40 cm. Het doorzicht is tot aan de bodem. In dit deel staan vrij veel ondergedoken waterplanten, en voor het gemaal hoopt zich drijvend maaisel op. Op de zuidelijke oever groeit vooral riet, met aangrenzend bos, terwijl op de noordelijke oever vooral grassen en kruiden groeien.
ALMB0007
ALMB0093 Oostkil / Bleeke kil Op deze locatie is de Oostkil/ Bleeke Kil ongeveer 13 meter breed en maximaal 50 cm diep met daaronder een (kleiige) sliblaag van 60 cm. Naast modder/slib (circa 80%) ligt er veel blad en takken op de bodem (circa 20 %). Het doorzicht is tot aan de bodem. De oever is een normprofiel met grassen en kruiden waar op circa 20% van het traject een rietkraag tot in het water groeit.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
24
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
ALMB0093
ALMB0062 Oostkil / Bleeke kil Op deze locatie is de Oostkil / Bleeke kil ongeveer 15 tot 20 meter breed. De diepte is 90 cm met daaronder een sliblaag van 20 cm. De bodem bestaat in het midden uit modder/slib en in de oeverzone uit zand en klei. De oevers zijn redelijk steil, op de noordelijke oever groeit voornamelijk riet en op zuidelijke grassen en kruiden. Het doorzicht is op deze locatie tot aan de bodem.
ALMB0062
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
25
Visgemeenschap In tabel 9 en 10 wordt een overzicht gegeven van de visgemeenschap in de kreken. Voor de KRW gaat het bij de verschillende kreken (Bakkerskil, Bruine Kil, Oostkil/Bleeke Kil om één waterlichaam (NL09_15). De gepresenteerde data zijn ter beschikking gesteld door waterschap Rivierenland en afkomstig van een visbemonstering die in 2009 door Grontmij is uitgevoerd. Tabel 9. Overzicht bestandschatting visgemeenschap kreken (NL09_15) in N/ha (visgegevens d.d. 2009; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). kreken NL09_15 Soort Baars Bittervoorn Brasem Blankvoorn Driedoornige Stekelbaars Giebel Grote Modderkruiper Karper Kolblei Kleine Modderkruiper Marmergrondel Aal/Paling Pos Roofblei Riviergrondel Rietvoorn/Ruisvoorn Snoekbaars Winde Zeelt cm-klassen snoek Snoek Eindtotaal
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
26
0+ N/ha 364 163 125 860 89
5
11 53 3 25 0 0 - 15 1
totaallengte (cm-klassen) >0+-15 16-25 26-40 >=41 N/ha N/ha N/ha N/ha 71 6 341 28 4 59 221 44 0 12 1 1 6 4 2 23 4 0 3 5 2 1 23 2 0 1 2 1 1 49 11 1 16 - 35 36 - 44 45 - 54 >=55 15 0 1
Totaal N/ha 441 505 216 1.125 101 1 1 12 5 23 4 4 5 13 1 78 4 28 61
Totaal %
18 2.645
0,7 100,0
16,7 19,1 8,2 42,5 3,8 0,0 0,0 0,5 0,2 0,9 0,2 0,2 0,2 0,5 0,0 2,9 0,2 1,1 2,3
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 10. Overzicht bestandschatting visgemeenschap kreken (NL09_15) in kg/ha (visgegevens d.d. 2009; data beschikbaar gesteld door waterschap Rivierenland). kreken NL09_15 Soort Baars Bittervoorn Brasem Blankvoorn Driedoornige Stekelbaars Giebel Grote Modderkruiper Karper Kolblei Kleine Modderkruiper Marmergrondel Aal/Paling Pos Roofblei Riviergrondel Rietvoorn/Ruisvoorn Snoekbaars Winde Zeelt cm-klassen snoek Snoek Eindtotaal
0+ kg/ha 2 0 0 2 0
0
0 0 0 0 0 0 - 15 0
totaallengte (cm-klassen) >0+-15 16-25 26-40 >=41 kg/ha kg/ha kg/ha kg/ha 1 0 0 0 0 106 4 3 0 0 1 0 32 0 0 0 0 0 2 0 5 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 16 - 35 36 - 44 45 - 54 >=55 1 0 1
Totaal kg/ha 3 1 107 9 0 1 0 32 0 0 0 2 0 5 0 1 0 1 3
Totaal %
3 167
1,6 100,0
2,0 0,3 64,1 5,5 0,0 0,4 0,1 19,4 0,1 0,1 0,0 1,1 0,1 3,2 0,0 0,3 0,1 0,4 1,5
De visgemeenschap van alle kreken tezamen wordt in abundantie gedomineerd door blankvoorn, bittervoorn, baars en in mindere mate brasem. Het abundantie-aandeel van deze soorten in de visgemeenschap bedraagt tezamen circa 86%. Ten aanzien van biomassa zijn twee soorten dominant: brasem en karper. Het biomassa-aandeel van deze soorten tezamen bedraagt circa 83%. KRW-beoordeling In tabel 11 wordt de KRW-beoordeling voor de kreken (NL09_15) aangegeven. Dit waterlichaam wordt beoordeeld aan de hand van het referentietype R8: zoet getijdenwater (uitlopers rivier) op zand/klei. In tegenstelling tot de M-typen, waarbij de KRW-beoordeling is gebaseerd op biomassaverhoudingen, wordt bij de beoordeling aan referentietype R8 gekeken naar de abundantieverhoudingen. Tabel 11. KRW-beoordeling kreken NL09_15 (bron: data Waterschap Rivierenland).
Type Eindscore Beoordeling
R8 0,37 ontoereikend
Aantal inheemse diadrome soorten
0,1
Aantal inheemse rheofiele soorten
0,1
Aantal inheemse limnofiele soorten
0,7
Relatieve abundantie rheofiele soorten
0,04
Relatieve abundantie limnofiele soorten
0,82
Op basis van het referentietype R8 wordt de huidige visgemeenschap in de KRW als ontoereikend beoordeeld. Alleen het aandeel limnofiele soorten scoort goed. De abundantie rheofiele soorten en het aantal kenmerkende vissoorten scoort slecht.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
27
De behaalde KRW-score voor de kreken is niet verwonderlijk. Bij het referentietype R8 gaat het om zoete getijdenwateren waar twee maal daags de stroomrichting van het water wisselt en het waterpeil sterke fluctuaties vertoont. De Bakkerskil, Bruine Kil, Oostkil en Bleeke Kil zijn wateren die geïsoleerd liggen. In deze afgesloten wateren is geen getijdebeweging aanwezig en is er geen (dagelijkse) fluctuatie in het waterpeil. Dat in een dergelijk water rheofiele en diadrome vissoorten nauwelijks vertegenwoordigt zijn is begrijpelijk, evenals het vrij hoge aandeel limnofiele soorten. Doelvissoort-beoordeling Voor de verschillende kreken worden bittervoorn en snoek als doelvissoort aangeduid (Arcadis, 2006). Beide soorten komen in de kreken voor. In het licht van het KRWreferentietype R8, zoete getijdenwateren, is de keuze van de doelvissoorten niet geheel voor de hand liggend. Kenmerkende soorten voor zoete getijdenwateren zijn o.a.: rheofiele diadrome soorten zoals: elft, houting, zalm, rivierprik en zeeprik; rheofiele soorten als: barbeel, kopvoorn, kwabaal, sneep en serpeling; limnofiele soorten als: bittervoorn, grote modderkruiper en kroeskarper.
Inrichting en beheer In het licht van het KRW-referentietype R8 is het voor de kreken van belang dat er weer een open verbinding ontstaat met het buitenwater, zodat getijdenbewegingen kunnen worden hersteld. Op een enkele uitzondering na zijn de verschillende onderzochte monsterpunten vrij eenvormig. Tenminste enige aanpassingen in het oeverprofiel (flauwe taluds naast steile taluds, oeverinhammen), zijn gewenst om meer structuurvariatie in deze wateren aan te brengen.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
28
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.3.3 Zouweboezem Algemeen BENL0379 Waterparel Oude Zederik Dit circa 50 meter brede kanaal heeft aan één zijde een ondiepere (natuurvriendelijke) oever. De andere oever is twee meter uit de kant al 1 meter diep met daaronder een sliblaag van 40 cm. De oeverstructuur van beide oevers bestaat uit riet. Het doorzicht is 20 cm.
BENL0357 Waterparel Oude Zederik Op deze locatie is het kanaal ongeveer 30 meter breed. Twee meter uit de kant is de waterdiepte al 90 cm met daaronder een sliblaag van 50 cm. Het doorzicht is 30 cm. In de oeverzone groeit vrij veel submerse vegetatie en drijvende vegetatie (gele plomp). Beide oevers zijn boven de waterspiegel begroeid met riet.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
29
BENL0383 Waterparel Zouweboezem Monsterpunt BENL0383 bevindt zich in een oude strang van circa 35 meter breed. Deze strang heeft een behoorlijk dikke sliblaag van fijn materiaal. Twee meter uit de oever staat 50 cm water en is de sliblaag al meer dan 120 cm dik. De zichtdiepte is 30 cm. Op enkele plekken middenin de strang zijn velden van gele plomp aanwezig. De oevers zijn begroeid met brede rietkragen.
Visgemeenschap In tabel 12 en tabel 13 wordt een overzicht gegeven van de visgemeenschap in de Zouweboezem (NL09_31). De beschreven locaties liggen allen globaal binnen het onderzoeksgebied waar in 2010 een visbemonstering is uitgevoerd (Rutjes & Koole, 2011). De visbemonstering is op 6 monsterpunten uitgevoerd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
30
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 12. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Zouweboezem in N/ha (overgenomen uit: Rutjes & Koole, 2011).
Tabel 13. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Zouweboezem in kg/ha (overgenomen uit: Rutjes & Koole, 2011).
Het aantalsbestand van het waterlichaam wordt geraamd op 3.318 stuks per hectare. Er zijn 15 vissoorten (excl. hybride) in de Zouweboezem aangetroffen, hiervan zijn 10 vissoorten eurytoop, 3 limnofiel, 1 rheofiel en 1 exoot. Het aandeel eurytope vissoorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
31
wordt geraamd op 94%, Het aandeel limnofiele wordt geraamd op 6%. Het aandeel rheofiele en exoten samen wordt berekend op 0,1%. Het grootse aandeel (76%) in de aantallen word bepaald door broed (7% van de biomassa), de grote vissen bepalen slechts 2% van het totaal aantal vissen (66% van de biomassa). De vissoort met het hoogste aandeel in de aantalschatting is baars (58%), dit zijn voornamelijk 0+ vissen (uit: Rutjes & Koole, 2011). Het visbestand in de Zouweboezem wordt geraamd op 118 kg/ha. Het bestand bestaat voornamelijk uit eurytope soorten (70%). Het limnofiele bestand omvat 30% van de visbiomassa. Het rheofiele en exotenbestand samen bepalen <0,5% van de totale visbiomassa. De visbiomassa wordt voornamelijk bepaald (66%) door de vis >40 cm. De meest voorkomende vissoort op basis van biomassa is snoek (30%), gevolgd door zeelt (29%) (uit: Rutjes & Koole, 2011). KRW-beoordeling In tabel 14 is de KRW-beoordeling voor de Zouweboezem opgenomen. De Zouweboezem wordt beoordeeld aan de hand van het referentietype M10: laagveen vaarten en kanalen. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren die worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Tabel 14. KRW-beoordeling visgemeenschap Zouweboezem (overgenomen uit: Rutjes & Koole, 2011).
De Zouweboezem voldoet aan het GEP. Ten aanzien van KRW-type M10 zijn er in de visstand geen knelpunten aanwezig.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
32
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Doelvissoort-beoordeling Voor de Zouweboezem staan snoek, rietvoorn en zeelt op als doelsoort (Arcadis, 2006). Van alle drie de soorten zijn verscheidene exemplaren verdeeld over meerdere lengteklassen aangetroffen. De huidige visgemeenschap van de Zouweboezem voldoet hiermee aan het streefbeeld.
Inrichting en beheer Zowel ten aanzien van de KRW-beoordeling als op basis van de doelvissoortbeoordeling zijn op korte termijn geen gerichte beheer- en inrichtingsmaatregelen voor de Zouweboezem noodzakelijk.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
33
4.4 BESPREKING VISGEMEENSCHAP (2011) PER OPPERVLAKTEWATER
In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de habitatbeschrijving van de onderzochte wateren. Bij de bespreking van de wateren wordt hier onder het kopje ‘algemeen’ kort op ingegaan. Per oppervlaktewater wordt in tabellen de visdichtheid in aantallen en biomassa per ha aangeduid. Wanneer in de tabel de waarde 0,0 staat vermeld, betekent dit dat de soort er wel zit, maar dat de bestandsschatting kleiner is dan 0,049 kg/ha. 4.4.1 Waterparel Hoge boezems Kinderdijk (ALBL0010)
Zicht op een gedeelte van de boezem, waar in 2011 de visbemonstering is uitgevoerd (achtergrond Kinderdijk).
Algemeen Bij watergang ALBL0010 is de visbemonstering uitgevoerd in een vrij brede lijnvormige watergang. De watergang staat in open verbinding met een grote waterplas. Deze plas is volledig dichtgegroeid met waterplanten. Bij de zegenvisserij is één trek met succes uitgevoerd. Een tweede trek is mislukt door de aanwezigheid van obstakels op de bodem van ALBL0010. Hierdoor is het aandeel vissen van open water mogelijk iets onderschat. Visgemeenschap In tabel 15 en 16 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 17 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In totaal zijn 15 vissoorten aangetroffen, waaronder twee exoten. Dit is de enige locatie waar in het binnenwater zwartbekgrondel is aangetroffen. Baars en blankvoorn zijn in aantal de meest abundante soorten. Gezamenlijk maken ze meer dan 80% van de
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
34
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
visgemeenschap uit. Ten aanzien van biomassa komt een ander beeld naar voren. Hier is het vooral brasem en snoek die dominant zijn. Tabel 15. Overzicht bestandschatting visgemeenschap in ALBL0010 in aantal/ha. ALBL0010 SOORT
Totaallengte (cm-klassen) gilde
0+
eurytoop
3.489
564
118
eurytoop
brasem
eurytoop
6.001 163
1.578 1.617
53 55
kolblei
eurytoop
35
4
paling pos
eurytoop eurytoop
snoekbaars
eurytoop
2
kleine modderkruiper
limnofiel
9.725 47
rietvoorn
limnofiel
47
snoek vetje
limnofiel limnofiel
riviergrondel
rheofiel
winde
rheofiel
Totaal rheofiel roofblei zwartbekgrondel
47
4.218
28,5
15
7.632 1.948
51,6 13,2
39
0,3
25-39
blankvoorn
Totaal limnofiel
% Totaal
15-24
baars
Totaal eurytoop
N/ha Totaal
>0+-14
> 40
98 70
70
132 3.926 116
23
93
116
209
Eindtotaal
9.888
1,4
2
0,0
61
167
14.109 163
95,4 1,1
47
0,3
126
47
47
219
1,5
116
0,8
126
47
47
47
Totaal exoot
0,5
201 230
23 23
exoot exoot
70
544
3,7
23 23
0,2 0,2
47
0,3
70
70
0,5
23
23
0,2
93
93
0,6
14.793
100,0
4.228
356
108
214
Tabel 16. Overzicht bestandschatting visgemeenschap in ALBL0010 in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALBL0010 SOORT
Totaallengte (cm-klassen) gilde
0+
>0+-14
15-24
baars
eurytoop
1,3
1,8
1,5
blankvoorn
eurytoop
2,0
4,2
2,4
brasem
eurytoop
0,0
1,2
2,7
kolblei
eurytoop
1,1
0,2
paling
eurytoop
pos
eurytoop
0,0
snoekbaars
eurytoop
0,0
Totaal eurytoop
9,0 0,1
limnofiel
0,0
rietvoorn
limnofiel
0,0
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
Totaal limnofiel
> 40
7,4 3,5
0,0
0,0
0,0
0,1
6,8
10,9
KG/ha Totaal
% Totaal
12,1
5,9
8,5
4,2
113,9
121,3
59,5
1,2
0,6
11,7
11,7
5,7
0,7
0,4
0,7
3,4
kleine modderkruiper
25-39
125,6
0,0
0,0
155,6
76,3
0,1
0,1
0,0
0,0 23,5
1,8
0,8
45,3
48,0 0,0
0,0
1,8
0,8
45,3
48,1
23,6
riviergrondel
rheofiel
0,0
0,0
0,0
winde
rheofiel
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
Totaal rheofiel roofblei
exoot
0,1
0,1
0,0
zwartbekgrondel
exoot
0,0
0,0
0,0
0,1
0,1
0,1
203,9
100,0
Totaal exoot Eindtotaal
3,4
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
9,3
8,6
11,7
170,9
adviesbureau voor natuur & landschap
35
KRW-beoordeling ALBL0010 is ingedeeld als KRW-type M20: matig grote gebufferde diepe meren. Na toetsing met behulp van het computerprogramma Qbwat, is de volgende beoordeling naar voren gekomen. Tabel 17. KRW-beoordeling van ALBL0010. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type vissen eqr beoordeling klasse beoordeling berekeningselementen uit deelmaatlatten: vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten bovenmaatse aal en snoekbaars aantal soorten
ALBL0010 M20 0.463 3 matig
1.00 0.21 0.13 0.97 0.00 15
De vislevensgemeenschap in dit oppervlaktewater wordt als matig beoordeeld. Het aantal soorten wordt als zeer goed beoordeeld (score 1,00). Ook het hoge biomassaaandeel plantminnende soorten wordt als zeer goed beoordeeld. De score ‘matig’ wordt vooral veroorzaakt door het ontbreken van zuurstoftolerante soorten (grote modderkruiper, kroeskarper en zeelt), een zeer gering aandeel (in biomassa) van blankvoorn en baars ten opzichte van alle eurytopen en het hoge aandeel brasem (score 0,21: ontoereikend). Doelvissoort-beoordeling Voor de waterparel Hoge boezem Kinderdijk zijn snoek, zeelt en rietvoorn aangemerkt als doelsoort. Alleen snoek en rietvoorn lijken er nu voor te komen. Van snoek zijn geen 0+ exemplaren aangetroffen, van rietvoorn zijn uitsluitend 0+ exemplaren waargenomen. Om aan het streefbeeld te voldoen zal de visgemeenschap voor alle drie de soorten verbeterd moeten worden (zie inrichting en beheer en § 5). Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling van ALBL0010. Het totaal-N gehalte scoort matig, het totaal-P gehalte scoort slecht. De overige parameters (chloride, zuurstof, pH, temperatuur, doorzicht, Chlorofyl-a, natrium en ammonium scoren goed tot zeer goed.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
36
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Inrichting en beheer Ten aanzien van de oeverinrichting van de Zouweboezem is er voor vissen niet heel veel te verbeteren. De Zouweboezem staat in open verbinding met een grote ondiepe plas met hier langs tenminste 2-15 m brede rietkragen, die deels in het water staan. Wellicht dat het maaibeheer van de watervegetatie in de boezem geëxtensiveerd kan worden of beperkt kan worden tot een “middenstroom”, waarbij de vegetatie aan de zijden blijft staan. In de Zouweboezem is wel sprake van een aanzienlijke sliblaag. Door natuurlijke successie zal slib zich steeds verder gaan ophopen. Ter verbetering van de leefomstandigheden van vissen en van de waterkwaliteit is het gewenst op termijn tenminste een deel van de Zouweboezem uit te baggeren. Ook het terugdringen van de brasemdichtheid kan de leefomstandigheden voor de overige (doel)vissoorten verbeteren.
4.4.2 Wiel Uppel (ALMB0020) Algemeen Wiel Uppel is ondiep; in het midden bedraagt de diepte circa 2,5 m. Hieronder is een dikke sliblaag aanwezig van circa 2,6 m. Het wiel is grotendeels dichtgegroeid met waterplanten. Op het wiel overnachten dagelijks honderden wilde eenden die hier vanuit de ruime omgeving naartoe komen. Meer dan 70% van het wiel is bedekt met een waterlelie/gele plomp vegetatie.
Wiel Uppel.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
37
Visgemeenschap In tabel 18 en 19 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 20 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Tabel 18. Overzicht bestandschatting visgemeenschap in ALMB0020 in N/ha. ALMB0020 Totaallengte (cm-klassen) SOORT
gilde
baars
eurytoop
blankvoorn
eurytoop
0+
>0+-14 315
Totaal eurytoop
15-24
25-39
> 40
N/ha
%
Totaal
Totaal
101
23
124
3,8
101
68
484
14,9
315
203
90
608
18,7
439
1.869 79
236 23
2.545 101
78,2 3,1
Totaal limnofiel
439
1.948
259
2.646
81,3
Eindtotaal
754
2.151
349
3.254
100,0
rietvoorn zeelt
limnofiel limnofiel
Tabel 19. Overzicht bestandschatting visgemeenschap in ALMB0020 in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0020 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
0,6
0,2
0,8
7,2
blankvoorn
eurytoop
0,1
0,3
0,7
1,1
10,0
0,1
0,9
0,9
1,8
17,1
rietvoorn
limnofiel
0,0
5,7
2,2
8,0
75,1
zeelt
limnofiel
0,3
0,5
0,8
7,8
Totaal eurytoop
0+
>0+-14
15-24
25-39
> 40
Totaal
Totaal
Totaal limnofiel
0,0
6,0
2,8
8,8
82,9
Eindtotaal
0,1
6,9
3,7
10,7
100,0
In wiel Uppel is slechts een beperkt aantal vissoorten aangetroffen. Zowel in aantal als in biomassa wordt de visgemeenschap gedomineerd door rietvoorn. KRW-beoordeling De visgemeenschap van wiel Uppel wordt beoordeeld aan de hand van KRW-type M11: Kleine ondiepe gebufferde plassen (tabel 20). De visgemeenschap wordt als ‘goed’ beoordeeld. Vooral het biomassa-aandeel baars/blankvoorn, het ontbreken van brasem en aanwezigheid van plantminnende soorten wordt als gunstig beoordeeld. Het beperkte aantal soorten (score slecht) en het vrij beperkte aandeel zuurstoftolerante soorten (hier zeelt; score matig) drukken de eindscore enigszins. Doelvissoort-beoordeling Voor het wiel Uppel wordt bittervoorn als doelsoort aangegeven (Arcadis, 2006). Deze soort ontbreekt. Wiel Uppel is een relatief klein geïsoleerd gelegen wiel. Op het wiel monden wel enkele zeer kleine landbouwsloten uit. Hoewel bittervoorn wel in de omgeving voorkomt (o.a. Gantel; Brouwer et al., 2010) is het onwaarschijnlijk dat de soort hier via natuurlijke weg terecht kan komen.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
38
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 20. KRW-beoordeling wiel Uppel (ALMB0020). Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type vissen eqr beoordeling klasse beoordeling berekeningselementen uit deelmaatlatten: vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten bovenmaatse aal en snoekbaars aantal soorten
ALMB0020 M11 0.734 4 goed
0.13 1.00 1.00 1.00 0.54 4
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling van Wiel Uppel (en andere wateren). Het totaal-N gehalte is ontoereikend. De parameters totaalP en zuurstofpercentage scoren matig. De overige parameters (Chlorofyl-A, temperatuur en zuurgraad scoren goed tot zeer goed. Beheer en inrichting Het wiel Uppel heeft een zeer dikke sliblaag. Voor het versterken van de visgemeenschap is het gewenst het wiel op termijn te baggeren. Door het baggeren kan de zuurstofhuishouding verbeterd worden en ontstaan er diepere plekken waar vissen geschikte overwinteringsplaatsen kunnen vinden. Ook kan een gedeelte van de bomen rond het water gekapt worden om bladinval te beperken, zodat er meer licht op de oever komt en een moerasvegetatie tot ontwikkeling kan komen. Alleen wanneer de bittervoorn reeds in zeer lage dichtheden voorkomt (maar hierdoor niet is aangetroffen) kunnen de aangegeven maatregelen ertoe leiden dat het leefgebied voor de soort wordt verbeterd. Het is wel essentieel dat in het wiel grote zoetwatermosselen voorkomen. Hiervan is de bittervoorn afhankelijk voor zijn voortplanting. Baggeren kan ook voor zoetwatermosselen een gunstige maatregel zijn.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
39
4.4.3 Kornse Boezem (ALMB0055)
Kornse Boezem, ten westen van de provinciale weg (links) en ten oosten (rechts).
Algemeen De Kornse Boezem (ALMB0055) is een lijnvormige watergang. Het westelijk deel wordt met enige regelmaat geschoond. In dit minder beschaduwde deel zijn drijvende plakkaten krabbenscheer aangetroffen. Het oostelijk deel is veel donkerder. Een deel van de watergang is hier bedekt met een kroosdek. De hoogte van de waterkolom in het midden bedraagt circa 80 cm. Hieronder is een sliblaag aanwezig met een dikte van circa 60-120 cm. Visgemeenschap In tabel 21 en 22 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 23 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. De Kornse Boezem is op twee locaties bemonsterd, één aan de westzijde en één aan de oostzijde van de provinciale weg. In de watergang zijn 12 vissoorten aangetroffen, waaronder 3 beschermde soorten: bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper. In aantal is blankvoorn het meest dominant op afstand gevolgd door rietvoorn. Ten aanzien van biomassa is sprake van dominantie van snoek en zeelt.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
40
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 21. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kornse Boezem ALMB0055 in N/ha. ALMB0055 Totaallengte (cm-klassen) N/ha
%
SOORT
gilde
Totaal
baars
eurytoop
507
348
59
914
9,3
blankvoorn
eurytoop
2.886
591
149
3.626
36,8
brasem dried. stekelbaars
eurytoop eurytoop
524
261 10
785 10
8,0 0,1
kolblei
eurytoop 3.917
1.248
810
181
Totaal eurytoop
0+
>0+-14
15-24
25-39
> 40
38
bittervoorn
limnofiel
grote modderkruiper
limnofiel
kleine modderkruiper rietvoorn
limnofiel limnofiel
snoek
limnofiel
21
vetje
limnofiel
781
zeelt
limnofiel
208 21
1.590
10 267 226
168
48
10
Totaal
38
0,4
5.373
54,5
990
10,0
21
0,2
10 1.857
0,1 18,8
462
4,7
790
8,0
226
52
59
19
355
3,6
Totaal limnofiel
3.202
692
298
227
67
4.486
45,5
Eindtotaal
7.119
1.940
506
227
67
9.859
100,0
Tabel 22. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kornse Boezem ALMB0055 in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0055
Totaallengte (cm-klassen) 0+
>0+-14
Totaal
eurytoop
0,7
1,9
2,1
4,7
4,7
blankvoorn
eurytoop
0,2
3,7
3,8
7,7
7,7
brasem
eurytoop
0,0
0,4
0,4
0,4
dried.stekelbaars
eurytoop
0,0
0,0
0,0
kolblei
eurytoop
0,2
0,2
bittervoorn
limnofiel
grote modderkruiper
limnofiel
0,1
5,8
rietvoorn
limnofiel
0,1
snoek
limnofiel
0,1
vetje
limnofiel
0,0
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel 1,2
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
0,2 13,0
0,2 0,1
kleine modderkruiper limnofiel
Eindtotaal
6,2
> 40
%
baars
0,9
25-39
Totaal
gilde
Totaal eurytoop
15-24
KG/ha
SOORT
0,2
0,2
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,6
0,7
0,7 50,7
2,3
13,5
34,4
50,3 0,0
0,0
0,8
2,7
15,0
16,3
34,8
35,1
0,3
1,6
5,1
28,5
50,8
86,3
7,8
11,0
28,5
50,8
99,2
100,0
0,0
adviesbureau voor natuur & landschap
41
KRW-beoordeling De visgemeenschap van De Kornse Boezem (ALMB0055) wordt beoordeeld aan de hand van het KRW-type M3: gebufferd regionaal kanaal (tabel 23). Het M3 type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijk te behalen score. Volgens de KRW-maatlat wordt de Kornse Boezem als ‘goed’ beoordeeld. De aanwezigheid van plantminnende en migrerende soorten, het hoge biomassa-aandeel plantminnende soorten én de zeer geringe aanwezigheid van brasem/karper wordt als goed beoordeeld. Tabel 23. KRW-beoordeling Kornse Boezem (ALMB055).
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 Sample Type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
ALMB0055 M3 1.000 4 goed
1.00 1.00 1.00 12
Doelvissoort-beoordeling Voor het streefbeeld van de Kornse boezem staan bittervoorn en grote modderkruiper als doelvissoorten op. Beide soorten zijn in de Kornse boezem aangetroffen. Het aandeel grote modderkruiper is in deze watergang relatief beperkt. Dit wordt vooral veroorzaakt door het voorkomen van overige vissoorten. Grote modderkruiper is een vissoort die zich vooral ophoudt op ‘extreme’ locaties, die voor de meeste overige vissoorten ongeschikt zijn als leefgebied. De grote modderkruiper is in staat deze locaties te bevolken, door onder natte omstandigheden (onweer, vandaar ook de bijnaam weeraal) zich over land te verplaatsen. In de gehele Kornse Boezem (poldergebied) komt grote modderkruiper in tal van kleine sloten voor. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling voor de parameters: alle parameters voldoen aan het MEP of het GEP of worden als goed beoordeeld (MTR). Beheer en inrichting Specifieke maatregelen ten behoeve van doelvissoorten bittervoorn en grote modderkruiper zijn bij de onderzochte watergang Kornse boezem niet noodzakelijk. Voor het westelijk deel van de Kornse Boezem is het gewenst het maaibeheer van de oevervegetatie aan de wegzijde te extensiveren en/of te faseren, zodat er altijd
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
42
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
overhangende vegetatie aanwezig is als verstopplaats voor vissen. Ook voor een soort als waterspitsmuis (ook doelsoort) vormen overhangende vegetaties een geschikt habitat. Het kan ook wenselijk zijn om plaatselijk enkele diepere plekken te maken (verwijderen slib) zodat gunstige overwinteringsmogelijkheden voor vissen ontstaan en evt. wintersterfte wordt voorkomen. Op het oostelijke deel van de hoofdwatergang (ten oosten van de provinciale weg) zijn drijflagen kroos aanwezig. De watergang is hier onderdeel van natuurgebied. Dit deel van de watergang wordt waarschijnlijk niet geschoond. Voor het behoud van de visgemeenschap is enig schoningswerk op termijn aanbevolen.
4.4.4 Wiel Rijswijk (ALMB0089)
Wiel Rijswijk.
Algemeen Het wiel Rijswijk is een relatief kleine plas met een grootste lengte van 150 m en een grootste breedte van 90 m. De plas is circa 10 m diep (bepaald met dieptemeter). Een ondiepe oeverzone is bijna niet aanwezig. Locaties die ondiep zijn, zijn zwaar begroeid met waterlelie (zie foto). Op circa 2 m uit de oever is plaatselijk meer dan 1 m slib aanwezig. Tijdens de visbemonstering was enige zwevende alg zichtbaar. De zichtdiepte bedroeg circa 50 cm. Volgens de plaatselijke hengelsportvereniging is de plas periodiek zeer helder met zichtdieptes tot 200 cm.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
43
Vooral door de grote diepte, maar ook door takken en hout in de oever was het niet mogelijk hier een zegentrek uit te voeren. Bij de visbemonstering is een groot deel van de oever elektrisch bevist. Visgemeenschap In tabel 24 en 25 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 26 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Door de grote diepte kon het open water niet worden bemonsterd. Bijgaande tabellen geven hierom alléén een inzicht van het ‘deelgebied oever’. Het open water is bij de berekening van de nettovisdichtheid niet meegenomen (toelichting zie § 3.3). Vooral brasem en karper zullen in het open water voorkomen. Met name deze soorten zullen worden onderschat. Volgens informatie van de plaatselijke hengelsportvereniging is 300 kg blankvoorn uitgezet, evenals 50 grote karpers. In het wiel van Rijswijk zijn 7 vissoorten aangetroffen. Het gaat hierbij om algemene soorten, met uitzondering van de paling die inmiddels als minder algemeen moet worden beschouwd. In het wiel zijn van deze soort uitsluitend grote exemplaren waargenomen. In aantal zijn baars en blankvoorn dominant. Tezamen vormen ze meer dan 80% van het visbestand. Ten aanzien van biomassa tellen deze soorten echter nauwelijks mee. Wiel Uppel wordt hierbij gedomineerd door karper en zeelt. Omdat het open water niet is bevist, is ook brasem waarschijnlijk dominant aanwezig. Tabel 24. Overzicht bestandschatting visgemeenschap wiel Rijswijk in N/ha . ALMB0089 Totaallengte (cm-klassen) N/ha SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal
% Totaal
baars
eurytoop
949
827
172
1.948
32,3
blankvoorn brasem
eurytoop eurytoop
2.609 16
178 774
227
3.013 806
49,9 13,3
karper
eurytoop
43
43
0,7
paling
eurytoop
78
78
1,3
Totaal eurytoop
3.575
snoek
limnofiel
zeelt Totaal limnofiel
limnofiel
Eindtotaal
1.778
16
398
16
121
5.888
97,5
14
16
43
74
1,2
61 104
78 151
1,3 2,5
225
6.039
100,0
0
0
14
16 33
3.575
1.778
412
49
Tabel 25. Overzicht bestandschatting visgemeenschap wiel Rijswijk in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0089 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
0,4
4,5
1,7
6,7
5,4
blankvoorn
eurytoop
0,9
0,1
5,5
6,5
5,2
brasem
eurytoop
0,0
0,3
1,2
1,0
karper
eurytoop
68,9
68,9
55,5
paling
eurytoop
7,7
7,7
6,2 73,3
Totaal eurytoop
0+
>0+-14
1,3
snoek
limnofiel
zeelt
limnofiel
4,9
Totaal limnofiel Eindtotaal
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
44
1,3
4,9
15-24
25-39
> 40
0,9
Totaal
Totaal
7,2
0,9
76,6
91,0
0,2
0,9
11,0
12,1
9,8
3,3
17,7
21,0
16,9
0,2
4,2
28,7
33,2
26,7
7,4
5,1
105,3
124,2
100,0
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
KRW-beoordeling Wiel Rijswijk is beoordeeld aan de hand van KRW-type M16: diep gebufferd meer. Het water wordt hierbij als ‘goed’ beoordeeld. Het aantal soorten en het beperkte biomassaaandeel van baars en blankvoorn worden als slecht beoordeeld. Het geringe aandeel brasem wordt als gunstig beoordeeld. In feite zijn de gepresenteerde gegevens alleen van toepassing op de oeverzone. Wanneer het open water zou zijn meegenomen, dan had het aandeel brasem waarschijnlijk hoger moeten worden ingeschat. Bij een (fictieve) inschatting waarbij het biomassa-aandeel van brasem gelijk wordt gesteld aan karper, wordt het wiel Rijswijk beoordeeld als ‘matig’. Tabel 26. KRW-beoordeling Wiel Rijswijk.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem brasem en karper baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten bovenmaatse aal en snoekbaars aantal soorten
ALMB0089 M16 0.645 4 goed
0.30
1.00 0.17 0.76 1.00 7
Doelvissoort-beoordeling In het Uitvoeringsprogramma voor waternatuur (Arcadis, 2006) staat bittervoorn op als doelvissoort. Deze soort ontbreekt in Wiel Rijswijk. Uit de omgeving is bittervoorn wel bekend (Brouwer et al., 2010). Of de soort dit bijna geïsoleerde wiel vanuit de omgeving kan bevolken is onzeker. Het wiel is momenteel in gebruik als hengelsportlocatie. Het uitzetten van (algemene) vissoorten kan eveneens belemmerend zijn voor de evt. (her)bevolking van het wiel met bittervoorn.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
45
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling voor de verschillende parameters. Het totaal-N is ontoereikend de overige parameters zijn (zeer) goed.
Beheer en inrichting Wiel Rijswijk is een min of meer trechtervormig gat met een grote diepte. Al op een korte afstand uit de oever bereikt het wiel een diepte van bijna 3 m. De mogelijkheden voor inrichtingsmaatregelen, die bovendien effectief kunnen zijn voor bittervoorn, zijn hier eigenlijk niet aanwezig.
Zeelt.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
46
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.4.5 Hellegat (ALMB0121)
Hellegat.
Algemeen Het Hellegat is een lijnvormige watergang met een breedte variërend tussen 6-12 m. In het midden is het water circa 90-100 cm diep. Hieronder bevindt zich een sliblaag van 60-90 cm. Een groot deel van de watergang is zo zwaar begroeid met waterplanten o.a. hoornblad), waardoor visbemonstering hier onmogelijk was. De visbemonstering is uitgevoerd in het meest westelijke deel van de watergang, waar nog enigszins met een boot doorheen te komen was. Visgemeenschap In tabel 27 en 28 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 29 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Hellegat zijn 8 vissoorten aangetroffen. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen is de visgemeenschap redelijk gelijkmatig verdeeld. Het meest dominant (30%) is vetje. Het vetje is een kleine onopvallende vissoort. Vaak komt de soort in lage dichtheden voor. Onder pioniersomstandigheden kan het vetje echter explosief toenemen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer in een water veel vissterfte heeft plaats gevonden. Onder deze omstandigheden kan de soort zich in korte tijd sterk vermeerderen en tijdelijk dominant voorkomen. Ten aanzien van het biomassa-aandeel komt een heel ander beeld naar voren. In dat geval domineert snoek en zeelt. Het zijn de enige twee soorten waar grotere exemplaren van zijn aangetroffen.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
47
Tabel 27. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Hellegat in N/ha. ALMB0121 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 baars
eurytoop
blankvoorn brasem
eurytoop eurytoop
> 40
30
Totaal eurytoop
N/ha Totaal
% Totaal
30
1,0
313 74
208
15
536 74
18,6 2,6
387
238
15
640
22,2
kleine modderkruiper
limnofiel
74
rietvoorn
limnofiel
179
snoek
limnofiel
208
vetje zeelt
limnofiel limnofiel
893 30
432
30 45
268
45
15
30
74
2,6
640
22,2
313
10,8
893 327
30,9 11,3
Totaal limnofiel
1.310
774
74
74
15
2.247
77,8
Eindtotaal
1.696
1.012
89
74
15
2.887
100,0
Tabel 28. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Hellegat in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0121 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
blankvoorn
eurytoop
0,1
brasem
eurytoop
0,0
Totaal eurytoop
0+
>0+-14
15-24
25-39
> 40
0,3
0,1
kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
0,0
snoek
limnofiel
1,1
vetje
limnofiel
0,1
zeelt
limnofiel
1,5 1,9
0,8 0,8
0,3 2,7
0,9 0,8
5,4
79,1
8,8
Totaal
Totaal
0,3
0,3
2,5
2,4
0,0
0,0
2,8
2,7
0,3
0,3
3,6
3,5
86,3
82,9
0,1
0,1
11,0
10,6
0,0
2,3
Totaal limnofiel
1,2
5,2
1,7
14,1
79,1
101,3
97,3
Eindtotaal
1,3
7,0
2,5
14,1
79,1
104,1
100,0
KRW-beoordeling De visstandbeoordeling van het Hellegat (ALMB0121) is aan de hand van het KRW-type M1A uitgevoerd: gebufferde zoete sloten. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren. De maximaal te behalen score-aanduiding is hierbij ‘goed’. Het Hellegat wordt als ‘goed’ beoordeeld. De score wordt nog enigszins gedrukt door het relatief beperkte aantal plantminnende en migrerende soorten. Doelvissoort-beoordeling Het Hellegat komt niet voor in het Uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006), hierdoor ontbreken doel(vis)soorten. Gezien de aard van het water zouden doelvissoorten kunnen bestaan uit: kleine modderkruiper, vetje, bittervoorn en in mindere mate grote modderkruiper. De bittervoorn is uit het verleden bekend ten oosten van de Hellegatseweg. De grote modderkruiper is in het verleden op circa 1,5 km in een landbouwsloot aangetroffen (Brouwer et al., 2010). Grote modderkruiper zou zeker in de watergang kunnen voorkomen. Door de zeer dichte watervegetatie kan de soort gemakkelijk worden gemist. Aanwezigheid van overige grote vissoorten maakt het water voor grote modderkruiper echter ook weer minder geschikt.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
48
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 29 KRW-visstandbeoordeling Hellegat. Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
ALMB0121 M1A 0.833 4 goed
0.50 1.00 1.00 8
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalN gehalte wordt als matig beoordeeld. De overige parameters voldoen aan het GEP of MEP of worden als goed (MTR) beoordeeld.
Beheer en inrichting Voor het behoud van de waarde als leefgebied voor vissen is het gewenst op termijn het water (gefaseerd) op te schonen en uit te baggeren. Op dit moment is in de watergang een zeer dichte watervegetatie aanwezig en een redelijk dikke sliblaag. Door voortschrijdende successie kan de watergang hierdoor gaan verlanden. Het baggeren dient met de nodige zorg plaats te vinden om evt. aanwezige bijzondere soorten te ontzien.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
49
4.4.6 Vierbansche Gantel (ALMB0123)
Vierbansche Gantel.
Algemeen De Vierbansche Gantel is een lijnvormige watergang met een breedte variërend van 513 m. De watergang is redelijk begroeid met waterplanten. Een groot deel van de bodem is bedekt met draadalgen. De diepte in het midden bedraagt circa 100 cm. Hieronder bevindt zich een sliblaag variërend van 90-120 cm. In de winter van 2011 is er sprake geweest van veel vissterfte (vooral brasem en snoekbaars), aldus omwonenden. Visgemeenschap In tabel 30 en 31 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 32 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In de Vierbansche Gantel zijn 13 vissoorten aangetroffen. In de watergang komen 2 beschermde soorten voor (bittervoorn en kleine modderkruiper) en 3 soorten van de Rode Lijst (bittervoorn, vetje en winde). Het water behoort tot de wat soortenrijkere locaties. In aantal is blankvoorn het meest dominant op afstand gevolgd door vetje en rietvoorn. Ten aanzien van biomassa zijn karper en in mindere mate snoek en blankvoorn dominant.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
50
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 30. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Vierbansche Gantel in N/ha. ALMB0123 Totaallengte (cm-klassen)
N/ha
%
SOORT
gilde
Totaal
Totaal
baars
eurytoop
103
385
11
499
8,2
blankvoorn
eurytoop
236
2.203
223
2.662
43,9
brasem karper
eurytoop eurytoop
308
21
350 40
5,8 0,7
kolblei
eurytoop
31
31
0,5
pos
eurytoop
11
11
0,2
3.592
59,2
Totaal eurytoop
0+
>0+-14 15-24
25-39
> 40
20 40
339
2.938
255
20
40
bittervoorn
limnofiel
100
285
385
6,4
kleine modderkruiper rietvoorn
limnofiel limnofiel
141
61 482
61 687
1,0 11,3
snoek
limnofiel
31
vetje
limnofiel
53
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel winde Totaal rheofiel
123
20
31
941
204
3,4
995
16,4
43
63
11
11
127
2,1
368
1.833
198
31
31
2.460
40,6
0
11 11
0
0
0
11 11
0,2 0,2
707
4.781
453
51
71
6.062
100,0
rheofiel
Eindtotaal
64
Tabel 31. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Vierbansche Gantel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). ALMB0123 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
0+
>0+-14
15-24
baars
eurytoop
0,0
1,6
0,4
2,0
1,7
blankvoorn
eurytoop
0,1
8,5
8,0
16,6
13,7
brasem
eurytoop
1,4
0,4
3,5
2,9
karper
eurytoop
64,9
53,7
kolblei
eurytoop
0,3
0,3
0,2
pos
eurytoop
0,1
0,1
0,1
87,5
72,4
Totaal eurytoop
0,0
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
0,0
snoek
limnofiel
0,1
vetje
limnofiel
0,0
0,1
zeelt
limnofiel
0,0 0,2
rheofiel
Totaal rheofiel 0,4
1,6
8,8
1,7
64,9
Totaal
11,9
limnofiel
Eindtotaal
1,7
Totaal
0,2
kleine modderkruiper
winde
> 40
64,9
bittervoorn
Totaal limnofiel
25-39
4,0 1,2
0,5
0,9
0,6
6,5
2,8
5,8
7,1
17,3
5,5
4,6
19,2
15,9
0,2
0,1
8,1
6,7
33,2
27,5
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
0,1
120,8
100,0
14,9
14,6
8,7
17,3
82,2
KRW-beoordeling De Vierbansche Gantel wordt beoordeeld aan de hand van KRW-type M3: gebufferde regionale kanalen. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren. De beoordeling vindt plaats aan de hand van het GEP. De visbeoordeling van de Vierbansche Gantel is ‘matig’. Het aantal plantminnende en migrerende soorten is matig (bijna goed). Het biomassa-aandeel brasem en karper scoren matig (te hoog) evenals het biomassa-aandeel plantminnende soorten (te gering).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
51
Tabel 32. KRW-beoordeling Vierbansche Gantel.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
ALMB0123 M3 0.550 3 matig
0.60 0.48 0.57 13
Doelvissoort-beoordeling De Vierbansche Gantel komt niet voor in het Uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006), hierdoor ontbreken doel(vis)soorten. Gezien de aard van het water zouden doelvissoorten kunnen bestaan uit: bittervoorn, kleine modderkruiper en vetje. Deze beschermde en/of Rode Lijstsoorten komen momenteel in de Vierbansche Gantel reeds voor.
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalP wordt beoordeeld als matig. De overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed (MTR) beoordeeld.
Beheer en inrichting Om wintersterfte in de toekomst te vermijden is het gewenst in de Vierbansche Gantel enkele diepere gaten aan te leggen (uit te baggeren), die kunnen functioneren als overwinteringsplaats voor vissen.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
52
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.4.7 De Waaij – Zijderveld (BENL001)
De Waaij - Zijderveld
Algemeen De Waaij is een oud wiel met een oppervlakte van circa 4 ha. Het diepste punt (bepaald met een dieptemeter) bedraagt 15 m. De bodem bestaat uit een combinatie van venig zand en klei. Tot een diepte van circa 4 m is geen slib aangetroffen. De Waaij is helder (zichtdiepte meer dan 100 cm). In de oever zijn tal van vervallen restanten van bootsteigertjes zichtbaar. Ook wordt er in de plas gezwommen. Op een iets vlakker deel van de plas (oostzijde) is een zegentrek uitgevoerd. Een groot deel van de plas is vanwege de grote diepte niet met een viszegen te bemonsteren. Visgemeenschap In tabel 33 en 34 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 35 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In De Waaij zijn 11 vissoorten aangetroffen waaronder 2 beschermde soorten (bittervoorn en kleine modderkruiper) en 1 exoot (graskarper). In aantal is de baars veruit dominant. Daarnaast is op de locatie nog een relatief groot aandeel paling aangetroffen. Het gaat hierbij uitsluitend om grote exemplaren. In biomassa zijn snoekbaars en graskarper dominant. Hiervan zijn grote exemplaren aangetroffen. In de feitelijke vangst is maar één snoekbaars en één graskarper aangetroffen.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
53
Tabel 33. Overzicht bestandschatting visgemeenschap De Waaij-Zijderveld in N/ha. BENL001 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 baars
eurytoop
blankvoorn dried. stekelbaars
eurytoop eurytoop
paling
eurytoop
pos
eurytoop
snoekbaars
eurytoop
Totaal eurytoop
187
limnofiel limnofiel
snoek
limnofiel
zeelt
limnofiel
76,6
5 6
1,3 1,3
46
10,8
3
0,7
3
62
3
6 9
3
14
3
6
exoot
Totaal exoot Eindtotaal
43 5
5
1,3
49
392
92,0
3 3
0,7 0,7
3
9
2,0
3
14
3,4
6
29
6,7
5
5
1,3
5
5
1,3
60
426
100,0
3 3
Totaal limnofiel graskarper
327
5
3 92
187
106
% Totaal
57
6
187
bittervoorn kleine modderkruiper
83
N/ha Totaal
65
9
Tabel 34. Overzicht bestandschatting visgemeenschap De Waaij-Zijderveld in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL001 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
blankvoorn
eurytoop
dried. stekelbaars
eurytoop
paling
eurytoop
pos
eurytoop
snoekbaars
eurytoop
Totaal eurytoop
0+ 0,1
>0+-14 0,4
15-24
25-39
> 40
1,7
3,2
0,7
0,7
1,3
0,0
0,0
4,3
4,3
8,3
0,0
0,0
13,1
13,1
25,3
17,4
0,0 0,0
19,8
38,1
bittervoorn
limnofiel
0,0
0,0
0,0
kleine modderkruiper
limnofiel
0,0
0,0
0,0
snoek
limnofiel
1,1
1,3
2,6
zeelt
limnofiel
0,6
0,8
1,8
0,0
1,5
1,7
2,1
4,1
30,0
30,0
57,8
30,0
30,0
57,8
49,2
52,0
100,0
0,2
Totaal limnofiel graskarper
0,4
Totaal
1,1
0,0
0,1
Totaal
0,0
0,1
0,0
0,1
0,2
exoot
Totaal exoot Eindtotaal
0,1
0,5
1,9
0,3
KRW-beoordeling De Waaij-Zijderveld is beoordeeld aan het KRW-type M11: Kleine ondiepe gebufferde plassen. Gezien de grote diepte van de plas is dit toegewezen type niet representatief. De visstandbeoordeling op basis van dit type is in tabel 35 uitgewerkt. De Waaij-Zijderveld wordt als ‘matig’ beoordeeld. Het aantal soorten wordt als goed beoordeeld evenals het geringe aandeel brasem. Het biomassa-aandeel baars+blankvoorn wordt als ontoereikend beoordeeld (te laag), evenals het aandeel zuurstoftolerante soorten. Het biomassa-aandeel plantenminnende soorten is slecht (te gering).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
54
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 35. KRW-beoordeling visgemeenschap De Waaij-Zijderveld.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
BENL001 M11 0.475 3 matig
0.80 1.00 0.22 0.10 0.25 11
Doelvissoort-beoordeling Voor De Waaij-Zijderveld worden kroeskarper en vetje aangegeven als doelsoort. Beide soorten zijn niet aangetroffen. Kroeskarper is voor een dergelijke diepe plas geen geschikte doelsoort. De kroeskarper is een Rode Lijst soort, waarvan bijna geen locaties meer bekend zijn waar omvangrijke populaties voorkomen. De soort gedijt goed in ‘vergeten’ wat rommelige wateren, waar een permanente dichte watervegetatie aanwezig is in combinatie met slib. De soort is goed bestand tegen zuurstofarme omstandigheden. Kroeskarper wordt op verschillende plekken nogal eens tezamen met grote modderkruiper aangetroffen. Kroeskarper is evenals grote modderkruiper gespecialiseerd in ‘extreme milieuomstandigheden’. Als andere vissoorten domineren dan is kroeskarper waarschijnlijk minder concurrentiekrachtig. Het vetje is in verschillende wielen aangetroffen. Populaties van deze pioniersoort kunnen periodiek in hoge dichtheden voorkomen om hierna bijna volledig weer in te storten. Wellicht dat de soort op een later moment weer opduikt in De Waaij-Zijderveld. Een beschermde én bedreigde soort die nu reeds wel in lage dichtheden voorkomt is bittervoorn. Het is gewenst deze soort hier te behouden en daarom op te nemen als doelsoort. Vetje, kroeskarper en bittervoorn komen ook in de omgeving van De Waaij-Zijderveld voor. Kroeskarper is aangetroffen in verschillende kleine plasjes/poeltjes. Het is onwaarschijnlijk dat deze soort zich in De Waaij zal vestigen. Vetje en bittervoorn komen ook in kleinere en grotere lijnvormige watergangen voor (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alle parameters scoren goed tot zeer goed.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
55
Inrichting en beheer Rond de Waaij wordt het kappen van bomen en begrazing door schapen tot aan de oever voorgesteld (voorgestelde maatregelen waterschap Rivierenland, versie 13). Wanneer de oevers meer in de zon komen te liggen kan er mogelijk een moerasvegetatie tot ontwikkeling komen. Wanneer deze vegetatie niet volledig wordt weggegraasd kan de maatregel mogelijk ook gunstig zijn voor de visgemeenschap. Aan de oostzijde van De Waaij-Zijderveld bevindt zich een rietruigte. Het is gewenst boomopslag hier te verwijderen om de rietruigte in stand te houden. De onderwateroever van de plas is op deze locatie nog enigszins glooiend, terwijl de overgang naar de droge oever zeer steil is. Om meer oevervariatie te creëren kan overwogen worden om een deel van de oever hier te voorzien van kleine inhammen, door delen van de rietruigte hapsgewijs tot circa 50 cm onder het waterniveau uit te graven. Voor kleine vissoorten kunnen op deze wijze meer schuil- en dekkingsmogelijkheden worden gecreëerd .
Graskarper afkomstig uit de Waaij.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
56
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.4.8 Wiel van Bassa (BENL0082)
Wiel van Bassa.
Algemeen Het Wiel van Bassa heeft een oppervlakte van circa 10 ha. De plas is tenminste 9 m diep. Tot twee m uit de oever heeft de plas op locaties een diepte van 120 cm. Hieronder is een sliblaag van circa 80 cm aangetroffen. De plas heeft een zichtdiepte van 80 cm. Langs de randen van de plas is zeer veel dood hout in het water aanwezig, evenals veel overhangende boomtakken. Tezamen met de relatief grote diepte van de plas is de visbemonstering met de viszegen maar gedeeltelijk mogelijk geweest. Visgemeenschap In tabel 36 en 37 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 38 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Wiel van Bassa zijn 10 vissoorten aangetroffen. Ongeveer 80% van het visbestand bestaat in aantal uit eurytopen, waarbij baars, paling en brasem het meest voorkomen. Ten aanzien van biomassa is vooral brasem, paling en snoek dominant.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
57
Tabel 36. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Wiel van Bassa in N/ha. BENL0082 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 baars
eurytoop
169
161
68
blankvoorn brasem
eurytoop eurytoop
20
49 58
25 18
paling
eurytoop
pos
eurytoop
kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn snoek
limnofiel limnofiel
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
35,5
38
98 114
8,7 10,2
246
258
22,9
32
Totaal eurytoop
189
300
52
60
112
16
32
2,9
284
901
80,2
8
0,7
29
122 73
10,8 6,5
8
0,7
8 9 32
12
8
4
8
Totaal limnofiel Eindtotaal
% Totaal
399 4 12
N/ha Totaal
12
1,1
52
77
49
16
29
223
19,8
242
377
161
32
313
1.124
100,0
Tabel 37. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Wiel van Bassa in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL0082 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
0,1
0,7
1,0
blankvoorn
eurytoop
0,0
0,2
0,5
brasem
eurytoop
0,3
0,6
paling
eurytoop
pos
eurytoop
Totaal eurytoop kleine modderkruiper
0+
>0+-14
limnofiel limnofiel
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
> 40
1,4
2,1
0,4
0,2
0,3
0,3
0,6
2,3 1,1
46,0
47,0
58,9
17,4
17,7
22,1
63,5
0,6 0,4
Totaal
0,9
0,0 0,0
Totaal 1,8
0,2 0,2
limnofiel
snoek
25-39
0,1 0,1
rietvoorn
15-24
10,0
0,0
0,1
0,1
67,5
84,5
0,0
0,0
0,8
1,0
10,7
13,4
0,0
0,0
0,9
1,1
Totaal limnofiel
0,0
0,2
1,2
0,9
10,0
12,4
15,5
Eindtotaal
0,1
1,5
3,3
1,3
73,5
79,8
100,0
KRW-beoordeling Het Wiel van Bassa is beoordeeld aan de hand het KRW-type M20: matig grote diepe gebufferde meren. Bij dit type wordt de plas als ‘matig’ beoordeeld. Het aantal soorten en het biomassa-aandeel zuurstoftolerante soorten wordt als matig beoordeeld. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als zeer goed beoordeeld. Het biomassa-aandeel blankvoorn+baars (ten opzichte van alle eurytopen) en het biomassaaandeel brasem wordt als slecht (biomassa te gering) respectievelijk ontoereikend (biomassa te hoog) beoordeeld. Omdat de zegenvisserij onvolledig is uitgevoerd, is de feitelijke brasemdichtheid waarschijnlijk nog hoger.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
58
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 38. KRW-beoordeling Wiel van Bassa.
Berekeningen waterkwaliteit – QBWat versie 4.40 Sample Type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: Brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
BENL0082 M20 0.417 3 matig
0.60 0.21 0.05 0.81 0.41 10
Doelvissoort-beoordeling Voor het Wiel van Bassa staat bittervoorn op als doelsoort. Deze soort is in 2011 niet in de plas aangetroffen. Een groot vrij diep open water wat gedomineerd wordt door grote vissoorten is niet het meest ideale leefgebied voor bittervoorn. De bittervoorn is wel bekend van slootsystemen, direct ten zuiden en ten noorden van het wiel van Bassa waar de soort o.a. tezamen voorkomt met grote- en kleine modderkruiper.
Waterkwaliteit Van het Wiel van Bassa zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar (gesteld).
Beheer en inrichting Voor het wiel van Bassa worden geen specifieke inrichtingsmaatregelen nodig geacht. Deze zullen verder geen wijzigingen in de visgemeenschap bewerkstelligen. In de KRWbeoordeling heeft het Wiel van Bassa een matige score, o.a. vanwege brasemdichtheid. Het terugdringen van de brasemstand is een mogelijke beheermaatregel. Het wiel van Bassa vormt geen optimaal habitat voor bittervoorn. Het is zinvoller gerichte beschermingsmaatregelen voor deze soort te concentreren op slootsystemen in de onmiddellijke nabijheid van het wiel van Bassa, waar de soort al voorkomt of waar de soort goede vestigingskansen heeft.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
59
4.4.9 De Regulieren (BENL0108)
De Regulieren: slotensysteem.
Algemeen De Regulieren is een graslandengebied met populierenbosjes. In het gebied ligt een groot aantal smalle sloten. Soms zijn de sloten volledig dichtgegroeid (linker foto), soms staat er minder vegetatie in (rechter foto). Sloten in het gebied zijn op 5 verschillende locaties bemonsterd. De hoogte van de waterkolom bedraagt in de meeste sloten circa 50 cm. Hieronder bevindt zich een sliblaag met een dikte van 40-90 cm. Visgemeenschap In tabel 39 en 40 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 41 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Tezamen vormen de sloten in de Regulieren het soortenrijkste gebied dat in 2011 is onderzocht. Er zijn 17 vissoorten vastgesteld, waaronder 3 beschermde soorten (bittervoorn, kleine modderkruiper en grote modderkruiper), 4 Rode Lijst soorten (bittervoorn, grote modderkruiper, kroeskarper en vetje) en 1 exoot (marmergrondel). In aantal zijn zowel eurytope als plantminnende soorten voor iets minder dan 50% in de visgemeenschap vertegenwoordigd. Driedoornige stekelbaars is in aantal het meest dominant, gevolgd door 8 soorten waarvan het aandeel ligt tussen de 5-12%. In biomassa is snoek, blankvoorn, zeelt en brasem dominant. Van deze soorten zijn grote exemplaren aangetroffen. Ook grote modderkruiper heeft nog een relatief aanzienlijk biomassa-aandeel (ruim 9%).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
60
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Vier van de onderzochte soorten zijn ten aanzien van de visgemeenschap min of meer gelijkend. Eén van de bemonsterde sloten in het zuiden van het gebied was wat afwijkender. Hier zijn meer eurytope soorten, bittervoorn en marmergrondel aangetroffen. Tabel 39. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Regulieren in N/ha. BENL0108 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 baars
eurytoop
1.237
17
blankvoorn brasem
eurytoop eurytoop
113
651
dried. stekelbaars
eurytoop
1.039
pos
eurytoop
50 2.439
1.982
Totaal eurytoop
> 40
N/ha Totaal
% Totaal
1.254
11,9
1.364 33
12,9 0,3
1.282
2.320
22,0
33
83
0,8
5.055
47,9
633
6,0
600 17
617
17
0
17
bittervoorn
limnofiel
633
grote modderkruiper kleine modderkruiper
limnofiel limnofiel
512
250
487 601
999 851
9,5 8,1
kroeskarper
limnofiel
139
392
84
615
5,8
rietvoorn
limnofiel
493
437
35
964
9,1
snoek
limnofiel
126
516
4,9
tiend. stekelbaars
limnofiel
51
51
0,5
vetje zeelt
limnofiel limnofiel
28 401
170
17
56 588
0,5 5,6
3.031
1.021
170
Totaal limnofiel
28 1.035
220
154
17
5.275
49,9
bermpje
rheofiel
17
17
0,2
riviergrondel
rheofiel
33
33
0,3
50
50
0,5
150 150
33 33
183 183
1,7 1,7
3.624
5.097
10.563
100,0
Totaal rheofiel marmergrondel Totaal exoot
exoot
Eindtotaal
1.638
170
17
33
Jonge kroeskarper (foto Natuurbalans).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
61
Tabel 40. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Regulieren in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL0108
Totaallengte (cm-klassen)
SOORT
gilde
0+
>0+-14
baars
eurytoop
1,3
0,1
blankvoorn
eurytoop
0,1
4,5
brasem
eurytoop
dried. stekelbaars
eurytoop
0,2
pos
eurytoop
0,1
15-24
25-39
Totaal 1,2 20,4
13,6
10,9
0,5
0,7
0,5
0,1
0,2
0,1
12,7
41,3
bittervoorn
limnofiel
0,4
grote modderkruiper
limnofiel
1,8
kleine modderkruiper
limnofiel
0,1
1,5
kroeskarper
limnofiel
0,1
5,0
rietvoorn
limnofiel
0,1
2,5
snoek
limnofiel
1,0
tiend. stekelbaars
limnofiel
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel
%
Totaal 25,4
1,6
0,0
KG/ha 1,5
20,8 0,9
Totaal eurytoop
> 40
5,3
12,7
21,7
0,4
0,3
11,5
9,2
1,6
1,3
4,2
9,3
7,5
0,8
3,4
2,8
9,7
31,7
25,5
0,0
6,2
14,6
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
24,9
20,0
4,1
12,1
8,7
1,3
15,3
32,9
10,0
10,0
82,8
bermpje
rheofiel
0,0
0,0
0,0
riviergrondel
rheofiel
0,2
0,2
0,1
Totaal rheofiel marmergrondel
0,2 exoot
0,0
Totaal exoot Eindtotaal
23,3
3,0
0,2
0,0 0,0
0,0
20,8
54,6
0,1
0,1
124,3
100,0
0,1 23,3
22,7
KRW-beoordeling De sloten binnen de Regulieren worden tot het KRW-type M1a gerekend: gebufferde zoete sloten. Deze wateren worden als kunstmatig of sterk veranderd beschouwd en worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De hoogst scoreaanduiding is hierbij ‘goed’. De sloten in de Regulieren worden tezamen beoordeeld als ‘goed’. Hierbij wordt de maximale score behaald. De score is opgebouwd uit het aantal plantminnende en migrerende soorten, het biomassa-aandeel brasem en karper (dit dient zo gering mogelijk te zijn) en het biomassa-aandeel plantminnende soorten. Voor alle deelmaatlatten komt de aangegeven score overeen met het oordeel ‘goed’. De scores zijn hierbij zodanig hoog dat het MEP (maximaal ecologisch potentieel) wordt gehaald.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
62
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 41. KRW-beoordeling visgemeenschap De Regulieren.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling
BENL0108 M1A 0.932 4 goed
Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
1.00 0.97 0.82 17
Doelvissoort-beoordeling In het Uitvoeringsplan waardevolle waternatuur (Arcadis, 2006) worden voor de Regulieren 5 doelvissoorten aangegeven: bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper en vetje. Al deze soorten komen momenteel in de Regulieren voor.
Waterkwaliteit Van De regulieren zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar (gesteld). Beheer en inrichting Gezien de goede KRW-score én de aanwezigheid van alle gewenste doelvissoorten hoeft er ten aanzien van inrichting en beheer in de Regulieren voor vissoorten niet veel te gebeuren. Om de natuurwaarden op termijn te behouden kan overwogen worden een deel van de sloten iets te verbreden en één oever glooiend af te werken. Een andere maatregel kan bestaan uit de aanleg van enkele poelen of ondiepe plassen die in open verbinding staan met lijnvormige wateren. Dergelijke wateren vormen een zeer geschikt leefgebied voor verschillende kleien vissoorten. In de plassen kan bovendien het maaionderhoud verder worden ingeperkt.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
63
4.4.10
Komgronden Waardenburg – Het Broek (BENL0118)
Karakteristieke sloten binnen de komgronden van Waardenburg.
Algemeen Dit gebied bestaat uit een afwisseling van graslanden, (populieren)bosjes en smalle sloten. In het gebied zijn 3 sloten onderzocht op vissen. De sloten hebben een breedte van circa 2,5-4,5 m. De hoogte van de waterkolom bedraagt 40-70 cm met hieronder een sliblaag met een dikte van 30-50 cm.
Visgemeenschap In tabel 42 en 43 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 44 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Binnen de Komgronden Waardenburg zijn 8 vissoorten waargenomen, waaronder 2 beschermde soorten: grote modderkruiper en kleine modderkruiper. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen is rietvoorn de meest dominante vissoort in de visgemeenschap (ruim 75 %). De aantalsdichtheid van de overige soorten bedraagt minder dan 10%. In biomassa zijn zeelt en snoek het meest dominant. Alleen van deze vissoorten komen grote exemplaren voor (>15 cm). Tabel 42. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Komgronden Waardenburg in N/ha. BENL0118 Totaallengte (cm-klassen) N/ha
%
SOORT
gilde
Totaal
blankvoorn
eurytoop
72
36
108
1,8
dried. stekelbaars
eurytoop
18
18
36
0,6
90
54 199
144 199
2,4 3,4
>0+-14
15-24
Totaal eurytoop grote modderkruiper
limnofiel
kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
4.480
snoek
limnofiel
325
tiend.stekelbaars
limnofiel
167
zeelt Totaal limnofiel
limnofiel 4.805
145 690
73 181
4.895
744
181
Eindtotaal
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
64
0+
25-39
> 40
179 108
Totaal
179
3,0
4.480
75,8
487
8,2
167
2,8
54
36 36
254 5.766
4,3 97,6
54
36
5.909
100,0
54
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 43. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Komgronden Waardenburg in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL0118 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
0+
>0+-14
15-24
25-39
> 40
Totaal
Totaal
blankvoorn
eurytoop
0,0
0,4
0,4
0,8
dried. stekelbaars
eurytoop
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,4
0,4
0,8
Totaal eurytoop grote modderkruiper
limnofiel
0,9
0,9
1,7
kleine modderkruiper
limnofiel
1,2
1,2
2,4
rietvoorn
limnofiel
1,3
snoek
limnofiel
1,6
tiend. stekelbaars
limnofiel
0,1
zeelt
limnofiel
0,9
6,1
4,5
4,9
1,3
2,5
11,0
21,4
0,1
0,2
29,4
36,4
71,0
Totaal limnofiel
2,9
3,1
10,6
4,9
29,4
50,9
99,2
Eindtotaal
2,9
3,5
10,6
4,9
29,4
51,3
100,0
KRW-beoordeling De sloten binnen de Komgronden Waardenburg worden tot het KRW-type M1a gerekend: gebufferde zoete sloten. Deze wateren worden als kunstmatig of sterk veranderd beschouwd en worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De hoogst score-aanduiding is hierbij ‘goed’. De sloten van de Komgronden Waardenburg worden tezamen beoordeeld als ‘goed’. Hierbij wordt de maximale score behaald. De score is opgebouwd uit het aantal plantminnende en migrerende soorten, het biomassa-aandeel brasem en karper (dit dient zo gering mogelijk te zijn) en het biomassa-aandeel plantminnende soorten. Op alle deelmaatlatten wordt de maximale score behaald. De sloten van de Komgronden van Waardenburg voldoen hiermee aan het MEP. Tabel 44. KRW-beoordeling sloten Komgronden Waardenburg.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
BENL0118 M1A 1.000 4 goed
1.00 1.00 1.00 8
adviesbureau voor natuur & landschap
65
Doelvissoort-beoordeling Voor de komgronden Waardenburg – Het Broek worden 5 doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006): bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper en vetje. Alleen grote modderkuiper en kleine modderkuiper komen momenteel in het gebied voor. Bittervoorn, kroeskarper en vetje ontbreken. In een straal van 2 km rond het gebied zijn weinig visgegevens voor handen (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Alleen ten oosten van de A2 zijn locaties bekend waar bittervoorn voorkomt. Wanneer het gebied rond de komgronden beter onderzocht wordt komen hier wellicht nog nieuwe vindplaatsen van doelsoorten naar voren.
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Totaal-P en totaal-N scoren matig, de overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed beoordeeld (MTR). Beheer en inrichting In het maatregelenoverzicht van waterschap Rivierenland wordt het versterken van de hydrologische isolatie en het opheffen van de inlaat van gebiedsvreemd water genoemd. Ten opzichte van een min of meer vergelijkbaar gebied als de Regulieren, ogen de watergangen in komgronden Waardenburg – Het Broek wat eenvormiger. Voor de visfauna is het gewenst langs de watergangen een bufferstrook aan te houden om op deze wijze de nutriëntenbelasting terug te dringen. Ook kan de kwaliteit van het vishabitat versterkt worden door een deel van de sloten iets te verbreden en één oever glooiend af te werken. Om de natuurwaarden verder te versterken is het gewenst een deel van de sloten iets te verbreden en één oever glooiend af te werken. Daarnaast kunnen in het gebied enkele poelen of ondiepe plassen worden aangelegd, die in open verbinding staan met lijnvormige wateren. Dergelijke wateren vormen een zeer geschikt leefgebied voor verschillende kleine vissoorten. In de plassen kan bovendien het maaionderhoud verder worden ingeperkt. Overigens zijn dergelijke wateren in open verbinding met sloten ongeschikt als voortplantingshabitat voor kwetsbare amfibiesoorten. Of met deze maatregelen bittervoorn, vetje en kroeskarper het gebied opnieuw zullen koloniseren hangt sterk af van hun voorkomen in de directe omgeving. Over het voorkomen van vissoorten in deze directe omgeving is weinig bekend op basis van het gegevensbestand van de Visatlas Gelderland (Van Kessel & Kranenbarg, 2012).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
66
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.4.11
Kraaiewiel Asperen (BENL0198)
Kraaiewiel Asperen.
Algemeen Het Kraaiewiel (ten zuiden van Asperen) is in bezit van Staatsbosbeheer. Het wiel is vrijwel volledig omgeven door wilgenstruweel met plaatselijk een 4-6 m brede rietkraag, waarbij sprake is van kraggevorming. Het water is helder (zichtdiepte 115 cm). In het midden is de plas 650 cm diep. De sliblaag is hier circa 10 cm. In de oever ligt plaatselijk iets meer slib tot een dikte van 30 cm. Door waterplanten, takken en de onbereikbaarheid van de oevers kon geen bemonstering met de viszegen worden uitgevoerd. De volledige oever en een gedeelte van het midden van de plas, begroeid met waterlelie en gele plomp, is elektrisch bevist.
Visgemeenschap In tabel 45 en 46 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 47 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Kraaiewiel Asperen zijn 9 vissoorten aangetroffen. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen is bittervoorn zeer dominant (55%), op afstand gevold door baars (17%) en vetje (9%). Ten aanzien van de biomassa domineren de grote vissoorten: snoek (40%), paling (25%) en zeelt (bijna 23%).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
67
Tabel 45. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kraaiewiel Asperen in N/ha. BENL0198 Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40
N/ha Totaal
% Totaal
Baars
eurytoop
469
107
576
16,9
blankvoorn Brasem
eurytoop eurytoop
65 24
101 59
166 83
4,9 2,4
Paling
eurytoop 558
267
Totaal eurytoop bittervoorn
limnofiel
Rietvoorn
limnofiel
Snoek Vetje
limnofiel limnofiel
Zeelt
limnofiel
6
65
71
2,1
6
65
897
26,3
1.889
55,4
226
6,6
30 321
0,9 9,4
1.889 148
24
53 12
18
18
303 30
6
12
48
1,4
Totaal limnofiel
166
2.245
59
12
30
2.512
73,7
Eindtotaal
725
2.512
59
18
95
3.409
100,0
Tabel 46. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kraaiewiel Asperen in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BENL0198 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal Baars
eurytoop
0,3
0,4
0,7
3,6
blankvoorn
eurytoop
0,0
0,1
0,1
0,6
Brasem
eurytoop
0,0
0,0
0,0
0,2
paling
eurytoop
Totaal eurytoop
0,3
bittervoorn
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
0,5
0,1
4,9
5,0
25,6
0,1
4,9
5,8
29,9
0,5
2,8
0,6
3,1
7,9
40,7
0,5 0,0
0,1
0,0
0,1
0,5 0,6
0,2
0,1
7,3
0,1
0,5
4,2
4,5
23,0
Totaal limnofiel
0,0
0,9
0,6
0,6
11,5
13,6
70,1
Eindtotaal
0,3
1,4
0,6
0,8
16,4
19,5
100,0
KRW-beoordeling De beoordeling van de visgemeenschap van het Kraaiewiel Asperen vindt plaats aan de hand van KRW-type M16: diepe gebufferde meren. De visgemeenschap in het wiel wordt als goed beoordeeld. Bij de deelmaatlatten wordt het aantal soorten als matig beoordeeld. Het biomassa-aandeel baars+blankvoorn (ten opzichte van alle eurytopen) wordt als slecht beoordeeld (te laag). Het biomassa-aandeel plantminnende respectievelijk zuurstoftolerante soorten wordt beoordeeld als zeer goed (hoog) evenals het geringe biomassa-aandeel brasem. In het kleine wiel is geen zegenvisserij uitgevoerd. Op basis van de aard van het water biedt de electrovisserij o.i. een representatief beeld van de visgemeenschap. Toch is het mogelijk dat het aandeel brasem iets is onderschat. In samenhang met het biomassaaandeel van de overige soorten, levert een biomassa-aandeel brasem tot 12 kg/ha nog de score ‘goed’ voor de gehele visgemeenschap. Bij 13 kg/ha zakt de score naar ‘matig’. In het vegatatierijke heldere water is de brasemstand naar verwachting gering en vormt zeker geen probleem.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
68
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 47. KRW-beoordeling visgemeenschap Kraaiewiel Asperen.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
BENL0198 M16 0.716 4 goed
0.50
1.00 0.08 1.00 1.00 9
Visdoelsoorten-beoordeling Voor het Kraaiewiel Asperen staan Kroeskarper en vetje op als doelsoort. Kroeskarper is in 2011 niet aangetroffen, het vetje komt wel voor. Een andere beschermde en bedreigde vissoort komt wel in hoge dichtheden voor: bittervoorn. Het is gewenst de bittervoorn als doelsoort voor dit water op te nemen. Ten aanzien van de kwaliteit van het habitat zijn er in het Kraaiwiel voor de kroeskarper geen belemmeringen. Wellicht dat de aanwezigheid van andere grote vissoorten het Kraaiewiel minder preferent maakt. Op circa 1 km afstand is kroeskarper in een sloot aangetroffen (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Door aanwezigheid van dijklichamen en de relatief geïsoleerde ligging van het Kraaiewiel is het onwaarschijnlijk dat dit oppervlaktewater door kroeskarper op natuurlijke wijze wordt herbevolkt. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling . Alle parameters scoren hierbij goed tot zeer goed (KRW) of worden als goed (MTR) beoordeeld.
Inrichting en beheer Het Kraaiewiel is een fraaie, natuurlijk ogende plas. Specifieke inrichtingsmaatregelen zijn hier niet nodig. Kroeskarper is een doelsoort die nu ontbreekt. Als de soort hier al ooit heeft gezeten, dan is de plas nu door isolatie en verarming van het omliggende gebied niet op natuurlijke wijze (her) te bevolken. Wellicht kan in dat geval overwogen worden de soort uit te zetten. Omdat de soort niet is beschermd, kan uitzetten relatief gemakkelijk gerealiseerd worden. Wel is deskundige begeleiding nodig om geen andere kwetsbare/beschermde soorten te schaden.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
69
Het is overigens beter om locaties waar de kroeskarper nu nog (in de omgeving) zit eerst voor deze soort veilig te stellen.
Vetje (foto Natuurbalans).
Volwassen kroeskarper: volwassen exemplaren worden zeer hoog (foto Natuurbalans).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
70
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.4.12
Drielse wetering (BOMW0014)
Algemeen De Drielse wetering is een 6 tot plaatselijk 25 m brede watergang. Het water is zeer helder (zichtdiepte 120 cm), plaatselijk tot op de bodem. De hoogte van de waterkolom is in het midden circa 150 cm. Hieronder bevindt zich een dikke sliblaag van 130 cm. Circa 2 m uit de oever heeft het water een diepte van 130 cm. Hier is een sliblaag van circa 50 cm aanwezig. De watergang is alleen door middel van electrovisserij onderzocht. Door waterplanten, takken en boomwortels kon bij de visbemonstering geen viszegen worden ingezet. Visgemeenschap In de Drielse wetering zijn 8 vissoorten aangetroffen. Met uitzondering van de minder algemene paling komen er alleen algemene soorten voor. Alleen van baars zijn 0+ exemplaren aangetroffen. In een groot deel van de watergang zijn nauwelijks vissen gevangen, waardoor er sprake leek van vissterfte. Bij de plaatselijke hengelsportvereniging was hier echter niets van bekend. Uiteindelijk zijn er toch nog redelijk wat vissen gevangen, die zich lokaal hadden verstopt onder overhangende takken. In tabel 48 en 49 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 50 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
71
In aantal zijn baars en blankvoorn de meest dominante soorten. Meer dan 70% van het visbestand bestond uit deze 2 soorten. Ten aanzien van biomassa is karper het meest dominant. Tabel 48. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Drielse wetering in n/ha. BOMW0014
Totaallengte (cm-klassen)
SOORT
gilde
baars
eurytoop
0+
>0+-14
339
15-24
1.551
89
571
146
25-39
> 40
N/ha
%
Totaal
Totaal
1.979
59,4
blankvoorn
eurytoop
717
21,5
karper
eurytoop
50
50
1,5
paling
eurytoop
44
44
1,3
pos
eurytoop
Totaal eurytoop
65 339
kleine modderkruiper
limnofiel
snoek
limnofiel
zeelt
limnofiel
235
0
94
154
44
15
106
2,0
2.855
85,8
106
3,2
213
6,4
155
4,6
120
35
0
226
188
44
15
474
14,2
339
2.413
423
44
109
3.329
100,0
Totaal limnofiel Eindtotaal
2.187
65
Tabel 49. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Drielse wetering in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0014 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
blankvoorn
eurytoop
karper
eurytoop
paling
eurytoop
pos
eurytoop
Totaal eurytoop
0+ 0,2
limnofiel
snoek
limnofiel
zeelt
limnofiel
25-39
> 40
Totaal 5,9
1,1
7,3
2,1
1,7
3,7
3,0
101,5
101,5
81,7
4,4
4,4
3,6
0,3
0,2
117,2
94,3
0,1
0,1
5,7
4,6
1,3
1,0
8,4
2,8 1,5
0,2
Totaal
6,0
105,9
0,1
Totaal limnofiel Eindtotaal
15-24
0,3 0,2
kleine modderkruiper
>0+-14
1,2
3,0
0,5
0,8
0,5
2,3
1,2
3,0
7,0
5,7
8,9
5,1
1,2
108,9
124,3
100,0
KRW-beoordeling De Drielse wetering is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M3: gebufferd regionaal kanaal. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren. Deze wateren worden als kunstmatig of sterk veranderd beschouwd en worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De hoogst score-aanduiding is hierbij ‘goed’. De Drielse Wetering behaalt een score ‘ontoereikend’. Het geringe aantal plantminnende en migrerende soorten wordt als ontoereikend beoordeeld, evenals het biomassa-aandeel brasem+karper (in dit geval alleen karper), dat te hoog is, en het biomassa-aandeel plantminnende soorten, dat te laag is.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
72
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 50. KRW-beoordeling Drielse wetering.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
BOMW0014 M3 0.282 2 ontoereikend
0.40 0.23 0.21 8
Doelvissoorten-beoordeling Voor de Drielse wetering zijn bittervoorn en kleine modderkruiper als doelsoort aangegeven (Arcadis, 2006). Alleen kleine modderkruiper is in 2011 aangetroffen, bittervoorn lijkt te ontbreken. Deze soort is in 2009 wel in- en in de nabijheid van de Drielse wetering waargenomen (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Herbevolking en/of populatie-uitbreiding van de Drielse wetering behoort hierom tot de mogelijkheden. Wel is het gewenst beheermaatregelen te treffen (zie onder). Waterkwaliteit Van de Drielse Wetering zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar (gesteld). Inrichting en beheer Voor de Drielse Wetering wordt het kappen van bomen en het periodiek maaien van de oeverzone voorgesteld (Rivierenland, voorgestelde maatregelen versie 13). Door de bomenkap wordt de bladinval beperkt en worden de lichtomstandigheden voor waterplanten verbeterd. In de Drielse wetering is een aanzienlijke sliblaag aanwezig. Voor de visfauna is het gewenst tenminste lokaal een deel van het slib te verwijderen. Door het verwijderen van slib verbeteren de groeikansen van (fijnbladige) waterplanten en wordt de zuurstofhuishouding verbeterd. Door het uitbaggeren wordt de watergang eveneens uitgediept, waardoor een geschikte overwinteringsplaats ontstaat en kans op wintersterfte door ijsbedekking wordt beperkt. Ook het terugdringen van het aandeel karper heeft een gunstige uitwerking hebben op de overige watergebonden (vis)fauna.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
73
4.4.13
Groote Wiel Munnikenland (BOMW0016)
Groote Wiel Munnikenland.
Algemeen Het Groote Wiel Munnikenland is recent geheel vrijgelegd door de kap van de eromheen liggende bomen en struiken. Een deel van dit hout is versnipperd en rond het wiel uitgestrooid. Wanneer dit materiaal blijft liggen zal dit waarschijnlijk leiden tot een sterke verruigging. Het wiel is stuk kleiner dan op basis van luchtfoto/topografische kaart kon worden verwacht. In een ruime oeverzone is het wiel tot maaiveld vrijwel opgevuld met slib en enige rietvegetatie. De hoogte van de waterkolom is in het midden circa 190 cm. Hieronder is een sliblaag aanwezig met een dikte van 180 cm. Het doorzicht van het water is beperkt. In het water zijn samengeklonterde groenalgen (naaldvormige draadjes) aanwezig, gelijkend op het geslacht Anabaena. Visgemeenschap In het Groote Wiel komen nauwelijks vissoorten voor. Feitelijk zijn in dit water slechts 12 vissen gevangen. In het water komen maar 3 vissoorten voor. In tabel 51 en 52 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 53 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
74
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 51. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Groote Wiel in N/ha. BOMW0016 SOORT
gilde
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
zeelt
limnofiel
0+
Totaallengte (cm-klassen) >0+-14 15-24 25-39
> 40
N/ha Totaal
% Totaal
71
71
33,3
53
53
25,0
18
36
18
18
89
41,7
Totaal limnofiel
89
36
18
71
214
100,0
Eindtotaal
89
36
18
71
214
100,0
Tabel 52. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Groote Wiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0016 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
zeelt
limnofiel
0+
>0+-14
15-24
25-39
0,0
> 40
Totaal
Totaal
0,0
0,1
0,2
0,2
53,9
0,0
0,0
0,0
0,1
0,1
46,0
Totaal limnofiel
0,0
0,0
0,0
0,3
0,3
100,0
Eindtotaal
0,0
0,0
0,0
0,3
0,3
100,0
KRW-beoordeling Het Groote Wiel Munnikenland is beoordeeld aan de hand van het KRW-referentietype M11: Kleine ondiepe gebufferde plas. De visgemeenschap wordt als ‘goed’ beoordeeld. Hierbij wordt het aantal soorten als slecht aangemerkt, evenals het ontbreken van biomassa-aandeel baars+blankvoorn. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten en zuurstoftolerante soorten wordt als zeer goed aangemerkt. Door het ontbreken van brasem en overige eurytope soorten wordt voor de voorgaande categorieën vanzelfsprekend de maximale score behaald. Tabel 53. KRW-beoordeling Groote Wiel (BOMW0016).
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
BOMW0016 M11 0.620 4 goed
0.10 1.00 0.00 1.00 1.00 3
adviesbureau voor natuur & landschap
75
Doelvissoort-beoordeling Voor het Groote Wiel staan in het uitvoeringsprogramma waternatuur géén vissen als doelsoort op. Wel worden ten aanzien van fauna enkele (zeer) zeldzame kokerjuffers genoemd. Vanwege het voorkomen van twee beschermde en bedreigde watergebonden soorten in de directe nabijheid, is het gewenst de doelsoortenlijst met deze soorten uit te breiden: kamsalamander en grote modderkruiper (zie ook inrichting en beheer).
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alleen totaal-N scoort matig. Alle overige parameters scoren goed tot zeer goed.
Inrichting en beheer De houtige opslag rond het wiel is in 2011 verwijderd. Om verruiging van de oever te vermijden is het gewenst het versnipperde hout hier te verwijderen. Uit het wiel zal ook het slib verwijderd gaan worden, om de kwelinvloed te vergroten. Ook overweegt Staatsbosbeheer de uitzet van krabbenscheer (uit maatregel overzicht versie 13, waterschap Rivierenland). Bij het verwijderen van het slib verdient het de voorkeur de geringe hoeveelheid resterende vis volledig te verwijderen en deze vooral niet in naburige sloten over te zetten. Het wiel ligt pal naast een sloot, waarin bij een inventarisatie in 2010 kamsalamanders en grote modderkruipers zijn aangetroffen. Ten tijde van de visbemonstering stond de sloot droog. Na opschoning van het wiel kan, wanneer géén vissen worden(terug)geplaatst een geschikt voortplantingshabitat voor de kamsalamander ontstaan. Ook is het opgeschoonde wiel een geschikt leefgebied voor de grote modderkruiper. Voor de kamsalamander is het gunstig als een deel van de oever glooiend wordt afgewerkt.
Grote modderkruiper (foto Natuurbalans).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
76
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.4.14
Kleine Wiel Munnikenland (BOMW0021)
Kleine Wiel Munnikenland.
Algemeen Het Kleine Wiel Munnikenland is in het midden circa 6 m diep. Twee meter uit de oever heeft het wiel een diepte van circa 2 m. Hier is een sliblaag aanwezig met een dikte van 20-60 cm. Het water is zeer helder (zichtdiepte 180 cm). Door de ruime aanwezigheid van wortelstokken van gele plomp en waterlelie is visbemonstering met een zegen niet mogelijk geweest. De gehele oeverzone en de iets ondiepere delen van het wiel zijn elektrisch bevist. Mede in verband met het goede doorzicht van het water geeft de electrovisserijbemonstering een representatief beeld van de visgemeenschap. Visgemeenschap In tabel 54 en 55 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 56 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Bij de visbemonstering zijn uitsluitend algemene vissoorten aangetroffen. Rietvoorn is in aantal de meest dominante soort. Hiervan zijn veel 0+ vissen aangetroffen. Ten aanzien van biomassa wordt de plas vrijwel volledig gedomineerd door snoek. Dit is de enige soort waarvan grotere exemplaren zijn aangetroffen.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
77
Tabel 54. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kleine Wiel in N/ha. BOMW0021
Totaallengte (cm-klassen) 0+
15-24
25-39
> 40
N/ha
% Totaal
gilde
Baars
eurytoop
70
70
1,5
Blankvoorn
eurytoop
663
663
14,1
Rietvoorn
limnofiel
3.594
Snoek
limnofiel
Zeelt
limnofiel
Totaal eurytoop
>0+-14
Totaal
SOORT
733 140
733
15,6
3.733
79,3 2,2
70
35
105
35
105
140
3,0
Totaal limnofiel
3.629
244
70
35
3.978
84,4
Eindtotaal
4.361
244
70
35
4.710
100,0
Tabel 55. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kleine Wiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0021 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
Baars
eurytoop
Blankvoorn
eurytoop
0+
Totaal eurytoop Rietvoorn
limnofiel
>0+-14
15-24
Totaal
Totaal
0,0
0,0
1,5
0,0
0,0
2,9
0,0
0,0
4,4
0,1
12,2
0,5
75,3
0,1
0,0
0,0
0,1
Totaal limnofiel
0,1
0,1
0,1
Eindtotaal
0,1
0,1
0,1
Snoek
limnofiel
Zeelt
limnofiel
0,1
25-39
> 40
0,4
0,1
8,0
0,4
0,6
95,6
0,4
0,7
100,0
KRW-beoordeling Het Kleine Wiel Munnikenland is beoordeeld aan de hand van het KRW-referentietype M11: Kleine ondiepe gebufferde plas. De visgemeenschap wordt als ‘matig’ beoordeeld. Het beperkte aantal soorten wordt hierbij als slecht beoordeeld, evenals het geringe biomassa-aandeel baars+blankvoorn. Het hoge biomassa-aandeel van plantenminnende soorten en het ontbreken van brasem wordt als zeer goed beoordeeld. Het biomassaaandeel zuurstoftolerante soorten wordt als matig beoordeeld. Tabel 56. KRW-beoordeling Kleine Wiel.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 Sample Type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: Brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
78
BOMW0021 M11 0.564 3 matig
0.17 1.00 0.11 1.00 0.54 5
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Doelvissoorten-beoordeling Voor het Kleine Wiel staan in het uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006) géén vissen als doelsoort op. In het Kleine wiel komen momenteel uitsluitend algemene vissoorten in geringe dichtheid voor. Ten aanzien van fauna worden wel enkele zeer zeldzame kokerjuffers als doelsoort genoemd: Grammotaulius nigropunctatus, Grammotaulius nitidus, Limnephilus incisus. De eerste twee soorten prefereren wateren die zomers droog kunnen vallen. De laatste soort lijkt vooral voor te komen in grazige poelen met weinig open water (Kalkman, 2008). Voor de genoemde soorten is het vrij diepe wiel waarschijnlijk geen geschikt leefgebied. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. De parameters totaal-P en totaal-N scoren matig. De overige parameters scoren goed tot zeer goed. Inrichting en beheer Voor het Kleine wiel staan geen vissen als doelsoort op. Gezien de huidige aard en inrichting zijn geen aanvullende beheer en inrichtingsmaatregelen noodzakelijk ten behoeve van de visgemeenschap. Vanwege het ontbreken van hengelsport en een gering aandeel overige vissoorten is het Kleine Wiel een mogelijk geschikte uitzetlocatie voor een introductie van kroeskarper.
4.4.15
Kloosterwiel (BOMW0023)
Kloosterwiel ten noordwesten van Zaltbommel.
Algemeen Bij de dijkverzwaring is een deel van het kloosterwiel (noordzijde) gedempt en is de huidige oever zeer glooiend afgewerkt. De bodem bestaat hier uit klei en zand. Het wiel
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
79
heeft een maximale diepte (=hoogte waterkolom) van circa 180 cm. Hieronder bevindt zich een sliblaag van 270 cm! De zichtdiepte bedraagt circa 100 cm. In het vroege voorjaar (informatie hengelsport en gemeente Zaltbommel) is er van aanzienlijke vissterfte sprake geweest. Waarschijnlijk doordat het wiel met ijs (afgedekt met een sneeuwlaag) bedekt is geweest. De dode vissen zijn hierbij niet opgeruimd. Tijdens de visbemonstering eind augustus 2011 in het Kloosterwiel sprake van een sterke ‘rioolgeur’. De gehele bodem en een deel van de waterlaag was bovendien bezet met draadalg.
Visgemeenschap In tabel 57 en 58 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 59 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Kloosterwiel zijn 10 vissoorten aangetroffen, waaronder één beschermde soort: kleine modderkruiper en één Rode Lijstsoort: vetje. Ten aanzien van de abundantie is vetje de meest dominante soort. Het vetje is een typische pioniersoort die vaak in lage dichtheden voorkomt, maar als de situatie voor de soort gunstig is (bijvoorbeeld na vissterfte) periodiek in grote dichtheden kan voorkomen. Bij de visbemonstering zijn meer dan 1000 exemplaren (feitelijke vangst) waargenomen. Ten aanzien van het biomassa-aandeel wordt het kloosterwiel gedomineerd door snoek, baars, paling en blankvoorn. Tabel 57. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kloosterwiel in n/ha. BOMW0023
Totaallengte (cm-klassen) 6
345
4,0
2
67
0,8
26
30
0,4
7
7
0,1
38
38
0,4
38
487
5,7
229
2,7
17
0,2
eurytoop
30
131
blankvoorn
eurytoop
9
56
brasem
eurytoop
4
karper
eurytoop
paling
eurytoop 178
44
191
38
15-24
219
kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
17
snoek
limnofiel
6
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
25-39
8
51
> 40
19
76
0,9
7.728
90,5
13
7.715
7
0,1
Totaal limnofiel
204
7.753
30
51
19
8.057
94,3
Eindtotaal
382
7.796
249
60
56
8.543
100,0
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
80
% Totaal
baars
178
>0+-14
N/ha
gilde
Totaal eurytoop
0+
Totaal
SOORT
7
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 58. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Kloosterwiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0023 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
0,4
5,9
blankvoorn
eurytoop
0,2
2,6
brasem
eurytoop
0,1
0,8
karper
eurytoop
paling
eurytoop
Totaal eurytoop
0+ 0,4
>0+-14
15-24
25-39
> 40
Totaal
Totaal
0,3
6,9
27,1
0,4
3,2
12,5
0,8
3,3
0,4 0,4
0,6
0,0
0,0
9,8
kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
1,1
snoek
limnofiel
0,1
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
0,0
0,6
1,2
0,4
1,7
4,0
4,0
15,6
4,0
15,4
60,2
0,0
0,2
5,8
1,7 0,2
1,1
4,3
7,1
27,8
1,7
6,6
0,2
0,9
Totaal limnofiel
0,0
1,7
1,4
1,2
5,8
10,2
39,8
Eindtotaal
0,4
2,4
11,2
1,9
9,8
25,6
100,0
KRW-beoordeling Het Kloosterwiel is beoordeeld aan de hand van het KRW-referentietype M11: Kleine ondiepe gebufferde plas. De visgemeenschap wordt als ‘goed’ beoordeeld. Ten aanzien van het aantal soorten wordt de visgemeenschap als matig (bijna goed) beoordeeld. Dit geldt ook voor het biomassa-aandeel van plantminnende soorten. Het beperkte biomassa-aandeel brasem wordt als goed beoordeeld en het aandeel baars+blankvoorn als zeer goed. Het biomassa-aandeel zuurstoftolerante soorten (zeelt, kroeskarper of grote modderkuiper) is te laag en wordt als slecht beoordeeld. Tabel 59. KRW-beoordeling visgemeenschap Kloosterwiel.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 Sample Type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
BOMW0023 M11 0.626 4 goed
0.60 0.76 1.00 0.60 0.18 10
adviesbureau voor natuur & landschap
81
Doelvissoort-beoordeling Voor het Kloosterwiel worden kroeskarper en vetje als doelsoort genoemd (Arcadis, 2006). Het vetje komt in grote dichtheden voor. De kroeskarper ontbreekt. Door de geïsoleerde ligging van het kloosterwiel is het onwaarschijnlijk dat kroeskarper op natuurlijke wijze dit oppervlaktewater kan koloniseren. Ook in de ruime omgeving van het Kloosterwiel zijn geen recente gegevens beschikbaar over het voorkomen van kroeskarper (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Mede door de aanwezigheid van verschillende overige algemene, grote vissoorten is het Kloosterwiel voor kroeskarper ook geen preferent habitat.
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling voor verschillende parameters. De sterke rioollucht en de ogenschijnlijke slechte waterkwaliteit heeft ogenschijnlijk alleen betrekking op het totaal-P. Dit wordt als slecht beoordeeld. Dit hoge gehalte is er waarschijnlijk de oorzaak van dat veel draadalg in het water aanwezig is. De hoge algendichtheid kan periodiek ook zorgen voor slechte zuurstof-omstandigheden. Bij de overige parameters komt dit echter niet naar voren. De overige parameters scoren namelijk goed tot zeer goed.
Beheer en inrichting In het Kloosterwiel is sprake van een te hoge concentratie P. Het is gewenst de fosfaatbron terug te dringen, om effecten van algenbloei en sterfte bij vissen te voorkomen. Een maatregel om de waterkwaliteit te bevorderen kan baggeren zijn. In het Kloosterwiel is sprake van een zeer aanzienlijke baggerlaag. Deze baggerlaag kan voor een slechte zuurstofhuishouding zorgen en er mede de oorzaak van zijn dat er grote wintersterfte is opgetreden. Voor het behoud van doelvissoorten hoeven geen speciale maatregelen te worden genomen. Het vetje komt veel voor. Voor de kroeskarper is het Kloosterwiel een minder optimaal leefgebied. Op natuurlijke wijze is kolonisatie van het Kloosterwiel onwaarschijnlijk.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
82
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.4.16
Lieskampen - visvijver (BOMW0030)
Zicht op een deel van het visvijvercomplex Lieskampen.
Algemeen De visvijver Lieskampen bestaat uit een aantal komvormig verbrede gedeeltes die onderling verbonden zijn door ‘kanalen’. De verbrede plassen hebben een doorsnede van circa 80 m, de kanalen zijn 10-30 m breed. De bovenstaande foto is de meest zuidelijke gelegen verbreding. In deze plas en de oostelijke aangrenzende wateren was het water wat helderder dan de meer westelijk en noordelijk gelegen wateren. De plas wordt intensief gebruikt door hengelaars. De plas (ontkleiing) is in 1972 aangelegd als recreatie (vis)vijver. In 1995 heeft de hengelsportvereniging de plas volledig leeg laten lopen, waarna alle brasem en karper eruit verwijderd is. Hierna is 500 kg rietvoorn en snoek uitgezet, evenals 50 graskarpers. Visgemeenschap In tabel 60 en 61 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 62 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In de visvijver Lieskampen zijn 11 vissoorten aangetroffen, waaronder één beschermde soort: kleine modderkuiper en één Rode Lijst soort: vetje. Ten aanzien van de abundantie zijn baars, blankvoorn, brasem en vetje het meest dominant. Tezamen omvatten deze soorten meer dan 90% van de visgemeenschap. In biomassa is het aandeel brasem zeer aanzienlijk (75%) van de totale biomassa per ha). In samenhang met het voorkomen van aanzienlijke aantallen grote brasem (en karper,
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
83
die waarschijnlijk enigszins is onderschat, omdat de soort moeilijk is te vangen) is een totale visbiomassa van bijna 600 kg/ha niet verwonderlijk. Tabel 60. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Lieskampen (visvijver) in N/ha. BOMW0030
Totaallengte (cm-klassen) >0+-14
15-24
25-39
N/ha
% Totaal
gilde
0+
baars
eurytoop
1.524
347
66
1.936
13,9
blankvoorn
eurytoop
65
2.124
669
2.858
20,6
2.471
1.373
brasem
eurytoop
6
5.711
41,1
karper
eurytoop
16
16
0,1
paling
eurytoop
65
65
0,5
pos
eurytoop
Totaal eurytoop
5
137
1.593
5.080
16
142
1,0
10.727
77,2
31
31
0,2
503
519
3,7
142
1,0
2.437
17,5
kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
2.437
zeelt
limnofiel
32
Totaal limnofiel Eindtotaal
1.861
> 40
Totaal
SOORT
2.108
1.861
48
86
94 6
38
0,3
16
3.003
0
48
100
3.167
22,8
1.609
8.083
2.108
1.908
186
13.895
100,0
Tabel 61. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Lieskampen (visvijver) in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0030 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal baars
eurytoop
0,7
1,0
2,1
3,8
blankvoorn
eurytoop
0,0
4,5
35,0
39,5
6,9
brasem
eurytoop
33,2
67,5
11,6
431,2
75,4
karper
eurytoop
37,9
37,9
6,6
paling
eurytoop
9,5
9,5
1,7
pos
eurytoop
Totaal eurytoop kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
0,0
1,1
0,8
39,8
0,0
318,9
0,7
1,1
0,2
523,0
91,4
0,0
0,0
0,0
1,7
1,7
0,3
36,9
6,4
0,2
0,0 1,8
104,6
318,9
4,8
59,0
32,1
0,2 0,2
Totaal limnofiel
0,0
2,1
Eindtotaal
0,8
41,9
104,6
10,1
10,3
4,8
42,3
49,2
8,6
323,6
101,3
572,2
100,0
KRW-beoordeling De visvijver Lieskampen is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M3: gebufferd regionaal kanaal. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren. Deze wateren worden beoordeeld naar het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). De hoogst score-aanduiding is hierbij ‘goed’. De visgemeenschap van de visvijver Lieskampen wordt als ‘ontoereikend’ beoordeeld. Het aantal plantminnende en migrerende soorten wordt als matig beoordeeld. Het biomassa-aandeel brasem+karper (te hoog) en het biomassa-aandeel plantminnende soorten (te laag) wordt als ontoereikend beoordeeld.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
84
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 62. KRW-beoordeling visgemeenschap Lieskampen (visvijver).
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
BOMW0030 M3 0.367 2 ontoereikend
0.60 0.23 0.27 11
Doelvissoort-beoordeling Voor de Lieskampen staan, voor zowel de visvijver (BOMW0030) als voor het slotenstelsel (BOMW0162; § 4.4.18) de volgende vissoorten op als doelsoort: grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper en vetje. Met uitzondering van vetje en kleine modderkruiper komen de overige doelvissoorten niet voor. Gezien het huidige gebruik van de waterpartij (intensieve visvijver met een zeer aanzienlijk bestand brasem) is het hoogst onwaarschijnlijk dat de plas zonder zeer ingrijpende maatregelen ooit geschikt wordt voor genoemde vissoorten.
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alle parameters voldoen aan het GEP/MEP (KRW) of worden als goed beoordeeld (MTR).
Inrichting en beheer De Lieskampen is momenteel in ‘beheer’ als hengelsportwater. De aanzienlijke visbiomassa beperkt de mogelijkheden om dit water als ‘natuurparel’ te beheren. In het licht van het huidige gebruik zijn inrichting- en beheermaatregelen ten behoeve van de bestaande visgemeenschap niet noodzakelijk.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
85
4.4.17
Aalpotwiel Munnikenland (BOMW0051)
Aalpotwiel Munnikenland.
Algemeen Het Aalpotwiel is de meest zuidelijk gelegen plas van de drie onderzochte wielen in Munnikenland. Op een deel van de oever zijn in de zomer van 2011 alle bomen en struiken verwijderd. De bodem bestaat hoofdzakelijk uit klei. Circa 8 m uit de kant is de diepte reeds meer dan 3,5 m. In het midden is de plas 12,5 m diep (bepaald met een dieptemeter). Door de zeer steile taluds en de grote diepte is zegenvisserij in de plas niet mogelijk. De gehele oever van de plas is met behulp van electrovisserij bevist. Gezien de grote helderheid van het water (zichtdiepte 115 cm) geeft de electrovisserij waarschijnlijk een redelijk goed beeld van de visgemeenschap. De plas is eigendom van Staatsbosbeheer en er is geen hengelsport aanwezig. Visgemeenschap In het Aalpotwiel zijn 7 vissoorten aangetroffen, waaronder de grote modderkruiper. Deze soort komt in Munnikenland overigens in tal van (ondiepe) wateren in hoge dichtheden voor. In tabel 63 en 64 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 65 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Ten aanzien van de aantals-abundantie zijn jonge baars en blankvoorn het meest dominant. Het aantalsaandeel van deze soorten tezamen bedraagt meer dan 85%. Het biomassa-aandeel wordt gedomineerd door paling en baars. Het biomassa-aandeel paling is berekend op basis van een feitelijke vangst van één exemplaar (lengte 87 cm).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
86
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 63. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Aalpotwiel in N/ha. BOMW0051 SOORT
gilde
baars
eurytoop
348
blankvoorn
eurytoop
348
paling
eurytoop
Totaal eurytoop grote modderkruiper
Totaallengte (cm-klassen) >0+-14 15-24 25-39
0+
696
73
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
57
477
50,9
8
356
37,9
8
0,9
8
841
89,7
8
0,9
40
49
5,2
24
24
2,6
73
65 8
8
Totaal limnofiel Eindtotaal
% Totaal
8
limnofiel
kleine modderkruiper
N/ha Totaal
> 40
16
16
1,7
97
10,3
938
100,0
8
65
24
704
137
89
8
Tabel 64. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Aalpotwiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0051 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal baars
eurytoop
0,0
blankvoorn
eurytoop
0,0
paling
eurytoop
Totaal eurytoop
0,0
grote modderkruiper
limnofiel
kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
0,0
0,1
0,2
25,6
0,0
0,0
5,0
0,4
0,4
58,6
0,4
0,6
89,2
0,0
1,0
0,0
0,0
0,9
0,0
0,0
2,2
0,0
0,1 0,0
0,0
0,0
0,0
6,6
0,1
10,8
0,7
100,0
Totaal limnofiel
0,0
0,0
0,1
Eindtotaal
0,0
0,1
0,2
0,4
KRW-beoordeling Het Aalpotwiel is beoordeeld aan de hand van het KRW-referentietype M11: kleine ondiepe gebufferde plas. Gezien de grote diepte van het Aalpotwiel is het de vraag of dit een geschikte referentie is. Aan de hand van KRW-type M11 wordt de visgemeenschap van het Aalpotwiel als ‘matig’ beoordeeld. Het totaal aantal soorten wordt hierbij als ontoereikend beoordeeld. Het biomassa-aandeel zuurstoftolerante soorten wordt als slecht beoordeeld (te laag), het biomassa-aandeel baars+blankvoorn t.o.v. alle eurytopen tezamen is goed, evenals het ontbreken van brasem. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als ontoereikend beoordeeld.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
87
Tabel 65. KRW-beoordeling visgemeenschap Aalpotwiel.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
BOMW0051 M11 0.483 3 matig
0.30 1.00 0.66 0.25 0.20 7
Doelvissoort-beoordeling In het uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006) staan voor het Aalpotwiel géén vissen als doelsoort op. Ten aanzien van fauna worden, evenals voor de nabij gelegen wateren Kleine Wiel (BOMW0021) en Groote Wiel (BOMW0016) wel enkele zeer zeldzame kokerjuffers als doelsoort genoemd: Grammotaulius nigropunctatus, Grammotaulius nitidus, Limnephilus incisus. De eerste twee soorten prefereren wateren die zomers droog kunnen vallen. De laatste soort lijkt vooral voor te komen in grazige poelen met weinig open water (Kalkman, 2008). Voor de genoemde soorten is het zeer diepe Aalpotwiel waarschijnlijk geen geschikt leefgebied. In het Aalpotwiel is wel een beschermde en bedreigde vissoort aangetroffen: grote modderkruiper. Het zeer diepe wiel is voor de soort geen optimaal leefgebied. Omdat grote modderkruiper in het gebied rond het Wiel in tal van sloten en plasjes voorkomt is het niet verwonderlijk dat dieren ook in het Aalpotwiel worden aangetroffen. Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalN scoort matig. De overige parameters scoren goed tot zeer goed. Beheer en inrichting In 2011 zijn rond het Aalpotwiel bomen gekapt. Het wiel is hiermee meer in de zon komen te liggen. De oeverzone van het wiel is zeer steil, waardoor het de vraag is of een moerasvegetatie tot ontwikkeling kan komen. Mogelijk kan een deel van de oever onder aan de dijk afgevlakt worden wanneer dit niet bezwaarlijk is vanuit cultuurhistorisch perspectief. Het wiel is niet in gebruik bij een hengelsportvereniging. Hierdoor heeft visuitzet niet plaats gevonden. Voor de toekomst is het gewenst het wiel hengelsportvrij te houden, zodat een autonome ontwikkeling van de visgemeenschap mogelijk is. Gezien de geringe visstand is het Aalpotwiel mogelijk een geschikte locatie voor een uitzetexperiment met kroeskarper.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
88
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
4.4.18
Lieskampen (slotenstelsel) (BOMW0162)
Sloten in de Lieskampen.
Algemeen In het gebied Lieskampen is in 3 verschillende sloten een visbemonstering uitgevoerd. De onderzochte sloten zijn vlak voor de visbemonstering geschoond. Watervegetatie was hierdoor niet meer aanwezig. De sloten hebben een breedte van 3-4 m. De hoogte van de waterkolom bedraagt circa 60 cm. Hieronder is een sliblaag van 30-40 cm aanwezig. De zichtdiepte varieerde van 20 cm tot op de bodem. Visgemeenschap In het slotencomplex van de Lieskampen zijn 7 vissoorten aangetroffen, waaronder één beschermde soort: kleine modderkruiper en één Rode Lijst soort: vetje. In tabel 66 en 67 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 68 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Zowel in aantal als in biomassa zijn zeelt en snoek de meest dominante vissoort. Van de snoek zijn veel 0+ exemplaren aangetroffen. Behalve van zeelt en rietvoorn zijn van de overige soorten alleen 0+ exemplaren waargenomen. Tabel 66. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Lieskampen (slotenstelsel) in N/ha. BOMW0162
Totaallengte (cm-klassen)
SOORT
gilde
baars
eurytoop
blankvoorn
eurytoop
Totaal eurytoop
N/ha
%
Totaal
Totaal
18
18
1,3
37
37
2,6
55
55
3,8
37
2,6
0+
kleine modderkruiper
limnofiel
37
rietvoorn
limnofiel
38
snoek
limnofiel
291
vetje
limnofiel
147
zeelt
limnofiel
113
Totaal limnofiel Eindtotaal
>0+-14
15-24
25-39
102
> 40
140
9,8
555
38,8
206
58
147
10,2
194
123
68
498
34,8
625
296
329
126
1.376
96,2
680
296
329
126
1.431
100,0
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
89
Tabel 67. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Lieskampen (slotenstelsel) in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). BOMW0162 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
blankvoorn
eurytoop
Totaal eurytoop
0+
Totaal
Totaal
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
kleine modderkruiper
limnofiel
0,0
rietvoorn
limnofiel
0,0
snoek
limnofiel
1,8
vetje
limnofiel
0,0
zeelt
limnofiel
0,0
Totaal limnofiel Eindtotaal
>0+-14
15-24
25-39
0,8
> 40
0,8
2,3 30,4
2,9
5,5
10,2 0,0
0,0
2,3
7,0
13,3
22,6
67,2
1,9
3,1
9,8
18,8
33,6
100,0
1,9
3,1
9,8
18,8
33,7
100,0
KRW-beoordeling Het slotencomplex van de Lieskampen is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M1A: zoete gebufferde sloten. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren, waarbij de KRW-beoordeling plaats vindt aan de hand van het GEP. De maximaal te behalen score is ‘goed’. De visgemeenschap van het slotencomplex Lieskampen wordt beoordeeld als ‘goed’. Het aantal plantminnende en migrerende soorten wordt beoordeeld als matig. Het hoge biomassa-aandeel plantminnende soorten en het ontbreken van brasem+karper wordt als goed beoordeeld. Tabel 68. KRW-beoordeling visgemeenschap Lieskampen (slotenstelsel).
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
BOMW0162 M1A 0.833 4 goed
0.50 1.00 1.00 7
Doelvissoort-beoordeling Voor de Lieskampen staan, voor zowel het slotenstelsel (BOMW0162) als de nabij gelegen visvijver (BOMW0030;§ 4.4.16) de volgende vissoorten op als doelsoort: grote modderkruiper, bittervoorn, kleine modderkruiper, kroeskarper en vetje. Met uitzondering van vetje en kleine modderkruiper komen de overige doelvissoorten niet in
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
90
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
het slotenstelsel (en de visvijver) voor. Bittervoorn is wel bekend uit de omgeving. Deze soort is o.a. aangetroffen in de watergang Capreton (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Kroeskarper en grote modderkuiper zijn niet bekend van de directe omgeving. Deze laatste twee soorten prefereren ongestoorde, vegetatierijke en/of slibrijke wateren.
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalP en totaal-N gehalte scoren matig. De overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed beoordeeld (MTR).
Inrichting en beheer De sloten van de Lieskampen worden hoofdzakelijk bevolkt door algemene vissoorten. De watergangen hebben een eenvormige inrichting. Voor de visfauna is het gewenst langs de watergangen een bufferstrook aan te houden om op deze wijze de nutriëntenbelasting terug te dringen. Ook kan de kwaliteit van het vishabitat versterkt worden door een deel van de sloten iets te verbreden en één oever glooiend af te werken. Een andere mogelijkheid is de aanleg van plas- of poelvormige verbredingen die in contact staan met de watergang. Dergelijke verbredingen kunnen ook aangelegd worden op de kruising van verschillende sloten. Ook een wellicht minder intensief maaibeheer kan gunstig zijn voor behoud en ontwikkeling van doelvissoorten. Na herinrichting van het slotenstelsel is (her)bevolking met bittervoorn misschien mogelijk, hoewel de Capreton, waar de soort voorkomt, een watersysteem is dat gescheiden ligt van het slotenstelsel. Kroeskarper en grote modderkruiper ontbreken in de wijde omgeving van de Lieskampen; het is niet waarschijnlijk dat deze soorten op natuurlijke wijze in het slotenstelsel zullen terugkeren.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
91
4.4.19
Beekstroom (GROO0019)
Beekstroom, met rechts de vistrap.
Algemeen De Beekstroom is een smalle sloot parallel aan provinciale weg N325. De watergang is over twee delen bemonsterd: een traject van 50 m bovenstrooms van de vispassage en een traject bestaande uit de vispassage zelf en een benedenstrooms deel met een totale lengte van 50 m. De Beekstroom is circa 100 cm breed, heeft een waterdiepte van 3040 cm en een sliblaag van circa 20 cm. Het traject bovenstrooms van de vistrap was ten tijde van de visbemonstering in augustus 2011 volledig dichtgegroeid met waterpest, lisdodde en liesgras.
Visgemeenschap In de Beekstroom zijn 10 vissoorten aangetroffen. De meeste vissen zijn waargenomen in het benedenstroomse deel en de vistrap. In het gedeelte bovenstrooms van de vistrap is uitsluitend driedoornige stekelbaars gevangen. Hier zijn feitelijk 7 dieren aangetroffen. In de Beekstroom zijn zowel eurytope, limnofiele (plantminnende) als rheofiele (stromingsminnende) soorten waargenomen. Er komen 2 beschermde soorten voor: bittervoorn en kleine modderkruiper, en 2 Rode Lijst soorten: bittervoorn en winde. In tabel 69 en 70 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 71 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
92
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
De meeste dominante soort is de driedoornige stekelbaars op afstand gevolgde door blankvoorn. De aantalsabundantie van de overige soorten ligt beneden de 2%. Ten aanzien van biomassa zijn zeelt, snoek, driedoornige stekelbaars en blankvoorn het meest dominant. Tezamen omvatten ze meer dan 80% van de biomassa. Bij de omrekening van de visdichtheid per hectare, blijken smalle lijnvormige watergangen vaak zeer hoge visdichtheden te hebben. Voor een deel komt dit omdat het rendement van het vistuig in dergelijke wateren waarschijnlijk hoger ligt, dan waarmee is gerekend conform het Handboek Hydrobiologie. Ook als niet gecorrigeerd wordt voor rendement dan nog is de dichtheid zeer aanzienlijk. Bij de Beekstroom speelt mee dat een relatief kort traject is bemonsterd met een vispassage. Vispassages blijken in veel watergangen vaak rijker te zijn aan vissen en vissoorten dan het omliggende water. Vispassages bieden vaak meer verticale structuurvariatie waar vissen zich graag ophouden. De gevonden visdichtheid hoeft hierom niet representatief te zijn voor de gehele watergang. Een ander effect voor de relatief hoge visdichtheid moet gezocht worden bij de geringe breedte van de watergang. In smalle wateren kunnen meer deelhabitats voorkomen op korte afstand van elkaar. In veel bredere, vaak uniforme wateren is naast de oeverzone vaak sprake van een relatief eenvormig groot open water, waar veel (kleine) vissoorten in lagere dichtheden voorkomen. Tabel 69. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Beekstroom in N/ha. GROO0019
Totaallengte (cm-klassen) eurytoop
250
750
1.000
0,7
eurytoop
21.250
1.750
23.000
16,6
dried. stekelbaars
eurytoop
64.750
40.750
105.500
76,2
kolblei
eurytoop
500
500
0,4
86.250
43.750
130.000
93,9
750
750
0,5
250
1.750
2.000
1,4
1.500
1.500
1,1
1.000
750
1.750
1,3
3.500
2.250
6.000
4,3
limnofiel limnofiel
snoek
limnofiel
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel
250
25-39
> 40
%
blankvoorn
kleine modderkruiper
15-24
Totaal
baars
bittervoorn
>0+-14
N/ha
gilde
Totaal eurytoop
0+
Totaal
SOORT
bermpje
rheofiel
1.500
1.500
1,1
winde
rheofiel
750
250
1.000
0,7
2.250
250
2.500
1,8
49.500
2.500
138.500
100,0
Totaal rheofiel Eindtotaal
86.500
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
93
Tabel 70. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Beekstroom in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). GROO0019 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
0,2
9,1
9,3
4,2
blankvoorn
eurytoop
7,9
21,8
29,7
13,3
dried. stekelbaars
eurytoop
13,2
20,8
34,0
15,2
kolblei
eurytoop
3,0
3,0
1,3
54,7
76,0
33,9
0,6
0,6
0,3
4,8
4,9
2,2
36,8
16,4
Totaal eurytoop
0+
21,3
bittervoorn
limnofiel
kleine modderkruiper
limnofiel
snoek
limnofiel
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel
0,2
>0+-14
36,8 0,2
Totaal
Totaal
52,5
84,9
37,9
89,3
127,3
56,8
8,6
3,8
12,2
5,5
8,6
winde
rheofiel
6,1 21,4
> 40
37,9
rheofiel
Totaal rheofiel
25-39
32,4
bermpje
Eindtotaal
15-24
6,1
14,7
6,1
20,8
9,3
107,3
95,4
224,1
100,0
KRW-beoordeling De Beekstroom is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M1A: zoete gebufferde sloten. Het gaat hierbij om kunstmatige of sterk veranderde wateren, waarbij de KRWbeoordeling plaats vindt aan de hand van het GEP. De Beekstroom behaalt de maximaal te behalen score: ‘goed’. Het aantal plantminnende en migrerende soorten wordt hierbij als matig beoordeeld. Het ontbreken van biomassa-aandeel brasem+karper en het biomassa-aandeel limnofiele soorten wordt als goed beoordeeld. Tabel 71. KRW-beoordeling visgemeenschap Beekstroom.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
94
GROO0019 M1A 0.730 4 goed
0.50 1.00 0.69 10
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Doelvissoort-beoordeling De Beekstroom wordt niet vermeld in het uitvoeringsprogramma waternatuur (Arcadis, 2006); voor de watergang zijn hierom geen doelvissoorten geformuleerd. De watergang voert water af afkomstig van bronbeken op de stuwwal. De Beekstroom mondt uiteindelijk via een gerenatureerd beekje aan de noordzijde van de N325 uit in Het Meertje. De Beekstroom biedt aan zowel limnofiele als rheofiele soorten een geschikt (tijdelijk) leefgebied. De aanwezigheid van de vistrap is hierbij een belangrijke factor is het voorkomen van de diverse visgemeenschap. Niet zo zeer omdat de vistrap migratie van soorten mogelijk maakt, maar vooral omdat de vistrap voor de nodige structuurvariatie in de watergang zorgt, met zowel stromend als stilstaand water.
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Het totaalN scoort matig, de overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed beoordeeld (MTR).
Inrichting en beheer Vooral het traject van de Beekstroom bovenstrooms van de vispassage is zeer eenvormig. In de zomer is de watergang volledig dichtgegroeid met waterplanten. Alleen stekelbaarzen zijn hier aangetroffen. In het bovenstroomse deel zijn verschillende maatregelen denkbaar waardoor de sloot als leefgebied voor vissen kan worden verbeterd. In Crombaghs et al (2011) zijn verschillende mogelijke maatregelen voor de gehele omgeving van Het Meertje uitgewerkt. Voor alleen de Beekstroom kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een omvorming naar een slingerende waterloop, met plaatselijk diepere en ondiepere delen, zoals ook stroomafwaarts aan de noordzijde van de N325 is gerealiseerd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
95
4.4.20
Ooyse Graaf (GROO0041)
Ooyse Graaf bij Erlecomse weg
Algemeen De Ooyse Graaf is op twee locaties bemonsterd: een plasvormig deel langs de Erlecomse weg en een slootvormig deel ten noorden van een gemaal langs de Kapiteldijk. Het tussenliggende gebied bestaat uit plasvormige verbredingen en versmallingen afgewisseld met vrijwel volledig verlande gebiedsdelen en een stuw . Tussen de beide onderzochte wateren is hierdoor geen rechtstreeks contact voor vissen mogelijk. Vanaf de Kapiteldijk verder naar het noorden stond de Ooyse Graaf in de zomer droog. De hoogte van de waterkolom in de onderzochte plas is maximaal 120 cm. Hieronder is een sliblaag aanwezig van circa 20 cm. De plas is voor een groot gedeelte begroeid met gele plomp en hoornblad. Het water is zeer helder met zicht tot op de bodem. Gedurende sommige droge zomers schijnt de plas wel eens volledig droog te vallen. Door de aanwezigheid van veel waterplanten kon de visbemonstering alleen met behulp van electrovisserij-apparatuur worden uitgevoerd. Vanwege de geringe diepte en de grote helderheid van de plas biedt de electrovisserij wel een representatief beeld van de visgemeenschap. Ten noorden van het gemaal nabij de Kapiteldijk heeft de Ooyse Graaf meer het karakter van een sloot. Het oppervlaktewater is 2 m breed en circa 30 cm diep. Hieronder
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
96
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
bevindt een klei-sliblaag van circa 30 cm. Direct bij het gemaal is de watergang circa 150 cm diep. In de watergang staat veel waterpest en pijlkruid. Visgemeenschap Omdat het bij de Ooyse Graaf om twee gescheiden deelgebieden gaat, wordt de visgemeenschap voor de beide wateren apart besproken. In tabel 72 en 73 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid voor het plasvormige deel. In tabel 74 en 75 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid voor het slootvormige deel. In tabel 76 en wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd voor het plasvormige en het slootvormige deel. In tabel 77 is eveneens een beoordeling opgenomen voor de beide wateren tezamen. In het onderzochte plasvormige deel van de Ooyse Graaf zijn 9 vissoorten aangetroffen, waaronder 1 soort van de Rode Lijst: vetje. Baars en blankvoorn zijn het meest abundant, gevolgd door snoek en rietvoorn. Ten aanzien van biomassa is snoek veruit dominant met een aandeel van meer dan 71%. In het onderzochte slootvormige deel van de Ooyse Graaf zijn 10 vissoorten aangetroffen, waaronder 2 beschermde soorten (bittervoorn en kleine modderkruiper) en 2 soorten van de Rode Lijst (bittervoorn en vetje). In aantal is de bittervoorn het meest dominant op afstand gevolgd door blankvoorn en driedoornige stekelbaars. In biomassa is snoek het meest dominant (78%), maar ook bittervoorn heeft nog een redelijk aandeel (11%). Behalve vissen zijn in het slootvormige deel van de Ooyse Graaf nog 2 bijzondere soorten aangetroffen: de zeldzame medicinale bloedzuiger (Hirudo medicinalis) en de minder algemene geelgerande waterkever: Dytiscus dimmidiatus.
Medicinale bloedzuiger (foto: R. Krekels)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
97
In de beide wateren tezamen komen 13 vissoorten voor. Ten opzichte van het slootvormige deel ontbreken in het plasvormige deel: bittervoorn, driedoornige stekelbaars, kleine modderkruiper en kolblei. Ten opzichte van het plasvormige deel ontbreken in het slootvormige deel: brasem, paling en rietvoorn. Tabel 72. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Ooyse Graaf (plas) in N/ha. GROO0041 - plas Totaallengte (cm-klassen) SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40
N/ha Totaal
% Totaal
baars
eurytoop
434
178
54
666
40,3
blankvoorn brasem
eurytoop eurytoop
215 30
100 30
8
323 61
19,6 3,7
paling
eurytoop
31
1,9
pos
eurytoop
31 8
Totaal eurytoop rietvoorn
limnofiel
snoek vetje
limnofiel limnofiel
zeelt
limnofiel
680
316
137
85
8
0,5
1.088
65,9
62
0
31
223
13,5
86
161
23
270 15
16,4 0,9
15 8
31
8
8
54
3,3
Totaal limnofiel
160
116
94
169
23
562
34,1
Eindtotaal
840
432
156
169
54
1.650
100,0
Tabel 73. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Ooyse Graaf (plas) in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). GROO0041 - plas Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
0,2
0,5
blankvoorn
eurytoop
0,0
0,2
brasem
eurytoop
0,0
0,1
paling
eurytoop
pos
eurytoop
Totaal eurytoop
>0+-14
15-24
25-39
> 40
Totaal
Totaal
0,5
1,2
8,4
0,1
0,3
1,8
1,5 0,0 0,2
0,8
0,0
0,2
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
0,0
zeelt
limnofiel
0,0
Totaal limnofiel Eindtotaal
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
98
0+
0,6 1,1
5,9
0,1
0,1
0,7
0,0
0,3
1,2
6,6
0,2
1,0
1,8
6,6
0,1
0,4
1,5
10,2
0,0
0,0
1,5
3,1
20,8
0,2
1,3
3,6
10,6
71,4
0,0
0,0
1,0
6,6
3,6
11,7
79,2
5,1
14,8
100,0
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 74. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Ooyse Graaf (sloot) in N/ha. GROO0041 - sloot Totaallengte (cm-klassen) eurytoop
417
417
0,7
eurytoop
8.333
250
8.583
15,4
dried. stekelbaars
eurytoop
3.667
833
4.500
8,1
kolblei pos
eurytoop eurytoop
917 83
917 83
1,6 0,1
kleine modderkruiper
limnofiel
snoek
limnofiel
vetje zeelt
limnofiel limnofiel
25-39
0
> 40
%
blankvoorn
limnofiel
15-24
Totaal
baars
bittervoorn
>0+-14
N/ha
gilde
Totaal eurytoop
0+
Totaal
SOORT
12.417
2.083
0 14.500
26,1
12.583
23.417
36.000
64,8
417
417
0,7
250
0,4
4.083 333
7,3 0,6
167
0
83
83
4.083 250
Totaal limnofiel
12.667
28.167
167
83
0 41.083
73,9
Eindtotaal
25.083
30.250
167
83
55.583
100,0
Tabel 75. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Ooyse Graaf (sloot) in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). GROO0014 - sloot Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT gilde 0+ >0+-14 15-24 25-39 > 40 Totaal Totaal baars
eurytoop
0,6
0,6
0,5
blankvoorn
eurytoop
2,6
2,1
4,7
3,9
dried. stekelbaars
eurytoop
0,5
0,3
0,8
0,7
kolblei
eurytoop
1,7
1,7
1,4
pos
eurytoop
0,2
0,2
0,2
3,7
4,3
8,0
6,7
0,8
12,4
13,2
11,0
Totaal eurytoop bittervoorn
limnofiel
kleine modderkruiper
limnofiel
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
1,8 38,9
55,2
1,8
1,5
94,1
78,0
2,6
2,6
2,1
0,0
0,8
0,8
0,7
Totaal limnofiel
0,8
17,6
38,9
55,2
112,5
93,3
Eindtotaal
4,5
21,9
38,9
55,2
120,5
100,0
KRW-beoordeling De visgemeenschap van de Ooyse graaf wordt beoordeeld aan de hand van het KRWreferentietype M11: kleine ondiepe gebufferde plas (tabel 76).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
99
Tabel 76. KRW-beoordeling visgemeenschap Ooyse Graaf (sloot en plas apart).
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample meetobject type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
GROO0014 sloot M11 0.567 3 matig
GROO0014 plas M11 0.638 4 goed
0.60
0.50
1.00 0.10 1.00 0.13
0.98 0.22 0.99 0.51 10
9
Wanneer de beide deelgebieden apart worden beoordeeld, dan is de KRW-beoordeling voor de sloot matig en voor de plas goed Het totaal aantal soorten scoort op beide locaties matig. Het ontbreken/geringe biomassa-aandeel brasem wordt op beide locaties als zeer goed beoordeeld, evenals het biomassa-aandeel van plantminnende soorten. Het aandeel baars+blankvoorn is in het slootvormig deel slecht, terwijl dit in het plasvormig deel ontoereikend is. Het aandeel zuurstoftolerante soorten is in het slootvormige deel slecht, terwijl dit in het plasvormig deel als matig wordt beoordeeld. Wanneer er tussen beide deelgebieden sprake is van connectiviteit, dan kunnen de gegevens tezamen worden beschouwd bij de visbeoordeling. In dat geval wordt de Ooyse Graaf als ‘goed’ beoordeeld (tabel 77). Vooral de toename van het aantal soorten (van 9 of 10 naar 13 soorten) is hierbij verantwoordelijk voor een iets hogere beoordeling. Tabel 77. KRW-beoordeling Ooyse Graaf (sloot + plas).
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
100
GROO0041 M11 0.670 4 goed
1.00 1.00 0.12 1.00 0.23 13
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Doelvissoort-beoordeling Voor de Ooyse Graaf staat bittervoorn als doelvissoort op (Arcadis, 2006). bittervoorn komt zeer veel voor in het slootvormige deel van de Ooyse Graaf noorden van het gemaal nabij de Kapiteldijk. In het plasvormig deel is bittervoorn aangetroffen. Ook een amfibie als kamsalamander wordt als doelsoort genoemd. Vanwege voorkomen van diverse vissoorten is de Ooyse Graaf zelf voor kamsalamander ongeschikt voortplantingsbiotoop.
De ten niet het een
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alle parameters scoren goed tot zeer goed.
Beheer en inrichting Voor de Ooyse Graaf zijn onder meer baggerwerkzaamheden gepland. Wanneer een nieuw Peilbesluit is vastgesteld zal ook krabbenscheer worden uitgezet om op deze wijze natuurlijke nestgelegenheid voor zwarte stern te creëren. Voor de visgemeenschap is zowel de connectiviteit binnen de Ooyse Graaf van belang, om op deze wijze het leefgebied voor verschillende vissoorten uit te breiden, als een open verbinding met Het Meertje. In de KRW-gebiedspilot voor Het Meertje (Crombaghs et al, 2011) wordt onder andere deze connectiviteit als belangrijk onderdeel gezien om het vishabitat te verbeteren.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
101
4.4.21
Spijkswiel (MAWA0030)
Het Spijkswiel vanaf de oude rivierdijk.
Algemeen Het Spijkswiel heeft een oppervlakte van bijna 3 ha. Het wiel is opvallend ondiep. De hoogte van de waterkolom bedraagt 130 cm. Hieronder is een slib-kleilaag aanwezig van 30 cm en plaatselijk 70 cm. De zichtdiepte bedraagt circa 45 cm. Circa 60% van de plas is min of meer bedekt met gele plomp/waterlelie. De vegetatie wordt door de hengelsportvereniging af en toe gemaaid. In het verleden hebben in de plas (loodrecht op de dijk) rabatten gelegen waar ooit bomen op hebben gestaan. In 1975 is er een visbestandsopname gemaakt door de toenmalige OVB. Toentertijd kon er alleen elektrisch gevist worden vanwege de aanwezige rabatten. In 2011 is geen spoor meer aanwezig van de rabatten en is zowel zegenvisserij als electrovisserij uitgevoerd. In de winter van 1997 is met ijs op het water het onderliggende water afgelaten. Hierbij zijn alle vissen in de plas doodgegaan. Hierna heeft de hengelsportvereniging opnieuw vis in de plas uitgezet, waaronder 65 karpers van circa 7,5-10 kg (lengte circa 68-75 cm). Deze karpers zijn nog steeds aanwezig.
Visgemeenschap De visbemonstering in het Spijkswiel is uitgevoerd op 12 oktober 2011. Ten tijde van de visbemonstering waren alle waterlelies/gele plompen inmiddels afgestorven. In het open water zijn twee grote zegentrekken uitgevoerd. Hiermee is slechts een zeer beperkt aantal vissen gevangen. In de oever was sprake van een extreem hoge visdichtheid. Na het afsterven van de grote drijfblad-waterplanten is er in het ondiepe water geen dekking voor vissen aanwezig en houdt vrijwel alle vis zich op tegen de kant, waar sprake is van overhangende grazige begroeiing, bomen en takken. In het Spijkswiel zijn 12 vissoorten gevangen. De dertiende soort is wel veelvuldig gezien, maar niet gevangen: karper. Omdat het exacte aantal dieren van deze soort
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
102
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
bekend is, zijn de gegevens toch opgenomen (blauwe markering in beide tabellen, waarbij uitgegaan is van een gemiddelde maximale lengte van 71 cm). In tabel 78 en 79 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 80 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Spijkswiel is 1 beschermde vissoort aangetroffen: kleine modderkruiper. Daarnaast is 1 Rode Lijst soort waargenomen: vetje en 1 exoot: marmergrondel. Blankvoorn is de meest abundante soort (78%). Hiervan zijn grote aantallen 0+ vissen, maar ook oudere dieren aangetroffen. Daarnaast zijn ook baars en vetje nog redelijk abundant. De overige vissoorten zijn in aantal beperkt vertegenwoordigd (<5%). Ten aanzien van biomassa is karper het meest dominant, op afstand gevolgd door snoek en blankvoorn. Bij de overige soorten ligt het biomassa-aandeel beneden de 1%. Tabel 78. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Spijkswiel in N/ha. MAWA0030
Totaallengte (cm-klassen)
0,4
eurytoop
572
63
26
661
8,7
blankvoorn
eurytoop
3.753
582
1.600
5.935
78,3
17
25
42
0,6
22
0,3
26
0,3
13
0,2
6.731
88,8
5
0,1
196
2,6
98
1,3
454
6,0
754
9,9
7
7
0,1
7
7
0,1
89
89
1,2
89
89
1,2
7.581
100,0
pos
eurytoop
snoekbaars
eurytoop
Totaal eurytoop
32
22 26 13 4.325
kleine modderkruiper
limnofiel
5
rietvoorn
limnofiel
7
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
720 138
1.651
13
7
69
22 rheofiel exoot
Totaal exoot Eindtotaal
22
454
Totaal rheofiel marmergrondel
22
51
Totaal limnofiel riviergrondel
> 40
32
eurytoop
eurytoop
25-39
%
baars
eurytoop
15-24
Totaal
alver
karper
>0+-14
N/ha
gilde
brasem
0+
Totaal
SOORT
4.337
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
1.409
1.709
83
22
adviesbureau voor natuur & landschap
103
Tabel 79. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Spijkswiel in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). MAWA0030 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
alver
eurytoop
baars
eurytoop
0,4
0,4
0,3
1,1
0,5
blankvoorn
eurytoop
1,3
1,6
22,6
25,5
10,8
0,1
1,1
brasem
eurytoop
karper
eurytoop
pos
eurytoop
snoekbaars
eurytoop
Totaal eurytoop
0+
limnofiel
0,0
limnofiel
0,0
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
2,3
23,9
0,7
1,0
rheofiel exoot
Totaal exoot 1,8
Totaal
Totaal
0,1
0,0
1,2
0,5
186,4
78,6
0,1
0,0
1,4
1,4
0,6
1,4
29,3
12,4
0,0
0,0
1,7
0,7
0,1
3,1
16,2
19,4
8,2
0,1
0,0
1,1
3,1
16,2
21,2
8,9
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
237
100,0
0,1 0,0
Totaal rheofiel
Eindtotaal
> 40
0,1
rietvoorn
marmergrondel
25-39
186,4
kleine modderkruiper
riviergrondel
15-24
0,1
1,8
Totaal limnofiel
>0+-14
0,8
3,1
25,1
4,5
16,2
KRW-beoordeling De visgemeenschap van het Spijkswiel is beoordeeld aan de hand van het KRWreferentietype M11: Kleine ondiepe gebufferde plas. De huidige visgemeenschap wordt hierbij als ‘matig’ beoordeeld. Tabel 80. KRW-beoordeling visgemeenschap Spijkswiel.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: soorten totaal eqr abundantie: brasem baars en blankvoorn / eurytopen plantenminnende soorten zuurstoftolerante soorten aantal soorten
MAWA0030 M11 0.488 3 matig
1.00 1.00 0.23 0.22 0.00 13
Bij de deelmaatlatten wordt het totaal aantal soorten als zeer goed beoordeeld. Ten aanzien van de biomassa-abundantie wordt ook het zeer lage aandeel brasem als zeer goed beoordeeld. Het biomassa-aandeel baars+blankvoorn, ten opzichte van alle eurytopen tezamen, wordt als ontoereikend beoordeeld. Dit wordt vooral veroorzaakt
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
104
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
door het aanzienlijke biomassa-aandeel karper (een eurytope soort). Bij afwezigheid van karper zou het eindoordeel van de plas ‘goed’ zijn geweest (score 0,681). Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt bij een score van 0,22 als ontoereikend beoordeeld. Het ontbreken van biomassa-aandeel zuurstoftolerante soorten (kroeskarper, grote modderkuiper of zeelt) wordt als slecht beoordeeld.
Doelvissoort-beoordeling Voor het Spijkswiel worden kroeskarper en vetje als doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006). Het vetje is aangetroffen. Gezien het huidige intensieve gebruik als hengelsportvijver én het ontbreken van kroeskarper in de ruime omgeving van het Spijkswiel (Van Kessel & Kranenbarg, 2012) is een natuurlijke (her)bevolking van dit water met kroeskarper onwaarschijnlijk.
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Alle parameters scoren hierbij goed tot zeer goed (KRW) of goed (MTR).
Karper, in het Spijkswiel veel gezien, maar niet gevangen (foto: Natuurbalans).
Inrichting en beheer Gezien de huidige aard en inrichting van het Spijkswiel, het huidige gebruik als hengelsportwater en de er voorkomende soorten, zijn geen gerichte beheer- en inrichtingsmaatregelen noodzakelijk.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
105
4.4.22
Hernens Meer (MAWA0058)
Hernens Meer gefotografeerd vanaf de noordwestoever.
Algemeen Het Hernens Meer is circa 150-170 cm diep. Hieronder bevindt zich een aanzienlijke sliblaag met een dikte van 100-130 cm. In de zomer is het Hernens Meer voor ongeveer 20% bedekt met gele plomp/waterlelie. Tegenwoordig komen er in de zomer soms grote groepen ganzen foerageren, waardoor de watervegetatie flink wordt teruggedrongen. De zichtdiepte van het water bedraagt circa 80 cm. Het Hernens Meer is eigendom van Gelders Landschap. Er vindt geen hengelsport plaats.
Visgemeenschap In tabel 81 en 82 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 83 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Met 15 vissoorten is het Hernens Meer één van de soortenrijkere locaties van deze nulmeting. In het Hernens Meer is 1 beschermde soort (kleine modderkruiper), 1 Rode Lijstsoort (vetje) en 1 exoot (marmergrondel) aangetroffen. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen zijn blankvoorn, rietvoorn, baars, brasem en vetje het meest dominant. Ook de exotische marmergrondel komt in relatief hoge dichtheid voor. Ten aanzien van biomassa zijn karper en brasem het meest dominant, op afstand gevolgd door snoek en zeelt. De totale visbiomassa (502 kg/ha) in het Hernens Meer is zeer aanzienlijk.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
106
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 81. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Hernens Meer in N/ha. MAWA0058
Totaallengte (cm-klassen)
SOORT
gilde
0+
>0+-14
15-24
baars
eurytoop
744
68
10
blankvoorn
eurytoop
1.431
38
25
brasem
eurytoop
675
dried. stekelbaars
eurytoop
25-39
> 40
7 24
79
20
% Totaal
822
14,7
1.501
26,9
778
13,9
20
0,4
giebel
eurytoop
10
0,2
karper
eurytoop
60
60
1,1
paling
eurytoop
168
168
3,0
pos
eurytoop
Totaal eurytoop kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel riviergrondel
10
N/ha Totaal
32
29
2.882
155 57
308
56 67
619
93
99
10 16
31
0,6
842
15,1
260
4,7
629
11,3
46
62
1,1
145
1.824
32,8
89
36
125
2,2
89
36
125
2,2
46
168
214
3,8
46
168
214
3,8
4.364
458
5.583
100,0
Totaal exoot
175
93
61,2
99
exoot
140
1,1
3.420
1.347 rheofiel
Eindtotaal
41
31 729
Totaal rheofiel marmergrondel
35
61
134
453
Tabel 82. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Hernens Meer in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). MAWA0058 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
0,4
0,2
0,1
blankvoorn
eurytoop
0,1
0,2
2,9
brasem
eurytoop
0,1
dried. stekelbaars
eurytoop
giebel
eurytoop
karper
eurytoop
paling
eurytoop
pos
eurytoop
Totaal eurytoop kleine modderkruiper
limnofiel
rietvoorn
limnofiel
snoek
limnofiel
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel
0+
>0+-14
15-24
25-39
> 40
1,7 4,7
107,3
0,0 2,4
0,0
0,1
0,6
0,4
3,0
8,8
0,2
0,0
2,1
22,3
0,0
0,0 0,5 46,6
20,0
20,0
4,0
0,1
0,0
361,2
374,1
74,5
0,0
0,0
0,9
0,2
61,4
64,4
12,8
0,0
0,0
62,2
62,9
12,5
123,6
128,2
25,5
0,3
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,1
0,1
0,0
Totaal exoot
0,0
0,1
0,1
0,0
Eindtotaal
0,7
0,8
502,4
100,0
rheofiel
Totaal rheofiel marmergrondel
exoot
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
5,1
2,1
1,0
112,0
0,1
riviergrondel
2,1
0,1
5,0
234,0
0,0 0,7
0,7
234,0
0,6 0,8
Totaal
2,4
0,0 0,1
Totaal
10,9
484,9
adviesbureau voor natuur & landschap
107
KRW-beoordeling De visgemeenschap van het Hernens Meer is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M3: gebufferd regionaal kanaal. Het M3 type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijk te behalen score. Conform het M3-type wordt de visgemeenschap van het Hernens Meer als ‘goed’ beoordeeld. Het aantal plantminnende en migrerende soorten wordt als goed beoordeeld. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als matig geclassificeerd. Het biomassa-aandeel brasem+karper wordt als ontoereikend beoordeeld. Dit aandeel is te hoog. Tabel 83. KRW-beoordeling visgemeenschap Hernens Meer.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
MAWA0058 M3 0.636 4 goed
1.00 0.36 0.55 15
Doelvissoort-beoordeling Voor het Hernens Meer staat bittervoorn als doelvissoort op (Arcadis, 2006). Deze soort is niet aangetroffen. In de ruime omgeving van het Hernens Meer is bittervoorn niet bekend (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). Het is niet waarschijnlijk dat de soort het Hernens Meer op natuurlijke wijze kan koloniseren. In het Hernens Meer komt wel één Rode Lijst soort voor (vetje) en één beschermde soort (kleine modderkruiper). Ook een amfibie als kamsalamander wordt als doelsoort genoemd. Vanwege het voorkomen van diverse vissoorten is het Hernens Meer voor kamsalamander een ongeschikt voortplantingsbiotoop.
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Ten aanzien van de KRW scoort de zuurstofhuishouding matig. De overige parameters voldoen aan het GEP/MEP of worden als goed (MTR) beoordeeld.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
108
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Inrichting en beheer Voor het Hernens Meer wordt de aanleg van een helofytenfilter en natuurvriendelijk beheer van de graslanden (zonder bemesting) aangegeven (maatregelenoverzicht versie 13 waterschap Rivierenland). Het Hernens Meer heeft een nog redelijk natuurlijk karakter. Gerichte inrichtingsmaatregelen ten behoeve van vissen zijn ons inziens niet nodig. Het Hernens Meer, eigendom van Het Geldersch Landschap, heeft voor een ‘natuurwater’ een aanzienlijke karper- en brasemstand. Om de kwaliteit van het water te verhogen is het gewenst het aandeel brasem en karper terug te dringen, zodat een evenwichtigere visgemeenschap tot ontwikkeling kan komen.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
109
4.4.23
Leigraaf Hernen (MAWA0082)
Leigraaf Hernen ter hoogte van Dassenloop ten oosten van de A50 (links) en ter hoogte van de Flerdeweg ten westen van de A50 (rechts).
Algemeen De Leigraaf Hernen (MAWA0082) is een circa 6-7 m brede watergang met een diepte van 90-110 cm. De onderwaterbodem bestaat hoofdzakelijk uit klei. Slib is bijna niet aanwezig. De zichtdiepte bedroeg circa 40 cm. Ter hoogte van de Dassenloop ligt langs één zijde van de oever een met wilgen begroeide vooroever (zie boven, linker foto). Het bemonsterde deel ten westen van de Flerdeweg heeft een ongewijzigd normprofiel. Ten tijde van de visbemonstering kwamen waterplanten in de watergang vrijwel niet voor.
Visgemeenschap In tabel 84 en 85 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 86 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. Met 16 vissoorten behoort de Leigraaf Hernen tot één van de soortenrijkere onderzoekslocaties (zie ook tabel 4.1). Er is 1 beschermde soort aangetroffen (kleine modderkruiper) en 1 Rode Lijst soort (vetje). Naast eurytope en limnofiele soorten zijn op deze locatie 2 rheofiele vissoorten waargenomen: bermpje en riviergrondel. Ook komt er een exoot voor: marmergrondel. Behalve veel vissen zijn in de watergang ook veel uitheemse kreeften waargenomen (rode Amerikaanse rivierkreeft en gevlekte Amerikaanse rivierkreeft). In aantal is de blankvoorn veruit het meest dominant (60%), op ruime afstand gevolgd door brasem, baars en vetje (aantalsaandeel 7-10%). Vanuit het oogpunt van biomassa zijn blankvoorn en snoek het meest dominant.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
110
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Tabel 84. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Leigraaf Hernen in N/ha. MAWA0082 SOORT
gilde
0+
baars
eurytoop
1.254
123
10
1.387
8,5
blankvoorn
eurytoop
5.762
3.285
688
9.736
60,0
brasem
eurytoop
1.007
585
31
1.623
10,0
dried. stekelbaars
eurytoop
687
133
821
5,1
kolblei
eurytoop
62
62
0,4
paling
eurytoop
pos
eurytoop
Totaal eurytoop
8.782
Totaallengte (cm-klassen) >0+-14 15-24 25-39
10 72
41
4.230
729 93
0
kleine modderkruiper
limnofiel
51
rietvoorn
limnofiel
10
snoek
limnofiel
tiend. stekelbaars
limnofiel
82
vetje
limnofiel
998
134
zeelt
limnofiel
10
31
1.141
237
359
51
Totaal limnofiel bermpje
rheofiel
riviergrondel
rheofiel exoot
Totaal exoot Eindtotaal
10
13.751
10 318
31
10
N/ha Totaal
% Totaal
10
0,1
113
0,7
8.782
0,0
144
0,9
21
0,1
359
2,2
82
0,5
1.131
7,0
41
0,3
1.778
0,0
226
277
1,7
92
92
0,6
51
318
370
0,0
215
113
328
2,0
215
113
328
0,0
10.190
4.897
21 16.227
100,0
Totaal rheofiel marmergrondel
> 40
1.089
31
31
10
Tabel 85. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Leigraaf Hernen in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). MAWA0082 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
0+
>0+-14
15-24
25-39
> 40
Totaal
Totaal
baars
eurytoop
2,5
0,8
0,3
3,5
4,5
blankvoorn
eurytoop
2,3
22,8
22,7
47,7
60,9
0,8
brasem
eurytoop
1,0
2,8
4,5
5,8
dried.stekelbaars
eurytoop
0,1
0,0
0,1
0,2
kolblei
eurytoop
1,0
1,0
1,3
paling
eurytoop
1,4
1,8
pos
eurytoop
0,1
0,1
0,2
0,3
5,9
27,5
58,6
74,8
kleine modderkruiper
limnofiel
0,0
0,2
0,3
0,3
rietvoorn
limnofiel
0,0
snoek
limnofiel
tiend. stekelbaars
limnofiel
0,0
vetje
limnofiel
0,1
zeelt
limnofiel
Totaal eurytoop
1,4 23,7
1,4
0,4 9,1
2,6
2,7
0,0
0,2
0,3
0,5
0,5
0,7
0,0
0,7
0,7
0,9
0,1
0,1
0,2
0,2
Totaal exoot
0,1
0,1
0,2
0,2
Eindtotaal
6,1
28,7
78,3
100,0
Totaal rheofiel marmergrondel
exoot
0,0
0,2
0,2
rheofiel
13,1
0,0
0,1
4,7
rheofiel
0,3
0,0
24,1
riviergrondel
0,1
18,4
18,8
bermpje
3,7
0,5
14,4
3,7
Totaal limnofiel
0,0
0,4
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
36,8
2,6
2,6
2,7
4,1
adviesbureau voor natuur & landschap
111
KRW-beoordeling De visgemeenschap van de Leigraaf Hernen is beoordeeld aan de hand van het KRWtype M3: gebufferd regionaal kanaal. Het M3 type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijk te behalen score. Deze score wordt hier gehaald. Het hoge aantal plantminnende soorten evenals het lage biomassa-aandeel brasem+karper wordt hierbij als goed beoordeeld. Het biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als matig beoordeeld. Tabel 86. KRW-beoordeling visgemeenschap Leigraaf Hernen.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
MAWA0082 M3 0.840 4 goed
1.00 1.00 0.52 16
Doelvissoort-beoordeling In het uitvoeringsplan waternatuur (Arcadis, 2006) worden voor de Leigraaf Hernen (ook wel Leursche Leigraaf genoemd) de volgende doelvissoorten aangegeven: grote modderkruiper, kleine modderkruiper, kroeskarper, kwabaal en meerval. Van de genoemde doelsoorten komt alleen kleine modderkruiper voor. De overige doelsoorten zijn ons inziens onrealistisch en niet passend: grote modderkruiper en kroeskarper moeten het vooral van wateren hebben met extreme milieuomstandigheden, waarin overige (grote) vissoorten niet of vrijwel niet voorkomen. Beide soorten zijn uit de wijde omgeving niet bekend (Van Kessel & Kranenbarg, 2012). kwabaal is een uitermate lichtschuwe zeer zeldzame vissoort van heldere natuurlijke laaglandbeken, waarbij vooral de aanwezigheid van steile afkalvende oevers belangrijk is, of (in Nederland) veenplassen met rietkragge-vorming, waaronder steile, holle oevers aanwezig zijn. De Leigraaf Hernen is door zijn aard (smalle lijnvormige verstuwde polderwatergang en ligging (midden in landbouwgebied) voor kwabaal totaal ongeschikt. meerval is een grote roofvissoort die de laatste jaren vooral op de grote rivieren steeds meer wordt aangetroffen. Ook dit is een lichtschuwe soort die zich graag verstopt in holle oevers of tussen breukstenen. De Leigraaf Hernen is voor meerval totaal ongeschikt. Naast de beschermde kleine modderkruiper komt momenteel één Rode Lijst vissoort voor: vetje. Deze soort zou als doelsoort kunnen worden toegevoegd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
112
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Waterkwaliteit In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de waterkwaliteitsbeoordeling. Met uitzondering van het doorzicht voldoen alle parameters aan het GEP/MEP of worden als goed beoordeeld (MTR). Het doorzicht wordt als matig beoordeeld.
Inrichting en beheer Langs de Leigraaf Hernen zijn reeds verschillende inrichtingsmaatregelen uitgevoerd. In het traject ten oosten van de A50 (vanaf de stuw tot aan de Dassenloop) is een vooroever aangelegd. De vooroever is inmiddels volledig met wilg begroeid geraakt. De verbindingen tussen het water achter de vooroever en de Leigraaf behoeven wel onderhoud. De openingen zijn door sedimentophoping en begroeiing volledig dichtgegroeid, waardoor het water achter de vooroever niet meer toegankelijk is voor vissen. Ook is het gewenst de wilgenopslag in bijvoorbeeld 3 opeenvolgende jaren (zodat de strook niet in een keer compleet kaal wordt gemaakt) af te zetten. Direct ten westen van de A50 is zeer recent de oever van de Leigraaf aan één zijde sterk afgevlakt. Tijdens de visbemonstering in 2011 was het hier nog erg kaal; op termijn kan hier een zone met water- en moerasvegetatie tot ontwikkeling komen. In de Leigraaf Hernen zijn aanzienlijke aantallen uitheemse soorten aangetroffen. Naast marmergrondel gaat het hierbij om 2 soorten zoetwaterkreeften: de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft en de Rode Amerikaanse rivierkreeft. In 2006 is een identiek monsterpunt in de Leigraaf op vissen bemonsterd. Toentertijd zijn deze exoten hier niet aangetroffen (Hoogerwerf, 2007). De uitheemse kreeften kunnen een aanzienlijke impact hebben op het watersysteem. Nader onderzoek naar de mate waarin de verspreiding van deze soorten zich voortzet, en evt. mogelijkheden om ze te bestrijden kan in de Leigraaf goed worden uitgevoerd. De watergang heeft beperkte dimensies en is hierdoor goed te onderzoeken.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
113
Wijchens Ven (MAWA0142) Wijchens Ven, gefotografeerd in oostelijke richting.
Algemeen Het Wijchens Ven is een restant van een zeer oude rivierarm. Het Wijchens Ven heeft een oppervlakte van circa 23,8 ha. De hoogte van de waterkolom in het midden bedraagt circa 200-230 cm. In het midden is plaatselijk nog een beetje slib aanwezig met een dikte van 10-40 cm. De zichtdiepte bedraagt circa 70 cm. De oevers van het ven bestaan grotendeels uit riet (vooral langs de glooiende zuidoever), tuinen en (wilgen)bos. Het Wijchens Ven is in 2006 volledig gebaggerd. Sinds 2009 is in een westelijke aanvoersloot (overstort) een helofytenfilter geplaatst, zodat afvalwater niet meer ongezuiverd in het Wijchens Ven terecht komt. Het Wijchens Ven is eigendom van Staatsbosbeheer. Het visstandbeheer is in handen van Hengelsportvereniging ‘Altijd Tevreden’ uit Wijchen. Twee plaatselijke bewoners meldden onafhankelijk van elkaar dat het Wijchens Ven in de zomer van 2010 volledig was dichtgegroeid met waterplanten, zo dicht zelfs dat roeien met een bootje vrijwel onmogelijk was. Tijdens de visbemonstering in 2011 zijn maar in beperkte mate waterplanten aangetroffen. Gezien het tijdstip van de bevissing (19-10-2011) kan een deel van de watervegetatie al afgestorven zijn.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
114
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Visgemeenschap In tabel 87 en 88 wordt de netto-visdichtheid (in aantallen en kg per ha) aangeduid. In tabel 89 wordt de KRW-visbeoordeling gepresenteerd. In het Wijchens Ven zijn 11 vissoorten aangetroffen. Eén vissoort staat op de Rode Lijst: vetje. Beschermde vissoorten zijn niet aangetroffen. In het Wijchens Ven zijn op het open water verscheidene zegentrekken uitgevoerd en is de oever met electrovisserij bemonsterd. Bij de zegentrekken, met een totale bemonsterde oppervlakte van circa 2,2 ha, zijn weinig vissen waargenomen: in totaal slechts 71 vissen (feitelijke vangst!). Ook bij de electrovisserij was de vangst in het westelijk deel van het Wijchens Ven vrij beperkt. In het oostelijk deel van het Wijchens Ven zijn wel aanzienlijke aantallen gevangen. De westelijke aanvoersloot, met een breedte van 50-80 cm en een diepte van maximaal 30 cm is over een afstand van circa 25 m bemonsterd met een schepnet. Hierbij zijn 616 vissen gevangen (feitelijke vangst!), waaronder 306 brasems van 9-12 cm en 172 brasems van 13-17 cm. Buiten deze sloot zijn brasems maar in beperkte mate aangetroffen. Ten aanzien van de aantalsverhoudingen wordt de visgemeenschap van het Wijchens Ven gedomineerd door baars (72%), gevolgd door vetje (13%) en blankvoorn (5%). Het individuele aantalsaandeel van de overige vissoorten ligt beneden de 5%. Het vetje is een kleine vissoort die vaak in lage dichtheden voorkomt. Periodiek kan de soort echter in hoge dichtheden voorkomen, vaak na bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer er vissterfte is opgetreden en de dichtheid aan overige vissoorten laag is. Onder deze omstandigheden kan het vetje als pioniersoort hoge dichtheden bereiken. Ten aanzien van biomassa is snoek de meest dominante soort (37%), gevolgd door paling (18%) en zeelt (14%). Het biomassa-aandeel karper (ruim 9%) is waarschijnlijk wat onderschat. In het Wijchens Ven komen grote karpers voor, deze zijn echter lastiger te vangen. Tabel 87. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Wijchens Ven in n/ha. MAWA0142
Totaallengte (cm-klassen)
SOORT
gilde
0+
>0+-14
15-24
baars
eurytoop
7.633
2.263
348
blankvoorn
eurytoop
232
539
brasem
eurytoop
109
111
karper
25-39
> 40
% Totaal
10.245
71,9
771
5,4
10
229
1,6
eurytoop
6
6
0,0
paling
eurytoop
229
229
1,6
pos
eurytoop
Totaal eurytoop
149
58
7.783
2.662
997
rietvoorn
limnofiel
42
snoek
limnofiel
27
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel marmergrondel
1 38
208
1,5
245 11.688
82,0
42
0,3
435
500
3,5
1.857
13,0
919
938 87
7
5
59
158
1,1
919
1.025
76
44
494
2.557
17,9
5
0,0
exoot
5
Totaal exoot Eindtotaal
1
N/ha Totaal
5 8.701
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
3.692
1.073
45
5
0,0
739 14.250
100,0
adviesbureau voor natuur & landschap
115
Tabel 88. Overzicht bestandschatting visgemeenschap Wijchens Ven in kg/ha. (Wanneer geen waarde staat vermeld, dan is de lengteklasse niet aangetroffen; wanneer de waarde 0,0 is aangegeven, bedraagt de biomassa minder dan 0,049 kg/ha). MAWA0142 Totaallengte (cm-klassen) KG/ha % SOORT
gilde
baars
eurytoop
7,9
7,0
blankvoorn
eurytoop
1,6
5,5
brasem
eurytoop
0,4
2,1
karper
eurytoop
paling
eurytoop
pos
eurytoop
Totaal eurytoop
0+ 3,6
>0+-14
0,1
0,1
3,7
10,0
15-24
14,6
rietvoorn
limnofiel
0,3
snoek
limnofiel
0,4
vetje
limnofiel
zeelt
limnofiel
Totaal limnofiel marmergrondel
0,0 0,0
exoot
Totaal exoot Eindtotaal
3,7
25-39
> 40
Totaal
Totaal
18,8
9,8
7,1
3,7
10,8
13,4
7,0
18,3
18,3
9,6
34,5
34,5
18,0
0,2
0,1
0,3
63,6
92,2
48,2
0,3
0,2
2,0
69,2
71,7
37,5
0,1
0,1
0,3
0,1 0,4
0,2
0,4
26,0
26,9
14,1
0,5
0,9
2,4
95,2
99,1
51,8
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
191,3
100,0
10,5
15,5
2,7
158,8
KRW-beoordeling De visgemeenschap van het Wijchens Ven is beoordeeld aan de hand van het KRW-type M6a: grote ondiepe kanalen zonder scheepvaart. Het M6a type staat voor kunstmatige of sterk veranderde wateren en wordt beoordeeld conform het GEP. Hierin is ‘goed’ de hoogst mogelijk te behalen score. Het Wijchens Ven wordt aan de hand van KRW-type M6a als ‘goed’ beoordeeld. Hierbij wordt het aantal plantminnende en migrerende soorten als redelijk beoordeeld. Het hoge biomassa-aandeel plantminnende soorten wordt als MEP beoordeeld (aangetroffen 51,8%; klassegrens ligt boven de 45%). Het lage biomassa-aandeel brasem+karper wordt eveneens als MEP beoordeeld (aangetroffen 16,6%; klassegrens ligt bij <30%). Tabel 89. KRW-beoordeling Wijchens Ven.
Berekeningen waterkwaliteit - QBWat versie 4.40 sample type Vissen eqr Beoordeling klasse Beoordeling Berekeningselementen uit deelmaatlatten: Vissen: eqr soortensamenstelling: plantenminnende en migrerende soorten eqr abundantie: brasem en karper plantenminnende soorten aantal soorten
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
116
MAWA0142 M6A 0.833 4 goed
0.50 1.00 1.00 11
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Doelvissoort-beoordeling Voor het Wijchens Ven staat bittervoorn als doelvissoort op (Arcadis, 2006). Deze soort is hier in 2011 niet aangetroffen. In de ruime omgeving van het Wijchens Ven is bittervoorn niet (meer) bekend. In het databestand behorende bij de vissenatlas Gelderland (Van Kessel & Kranenbarg, 2012) is overigens wel een oude kilometerhokwaarneming (uit 1976) van bittervoorn bekend, waarschijnlijk uit het Wijchens Ven (De Nie, 1996). Het is niet waarschijnlijk dat de soort het Wijchens Ven op natuurlijke wijze kan koloniseren. In het Wijchens Ven komt wel één Rode Lijst soort voor (vetje). Wellicht dat ook de kleine modderkruiper er in de toekomst kan voorkomen (of misschien al in lage dichtheden aanwezig is. Beide soorten kunnen in de toekomst als doelsoort worden aangemerkt. Ook een overigens algemene soort als rietvoorn (helder, vegetatierijk water) is een geschikte doelsoort voor het Wijchens Ven. Ook een amfibie als kamsalamander wordt als doelsoort genoemd. Vanwege het voorkomen van diverse vissoorten is het Wijchens Ven voor kamsalamander een ongeschikt voortplantingsbiotoop.
Waterkwaliteit Van het Wijchens Ven zijn geen waterkwaliteitsgegevens beschikbaar.
Inrichting en beheer Voor het Wijchens Ven zijn al verschillende maatregelen uitgevoerd om de waterkwaliteit te verbeteren (helofytenfilter, baggeren). Een wens om de Vendijk door een brug te vervangen is waarschijnlijk financieel onhaalbaar. Een dergelijke voorziening kan de connectiviteit tussen het oostelijk en het westelijk deel sterk verbeteren. Andere specifieke maatregelen voor vissen zijn niet noodzakelijk.
4.5 ANALYSE OMGEVINGSVARIABELEN EN VISGEMEENSCHAP Achtergrond In de ecologie is het doorgaans lastig om relaties tussen omgevingsvariabelen en soortgemeenschappen duidelijk in kaart te brengen. Tegenwoordig bestaan echter diverse multivariate analyse methodieken om dergelijke trends toch te kunnen bepalen. De verzamelde gegevens lenen zich voor een dergelijke uitgebreide analyse. In deze rapportage wordt volstaan met een beperkte analyse van de omgevingsvariabelen en de visgemeenschap, waarbij de focus ligt op de twee belangrijkste watertypen: open wateren en geïsoleerde wateren. Onder open wateren vallen doorgaans lijnvormige wateren (o.a. sloten, kanalen, weteringen) die in open verbinding staan met grotere watersystemen waarin vissen zich gemakkelijk kunnen migreren. Geïsoleerde wateren (o.a. wielen, poelen, plassen) zijn logischerwijs niet aangesloten op grote watersystemen en hebben doorgaans een grillige, niet-lijnvormige vorm en kunnen niet of in beperkte mate door vissen gekoloniseerd worden.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
117
In tabel 90 is voor iedere vissoort het gemiddelde voorkomen (aantallen per hectare) voor geïsoleerde wateren en open wateren weergegeven. Hoewel de spreiding groot is (weergegeven in de kolom SE), zijn er enkele grote verschillen zichtbaar.
Tabel 10. Overzicht van het gemiddeld voorkomen van vissen (N / ha) in de onderzochte open watersystemen en geïsoleerde watersystemen. geïsoleerde wateren Vissoort:
gemiddelde
alver
2,26
±
2,26
0,00
±
0,00
baars
1.165,34
±
712,69
843,37
±
213,66 71,94
bermpje
SE
gemiddelde
SE
0,00
±
0,00
85,42
±
bittervoorn
2.706,55
±
2.564,56
179,55
±
68,46
blankvoorn
1.339,90
±
709,65
3.012,20
±
1.147,65
45,27
±
17,49
564,63
±
280,56
0,00
±
0,00
24,46
±
23,44 5.017,12
brasem brasem / kolblei dried. stekelbaars
321,84
±
321,40
5.183,65
±
giebel
0,00
±
0,00
0,47
±
0,47
graskarper
0,39
±
0,39
0,00
±
0,00 47,99
grote modderkruiper
0,58
±
0,58
58,05
±
karper
4,49
±
3,54
7,55
±
3,81
kleine modderkruiper
73,93
±
32,27
317,81
±
110,98
kolblei
65,48
±
65,48
36,28
±
23,57
0,00
±
0,00
45,44
±
32,33 19,65
kroeskarper marmergrondel
6,73
±
6,36
34,55
±
paling
51,81
±
22,61
18,60
±
9,29
pos
30,36
±
15,64
29,10
±
12,57 239,18
rietvoorn
559,89
±
301,98
589,91
±
riviergrondel
0,50
±
0,50
13,06
±
7,29
roofblei
0,00
±
0,00
3,32
±
3,32
143,31
±
47,61
266,88
±
72,46
1,35
±
1,01
0,09
±
0,09
7,73
±
7,73
25,23
±
11,06
1.097,05
±
594,02
314,31
±
131,10
snoek snoekbaars tiend. stekelbaars vetje winde zeelt
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
118
open wateren
0,00
±
0,00
49,24
±
47,55
110,48
±
32,08
459,27
±
113,09
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Figuur 2. Gemiddelde abundantie (N/ha) van zes vissoorten in de onderzochte open watersystemen en geïsoleerde wateren.
De soorten brasem, snoek, kleine modderkruiper en zeelt komen in hogere dichtheden voor in open wateren dan in geïsoleerde wateren (figuur 2). Voor vetje en bittervoorn geldt het tegenovergestelde (figuur 2). Deze soorten zijn in vergelijking met brasem, snoek, kleine modderkruiper en zeelt beter in staat om geïsoleerde wateren te koloniseren. Vetje en bittervoorn kunnen bij hoge waterstanden eenvoudig kleine wateren koloniseren vanuit een centrale watergang. Bij lagere waterstanden raken de zijwateren geïsoleerd en zijn vaak ideale omstandigheden voorhanden om tot hoge dichtheden te komen. De lagere dichtheid (of zelfs afwezigheid) van ‘concurrerende’ soorten versnelt dit proces.
In tabel 91 is voor een aantal omgevingsvariabelen van de onderzochte wateren de gemiddelde waarde voor geïsoleerde wateren en open wateren weergegeven.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
119
Tabel 91. Overzicht van omgevingsvariabelen (gemiddelde waarden ± SE) van de onderzochte geïsoleerde wateren en open wateren. geïsoleerde wateren Omgevingsvariabele
gemiddelde
SE
open wateren gemiddelde
SE
max. diepte (m)
2,66
±
0,46
1,18
± 0,27
slibdikte (m) 2 m van oever
0,65
±
0,17
0,47
± 0,09
zicht (m secchi)
0,95
±
0,10
0,54
± 0,06
emerse vegetatie (%)
16,25
±
6,03
12,18
± 4,08
submerse vegetatie (%)
21,79
±
7,70
26,98
± 7,12
drijvende vegetatie (%)
14,29
±
4,88
22,79
± 6,35
dominantie (%) draadalgen in waterlaag
22,50
±
10,33
20,56
± 10,54
bedekking (%) oeverzone met moeras&rietvegetatie Dominantie (%) extensief landgebruik oeverzone 0-100 m waterlijn dominantie (%) fijn sediment
30,71
±
7,28
16,13
± 4,74
50,71
±
10,23
20,43
± 5,83
40,71
±
10,45
49,35
± 8,21
dominantie (%) zand en/of klei
46,79
±
11,31
45,02
± 8,41
dominantie (%) structuurrijke objecten
2,86
±
1,14
0,48
± 0,48
dominantie (%) bodemalgen
3,93
±
3,56
7,62
± 4,92 ± 4,92
dominantie (%) bodemvegetatie
3,93
±
3,56
7,62
beschaduwing (%) oever
20,68
±
6,39
7,40
± 2,36
dominantie (%) bomen&struiken oever
41,79
±
9,13
11,90
± 3,86
Hoewel veel waarden van omgevingsvariabelen overlappen en een grote spreiding aangeven (kolom SE) zijn er evenals voor de visgemeenschap verschillen aanwezig. Geïsoleerde wateren kenmerken zich door een dikkere sliblaag en een hogere mate van beschaduwing langs de oever (figuur 3). Daarnaast is in geïsoleerde wateren een grotere mate van structuurvariatie aanwezig, o.a. een hoger bedekkingspercentage moeras- en rietvegetatie en bomen en struiken langs de oever, meer structuurrijke objecten langs en in het water en een extensiever landgebruik langs de oeverzone. Deze variatie in bodem-, oever- en vegetatiestructuur heeft ook effect op het beschikbare habitat voor vissen. De afzonderlijke soorten zullen hier anders op reageren. Behalve de mate van isolatie (al dan niet aangesloten op grote watersystemen), zullen ook parameters die van invloed zijn op bodem-, oever- en vegetatiestructuur effect hebben op de visgemeenschap. De aangegeven trends geven slechts een indicatie van mogelijke relaties tussen omgevingsvariabelen en de aanwezigheid van vissen. Voor meer inzicht in sturende variabelen die van invloed zijn op habitatgeschiktheid voor (doel)soorten is een uitgebreide (multivariate) analyse gewenst.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
120
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
dominantie (%) structuurrijke objecten
slib dikte (m) 2 m van oever 0.9
4.5
0.8
4.0
0.7
3.5
0.6
3.0
0.5
2.5
0.4
2.0
0.3
1.5
0.2
1.0
0.1
0.5 0.0
0.0 geïsoleerde wateren
geïsoleerde wateren
open wateren
open wateren
beschaduwing (%) oever
bedekking (%) oeverzone met moeras&rietvegetatie 40
30
35
25
30 20
25 20
15
15
10
10 5
5
0
0 geïsoleerde wateren
geïsoleerde wateren
open wateren
dominantie (%)extensief landgebruik oeverzone 0 100 m waterlijn 70
open wateren
dominantie (%) bomen&struiken oever 60 50
60 40
50
30
40 30
20
20 10 10 0
0 geïsoleerde wateren
open wateren
geïsoleerde wateren
open wateren
Figuur 3. Gemiddelde waarden van een aantal omgevingsvariabelen van de onderzochte open watersystemen en geïsoleerde wateren.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
121
5
OVERZICHT INRICHTING- EN BEHEER MAATREGELEN 5.1 ALGEMEEN
In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van mogelijke maatregelen om eventuele knelpunten bij het behoud en de ontwikkeling van een natuurlijke, zichzelf in stand houdende vislevensgemeenschap op te lossen. In onderstaande paragrafen worden verschillende maatregelen toegelicht om het leefgebied voor vislevensgemeenschappen te verbeteren. De maatregelen hebben tot doel om een natuurlijke vislevensgemeenschap te ontwikkelen die zichzelf in stand kan houden. In het leefgebied van vissen kunnen grofweg drie deelleefgebieden onderscheiden worden: een overwinteringsgebied: het gaat hierbij om diepere (delen van) wateren, waar de watertemperatuur redelijk constant is en waarbij geen bevriezing van het water plaats vindt tot op de bodem. een paaiplaats en opgroeigebied voor jonge vissen: veel vissoorten paaien in ondiepere wateren. De watertemperatuur is hier hoger, waardoor eieren en larven zich sneller ontwikkelen. Het ondiepe water vormt voor veel soorten, wanneer voldoende beschutting aanwezig is, het opgroeigebied voor jonge vissen. een zomergebied: dit vormt het foerageergebied voor zowel de jonge als de oudere levensstadia van vissen. Voor veel vissoorten vormt macrofauna een belangrijke voedselbron. De omstandigheden voor macrofauna dienen optimaal te zijn. Een gevarieerd leefgebied met diepere en ondiepere delen, met harde en zachte bodems, met waterplantenbegroeiing en open water schept gunstige condities voor waterplanten, macrofauna en vissen. Afhankelijk van de vissoort kunnen deze deelleefgebieden op korte afstand van elkaar aanwezig zijn of op grote afstand (bijvoorbeeld bij trekvissen). In de afgelopen jaren is in heel Nederland in tal van watertypen ervaring opgedaan met maatregelen om de leefomstandigheden voor visfauna te verbeteren. In deze paragraaf zal een overzicht worden gegeven van mogelijke maatregelen. Hierbij komen vooral maatregelen aan bod die in overwegend stilstaande of zwak stromende wateren kunnen worden gerealiseerd. Maatregelen voor het verbeteren van de leefomstandigheden voor vissen kunnen op verschillende schaalniveaus worden uitgevoerd. Er kan onderscheid gemaakt worden in maatregelen met alleen een lokaal effect (bijvoorbeeld één of enkele sloten en weteringen) en grootschalige maatregelen die effect hebben op complete poldergebieden. Naast maatregelen die vooral gericht zijn op het verbeteren van de huidige omstandigheden in bestaande watergangen, zijn ook maatregelen denkbaar waarbij complete nieuwe leefgebieden worden gecreëerd (bijvoorbeeld de aanleg van nieuwe petgaten). In het hiernavolgende overzicht worden verschillende mogelijke maatregelen besproken. Bij iedere maatregel wordt aangegeven welke mogelijke effecten zijn te verwachten. Alle maatregelen hebben een uniek ‘maatregelnummer’.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
122
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
5.2 GROOTSCHALIGE MAATREGELEN
1 Baggeren Hoewel baggeren als activiteit tijdelijk zeer verstorend kan zijn, is baggeren op veel locaties ook van levensbelang om onderwaterbiotopen in stand te houden. Baggeren is voor het onderwaterleven in het algemeen en voor visfauna in het bijzonder een goede maatregel om de kwaliteit van het leefgebied te verbeteren. Door baggeren kunnen verschillende aspecten van het leefgebied van vissen worden verbeterd. Afhankelijk van de omvang van de baggerwerkzaamheden, zijn de volgende effecten mogelijk: - vergroten van de waterdiepte; beperken van interne eutrofiëring en verontreiniging; het uitdiepen van wateren kan het effect van (lokale) kwel vergroten, waardoor ook de waterkwaliteit wordt verbeterd; vergroten van doorzicht en helderheid; verbeteren van kiemingsmogelijkheden voor waterplanten; verbetering zuurstofhuishouding. Om tijdens het baggeren schade aan beschermde soorten te voorkomen, dient conform een baggerprotocol gewerkt te worden (Hoogerwerf et al., 2008). 2 Natuurontwikkeling Bij natuurontwikkeling of om waterberging van gebieden te vergroten, kan reeds bij de aanleg specifiek rekening gehouden worden met de toekomstige vislevensgemeenschap. Tal van min of meer kleinschalige maatregelen (zie onder) kunnen hier op grote schaal worden toegepast.
5.3 MAATREGELEN TER VERBETERING VAN DE WATERKWALITEIT
3 Bufferstroken langs watergangen De realisatie van bemestingsvrije bufferstroken langs watergangen kan de rechtstreekse inspoeling van nutriënten en bestrijdingsmiddelen beperken. Deze bufferstroken kunnen voor terrestrische fauna bovendien dienst doen als verbindingszone. Om voldoende reductie van nutriënten te realiseren dienen bufferstroken zo breed mogelijk te zijn: een verbetering van de waterkwaliteit is vooral mogelijk op plaatsen waar géén aanvoer plaats vindt van eutroof, gebiedsvreemd water van elders; voor het beste effect dienen bij watergangen de beide oevers te zijn voorzien van bufferstroken. de begroeiing van de bufferstroken dient, bij voorkeur gefaseerd, gemaaid en afgevoerd te worden. 4 Verbeteren en uitbreiden rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) De kwaliteit van het effluent van RWZI’s kan worden verbeterd door toepassing van stikstof- en fosforverwijderingstechnieken, door het toepassen van geavanceerde zuiveringstechnieken en nageschakelde filtratietrappen, allemaal gericht op het verwijderen van stoffen die met een conventionele installatie nog onvoldoende worden verwijderd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
123
5 Helofytenfilters Helofytenfilters zijn kleine moerassen bestaande uit riet- en biezenvelden, die een sterk biologisch reinigend vermogen hebben. Helofytenfilters kunnen op verschillende wijzen worden benut: helofytenfilters kunnen toegepast worden in (secundaire) watergangen om uitgespoelde nutriënten in plantenmateriaal vast te leggen; bij stedelijke gebieden kunnen helofytenfilters ingezet worden als buffer tussen (licht) verontreinigd regenwater dat vanaf de woonomgeving naar oppervlaktewater wordt geleid; reguliere lozingen van RWZI’s kunnen door helofytenfilters geleid worden; hiervoor zijn echter wel grote oppervlakten nodig. Afhankelijk van de inrichting en omvang van helofytenfilters, kunnen dergelijke gebieden, wanneer er voldoende open ondiep water aanwezig is, ook functioneren als paai- of opgroeiplaats voor vissen.
5.4 INRICHTINGSMAATREGELEN OM DEELLEEFGEBIEDEN TE VERGROTEN
6 Aanleg van ondiepe oeverzones Door aanleg van ondiepe oeverzones langs watergangen kunnen paai- en opgroeigebieden voor vissen worden gecreëerd. Om ondiepe oeverzones in dit geval vooral voor vissen te kunnen laten functioneren, moet de waterdiepte 20-70 cm bedragen. De aanleg ervan kan op verschillende manieren gebeuren: aanleg van plasbermen; hierbij wordt een oever langs de watergang afgevlakt; plasbermen kunnen langs een gehele watergang worden gerealiseerd, maar ook in kleinere delen waardoor het ruimtebeslag beperkter is. Na begroeiing van de ondiepe oeverzone kan de plasberm beschouwd worden als een helofytenfilter. aanleg van accoladeprofielen; hierbij wordt de gehele watergang vergraven; het profiel bestaat uit een dieper centraal deel, geflankeerd door ondiepere zones. Bij de aanleg van accoladeprofielen kunnen watergangen overgedimensioneerd worden. Door een watergang een groter nat profiel te geven dan op grond van de maatgevende afvoer noodzakelijk is, kan meer begroeiing in de watergang worden toegestaan. De onderhoudsinspanning wordt hierdoor geringer. In de ondiepe oeverzone ontstaan gunstige groeiomstandigheden voor water- en moerasplanten. Bij voortschrijdende successie kan de ondiepe oeverzone geheel dichtgroeien. Om de zone als paai- en opgroeigebied te behouden moet de vegetatie periodiek worden verwijderd, buiten het paai- en opgroeiseizoen. De aanleg van ondiepe oeverstroken kan een gunstig effect hebben op de lokale waterkwaliteit. Voorwaarde is echter wel dat water- en moerasvegetatie in het najaar, voordat ze is afgestorven, wordt verwijderd. Voor veel soorten is structuurdiversiteit een belangrijke voorwaarde voor habitatvariatie. Bij aanleg van ondiepe oeverzones is het van belang dat ook diepe, steile oevers gehandhaafd blijven om op deze wijze zoveel mogelijk structuurdiversiteit te creëren.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
124
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
7 Open verbindingen tussen primaire en secundaire/tertiaire watergangen Ook kleine, ondiepere watergangen kunnen functioneren als paai- en opgroeigebied voor vissoorten. Door aanleg of herstel van open verbindingen tussen hoofdwatergangen en kleine zijwatergangen kunnen dergelijke gebieden gerealiseerd worden. Vanuit agrarische belangen kunnen vaste stuwen zijn aangebracht bij de monding van de sloot op de hoofdwatergang. Door deze stuwen tenminste 25 m landinwaarts te plaatsen, kunnen paai- en opgroeigebieden worden gerealiseerd, met behoud van agrarische belangen. Wanneer voldoende slootverbindingen aanwezig zijn, is aanleg van ondiepe oeverzones (maatregel 6) minder noodzakelijk. Bij het realiseren van open sloot-hoofdwatergangverbindingen moeten: de mondingen over een afstand van 25 m worden verbreed; de waterdiepte van de verbrede monding ligt tussen de diepte van de watergang en de sloot in. Hierdoor is een geleidelijke overgang naar de smallere sloot ontstaan waar een welige onderwatervegetatie groeit. Onder water lopen de oevers geleidelijk af. De oevervegetatie is hierdoor zeer gevarieerd en structuurrijk, van een open rietvegetatie op de diepste delen tot een bloemrijke op de ondiepere delen. 8 Ondiepe plassen of poelen in open verbinding met de watergang In open verbinding met bestaande watergangen kunnen poelen of ondiepe (langgerekte) plassen worden aangelegd. Het ondiepe water vormt een geschikt refugium voor opgroeiende vissen. In de poelen en plassen kan beheer en onderhoud tot een minimum beperkt worden, zodat door ontwikkeling van een weelderige water- en moerasvegetatie een geschikt leefgebied kan ontstaan voor bijvoorbeeld kroeskarper en grote modderkruiper. Wel is het belangrijk dat de open verbinding tussen deze plassen en de bestaande wateren gehandhaafd blijft; hiervoor dient met enige regelmaat beheer plaats te vinden. Op termijn (afhankelijk van de grootte iedere 5-15 jaar) in ook beheer van dergelijke plassen altijd noodzakelijk om volledige verlanding tegen te gaan. Wel moet bedacht worden, dat poelen in open verbinding met watergangen voor kwetsbare amfibieën ongeschikt zijn als voortplantingsplaats. Door aanwezigheid van vissen worden eieren en larven van amfibieën volledig gepredeerd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
125
vooroever
oevervariatie poel
Schematische voorstelling van mogelijkheden om de variatie van een watergang te vergroten, zodat de leefgebiedkwaliteit voor vissen verbeterd: poel in open verbinding met watergang; langgerekte plas bijvoorbeeld achter vooroever of ‘happen’ uit de oever om de oeverlengte te vergroten en meer structuurvariatie mogelijk te maken.
9 Happen uit de oever: meer oevervariatie Door happen uit de oever te nemen ontstaat meer oevervariatie. Het kan hierbij gaan om plaatselijke poelvormige verbredingen (zie foto), maar het kunnen ook kleinere happen zijn met een breedte van 1 tot enkele meters, bijvoorbeeld langs plassen. Voor extra variatie is het vooral van belang dat de happen niet te netjes worden afgewerkt.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
126
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
Poelvormige verbreding langs lijnvormige watergang (foto Natuurbalans).
10 Vergroten oever- en stromingsvariatie Door het maken van inhammen in oevers of door het plaatsen van driehoekskribben langs oevers ontstaat er meer variatie in de oeverstructuur en lokale stromingspatronen. De maatregel is vooral toepasbaar op stromende wateren. Relatief eenvormige waterlopen kunnen op deze wijze omgevormd worden naar een meer natuurlijke waterloop, waarbij voor vissen in het algemeen en stromingsminnende soorten in het bijzonder nieuwe leefgebiedmogelijkheden ontstaan. Door de inhammen/driehoekskribben wordt het stromingspatroon gevarieerder en kan een grotere variatie in bodemstructuur, –substraat en oeverlijn ontstaan. In snelstromende delen blijft vooral zand en grind liggen, in langzaam stromende delen kan sedimentatie van fijn zand en slib optreden. Om te sterke erosie van oevers te voorkomen, wordt de aanleg vaak gecombineerd met aanplant van bomen en struiken in de oever. Driehoekskribben worden op een onderlinge afstand van 5-7 keer de waterloopbreedte, om en om, tegen de oevers geplaatst. De kribben worden bij voorkeur gemaakt van natuurlijke materialen, zoals grind, stenen en hout. Op den duur kunnen de driehoekskribben zelf ook begroeid raken.
5.5 MAATREGELEN OM DE SCHUILMOGELIJKHEDEN TE VERGROTEN
Veel watergangen zijn zeer eenvormig (standaard-profielen) en hierdoor arm aan structuur. Door deze structuurarmoede is er vaak een gebrek aan schuilplaatsen voor vissen. Schuilplaatsen in dergelijke watergangen bestaan op dit moment vooral uit duikers, waarin vissen zich soms massaal ophouden. Bij verschillende voorgaande maatregelen worden ook schuilplaatsen voor vissen gecreëerd. Extra schuilplaatsen kunnen worden gerealiseerd door aanplant van struiken
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
127
en bomen direct langs de watergang. Onder overhangende takken en tussen de wortels ontstaan geschikte schuilplaatsen. In het water hangende takken vormen voor een aantal soorten bovendien geschikte eiafzetplaatsen. 11 Aanbrengen beplantingen Door het in standhouden van bestaande bosjes langs watergangen en het aanbrengen van nieuwe beplantingen kunnen geschikte schuilmogelijkheden voor vissen worden gecreëerd. Afhankelijk van de landschappelijke inpassing kan gedacht worden aan: bomenrijen / singelbeplantingen; solitaire bomen / boomgroepen; aanplant van riet. Wanneer beplantingen als riet periodiek worden gemaaid en afgevoerd kan dit ook een gunstig effect hebben op het terugdringen van eutrofiëring. 12 Verwijderen van beplantingen Het is van belang oevers van wateren niet volledig met opgaande bomen te laten begroeien. Door de beschaduwing vermindert dit de mogelijkheden voor de ontwikkeling van water- en moerasvegetaties. Ook kan bladinval op den duur leiden tot ophoping van organisch materiaal. 13 Overwinteringsplaatsen Door in wateren enkele diepere delen uit te baggeren / uit te graven ontstaan geschikte overwinteringsplaatsen voor vissen. De overwinteringsplaatsen zijn zo breed mogelijk. De diepte is afhankelijk van de grondsoort, de bodemopbouw en grondwaterstromen. In zanderige gebieden met veel kwelwaterstromen zullen de gegraven diepe overwinteringsplaatsen snel vollopen met bagger en zand. Hierdoor kunnen de nabijgelegen oevers verzakken. Uitvoering van deze maatregel kan alleen na onderzoek plaatsvinden. De overwinteringsplaatsen zijn bij voorkeur tenminste 2,5 m diep (ten opzichte van het laagste peil!). 14 Gefaseerd / aangepast maai- en opschoningsbeheer Voor vissen is het van groot belang dat bij maai- en opschoningsbeheer niet alle wateren moerasvegetatie wordt verwijderd. Zonder een aangepast maai- en opschoningsbeheer hebben veel van de voorgaande maatregelen weinig zin. Maai – en opschoningsbeheer is noodzakelijk om de gewenste waterafvoer in stand te kunnen houden. Door gefaseerd maai- en opschoningsbeheer kan zowel de watervoerendheid van watergangen gegarandeerd worden én blijven er voor vissen voldoende schuil-, paai- en opgroeimogelijkheden gehandhaafd.
5.6 MAATREGELEN OM MIGRATIEBARRIÈRES OP TE HEFFEN
15 Vismigratievoorzieningen In laaglandbeken en rivieren is inmiddels de nodige ervaring opgedaan om migratiebarrières op te heffen door de aanleg van vispassages. Verschillende typen passages zijn hierbij in gebruik: V-vormige bekkentrap, Vertical-slot vistrap, cascadestuw en aalgoten. De toepassing van veel van deze vispassages is in polderpeilgebieden vrijwel onmogelijk. Bij de vispassages is namelijk een permanente doorstroming van water noodzakelijk voor het functioneren ervan. Een betere
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
128
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
mogelijkheid om stuwen e.d. passeerbaar te maken zijn De Wit-vispassages (dit is een gemodificeerde vertical-slot vistrap).
5.7 MAATREGELEN OM DE VISGEMEENSCHAP RECHTSTREEKS TE BEÏNVLOEDEN
16 Wegvangen van vissen Vooral in wateren met een aanzienlijke brasem en/of karperstand kan het zinvol zijn om een substantieel deel van deze vissen uit het water weg te vangen. Brasem en karper zijn grote bodemwoelende vissoorten die een belangrijk effect kunnen hebben op het watersysteem. Om maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit beter te laten werken en een visgemeenschap van heldere vegetatierijke wateren meer kansen te geven is het soms gewenst ook rechtstreekse ingrepen te doen in de visgemeenschap. In verschillende KRW-beoordelingen heeft een hoog biomassa-aandeel brasem- en/of karper een ongunstige invloed op de ecologische kwaliteit. 17 (Her)introductie van vissen In verschillende wateren staat o.a. de kroeskarper op als doelsoort. Deze vissoort van de Rode Lijst is in Nederland zeldzaam geworden. Goed ontwikkelde kroeskarperpopulaties met zowel jonge als oudere dieren komen nauwelijks meer voor. De kroeskarper is opgenomen in de Visserijwet en géén beschermde vissoort. Dit maakt het uitzetten van deze vissoort relatief gemakkelijk. Bij (her)introductie van vissen dient altijd eerst een studie gedaan te worden naar de kansrijkheid van de uitzet (ontwikkeling van een duurzame zich zelf instandhoudende populatie), evt. negatieve gevolgen voor andere (kwetsbare) (vis)soorten en op welke wijze de introductie in de tijd gevolgd gaat worden om het succes te beoordelen.
5.8 SAMENVATTEND OVERZICHT MAATREGELEN BIJ HEN/SED WATEREN
In tabel 92 worden de belangrijkste effecten van de verschillende maatregelen samengevat. In tabel 93 wordt een samenvattend overzicht gepresenteerd van de voorgestelde maatregelen bij de verschillende HEN-SED wateren, zoals besproken in § 4.4. In de tabel wordt met een kleurcodering de urgentie aangegeven (deskundige inschatting). Bij een aantal wateren zijn, om uiteenlopende redenen, geen maatregelen noodzakelijk. Het gaat hierbij om wateren waar de doelvissoorten reeds voorkomen en habitatverbeterende maatregelen niet noodzakelijk zijn. Daarnaast gaat het om wateren met een intensief gebruik (veelal hengelsport) waar het niet zinvol is gerichte inrichtingsmaatregelen te treffen omdat hiermee de vestigingskansen voor doelvissoorten niet worden verbeterd. Bij enkele wateren wordt het verwijderen van vissen of de introductie van vissen (lees kroeskarper) aangegeven. Deze locaties worden nog apart toegelicht.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
129
Verwijderen vissen Voor de HEN-SED wateren ALBL0010 (waterparel Kinderdijk), BOMW0014 (Drielse wetering) en MAWA0058 (Hernens Meer) wordt het verwijderen van brasem en/of karper gezien als een mogelijkheid om de waterkwaliteit te verbeteren en de ontwikkeling van een diversere visgemeenschap te bevorderen. Of de maatregel ook daadwerkelijk moet en kan worden uitgevoerd hangt ook samen met andere gebruikersfuncties. Het Hernens Meer, in beheer bij Geldersch Landschap, is het enige water waarbij de visrechten niet zijn verpacht of verhuurd. Hier zijn de kansen om al op kortere termijn ingrepen in de visgemeenschap te realiseren waarschijnlijk het grootst. Ten aanzien van MAWA0082, Leigraaf Hernen, komt een aanzienlijke populatie uitheemse kreeften voor. Het is zinvol om op en rond deze locatie nader onderzoek te doen naar de dispersie van deze kreeften en naar mogelijkheden om kreeften uit het watersysteem te verwijderen. Introductie van vissen De locaties BENL0118 (slotensysteem komgronden Waardenburg), BENL0198 (Kraaiewiel Asperen), BOMW0021 (Kleine Wiel Munnikenland) en BOMW0051 (Aalpotwiel Munnikenland) zijn geschikt voor een uitzetexperiment met kroeskarper. De kroeskarper staat voor veel wateren op als doelvissoort. In tegenstelling tot andere doelvissoorten (grote modderkruiper, vetje, bittervoorn) komen van kroeskarper nog maar nauwelijks goed ontwikkelde populaties voor. De aangegeven locaties zijn voor kroeskarper geschikt omdat overige vissoorten over het algemeen in lagere dichtheden voorkomen. De kroeskarper valt onder de Visserijwet en kan relatief eenvoudig (met toestemming van de visrechthebbende) worden uitgezet. Wel is het noodzakelijk dat op de locaties aangegeven inrichting- en beheermaatregelen eerst worden uitgevoerd. Bij een uitzetexperiment is het van belang dat: er een plan van aanpak wordt opgesteld, dat negatieve gevolgen voor andere kwetsbare soorten onwaarschijnlijk zijn, dat de uitzet met een onderzoeksprogramma wordt gevolgd, om te beoordelen of een zich zelf instandhoudende populatie tot ontwikkeling komt.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
130
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
+ + +
+ + + + +
+ + + + + + + + +
+ +
+
+
+
+
+
Bereikbaardheid deelleefgebieden
+
Winterverblijfplaatsen
Baggeren Natuurontwikkeling bufferstroken langs watergangen verbeteren / uitbreiden RWZI's Helofytenfilters Aanleg ondiepe oeverzones Verbinding tussen primaire en secun./tert. watergangen Ondiepe poelen/plassen in open verbinding met hoofdwater Happen uit de oever: meer variatie Vergroten oever- en stromingsvariatie Aanbrengen beplantingen Verwijderen beplantingen Overwinteringsplaatsen Gefaseerd / aangepast maai- en opschoningsbeheer Migratiemogelijkheden (vispassages) Wegvangen van vissen (brasem en/of karper) (Her)introductie van vissoorten
Paai-, opgroeigebieden, beschutting en schuilplaatsen
Nr 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Ontwikkeling watervegetatie
Maatregel / Effect
Eutrofiëring
Verontreiniging
Tabel 92. Overzicht van de belangrijkste effecten van de maatregelen voor de ontwikkeling en instandhouding van een zo natuurlijk mogelijke visfauna.
+
+ +
+
+ + + + + + + +
+
+ +
+
+ + +
+ +
+
+ + +
adviesbureau voor natuur & landschap
131
Tabel 93. Overzicht van inrichting- en beheermaatregelen die gewenst zijn bij de onderzochte HEN-SED wateren om de habitatkwaliteit voor vissen te verbeteren (omschrijving maatregelnummer, zie tabel 92). maatregelnummer code
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
X
ALMB0041 ALMB00061 ALMB00951 ALMB00071 ALMB01201 ALMB00621 ALMB00931 BENL03572 BENL03792 BENL03832 ALBL00102 ALMB0020 ALMB0055 ALMB0089 ALMB0121 ALMB0123 BENL0001 BENL0082 BENL0108 BENL0118 BENL0198 BOMW0014 BOMW0016 BOMW0021 BOMW0023 BOMW0030 BOMW0051 BOMW0162 GROO0019 GROO0041 MAWA0030 MAWA0058 MAWA0082 MAWA0142
Legenda: maatregel is zeer urgent maatregel is urgent maatregel op langere termijn gewenst geen inrichting- en beheermaatregelen noodzakelijk (kolom X) verwijderen van vissen (brasem en/of karper) is gewenst geschikte locatie voor herintroductie van kroeskarper 1: monsterpunten zijn gezamenlijk beschouwd; het betreft het waterlichaam kreken (NL09_15); 2: monsterpunten zijn gezamenlijk beschouw; het betreft de Zouweboezem (waterlichaam NL09_31).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
132
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
6
CONCLUSIE 6.1 KRW-BEOORDELING OPPERVLAKTEWATEREN In tabel 94 wordt een overzicht gegeven van de KRW-beoordelingen van de verschillende onderzochte wateren.
KRW-type
KRWbeoordeling
ALBL0010
Waterparel Hoge Boezems Kinderdijk
203,9
M20
matig
ALMB0020
Wiel Uppel
10,7
M11
ALMB0055
Kornse Boezem
99,2
M3
ALMB0089
Wiel Rijswijk
124,2
M16
ALMB0121
Hellegat
104,1
M1A
ALMB0123
Vierbansche Gantel
120,8
M3
BENL0001
De Waai, Zijderveld
52,0
M11
BENL0082
Waterparel Wiel van Bassa
79,8
M20
BENL0108
De Regulieren
124,3
M1A
BENL0118
Komgronden Waardenburg / Het Broek
51,3
M1A
BENL0198
Kraaiewiel, Asperen
19,5
M16
BOMW0014
Drielse Wetering
124,3
M3
BOMW0016
Groote Wiel Munnikenland
0,3
M11
goed
BOMW0021
Kleine Wiel Munnikenland
0,7
M11
matig
BOMW0023
Kloosterwiel
25,6
M11
BOMW0030
Lieskampen (visvijver)
572,2
M3
BOMW0051
Aalpotwiel Munnikenland
0,7
M11
BOMW0162
Lieskampen
33,7
M1A
GROO0019
Beekstroom
224,1
M1A
MPCODE
NAAM
Doelvissoort Beoordeling *
totale visbiomassa (kg/ha)
Tabel 94. Overzicht van de KRW-beoordeling van de visgemeenschap (2011). Voor de met een * gemarkeerde wateren geldt een KRW-referentietype voor kunstmatige en sterk veranderde wateren. Voor de overige wateren gelden referentietypen voor natuurlijke wateren. Tevens is het KRW-type aangegeven en de totale, berekende netto-visbiomassa in kg/ha. Ook is een doelvissoort-beoordeling aangeduid.
Alm Kreken Zouweboezem
goed
* goed * matig matig matig
* goed * goed goed
* ontoereikend
goed
* ontoereikend
GROO0041
Ooyse Graaf
MAWA0030
Spijkswiel
120,5 / 14,8 237,0
MAWA0058
Hernens Meer
502,4
M3
MAWA0082
Leigraaf Hernen
78,3
M3
MAWA0142
Wijchens Ven
191,3
M6A
*:
goed
* goed
matig
* goed * goed
M11
matig/goed
M11
matig
* goed * goed * goed
beoordeling aanwezigheid doelvissoorten: (groen: alle doelvissoorten aanwezig; geel: een deel van de doelvissoorten aanwezig; rood: doelvissoorten niet aanwezig grijs: geen doelvissoorten aangegeven in Arcadis, 2006).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
133
De meeste wateren worden aan de hand van het aangegeven referentietype als goed beoordeeld. Voor een aantal wateren, die (voor een deel) in beheer zijn bij natuurbeherende instanties, gelden referentietypen van kunstmatige en sterk veranderde wateren, waarvan het ambitieniveau gering is. Zeker in dergelijke HEN/SED wateren zou de lat best hoger gelegd mogen worden en ligt een beoordeling aan een natuurlijk referentietype ons inziens meer voor de hand. Voorbeelden hiervan zijn: ALMB0055, ALMB0121, BENL0108, BENL0118, MAWA0058, MAWA0082 en MAWA0142. In de KRW-beoordeling van de M-typen zitten een aantal ondoorgrondelijkheden. Bij een evaluatie door Tauw (2010) zijn deze bij elkaar gezet en hier overgenomen. Kritische kanttekeningen kunnen geplaatst worden bij: • De vereiste, relatief hoge abundanties aan plantminnende en zuurstoftolerante vissoorten zijn voor de open water arealen van veel Nederlandse plassen en meren weinig realistisch, vooral gezien de ontbrekende peildynamiek, kunstmatige waterhuishouding en ontbrekende overstromingsvlaktes (Tauw, 2010). • Het vereiste relatieve aandeel baars+blankvoorn en de daarvoor benodigde milieuomstandigheden sluiten niet goed aan bij de Nederlandse situatie in ondiepe meren en plassen op klei of veen. (Tauw, 2010). Hier kan nog aan worden toegevoegd dat bepaalde deelmaatlatten niet onafhankelijk van elkaar zijn. Een hoge biomassa aan brasem of brasem+karper (geeft een lage beoordeling) zal altijd leiden tot een lage beoordeling voor blankvoorn+baars. Bij de deelmaatlatten wordt namelijk gewerkt met relatieve biomassa’s die met elkaar worden vergeleken. • Enkele vissoorten worden meegewogen in zowel de deelmaatlat ‘zuurstoftolerante soorten’ als in de deelmaatlat ‘plantminnende soorten’. Hiermee hebben abundantie en biomassa van een beperkt aantal soorten een zeer grote invloed op de (afgeleide) maatlatten (Tauw, 2010). Ten aanzien van deze categorie worden 3 vissoorten onderscheiden: zeelt, kroeskarper en grote modderkruiper. Zeelt is een grote vissoort waar de biomassa-invloed inderdaad extra kan gaan meewegen. Kroeskarper en grote modderkruiper zijn zeldzame, bedreigde soorten en hebben de hoogste biomassa veelal in specifieke wateren of deelhabitats waar andere vissen nauwelijks voorkomen. • De voor zuurstoftolerante vissoorten relevante zuurstofdynamiek komt in Nederland niet of nauwelijks voor en kan bovendien strijdig zijn met andere waterkwaliteitsdoelstellingen. Heroverweging van deze deelmaatlat, gericht op brede afweging van waterkwaliteitsdoelen, wordt aanbevolen (Tauw, 2010). Hier kan aan toegevoegd worden dat aanwezigheid van beschermde/bedreigde soorten (bijvoorbeeld Natura 2000 soorten) helemaal niet als factor in de KRW-beoordeling worden meegewogen. • In de deelmaatlatten is het belang van M-watertypen als migratieroute en/of deelleefgebied voor migrerende vissoorten niet meegenomen, waardoor in sommige situaties een ‘scheve’ beoordeling kan ontstaan. In sommige gevallen dienen ook migrerende vissoorten meegewogen te kunnen worden in deelmaatlatten, aangezien sommige natuurlijke M-typen deel uitmaken van migratieroutes (verbindingswateren) naar andere waterlichamen/watertypen (Tauw, 2010). • De indeling van de maatlatten in klassengrenzen is gebaseerd op niet goed navolgbare afwegingen. Er is geen documentatie beschikbaar van input van experts met betrekking tot klassengrenzen en wegingsfactoren. Daardoor is de wijze waarop deze zijn gekozen niet transparant en niet objectief te beoordelen. Het gevolg van de bovenstaande punten is onder meer dat voor Nederland nietrepresentatieve visgemeenschappen een hoge score geven bij de beoordeling van wateren en dat juist meer kenmerkende visgemeenschappen leiden tot een
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
134
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
negatieve score (Tauw, 2010). Hier kan aan worden toegevoegd dat er geen eenduidige afspraak is ten aanzien van klassegrenzen (moet bijvoorbeeld een exacte score van 0,6 gerekend worden tot de beoordeling matig of tot de beoordeling goed).
6.2 DOELVISSOORT-BEOORDELING
Voor de meeste HEN/SED wateren zijn doelvissoorten aangegeven (Arcadis, 2006). Voor sommige wateren gaat het hierbij om één vissoort, bij andere wateren zijn 5 vissoorten aangeduid. In § 4.3 en § 4.4 is per oppervlaktewater de doelvissoortbeoordeling uitgewerkt. Bij een aantal wateren zijn de geformuleerde doelvissoorten ons inziens weinig realistisch (bijvoorbeeld MAWA0082). Bij andere wateren liggen, mede gezien de KRW-referentietypen, andere doelvissoorten meer voor de hand, bijvoorbeeld de verschillende kreken van waterlichaam NL09_15, indien het KRW-referentietype als haalbaar wordt geacht (R8: zoet getijdenwater). In dat geval is het gewenst de doelvissoorten uit te breiden met rheofiele en diadrome soorten. Ook voor andere wateren worden suggesties gedaan om doelvissoorten te wijzigen of uit te breiden. Bij sommige wateren is gekozen voor uiterst algemene vissoorten. Bij deze HEN/SED wateren kan ons inziens beter gekozen worden voor vissoorten met wat meer ‘ambitie’, vooral ook voor het onderscheid met wateren waar geen specifieke ecologische doelstellingen gelden. Bij een aantal wateren staat kroeskarper op als doelvissoort. Deze Rode Lijst soort is inmiddels uiterst zeldzaam geworden. Voor een aantal (geïsoleerde) wateren is het ondenkbaar dat hier, ook na uitvoering van evt. beheer- en inrichtingsmaatregelen, natuurlijke (her)kolonisatie met deze vissoort kan optreden. Om de kroeskarper voor de toekomst te behouden zijn een aantal locaties als geschikt beoordeeld om hier een uitzetexperiment met kroeskarper te starten (BENL0118 , BENL0198, BOMW0021 en BOMW0051. De aangegeven locaties zijn voor kroeskarper geschikt omdat overige vissoorten over het algemeen in lagere dichtheden voorkomen. De kroeskarper valt onder de Visserijwet en kan relatief eenvoudig worden uitgezet. Wel is het noodzakelijk dat op de locaties aangegeven inrichting- en beheermaatregelen eerst worden uitgevoerd en de uitzetting ook wetenschappelijk begeleid wordt.
6.3 VISBIOMASSA ONDERZOCHTE OPPERVLAKTEWATEREN
In tabel 94 is de berekende totale visbiomassa in kg per hectare voor de verschillende wateren aangegeven. De totale visbiomassa kan zeer sterk variëren. Gezien de dimensies van een aantal wateren, had hier zegenvisserij moeten plaats vinden van het open water. Echter door de zeer grote diepte (sommige wielen zijn meer dan 10 m diep) of de aanwezigheid van obstakels (wortelstokken en begroeiing van gele plomp/waterlelie, boomstronken en takken) was zegenvisserij hier beperkt of niet mogelijk. Het gaat hierbij om de volgende wateren: ALMB0020, ALMB0089, BENL001, BENL0082. In de wateren BENL0198, BOMW0051 en GROO0041 was zegenvisserij gezien de dimensies van het water vooraf ook gewenst. Door de plaatselijke omstandigheden biedt de uitgevoerde electrovisserij waarschijnlijk wel een representatief beeld voor het gehele water.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
135
Bij de berekening van de biomassa is de bemonsteringstechniek (electrovisserij voor deelgebied oeverzone; zegenvisserij voor deelgebied open waterzone) altijd betrokken op het aandeel van de deelgebieden in de totale oppervlakte van het oppervlaktewater. Daar waar in grotere (vlakvormige) wateren alleen electrovisserij is uitgevoerd, is de biomassa alleen berekend voor het aandeel oeverzone. In veel (vrij) smalle lijnvormige wateren is vaak een aanzienlijke visdichtheid aanwezig (ALMB0121, ALMB0123, BENL0108, BOMW0014, GROO0041 [slootvormig deel]. In deze wat smallere wateren kan het rendement van de visbemonstering hoger zijn geweest dan waar mee gerekend is. Bij een rendement van 20% telt ieder gevangen exemplaar 5 keer mee; bij een rendement van 80% telt ieder gevangen exemplaar 1,25 keer mee. Bij de biomassaberekening is zoveel mogelijk vast gehouden aan de rendementen zoals die zijn aangegeven in Bijkerk (2010). Daarnaast kunnen kleine watergangen ook daadwerkelijk geschikter zijn voor vissen. In kleine watergangen is het oever-aandeel relatief groot. Op korte afstand kunnen veel deelhabitats aanwezig zijn. In grote plassen is het aandeel open water zeer groot. Dit open water is vaak zeer eenvormig. Enkele wateren worden (werden) intensief gebruikt door de hengelsport. Ook in deze wateren is vaak sprake van een hoge visbiomassa (bijvoorbeeld MAWA0030 en BOMW0030 en MAWA0142). Het Hernens Meer (MAWA0058) valt hierbij uit de toon. In dit grote oppervlaktewater is een aanzienlijke dichtheid brasem en karper aangetroffen. Het water is echter niet in gebruik als hengelsportplas. Enkele wateren vallen op door hun zeer geringe biomassa. Het gaat om de 3 wielen in Munnikenland (BOMW0016, BOMW0021 en BOMW0051). Deze wielen liggen binnen natuurgebied. Hengelsportvisserij op de wateren is hier (al langere tijd?) niet toegestaan. Eén van deze wateren, BOMW0016, zal gebaggerd gaan worden. Wanneer de resterende vis uit dit water verdwijnt is het gewenst geen vissen terug te plaatsen. Het wiel biedt dan een gunstige voortplantingsplaats voor kamsalamander en leefgebied voor grote modderkruiper die in de nabijheid van dit wiel voorkomen.
6.4 BEHEER- EN INRICHTINGSMAATREGELEN
Voor alle onderzochte wateren zijn zo nodig beheer- en inrichtingsmaatregelen aangegeven. Hierbij is ook rekening gehouden met evt. KRW-referentietypen die voor wateren zijn vastgelegd en aangegeven doelvissoorten (Arcadis, 2006). In § 4.3 en 4.4 zijn deze maatregelen per oppervlaktewater uitgewerkt. In § 5.8 (tabel 93) is een samenvattend overzicht van maatregelen per oppervlaktewater gepresenteerd.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
136
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
7
GERAADPLEEGDE LITERATUUR Arcadis, 2006. Waardevolle waternatuur in het Rivierenland. Uitvoeringsplan voor waterparels/HEN- en SED-waterraamwerk. In opdracht van Waterschap Rivierenland. Arcadis, ’s-Hertogenbosch. Bijkerk, R. (red.), 2010. Handboek Hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de ecologische beoordeling van Nederlandse zoete en brakke oppervlaktewateren. Rapport 2010 - 28, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Amersfoort. Brouwer, T., M. Dorenbosch, R. van Eekelen & J. Spier, 2010. Vissenatlas Noord-Brabant. Uitgeverij Profiel, Bedum. Crombaghs, B., G. Hoogerwerf & D. Schut, 2011. KRW gebiedspilot Het Meertje. Een evaluatie van KRW maatregelen en doelstellingen in relatie tot het ecologisch potentieel van Het Meertje. Natuurbalans-Limes Divergens BV, Nijmegen & Waterschap Rivierenland, Tiel. Tauw, 2010. KRW-maatlatten voor vis in ondiepe gebufferde M-watertypen. Bouwstenen voor de evaluatie van de referenties en maatlatten. Tauw, Utrecht; projectnummer4710435. Evers, C.H.M. & R.A.E. Knoben (red.), 2007. Omschrijving mep en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water. STOWA rapportnummer 2007-32b, Utrecht. Hoogerwerf, G., 2007. Visstandbemonstering en visstandbeoordeling watergangen Waterschap Rivierenland 2006. Natuurbalans – Limes Divergens BV, Nijmegen. Hoogerwerf, G., T. Brouwer & P. van Hoof, 2008. Gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen: Uitwerking van maatregel-protocollen ter bescherming van soorten (versie 3, juli 2008). Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen; in opdracht van Waterschap Rivierenland. Kalkman, V.J, 2008. De soorten van het leefgebiedenbeleid. EIS2008-04, EIS-Nederland, Leiden. Nie, H.W. de, 1997. Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen. Media Publishing Doetinchem. Scherpenisse-Gutter, M.C., R. Aukema, N. van Kessel, D. Schut & P.J.M. Verbeek, 2008. Monitoring Flora en fauna van de Alm 2003-2007. In opdracht van Waterschap Rivierenland. Natuurbalans - Limes Divergens BV, Nijmegen. Van der Molen, D.T. & R. Pot (red.), 2007a. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water - aanvullingen. STOWA rapportnummer 2007-32, Utrecht. Van der Molen, D.T. & R. Pot (red.), 2007b. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water - aanvullingen. STOWA rapportnummer 2007-32 aanvulling, Utrecht. Van Kessel, N. & J. Kranenbarg (redactie) 2012. Vissenatlas Gelderland. Ecologie en verspreiding van zoetwatervissen in Gelderland. Uitgeverij Profiel, Bedum.
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
adviesbureau voor natuur & landschap
137
BIJLAGE 1. BESCHRIJVING HABITATKENMERKEN
10
100
100
cm
192 510
200
150
190
220
190
cm
60
80
60
40
170
70
70
110
cm
130
110
170
85
240 180
140
120
270
vertikaal Sechi zicht (indien bodem, cm vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak - matig waarde snel) Watervegetatie
60
95
50
bodem
50
0
0
0
0
0
emerse vegetatie
%
80
submerse vegetatie
%
10
drijvende vegetatie
%
algen op bodem
%
zwevende algen
%
drijvende algen
%
bodem bodem 0
0
90
<10
10
<10
30 20
50
90 0
20
40 70
ALMB0123 locatie 2
ALMB0121
5
100
cm
ALMB0123 locatie 1
ALMB0089
6-12
10000
m
diepte zonder sliblaag - midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang diepte zonder sliblaag - 2 m van oever diepte met sliblaag - 2 m van oever
ALMB0055 traject2
125
80
breedte
ALMB0055 traject1
8
80
ALBL0010
7
250
eenheid
120
Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang
ALMB0020
NULMETING WATEREN DEELGEBIED ALBL EN ALMB
10
40
80 60
70
100
algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib
%
klei
%
zand
%
klei & zand, mix
%
gravel (grind, schelpen, fijn puin)
%
grof puin/grote stenen
%
harde kunstmatige bodem (beton, etc.) stortsteen bodem (oever of krib)
%
boomwortels
%
vegetatie
%
algen op bodem
%
bladeren en takken
%
70
80
70
80
10
20
10
90
10
10
30
50 50
10 10
% 20
10 60 10
Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
138
%
0
30
0
60
10
<5
20
0
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
%
vrij eroderend
%
begroeid met waterplanten, rietkraag oeverstructuur (% van totale lengte) kaal
%
beschoeid
%
(overhangende) grassen & kruiden
%
struiken & bomen
%
rietkraag & moeraszone
%
60
10
breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn):
m
215
1
Kaal - geen begroeing
%
bebouwing en tuin
%
akker
%
grassen en kruiden
%
struiken
%
bomen
%
Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin
%
5
weilanden intensief
%
25
weilanden extensief
%
40
akkers, mais & tuinbouw
%
30
bos
%
ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras
%
ALMB0055 traject2
20
100
50
ALMB0123 locatie 2
glooiend
100
ALMB0123 locatie 1
%
ALMB0121
%
normprofiel
ALMB0089
vertikaal
ALMB0055 traject1
ALMB0020
ALBL0010
eenheid
Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte):
10
100
50 10
100
50
40
50
20
20
80
50
40
%
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
10
10 50
90
50 50
80
50
50
90
30
10
2-4
5-20
1
10
10
50 50
50
30 40
30
50
10
60
80
20
50
20
20
90
100
100
10 10 50 40
40
20
30
40
20
40
50 40
20 100
50
30
adviesbureau voor natuur & landschap
139
BENL0082
BENL0108 sloot 1
BENL0118 sloot 2
BENL0108 sloot3
BENL0108 sloot 4
BENL0108 sloot 5
2
2
4
3
3
1350
220480 350
50
60
50
50
30
cm
1500
900
90
100
60
100
120
diepte zonder sliblaag - 2 m van oever
cm
150
120
diepte met sliblaag - 2 m van oever
cm
400
200
vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel)
cm
115
80 0
bode m 0
bode m 0
bode m 0
30
0
bode m 0
10
20
10
5
10
10
eenheid
BENL0001
NULMETING WATEREN DEELGEBIED BENL
Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang breedte
m
diepte zonder sliblaag - midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang
cm
waard e
0
Watervegetatie emerse vegetatie
%
submerse vegetatie
%
10
10
50
40
drijvende vegetatie
%
10
10
70
30
algen op bodem
%
zwevende algen
%
drijvende algen
%
90
90
10
10
10
90
80
30 10
algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib
%
klei
%
90
zand
%
10
klei & zand, mix
%
gravel (grind, schelpen, fijn puin)
%
grof puin/grote stenen
%
harde kunstmatige bodem (beton, etc.)
%
stortsteen bodem (oever of krib)
%
boomwortels
%
vegetatie
%
algen op bodem
%
bladeren en takken
%
100
100
0
50
90
10 10
Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
140
%
<10
10
50
<5
0
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
%
begroeid met waterplanten, rietkraag
%
BENL0108 sloot 5
vrij eroderend
BENL0108 sloot 4
%
BENL0108 sloot3
glooiend
BENL0118 sloot 2
%
BENL0108 sloot 1
%
normprofiel
BENL0082
vertikaal
BENL0001
eenheid
Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte):
40
20
90
100
100
100
90
80
10
60 10
oeverstructuur (% van totale lengte) kaal
%
beschoeid
%
(overhangende) grassen & kruiden
%
struiken & bomen
%
80
50
rietkraag & moeraszone
%
10
20
breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn):
m
Kaal - geen begroeing
%
bebouwing en tuin
%
akker
%
grassen en kruiden
%
struiken
%
bomen
%
60
Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin
%
20
weilanden intensief
%
weilanden extensief
%
akkers, mais & tuinbouw
%
bos
%
ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras
%
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
10
20 10
90
95
95
95
90
10
<5
5
<5
10
0,2
0,3
0,3
0,5
0,1
10 5 40
90
95
<5 100
100
95
50 50
10
80
90
5
5
95
90
90
5
10
80
50
5 15
50
adviesbureau voor natuur & landschap
141
BENL0118 sloot1
BENL0118 sloot2
BENL0118 sloot3
BENL0198
4,5
2,5
62
cm
70
60
40
400
cm
100
90
90
430
eenheid
3
Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang breedte
m
diepte zonder sliblaag - midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang diepte zonder sliblaag - 2 m van oever
cm
diepte met sliblaag - 2 m van oever
cm
vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem')
cm
stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel)
130 160 bodem
bodem
bodem
115
waarde
0
0
0
0
emerse vegetatie
%
10
<5
submerse vegetatie
%
drijvende vegetatie
%
algen op bodem
%
zwevende algen
%
10
drijvende algen
%
10
Watervegetatie
95
60
40
40
90
40
30
algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib
%
50
50
90
10
klei
%
40
50
10
70
zand
%
klei & zand, mix
%
gravel (grind, schelpen, fijn puin)
%
grof puin/grote stenen
%
harde kunstmatige bodem (beton, etc.)
%
stortsteen bodem (oever of krib)
%
boomwortels
%
vegetatie
%
algen op bodem
%
bladeren en takken
%
10
20
Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
142
%
0
0
10
20
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
%
glooiend
%
vrij eroderend
%
begroeid met waterplanten, rietkraag
%
<5
kaal
%
70
beschoeid
%
(overhangende) grassen & kruiden
%
struiken & bomen
%
rietkraag & moeraszone breedte rietkraag in het water (indien aanwezig)
BENL0198
%
normprofiel
BENL0118 sloot3
vertikaal
BENL0118 sloot2
BENL0118 sloot1
eenheid
Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte):
100
90
70
10
30
95
oeverstructuur (% van totale lengte)
25
95
50
%
<5
<5
50
40
m
0,3
0,2
0,2
4-6
100
100
100
60
Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing
%
bebouwing en tuin
%
akker
%
grassen en kruiden
%
struiken
%
30
bomen
%
30
40
Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin
%
weilanden intensief
%
weilanden extensief
%
akkers, mais & tuinbouw
%
bos
%
ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras
%
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
20 100
90
30 20
100
10
30
adviesbureau voor natuur & landschap
143
BOMW0014 electro2
BOMW0016
BOMW0021
BOMW0023
Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang
BOMW0014 electro1
eenheid
NULMETING WATEREN DEELGEBIED BOMW
11-25 11-25
35
33
120
190
>600
40110 180
260
370
breedte
m
diepte zonder sliblaag - midden watergang
cm
150
diepte met sliblaag - midden watergang
cm
280
diepte zonder sliblaag - 2 m van oever
cm
130
110
50
160
diepte met sliblaag - 2 m van oever
cm
180
195
150
210
75
vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel)
cm
120
110
50
180
100
waarde
0
0
0
0
0
emerse vegetatie
%
60
70
20
submerse vegetatie
%
10
10
drijvende vegetatie
%
algen op bodem
%
zwevende algen
%
drijvende algen
%
450 70
Watervegetatie
20
10
10
30 90
60
40
algen klonteren samen tot drijvende plakkaten?
20
Bodemsubstraat modder / slib
%
90
90
70
10
klei
%
10
10
20
80
zand
%
klei & zand, mix
%
gravel (grind, schelpen, fijn puin)
%
grof puin/grote stenen
%
harde kunstmatige bodem (beton, etc.)
%
stortsteen bodem (oever of krib)
%
boomwortels
%
vegetatie
%
algen op bodem
%
5
50
bladeren en takken
%
5
10
50
0
40
10
Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
144
%
20
20
10
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
%
normprofiel
%
glooiend
%
vrij eroderend
%
begroeid met waterplanten, rietkraag
%
BOMW0023
100
BOMW0021
70
BOMW0016
BOMW0014 electro2
vertikaal
BOMW0014 electro1
eenheid
Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte):
100 10 100
30
verwijderd
90
oeverstructuur (% van totale lengte) kaal
%
beschoeid
%
(overhangende) grassen & kruiden
%
60
30
20
struiken & bomen
%
30
20
10
20
30
rietkraag & moeraszone
%
10
40
70
80
70
breedte rietkraag in het water (indien aanwezig)
m
0,20,6
Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing
%
bebouwing en tuin
%
akker
%
grassen en kruiden
%
80
40
struiken
%
10
20
bomen
%
10
40
40
10
40
50
10
90 10
20 80
Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin
%
weilanden intensief
%
weilanden extensief
%
akkers, mais & tuinbouw
%
bos
%
30
ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras
%
20
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
60 40
40 70 60
100
30
adviesbureau voor natuur & landschap
145
BOMW0051
BOMW0162 sloot2
BOMW0162 sloot3
3
3,5
60
60
60
cm
400
100
100
90
diepte zonder sliblaag - 2 m van oever
cm
110
60
diepte met sliblaag - 2 m van oever
cm
180
100
vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem')
cm
115
50
bodem
20
stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel)
waard e
0
0
0
0
0
emerse vegetatie
%
20
submerse vegetatie
%
drijvende vegetatie
%
10
algen op bodem
%
10
zwevende algen
%
drijvende algen
%
breedte
m
diepte zonder sliblaag - midden watergang
cm
diepte met sliblaag - midden watergang
BOMW0162 sloot1
BOMW0030
4
370
eenheid
85 250
Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang
60 90
Watervegetatie 30 60 80
1 <10
1
25
1
<10
10
algen klonteren samen tot drijvende plakkaten?
1
Bodemsubstraat modder / slib
%
10
10
90
90
90
klei
%
90
90
10
10
10
zand
%
klei & zand, mix
%
gravel (grind, schelpen, fijn puin)
%
grof puin/grote stenen
%
harde kunstmatige bodem (beton, etc.)
%
stortsteen bodem (oever of krib)
%
boomwortels
%
vegetatie
%
algen op bodem
%
bladeren en takken
%
60
Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
146
%
20
80
70
0
40
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
BOMW0030
BOMW0051
BOMW0162 sloot1
BOMW0162 sloot2
BOMW0162 sloot3
90
100
100
80
%
10
10
%
30
eenheid
60
Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): vertikaal
%
normprofiel
%
glooiend
%
vrij eroderend begroeid met waterplanten, rietkraag
20
oeverstructuur (% van totale lengte) kaal
%
beschoeid
%
(overhangende) grassen & kruiden
%
30
10
struiken & bomen
%
40
30
rietkraag & moeraszone
%
30
10
breedte rietkraag in het water (indien aanwezig)
m
0,51,5
50 30
100
60 30
70
10
0,1
Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing
%
bebouwing en tuin
%
akker
%
grassen en kruiden
%
70
struiken
%
20
bomen
%
10
20
40
50
30
50
70
30
50
70
100
30
70 30
Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin
%
weilanden intensief
%
weilanden extensief
%
akkers, mais & tuinbouw
%
bos
%
ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras
%
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
100
70
60 30
adviesbureau voor natuur & landschap
147
cm
30
120
30
cm
50
140
35
emerse vegetatie
%
submerse vegetatie
%
drijvende vegetatie
%
20
algen op bodem
%
25
zwevende algen
%
drijvende algen
%
MAWA0142 oost
diepte zonder sliblaag midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang diepte zonder sliblaag - 2 m van oever diepte met sliblaag - 2 m van oever vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak matig - snel) Watervegetatie
MAWA0142 west
2
120
60
100130 230
200
90
240
240
50
6
6,5
130
170
70
160
300
110
MAWA0098
50
MAWA0082 traject1 Dassenbaan MAWA0082 Flerdeweg
GROO0041 lijnvormig
1
MAWA0058
GROO0041 plas
m
MAWA0030
GR000019
breedte
Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang
MAWA0026
eenheid
NULMETING DEELGEBIED GROO & MAWAA
cm
100
50
100
70
140
cm
105
50
120
100
150
cm
bodem
45
80
42
40
70
70
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
15
20
60
20
0
0
<10
10
60
80
10
0
0
<10
0
0
algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib
%
klei
%
zand
%
klei & zand, mix
%
30
100
40
10
10
60
90
30
20
30
20
10 100
10
90
10 60
90
veen
20 10
gravel (grind, schelpen, fijn puin) grof puin/grote stenen
%
harde kunstmatige bodem (beton, etc.) stortsteen bodem (oever of krib) boomwortels
%
%
<10
vegetatie
%
60
algen op bodem
%
bladeren en takken
%
%
%
Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
148
%
0
50
0
<10
10
20
0
<10
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
10
beschoeid
%
(overhangende) grassen & kruiden struiken & bomen
% %
60
rietkraag & moeraszone
%
40
30
60
100
80
50 10
20
MAWA0142 oost
%
50
MAWA0142 west
begroeid met waterplanten, rietkraag oeverstructuur (% van totale lengte) kaal
60 100
MAWA0098
%
MAWA0082 traject1 Dassenbaan MAWA0082 Flerdeweg
%
vrij eroderend
100 100
MAWA0058
glooiend
MAWA0030
%
MAWA0026
%
normprofiel
GROO0041 lijnvormig
GROO0041 plas
GR000019
eenheid
Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): vertikaal
30
%
10 50
10
40
0 10 100
100
90
20
70
90
40 10
breedte rietkraag in het water m (indien aanwezig) Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): % Kaal - geen begroeing
40
60 30
0-2
bebouwing en tuin
%
akker
%
grassen en kruiden
%
struiken
%
bomen
%
Aangrenzend landgebruik (0100 m waterlijn): bebouwing & tuin
%
20
weilanden intensief
%
20
weilanden extensief
%
akkers, mais & tuinbouw
%
bos
%
30
ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras
%
50
50
20
50
40
1-8
1-5
<10 20
80
40
80
70
50
40
10
20
20
20
30
10
60
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
100
50
70
40
20
30
10
70
10 70
10
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
50
10
100
100
20
40 70 30
30
40
20
70
10
50
30
adviesbureau voor natuur & landschap
149
ALMB0006
ALMB0007
ALMB0041
ALMB0062
ALMB0093
ALMB0095
breedte
m
30-50
15
12-22
15-20
13
50-70
13
diepte zonder sliblaag - midden watergang diepte met sliblaag - midden watergang diepte zonder sliblaag - 2 m van oever diepte met sliblaag - 2 m van oever vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem') stroomsnelheid (0 - zwak matig - snel) Watervegetatie
cm
95
90
110
90
50
120
65
cm
125
130
135
110
110
145
95
cm
50
50
60
60
30
30
50
cm
53
65
65
65
50
32
65
cm
bodem
bodem
50
bodem
bodem
75
bodem
0
0
zwak
0
0
zwak
emerse vegetatie
%
submerse vegetatie
%
drijvende vegetatie
%
algen op bodem
%
zwevende algen
%
drijvende algen
%
Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang
waarde
10
10
20
40
10
10
30
70
70
80
50
80
30
20
50
ALMB0120
eenheid
NULMETING DEELGEBIED ALMB (§ 4.2)
10
algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib
%
klei
%
zand
%
klei & zand, mix
%
gravel (grind, schelpen, fijn puin) grof puin/grote stenen
%
30
80
80
10 20
%
10
harde kunstmatige bodem % (beton, etc.) stortsteen bodem (oever of krib) % boomwortels
%
vegetatie
%
algen op bodem
%
bladeren en takken
%
20
Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
150
%
20
30
0
30
30
<10
10
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
ALMB0006
ALMB0007
ALMB0041
ALMB0062
ALMB0093
ALMB0095
ALMB0120
50
90
50
80
100
60
70
50
10
50
20
%
10
50
90
50
80
%
10
%
80
50
10
50
20
breedte rietkraag in het water (indien aanwezig) Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing
m
0-5
2-3
1
2
2-3
bebouwing en tuin
%
akker
%
grassen en kruiden
%
90
90
100
50
100
struiken
%
10
10
bomen
%
Aangrenzend landgebruik (0100 m waterlijn): bebouwing & tuin
%
10
weilanden intensief
%
40
weilanden extensief
%
akkers, mais & tuinbouw
%
bos
%
30
ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras
%
20
eenheid
30
Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte): vertikaal
%
normprofiel
%
glooiend
%
vrij eroderend
%
begroeid met waterplanten, rietkraag oeverstructuur (% van totale lengte) kaal
%
beschoeid
%
(overhangende) grassen & kruiden struiken & bomen rietkraag & moeraszone
40
%
60 100
40 1
%
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
20 100
80
30 20
100 50
100 50 50
50
50
100
50
adviesbureau voor natuur & landschap
151
BENL0383
BENL0477
m
30
diepte zonder sliblaag - midden watergang
cm
>200
diepte met sliblaag - midden watergang
cm
?
diepte zonder sliblaag - 2 m van oever
cm
90
100
50
85
diepte met sliblaag - 2 m van oever
cm
140
140
>170
140
vertikaal Sechi zicht (indien bodem, vermeldt 'bodem')
cm
stroomsnelheid (0 - zwak - matig - snel)
waarde
Bemonsteringsgegevens: Karakteristieken watergang
BENL0379
breedte
eenheid
BENL0357
NULMETING DEELGEBIED BENL (§ 4.2)
50
35
7-10
?
100
?
170
30
20
30
60
zwak
0
0
0
10
Watervegetatie emerse vegetatie
%
10
20
submerse vegetatie
%
10
10
drijvende vegetatie
%
algen op bodem
%
zwevende algen
%
drijvende algen
%
10
10
20
100
100
100
100
30
20
20
20
algen klonteren samen tot drijvende plakkaten? Bodemsubstraat modder / slib
%
klei
%
zand
%
klei & zand, mix
%
gravel (grind, schelpen, fijn puin)
%
grof puin/grote stenen
%
harde kunstmatige bodem (beton, etc.)
%
stortsteen bodem (oever of krib)
%
boomwortels
%
vegetatie
%
algen op bodem
%
bladeren en takken
%
Gegevens oeverzone: Beschaduwing oever (gedurende de dag)
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
152
%
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
vertikaal
%
normprofiel
%
glooiend
%
vrij eroderend
%
begroeid met waterplanten, rietkraag
%
BENL0477
BENL0383
BENL0379
BENL0357
eenheid
Bemonsteringsgegevens: oeverprofiel (% van totale lengte):
100
100
100
100
oeverstructuur (% van totale lengte) kaal
%
beschoeid
%
(overhangende) grassen & kruiden
%
struiken & bomen
%
10
rietkraag & moeraszone
%
90
100
100
breedte rietkraag in het water (indien aanwezig)
m
1
>5
10
100
100
70 30
Oeverbegroeing (0-5 m waterlijn): Kaal - geen begroeing
%
bebouwing en tuin
%
akker
%
grassen en kruiden
%
70
struiken
%
30
bomen
%
80 20
Aangrenzend landgebruik (0-100 m waterlijn): bebouwing & tuin
%
weilanden intensief
%
weilanden extensief
%
akkers, mais & tuinbouw
%
bos
%
ruigte, kruiden, struwelen, rietland & moeras
%
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011
50
50 40
50
60
100
50
adviesbureau voor natuur & landschap
153
BIJLAGE 2. KRW-BEOORDELING FYSISCH-CHEMISCHE PARAMETERS Overzicht fysisch-chemische Rivierenland, 2011).
beoordeling
van
oppervlaktewateren
(bron:
Waterschap MTR
locatie
KRW-type
N
P
Cl ZGET
O2
ALBL0010
M20
N
matig
slecht
ALMB0020
M11
N
ontoereikend
matig
ALMB0055
M3
K
GEP
GEP
ALMB0089
M16
N
ontoereikend
GET
ALMB0121
M1a
K
matig
GEP
MEP
ALMB0123
M3
K
GEP
matig
MEP
BENL0001
M11
N
ZGET
GET
BENL0118
M1a
K
matig
matig
BENL0198
M16
N
GET
GET
ZGET
BOMW0016
M11
N
matig
GET
ZGET
BOMW0021
M11
N
matig
matig
ZGET
BOMW0023
M11
N
GET
slecht
BOMW0030
M3
K
GEP
GEP
BOMW0051
M11
N
matig
GET
BOMW0162
M1a
K
matig
matig
MEP
GROO0019
M1a
K
matig
GEP
MEP
GROO0041
M11
N
ZGET
MAWA0030
M11
N
GET
MAWA0058
M3
K
GEP
GEP
MAWA0082
M3
K
GEP
GEP
MEP
pH
Temp
zicht
CHLFa
Na
ZGET
NH4
ZGET
ZGET
ZGET
goed
goed
goed
matig
ZGET
ZGET
goed
goed
matig
MEP
MEP
MEP
goed
goed
goed
ZGET
ZGET
ZGET
goed
goed
matig
MEP
MEP
MEP
goed
goed
goed
MEP
MEP
MEP
goed
goed
goed
ZGET
ZGET
ZGET
goed
goed
goed
GEP
MEP
MEP
goed
goed
goed
ZGET
ZFET
goed
goed
goed
ZGET
ZGET
goed
goed
matig
ZGET
ZGET
goed
goed
matig
ZGET
ZGET
ZGET
MEP
MEP
MEP
ZGET
ZGET
ZGET
goed
goed
goed
GEP
MEP
MEP
goed
goed
goed
GEP
MEP
MEP
goed
goed
goed
GET
ZGET
ZGET
GET
goed
goed
goed
GET
ZGET
ZGET
GET
goed
goed
goed
MEP
matig
MEP
MEP
GEP
goed
goed
goed
MEP
MEP
MEP
MEP
matig
goed
goed
matig
MEP
MEP
GEP
goed
goed
goed
goed
goed
goed
KRW-type: aanduiding referentietype KRW met vermelding of het hierbij gaat om een natuurlijk water (N) of een sterk veranderd of kunstmatig (K) water; KRW: N, P,Cl, O2, pH, temperatuur en zicht getoetst aan KRW-normen; MTR: Chlorofyl-A, Na, NH4 getoetst aan MTR-normen (maximaal toelaatbaar risiconiveau).
NATUURBALANS – LIMES DIVERGENS BV
154
adviesbureau voor natuur & landschap
Vismonitoring HEN-SED wateren, waterschap Rivierenland, 2011