NT00064_510
Nadere Toegang op inv. nr 510 uit het archief van de Dorpsgerechten 1515-1811 (64)
A.A.B. van Bemmel 2006
Inleiding
Deze notitie bevat een chronologische lijst van regesten van stukken in het archief van het dorpsgerecht Cothen (1644-1811). Van alle stukken in het archief van het dorpsgerecht Cothen zijn regesten gemaakt. Op enkele uitzonderingen zoals nietingevulde formulieren, algemene circulaires na zijn van alle stukken in het archief van het gerechtsbestuur Cothen eveneens regesten gemaakt. Van een akte waarvan zowel de minuut als het protocol aanwezig is, is één regest opgemaakt. Omdat er soms tussen minuut en protocol kleine (schrijf)verschillen bestaan, wordt aanbevolen beiden te bezien. Het gerecht Cothen wordt ook wel het Domproostengerecht Cothen genoemd omdat de domproost er de ambachtsheer van was en vandaar dat ook het archief van het Domkapittel in Het Utrechts Archief stukken betreffende het gerecht Cothen bevat bijvoorbeeld aangaande de aanstelling van schepenen (nrs. 2311, 2329-2331, 23372342, 2430, 3981-3987); Bij akten die zijn niet gedateerd danwel waarvan de datering (sterk) is beschadigd, is tussen [ ] een benaderde datering in het regest opgenomen. In opgeborgen danwel ingebonden staat hebben de akten niet altijd de juiste chronologische volgorde. Protocolakten betreffen dikwijls registratie van elders en vaak eerder opgemaakte akten. In deze notitie is de datum van registratie aangehouden dus níet de datum van opmaking. Niet-ingebonden akten zijn soms dossiersgewijs opgeborgen maar voor deze notitie is de chronologische volgorde aangehouden. ‘Blad’ staat voor ‘blad’, ‘fol.’ voor folio en ‘p.’ voor pagina; ‘m’ staat voor ‘morgen’ (0,848 hectare; nb: 1 hoeve is doorgaans 16 morgen ofwel 13,57 ha; 1 akker is doorgaans 4 soms 3 morgen; 1 morgen is 6 hont à 0,14 ha); ‘r’ staat voor ‘roede’ (3,76 meter) en ‘v’ voor ‘voet’ (0,376 meter). Binnen de inventaris van de dorpsgerechten telt het dorpsgerecht Cothen 7 nummers. In dit document zijn de regesten opgenomen van inv.nr. 510 Minuten van akten van hypotheek, met minuten van akten van toestemming van hypotheekafsluiting en verklaringen van ontvangst van de 40ste penning, 1644-1804.
2
Regesten
1644-11-30 (oude stijl) Verklaring voor Willem Junius, schout, Willem Adriaensz. en Airinen Isbrants, schepenen van Cothen, door Peter van Hardenbroek, heer van Hardenbroek, .... plecht op 15m onder Cothen voor het huis Hardenbroek op drie kampen bouwland met Cornelis Dircksz. en Pons Geerlofssen als gebruikers; (was mede getekend) De Romare, secretaris (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 26). NB. Tekst is zeer verbleekt. Betreft effectuering van de volgende aantekening in het aardgunningsboek van het gerecht van de stad Utrecht dd. 30-11-1644: “Johan Lieftinck, substituut-schout van Cothen, om te staan voor schout en gerecht van Cothen om te passeren een plecht van Peter van Hardenbroek, heer van Hardenbroek, ten behoeve van Dirck van Lommetsum op landerijen onder Cothen” (HUA: Stadsarchief Utrecht II, 3251) 1655-11-21 Verklaring voor notaris Jan van Vechoven te Utrecht van Maria Justus (weduwe Wilhelm Junius, in leven schout van Cothen), geassisteerd door haar zwager Carolus van Allen (predikant te Weert, gehuwd met Magdaleentgen Junius), erfgenamen van Wilhelm Junius, machtigen Cornelius Junius (tegenwoordige schout van Cothen) en Justus Junius (burger te Utrecht, gehuwd met Helena van Sterkenburg), mede-erfgenamen, om te compareren voor het gerecht van Wijk bij Duurstede en van Cothen ter vestiging van een plecht ter grootte van f5.000 op 5m onder Wijk bij Duurstede en op 20m in vier percelen onder Cothen (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 25) 1663-9-12 Verklaring van Gerard van Reede, heer van Boumal, cs. als momboir en voogd over de onmondige kinderen van Gijsbert van Hardenbroek (in leven heer van Heerjansdam), ingevolge inventaris dd. 10-9-1663 voor het Hof van Utrecht, machtigen Gijsbert van Bijlevelt (notaris te Utrecht) om te verklaren voor schout en gerecht van Cothen, dat Johanna van Hardenbroek (vrouwe van Wellant) f5.600, ingevolge permissie dd. 9-9-1663 van het Hof van Utrecht, tot aflossing van twee plechten die Dirck van Lommertsum op de navolgende landen onder Cothen heeft gevestigd en waartoe nog f592 moet worden betaald, te weten 15m bouwland met aan de ene zijde de .... weg, lopende voor het huis Hardenbroek, en aan de de andere zijde de Kromme Rijn (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 23) 1681-5-19 Verklaring voor notaris Nicolaes Vonck te Utrecht van Elisabeth van Overmeer (wonende te Utrecht) dat zij Jan Janssen (gerechtsbode tot Cothen) machtigt om voor schout en gerecht van Cothen te bekennen f700 schuldig te zijn aan Maria van den Berch inzake een obligatie van f800 bij Adriana van Galen (in haar leven weduwe van Geurt Gijsbertz. van Overmeer) en tbv. Maria van den Berch 28-7-1681 gepasseerd en waar zij zich nevens haar overleden zuster Petronella van Overmeer aan had verbonden, op 10,5m land onder Cothen, strekkend van de Wijkerslootsewegh tot aan de Hofftient toe met aan weerszijden oost- en westwaarts het Domkapittel (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 21)
3
1681-6-4 Verklaring dat Elisabeth van Overmeer f700 zal vestigen tbv. Maria van den Bergh op 10,5m land onder Cothen (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 21) 1681-7-7 Verklaring voor Gerrit Huijbertsz. van der Aa, schepen, representerend schout Cornelis Junius, Willem Aerensz. van Noort en Jacob Cornelissen van Rossum, schepenen van Cothen, van Jan Janssen (gerechtsbode) als gemachtigde van Elisabeth van Overmeer (wonende te Utrecht), volgens procuratie dd. 9-5-1681 voor notaris Vonck te Utrecht, van een schuld van f700 aan Maria van den Berch inzake een obligatie van f800 bij Adriana van Galen (in leven weduwe van Geurt Gijsbertsz. van Overmeer; moeder van Elisabeth van Overmeer), tbv. Maria van den Berch dd. 28-7-1661 gepasseerd, op 10,5m land onder Cothen, strekkend van de Wijckerslootsewegh tot aan de Hofftiend met aan weerszijden oost- en westwaarts het Domkapittel; (was mede getekend) N. Vonck, secretaris (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 21) 1686-4-3 Kwitantie van de ontvangst van de 40ste penning van Dirck van Bambergen x Maria Vivien die f1.600 zullen vestigen op hun hofstede met 10m in de Wijckersloot onder Wijk bij Duurstede en 5m en enige roeden onder Cothen tbv. Johan Oudenregge x Catharina Maria Stalpart van der Wielen (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 11) 1686-4-6 Verklaring voor Johan de With, schout, Tonis Willemsz. Rosweij en Willem Jansz. van Wesenberg, schepenen van Cothen, van Nicolaes van Vechten (notaris te Utrecht), als gemachtigde van Dirck van Bambergen x Maria Vivien (wonende te Vianen), volgens procuratie dd. 31-3-1686 voor notaris Gerard Adriaensz. van Leent te Vianen, dat zij f1.600 schuldig zijn aan Johan Oudenregge x Catharina Maria Stalpart van der Wielen met als onderpand 5m en enige roeden land onder Cothen voor de hofstede aan de Wijckersloot, strekkend van de Wijckerloot tot het Cotense Santpath, met boven Christoffel Stoghius en beneden Jan Isbrantsz., wat aan haar door Johan Vivien (haar vader zaliger) 12-12-1663 is getransporteerd en bij scheiding met haar moeder 14-3-1676 voor notaris Carel van Doorn verkregen; [onder staat] Verklaring dd. 22-2-1704 van Johan Ouderegge dat bedoelde f200 is voldaan; [in de marge] 10-3-1712 geregistreerd te Cothen bij N. Vonck (secretaris) (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 11) 1687-2-24 Copie van een verklaring voor notaris Dirck Woertman te Utrecht waarbij Adriaen de Cocq, Geertruijda de Cocq (weduwe Jan Jacobsz. van der Slooth), Joost van Aken x Maria Cornelis de Cocq, voor hen zelf en de verdere kinderen van Cornelis de Cocq, Maria de Swart (weduwe Adriaen van Spithoven), Anna Dijkels (laatst weduwe notaris Willem van Velpen), Cornelis en Gerrit de Cocq (kinderen van Willem de Cocq), tezamen erfgenamen van Anna Dircks de Cocq (in haar leven gehuwd met Huijgh Gerritsz. van Nes, gewoond hebbend te Cothen) ter ene zijde en ter andere zijde Elisabeth Spijk (weduwe Adriaen van Dijck, wonende in het Overeind van Jutphaas), dat Adriaen de Cocq en Huijgh Gerritsz. van Nes x Annigien Dircks de Cocq op 27-10-1660 voor schout en gerecht van Cothen hebben verklaard f2.000 schuldig te zijn aan Adriaen van Arxhoeck met als onderpand onder Cothen 14m land. Nadien heeft Adriaen de Cocq zijn deel van de 14m verkocht en f1.000 betaald aan Van Arxbeeck waarna Adriaen van Dijk 8 van de 14m heeft gekocht en 4-4-1668 ook eigenaar is geworden van de resterende plecht van f1.000. Annigien Dircks de Cocq is overleden met nalating van 6 van de 14m. Huijgh Gerritsz. van Nes mede is 4
overleden met nalating van een insolvente boedel en welke goederen zijn verkocht en bijgevolg ook de overgebleven helft van de 6m die is gekocht door de weduwe Adriaen van Dijck voor f280 en zij van mening is daardoor recht op de resterende 3m aldaar te hebben, strekkend voor van de Trechtwegh tot achter aan de Rijnsloot. De resterende schuld zal worden betaald en Jan Jansz (gerechtsbode van Cothen) wordt gemachtigd bedoelde 3m te transporteren (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 2; n.b. afschrift plus copie) 1698-8-17 Kwitantie van de ontvangst van 40ste penning van Roelof Hendriksz. van Maurick die f200 zal vestigen tbv. Aletta de Jongh (weduwe predikant Godefridus Dellius) op zijn huis en hofstede onder Cothen, genaamd Reijgersweerdt; 17-8-1698 geregistreerd te Utrecht (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 41) 1698-8-18 Verklaring voor Johan de With, schout, Joost Ponsz. van Achthoven en Willem Jansz. van Wesenbergh, schepen van Cothen, van Roeloff Hendrixsz. van Maurick (wonende te Zoelmond), waar de 40ste penning volgens kwitantie dd. 17-81698 is voldaan, dat hij f200 schuldig is aan Aletta de Jongh (weduwe Godefridus Dellius, predikant aldaar) met als onderpand een huis en hofstede, genaamd Reijgersweerde, strekkend uit de gemene weg tot in de Kromme Rijn met ten zuiden Cornelis Pappelendam en ten noorden Jan Jansz. van Schalkwijk (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 41) 1706-5-15 Extract uit het aardgunningsboek van het gerecht van de stad Utrecht om te staan voor schout en gerecht van Cothen door Pieter Godard van Rossum, heer van Hardenbroek, om f3.000 te vestigen op 15m land onder Cothen tbv. de domheer Hoeufft (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 52) 1706-5-15 Verklaring voor Johan de With, schout, Tonis Willemsz. van Oostrum en Arien [Cornelisz.] de Graef, schepenen van Cothen, van Willem van Dijck (deurwaarder Hof van Utrecht), als gemachtigde van Pieter Godard van Rossum x Wijnanda van Weede (heer en vrouwe van Hardenbroek), volgens procuratie dd. 195-1706 voor notaris Hendrik van Hees te Utrecht, waarvan de 40ste penning volgens kwitantie 14-5-1706 is voldaan, dat zij f3.000 schuldig zijn aan Didedrick Hoeufft (domheer), volgens obligatie dd. 23-12-1697 voor notaris Hendrik van Hees te Utrecht, op 15m onder Cothen, met laan, bepotinge en beplantinge, strekkend van de Hoofdwetering tot in de Kromme Rijn, met boven het Domkapittel en beneden de Molenwegh (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 52) 1706-8-10 Copie waarbij voor de stadhouder van lenen en tinsen van de Domproosdij Anthonis Anthonisz. Haermans (molenaar tot Cothen) verklaart f500 schuldig te zijn aan Cornelius Dellius (predikant tot Cothen) met als onderpand een wind- en rosmolen onder Cothen met 4 hont land, zijnde tinsgoed van de Domproosdij waarmee hij 23-4-1683 is verlijd (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 55) 1707-9-24 Extract uit het aardgunningsboek van het gerecht van de stad Utrecht om te mogen staan voor het gerecht Hardenbroek over een kapitaal van f11.000 door Pieter Godard van Rossum, heer van Hardenbroek, tbv. David ten Hove (momboir over de provincie Gelderland) op de ridderhofstad Hardenbroek met land onder Hardenbroek, Cothen en Werkhoven (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 56) 5
1707-9-24 Verklaring voor Adriaen Aertsz. van Leersum, vervangend schout, Johannes van Lockhorst en Gerrit de Bije, schepenen van Hardenbroek, Johan de With, schout, Teunis Willemsz. van Oostrum en Cornelis Jansz. Holl, schepenen van Cothen, Jacob van Driel, schout, Hendrik van Oostrum en Cornelis van Boetselaer, schepenen van Werkhoven, van Willem van Dijck (deurwaarder Hof van Utrecht), als gemachtigde van Pieter Godard van Rossum x Winanda Cornelia van Weede (heer en vrouwe van Hardenbroek), Adriaan van Rossum (president van de Staten van Utrecht), ingevolge procuratie dd. 16-9-1707 voor notaris Jacob van den Doorslagh [te Utrecht], dat zij f11.000 schuldig zijn aan David ten Hove (momboir van de provincie Gelderland) met als onderpand de ridderhofstad Hardenbroek, leenroerig aan het huis van Vianen (verlijd dd. 10-2-1694), plus een perceel van 16m, erfpachtgoed van de Paulusabdij te Utrecht (verlijd dd. 29-4-1686), waarvan onder: - Hardenbroek 79m (in de blaffaard voor 71,5m) te weten (1) plein, tuin, grachten en wateren, alleeën van het huis Hardenbroek, groot 14m (2) een essenbos van 4m (3) een huisje met 2m (4) een huisje van een boomgaard van 2m (5) een huisje met 4m (6) een jongen boomgaard van 2m (7) een eiken- en essenbos van 4m (8) een weiland van 6m (9) een kamp van 2m (10) een weiland van 4m (11) een weiland van 2m (12) een kamp van 2m om te worden bepoot met elzen (13) een elzenbos van 1m (14) een weiland van 4m (15) een weiland van 4m (16) een weiland van 2m (17) twee boomgaarden van 4m (18) 12m bouwland; - Cothen 15m bouwland welke 15-5-1706 aan de eerste constituant zijn getransporteerd; - Werkhoven 2m bouwland; de 40ste penning is volgens kwitantie dd. 17-9-1707 voldaan en 24-9-1707 te Utrecht toestemming gegeven om te staan (was mede getekend) N. Vonck, secretaris (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 56) 1711-5-26 Verklaring voor de stadhouder van de lenen en tinsen van de Domproosdij van Anthony Anthonisz. Haermans (molenaar tot Cothen) van een schuld van f1.000 tbv. Govert Vernoij (bakker en burger te Utrecht), waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 18-5-1711 is voldaan, met als onderpand een wind- en rosmolen te Cothen plus 4 hont land, zijnde tinsgoed van de Domproosdij waarmee hij 23-4-1683 is verlijd; 6-7-1711 te Cothen geregistreerd (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 56) 1712-3-7 Copie van de kwitantie van de ontvangst van de 40ste penning van Hendrik Jan de Ruijter die f2.000 zal vestigen op een huis en hofstede met bepotinge en beplantinge, duifhuis, berg en schuur plus 10m bouw- en weiland en 14 hont land onder Wijk bij Duurstede alsmede 5m en enige roeden onder Cothen; 7-3-1712 geregistreerd te Wijk bij Duurstede (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 4) 1712-3-12 Extract uit het aardgunningsboek van het gerecht van de stad Utrecht om te staan voor schout en gerecht van Cothen over de vestiging van f2.000 door ... [niet ingevuld; Hendrik Jan] de Ruijter op 5m 50r land onder Cothen tbv. professor [Rudolphus] Leusden (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 5) 1712-3-12 Verklaring voor Johan de With, schout, Willem Aerensz. van Noort en Tonis Willemsz. van Oostrum, schepenen van Cothen, van Hendrik Jan de Ruijter en zijn huisvrouw (bij wij hij geboorte in leven heeft), waarvan de 40ste penning volgens 6
kwitantie dd. 7-3-1712 is betaald, dat zij f2.000 schuldig zijn aan Rudolphus Leusden (medicijnenprofessor te Utrecht) ter voldoening van een koopsom, waarvan de hypotheek 9-3-1712 voor het gerecht van de stad Wijk is gepasseerd, op 5m en enige roeden land onder Cothen, strekkend van de Wijkersloot tot het Cotense Santpadt met boven Christoffel Stochius en beneden Jan IJsbrantssen (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 3) 1714-10-1 Copie van een verklaring voor de stadhouder van de lenen en tinsen van de Domproosdij van Thomas Cornelisz. van Rhijn x Maria Cornelis van Nijkerken (wonende tot Werkhoven) dat zij f300 schuldig zijn aan Diderick Johan Aelbregt de Ridder van Groenesteijn, heer van Rijnesteijn, alsmede de patroon der beursen van Gerrit Antonissen Gouda, met als onderpand een stuk land onder Cothen, genaamd Den Rhijn, met boven de Coterweg en Willem erven van Bronckhorst Ritter en Dirk van Honswijk met het goed dat hij houdt van de heer van Abcoude, met aan de zuidzijde de gemene watergang, geheten de Oude Rijn, waarmee Maria Cornelis Folckersz. van Nijkercken 21-2-1673 is verlijd (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 6) 1723-7-3 Verklaring voor Gerard Cocq, schout, Gijsbert Vernoij en Arien van Noort, schepenen van Cothen, van vrouwe .... [Anna Maria] de Ruijter (weduwe François Zoudenbalch, in leven heer van Stenisweert) en haar zoon Alard Everard Zoudenbalch, volgens appointement dd. 22-6-1723 voor het Hof van Utrecht, dat zij f4.500 schuldig zijn aan Catharina van Heusden (weduwe Jan Frederick Mamuchet, in leven heer van Houdringen), met als onderpand het huis, hofstede, erf en grond, bepotinge en beplantinge plus landerijen van Stenisweerd, groot 21m, bestaande uit een hof, boomgaard, wezende tinsgoed van de Domproosdij op een jaarlijkse tins van 3 stuivers, strekkend van de Wijckerslooth af tot in de Rijn met boven het kapittel van St.Jan te Utrecht en beneden de vicarie van de Dom, van de Wijckerslooth af aan de Cotensewech toe, over de weg tot aan het Zandpadt toe alwaar vanouds beneden de Staten van Utrecht gelegen zijn plus nog 7,5m en 0,5 hont land aangekocht aan Stenisweerd van het Convent van Abraham Dolij te Utrecht, strekkend met het weiland uit de Kromme Rijn tot het Zandpadt, tot de Wijcksewech, zijnde allodiaal goed, alles tezamen 28,5m plus 0,5 hont, waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 2-7-1723 is betaald (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 7) 1725-3-15 Verklaring voor Gerard Cocq, schout, Arien van Noort en Jan Hermensen van Velpen, schepenen van Cothen, van Hendrick van Schaijck (meerderjarig jongman, wonend onder het gerecht van de Niendijck) dat hij f500 schuldig is aan Johan Andreas Becker (notaris te Utrecht) met als onderpand een huis met 10 hont boomgaard in het dorp Cothen ten weerszijde van het Sandtpadt, strekkend .... [van de Kromme Rijn] tot aan de ....[Hoogen]wegh, met boven en beneden de kosterije van Cothen plus een huis met 8 hont boomgaard aan de Brinck aldaar, zijnde tinsgoed van de Domproosdij, strekkend van de Brinck tot achter aan het land Theodorus van Hondthorst, met boven de kinderen van Aert Vervorst en beneden het Weeshuis te Utrecht, waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 13-3-1725 is voldaan (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 8) 1739-1-14 Verklaring voor Gerrit van Eck, Teunis van Ingen en Evert de Kruijf, schepenen van Cothen, van Willem Klomp x Anneke Janssen (bij wie hij geboorte in leven heeft) dat zij f200 schuldig zijn aan Dirck Bruijn Georgesz. met als onderpand 7
onder Cothen een huis en erf aan de Kromme Rijn met aan de ene zijde Dirck Haafs en aan de andere zijde de Cooterweg, waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 14-1-1739 te Wijk bij Duurstede is betaald; (was mede getekend) Johannes Drothman (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 9) 1742-5-7 Verklaring voor Johannes Drothman (wegens schout [Johannes] Jonas), Teunis van Ingen en Gerrit van Mourick, schepenen van Cothen, van Willem Verheijen x Benardina ter Zielhorst (bij wie hij geboorte in leven heeft), dat zij f150 schuldig zijn aan Johannes Jonas met als onderpand onder Cothen een huis en erf met boven de erfgenamen van predikant [Cornelius] Dellius en beneden de kinderen van Jan Jansen Schalckwijck; waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 1-51742 te Wijk bij Duurstede is betaald; (was mede getekend) Johannes Drothman (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 11) 1742-11-14 Verklaring voor Johannes Drothman, substituut-schout, Teunis van Ingen en Gerrit van Mourick, schepenen van Cothen, van Arien Korssen van Wolswijk x Jacomina van Driel dat zij f.1000 schuldig zijn aan Bernardus Lam (exploiteur van het Hof van Utrecht) met als onderpand onder Cothen: - een huis, erf, hof en boomgaard, aan de Brink, strekkend voor van de Brink tot achter in de Kromme Rijn, waar van het huis en erf van tien roeden vierkant tinsgoed van Domeinen is; - een huisje, erfje en boogaard bij het Kerkhof met ten noorden de Kromme Rijn, ten oosten het predikantshuis, ten zuiden het Kerkhof en westwaarts het hiervoor genoemde huis e.d., strekkend voor van het Kerkhof tot achter in de Kromme Rijn; waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 13-11-1742 te Wijk bij Duurstede is betaald; (was mede getekend) Johannes Drothman (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 12) 1751-11-17 Verklaring voor Gerrit van Mourick, president-schepen, Jan van Sandbrinck en Thomas van Rijn, schepenen van Cothen, van Cornelis Folkertsz. van der Leemkolk x Grietigie Vervorst (bij wie hij geboorte in leven heeft) dat zij f300 schuldig zijn aan Stijntie van Utregt (weduwe Otto Vervorst) met als onderpand onder Cothen een huis, boomgaard en 2m 537r land, met boven de weduwe Jan Gerritsen van Rooijen en beneden Ram van Schalkwijk, waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 17-11-1751 is betaald; (was mede getekend) Johannes Drothman (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 13) 1754-5-8 Verklaring voor Jan van Bemmel, in absentie van schout Johannes Jonas, Thomas van Rijn en Arien Corssen van Wolswijk, schepenen van Cothen, van Gerrit Vernooij x Jannigie van den Nieuwendijk dat zij f1.000 schuldig zijn aan Jacob Smit (kanunnik en kameraar van het Domkapittel), vanwege de aankoop van 4m weiland onder Cothen aan de Kromme Rijn met boven de heer van Weerdesteijn, beneden de erfgenamen van W[illem] van Noort en ten noorden het Domkapittel, waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 7-5-1754 te Wijk bij Duurstede is voldaan; (was mede getekend) Johannes Drothman (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 14) 1792-5-29 Verklaring voor Hendrik Jan van Loenen, schout, Gerrit van Eck en Bart van Bemmel, schepenen van Cothen, van Joost Vervat (wonende onder Nederlangbroek) dat hij en zijn huisvrouw (bij wie hij thans geboorte in leven heeft) 8
f400 schuldig zijn aan Gerrigje Hermans (weduwe Jan Hoen), Jan Hoen, Geurt van Ginkel x Elisabeth Hoen, Arnoldus Hoen en Dina Hoen wegens restant kooppenningen van onder Cothen een huis erf, zijnde een herberg en tevens gerechtshuis alwaar ’t Molentje uithangt, met ten noorden de Kromme Rijn en ten zuiden het Zandpad; (was mede getekend) W.H. Vroome (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 15) 1793-3-5 Verklaring voor Hendrik Jan van Loenen, schout, Gerrit van Eck en Albertus van Rossum, schepenen van Cothen, van Crijn van Hasendonk aldaar, mede namens zijn huisvrouw (bij wie hij geboorte in leven heeft), dat hij van de weduwe Jan Dorrestijn te Nederlangbroek f1400 heeft geleend met als onderpand te Cothen: - een huis, erf met een hofje boomgaard daar bezijden, aan de Brink, strekkend voor van de Brink tot aan achteren in de Kromme Rijn met oostwaarts het navolgende huis en boomgaard, en westwaarts Jan van Leur, en zo met de schuren en bergen achter en ter zijde van het huis staande, waarbij huis en erf met 10 roeden vierkant tinsgoed van Domeinen zijn op een jaarlijkse tins van 17 stuivers 8 penningen plus 15 stuivers aan ‘capoengeld’ te betalen op St.Maartensavond, en het overige is allodiaal goed; - een huisje, erfje en boomgaard aan het Kerkhof, strekkend voor van het Kerkhof tot achter in de Kromme Rijn daar oostwaarts het predikantenhuis met zijn hof ligt en westwaarts het voornoemde perceel, zuidwaarts het Kerkhof en noordwaarts de Kromme Rijn; - een boomgaardje met ten oosten het eerste perceel en ten westen het Gasthuis te Wijk bij Duurstede, zijnde tinsgoed van Domeinen welke tins 8-7-1779 is overgenomen door Hendrik Toelaar en door hem wordt betaald (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 16 en 507, fol. 29v-30v) 1796-10-25 Verklaring in het gerechtshuis voor Hendrik Jan van Loenen, schout, Jan de Graaff en Gerrit van Leeuwen, schepenen van Cothen, van Jan Rinck en zijn huisvrouw (bij wie hij geboorte in leven heeft) dat zij f1.000 schuldig zijn aan Johanna Maria van den Bergh van Lunenburg (wonende te Culemborg), zijnde restant kooppenningen van het op heden getransporteerde huis en boomgaard en nog een huis en erf daarnaast van 400r, alles onder Cothen; (was mede getekend) Philip Christian Popp, secretaris (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 17 en 507, fol. 42v-43r) 1798-1-13 Kwitantie van de ontvangst van de 40ste penning van Barend van Leur die f500 zal vestigen op een huis, erf en grond met berg en boomgaard onder Cothen tbv. schout Hendrik Jan van Loenen; 13-1-1798 geregistreerd te Utrecht (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 19) 1798-1-15 Verklaring voor Gerrit Hofman, vervangend schout, Jan Vernooij en Jan de Graaff, schepenen van Cothen, van Barend van Leur (wonende onder Cothen) dat hij f500 schuldig is aan schout Hendrik Jan van Loenen met als onderpand een huis, erf, grond met bergen en een boomgaard, zijnde een herberg daar voor dezen de Prins van Vriesland heeft uitgehangen, staande in het dorp Cothen over het kerkhof met aan de ene zijde en van voren het Zandpad, aan de andere zijde de Costerije en van achteren de erven van Gerrit Vernooij, waarvan de 40ste penning
9
volgens kwitantie dd. 13-1-1798 is betaald (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 18) 1799-8-9 Verklaring voor Hendrik Jan van Loenen, schout, Jan Vernooij en Gerrit Hofman, schepenen van Cothen, van Barend van Leur (wonende onder Cothen) dat hij f400 schuldig is aan het Domkapittel, zijnde restant kooppenningen wegens verkochte tienden met als onderpand een huis, erf, grond met bergen, en boomgaard, zijnde een herberg daar voor dezen de Prins van Vriesland heeft uitgehangen, staande in het dorp Cothen over het Kerkhof met aan de ene zijde en van voren het Zandpad, en aan de andere zijde de Costerije en van achteren de erven van Gerrit Vernooij, door hem zelf bewoond, belast met een plecht van 500 tbv. schout Hendrik Jan van Loenen, waarvan de 40ste penning volgens kwitantie dd. 8-6-1799 is voldaan (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 20) 1805-6-18 Verklaring voor Hendrik Jan van Loenen, schout, Gerrit van Eck en Wouter van der Horst, schepenen van Cothen, van Claas Blaas x Cornelia van Schaick (wonend onder Cothen, eerder gehuwd geweest met Jan Middelweert) dat zij f10.000 schuldig zijn aan Albertus van Rossum x Adriana van Achthoven (wonend te Wijk bij Duurstede) ingevolge de koop van een hofstede met huismanwoning, bergen, bakhuis en schuur met 46m 121r boomgaard, bouw- en weiland onder Cothen, zijnde tinsgoed van het Domkapittel op een jaarlijkse tins van 19 stuivers 8 penningen te betalen op St.Andriesdag, strekkend van de Wijkerweg tot over de Trechtweg, rechtwaarts op tot aan de Kootenscheweg, daar voor aan de dijk aan de ene zijde het kapittel van St.Jan te Utrecht en aan de andere zijde de erven van Johan Schadé naast geland zijn, zijnde met 21m bouw- en weiland gelegen in het Wijkerbroek onder Wijk bij Duurstede, met 2m 300r bouwland onder het gerecht Dwarsdijk terwijl het land behorend aan hofstede De Spiegel plus de hofstede zelf onder Cothen liggen; (was mede getekend) A. van Cooten, secretaris (RHC ZOU: Dorpsgerechten, 510, blad 21-24 en 507, fol. 83r-84v)
10