Nr. 04 – 2011
www.petroenchem.net • losse verkoopprijs x 20,00
Managementblad voor de olie- en chemische industrie Nr. 04 – 2011 02 11
s
ustrie cialtie gasind engsspe voedin de olievoor de ine voor
zine Magaz Inside Maga Inside
INSIDE offshore Nederlandse rnationaal zoekt het inte
E CRIS IS > ARAB ISCH AARD GAS > BRA BAN TS
05-04-11 14:55
057_cover.indd
2
Veiligheidsspecialist pleit voor meer eigen verantwoordelijkheid • Open aanpak creëert betrokkenheid • CO2 als grondstof voor plastics • Thema: Onderhoud
DINsdag 1 MAART 2011 • zalen van de zoo • antwerpen
Hét congres voor de chemische industrie in de Rijn/Schelde-delta
The battle for talent
CHEMVISION 2011
CHEMVISION 2011
Sponsors
Initiatiefnemers:
Hoofdsponsor:
Organisatie:
Partners:
Subsponsors:
Mediapartner:
Participant:
CHEMVISION 2011
Inhoud 04 Chemie lost vraagstukken op
14 Jongeren vragen om andere communicatie
Schoon water, energie en grondstoffen worden steeds schaarser en de wereldbevolking steeds overvloediger. Om deze problemen het hoofd te bieden, zijn veel innovatieve ideeën nodig. Gernot Klotz van Cefic meent dat hier juist een kans ligt voor de Europese chemische industrie.
Hoe ziet de medewerker van de toekomst eruit? Wat doen bedrijven zelf aan competentieontwikkeling? Kunnen onderwijs en bedrijfsleven elkaar beter aanvullen? Op deze vragen proberen deelnemers van een van de inspiratiesessies tijdens Chemvision een antwoord te vinden.
06 Ondernemerschap moet sector redden
16 veranderingsproces nodig
Prof. dr. ir. André Oosterlinck, hoogleraar aan de faculteit ingenieurswetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven, voorzitter van de Associatie K.U. Leuven en voormalig rector van deze universiteit buigt zich over de vraag hoe het onderwijs beter kan aansluiten bij de vraag naar personeel.
Hoe bereiken we meer instroom in de onderwijsrichtingen bèta-wetenschappen en techniek en hoe kunnen we het personeelsaanbod op de arbeidsmarkt verbeteren? Tijdens een inspiratiesessies op Chemvision trachten de aanwezigen een antwoord te formuleren op deze vragen.
18 Sterke wisselwerking is cruciaal 09 laten Leven en laten beleven De chemische sector heeft aanwas van jonge krachten nodig. Volgens trendwatcher en psycholoog Herman Konings is het belangrijk om heel vroeg te beginnen met de kennismaking met chemie. Al op vier-, vijfjarige leeftijd de chemie laten beleven heeft namelijk effect op latere leeftijd.
Hoe kunnen we jongeren voor techniek laten kiezen? En hoe kunnen onderwijs en bedrijfsleven komen tot een sterkere wisselwerking en een betere afstemming op elkaar? Deze twee vragen stonden centraal tijdens het debat op Chemvision waar zowel onderwijs, bedrijfsleven als politiek werden vertegenwoordigd.
24 Zachte mijmeringen Column van Bert Lauwers, journalist Trends
Colofon Uitgave van Industrielinqs pers en platform BV Veembroederhof 7, 1019 HD Amsterdam Postbus 12936, 1100 AX Amsterdam Redactie David van Baarle 020 3122 082 Evi Husson 020 3122 796 Mark Oosterveer 020 3122 293 Elise Quaden 020 3122 084 Wim Raaijen 020 3122 081 Liesbeth Schipper 020 3122 083
Medewerkers Teus Molenaar Fotografie Eric de Vries Lay-out Gabriele Köbbemann
Advertentie-acquisitie Jetvertising BV Postbus 1890, 2280 DW Rijswijk 070 3990 000 Trafficcoördinatie Breg Schoen Drukkerij DeltaHage, Den Haag © Industrielinqs pers en platform
Chemie lost maatschappelijke vraagstukken op Schoon water, energie en grondstoffen worden steeds schaarser en de wereld bevolking steeds overvloediger. Om deze problemen het hoofd te bieden, zijn veel innovatieve ideeën nodig. Gernot Klotz van Cefic meent dat hier juist een kans ligt voor de Europese chemische indus trie. Maar dan moet ze zich wel zodanig inrichten dat ze snel kan mee veranderen met de maatschappij.
David van Baarle
De explosieve groei van de wereldbevolking stelt wetenschappers, politici en het bedrijfsleven voor een aantal grote uitdagingen. Deze boodschap kan bijna niet beeldender worden gebracht dan in de Charles Darwin-zaal van de Antwerpse Zoo. Blijkbaar is de menselijke soort zo fit dat ze massaal de strijd om het leven overleeft en zo de populatie opdrijft tot negen miljard in 2050. Momenteel telt de aarde nog zo’n zeven miljard inwoners en dat getal geeft al de nodige uitdagingen als het gaat om voeding, energie, grondstoffen en water. Laat staan als daar nog twee miljard mensen bij komen, voornamelijk in de voormalige derdewereldlanden. Daarbij komt het feit dat vooral het energiegebruik een negatieve invloed heeft op het klimaat. En met de hogere levensverwachting groeit het aandeel van de ouderen in die overvolle populatie. Kortom, er zijn nieuwe behoeftes die nieuwe ideeën nodig hebben en nieuwe oplossingen. Voor die uitdaging staat ook de chemische industrie, zo is de boodschap van Gernot Klotz. Sterker nog, de chemische industrie zou wel eens een cruciale bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van de problemen die samengaan met overbevolking. Klotz, operationeel directeur Onderzoek en Ontwikkeling van de Raad van de Europese Chemische Industrie (Cefic), zet de mondiale demografische, economische en ecologische ontwikkelingen af tegen de uitdagingen van Europa. Hij spreekt zelf liever over kansen: ‘De opkomende economische grootmachten in de BRIC-landen worden nogal eens neergezet in een negatieve teneur. De industrie klaagt dat we last hebben van teveel regulering zoals REACH, dat de kosten voor energie en arbeid te hoog zijn enzovoorts. De ver ontwikkelde Europese industrie zou echter de kansen die de nieuwe markten met zich meebrengen met beide handen moeten grijpen. Het onderzoek in Europa is ver ontwikkeld en intensief. Daarnaast is er een fijnmazig netwerk van grote, middelgrote en kleine
bedrijven en een bijpassende, goed ontwikkelde markt. Daarmee is de volledige waardeketen binnen een reisafstand van drie uur vertegenwoordigd. Het kennisniveau binnen die waardeketen is zeer hoog en men kan dan ook omgaan met zeer complexe vraagstukken.’ Het laatste wat Europa moet doen, is in de verdediging schieten. Klotz opteert dan ook voor een proactieve kenniseconomie die van zijn eigen kracht uitgaat, waarde creëert en dat in een kort tijdsbestek. Innovatie is het toverwoord, maar of we daar echt van kunnen profiteren, is vooral afhankelijk van de definitie ervan. ‘Innovatie is veel meer dan alleen onderzoek en ontwikkeling’, vindt Klotz. ‘Uiteindelijk moet innovatie leiden tot praktische oplossingen voor maatschappelijke problemen. Daarvoor is de gehele waardeketen nodig en die is, zoals elke keten, zo sterk als de zwakste schakel. We moeten ook van het idee afstappen dat innovatie automatisch tot winst leidt of dat als we twee keer zoveel geld in onderzoek stoppen, we ook twee keer zoveel resultaten boeken. Een wezenlijk onderdeel van onderzoek en innovatie is nu eenmaal het maken van fouten.’
Energiebesparing Om echt progressie te boeken, moeten ook de grenzen tussen disciplines op de schop. De complexe maatschappelijke vraagstukken kunnen niet alleen binnen de chemie worden opgelost. Biotechnologie, micro-elektronica, nanotechnologie en nieuwe materialen kunnen allemaal hun bijdrage leveren aan de maatschappelijke uitdagingen. Neem bijvoorbeeld het fossielvrij maken van transport. Elektrische auto’s stoten geen uitlaatgassen uit en helpen zo de CO2-emissies te beperken. De actieradius van de auto’s is nog een grote beperking waarvoor vanuit alle technische disciplines een oplossing wordt gezocht. Zo kunnen nieuwe materialen de beperkte energie-inhoud van de batterijen opschroeven, de laadtijd verkorten en de levensduur
CHEMVISION 2011
verlengen. Micro-elektronica kunnen het energiemanagement verbeteren, samen met sensoren die de omgevingsfactoren registreren. Ook wordt er alles aan gedaan om het energieverbruik te beperken. Met led-lampen die minder energie in warmte omzetten en lichte materialen die nog wel stijf genoeg zijn om de veiligheid te garanderen. En wat te denken van autoruiten met een coating die de werking van de lotusbloem nabootsen en zo vocht en vuil weren? Ook een wereldwijd probleem waar de chemische industrie een deel van de oplossing van is; de schaarste aan schoon drinkwater. Suschem, het Europese platform voor duurzame chemie, ziet het als de taak van de chemische industrie om het schaarse water zo doelmatig mogelijk in te zetten. Waar water nog vaak als utility wordt gezien, krijgt het steeds meer de waarde van een kostbare grondstof. Voor energie geldt een beetje hetzelfde. Behalve dat de chemische industrie zijn eigen energieverbruik vermindert, dragen de producten die de industrie produceert, zoals isolatiematerialen, bij aan energiebesparing. Het Smart Energy Homeinitiatief waarbij ook een aantal chemie bedrijven is aangesloten, heeft zich ten doel gesteld het energieverbruik van huizen terug te dringen. Gezien het feit dat de gebouwde omgeving zo’n veertig procent van het totale energieverbruik voor zijn rekening neemt, geen verkeerde gedachte.
Leiderschap Innovatie zal de positie van de Europese chemiesector moeten versterken. Om goed beslagen ten ijs te komen, zijn er wel veranderingen nodig bij zowel de politiek, het bedrijfsleven als de maatschappij. Klotz: ‘De politiek zal in zijn regelgeving de snelheid moeten vergroten van de keten van idee tot product. Het laatste dat je wilt, is dat regelgeving innovatie vertraagt. Dat betekent ook dat de politiek moet accepteren dat risico’s nu eenmaal een onderdeel zijn van innovatie. Daarnaast zal de politiek meer moeten gaan samenwerken met de industrie om de gezamenlijke doelstellingen te behalen.’ Klotz vindt dat de Europese chemische industrie goede kaarten heeft; de bedrijven en producten zijn wereldwijd bekend en onderscheiden zich door technische excellentie. Wat op den duur wel een nadeel kan zijn, is dat de Europese industrie relatief weinig competitie kent. Dit gebrek aan concurrentie zou wel eens innovatie in de weg kunnen staan. Het blijkt dat bedrijfstakken met veel competitie, zoals de telecom
Gernot Klotz
industrie, veel meer geld besteden aan research en development. Een ander nadeel is dat de samenleving de chemie niet als één industrie ziet. Misschien ook daardoor toont de industrie weinig leiderschap en is eerder reactief. De chemische industrie moet dus leiderschap tonen. Bijvoorbeeld in de eerder genoemde kwesties rondom drinkwater en energie. Maar ook op het gebied van grondstoffen kan Europa zich onderscheiden van de rest van de wereld. Zo is voor de elektrificering van de mobiliteit nog veel materiaalonderzoek nodig naar systemen voor energieopslag, lichtere materialen enzovoorts. En waar nu nog schaarse grondstoffen worden gebruikt, moet men zoeken naar organische of chemische alternatieven. Uiteraard moet daarbij ook zorgvuldig worden omgegaan met de schaarse grondstoffen. Procesintensificatie zal hier op den duur een oplossing bieden. En waar producten worden afgedankt, moeten zeldzame grondstoffen weer zoveel mogelijk worden teruggewonnen. De chemische industrie zou een belangrijke rol kunnen spelen in het recyclen van die grondstoffen.
Opleidingen Om die toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen bieden, zijn er ook andere competenties nodig. Technische specialistische
kennis schuift wat meer naar de achtergrond terwijl werknemers steeds meer multi disciplinaire vaardigheden moeten krijgen. De opleidingen zouden studenten dan ook breder moeten opleiden en ze bijvoorbeeld ook managementvaardigheden moeten bijbrengen. Ook zullen wetenschappers zich meer moeten verdiepen in financiële en bedrijfskundige vaardigheden. Op die manier wordt de time to market verkort zodat de maatschappij eerder profiteert van innovatieve producten. Daarbij pleit Klotz eveneens voor een brede basis van goed opgeleide studenten in plaats van een kleine elitegroep van uitstekende studenten. Als de bedrijven bereid zijn te veranderen, meer samen te werken en waar nodig de competitie aan te gaan, zal de chemische industrie de samenleving meer toegevoegde waarde kunnen bieden. De industrie moet weer gaan leiden en samen met andere leiders, zoals de politieke, het pad uitstippelen naar een duurzamere en schonere samenleving. De samenleving verandert zo snel dat je niet meer kunt blijven zitten en afwachten. Om de veranderingen bij te houden, moet je ze voor zijn. Klotz besluit dan ook met een citaat van de Duitse natuurkundige Lichtenberg: “Ik kan niet zeggen dat dingen altijd beter worden als ze veranderen. Wat ik wel kan zeggen, is dat ze moeten veranderen, willen ze beter worden.” ▲
Ondernemerschap moet chemiesector redden
betaamt, zijn het de statistieken die zijn
Van alle leerlingen in Vlaanderen verlaat 85 procent het secundair onderwijs met een diploma op zak. Vervolgens begint 59 procent van de 18-jarigen aan een opleiding in het hoger onderwijs. En van de 25- tot 30-jarigen is 43 procent in het bezit van een hoger diploma. Op zich zijn dit geen alarmerende cijfers, maar de deelname aan technische opleidingen is laag. Het probleem ligt volgens prof. dr. ir. André Oosterlinck, hoogleraar aan de faculteit ingenieurswetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven, in de gebrekkige stimulering van wetenschap: ‘Er is meer doorstroming richting de exacte wetenschappen nodig, zij het zonder verlies van kwaliteit. Nu worden vooral kunst en sport gestimuleerd.’
verhaal vormgeven.
Knelpuntvacatures
In The Battle for Talent, het thema van Chemvision 2011, spelen onderwijsinstellingen een cruciale rol. Deze tak van de markt wordt tijdens het congres onder meer vertegenwoordigd door prof. dr. ir. André Oosterlinck, hoogleraar aan de faculteit ingenieurswetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven, voorzitter van de Associatie K.U. Leuven en voormalig rector van deze universiteit. Hij buigt zich over de vraag hoe het onderwijs beter kan aansluiten bij de vraag naar personeel. Zoals het een wetenschapper
Elise Quaden
Het aantal afgestudeerden met diploma’s in de wiskunde, wetenschappen en technologie, en dus ook de chemie, daalt overal in Europa. Maar in Vlaanderen relatief meer dan in veel andere Europese landen. De zogenaamde knelpuntvacatures liggen in Vlaanderen dan ook in de technische sectoren. Oosterlinck: ‘Er is een dalende interesse in technische opleidingen. Daar moeten we iets aan doen. Wat betreft de chemie is er specifiek een naamsprobleem. De chemie moet groen worden. Alleen dan kan de economie ook groen worden.’ En als onderwijs en industrie beter op elkaar inspelen, krijgen beide sectoren een boost. ‘De opdracht voor de Vlaamse universiteiten is om het wetenschappelijke onderzoek te versterken. Maar zonder de functie van maatschappelijk dienstverlener uit het oog te verliezen. We moeten de nadruk blijven leggen op de transfer van kennis en techniek, zowel naar de maatschappij als naar de industrie.’
Publicaties Oosterlinck is voorstandig van het Triple Helix-model, een model dat in een aantal Vlaamse universiteitssteden, waaronder
Leuven, wordt toegepast. In dit model werken onderwijsinstellingen, strategische researchcentra, industrie en overheid samen. Tot nu toe lijken de vruchten van de samenwerking nog te moeten worden geplukt. Zo waren de uitgaven van de indus trie aan het onderwijs in 2007 redelijk, maar nog ver van de gewenste drie procent. Op andere fronten wisten de Vlaamse universiteiten zich de afgelopen jaren wel goed te ontwikkelen. Het aantal wetenschappelijke publicaties per tienduizend inwoners steeg van 6,81 in 1992 naar 17,27 in 2007. Oosterlinck: ‘Daarmee behoort Vlaanderen tot de top van Europa. Dit geldt ook voor het aantal citaties van Vlaamse artikelen. Ook is de kwaliteit van de publicaties bovengemiddeld. Maar voor de chemie ligt het Vlaamse gemiddelde onder het wereldgemiddelde. Mijns inziens komt dit door een gebrek aan basisonderzoek.’ Daar staat tegenover dat de valorisatie van wetenschappelijk onderzoek uitstekend is. Er worden veel octrooien aangevraagd en zeventig procent van de octrooien wordt economisch geëxploiteerd. Oosterlinck vertaalt deze cijfers als volgt: ‘Vlaamse wetenschappers doen goed onderzoek, zetten dit veelal om naar patenten en gebruiken die ook. Wat betreft licentie-inkomsten doet Leuven het bijvoorbeeld heel goed.’ Zit het met de valorisatie van Vlaams onderzoek wel snor, de uitgaven aan research en design in het hoger onderwijs zijn laag. Wel wordt een groot deel ervan bekostigd door de industrie. Hierin is Vlaanderen koploper. ‘De overdracht van kennis van de universiteiten naar de industrie verloopt goed. Het basisonderzoek en het toegepaste onderzoek versterken elkaar.’
Ondernemerschap De banden tussen onderwijs en indus trie zijn er dus wel. Ze moeten alleen wat strakker worden aangehaald, zodat studenten in de toekomst meer voor de industrie en de maatschappij kunnen bete-
CHEMVISION 2011
kenen. Volgens Oosterlinck ligt de kern van de kwestie in het ondernemerschap onder studenten en starters. Of eigenlijk het gebrek daaraan. ‘De studenten van nu zijn de aankomende ondernemers en bedrijfsleiders. Daarom moeten we een ondernemende attitude in het onderwijs stimuleren en bedrijven en instellingen voor hoger onderwijs aanmoedigen talent voor ondernemen te stimuleren.’ Hiertoe is het Actieplan Ondernemerschap 2010 opgezet, met als uitdaging het creëren van een sterke ondernemerscultuur. ‘Volgens de Eurobarometer Latent Ondernemerschap heeft dertig procent van de Belgische bevolking een intentie tot ondernemen. Dit is een probleem. Wat betreft technische opleidingen moeten sustainability en leadership centraal staan. Dit zijn de sleutelwoorden voor de wetenschaps- en techniekopleidingen. Om deze concepten in de praktijk te brengen, kun je bijvoorbeeld studenten een jaar laten meedraaien in de industrie. Zo is er al het eenjarige innovatieproject voor industrieel ingenieurs.’ De K.U. Leuven draagt in dat opzicht haar steentje bij. Zij tracht studenten aan te trekken met de Pilootprojecten Leadership en Entrepreneurship. Vanuit een aantal invalshoeken worden potentiële studenten geworven. Oosterlinck: ‘We willen ten eerste de opleidingen aantrekkelijker maken. We moeten de eigenheid van de verschillende profielen verduidelijken en de
gemeenschappelijke factoren aanstippen, waarvan sustainability er één is. Vooral voor de chemie is dit van belang. We moeten de aandacht die er voor groene chemie is, benadrukken. Ook veiligheid en leadership zijn belangrijke onderdelen van het technische onderwijs. Ook die factoren kunnen studenten over de streep trekken.’
Praktisch perspectief Oosterlinck ziet ook kansen bij de jeugd: ‘We moeten de toekomstige studenten op jonge leeftijd aanspreken. Daarvoor kun je bijvoorbeeld olympiades organiseren, of technologiekampen. Ook spelen docenten een belangrijke rol. We willen de leerkrachten van de eerste graad secundaire school bijeenbrengen aan een ronde tafel om te praten over het belang van wetenschap en technologie voor de toekomst van de maatschappij.’ Ook benadrukt Oosterlinck het belang van P&O, al tijdens bacheloropleidingen. ‘De studenten dienen onderwezen te worden vanuit een praktisch perspectief. Ze moeten leren om vakoverschrijdende en vakintegrerende technische problemen en gevalstudies op te lossen op een methodische manier. Ook het verwerven van studievaardigheden moet deel uitmaken van de opleiding. Zo ontwikkelen studenten een gevoel voor zorgvuldigheid, een zin voor veiligheid en verwerven ze een kritische houding, zelfstandigheid en verantwoordelijkheidszin.’
Pilootproject Volgend jaar al zal het Pilootproject Global Leadership beginnen in de masteropleidingen voor (bio)ingenieurs, beginnend met een minor die later wordt uitgebouwd. Hiermee wordt kennis over leidinggeven verbreid binnen een context van globalisering, diversiteit en complexiteit. Het project wil bij studenten leidinggevende competenties en capaciteiten aanwakkeren, ontwikkelen en versterken. Oosterlinck: ‘Binnen dit programma zullen gastsprekers uit het internationale bedrijfsleven het woord nemen, zodat de praktijk duidelijk aanwezig blijft. Zo scheppen we een context voor het leidinggeven. En in opdrachten leren studenten een businessplan op te stellen. Sowieso is er een rol weggelegd voor externe begeleiding en experts die de docent bijstaan tijdens het project.’ Oosterlinck benadrukt aan het einde van zijn seminar nog maar eens met cijfers dat er haast geboden is bij het uitvoeren van alle plannen. ‘De prognoses tonen dat het personeel dat werkzaam is in de chemie, kunststoffen en life sciences steeds ouder wordt. In 1997 zat het merendeel in de leeftijdsklasse 30 tot 34 jaar, in 2007 was dit al gestegen naar 40 tot 44 jaar en in 2017 zullen de meeste werknemers tussen de 50 en 54 jaar oud zijn. Een cruciale statistiek om in het oog te houden. Per slot van rekening kun je niet sturen zonder meten.’ ▲
CHEMVISION 2011
Laten leven en laten beleven De chemische sector heeft aanwas van jonge krachten nodig. Volgens trendwatcher en psycholoog Herman Konings is het belangrijk om heel vroeg te beginnen met de kennismaking met chemie. Al op vier-, vijfjarige leeftijd de chemie laten beleven heeft namelijk effect op latere leeftijd. Maak het inzichtelijk, vertel een verhaal, gebruik sociale media en hou rekening met de snelheid van verandering en digitalisering, is de boodschap van Konings tijdens zijn “Kings speech” op Chemvision. Evi Husson
In de weken voorafgaand aan het Chemvision-congres werd voor de camera aan studenten en Young professionals gevraagd hoe de chemische industrie en het onderwijs beter kunnen aansluiten op de belevingswereld van jongeren. Hoewel de geïnterviewden zelf erg tevreden waren over hun keuze voor chemie en hun baan in de chemische sector, vond hun omgeving de keuze voor techniek of chemie na het middelbaar onderwijs ietwat vreemd. Chemie wordt door velen doorgaans als stoffig, moeilijk en weinig uitdagend ervaren en jongeren weten niet welke mogelijkheden een loopbaan in de chemiesector te bieden heeft. Het onderwijs zou daarom de praktijk meer moeten tonen en sneller de link moeten leggen met het dagelijkse leven. Verder kwam in het filmpje naar voren dat je chemie moet laten leven. Als kind met de ouders door het chemielandschap in Geleen rijden, zorgde al op jonge leeftijd voor fascinatie voor de chemie, net als de scheikundedoos de interesse al vroeg beïnvloedde. Trendwatcher en psycholoog Herman Konings heeft naar aanleiding van de film een aantal conclusies getrokken die hij tijdens zijn “Kings speech” met het publiek deelt. ‘Het is heel belangrijk om te investeren in het onderwijs’, begint hij. ‘Niet alleen het lager en middelbaar onderwijs, maar ook het peuter- en kleuteronderwijs. De eerste drie, vier jaren van ons leven zijn de meest invloedgevoelige. Dat wordt vaak vergeten. Als je een andere taal wilt leren, gaat dit vóór je vijfde levensjaar als vanzelfsprekend. Als je chemie wilt laten aanvoelen, begin bij vier- of vijfjarigen en toon niet alleen de “schoorstenen” zoals deze in het filmpje voorkwamen, maar probeer je voor te stellen wat chemie eigenlijk is. Het is meer dan alleen schoorstenen. Je moet de chemie laten leven en laten beleven. Niet door ze te voorspellen, maar door ze voor te stellen, door beelden te geven aan de mensen. Chemie bestaat niet alleen uit structuren, moleculen en atomen. Laat mensen scenario’s zien, laat zien hoe er kan worden gebouwd aan een groene toekomst.’
Weerstand Heel belangrijk daarnaast is het besef dat de snelheid van verandering verandert. Als je 1 januari 2000 vergelijkt met vandaag, is er bijzonder veel veranderd. De wetenschap heeft daarin z’n rol gespeeld. Konings: ‘Wat ik interessant vind, is dat de brede samenleving, dus het grootste deel van de populatie, minder weerstand biedt tegenover innovatie. Dit was in het verleden heel anders. De consument bood aanvankelijk veel weerstand tegen innovatie en technologie.’ Op 1 januari 2000, ongeveer vijf jaar na de democratisering van de mobiele telefoon, was het aantal gsm-gebruikers in de lage landen gestegen van 0,5 naar 32 procent. Konings: ‘Dat is een enorme groei. Interessanter is om te kijken naar de 68 procent die geen GSM gebruikten. Dat waren doorgaans vrouwen, vijftigplussers en lager opgeleiden. Zij waren er bovendien van overtuigd nooit een mobiele telefoon te zullen gebruiken. De niet-gebruikers hadden er geen boodschap aan en vonden het mobieltje vooral geschikt voor wetenschappers, ICT’ers, de jonge generatie, geaks, managers, entrepreneurs, ziekenverzorgers en filmsterren.’ Die boodschap is op zeer korte termijn veranderd in een heel andere boodschap. In nauwelijks drie jaar tijd, van 2000 tot 2003, is de marktpenetratie van de mobiele telefoon gestegen van 32 procent naar 70 procent, juist dankzij vrouwen, vijftigplussers en mensen uit de lagere en midden-sociale klasse die veel weerstand boden. Het gsm-gebruik is inmiddels gestegen tot 92 procent. Konings: ‘Met andere woorden, de snelheid van veranderingen verandert. We hebben weerstand geboden tegen innovatie en technologie, en voor je het weet was heel de samenleving overstag. Sterker nog, het aantal actieve sim-kaarten bedraagt momenteel 125 procent in België, 131 procent in Nederland. Een vierde van de Belgen en Nederlanders heeft dus een tweede nummer. Doorgaans om privégesprekken van professionele gesprekken te onderscheiden, maar in vele gevallen ook om privégesprekken van privégesprekken te onderscheiden, maar dat terzijde.’
CHEMVISION 2011
Aansluiting Dat de snelheid van verandering verandert, is een goede zaak, meent Konings. ‘Tegenwoordig vormt niet alleen het onderwijs ons. Ook sociale media, televisiekanalen of media in het algemeen geven de consument steeds meer en beter inzage in wat er mogelijk is. Dat is een uitstekend uitgangspunt om iets aantrekkelijk te maken, ook voor de chemie.’ De weerstand is afgebroken, het GOBO-tijdperk is aangebroken, gaat hij verder. ‘Het Groteske, het Onvoorstelbare, het Bizarre en het Onvoorspelbare zullen de volgende jaren op de een of andere manier domineren. Alles wat vandaag vreemd oogt, zal ook snel als vanzelfsprekend worden aanvaard.’ Konings verwijst hierbij naar het boek The black Swan van Nassim Nicholas Taleb over de impact van het hoogst onwaarschijnlijke. Wat hoogst onwaarschijnlijk is, zal niet meer uitzonderlijk zijn maar veeleer de norm worden. ‘De auteur van het boek verwijst vooral naar de wetenschap. Vandaag zijn er wereldwijd meer wetenschappers bezig de toekomst te voorspellen dan er wetenschappers geleefd hebben voor het jaar 2000 na Christus op deze planeet. Vooral de BRIIC-landen oftewel Brazilië, Rusland, India, Indonesië en China brengen tegenwoordig veel wetenschappers teweeg die naarstig nieuwe dingen aan het creëren zijn, om bijvoorbeeld groene chemie te bewerkstelligen.’ In het Westen zullen er nu meer dan ooit extra inspanningen moeten gebeuren om niet achterop te geraken en de aansluiting te missen.
Onvoorstelbaar De wereld is op dit moment zodanig snel aan het evolueren dat het niet lang meer duurt tot de mogelijkheden van de innovatieve groene scheikunde bij de eindgebruiker zichtbaar zijn. ‘Mensen zijn het er al enige tijd over eens dat er iets moet gebeuren om groener te leven, maar het bleef vaak bij woorden. Dit is tegenwoordig anders.’ Konings geeft als voorbeeld de hotelketens die hun gasten vragen hun handdoeken opnieuw te gebruiken. De hotelgasten verwachten inmiddels van de hotelbeheerders dat ze door de kostenbesparing die het handdoekenhergebruik het hotel oplevert, actief investeren in duurzaamheid. Konings: ‘Verschillende hotels ondernemen ook actie. The Savoy in Londen bijvoorbeeld, een van de meest eerbiedwaardige hotels, heeft dertig mil-
joen geïnvesteerd in vernieuwing van z’n hotel waarvan tien procent in ecologische initiatieven die verder gaan dan green washing. Het is een voorbeeld van creëren dat gisteren misschien nog onvoorstelbaar leek, maar over een aantal jaren logisch is.’ ‘Denk bijvoorbeeld ook aan een hotelresort 250 meter boven de stad Dubai in een kunstmatige nevel gelegen op hoge metalen poten’, gaat Konings verder. ‘Of wat te denken van de rapid prototype technology die op de markt is gekomen, waarmee de consument driedimensionaal kan printen of creëren. Ook moleculaire gastronomie is niet meer ondenkbaar. En een foodprinter, waarbij je cartridges met voedingssubstanties koopt en in de printer plaatst om zo je snack naar keuze te printen, zal in 2015 op
de markt komen. Dergelijke zaken prikkelen, spreken tot de verbeelding en lijken op dit moment onmogelijk, maar zullen op zeer korte termijn evident zijn. Hier moet je als sector op inspelen.’
Storytelling Er zijn verschillende groepen die de chemiesector moet zien te overtuigen om ze lekker te maken voor chemie. Een eerste groep zijn de digitale inboorlingen, jonger dan vijftien. De tweede groep bevat jongeren met een leeftijd tussen de 15 en 25 jaar. In de eerste groep zitten diegenen die al vanaf hun eerste levensjaar ervaring hebben met bits en bytes, met het digitale. De eerste drie, vier jaar van hun leven zijn ze met het digitale geconfronteerd wat een bijzondere impact op de rest van hun leven 11
CHEMVISION 2011
en hun eigen persoonlijkheidsontwikkeling heeft. Konings: ‘Je kunt ze bijvoorbeeld goed herkennen als ze vreemd opkijken als je het hebt over een digitale fotocamera. Volgens hem of haar is het gewoon een fotocamera, zonder het voorvoegsel digitale, aangezien voor hem/haar alle fotocamera’s digitaal zijn. Een elektrisch koffiezet apparaat klinkt voor hen even bizar.’ Deze jonge generatie maakt duidelijk hoe sterk de impact is van een digitale omgeving, vervolgt Konings. ‘Daarom is het belangrijk om op erg jonge leeftijd jongeren al lekker te maken voor scheikunde door hen scheikunde te laten beleven. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van de macht van storytelling. Vertel een verhaal. Op deze manier zal dat de positieve attitude tegenover scheikunde op latere leeftijd ook nog blijven bestaan. Wacht niet tot iemand twaalf, dertien jaar is om te laten proeven van scheikunde. Laat leven en beleven op zeer jonge leeftijd.’
Social notworking Storytelling is zeer belangrijk. Kinderen op jonge leeftijd spelenderwijs, met verbeel-
ding laten kennismaken met chemie werkt effectief. Een aantal jaren geleden sprak Konings een scheikundeleraar die jarenlang van de scheikundematerie een sprookje had gemaakt voor dertienjarigen over ‘zure basen’. In vergelijking met andere klassen waren de cijfers van zijn leerlingen hoger dan die van de leerlingen van collega’s die op een traditionele manier lesgaven. Toen door de directie werd opgedragen om scheikunde weer op een traditionele manier te onderwijzen, daalden de cijfers van de leerlingen. Konings: ‘Moeten we niet eens opnieuw gaan nadenken over het belang van de beleving?’ De generatie die nu voor een studiekeuze staat, zit in de categorie vijftien tot 24-jarigen. Het is niet de generatie van digitale inboorlingen maar de slash-generatie wat verwijst naar het schuine streepje tussen de verschillende functies die ze uitoefenen. ‘Deze generatie gaat naar school, heeft daarnaast een bijbaantje, is bezig met een muziekgroepje, plaatst filmpjes op internet, verkoopt technologie via internet, helpt babyboomers met computerproblemen en is fervent hyves- of facebook-gebruiker.
Kortom, ze kunnen behoorlijk veel activiteiten naast elkaar uitoefenen en staan open voor een waaier aan ervaringen. Ze denken niet strak in hokjes, waarbij ze moeten kiezen tussen psychologie of scheikunde of iets anders, maar staan open voor diverse mogelijkheden en combinaties. Deze generatie wil de beide hersenhelften gebruiken en ook online met offline verbinden.’ Hier kan de sector op inspelen om zo de chemie te promoten. ‘De sector moet gebruikmaken van diverse mogelijkheden, dus ook van sociale media. Uit onderzoek blijkt dat we met z’n allen op grote schaal sociaal geconnecteerd zijn. Daarbij zijn de social media breed uitgegroeid over alle leeftijdscategorieën. Sociale media zijn tegenwoordig dé manier om te sensibiliseren en mobiliseren, onder meer voor scheikunde. Toch blijven naast de online, nog steeds de offline contacten nodig. Social NOTworking is even belangrijk als social NETworking. Mobiliseer en sensibiliseer mensen online om offline samen te komen. En als ze samen zijn, laat ze samen aan de toekomst werken, bijvoorbeeld aan een groene wereld met groene chemie.’ ▲ 13
Jongeren vragen om andere communicatie Hoe ziet de medewerker van de toekomst eruit? Wat doen bedrijven zelf aan competentieontwikkeling? Kunnen onderwijs en bedrijfsleven elkaar beter aanvullen? Op deze vragen proberen deelnemers van een van de inspiratiesessies tijdens Chemvision een antwoord te vinden. Liesbeth Schipper
14
Als er sprake is van een krappe arbeidsmarkt, is een innovatieve instelling noodzakelijk. En omdat er veel initiatieven zijn en diverse bedrijven het tekort aan personeel op hun eigen manier aanpakken, is het goed die kennis te delen om samen verder te komen. Vandaar dat deelnemers van het congres Chemvision aan de hand van stellingen samen gingen brainstormen over hoe de industrie zich kan voorbereiden op de toekomst. De chemische industrie heeft al jaren voorzien dat er een tekort aan personeel dreigt. En nu is het dan zover. ‘Vooral het laatste half jaar is het moeilijk om nieuw personeel te vinden’, vertelt Ellis Spitzen-Deelen, de voorzitter van de inspiratiesessie over duurzame competentieontwikkeling, maar ook maintenance director Dow Terneuzen. Spitzen-Deelen kaart meteen één van de zwakke plekken aan; het beeld dat chemie moeilijk is en niet aantrekkelijk. ‘Wat dat betreft zijn mijn eigen kinderen ook weinig hoopvol. Vroeger was het stoer als een helm voor iedereen zichtbaar op de hoedenplank van de auto lag. Nu zou mijn dochter niet eens in zo’n auto willen stappen.’ Waarom ligt techniek eigenlijk niet zo goed bij jongeren? En om het nog bre-
der te trekken; waarom is techniek niet populair bij ouders, bij leraren en bij journalisten, vraagt Spitzen-Deelen zich af. ‘Journalisten zijn vaak alfa-mensen’, vat zij de antwoorden van de deelnemers later samen. ‘En voor mensen die alfawetenschappen hebben gestudeerd, is techniek toch wel de erg ver van m’n bed show en eigenlijk ook een beetje een non-woord. Een non-vak zelfs wel. En wat zijn meningvormers, opinion leaders, voor kinderen? Dat zijn hun ouders, dat zijn de leraren maar dat zijn zeker ook de journalisten en mediafiguren. Dus op een of andere manier – daar zou een panel zich misschien eens over kunnen buigen – zou je de mening moeten ombuigen bij opinion leaders; ouders, leraren, journalisten en mediafiguren. Een heel korte zijweg; in Duitsland is dat anders. Als je daar een Meister-opleiding hebt, dan bén je iemand. Dan heb je een vak geleerd en heb je status. En hier, in de lage landen, is een loodgieter “slechts” een loodgieter.’
Passen Nu de arbeidsmarkt krap is, wordt het belang van interne ontwikkeling alleen maar groter, stelt Spitzen-Deelen vervolgens. ‘Mensen die niet helemaal passen, kun je passend maken.’ Alle deelnemers zijn het dan ook eens met de stelling: “Omscholingstrajecten zijn een goede investering om medewerkers op te leiden.” Spitzen-Deelen: ‘We moeten genoegen nemen met mensen die niet precies voldoen als er sprake is van een markt van krapte. Omscholingstrajecten zijn ten eerste dus nodig om de instroom passend te maken.’ Permanent leren is eveneens nodig om bij te blijven met de enorm snelle veranderingen in de technologie. De industrie zou daarbij moeten samenwerken omdat het eigenlijk een versnippering van energie is als bedrijven dat allemaal zelf blijven doen. Samenwerking dus, ook met het secundair onderwijs. ‘Het onderwijs en
CHEMVISION 2011
de industrie moeten heel intensief gaan en blijven samenwerken. Dat betekent dat leraren eigenlijk niet meer kunnen onderwijzen zonder een link naar de industrie. En dat de industrie ook bijna een soort docentverplichting heeft in het onderwijs. Leraren zouden regelmatig moeten worden bijgeschoold en misschien zelfs een stage moeten lopen in de industrie. Hand in hand dus, dat is wat voor de toekomst toch wel van wezenlijk belang is’, vat Spitzen-Deelen de discussie samen.
Media VNCI-speerpuntmanager onderwijs en innovatie Nelo Emerencia kaart als medevoorzitter van de inspiratiesessie een tweede stelling aan: “Nieuwe media of ook tv kunnen de beroepskeuze onder-
steunen.” Hij ondersteunt de stelling met een voorbeeld; er is een overschot aan dierenverzorgers sinds er een populair dierenprogramma op televisie is te zien. Zouden we zoiets ook met een programma over chemie kunnen bereiken? De reactie van een deelnemer boort meteen alle hoop de grond in: ‘In deze context praten over tv-programma’s is als praten over een elektrisch koffiezetapparaat; erg oubollig. Kinderen zitten op MSN en facebook, terwijl ze televisie kijken en telefoneren tegelijkertijd.’ Bovendien speelt er volgens een deelnemer een ander probleem: ‘Wat zouden chemiebedrijven zelf willen doen aan zo’n tv-pogramma? Probeer die televisiemensen eerst maar eens door de veiligheidsmaatregelen te krijgen…’
Als we media breder bekijken, liggen er echter veel meer mogelijkheden, stelt Emerencia. ‘Op YouTube worden enorm veel filmpjes bekeken. Daar zouden we iets mee kunnen doen. Anders gezegd; als je niet op YouTube aanwezig bent, zul je geen invloed hebben. Kunnen we het ons veroorloven om daar niet aanwezig te zijn?’ Hierop reageert een deelnemer in de zaal ietwat corrigerend dat het met nieuwe media niet gaat om een beeld verkondigen, maar om een gesprek aangaan. ‘Nieuwe media heeft deelnemers, er is interactie.’ Spitzen-Deelen vat dit later samen als: ‘Nieuwe media is je mengen in een groep, kijken wat er leeft en daar je voordeel mee doen. Dat is dus een andere manier van omgaan met communicatie dan hoe dit traditioneel in het bedrijfsleven wordt gedaan.’ ▲ 15
Veranderingsproces nodig in onderwijs en industrie Hoe bereiken we meer instroom in de onderwijsrichtingen bèta-wetenschappen en techniek en hoe kunnen we het personeelsaanbod op de arbeidsmarkt verbeteren? Tijdens een van de twee inspiratiesessies op Chemvision 2011 trachten de aanwezigen samen met Hilde Luystermans, CEO Fina Antwerp Olefins, een antwoord te formuleren op deze vragen. Aan de hand van tien stellingen komt men tot de conclusie: maak de technische sector aantrekkelijk voor jongeren en zorg voor uitwisseling tussen onderwijs en industrie.
In de inleiding van een van de inspira tiesessies tijdens Chemvision staat het woord “veranderingsproces” centraal. ‘Als eerste vraag ik me af of er een probleem is, en vervolgens of er oplossingen zijn’, aldus de voorzitter van de sessie Hilde Luystermans, CEO Fina Antwerp Olefins. ‘En ja, er is een probleem, want de leef tijd van werknemers in de chemische en andere industriële sectoren wordt steeds hoger en de uitstroom ook. Een oplossing moet er ook zijn. De industrie zit niet stil en wil inspelen op deze tendensen. Zij wil de uitstroom uit het onderwijs naar de industrie vergroten en meer bekendheid krijgen onder jongeren. Een ander aspect is de samenwerking tussen industrie en onderwijs, die dient te verbeteren.’
Kwadranten Elise Quaden
Luystermans wil wel benadrukken dat alle mogelijke oplossingen niet de vak bekwaamheid van (aankomend) perso neel mogen aantasten. De kwantiteit mag niet ten koste gaan van de kwaliteit. Luystermans: ‘Om dingen te veranderen,
hebben we een veranderingsproces nodig. En wel eentje waarvan mensen opbloeien in plaats van ineenkrimpen.’ Om duidelijk te krijgen waar we in de toekomst naartoe willen en hoe we deze doelen gaan bereiken, zijn er vier overkoepelende thema’s (kwadranten) die, door deze invulling te geven, een verbeteringsproces in gang kunnen zet ten. Luystermans licht de vier toe: ‘Als eerste is er aspiratie, de targets die wij onszelf moeten stellen. Dan komt de commitment, met andere woorden, het engagement en de betrokkenheid. Het derde onderdeel is cultuur. Een eventuele verandering moet in de bestaande cultuur worden ingebed. Als laatste is er nog het proces. Welk proces is er nodig om de toekomst van onder meer de chemische industrie zeker te stellen?’ Het doel van de inspiratiesessie is om in samenspraak met de aanwezige deelne mers de kwadranten, die paraplutermen vormen, verder uit te bouwen en te con cretiseren. Hiertoe worden tien stellingen aan het publiek voorgelegd, waarna met rode en groene kaarten voor of tegen de stelling kan worden gestemd. Na een aan tal meningen uit het publiek gehoord te hebben, wordt vervolgens een consensus bereikt waarmee de kwadranten kunnen worden ingevuld. De stellingen lopen uiteen van “Bedrijven moet zelf praktijkopleidingen geven” tot “Het overleg tussen onderwijs en industrie moet worden versterkt” en “Loopbaangarantie en studievergoeding zijn goed om leerlingen zich op bepaalde richtingen te laten oriënteren.”
Aspiratie Luystermans vat na de sessie de resulta ten samen. ‘Bij het onderdeel aspiratie gaat het erom waar we naartoe willen. Als we van de chemie iets aantrekkelijks wil len maken, moeten we duidelijk maken dat industrie toekomst heeft. Hiervoor is nieuw industrieel beleid nodig. De uit 16
CHEMVISION 2011
stroom uit het onderwijs moet toenemen en zo breed mogelijk zijn. En laten we hierbij goed in het oog houden wat de behoefte van de industrie is, en hierop aansluiten door mensen te vormen tot wat er nodig is. Over het vergroten van de diversiteit van – aankomend – personeel is niet iedereen het eens. Heeft dit wel prioriteit? Is er niet al genoeg diversiteit? Maar toch is de instroom van vrouwen en allochtonen in de industrie laag ten opzichte van de totale uitstroom van de scholen. Mijns inziens moet de industrie hier wel op inspelen.’
Cultuur Bij het thema cultuur leggen de aanwezi gen vooral de nadruk op het aantrekkelijk maken van de industriële wereld voor de jeugd. Luystermans: ‘Aangaande cultuur is het zaak om in te spelen op de leef wereld van de jongeren van vandaag. Al onze aandacht moet gericht zijn op hen, zij zijn de werknemers van de toekomst. Wellicht kunnen aantrekkelijke voor waarden helpen. De vraag is dan welke. Waarom zou iemand voor de chemie kiezen? Wat maakt een job aantrekkelijk? Wij komen tot de conclusie dat dit onder andere ligt in financiële ondersteuning van de industrie en de mogelijkheid tot flexibiliteit tijdens studie en werk.’
Commitment Uit de sessie komen ook een aantal wegen naar voren die onderwijs en industrie in kunnen slaan voor het onderwerp commitment. Luystermans licht toe: ‘Meer samenwerking tussen industrie en onder wijs is nodig. Maar er zijn ook meer leer middelen nodig. Interactiviteit kan hierbij, maar is niet noodzakelijk. Wel moeten we actueel zijn. Leraren ervaring laten opdoen in de industrie en de praktijk op de vloer laten beleven, is een goed idee, maar de meeste mensen zijn het erover eens dat basisonderwijs een zaak van het onderwijs moet blijven. Andersom kunnen werkne mers uit de industrie worden ingezet in het onderwijs, maar alleen als ze pedagogisch geschoold zijn en het onderwijs als priori teit hebben. Duale leergangen kunnen een middel zijn om instroom in chemie te ver gemakkelijken, want het is attractief voor jongeren. Het idee om meer awards en labels of excellence uit te vaardigen is niet onverdeeld enthousiast ontvangen tijdens de sessie. Dit kan alleen een positieve uitwerking hebben als een onderscheiding controleerbaar is en op toekomstdoelen gericht, was de consensus.’
Proces Het laatste punt van discussie betreft de groei van het aantal overlegplatforms,
als belangrijk onderdeel van het kwa drant proces. ‘Over overlegplatforms heerst wat reserve. Pure praatgroepen zijn niet zinnig, want overleg moet meetbaar resultaat geven. Eventueel kan hiervoor een convenant worden opge steld, waarin de streefdoelen staan. En dat dan in zijn geheel begeleid door een actieplan.’
Beleidsadvies En daarmee eindigt Luystermans haar synopsis van de inspiratiesessie, één waarin vooral wordt gepleit voor het in gang zetten van een veranderingsproces, zij het met enig conservatisme. Grotere uitstroom uit het onderwijs naar de industrie is mooi, maar kwantiteit mag niet ten koste gaan van de kwaliteit. Uitwisseling tussen onderwijs en industrie kan helpen, maar zorg voor voldoende capaciteiten bij docenten en prioritering bij industriëlen. Excellente prestaties onderscheiden kan, maar niet zonder tegelijk een stimulans voor de toekomst te geven. En maak overlegplatforms niet tot theekransjes, maar doelgerichte interdisciplinaire organen die werken vol gens een convenant. Wellicht dat al deze opgedane inspiratie kan uitmonden in beleidsadviezen aan zowel de Belgische als Nederlandse overheid. ▲ 17
Sterke wisselwerking is cruciaal De chemische industrie kampt met een tekort aan instroom van jong talent voor diverse technisch-wetenschappelijke functies. Hoe kunnen we jongeren voor techniek laten kiezen? En hoe kunnen onderwijs en bedrijfsleven komen tot een sterkere wisselwerking en een betere afstemming op elkaar? Deze twee vragen staan centraal tijdens het debat op Chemvision in de Zalen van de Zoo in Antwerpen. Evi Husson
18
‘Leraren zouden niet meer mogen onderwijzen zonder expliciete link naar de industrie. De industrie en het onderwijs moeten hand in hand.’ Met deze stelling opent VRT-journalist Bruno Huygebaert het debat. ‘Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen universitaire onderzoeksstudies en beroepsopleidingen’, nuanceert Nederlands staatssecretaris van onderwijs, wetenschap en cultuur Halbe Zijlstra de stelling. ‘Bij eerstgenoemde zal het onderwijs minder gekoppeld moeten worden aan een baan in de industrie dan bij MBO- of HBO-opleidingen. Bij die laatste moet juist een sterkere link komen met het beroepsveld. Op dit moment zetten we daarop in door centra op te richten voor enerzijds innovatief vakmanschap voor MBO en anderzijds centra voor innovatief expertise voor HBO. Hier wordt daadwerkelijk de combinatie gelegd tussen industrie en opleiding.’ De genoemde centra zijn pilots die zich richten op het versterken van de Nederlandse economie en innovatie, het doorbreken van de kennisparadox en het schaarsteprobleem binnen de bètatechniek. Het doel is om op deze manier meer technische studenten aan te trekken en
tegelijkertijd een kwalitatief hoogwaardiger technisch onderwijs dan de bestaande opleidingen aan te bieden. ‘Let wel, het is nog lang geen gemeengoed. We hebben nog een lange weg te gaan’, aldus Zijlstra.
Twee werelden Ook in Vlaanderen moet nog veel gebeuren. ‘In de stelling wordt gevraagd of het onderwijs genoeg doet, maar tegelijkertijd moet je je ook afvragen of het bedrijfsleven zelf voldoende actie onderneemt’, gaat minister van onderwijs Pascal Smet verder. In het verleden was er een slechte afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven. Het onderwijs riep het allemaal te weten en het bedrijfsleven gaf weinig informatie over bijvoorbeeld beroepscompetentieprofielen. Sinds twee jaar is hierin verandering gekomen en stellen beide partijen zich opener op. Smet: ‘Ik hoop dat we de komende maanden verder kunnen werken aan de afstemming van de inhoud tussen beide werelden.’ Een voorbeeld hiervan is het opnieuw evalueren van de lerarenopleiding. Smet: ‘Op dit moment kan ik helaas weinig zeggen over wat wordt geleerd in de lerarenopleiding. Ik ben van plan om dat aan te scherpen. Daarnaast zijn er twee soorten leerkrachten nodig; leerkrachten die een initiële opleiding volgen en zij-instromers die uit de privésector komen. Ook ben ik voorstander van de mogelijkheid leerkrachten bedrijfsstages te laten doen. Echter, als je daarvoor een deel van de lange vakantieperiode wilt gebruiken, lijkt het voor leerkrachten veeleer een straf dan een mogelijkheid om inspiratie op te doen en echt kennis te maken met het bedrijfsleven. Dit willen we verder uitwerken.’ Met vakbonden probeert Smets nieuwe leerkrachtenloopbanen te creëren, maar tegelijkertijd moet het bedrijfsleven z’n verantwoordelijkheid nemen, ook als het minder gaat. Smet: ‘Vanaf het moment dat er een lichte of zwaardere economische crisis is, gaan alle deuren dicht en is er weinig
CHEMVISION 2011
sprake van engagement.’ André Oosterlink, ererector van de KULeuven, haakt hier meteen op in. ‘Wanneer het met een bedrijf moeilijker gaat, dan worden op alle fronten kosten bespaard. Vaak gaat dit ten koste van stagemogelijkheden. Daarnaast is het niet eenvoudig mensen vanuit de industrie ter beschikking te stellen om les te geven. Wanneer een deeltijd professor voor z’n baan met spoed naar het buitenland moet, komt dit op de eerste plaats en lesgeven pas op de tweede.’
Bedrijfsschool Het bedrijfsleven werd tijdens het debat vertegenwoordigd door Hilde Luystermans, directeur-generaal van Fina Antwerp Olefins, en Gerard van Harten, bestuursvoorzitter Dow Benelux. Luystermans: ‘Ik begrijp de opmerkingen die over het bedrijfsleven worden gemaakt, maar het is ook een eeuwige wetmatigheid dat het in totaliteit betaalbaar moet blijven. Dat zal altijd zo zijn en blijven. Daarom moeten we zoeken naar een formule waarbij we komen tot een win/win-situatie. Als het bedrijfsleven studenten opneemt, waarbij studenten volledig vrijblijvend en volledig op kosten van een bedrijf hun opleiding kunnen voltooien, dan lijkt mij dat geens-
zins realistisch. Wel zie ik mogelijkheden in een duo-loopbaan waarbij mensen een carrière gedeeltelijk in de industrie en gedeeltelijk in het onderwijs doorbrengen.’ ‘Dit kan ik alleen maar ondersteunen’, vervolgt Van Harten. ‘Bovendien, wat we in het verleden hebben gezien, is geen projectie van de toekomst. Veertig jaar geleden hadden we bij Dow een bedrijfsschool om mensen op te leiden. Vanaf het moment dat het aanbod op de arbeidsmarkt voldoende was, is de bedrijfsschool geoutsourced naar een reguliere opleiding. In de toekomst zullen we naar verwachting opnieuw een schaarste op de arbeidsmarkt krijgen. Als we in de toekomst goede werknemers willen krijgen, zullen de inspanningen om gekwalificeerde mensen aan te trekken veeleer worden zoals die in het verleden waren. Dat is een win voor het bedrijfsleven, maar het vraagt ook vanuit het onderwijs aanpassingen om hierop in te spelen en om daar gezamenlijk iets van te maken.’
Pilotencontracten ‘Hier komt helaas nog bij dat we ons moeten realiseren dat op de arbeidsmarkt in de volle breedte een arbeidstekort zal optreden’, vult Zijlstra aan. ‘Alle sectoren zijn op
zoek naar mensen, denk bijvoorbeeld aan de zorgsector. Wie daarheen gaat, gaat niet naar de chemische industrie. Je moet jongeren daarom op de één of andere manier aan je proberen te binden.’ Zijlstra noemt hierbij de zogenaamde pilotencontracten als voorbeeld, waarbij een luchtvaartmaatschappij de studiekosten betaalt als een student daarvoor in de plaats een aantal jaar voor de luchtvaartmaatschappij komt werken. Dit systeem heeft gezorgd voor voldoende aanwas van studenten. ‘In de toekomst willen we studenten vragen een hogere bijdrage te leveren om hun studie te betalen’, vervolgt Zijlstra. ‘Als bedrijven zeggen dat ze arrangementen kunnen aanbieden en een deel van de studiekosten kunnen opvangen en een deel van de opleiding in het bedrijf kunnen doen, is het logisch dat daar een verplichting voor de betreffende student aan vast hangt. MBO en HBO zijn zeer bereid die route te lopen, maar het vergt een nieuw soort denken.’ Van Harten vindt het een goed idee maar heeft meteen een kanttekening: ‘Er is een veel groter aanbod om vliegenier te worden dan om in de industrie te werken.’ Smets is minder enthousiast over een dergelijk engagement tussen student en 19
CHEMVISION 2011
industrie. ‘Het onderwijs moet mensen breed opleiden en studenten moeten hun eigen keuze kunnen maken. Bij een stage tijdens een opleiding wanneer studenten nog leerplichtig zijn, kun je niet van hen verwachten meteen een commitment met een bedrijf aan te gaan. Anders is het wanneer ze na hun opleiding een interne specifieke bedrijfsopleiding genieten.’ De komende jaren voorziet Smets nog een heel ander probleem. Door hogere studiegelden in Nederland komen mogelijk meer Nederlandse studenten in Vlaanderen studeren en niet iedereen blijft in Vlaanderen. Smet: ‘Wij investeren in een samenleving die geografisch is afgebakend, veel geld in opleiding van mensen. Maar in de toekomst gaan we veeleer naar een individuele samenleving, waarbij de afgestudeerden mogelijk naar het buitenland vertrekken, naar de Verenigde Staten, Azië of Japan. We moeten ons de vraag stellen hoe lang we dat kunnen blijven doen. Dat zal een debat zijn dat we binnen vijf, tien jaar zullen voeren.’
Mentaliteit Op dit moment is het echter vooral belangrijk om jongeren te laten kiezen voor bètarichtingen. Jongeren strikken voor een pilotenopleiding is gemakkelijker dan voor een opleiding in de chemische industrie. Daarnaast, als je een scholier vraagt wat hij later wil worden, antwoordt deze vaak ‘manager’, waarna hij kiest voor administratieve, commerciële vakken. Zijlstra: ‘Eén van de zaken die je moet triggeren is dat ze zien dat er een heel goede beroepslijn ligt in de chemie en andere bètavakken. De toplui van
alle grote Nederlandse bedrijven zijn bèta’s. Als je echt enorme carrière wil gaan maken, moet je voor een bètarichting kiezen. Dat moet je promoten.’ In Vlaanderen is het beeld van bèta-beroepen gelijkaardig. Smets vroeg onlangs aan jongeren op een technologiedag wie techniek wil gaan studeren. Hier werd amper positief op gereageerd. ‘Dan gaan we inspanningen moeten doen en hard moeten werken’, was het spontane antwoord van de jonge generatie. Smets: ‘De jonge generatie zou moeten ophouden met te denken dat alles vanzelfsprekend is. Men is vergeten dat er erg hard is gewerkt door een generatie vóór hen. We moeten de ingesteldheid van de samenleving waar alles meteen moet gebeuren, zien om te buigen. We zullen de mentaliteit moeten veranderen. Iedereen bevestigt voortdurend de vooroordelen dat het beter is om met een witte boord te werken dan met een blauwe. Mensen zijn niet goed geïnformeerd. Concreet betekent dit dat we, om tot een mentaliteitsverandering te komen, in Vlaanderen alleszins het onderscheid tussen bedienden en arbeiders moeten afschaffen. ’ Een ander punt is dat de keuze van jongeren vaak wordt bepaald door de ouders of sterker nog, door de buurvrouw van de ouders, stelt Smets. ‘Wat zal de buurvrouw zeggen als mijn zoon in het technisch zit en die van haar volgt het algemeen secundair onderwijs? We moeten proberen die mentaliteit om te buigen door het onderscheid tussen ASO, TSO en BSO (de algemene, technische en beroepsopleidingen, red.) af te schaffen en die keuze op 14jarige leeftijd te laten maken.’ Oosterlink:
‘Zolang dit niet tot een niveauverlaging leidt, is dat prima. De bollebozen moeten voldoende worden uitgedaagd. Er zijn topscholen voor cultuur en sport. Waarom geen topscholen voor wetenschap?’ Smets wil zeker naar die mogelijkheden kijken.
Profileren ‘Tot slot moeten we een pact met de media afsluiten’, gaat Smets verder. Het dierenprogramma Dieren in nesten heeft ertoe geleid dat er nu veel dierenverzorgers zijn. De aaibaarheidsfactor heeft een onmiddellijke neerslag op de instroom. Daarom moeten we via de media op een onbewuste en indirecte manier de mentaliteit van de mensen wijzigen en hen laten interesseren voor techniek.’ Luystermans: ‘Technische beroepen hebben nog steeds de connotatie van minderwaardig te zijn. Zelfs bij industriële ingenieurs, die steeds worden vergeleken met burgerlijk ingenieurs, is dit zo. Het tweede aspect is dat de perceptie van de beroepen – ze zijn moeilijk, gevaarlijk, lastig of eenzijdig – moet veranderen.’ ‘De beeldvorming moet anders’, beaamt Van Harten. ‘Boer zoekt vrouw is een erg populair tv-programma, misschien is dat concept om te vormen tot chemie. Nee, even serieus. De media beïnvloedt die beeldvorming enorm. We moeten als sector positief in de publiciteit komen, op televisie maar ook via sociale media. Het zijn voor ons industrie geen gemakkelijk bewandelde paden, maar we moeten naar buiten komen en ons profileren. We zijn niet de industrie van het verleden maar van de toekomst, en dat moeten we uitstralen.’ ▲ 21
CHEMVISION 2011 ADVERTORIAL
Meehelpen aan beterschap patiënten Wie bij Janssen Pharmaceutica gaat werken, helpt mee aan het genezingsproces van patiënten. Dat geldt voor elke functie bij het bedrijf; van onderzoeker, financieel analist, ingenieur tot ICT’er. Deze gerichte boodschap brengt de onderneming naar de arbeidsmarkt om nieuw talent aan te trekken. ‘Het is vandaag de dag niet meer zo evident om gekwalificeerd personeel te vinden, dus moeten we heel gerichte acties uitvoeren’, zegt Gert Quintiens, Sr. Manager Recruitment & Staffing bij Janssen Pharmaceutica. Teus Molenaar Het farmaceutisch bedrijf – met een campus in de buurt van Antwerpen – ontdekt, ontwikkelt en vermarkt geneesmiddelen voor patiënten. Dat gebeurt op de terreinen neurowetenschappen, infectieziekten, immunologie, oncologie en cardiovasculaire aandoeningen. Daarbij richt de onderneming zich op geneesmiddelen die ziektebeelden kunnen verminderen of oplossen waarvoor nu geen middelen voorhanden zijn. Daarmee loopt het bedrijf voortdurend op onontgonnen terrein. Dat vraagt knappe koppen die veel van scheikunde en het menselijk lichaam weten. ‘Natuurlijk hebben we die wetenschappers nodig, maar niet alleen zij dragen bij aan het succes. Iedereen binnen het bedrijf is nodig om die producten te ontwikkelen en te vermarkten. De laborant, de productieoperator, de marketeer, de onderhoudsmanager, de afdeling personeelszaken, echt iedereen draagt zijn steentje bij. Die boodschap willen we overbrengen aan de markt; wie bij Janssen Pharmaceutica werkt, helpt mee aan het welbevinden van patiënten. Daar kun je trots op zijn’, legt Quintiens uit.
De komende tien jaar zal de arbeidsmarkt drastisch veranderen. De bevolking wordt ouder, terwijl het arbeidspotentieel in Nederland volgens het CBS met 200.000 personen vermindert. Die situatie is in België niet anders. ‘We merken nu al dat het moeilijk is om aan gekwalificeerd personeel te komen’, stelt Quintiens.
Wezenlijke bijdrage Janssen Pharmaceutica laat het niet bij de vaststelling dat er schaarste is op de arbeidsmarkt, maar probeert met man en macht talent binnen te halen en aan zich te binden. Enerzijds door de algemene campagne dat iedereen bij Janssen een impact heeft op het leven van patiënten, anderzijds door gericht met concrete vacatures op specifieke terreinen naar de arbeidsmarkt te gaan. ‘Meewerken aan levensreddende geneesmiddelen is een boeiend verhaal voor nieuw talent dat wij proberen te werven, maar evenzeer voor het bestaande personeel. Elke persoon levert immers een essentiële bijdrage.’ Het is moelijk in te schatten wat de impact is van het niet kunnen invullen van vacatures, vertelt Quintiens, maar dat dit een rem
op de bedrijfsontwikkeling zet, staat wel vast. Daarom zijn niet alleen mensen met ervaring of de afgestudeerden in het vizier, maar ook de schoolgaande jeugd. ‘Wij hebben jaarlijks een paar honderd stagiairs in dienst. Dat aanbod gaan we versterken. Wij willen de stagiairs een uitdaging bieden, zodat zij op een uitdagende manier hun stage kunnen volbrengen en met een warm en verrijkt gevoel aan Janssen Pharmaceutica denken.’ Quintiens heeft nog meer uit de kast gehaald om talent binnen te halen en verder te ontwikkelen. Binnen de Belgische federatie van de chemiesector, essenscia, heeft Janssen Pharmaceutica meegewerkt aan de Creativiteitsmarathon. Dit is een manier om studenten uit het middelbaar onderwijs bij de sector te betrekken. De opdracht van Janssen Pharmaceutica was een alternatief te bedenken voor de bijsluiter. ‘Daarmee laat je tegelijk zien dat we niet alleen chemici nodig hebben; we hebben ook creatieve geesten nodig. We zullen in de toekomst verder inzetten op dergelijke initiatieven om de studenten warm te maken voor een “studie” die aansluit bij onze activiteiten. ▲ 23
CHEMVISION 2011
Zachte mijmeringen Je zou het niet meteen verwachten, maar de landverscheurende politieke miserie in België heeft ook een positieve kant. Een Belgische mens durft namelijk plots meer oog te hebben voor de aangename neveneffecten van een ander volk in onze contreien; de Nederlanders. We verklaren ons nader. Het Chemvision-congres verkaste dit jaar naar de ietwat pompeuze zalen in het hart van de Antwerpse Zoo, een niet weinig prestigieuze locatie, voor een strak programma rond “The battle for talent” in de Rijn/Schelde-delta. Hoe studenten lokken naar de chemiesector, was het heikele hoofdthema. Het nijpende personeelstekort aan beide zijden van de grens werkt belemmerend voor chemiebedrijven, en geen betere aanleiding dan het Internationale Jaar van de Chemie om in te zoomen op de problematiek. Dat die de sector na aan het hart ligt, bewees de opkomst. Er was beduidend meer volk dan bij de vorige editie in Mechelen, met ruwweg twee derde Vlamingen en een derde Nederlanders. Die opkomst was er mede dankzij een aantal Nederlandse en Vlaamse chemiebedrijven die zeven jaar geleden afspraken maakten om elkaar regelmatig te zien. Doel was om te zorgen voor een sterkere verankering van de chemische sector in de Delta. Na een zevenjarig bestaan – een kritisch getal in ieder huwelijk – traden ze wat actiever op de voorgrond en waren ze een belangrijke partij in het opstellen van het programma en het uitnodigen van mensen. De tijd van daden in plaats van woorden lijkt voor de chemische industrie aangebroken. De Nederlandse bezoekers leken toch lichtjes argwanend en ontheemd te zijn op de namiddagvullende happening. Ook ondergetekende had het er even knap lastig mee. Vooral omdat ook de ster van de vorige editie, de weinig zoetgevooisde Petrochem-hoofdredacteur Wim Raaijen, slechts discreet langs de zijlijnen opereerde. Het Chemvision-gebeuren was mij daardoor allemaal net iets te braaf. Weg was het kluwen van elkaar overlappende masterclasses. Dat zorgde vorige jaren voor diverse insteken, nieuwe pistes en de nodige animositeit. En ook voor het heerlijk zenuwachtige, knagende gevoel van “hopelijk heb ik niets gemist uit de andere klasjes”. De ogenschijnlijk brave borsten als Gernot Klotz van CEFIC en ererector André Oosterlinck van de KU Leuven kregen er de schwung niet in. Dat trendwatcher Herman Konings uit een ander vaatje tapte en de lachers op z’n hand had, had er nog aan moeten mankeren. Gelukkig kregen we na de brave inspiratiesessies een opsteker. Dat was deels te danken aan Vlaams minister van Onderwijs Pascal Smet, maar ook aan diens minstens even welbespraakte Nederlandse collega Halbe Zijlstra. Nooit eerder hebben we het een excellentie horen hebben over een lulletje rozenwater, of met z’n allen ingekakt zijn. Wat een wondere woordenschat toch. Kortom, een man naar mijn hart. Het vormde de ideale aanzet tot zachte mijmeringen over de masterclass van vorig jaar over de cultuurverschillen tussen Belgen en Nederlanders. Die zijn naar het schijnt erg groot en staan een nauwere samenwerking binnen de Rijn/Schelde-delta soms danig in de weg. Hoewel de Nederlanders en Vlamingen naar elkaar toe lijken te trekken, verwacht ik in de toekomst toch enigszins een nieuwe twist of battle. Zijlstra wil hogere studielasten doorvoeren zodat de student meer moet betalen, terwijl de Vlaamse overheid een hoop geld blijft pompen in jongeren en het opleidingensysteem. Een Nederlandse invasie lijkt op komst, terwijl Vlaamse jongeren misschien juist genoeg hebben van het Vlaamse politieke geharrewar en zo snel mogelijk na hun studie de wereld willen veroveren. En ik mijmerde verder weg, met de nodige hartenpijn, naar die andere masterclass van vorig jaar met reclamegoeroe Guillaume Van der Stighelen, die we bij deze bijzonder veel sterkte toewensen na het recente persoonlijke drama. Life’s too short, zei een (Britse) hoofdredacteur me ooit. Soms hebben zulke oneliners een wrange bijklank. Wat brengt Chemvision ons volgend jaar? Wordt de chemische industrie mondiger en daadkrachtiger, en vliegen de discussies je volgend jaar opnieuw om de oren? En schuift de locatie nog verder op naar het noorden? Van Mechelen naar Antwerpen, naar een plek net over de grens in Nederland? Ik maak alvast graag hier en nu de afspraak. Tot dan. Bert Lauwers, journalist Trends
24